EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51997PC0358

Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende afgedankte voertuigen

/* COM/97/0358 def. - SYN 97/0194 */

PB C 337 van 07/11/1997, p. 3–8 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

51997PC0358

Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende afgedankte voertuigen /* COM/97/0358 def. - SYN 97/0194 */

Publicatieblad Nr. C 337 van 07/11/1997 blz. 0003


Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende afgedankte voertuigen (97/C 337/02) (Voor de EER relevante tekst) COM(97) 358 def. - 97/0194(SYN)

(Door de Commissie ingediend op 9 juli 1997)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 130 S,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,

Volgend de procedure van artikel 189 C van het Verdrag, in samenwerking met het Europees Parlement,

Overwegende dat de verschillende nationale maatregelen betreffende afgedankte voertuigen dienen te worden geharmoniseerd om, ten eerste, aantasting van het milieu door afgedankte voertuigen te voorkomen, daarmee een bijdrage leverend tot bescherming, behoud en verbetering van de milieukwaliteit en tot energiebesparing, en om, ten tweede, de goede werking van de interne markt te waarborgen en concurrentiebeperkingen in de Gemeenschap te vermijden;

Overwegende dat overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel, in een communautair kader dient te worden voorzien dat de coherentie van de nationale initiatieven met het oog op het bereiken van genoemde doelstellingen garandeert, met name wat het ontwerpen van voertuigen om recycling en terugwinning te vergemakkelijken, de geharmoniseerde eisen inzake inzamelings- en verwerkingsinstallaties en het bereiken van de doelstellingen inzake hergebruik, recycling en teruggewinning betreft;

Overwegende dat, overeenkomstig het voorzorgs- en het preventiebeginsel en de communautaire strategie voor afvalbeheer, het ontstaan van afvalstoffen zoveel mogelijk dient te worden vermeden;

Overwegende dat daarbij nog als hoofdbeginsel komt dat afvalstoffen dienen te worden hergebruikt en teruggewonnen en aan recycling voorkeur dient te worden gegeven;

Overwegende dat het, overeenkomstig het beginsel dat de vervuiler betaalt en om uitvoering te geven aan het beginsel van de verantwoordelijkheid de producent, niet langer de overheden zijn die voor inzameling en terugwinning van afgedankte voertuigen moeten instaan doch dat de verantwoordelijkheid daarvoor bij de ondernemingen dient te worden gelegd;

Overwegende dat deze richtlijn voertuigen en afgedankte voertuigen, met inbegrip van de onderdelen en materialen ervan, dient te bestrijken, onverminderd de wetgeving betreffende veiligheidsnormen, luchtemissies en lawaaibestrijding;

Overwegende dat in de onderhavige richtlijn, waar dienstig, de termen zijn ontleend aan verscheidene richtlijnen, met name Richtlijn 67/548/EEG van de Raad van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 96/56/EG van het Europees Parlement en de Raad (2), Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (3), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/27/EG van het Europees Parlement en de Raad (4), alsmede Richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen (5), laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 96/350/EG van de Commissie (6);

Overwegende dat het belangrijk is dat vanaf de ontwikkelingsfase van het voertuig preventieve maatregelen worden toegepast die met name de vorm van beperking en beheersing van de in voertuigen toegepaste gevaarlijke stoffen aannemen om te beletten dat deze in het milieu vrijkomen, om recycling te vergemakkelijken en verwijdering van gevaarlijke afvalstoffen te vermijden;

Overwegende dat bij ontwerp en productie van nieuwe voertuigen met de eisen inzake sloop, hergebruik en recycling van afgedankte voertuigen rekening dient te worden gehouden;

Overwegende dat de ontwikkeling van markten voor gerecyclede materialen dient te worden gestimuleerd;

Overwegende dat bepaalde zware metalen niet in shredderafval mogen terechtkomen en evenmin mogen worden verbrand of gestort;

