EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51997PC0257

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende aangesloten telecommunicatieapparatuur en de wederzijdse erkenning van de overeenstemming van deze apparatuur

/* COM/97/0257 def. - COD 97/0149 */

PB C 248 van 14/08/1997, p. 4–13 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

51997PC0257

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende aangesloten telecommunicatieapparatuur en de wederzijdse erkenning van de overeenstemming van deze apparatuur /* COM/97/0257 def. - COD 97/0149 */

Publicatieblad Nr. C 248 van 14/08/1997 blz. 0004


Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende aangesloten telecommunicatieapparatuur en de wederzijdse erkenning van de overeenstemming van deze apparatuur (97/C 248/04) (Voor de EER relevante tekst) COM(97) 257 def. - 97/0149(COD)

(Door de Commissie ingediend op 6 juni 1997)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100 A,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,

In overeenstemming met de in artikel 189 B van het Verdrag bedoelde procedure,

(1) Overwegende dat in Richtlijn 91/263/EEG van de Raad van 29 april 1991 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende eindapparatuur voor telecommunicatie en de onderlinge erkenning van de conformiteit van de apparatuur (1), gewijzigd bij Richtlijn 93/68/ EEG (2), de maatregelen voor wederzijdse erkenning van de overeenstemming van eindapparatuur voor telecommunicatie nader zijn uitgewerkt;

(2) Overwegende dat Richtlijn 93/97/EEG van de Raad (3) een aanvulling op Richtlijn 91/263/EEG vormt met betrekking tot satellietgrondstationapparatuur;

(3) Overwegende dat een wettelijke regeling die beoogt de interne markt voor eind- en radioapparatuur te ontwikkelen, het mogelijk moet maken de investeringen, de productie en de verkoop gelijke tred te laten houden met de technologische en marktontwikkelingen; dat ten gevolge van de liberalisering van de infrastructuur nieuwe definities nodig zullen zijn van netaansluitpunten en eindapparatuur; dat in het algemeen de bedoelde netaansluitpunten die van openbare telecommunicatienetten zijn; dat in bepaalde gevallen, in het openbaar belang, een regeling inzake eindapparatuur voor aansluiting op andere typen netaansluitpunten noodzakelijk is;

(4) Overwegende dat de Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de toepassing van Open Network Provision (ONP) op spraaktelefonie en de universele telecommunicatiedienst in een door mededinging gekenmerkt klimaat (4) de nationale wetgevende instanties verzoekt ervoor te zorgen dat de technische specificaties van de interface voor de nettoegang worden gepubliceerd, opdat een concurrerende markt voor het aanbieden van eindapparatuur wordt gewaarborgd;

(5) Overwegende dat de op elektromagnetische compatibiliteit betrekking hebbende essentiële eisen van Richtlijn 89/336/EEG van de Raad van 3 mei 1989 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake elektromagnetische compatibiliteit (5), gewijzigd bij Richtlijn 93/68/EEG, voldoende zijn om ook aangesloten telecommunicatieapparatuur te omvatten;

(6) Overwegende dat de bepalingen van Richtlijn 73/23/EEG van de Raad van 19 februari 1973 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke voorschriften der lidstaten inzake elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen (6), gewijzigd bij Richtlijn 93/68/EEG, voldoende zijn om ook aangesloten telecommunicatieapparatuur te omvatten, ongeacht de bedrijfsspanningsgrenzen;

(7) Overwegende dat in het openbaar belang bepaalde, specifiek voor eind- en radioapparatuur geldende essentiële eisen noodzakelijk kunnen zijn;

(8) Overwegende dat een onaanvaardbare achteruitgang van de dienst voor anderen dan de gebruiker van aangesloten telecommunicatieapparatuur dient te worden voorkomen;

(9) Overwegende dat geharmoniseerde interfaces tussen eindapparatuur en telecommunicatienetten de coëxistentie van concurrerende markten voor eindapparatuur en netdiensten garanderen;

(10) Overwegende dat aangesloten telecommunicatieapparatuur een groot gedeelte van schaarse hulpbronnen, zoals het radiofrequentiespectrum, in beslag kan nemen;

