This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 51997PC0330
Proposal for a Council Decision concerning the conclusion of the Convention on the Transboundary Effects of Industrial Accidents
Voorstel voor een besluit van de Raad inzake de sluiting van het Verdrag betreffende grensoverschrijdende gevolgen van industriële ongevallen
Voorstel voor een besluit van de Raad inzake de sluiting van het Verdrag betreffende grensoverschrijdende gevolgen van industriële ongevallen
/* COM/97/0330 def. - CNS 97/0180 */
PB C 267 van , pp. 60–61
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Voorstel voor een besluit van de Raad inzake de sluiting van het Verdrag betreffende grensoverschrijdende gevolgen van industriële ongevallen /* COM/97/0330 def. - CNS 97/0180 */
Publicatieblad Nr. C 267 van 03/09/1997 blz. 0060
Voorstel voor een besluit van de Raad inzake de sluiting van het Verdrag betreffende grensoverschrijdende gevolgen van industriële ongevallen (97/C 267/07) (Voor de EER relevante tekst) COM(97) 330 def. - 97/0180 (CNS) (Door de Commissie ingediend op 27 juni 1997) DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 130 R, lid 4, in samenhang met artikel 228, lid 2, eerste zin, en lid 3, eerste alinea, Gezien het voorstel van de Commissie, Gezien het advies van het Europees Parlement, Overwegende dat de Commissie namens de Gemeenschap heeft deelgenomen aan de onderhandelingen met het oog op de sluiting van het Verdrag betreffende grensoverschrijdende gevolgen van industriële ongevallen; dat het Verdrag op 18 maart 1992 te Helsinki namens de Gemeenschap is ondertekend; Overwegende dat het Verdrag tot doel heeft de gezondheid van de mens en het milieu te beschermen tegen industriële ongevallen die grensoverschrijdende gevolgen kunnen hebben en een actieve internationale samenwerking tussen verdragsluitende partijen vóór, tijdens en na dit soort ongevallen te bevorderen; Overwegende dat de sluiting van het Verdrag past in het kader van de deelneming van de Gemeenschap aan internationale maatregelen inzake milieubescherming, zoals aanbevolen door de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, bijeen in het kader van de Raad, in hun resolutie van 1 februari 1993 (1) betreffende het vijfde milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschappen; Overwegende dat krachtens de in artikel 130 R van het Verdrag vermelde beginselen de beheersing van de gevaren in verband met zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, een fundamentele taak van alle lidstaten vormt, gezien het grensoverschrijdende karakter van de gevolgen van dergelijke industriële ongevallen voor het milieu en de gezondheid van de mens; Overwegende dat Richtlijn 82/501/EEG van de Raad van 24 juni 1982 inzake de risico's van zware ongevallen bij bepaalde industriële activiteiten (2) en Richtlijn 96/82/EG van de Raad van 9 december 1996 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken (3), betrekking hebben op de preventie van de aan zware ongevallen verbonden gevaren en op de beperking van de gevolgen daarvan voor mens en milieu; dat deze richtlijnen bepalingen inzake grensoverschrijdende samenwerking bevatten; Overwegende dat het derhalve raadzaam is dat de Gemeenschap het Verdrag goedkeurt; Overwegende dat voor bepaalde stoffen (broom, methanol, zuurstof en voor het milieu gevaarlijke stoffen) de in Richtlijn 96/82/EG vastgestelde grenswaarden verschillen van de waarden die in bijlage I, deel 1, van het Verdrag zijn vermeld; Overwegende dat het voor de hierboven vermelde stoffen niet mogelijk zal zijn de in bijlage I, deel 1, van het Verdrag vermelde grenswaarden toe te passen en dat daarom, teneinde het Verdrag te kunnen goedkeuren, voorbehoud moet worden gemaakt; Overwegende dat het met het oog op de spoedige vankrachtwording van het Verdrag wenselijk is dat de lidstaten die het Verdrag hebben ondertekend zo snel mogelijk hun procedures tot bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van het Verdrag afhandelen, teneinde de Gemeenschap en