EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51998PC0306(01)

Voorstel voor een beschikkingen van de Raad tot vaststelling van een specifiek programma (Euratom) voor onderzoek en onderwijs op het gebied van «Behoud van het ecosysteem» (1998-2002)

/* COM/98/0306 def. - CNS 98/0187 */

PB C 236 van 28/07/1998, p. 10 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

51998PC0306(01)

Voorstel voor een beschikkingen van de Raad tot vaststelling van een specifiek programma (Euratom) voor onderzoek en onderwijs op het gebied van «Behoud van het ecosysteem» (1998-2002) /* COM/98/0306 def. - CNS 98/0187 */

Publicatieblad Nr. C 236 van 28/07/1998 blz. 0010


Voorstel voor een beschikking van de Raad tot vaststelling van een specifiek programma (Euratom) voor onderzoek en onderwijs (1998-2002) op het gebied van "Behoud van het ecosysteem"

(98/C 236/08) (Voor de EER relevante tekst) COM(1998) 306 def. - 98/0187(CNS)

(Door de Commissie ingediend op 10 juni 1998)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom), inzonderheid op artikel 7,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,

Overwegende dat de Raad bij Besluit nr. . . ./. . ./Euratom het vijfde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) (hierna "vijfde kaderprogramma") voor activiteiten op het gebied van onderzoek en onderwijs (hierna "ODO") heeft vastgesteld voor de periode 1998-2002, waarin onder meer de activiteiten zijn omschreven die moeten worden uitgevoerd op het gebied van het behoud van het ecosysteem;

Overwegende dat in artikel 3 van het kaderprogramma is bepaald dat het kaderprogramma ten uitvoer wordt gelegd door middel van specifieke programma's die worden vastgesteld overeenkomstig artikel 7 van het Verdrag; dat in elk specifiek programma de nadere bepalingen voor de uitvoering ervan, de looptijd en de noodzakelijk geachte middelen worden vastgesteld;

Overwegende dat de Commissie, overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Besluit 94/268/Euratom van de Raad (1) betreffende het vierde kaderprogramma voor communautaire activiteiten op het gebied van onderzoek en onderwijs voor de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) (1994-1998) en artikel 4, lid 2, van de beschikkingen van de Raad betreffende de specifieke programma's waarmee het vierde kaderprogramma ten uitvoer wordt gelegd, een externe evaluatie heeft laten uitvoeren die zij samen met haar conclusies en opmerkingen heeft doen toekomen aan het Europees Parlement, de Raad en het Economisch en Sociaal Comité,

Overwegende dat, overeenkomstig artikel 7 van het Verdrag, Besluit . . ./. . ./Euratom van de Raad van . . . betreffende de regels inzake de deelneming van ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten ter uitvoering van het vijfde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) (hierna "regels voor deelneming") op dit specifiek programma van toepassing is en de deelneming van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek aan de onder dit programma vallende werkzaamheden onder contract mogelijk maakt;

Overwegende dat bij de tenuitvoerlegging van dit programma activiteiten op het gebied van internationale samenwerking met derde landen of internationale organisaties, inzonderheid op basis van artikel 101 van het Verdrag wenselijk kunnen zijn;

Overwegende dat de tenuitvoerlegging van dit programma tevens activiteiten en mechanismen behelst ter stimulering, verspreiding en exploitatie van de resultaten van ODO alsmede stimuleringsactiviteiten met betrekking tot de mobiliteit en de opleiding van onderzoekers;

Overwegende dat, overeenkomstig de doelstellingen van het eerste actieplan voor innovatie, de onderzoekactiviteiten van het vijfde kaderprogramma meer gericht moeten zijn op innovatie;

Overwegende dat de tenuitvoerlegging van het JET-project (Joint European Torus) is toevertrouwd aan de gemeenschappelijke onderneming Joint European Torus (JET), opgericht bij Besluit 78/471/Euratom (2);

Overwegende dat enerzijds de stand van zaken bij de uitvoering van dit programma moet worden onderzocht met het oog op de eventuele aanpassing ervan aan de wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen; dat anderzijds door onafhankelijke deskundigen te gelegener tijd een evaluatie moet worden gemaakt van de verwezenlijkingen van het programma;

Overwegende dat het Wetenschappelijk en Technisch Comité is geraadpleegd,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

Overeenkomstig artikel 3, lid 1, van het vijfde kaderprogramma wordt het specifiek programma met betrekking tot het thema "Behoud van het ecosysteem" (hierna "specifiek programma" vastgesteld voor de periode van [datum van goedkeuring van dit programma] tot 31 december 2002.