Overwegende dat PVC een materiaal is dat veelvuldig in afgedankte voertuigen wordt aangetroffen; dat de Commissie de gegevens betreffende de milieuaspecten van de aanwezigheid van PVC in afvalstromen zal onderzoeken; dat de Commissie in het licht van deze gegevens haar beleid inzake de aanwezigheid van PVC in afvalstromen opnieuw zal bezien en voorstellen zal indienen om de problemen aan te pakken die zich in dit verband kunnen voordoen, voorzover daartoe uit het oogpunt van het milieu of de volksgezondheid aanleiding bestaat;

Overwegende dat adequate inzamelingssystemen dienen te worden opgezet om ervoor te zorgen dat afgedankte voertuigen worden verwijderd zonder het milieu in gevaar te brengen;

Overwegende dat als vereiste voor de uitschrijving van voertuigen een certificaat van vernietiging dient te worden ingevoerd;

Overwegende dat inzamelaars en verwerkers vergunningsplichtig dienen te worden gemaakt;

Overwegende dat de laatste bezitter en/of houder niet de kosten dient te dragen die het gevolg zijn van het feit dat afgedankte voertuigen een negatieve marktwaarde vertegenwoordigen; dat aan de producenten stimulansen dienen te worden geboden om de recycle- en terugwinbaarheid van voertuigen te verhogen, zodat wordt vermeden dat afgedankte voertuigen een negatieve marktwaarde hebben; dat de normale marktwerking niet dient te worden gehinderd;

Overwegende dat het belangrijk is eisen aan verwerkingsactiviteiten te stellen om een negatief effect ervan op het milieu te voorkomen en het ontstaan van handels- en concurrentiedistorsies te vermijden;

Overwegende dat, om op korte termijn resultaten te boeken en de ondernemingen, consumenten en overheden het nodige perspectief op lange termijn te bieden, door de ondernemingen te verwezenlijken kwantitatieve doelstellingen inzake hergebruik, recycling en terugwinning dienen te worden vastgesteld;

Overwegende dat de producenten ervoor dienen te zorgen dat voertuigen op zodanige wijze worden ontworpen en vervaardigd dat de kwantitatieve doelstellingen inzake hergebruik, recycling en terugwinning kunnen worden gehaald; dat de Commissie te dien einde in de context van het geheel van Europese richtlijnen inzake goedkeuring van voertuigen passende voorstellen zal bekendmaken en het opstellen van Europese normen zal bevorderen;

Overwegende dat de lidstaten ervoor dienen zorg te dragen dat bij de uitvoering van de bepalingen van deze richtlijn de concurrentie in stand wordt gehouden, met name op het stuk van de toegang van het midden- en kleinbedrijf tot de markt van de inzameling, sloop, verwerking en recycling van voertuigen;

Overwegende dat, om sloop en recycling van afgedankte voertuigen te vergemakkelijken, voertuigfabrikanten aan exploitanten van verwerkingsinstallaties sloophandleidingen ter beschikking dienen te stellen, en dat voertuigfabrikanten en materiaalproducenten gemeenschappelijke coderingsnormen voor onderdelen en materiaal dienen te gebruiken; dat met dit doel de opstelling van Europese normen, in voorkomend geval, dient te worden bevorderd;

Overwegende dat op communautaire schaal gegevens over afgedankte voertuigen nodig zijn om op de tenuitvoerlegging van de doelstellingen van deze richtlijn toezicht te kunnen houden;

Overwegende dat de consumenten adequaat dienen te worden geïnformeerd om hun gedrag en attitudes aan te passen;

Overwegende dat de bepalingen van deze richtlijn op niet-discriminerende wijze en overeenkomstig de regels van het internationale handelsverkeer ten uitvoer dienen te worden gelegd;

Overwegende dat de Commissie in het kader van een comitéprocedure voor de aanpassing aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang van de voor verwerkingsinstallaties vastgestelde eisen alsmede voor de aanneming van geharmoniseerde normen voor het certificaat van vernietiging en van de formaten voor de database dient te zorgen,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1 Doelstellingen

Deze richtlijn behelst maatregelen die in de eerste plaats op preventie van afvalstoffen van voertuigen zijn gericht en daarenboven op hergebruik, recycling en andere vormen van terugwinning van voertuigen en onderdelen ervan, teneinde de hoeveelheid te verwijderen afvalstoffen te verminderen en de milieuprestatie van exploitanten van verwerkingsinstallaties te verbeteren.

