EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51997PC0604

Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 94/67/EG betreffende de verbranding van gevaarlijke afvalstoffen

/* COM/97/0604 def. - SYN 97/0314 */

PB C 13 van 17/01/1998, p. 6 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

51997PC0604

Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 94/67/EG betreffende de verbranding van gevaarlijke afvalstoffen /* COM/97/0604 def. - SYN 97/0314 */

Publicatieblad Nr. C 013 van 17/01/1998 blz. 0006


Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 94/67/EG betreffende de verbranding van gevaarlijke afvalstoffen (98/C 13/04) (Voor de EER relevante tekst) COM(97) 604 def. - 97/0314(SYN)

(Door de Commissie ingediend op 24 november 1997)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 130 S, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie,

In samenwerking met het Europees Parlement, handelend volgens de procedure van artikel 189 C,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,

Overwegende dat in Richtlijn 94/67/EG van de Raad van 16 december 1994 betreffende de verbranding van gevaarlijke afvalstoffen (1) grenswaarden voor de emissies in de lucht worden vastgesteld;

Overwegende dat de Raad overeenkomstig artikel 8, lid 3, van Richtlijn 94/67/EG een reeks specifieke emissiegrenswaarden dient vast te stellen voor de verontreinigende stoffen in de bij de reiniging van rookgassen ontstane effluenten die na een afzonderlijke behandeling worden geloosd;

Overwegende dat de in deze richtlijn vastgestelde emissiegrenswaarden in overeenstemming zijn met het beginsel dat verontreiniging niet van lucht naar water mag worden verschoven;

Overwegende dat geavanceerde meettechnieken voor de monitoring van de emissie nodig zijn om te waarborgen dat aan de emissiegrenswaarden voor de verontreinigende stoffen wordt voldaan,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 94/67/EG betreffende de verbranding van gevaarlijke afvalstoffen wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 8 wordt vervangen door:

"Artikel 8

1. Afvalwater van een verbrandingsinstallatie mag alleen worden geloosd indien daartoe door de bevoegde autoriteiten een vergunning is verleend.

2. Lozingen in het aquatische milieu van bij de reiniging van rookgassen ontstaan afvalwater moeten zoveel mogelijk worden beperkt.

3. Mits dit in de vergunning specifiek is bepaald, mag bij de reiniging van rookgassen ontstaan afvalwater na afzonderlijke behandeling worden geloosd, op voorwaarde dat:

a) de desbetreffende communautaire, nationale en plaatselijke voorschriften worden nageleefd in de vorm van emissiegrenswaarden; en

b) de massaconcentratie van de in bijlage IV genoemde verontreinigende stoffen de in deze bijlage vastgestelde emissiegrenswaarden niet overschrijdt.

4. De emissiegrenswaarden zijn van toepassing op het punt waar de in bijlage IV bedoelde verontreinigende stoffen de verbrandingsinstallatie verlaten. Wanneer het bij de gasreiniging ontstane afvalwater samen met andere vergelijkbare soorten afvalwater in de installatie wordt verwerkt, moet de exploitant de in lid 8 gespecificeerde metingen uitvoeren, en wel:

a) op het afvalwater dat bij de gasreiniging ontstaat, alvorens het de gezamenlijke afvalwaterbehandelingsinstallatie binnenkomt;

b) op het andere afvalwater, alvorens het de gezamenlijke afvalwaterbehandelingsinstallatie binnenkomt;

c) op het punt waar het te lozen water na reiniging de verbrandingsinstallatie verlaat.

Teneinde de overeenstemming met de in bijlage IV bedoelde emissiegrenswaarden te controleren, moet de exploitant passende massabalansberekeningen maken om in het uiteindelijk geloosde afvalwater het emissieniveau te bepalen dat kan worden toegeschreven aan het bij de gasreiniging ontstane afvalwater.

5. De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat in geen geval het afvalwater wordt verdund, bijvoorbeeld door het te vermengen met ander afvalwater, tenzij wanneer zulke vermenging een onderdeel is van het proces waarvoor in het kader van de vergunningsregelgeving voor afvalbeheer vergunning is verleend.