Artikel 2

1. Overeenkomstig artikel 2 van het vijfde kaderprogramma wordt voor de uitvoering van het specifiek programma een bedrag noodzakelijk geacht van 1 141 miljoen ECU, waarvan hoogstens 13 % voor de administratieve uitgaven van de Commissie.

2. Een indicatieve verdeling van dit bedrag is opgenomen in bijlage I.

3. Van dit bedrag is

- 375 miljoen ECU bestemd voor de periode 1998-1999,

- 766 miljoen ECU voor de periode 2000-2002.

Dit laatste cijfer kan worden aangepast onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3, lid 3, van het vijfde kaderprogramma.

4. De begrotingsautoriteit stelt, met inachtneming van de in deze beschikking vastgelegde wetenschappelijke en technologische doelstellingen en prioriteiten, voor elk begrotingsjaar de kredieten vast afhankelijk van de beschikbaarheid van de in het kader van de meerjarige financiële vooruitzichten toegewezen middelen.

Artikel 3

1. De grote lijnen, de wetenschappelijke en technologische doelstellingen van het specifiek programma en de daarmee samenhangende prioriteiten zijn opgenomen in bijlage II. Zij zijn bepaald overeenkomstig de fundamentele beginselen en de drie categorieën selectiecriteria als uiteengezet in bijlage I bij het vijfde kaderprogramma.

2. Overeenkomstig deze beginselen en criteria worden de selectiecriteria als uiteengezet in artikel 9 van de regels voor deelneming toegepast bij de selectie van de te verrichten ODO-werkzaamheden.

Bij de tenuitvoerlegging van het programma worden, ook in het werkprogramma als bedoeld in artikel 5, lid 1 al deze criteria in acht genomen, al kunnen daarin verschillende afwegingen worden gemaakt.

3. De regels voor deelneming zijn op het specifiek programma van toepassing.

4. De voorwaarden voor de financiële deelneming van de Gemeenschap aan het specifiek programma zijn omschreven in artikel 4 van het vijfde kaderprogramma.

5. De ODO-werkzaamheden onder contract van het specifiek programma zijn omschreven in bijlage III van het vijfde kaderprogramma.

Nadere bepalingen voor de uitvoering van het specifiek programma worden uiteengezet in bijlage III.

Artikel 4

Aan de hand van de criteria van artikel 3 en de wetenschappelijke en technologische doelstellingen en prioriteiten van bijlage II

a) onderzoekt de Commissie de stand van zaken bij de uitvoering van het specifiek programma en dient zij in voorkomend geval voorstellen tot aanpassing ervan in, overeenkomstig artikel 5, lid 1 van het vijfde kaderprogramma,

b) laat zij de externe evaluatie uitvoeren als bedoeld in artikel 5, lid 2, van het vijfde kaderprogramma met betrekking tot de werkzaamheden die worden verricht op de onder het specifiek programma vallende gebieden.

Artikel 5

1. De Commissie stelt een werkprogramma op met:

a) de inhoud van bijlage II,

b) het indicatieve tijdschema voor de tenuitvoerlegging van het specifiek programma,

c) bepalingen inzake de coördinatie als aangegeven in bijlage III,

d) en indien nodig de selectiecriteria alsmede de toepassingswijze ervan voor alle ODO-werkzaamheden onder contract.

Het werkprogramma wordt in voorkomend geval bijgewerkt.

2. Ter uitvoering van de ODO-werkzaamheden onder contract start de Commissie, op basis van het werkprogramma, de procedures als bedoeld in de regels voor deelneming, hoofdzakelijk door middel van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen.

Artikel 6

1. De Commissie wordt belast met de uitvoering van dit specifiek programma.

2. Voor de tenuitvoerlegging van dit programma wordt de Commissie bijgestaan door een raadgevend comité. De samenstelling, de procedures en de werking van dit comité zijn vastgelegd in Besluit 84/338/Euratom, EGKS, EEG van de Raad (3) inzake raadgevende comités voor beheer en coördinatie voor wat de aspecten in verband met kernsplijting betreft, en in het besluit van de Raad van 16 december 1980 inzake het raadgevend comité voor het fusieprogramma voor wat de aspecten in verband met kernfusie betreft.

Artikel 7

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

(1) PB L 115 van 6.5.1994, blz. 31. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 96/253/Euratom (PB L 86 van 4.4.1996, blz. 72).

(2) PB L 151 van 7.6.1978, blz 10.

Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 96/305/Euratom (PB L 117 van 14.5.1996, blz 9).

(3) PB L 177 van 4.7.1984, blz. 25.

BIJLAGE I

INDICATIEVE VERDELING VAN HET BEDRAG

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE II

GROTE LIJNEN, WETENSCHAPPELIJKE EN TECHNOLOGISCHE DOELSTELLINGEN EN PRIORITEITEN

INLEIDING

De beschikbaarheid van stabiele, duurzame en concurrerende energiebronnen is een voorwaarde voor economische groei, welvaart en de kwaliteit van het leven in de geïndustrialiseerde wereld. Als gevolg van de aspiraties van en de economische vooruitgang in de ontwikkelingslanden zal de wereldvraag naar energie sterk stijgen met gevolgen voor de brandstofprijzen en gezondheids- en milieueffecten. Op middellange termijn zal in een groot deel van de toegenomen wereldvraag worden voorzien met fossiele brandstoffen, waardoor de problemen in verband met de verzuring van het milieu regionaal zullen toenemen en de emissie van kooldioxide wereldwijd zal stijgen. Deze problemen kunnen alleen door middel van internationaal overleg worden beperkt. Energiebesparing en meer gebruik van duurzame energiebronnen zullen helpen, maar de invloed zal op korte en middellange termijn beperkt zijn en op lange termijn zullen dergelijke maatregelen op zich ontoereikend zijn.

Gezien de verwachte toename van de vraag naar energie zal het ook in de toekomst nodig zijn alle potentiële bronnen te blijven benutten. Op grond van strategische overwegingen wordt echter de voorkeur gegeven aan het gebruik van energiebronnen die een grotere duurzaamheid bieden en die minder gezondheids- en milieueffecten hebben. Kernenergie heeft het potentieel om Europa en stabiele en volledig duurzame elektriciteitsvoorziening te bieden tegen een concurrerende prijs.

Strategisch doel van het programma

De activiteiten in dit programma worden waar nodig nauw gecoördineerd met die van het programma van eigen werkzaamheden van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek dat is opgenomen in het vijfde Euratom-kaderprogramma voor activiteiten op het gebied van onderzoek en onderwijs.

Dit programma moet ertoe bijdragen het volledige potentieel van kernenergie te realiseren, zowel door de bestaande technologieën veiliger en economischer te maken als door nieuwe veelbelovende concepten te verkennen. Het programma omvat drie duidelijk gescheiden onderdelen:

- Een kernactiviteit beheerste kernfusie die tot doel heeft de grondslagen te leggen voor de eventuele bouw van een experimentele reactor en de basisconcepten en technologieën te ontwikkelen die op lange termijn voor de reactor vereist zijn.

- Een kernactiviteit kernsplijting die tot doel heeft de veiligheid van nucleaire installaties in Europa te verhogen en de bescherming van de werknemers en het publiek te verbeteren, problemen in verband met het beheer en de definitieve opberging van afvalstoffen op te lossen en het concurrentievermogen en de aanvaardbaarheid van de Europese nucleaire industrie te verbeteren.

- Generieke activiteiten in verband met onderzoek en technologische ontwikkeling die tot doel hebben de Europese kennis en deskundigheid op verschillende gebieden te consolideren en te ontwikkelen om de voorwaarden te scheppen voor een veilig en concurrerend gebruik van kernsplijting en voor andere industriële en medische toepassingen van ioniserende straling en het beheer van straling van natuurlijke oorsprong.

Terwijl het onderzoek in verband met kernfusie op Europees niveau al volledig geïntegreerd is, is op het gebied van de kernsplijting in de toekomst meer en effectievere integratie van het onderzoek nodig.

a) KERNACTIVITEITEN:

i) Beheerste kernfusie

Doelstellingen en OTO-prioriteiten

In het kader van de in het vijfde kaderprogramma uiteengezette strategie zal de bijdrage van fusie aan de schone en veilige opwekking van elektriciteit onder de loep worden genomen in een ruimer verband waarbij studies worden verricht van de sociaal-economische aspecten van kernfusie. Deze kernactiviteit omvat tevens de mobiliteit en opleiding van wetenschappelijk en technisch personeel, de verspreiding van de resultaten en de voorlichting van het publiek. Tijdens het vijfde kaderprogramma wordt bij de tenuitvoerlegging van de strategie uitgegaan van drie hoofdlijnen:

- Voortzetting van reeds aangevangen onderzoek: De activiteiten op het gebied van de fysica en technologie van kernfusie zijn erop gericht om, met name in de associaties, JET en de Europese industrie, de mogelijkheden te ontwikkelen om een experimentele reactor te ontwerpen; de Europese deelname aan de activiteiten in verband met het engineeringontwerp (EDA) van ITER wordt voortgezet met het oog op de eventuele bouw ervan.