(11) Overwegende dat het voor de Commissie noodzakelijk kan zijn, wanneer het algemeen belang zulks rechtvaardigt, met bepaalde voor de gehele Gemeenschap geldende eisen rekening te houden;

(12) Overwegende dat de voor een klasse aangesloten telecommunicatieapparatuur geldende essentiële eisen afhankelijk dienen te zijn van de aard en de behoeften van die klasse apparatuur; dat deze eisen oordeelkundig moeten worden toegepast om geen belemmering voor technische innovatie of voor de vervulling van de behoeften van een markteconomie te vormen;

(13) Overwegende dat ervoor moet worden gezorgd dat aangesloten telecommunicatieapparatuur geen vermijdbare gevaren voor de gezondheid inhoudt;

(14) Overwegende dat telecommunicatie belangrijk is voor het welzijn en de werkgelegenheid van gehandicapten, die een groot en groeiend deel van de Europese bevolking vormen;

(15) Overwegende dat aangesloten telecommunicatieapparatuur in bepaalde functies ten behoeve van nood- en veiligheidsdiensten kan voorzien;

(16) Overwegende dat aangesloten telecommunicatieapparatuur geen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer mogelijk mag maken;

(17) Overwegende dat het, ter ondersteuning van de Commissie bij de doeltreffende bewaking van het markttoezicht, nodig is dat de lidstaten de relevante informatie verstrekken betreffende typen netaansluitpunten, inadequaat of onjuist toegepaste geharmoniseerde normen, aangemelde instanties en toezichthoudende instanties;

(18) Overwegende dat het wenselijk is op Europees vlak over geharmoniseerde normen te beschikken, teneinde het openbaar belang bij het ontwerpen en de fabricage van aangesloten telecommunicatieapparatuur veilig te stellen; dat deze geharmoniseerde normen kunnen worden gebruikt om de overeenstemming met de essentiële eisen aan te tonen;

(19) Overwegende dat het Gemeenschapsrecht bepaalt, dat belemmeringen voor het vrije verkeer van goederen binnen de Gemeenschap die het gevolg zijn van verschillen in nationale wetgeving in verband met het op de markt brengen van producten, slechts gerechtvaardigd kunnen zijn voorzover nationale eisen noodzakelijk en evenredig zijn; dat de harmonisatie van de wetgevingen daarom in dit geval alleen moet worden beperkt tot de eisen die nodig zijn om te voldoen aan de essentiële eisen met betrekking tot aangesloten telecommunicatieapparatuur; dat deze eisen de geldende nationale wettelijke bepalingen moeten vervangen;

(20) Overwegende dat aangesloten telecommunicatieapparatuur die aan de toepasselijke essentiële eisen voldoet, in alle lidstaten in het vrije verkeer moet kunnen worden gebracht en in gebruik genomen; dat aangesloten telecommunicatieapparatuur die niet aan de toepasselijke essentiële eisen voldoet, moet worden beschouwd als producten met gebreken in de zin van Richtlijn 85/374/EEG van de Raad van 25 juli 1985 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de aansprakelijkheid voor producten met gebreken (7);

(21) Overwegende dat de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde die verantwoordelijk is voor het op de gemeenschappelijke markt brengen van producten die niet aan de toepasselijke essentiële eisen voldoen, aansprakelijk zou moeten zijn overeenkomstig bepalingen die gelijkwaardig zijn met die van Richtlijn 85/374/EEG, zo nodig gewijzigd om aan de vereisten inzake telecommunicatieapparatuur te voldoen;

(22) Overwegende dat de Raad op 22 juli 1993 Besluit 93/465/EEG betreffende de modules voor de verschillende fasen van de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures en de voorschriften inzake het aanbrengen en het gebruik van de CE-markering van overeenstemming (8) heeft vastgesteld dat in de richtlijnen voor technische harmonisatie moet worden verwerkt; dat de toepasselijke overeenstemmingsbeoordelingsprocedures dienen te worden gekozen uit de bij dat besluit vastgestelde beschikbare modules;

