Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51998PC0480(02)

Voorstel voor een Richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 95/18/EG betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen

/* COM/98/0480 def. - SYN 98/0266 */

PB C 321 van 20/10/1998, p. 8 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

51998PC0480(02)

Voorstel voor een Richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 95/18/EG betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen /* COM/98/0480 def. - SYN 98/0266 */

Publicatieblad Nr. C 321 van 20/10/1998 blz. 0008


Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 95/18/EG betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen (98/C 321/06) (Voor de EER relevante tekst) COM(1998) 480 def. - 98/0266(SYN)

(Door de Commissie ingediend op 29 september 1998)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 75,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,

Overeenkomstig de procedure van artikel 189 C van het Verdrag, in samenwerking met het Europees Parlement,

(1) Overwegende dat Richtlijn 91/440/EEG van de Raad van 29 juli 1991 betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap (1) in het internationaal spoorwegvervoer in bepaalde toegangsrechten voor spoorwegondernemingen en internationale samenwerkingsverbanden daarvan voorziet;

(2) Overwegende dat met het oog op een betrouwbare en adequate dienstverlening dient te worden gewaarborgd dat de spoorwegondernemingen te allen tijde aan bepaalde eisen inzake goede naam, financiële draagkracht en beroepsbekwaamheid voldoen teneinde cliënten en derden te beschermen, en hun diensten overeenkomstig een hoge veiligheidsnorm aanbieden;

(3) Overwegende dat, om eenvormige, niet-discriminerende toepassing van de toegangsrechten tot de spoorweginfrastructuur in de gehele Gemeenschap te waarborgen, bij Richtlijn 95/18/EG van de Raad (2) voor spoorwegondernemingen die de in artikel 10 van Richtlijn 91/440/EEG bedoelde diensten verlenen, een vergunning is ingesteld; dat deze vergunning voor de exploitatie van zulke diensten verplicht en in de gehele Gemeenschap geldig is;

(4) Overwegende dat, aangezien sommige lidstaten ruimere toegangsrechten hebben vastgesteld die verder reiken dan Richtlijn 91/440/EEG, waarborging van eerlijke, doorzichtige en niet-discriminerende behandeling van alle spoorwegondernemingen die in deze markt mogen opereren, noodzakelijk lijkt door de bij de richtlijn vastgestelde beginselen voor vergunningverlening tot alle in de sector actief zijnde ondernemingen uit te breiden;

(5) Overwegende dat overeenkomstig het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel, zoals vervat in artikel 3 B van het Verdrag, de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk de vaststelling van de hoofdbeginselen voor de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen en de wederzijdse erkenning van die vergunningen in de gehele Gemeenschap, onvoldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt wegens de duidelijk internationale dimensie die aan de verlening van die vergunningen verbonden is, en kunnen derhalve om redenen van de transnationale implicaties ervan beter door de Gemeenschap worden verwezenlijkt; dat deze richtlijn niet verder gaat dan hetgeen daartoe nodig is;

(6) Overwegende dat dient te worden bepaald dat vervoersverrichtingen in de vorm van pendeldiensten voor wegvoertuigen door de Kanaaltunnel en reizigersdiensten die uitsluitend op een lokaal, op zichzelf staand net of door middel van trams of sneltrams worden verleend, van het toepassingsgebied van Richtlijn 95/18/EG zijn uitgesloten, hetgeen ook voor spoorwegondernemingen geldt die louter hun eigen goederenvervoerdiensten verrichten op een uitsluitend voor dat doel dienend net;

(7) Overwegende dat de communautaire voorwaarden voor toegang tot of doorvoer naar de spoorweginfrastructuur door andere bepalingen van de communautaire wetgeving zullen worden geregeld;

(8) Overwegende dat Richtlijn 95/18/EG dienovereenkomstig dient te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 95/18/EG wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 1 komt te luiden:

"Artikel 1

1. Deze richtlijn betreft de criteria voor de verlening, verlenging of wijziging, door een lidstaat, van vergunningen, die voor in de Gemeenschap gevestigde of nog te vestigen spoorwegondernemingen bestemd zijn.

2. Spoorwegondernemingen die op lokale, op zichzelf staande netten reizigersdiensten of die met gebruikmaking van, bijvoorbeeld, trams of sneltrams stads- en voorstadsreizigersdiensten exploiteren, zijn van het toepassingsgebied van deze richtlijn uitgesloten. Spoorwegondernemingen die hun eigen goederenvervoerdiensten op een uitsluitend daartoe dienend net verrichten, zijn van het toepassingsgebied van deze richtlijn uitgesloten.

3. Spoorwegondernemingen en internationale samenwerkingsverbanden, waarvan de bedrijfsactiviteit is beperkt tot pendeldiensten voor het vervoer van wegvoertuigen door de Kanaaltunnel, zijn eveneens van het toepassingsgebied van deze richtlijn uitgesloten.

4. Een vergunning geldt voor het gehele grondgebied van de Gemeenschap."

2. Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a) Punt a) komt te luiden:

"a) spoorwegonderneming: iedere privaat- of publiekrechtelijke onderneming, waarvan het bedrijf in de verlening van spoorwegvervoerdiensten voor goederen en/of voor reizigers bestaat, waarbij die onderneming voor de tractie moet zorgen;"

b) Punt d) wordt geschrapt.

3. Artikel 3 komt te luiden:

"Artikel 3

Elke lidstaat wijst de instantie aan die voor de vergunningverlening en voor het uitvoeren van de verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn verantwoordelijk is. De vergunningverlening geschiedt door een instantie die zelf geen vervoerdiensten per spoor verleent en die onafhankelijk is van instanties of ondernemingen die wél zulke diensten verlenen.".

Artikel 2

De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk één jaar na de inwerkingtreding ervan aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

(1) PB L 237 van 24.8.1991, blz. 25.

(2) PB L 143 van 27.6.1995, blz. 70.

Top