Artikel 2 Definities

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

1. "voertuig": elk voertuig dat onder de in bijlage II, deel A, van Richtlijn 70/156/EEG omschreven categorie M1 of N1 valt en twee- of driewielige motorvoertuigen;

2. "afgedankt voertuig": voertuig dat een afvalstof in de zin van artikel 1, onder a), van Richtlijn 75/442/EEG is;

3. "producent": de voertuigfabrikant of beroepsinvoerder van een voertuig in een lidstaat;

4. "preventie": maatregelen die de reductie beogen van hoeveelheid en schadelijkheid voor het milieu van afgedankte voertuigen en van de daarin verwerkte materialen en stoffen;

5. "verwerking": elke activiteit nadat een afgedankt voertuig voor de verwijdering van verontreinigende stoffen, voor sloop, versnijding, shreddering, terugwinning of verwijdering van shredderafval aan een verwerkingsinrichting is overgedragen en elke andere activiteit voor de terugwinning en/of verwijdering van afgedankte voertuigen en onderdelen daarvan;

6. "hergebruik": elke activiteit waarbij onderdelen van afgedankte voertuigen voor hetzelfde doel als waarvoor zij werden ontworpen, opnieuw worden gebruikt;

7. "recycling": het voor het oorspronkelijke doel of voor andere doeleinden in een productieproces opwerken van afvalmaterialen, uitgezonderd het verwerken voor gebruik als brandstof of als ander middel om energie op te wekken;

8. "terugwinning": elk van de in bijlage II, deel B, bij Richtlijn 75/442/EEG bedoelde toepasselijke activiteiten;

9. "verwijdering": elk van de in bijlage II deel A, bij Richtlijn 75/442/EEG bedoelde activiteiten;

10. "ondernemingen": bedrijven waar materialen en voertuigen worden geproduceerd, distributiebedrijven en sloop-, shredder-, terugwinnings- en recyclingbedrijven;

11. "gevaarlijke stof": elke stof die overeenkomstig Richtlijn 67/548/EEG als gevaarlijk wordt aangemerkt;

12. "shredder": elk toestel dat voor het stukrijten of -breken van afgedankte voertuigen wordt gebruikt.

Artikel 3 Werkingssfeer

1. Deze richtlijn bestrijkt voertuigen en afgedankte voertuigen, met inbegrip van de daarin verwerkte onderdelen en materialen.

2. Deze richtlijn geldt onverminderd de bestaande communautaire en relevante nationale wetgeving, met name op het gebied van veiligheidsnormen, luchtemissies en lawaaibestrijding.

3. Twee- en driewielige motorvoertuigen alsmede voertuigen voor speciale doelen als omschreven in artikel 4, lid 1, onder a), tweede streepje, van Richtlijn 70/156/EEG, zijn niet onder de bepalingen van de artikelen 4 en 7 van de onderhavige richtlijn begrepen.

Artikel 4 Preventie

1. De lidstaten dragen ervoor zorg dat de maatregelen die preventie beogen, ten uitvoer worden gelegd. Zij nemen met name maatregelen om te bevorderen dat:

a) de fabrikanten van voertuigen, in samenwerking met materiaal- en apparatuurfabrikanten, het gebruik van gevaarlijke stoffen in voertuigen aan banden leggen en dit reeds bij het ontwerpen van het voertuig zoveel mogelijk beperken, teneinde het vrijkomen ervan in het milieu te voorkomen, recycling te vergemakkelijken en de verwijdering van gevaarlijke afvalstoffen te vermijden;

b) bij ontwerp en productie van nieuwe voertuigen sloop, hergebruik en terugwinning, en met name recycling, van afgedankte voertuigen en van daarin verwerkte onderdelen en materialen, volledig worden ingecalculeerd en vergemakkelijkt;

c) de fabrikanten van voertuigen, in samenwerking met materiaal- en apparatuurfabrikanten, steeds meer gerecycled materiaal in voertuigen en in andere producten gaan gebruiken, om de markten voor gerecyclede materialen te ontwikkelen.