(23) Overwegende dat het wenselijk is een comité in te stellen waarin de bij de tenuitvoerlegging van wetgeving betreffende eind- en radioapparatuur betrokken partijen, in het bijzonder de met de overeenstemmingscertificatie belaste nationale instanties en de voor markttoezicht verantwoordelijke nationale instanties, zitting hebben, teneinde de Commissie te ondersteunen bij het tot stand brengen van een geharmoniseerde en evenredige toepassing van de wetgeving, die aan de behoeften van de markt en van het brede publiek voldoet; dat vertegenwoordigers van de telecommunicatieorganisaties, gebruikers, consumenten, fabrikanten en dienstverrichters in voorkomend geval dienen te worden geraadpleegd;

(24) Overwegende dat bij de invoering van veranderingen in de wetgeving moet worden gezorgd voor een soepele overgang van de bestaande naar de nieuwe wetgeving, teneinde de markt niet te verstoren en rechtsonzekerheid te voorkomen;

(25) Overwegende dat de sector telecommunicatie-eindapparatuur een wezenlijk onderdeel van de telecommunicatiemarkt is, die zelf een van de steunpilaren van de economie in de Gemeenschap vormt; dat de op de sector telecommunicatie-eindapparatuur toepasselijke richtlijnen niet langer in staat zijn rekening te houden met de voorspelde, door nieuwe technologie, marktontwikkelingen en wetgeving inzake netten veroorzaakte veranderingen in de sector;

(26) Overwegende dat de Commissie op gezette tijden moet bezien voor welke categorieën eindapparatuur Gemeenschapsnormen inzake interfaces tussen openbare netten en eindapparatuur niet langer nodig zijn, rekening houdend met de vooruitgang bij de invoering van mededinging op de markt voor openbare netten;

(27) Overwegende dat de onderhavige richtlijn Richtlijn 91/263/EEG, Richtlijn 93/97/EEG en artikel 11 van Richtlijn 93/68/EEG vervangt, welke derhalve moeten worden ingetrokken;

(28) Overwegende dat, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel waarnaar in artikel 3 B van het Verdrag wordt verwezen, de doelstelling van een open, concurrerende interne markt voor telecommunicatieapparatuur door de lidstaten alleen niet voldoende kan worden verwezenlijkt en dat deze derhalve beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt; dat deze richtlijn zich beperkt tot de minimumeisen die nodig zijn om deze doelstelling te bereiken en niet verder gaat dan hetgeen daartoe nodig is,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I ALGEMEEN

Artikel 1

Werkingssfeer en doelstelling

Deze richtlijn behelst een wettelijke regeling van de Europese Gemeenschap inzake het op de markt brengen, het vrije verkeer en de ingebruikneming van aangesloten telecommunicatieapparatuur (ATA) die aan de essentiële eisen voldoet.

Artikel 2

Definities

In deze richtlijn gelden de volgende definities:

a) Aangesloten telecommunicatieapparatuur (ATA)

Voor telecommunicatie door middel van radiotransmissie geschikte apparatuur, waarbij gebruik wordt gemaakt van een aan aardse/satellietradiocommunicatie toegewezen spectrum, met uitzondering van uitsluitend voor gebruik voor openbare veiligheid bestemde apparatuur;

of

de relevante onderdelen van apparatuur voor aansluiting op een open netaansluitpunt, waardoor deze apparatuur met het betrokken net meervoudig kan functioneren.

b) Open netaansluitpunt (ONAP)

Een aansluitpunt van een telecommunicatienet waarop de gebruikers van het net alle overeenstemmende ATA van een door dat ONAP ondersteund type kunnen aansluiten. De aansluiting kan plaatsvinden door middel van een draad-, radio-, optische of andere elektromagnetische verbinding. Een ONAP ondersteunt een of meer typen ATA. In uitzonderlijke gevallen kunnen, in het openbaar belang, ONAP-typen aansluitpunten van andere dan de openbare netten zijn.

c) ATA-type

Het ATA-type bepaalt het type open netaansluitpunt waarop het apparaat door middel van een draad-, radio-, optische of andere elektromagnetische verbinding moet worden aangesloten.

d) Technische specificatie

Een in een document aangegeven specificatie die de kenmerken van een product beschrijft die de toepasselijke essentiële eisen uitvoeren.

e) Geharmoniseerde norm

Een door een erkende normalisatie-instelling, in opdracht van de Commissie en in overeenstemming met de procedures van Richtlijn 83/189/EEG van de Raad (9) goedgekeurde technische specificatie, met het doel een niet-dwingend Europees vereiste vast te stellen.