Onderzoekprioriteiten: voltooiing van het ontwerp, van de prototypetests en van het ondersteunend onderzoek; voltooiing van de technische specificaties van de uitrusting; consolidering van de vereiste wetenschappelijke basis; afronding van het bedrijf van JET op vol vermogen (na de beëindiging van de gemeenschappelijke onderneming JET in december 1999 moeten de installaties worden geëxploiteerd door teams van met Euratom geassocieerde organisaties.)

- Verbetering van concepten: De activiteiten op het gebied van de fysica hebben tot doel de basisconcepten van fusiemachines te verbeteren.

Onderzoekprioriteiten: bouw, exploitatie en verbetering van experimentele machines waartoe in het vorige kaderprogramma is besloten en modernisering van andere bestaande machines; diagnostiek- en besturingsinstrumenten voor fusieplasma's: verder theoretisch onderzoek; onderzoek naar de bediening van een fusiemachine op afstand; naast kernfusie met magnetische opsluiting coördinatie in het kader van technologiebewaking van de nationale niet-militaire onderzoekactiviteiten in verband met traagheidsopsluiting en de eventuele ontwikkeling van nieuwe concepten.

- Langetermijntechnologie: De activiteiten op technologiegebied hebben tot doel op langere termijn voorbereidingen te treffen voor de demonstratiereactor (DEMO).

Onderzoekprioriteiten: ontwikkeling van tritiumkweekmantels en een referentie-constructiemateriaal voor de bouw van modules die relevant zijn voor DEMO; verkennend onderzoek naar geavanceerde materialen met een lage activering en stralingsbestendige materialen voor DEMO; nieuwe beoordeling van veiligheids- en milieuaspecten; analyse van sociaal-economische aspecten van kernfusie; conceptuele studie van een referentieontwerp van DEMO.

ii) Kernsplijting

Doelstellingen en OTO-activiteiten

Belangrijkste doelstellingen zijn bij te dragen aan het waarborgen van de veiligheid (1) van nucleaire installaties in Europa, de bescherming van de werknemers en het publiek en veilig en doeltreffend beheer en definitieve opberging van radioactieve afvalstoffen, verbetering van de concurrentiepositie van de Europese nucleaire industrie en van de vooruitzichten op de wereldmarkten en verkenning van nieuwe, duurzame concepten die op langere termijn potentiële voordelen bieden wat betreft het rendement, de veiligheid, de gezondheid, en het milieu. Hoewel dit onderzoek hoofdzakelijk wetenschappelijk of technologisch gericht is, is er ook een belangrijke sociaal-economische dimensie. Een bijkomende doelstelling is door middel van onderwijs en opleiding bij te dragen aan de instandhouding van de grote deskundigheid en bekwaamheid op het gebied van de veiligheid van kernenergie in de Europese Unie.

- Bedrijfsveiligheid van bestaande installaties: Het onderzoek wordt geconcentreerd op maatregelen om de veiligheid van bestaande installaties te handhaven en te verbeteren, waarbij de nadruk ligt op de veiligheidsaspecten van de verlenging van de levensduur van de reactoren en strategieën voor het beheer van ernstige ongevallen.

OTO-prioriteiten: ontwikkeling van een gemeenschappelijke basis en gemeenschappelijke methoden om de veilige resterende levensduur te bepalen; verouderingseffecten op de integriteit van constructies en systemen; verbetering van inspectie- en monitoringsmethoden om de veiligheid te verbeteren en de beroepsmatige blootstelling te verlangen; modernisering van controlesystemen; strategieën om ernstige ongevallen te voorkomen en in te perken; mens/machine interface; veiligheidsorganisatie en -management.

- Veiligheid van de splijtstofkringloop: Het onderzoek wordt geconcentreerd op de ontwikkeling van een wetenschappelijke aanpak van het beheer en de opslag van radioactieve afvalstoffen, die zowel economisch als in een ruimer maatschappelijk verband aanvaardbaar is. Bovendien is het onderzoek gericht op de ontwikkeling van betere, vollediger, algemeen aanvaarde methoden voor de beoordeling en het management van de gehele splijtstofkringloop teneinde een betere basis te verschaffen voor de publieke besluitvorming, een betere inzet van de middelen mogelijk te maken, de invoering van betere veiligheidspraktijk te bevorderen en het vertrouwen van het publiek te vergroten.