2. De lidstaten dragen ervoor zorg dat wordt voorkomen dat lood en kwik, cadmium en zeswaardig chroom in voertuigen die na 1 januari 2003 in de handel worden gebracht, in shredders terechtkomen of worden verwijderd door storten of door verbranding in enige installatie voor het verbranden of bijstoken van afvalstoffen met of zonder terugwinning van energie.

Lood dat als soldeersel in elektronische schakelingen is gebruikt, is van de bepaling van de eerste alinea uitgezonderd.

Artikel 5 Inzameling

1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor zorg te dragen dat door de ondernemingen systemen voor de inzameling van alle afgedankte voertuigen worden opgezet. De lidstaten dragen ervoor zorg dat op hun grondgebied, evenwichtig gespreid, inzamelingsinstallaties beschikbaar zijn.

2. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor zorg te dragen dat met ingang van 1 januari 2000 alle afgedankte voertuigen aan erkende verwerkers worden overgedragen.

3. De lidstaten zetten een systeem op waarbij een certificaat van vernietiging voorwaarde voor uitschrijving van het voertuig is. Dit certificaat wordt aan de houder en/of bezitter uitgereikt wanneer het afgedankte voertuig aan een verwerker wordt overgedragen. Slechts verwerkers met een vergunning overeenkomstig artikel 6 mogen een certificaat van vernietiging uitreiken. Tijdelijke uitschrijving zonder afgifte van dit certificaat kan worden toegestaan.

4. De lidstaten dragen ervoor zorg dat eventuele, voor de laatste houder en/of eigenaar aan de overdracht van het voertuig aan een erkende verwerker overeenkomstig het bepaalde in lid 3, verbonden kosten als gevolg van het feit dat het voertuig een negatieve marktwaarde vertegenwoordigt, door de namens de producent optredende autohandelaar worden vergoed, tenzij de autohandelaar besluit het afgedankte voertuig zonder kosten voor de laatste houder en/of eigenaar terug te nemen.

De Commissie zal regelmatig de uitvoering van het in de eerste alinea bepaalde controleren teneinde ervoor te zorgen dat deze geen distorsies van de markt teweegbrengt en zal, als dit nodig is, passende maatregelen treffen om de Raad een daartoe strekkende wijziging voor te stellen.

5. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor zorg te dragen dat de bevoegde overheden in andere lidstaten overeenkomstig lid 3 afgegeven certificaten van vernietiging erkennen en aanvaarden. Daartoe stelt de Commissie voor het certificaat van vernietiging uiterlijk op 30 juni 1999 minimumeisen op.

Artikel 6 Verwerking

1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor zorg te dragen dat de afgedankte voertuigen worden opgeslagen, ook tijdelijk, en verwerkt overeenkomstig de in artikel 4 van Richtlijn 75/442/EEG vervatte algemene eisen en overeenkomstig de technische eisen van de bijlage bij de onderhavige richtlijn, onverminderd nationale gezondheids- en milieuvoorschriften.

2. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor zorg te dragen dat inrichtingen of ondernemingen die verwerkingsactiviteiten verrichten, bij de bevoegde instanties een vergunning aanvragen overeenkomstig de artikelen 9 en 10 van Richtlijn 75/442/EEG.

De in artikel 11, lid 1, van Richtlijn 75/442/EEG bedoelde afwijking van het vereiste van een vergunning is niet van toepassing op de activiteiten betreffende onder de onderhavige richtlijn begrepen afgedankte voertuigen.

3. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor zorg te dragen dat elke inrichting of onderneming die verwerkingsactiviteiten verricht, ten minste aan de volgende verplichtingen voldoet:

a) afgedankte voertuigen dienen vóór verdere verwerking te worden gestript (verwijdering van alle vloeistoffen, banden, accu's, airconditioningsystemen, airbags, katalysatoren en andere gevaarlijke onderdelen en materialen), of er moeten andere gelijkwaardige regelingen worden getroffen om negatieve milieueffecten te reduceren. Uit voertuigen die na 1 januari 2003 in de handel worden gebracht, dienen ook die onderdelen daarvan die lood, kwik, cadmium en/of zeswaardig chroom bevatten, vóór de verdere verwerking te worden verwijderd;

b) materialen en onderdelen dienen op selectieve wijze te worden verwijderd en/of verwerkt, zodat shredderafval niet als gevaarlijk afval wordt aangemerkt;

c) strippen en opslaan dienen zodanig te geschieden dat de voertuigonderdelen voor hergebruik en terugwinning, en met name recycling, geschikt zijn.

4. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor zorg te dragen dat de in lid 2 bedoelde vergunning alle voorwaarden behelst die nodig zijn om aan de eisen van de leden 1, 2 en 3 te voldoen.

Artikel 7 Hergebruik en terugwinning

1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor zorg te dragen dat herbruikbare onderdelen worden hergebruikt, dat niet-herbruikbare onderdelen worden teruggewonnen en dat, voorzover daartegen geen milieubezwaren bestaan en onverminderd de eisen inzake veiligheid, aan recycling de voorkeur wordt gegeven.

2. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor zorg te dragen dat de ondernemingen de volgende doelstellingen halen:

a) uiterlijk op 1 januari 2005 moet minimaal 85 % van het gewicht van alle afgedankte voertuigen worden hergebruikt en teruggewonnen. Op deze datum moet minimaal 80 % van het gewicht van afgedankte voertuigen worden hergebruikt en gerecycled;

b) uiterlijk op 1 januari 2015 moet minimaal 95 % van het gewicht van alle afgedankte voertuigen worden hergebruikt en teruggewonnen. Op deze datum dient minimaal 85 % van het gewicht van afgedankte voertuigen worden hergebruikt en gerecycled.

3. Op grond van een voorstel van de Commissie stelt de Raad doelstellingen inzake hergebruik en terugwinning en inzake hergebruik en recycling voor de jaren na 2015 vast.

4. Met het oog op de verantwoordelijkheid van de producenten die dienen te garanderen dat voertuigen op zodanige wijze worden ontworpen en vervaardigd dat de in de richtlijn vastgestelde hergebruiks-, recycling- en terugwinningspercentages door de betrokken ondernemingen kunnen worden gehaald, zal de Raad, op grond van een voorstel van de Commissie, Richtlijn 70/156/EEG in die zin wijzigen dat overeenkomstig Richtlijn 70/156/EEG goedgekeurde voertuigen die na 1 januari 2005 in de handel worden gebracht, voor minimaal 85 % van het gewicht van ieder voertuig herbruikbaar en/of recyclebaar en voor minimaal 95 % van het gewicht van ieder voertuig herbruikbaar en/of terugwinbaar zijn. Daartoe zal de Commissie in voorkomend geval de opstelling van Europese normen inzake de geschiktheid van voertuigen voor sloop, terugwinning en recycling bevorderen.

Artikel 8 Coderingsnormen/sloophandleidingen

1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor zorg te dragen dat de producenten in samenwerking met de materiaal- en apparatuurfabrikanten uiterlijk op 31 december 1999 gemeenschappelijke onderdeel- en materiaalcoderingsnormen gebruiken, met name om onderdelen en materialen die voor hergebruik en terugwinning geschikt zijn, gemakkelijker te kunnen herkennen.

2. De Commissie zal op adequate wijze de opstelling van Europese normen inzake de herkenning en codering van onderdelen en materialen als bedoeld in lid 1 bevorderen.

3. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor zorg te dragen dat de producenten uiterlijk op 31 december 1999 sloophandleidingen ter beschikking stellen waarin, voorzover de verwerkers die nodig hebben om aan de bepalingen van deze richtlijn te voldoen, de verschillende voertuigonderdelen en -materialen en de plaats van alle gevaarlijke stoffen in de voertuigen worden aangegeven.