6. In de vergunning dienen te worden vastgesteld:

a) emissiegrenswaarden voor organische of anorganische verontreinigende stoffen overeenkomstig lid 2 en om te voldoen aan de eisen van lid 3, onder a);

b) operationele controleparameters voor minimaal de pH, de temperatuur, het debiet en de troebelheid;

c) het maximale volume afvalwater dat mag worden geloosd, teneinde erover te waken dat de massa van de zware metalen, dioxinen en furanen in verhouding tot de hoeveelheid verwerkte schadelijke afvalstoffen kleiner is dan die welke in de lucht mag worden uitgestoten.

7. Er moet een procedure voor monitoring worden ingevoerd om te controleren of bij de lozing van de in lid 3, lid 6, onder a), en bijlage IV bedoelde verontreinigende stoffen aan de emissiegrenswaarden wordt voldaan. Deze procedure omvat bepalingen inzake monsterneming en analyse.

Aan bedoelde grenswaarden worden geacht te zijn voldaan wanneer:

- geen van de dagelijkse gemiddelden de in bijlage IV bedoelde emissiegrenswaarden voor de totale hoeveelheid gesuspendeerde vaste stoffen (verontreinigende stof nr. 1) of voor zware metalen (verontreinigende stoffen nrs. 5 tot en met 14) of, wat kwik, cadmium en thallium (verontreinigende stoffen nrs. 2, 3 en 4) betreft, de grenswaarden van kolom B van bijlage IV overschrijdt;

- geen van de maandgemiddelden de emissiegrenswaarden van kolom A van bijlage IV voor kwik, cadmium en thallium (verontreinigende stoffen nrs. 2, 3 en 4) overschrijdt;

- geen van de beide halfjaarlijkse meetresultaten inzake dioxinen en furanen de in bijlage IV genoemde emissiegrenswaarde voor verontreinigende stof nr. 15 overschrijdt.

8. Op het lozingspunt worden de volgende metingen uitgevoerd:

a) de in lid 6, onder b), bedoelde parameters worden continu gemeten;

b) de totale hoeveelheid gesuspendeerde vaste stoffen wordt dagelijks momentaan gemeten;

c) van de in lid 3 bedoelde verontreinigende stoffen, met de nrs. 5 tot en met 14 in bijlage IV, worden representatieve monsters over 24 uur dagelijks gemeten;

d) kwik, cadmium en thallium worden maandelijks gemeten;

e) de concentratie van dioxinen en furanen wordt ten minste twee keer per jaar gemeten; gedurende de eerste twaalf bedrijfsmaanden wordt er echter om de twee maanden een meting uitgevoerd.

9. De meettechnieken dienen aan de volgende eisen te voldoen:

a) de metingen ter bepaling van de concentratie van de voor waterverontreiniging zorgende stoffen in de lozing worden representatief uitgevoerd;

b) de bemonstering en de analyse van alle verontreinigende stoffen, met inbegrip van dioxinen en furanen, worden overeenkomstig bijlage III, punt 2, uitgevoerd;

c) de procedure voor de monitoring van dioxinen en furanen wordt overeenkomstig bijlage III, punt 3, goedgekeurd.

10. Verbrandingsinstallaties met de bijbehorende terreinen voor de opslag van gevaarlijke afvalstoffen worden zodanig ontworpen en geëxploiteerd dat het binnendringen van verontreinigende stoffen in bodem en grondwater overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 80/68/EEG van de Raad van 17 december 1979 betreffende de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging veroorzaakt door de lozing van bepaalde gevaarlijke stoffen (¹) wordt voorkomen. Bovendien moet worden voorzien in opvangcapaciteit voor van het terrein van de verbrandingsinstallatie wegvloeiend regenwater en voor bij overlopen of brandbestrijding ontstaan verontreinigd water.

De opvangcapaciteit dient zodanig te zijn dat dit water, alvorens het wordt geloosd, zo nodig getest en gezuiverd kan worden.

(¹) PB L 20 van 26.1.1980, blz. 43. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 91/692/EEG."

2. De bijlage van deze richtlijn wordt als bijlage IV toegevoegd.

Artikel 2

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtlijke bepalingen in werking treden om voor januari 1998 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

(1) PB L 365 van 31.12.1994, blz. 34.

BIJLAGE

"BIJLAGE IV

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

"

Top