OTO-prioriteiten: onderzoek naar een gemeenschappelijke benadering en een consensus over het beheer en de opberging van radioactieve afvalstoffen, waaronder het minimaliseren van de afvalstoffen en de toepassing van chemische scheiding en transmutatie; beproeving en demonstratie van de technische haalbaarheid van diepe geologische opberging in ondergrondse laboratoria, met inbegrip van het functioneren van de bergplaats en het langetermijngedrag van de onderdelen van de bergplaats; een gemeenschappelijk kader voor de beoordeling en het management van de veiligheid van de gehele splijtstofkringloop met inbegrip van de maatschappelijke aspecten; kwaliteitsborgingssystemen.

- Veiligheid en doelmatigheid van toekomstige systemen: Het onderzoek wordt gericht op de verbetering van de veiligheid en het concurrentievermogen van toekomstige installaties en de verkenning van innoverende of fundamenteel nieuwe concepten voor de opwekking van energie de voordelen bieden vanuit het oogpunt van kosten, veiligheid (met inbegrip van een beter beheer van de afvalstoffen en het gebruik van splijtbare materialen), duurzaamheid en vermindering van de risico's van oneigenlijk gebruik.

OTO-prioriteiten: kleinere, eenvoudiger reactoren "gemakkelijk te gebruiken"), innovatieve concepten voor reactoren en afvalbeheer; nieuwe splijtstoffen, met inbegrip van een beter gebruik van de splijtbare materialen; optimalisatie van de gehele splijtstofkringloop rekening houdend met gezondheids-, veiligheids- en milieueffecten; betere passieve veiligheidskenmerken en geavanceerde besturingssystemen; verlenging van de nuttige levensduur van materialen en uitrusting en vermindering van de behoefte aan inspectie en onderhoud.

- Stralingsbescherming: Het onderzoek wordt gericht op ondersteuning van de exploitanten en veiligheidsinstanties bij de bescherming van de werknemers en het publiek bij activiteiten in verband met de splijtstofkringloop, bij het beheer van nucleaire noodsituaties en bij de sanering van besmette omgevingen. Het onderzoek blijft strikt beperkt tot de doelstellingen van de kernactiviteit. Ter ondersteuning zal aanvullend onderzoek plaatsvinden met een algemener en fundamenteler karakter.

OTO-prioriteiten: geïntegreerd risicomanagement en optimalisering van de bescherming; risicobeheersing; real time monitoring van de blootstelling op de werkplek; beslissingsondersteuning; uitwisseling van informatie en monitoringstrategieën voor het management van noodsituaties; sanering en management op lange termijn van besmette omgevingen.

b) GENERIEKE ACTIVITEITEN IN VERBAND MET ONDERZOEK EN TECHNOLOGISCHE ONTWIKKELING

Doelstellingen en OTO-activiteiten

Doel is de Europese kennis en deskundigheid op het gebied van de stralingsbescherming te consolideren en verder te ontwikkelen teneinde de veiligheid en doelmatigheid van de toepassing van ioniserende straling in de industrie en de geneeskunde te handhaven en te verbeteren, natuurlijke stralingsbronnen beter te kunnen evalueren en managen en de ontwikkeling en toepassing van stralingsbeschermingsnormen te ondersteunen.

- Stralingsbescherming en gezondheid: Het onderzoek wordt gericht op een betere raming van de risico's die zijn verbonden aan een langdurige blootstelling aan lage doses ioniserende straling.

OTO-prioriteiten: biofysica en moleculaire biologie van de inductie, de reparatie en de gezondheidseffecten van DNA-beschadigingen; epidemiologie; behandeling van de gevolgen van blootstelling aan straling.

- Radioactieve stoffen in het milieu: Het onderzoek wordt geconcentreerd op meer inzicht in het gedrag van radioactieve stoffen in het milieu teneinde een gedegen strategie en goede praktijken te ontwikkelen voor het management van de gevolgen van natuurlijke en kunstmatige stralingsbronnen.

OTO-prioriteiten: radionuclidenflux in ecosystemen; indicatoren voor de kwetsbaarheid; conceptuele en methodologische grondslagen voor de sanering van besmette omgevingen.

- Medische en industriële toepassingen en natuurlijke stralingsbronnen: Het onderzoek wordt geconcentreerd op verbetering van de veiligheid en doelmatigheid van industriële en medische toepassingen van straling, op een betere evaluatie en management van de blootstelling aan natuurlijke stralingsbronnen en op conceptuele en methodologische vraagstukken in verband met de optimalisering van de stralingsbescherming.