Artikel 3

Essentiële eisen

1. De volgende algemene essentiële eisen zijn voor alle ATA toepasselijk:

a) De essentiële eisen van Richtlijn 73/23/EEG met betrekking tot de veiligheid ongeacht de spanningsgrenzen van de ATA.

b) De essentiële eisen van Richtlijn 89/336/EEG met betrekking tot elektromagnetische verenigbaarheid.

2. De voor elk type ATA toepasselijke bijzondere essentiële eisen kunnen op basis van artikel 4 uit de volgende lijst worden gekozen:

a) De voorkoming van misbruik van nethulpbronnen die tot een onaanvaardbare achteruitgang van de dienst voor anderen dan de gebruiker van de ATA leiden.

b) Het meervoudig functioneren langs het net (de netten) en de Gemeenschapswijde draagbaarheid tussen ONAP's van hetzelfde type.

c) Het doeltreffende gebruik van het voor aardse/satellietradiocommunicatie toegewezen spectrum.

Artikel 4

Vaststelling van de toepasselijke bijzondere essentiële eisen

1. De Commissie stelt volgens de procedure van artikel 12 de voor elk ATA-type toepasselijke bijzondere essentiële eisen vast. Bij de keuze van de toepasselijke essentiële eisen houdt de Commissie, indien zulks is gerechtvaardigd, naar behoren rekening met:

a) de bescherming van de volksgezondheid;

b) de voorzieningen voor gehandicapte gebruikers;

c) de voorzieningen voor nood- en veiligheidsdiensten;

d) de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

De toepasselijke bijzondere essentiële eisen worden in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt.

2. Zodra zij daarvan kennis hebben, delen de lidstaten de Commissie mede, welke typen ONAP beschikbaar zijn of binnenkort beschikbaar zullen zijn. De Commissie stelt het in artikel 12 bedoelde comité, hierna "Comité" genoemd, in kennis van bestaande en ontwerpen ONAP-typen.

3. De lidstaten zien erop toe, dat de exploitanten van alle netten nauwkeurige en passende technische specificaties van de beschikbare ONAP's en ondersteunde ATA-typen bekendmaken en regelmatig bijwerken. De specificaties moeten voldoende omstandig zijn om verenigbare ATA te kunnen ontwerpen.

Artikel 5

Geharmoniseerde normen

1. Wanneer de ATA aan de toepasselijke geharmoniseerde normen voldoet, waarvan de referentienummers in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen zijn bekendgemaakt, nemen de lidstaten aan, dat is voldaan aan de in de artikelen 3 en 4 bedoelde essentiële eisen waarop deze normen betrekking hebben. Ter keuze van de fabrikant en met name wanneer een geharmoniseerde norm ontbreekt, kan worden aangetoond dat aan de toepasselijke essentiële eisen is voldaan door aan te tonen dat aan een passende technische specificatie is voldaan.

2. Wanneer een lidstaat of de Commissie van oordeel is dat een geharmoniseerde norm, zoals bedoeld in lid 1, niet aan de in artikel 3, lid 2, en artikel 4, lid 1, bedoelde uitgekozen bijzondere essentiële eisen voldoet, brengt de Commissie of de betrokken lidstaat deze aangelegenheid onder de aandacht van het comité en leidt zij de in artikel 12 bedoelde procedures in.

Artikel 6

Op de markt brengen en ingebruikneming

1. De lidstaten verzekeren het vrije verkeer van de ATA die aan de passende essentiële eisen, zoals bedoeld in artikel 3, leden 1 en 2, en artikel 4, lid 1, voldoet en garanderen dat deze ATA niet aan verdere nationale wettelijke regelingen wordt onderworpen. Wanneer de bijzondere essentiële eisen voor een type ATA nog niet zijn vastgesteld, mag een fabrikant niet aan nationale wettelijke regelingen worden onderworpen en kan hij de ATA op de markt brengen, mits deze aan de algemene essentiële eisen, zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, voldoet. De ATA die vanaf het tijdstip waarop zij voor het eerst op de markt wordt gebracht, aan de essentiële eisen voldoet, mag in de handel gebracht blijven worden.