deze lidstaten in staat te stellen hun akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring neer te leggen, BESLUIT: Artikel 1 Het op 18 maart 1992 te Helsinki ondertekende Verdrag betreffende grensoverschrijdende gevolgen van industriële ongevallen wordt namens de Europese Gemeenschap goedgekeurd met het in bijlage I van dit besluit vermelde voorbehoud. De tekst van het Verdrag is aan dit besluit gehecht. Artikel 2 De voorzitter is gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) namens de Gemeenschap bij de secretaris-generaal van de Verenigde Naties de akte van goedkeuring neer te leggen overeenkomstig artikel 28 van het Verdrag. Bij de neerlegging van de akte van goedkeuring en van het in bijlage I vermelde voorbehoud zal de Gemeenschap de in bijlage II van dit besluit opgenomen verklaring inzake de bevoegdheden neerleggen. Artikel 3 Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. (1) PB C 138 van 17. 5. 1993. (2) PB L 230 van 5. 8. 1982, als gewijzigd bij Richtlijn 87/216/EEG (PB L 85 van 28. 3. 1987), Richtlijn 88/610/EEG (PB L 336 van 7. 12. 1988) en Richtlijn 91/692/EEG (PB L 377 van 31. 12. 1991). (3) PB L 10 van 14. 1. 1997. BIJLAGE I VOORBEHOUD De Europese Gemeenschap behoudt zich het recht voor: i) wat de in bijlage I, deel 1, nrs. 3, 4 en 5, van het Verdrag vermelde grenswaarden betreft, voor broom (zeer giftige stof) een grenswaarde van 100 ton, voor methanol (giftige stof) een grenswaarde van 5 000 ton en voor zuurstof (oxiderende stof) een grenswaarde van 2 000 ton toe te passen; ii) wat de in bijlage I, deel 1, nr. 8, van het Verdrag vermelde grenswaarde betreft, voor stoffen die gevaarlijk voor het milieu zijn grenswaarden toe te passen van 500 ton (waarschuwingszin R50-53 (1): "voor in het water levende organismen zeer giftige stoffen die in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten kunnen veroorzaken") en van 2 000 ton (waarschuwingszin R51-53 (2): "voor in het water levende organismen giftige stoffen die in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten kunnen veroorzaken"). (1) Stoffen die zijn ingedeeld overeenkomstig Richtlijn 67/548/EEG van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (PB 196 van 16. 8. 1967, blz. 1, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 93/105/EG (PB L 294 van 30. 11. 1993, blz. 21)). (2) Zie bovenstaande voetnoot 1. BIJLAGE II VERKLARING VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 29, LID 4, VAN HET VERDRAG BETREFFENDE GRENSOVERSCHRIJDENDE GEVOLGEN VAN INDUSTRIËLE ONGEVALLEN, MET BETREKKING TOT DE BEVOEGDHEDEN Overeenkomstig het EG-Verdrag, inzonderheid artikel 130 R, leden 1 en 2, hebben de doelstellingen en de beginselen van het milieubeleid van de Gemeenschap met name betrekking op het behoud en de bescherming van de kwaliteit van het milieu en de gezondheid van de mens door middel van preventieve maatregelen. Bij het nastreven van deze doelstellingen heeft de Raad Richtlijn 82/501/EEG van de Raad van 24 juni 1982 inzake de risico's van zware ongevallen bij bepaalde industriële activiteiten (1) en Richtlijn 96/82/EG van de Raad van 9 december 1996 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken (2) vastgesteld. Deze maatregelen, waarmee de preventie van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken en de beperking van de gevolgen daarvan voor mens en milieu worden beoogd, hebben betrekking op gebieden die onder het Verdrag betreffende grensoverschrijdende gevolgen van industriële ongevallen vallen. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 130 R, lid 4, van het EG-Verdrag is de Gemeenschap gemachtigd internationale overeenkomsten te sluiten op gebieden die onder haar bevoegdheid vallen, zoals omschreven in artikel 130 R en in de maatregelen die op grond van deze bepaling zijn vastgesteld. (1) PB L 230 van 5. 8. 1982, als gewijzigd bij Richtlijn 87/216/EEG (PB L 85 van 28. 3. 1987), Richtlijn 88/610/EEG (PB L 336 van 7. 12. 1988) en Richtlijn 91/692/EEG (PB L 377 van 31. 12. 1991). (2) PB L 10 van 14. 1. 1997.