OTO-prioriteiten: innoverende benaderingen op het gebied van de medische diagnostiek en op het gebied van de industriële toepassing van straling; optimalisatie van stralingsbescherming; management van de blootstelling aan natuurlijke stralingsbronnen; risicoperceptie en communicatie.

- Inwendige en uitwendige dosimetrie: Het onderzoek wordt geconcentreerd op betere methoden om de blootstelling te meten aan straling afkomstig van uitwendige bronnen of van nucliden in het lichaam en op de ontwikkeling van nieuwe monitoringtechnieken waarbij gebruik wordt gemaakt van de ontwikkelingen op het gebied van de materiaalwetenschappen en de digitale elektronica.

OTO-prioriteiten: dosimetrie van complexe stralingsvelden en radionucliden in het lichaam; retrospectieve dosimetrie; nieuwe monitoringtechnieken.

c) STEUN VOOR ONDERZOEKINFRASTRUCTUUR

De samenwerking in Europa tussen nucleaire onderzoekinstituten en tussen deze instituten en andere organisaties op nucleair gebied is tamelijk goed ontwikkeld. Met het oog op de huidige rationalisering en inkrimping van de middelen en doelstellingen van veel nationale nucleaire onderzoekprogramma's moet deze samenwerking worden geïntensiveerd. Een effectievere integratie en betere benutting van het onderzoek is nodig om het veilige gebruik van kernenergie in de toekomst te waarborgen en de concurrentiepositie van de Europese industrie op externe markten te handhaven.

Doelstellingen en activiteiten

Doel is het nucleaire onderzoek in de Unie verder te integreren, zodat de beschikbare middelen effectiever worden gebruikt om de Europese industrie een goede concurrentiepositie te bezorgen en om ervoor te zorgen dat nucleaire technologie ook in de toekomst veilig en maatschappelijk aanvaardbaar wordt gebruikt.

Grootschalige faciliteiten. De verdere toegang tot grootschalige faciliteiten is essentieel en kan worden bevorderd door gezamenlijk gebruik ervan en door samenwerkingsprogramma's. Gebieden die met prioriteit voor steun in aanmerking komen, zijn installaties voor onderzoek naar de aantasting van de reactorkern, het gedrag van de insluiting en materiaalbeproeving, versnellers, ondergrondse laboratoria voor het testen en demonstreren van concepten voor de diepe geologische opberging van afval en installaties voor dosimetrische en radiologische experimenten.

Samenwerkingsnetwerken: Bestaande netwerken moeten worden uitgebouwd en nieuwe opgericht als deze aantoonbaar kunnen bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma of de ruimere doelstellingen van de Unie: steun voor uitgebreide en diverse netwerken, die gericht zijn op de belangrijke aspecten van nucleaire veiligheid, afvalbeheer en opberging, ontmanteling, rampenplannen, stralingsbescherming en nieuwe veiligheid, afvalbeheer en opberging, ontmanteling, rampenplannen, stralingsbescherming en nieuwe veiligheids- of andere technische kwesties.

Databases en biologische weefselbanken: Bestaande databases moeten worden uitgebreid en nieuwe opgezet waar dat nodig is. Prioriteit wordt gegeven aan de uitbreiding of het opzetten van databases ter ondersteuning van technieken voor de buitenbedrijfstelling en ontmanteling, kwaliteit en veiligheid van bergplaatsen voor afval, veiligheidsevaluatie van belangrijke onderdelen, inperking van ernstige ongevallen en epidemiologisch onderzoek. Er zal een databank worden opgezet met weefsels en biologische monsters van mensen die getroffen zijn door nucleaire ongevallen.

(1) "Veiligheid is hier zo ruim mogelijk opgevat en heeft betrekking op gezondheid, milieu en technologie. Op dezelfde wijze omvat" nucleaire veiligheid de veiligheid van installaties, het beheer en de opberging van afval en de bescherming van de mens en het milieu tegen de gevolgen van ioniserende straling.