2. De lidstaten verzekeren dat de aansluiting van de ATA op passende ONAP's niet wordt geweigerd op gronden van technische onverenigbaarheid, wanneer deze ATA aan de eisen van artikel 3 voldoet.

3. De lidstaten verzekeren dat de ATA, wanneer deze in de handel wordt gebracht, is voorzien van documentatie die de koper of gebruiker van de ATA erover inlicht dat de apparatuur aan de desbetreffende essentiële eisen voldoet, alsook over eventuele gebruiksvoorwaarden die het gevolg zijn van de keuze van de essentiële eisen. Deze gebruiksvoorwaarden moeten onder andere het (de) ONAP-type(n) noemen waarop de ATA kan worden aangesloten en de eventuele beperkingen inzake het gebruik die door het gebrek aan harmonisatie van het radiospectrum worden opgelegd.

Artikel 7

Niet-overeenstemming

1. Wanneer een lidstaat van oordeel is dat de ATA die op zijn grondgebied in de handel wordt gebracht, niet aan de voor het ATA-type geldende essentiële eisen voldoet, neemt hij alle dienstige maatregelen om deze producten uit de markt te nemen en om het op de markt brengen daarvan te verbieden.

2. De betrokken lidstaat stelt de Commissie onverwijld in kennis van alle besluiten betreffende de niet-overeenstemming en vermeldt daarbij de motivering van het besluit en of de niet-overeenstemming te wijten is aan:

a) een onjuiste toepassing van de in artikel 5 bedoelde geharmoniseerde normen;

b) tekortkomingen in de in artikel 5 bedoelde geharmoniseerde normen;

c) het gebruik van een ongeschikte technische specificatie.

3. Indien de in lid 2 bedoelde niet-overeenstemming aan onvolkomenheden in de toepasselijke geharmoniseerde normen worden toegeschreven, legt de Commissie, binnen twee maanden na de datum van kennisgeving door de lidstaat, deze aangelegenheid aan het comité voor.

4. De Commissie houdt de lidstaat op de hoogte van het verloop en de resultaten van elke overeenkomstig lid 3 ingeleide procedure.

Artikel 8

Aansprakelijkheid voor niet-overeenstemming

1. De fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde die in de Gemeenschap producten in de handel brengt welke niet aan de toepasselijke essentiële eisen voldoen, is aansprakelijk voor schade als bedoeld in artikel 9 van Richtlijn 85/374/EEG en voor de rechtstreekse economische schade ten gevolge van de niet-overeenstemming. De berekening van de economische schade omvat niet de verwachte winst.

2. De fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde is niet aansprakelijk voor de in lid 1 bedoelde schade, indien hij kan aantonen dat de bedoelde essentiële eis(en) waaraan zijn product niet voldoet, ten tijde van het op de markt brengen ervan niet overeenkomstig artikel 4 was of waren vastgesteld.

HOOFDSTUK II OVEREENSTEMMINGSBEOORDELING

Artikel 9

Overeenstemmingsbeoordelingsprocedures

1. De in dit artikel vastgestelde overeenstemmingsbeoordelingsprocedures worden toegepast om de overeenstemming van de ATA met alle toepasselijke essentiële eisen, zoals bedoeld in artikel 3, leden 1 en 2, en artikel 4, lid 1, aan te tonen.

2. ATA die geen gebruik maakt van het voor aardse/satellietradiocommunicatie toegewezen spectrum, wordt onderworpen aan interne productiebewaking, zoals beschreven in bijlage I.

3. ATA die gebruik maakt van het voor aardse/satellietradiocommunicatie toegewezen spectrum, wordt aan interne produktiebewaking en aan specifieke productkeuring, zoals beschreven in bijlage II, onderworpen.

4. De dossiers en de briefwisseling betreffende de in de leden 2 en 3 bedoelde productiebewakingsprocedures zijn gesteld in een officiële taal van de lidstaat waar de genoemde procedure loopt of in een taal die voor de betrokken aangemelde instantie aanvaardbaar is.