Artikel 9 Informatie

1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor zorg te dragen dat databases over afgedankte voertuigen en de verwerking ervan worden opgezet om de lidstaten en de Commissie in staat te stellen op de tenuitvoerlegging van de in deze richtlijn aangegeven doelstellingen toezicht te houden. De gegevens dienen te worden verstrekt op basis van uiterlijk op 30 juni 1999 vastgestelde formaten. De gegevens worden beschikbaar gesteld bij de in artikel 10 bedoelde nationale rapportage en worden in daaropvolgende verslagen bijgewerkt.

2. De lidstaten dienen van de producenten te eisen dat zij informatie publiceren over de hergebruiks-, recyclings- en terugwinningspercentages die het voorafgaande jaar met betrekking tot hun voertuigen en onderdelen zijn behaald. De informatie dient door de lidstaten te worden geverifieerd en dient voor potentiële kopers van voertuigen beschikbaar te worden gesteld.

Artikel 10 Rapportageverplichting

De lidstaten brengen overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 91/692/EEG van de Raad (7) over de toepassing van de onderhavige richtlijn aan de Commissie verslag uit.

Het eerste verslag dient de periode 1999-2001 te bestrijken.

Artikel 11 Tenuitvoerlegging

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 maart 1999 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de geldende, binnen de werkingssfeer van deze richtlijn aangenomen wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen.

Artikel 12 Comitéprocedure

De Commissie wordt door het bij artikel 18 van Richtlijn 75/442/EEG ingestelde comité en overeenkomstig de in dat artikel vervatte procedure bijgestaan om:

a) de wijziging vast te stellen die nodig is om de bijlage bij de onderhavige richtlijn aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang aan te passen;

b) de in artikel 5, lid 5, bedoelde minimumeisen voor het certificaat van vernietiging vast te stellen;

c) de formats betreffende het in artikel 9 bedoelde databasesysteem vast te stellen.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 5, lid 4, is van toepassing met ingang van 1 januari 2003.

Artikel 14 Geadresseerden

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

(1) PB 196 van 16. 8. 1967, blz. 1.

(2) PB L 236 van 18. 9. 1996, blz. 35.

(3) PB L 42 van 23. 2. 1970, blz. 1.

(4) PB L 233 van 25. 8. 1997, blz. 1.

(5) PB L 194 van 25. 7. 1975, blz. 39.

(6) PB L 135 van 6. 6. 1996, blz. 32.

(7) PB L 377 van 31. 12. 1991, blz. 48.

BIJLAGE

Technische eisen overeenkomstig artikel 6, lid 1

1. Locaties voor opslag (ook tijdelijke opslag) van afgedankte voertuigen voorafgaand aan verwerking:

- ondoorlatende oppervlakken voor geschikte terreinen met opvangvoorzieningen voor lekolie, bezinktanks en olie- en vuilafscheiders;

- waterzuiveringsapparatuur, ook voor regenwater, die voldoet aan de gezondheids- en milieuvoorschriften.

2. Locaties voor verwerking:

- ondoorlatende oppervlakken voor geschikte terreinen met opvangvoorzieningen voor lekolie, bezinktanks en olie- en vuilafscheiders;

- adequate opslag van uit de voertuigen gesloopte onderdelen, inclusief opslag van door olie verontreinigde onderdelen op een ondoorlatend oppervlak;

- adequate containers voor de opslag van accu's (met neutralisering van elektrolyten ter plaatse of elders), oliefilters en PCB/PCT-houdende condensatoren;

- adequate opslagtanks voor vloeistoffen van afgedankte voertuigen: benzine, motorolie, versnellingsbakolie, transmissie-olie, hydraulische olie, koelvloeistoffen, antivriesmiddel, remvloeistoffen, accuzuren, airconditioningvloeistoffen en andere vloeistoffen van afgedankte voertuigen;

- adequate, brandbeveiligde opslag van gebruikte banden (de banden mogen niet te hoog worden gestapeld);

- waterzuiveringsapparatuur, ook voor regenwater, die voldoet aan de gezondheids- en milieuvoorschriften.

Top