BIJLAGE III

NADERE BEPALINGEN VOOR DE UITVOERING VAN HET SPECIFIEK PROGRAMMA

Het specifiek programma wordt ten uitvoer gelegd door middel von ODO-werkzaamheden onder contract als omschreven in bijlage III van het vijfde kaderprogramma uitgezonderd: i) beurzen in het kader van de samenwerking met derde landen en ii) netwerken voor opleiding door onderzoek als beschreven onder punt 2 van deze bijlage. Daarnaast zijn de volgende bepalingen, eigen aan het specifiek programma, van toepassing:

1. Begeleidende maatregelen

Begeleidende maatregelen bestaan met name in:

- studies ter ondersteuning van dit programma, onder meer als voorbereiding op toekomstige activiteiten,

- uitwisseling van informatie, conferenties, studiebijeenkomsten, workshops of andere wetenschappelijke of technische bijeenkomsten,

- gebruik van externe deskundigheid, inclusief toegang tot wetenschappelijke gegevensbanken, vooral met het oog op de in artikel 5, lid 1, van het vijfde kaderprogramma bedoelde toetsing van het specifiek programma, de in artikel 5, lid 2, van het vijfde kaderprogramma bedoelde externe evaluatie, de evaluatie van de ODO-werkzaamheden onder contract of het toezicht op de uitvoering ervan,

- activiteiten op het gebied van verspreiding, informatie en bekendmaking, waaronder wetenschappelijke publicaties, en activiteiten met betrekking tot exploitatie van resultaten en overdracht van technologie,

- opleidingsactiviteiten in verband met door dit programma bestreken ODO-werkzaamheden, waaronder specifieke opleidingscursussen in het kader van de kernactiviteit kernsplijting. Deze specifieke opleidingscursussen zijn bedoeld om binnen de Gemeenschap een hoog niveau van deskundigheid en bekwaamheid in stand te houden. Zij vullen waar nodig de nationale opleidingsprogramma's aan (bijvoorbeeld: toegevoegde communautaire waarde, subsidiariteit). Extra aandacht zal worden geschonken aan opleidingscursussen om de resultaten van communautaire en nationale opleidingsprogramma's snel te verspreiden.

- steun aan activiteiten op het gebied van voorlichting en hulp aan bij onderzoek betrokken partijen, waaronder het MKB.

2. Bijscholingsmaatregelen

Voor dit specifiek programma gelden de volgende twee bijscholingsmaatregelen:

- de beurzen in het kader van de samenwerking met derde landen betreffen beurzen om jonge onderzoekers uit de landen van Midden- en Oost Europa en de nieuwe onafhankelijke staten van de voormalige Sovjet-Unie in staat te stellen voor de kernactiviteit kernsplijting in laboratoria in de Gemeenschap te verblijven en deel te nemen aan de uitvoering van het specifiek programma;

- de netwerken voor opleiding door onderzoek zijn netwerken op het gebied van geavanceerd onderzoek of nieuwe onderzoekgebieden voor thema's die door de onderzoekers vrij kunnen worden gekozen. Zij zijn vooral bestemd voor de opleiding van jonge onderzoekers op promovendus- en postdoctoraatsniveau.

3. Voorwaarden voor financiële deelneming

De percentages van de financiële deelneming aan de verschillende ODO-werkzaamheden onder contract zijn vastgesteld in bijlage III van het vijfde kaderprogramma.

Voor de kernactiviteit "Beheerste kernfusie" vindt de deelneming aan het specifiek programma plaats in het kader van de associatiecontracten met de lidstaten (plus Zwitserland) of organisaties in de lidstaten, de gemeenschappelijke onderneming JET, de NET-overeenkomst waarin de deelneming van de Gemeenschap aan ITER-EDA is opgenomen en andere contracten van beperkte duur, met name met organisaties in een lidstaat waar een associatie aanwezig is.

Overeenkomstig punt 4 van bijlage III van het vijfde kaderprogramma worden de projecten opgezet in het kader van onderzoek- en technologische ontwikkelingswerkzaamheden voor gezamenlijke rekening. Deze werkzaamheden worden uitgevoerd volgens procedures die zijn neergelegd in de associatiecontracten, de JET-statuten, de NET-overeenkomst, de ITER-EDA-overeenkomst en andere multilaterale overeenkomsten tussen de Gemeenschap en geassocieerde organisaties en/of juridische entiteiten die kunnen worden opgezet na advies van het raadgevend comité van artikel 6 van het specifiek programma. De oprichting van consortia voor geïntegreerde projecten met een gemeenschappelijk doel wordt aangemoedigd.

De financiële deelneming van het vijfde kaderprogramma in de lopende uitgaven van de associaties en de contracten van beperkte duur bedraagt doorgaans een uniform percentage van ongeveer 25 %. Na raadpleging van het raadgevend comité van artikel 6 van het specifiek programma kan de Commissie een financiële bijdrage verlenen:

- in de investeringskosten van speciaal opgezette projecten waaraan het raadgevend comité van artikel 6 van het specifiek programma prioriteit heeft toegekend, met een uniform percentage van 45 %,

- aan speciaal opgezette activiteiten (zoals het gebruik van de JET-installaties na 1999) die worden uitgevoerd in het kader van een multilaterale overeenkomst tussen Euratom en geassocieerde organisaties of een juridische entiteit, met een maximum percentage van 75 %,

- voor bepaalde taken die alleen door de industrie kunnen worden uitgevoerd, met een maximumpercentage van 100 %.

Wat projecten en activiteiten betreft die een maximale financiering van 45 % bzw. 75 % ontvangen, hebben alle associaties en organisaties die deelnemen aan de kernactiviteit beheerste kernfusie het recht deel te nemen aan de experimenten die met deze uitrusting plaatsvinden.

De voorwaarden voor de deelname van de Gemeenschap aan de gemeenschappelijke onderneming JET zijn beschreven in de statuten van de gemeenschappelijke onderneming die de Raad heeft aangenomen bij Besluit 78/471/Euratom (1) inzake de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming "Joint European Torus (JET), Joint Undertaking".

De voorwaarden voor de deelname van de Gemeenschap aan de activiteiten in verband met het engineeringmodel van ITER (ITER-EDA) zijn beschreven in de ITER-EDA-overeenkomst (2), protocol 2 daarbij en de begeleidende documenten (3) en in de wijziginghoudende verlenging van de EDA-overeenkomst (4) en de bijbehorende regelingen.

4. Aanvullende bepalingen betreffende de regels voor deelneming

De in artikel 8, lid 1 tweede alinea, van de regels voor deelneming bedoelde overeenkomsten zijn overeenkomsten tussen de Gemeenschap en geassocieerde organisaties en/of ondernemingen die kunnen worden opgezet na advies van het raadgevend comité van artikel 6 van het specifiek programma. Voor deze overeenkomsten is het advies van dat comité vereist.

Overeenkomstig bijlage II van het vijfde kaderprogramma en artikel 5, lid 3, van de regels voor deelneming kunnen juridische entiteiten die zijn gevestigd in de landen van Midden- en Oost Europa of in de staten van de voormalige Sovjet-Unie voor een financiering uit het vijfde kaderprogramma in aanmerking komen als zij door hun deelneming een wezenlijke bijdrage leveren aan de doelstellingen van het specifiek programma.

5. Bepalingen inzake coördinatie

Binnen het programma ziet de Commissie toe op de complementariteit tussen de ODO-werkzaamheden onder contract, met name door deze te groeperen rond een gemeenschappelijke doelstelling; voorts zorgt zij ervoor dat doublures worden vermeden, met inachtneming van de rechtmatige belangen van de indieners van voorstellen voor ODO-werkzaamheden onder contract.

Tevens wordt gezorgd voor coördinatie tussen de activiteiten van het specifiek programma en activiteiten die worden uitgevoerd in het kader van:

- andere specifieke programma's waarmee het vijfde kaderprogramma ten uitvoer wordt gelegd,

- de programma's voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie waarmee Besluit . . ./. . ./Euratom van de Raad van . . . betreffende het vijfde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (1999-2000) ten uitvoer wordt gelegd

- andere Europese samenwerkingsverbanden op onderzoekgebied zoals Eureka en COST,

- andere communautaire instrumenten die van belang zijn voor onderzoek, zoals Phare, Tacis, MEDA, het EIF, de structuurfondsen en de EIB.

Deze coördinatie bestaat in:

i) het aangeven van gemeenschappelijke thema's of prioriteiten, met name gericht op:

- de uitwisseling van informatie,

- de uitvoering van gezamenlijk vastgestelde werkzaamheden, waarbij met name een van de procedures als bedoeld in artikel 8 van de regels voor deelneming gezamenlijk ten uitvoer wordt gelegd,

ii) het herschikken van voorstellen voor werkzaamheden onder contract tussen het specifiek programma voor ODO en tussen de specifieke programma's voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie.

(1) PB L 151 van 7.6.1978, blz. 10, Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 96/305/Euratom (PB L 117 van 14.5.1996, blz. 9).

(2) PB L 244 van 26.8.1992, blz. 14.

(3) PB L 114 van 5.5.1994, blz. 25.

(4) Onder voorbehoud van een besluit van de Raad en instemming van de ITER-partners met de verlenging van de ITER-EDA-overeenkomst.

Top