Artikel 10

Aangemelde instanties en controle-instanties

1. De lidstaten stellen de Commissie en de overige lidstaten in kennis van de instanties die zij hebben aangewezen om de in artikel 9 bedoelde taken uit te voeren. Bij de beoordeling van de aan te melden instanties passen de lidstaten de in bijlage III vervatte criteria toe.

2. De Commissie publiceert in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen een lijst van de aangemelde instanties, samen met hun identificatienummers en de taken waarvoor zij zijn aangemeld. De lidstaten verstrekken de Commissie alle benodigde informatie om deze lijst bij te houden.

3. De lidstaten stellen de Commissie en de overige lidstaten in kennis van de op hun grondgebied gevestigde instanties die de controletaken in verband met de toepassing van deze richtlijn uitvoeren.

HOOFDSTUK III CE-MERKTEKEN VAN OVEREENSTEMMING EN OPSCHRIFTEN

Artikel 11

CE-merkteken

1. De ATA die aan de geldende essentiële eisen voldoet, wordt voorzien van het CE-merkteken van overeenstemming zoals bedoeld in bijlage IV. Het wordt aangebracht door de fabrikant of zijn gemachtigde in de Gemeenschap. In voorkomend geval gaat het vergezeld van het identificatienummer van de in artikel 10, lid 2, bedoelde aangemelde instantie. De apparatuur mag van andere merktekens worden voorzien, mits zulks de zichtbaarheid en leesbaarheid van het CE-merkteken niet vermindert.

2. Op de ATA, ongeacht of deze al dan niet aan de toepasselijke essentiële eisen voldoet, mogen geen merktekens worden aangebracht die derden wat vorm en betekenis betreft zouden kunnen verwarren met het in bijlage IV beschreven CE-merkteken.

3. De bevoegde lidstaat treft passende maatregelen tegen degene die een merkteken aanbrengt dat niet aan de leden 1 en 2 voldoet. Indien de persoon die het merkteken heeft aangebracht, niet kan worden geïdentificeerd, worden maatregelen genomen tegen de houder van de ATA, wanneer de niet-overeenstemming wordt ontdekt.

4. Op de ATA wordt ter identificatie door de fabrikant een type-, partij- en/of serienummer vermeld, alsmede de naam van de fabrikant en/of leverancier die voor het in de handel brengen van de apparatuur verantwoordelijk is.

HOOFDSTUK IV COMITÉ

Artikel 12

Samenstelling en procedures

1. De Commissie wordt bijgestaan door een raadgevend comité, het Comité voor overeenstemmingsbeoordeling en markttoezicht inzake telecommunicatie (OBMT), bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

2. Het comité wordt over onder de artikelen 4, 5 en 7 vallende aangelegenheden geraadpleegd.

3. Het comité kan, indien nodig, over de doeltreffendheid van de controletaken in verband met de tenuitvoerlegging van deze richtlijn worden geraadpleegd.

4. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp van de te nemen maatregelen voor. Het comité brengt binnen een door de voorzitter naar gelang van de urgentie van de materie vast te stellen termijn advies uit over het ontwerp, zo nodig door middel van een stemming. Het advies wordt in de notulen opgetekend; bovendien heeft iedere lidstaat het recht te verzoeken dat zijn standpunt in de notulen wordt opgenomen.

De Commissie houdt zoveel mogelijk rekening met het door het comité uitgebrachte advies. Zij stelt het comité in kennis van de wijze waarop zij met dit advies rekening heeft gehouden en neemt een besluit binnen één maand na ontvangst van het advies van het comité.

5. De Commissie raadpleegt op gezette tijden de vertegenwoordigers van telecommunicatienetexploitanten, consumenten en fabrikanten. Zij houdt het comité regelmatig op de hoogte van het resultaat van deze raadplegingen.

HOOFDSTUK V SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 13

Beoordeling en verslaggeving

De Commissie beoordeelt de werking van deze richtlijn en brengt daarover voor de eerste maal uiterlijk op [31 december 1999] en vervolgens om de drie jaar aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit. Bij deze beoordeling wordt onder meer nagegaan of, gezien de technische ontwikkeling, de werkingssfeer van deze richtlijn moet worden behouden dan wel verkleind. Het verslag handelt over de bij de opstelling van de betrokken normen gemaakte vooruitgang alsmede over eventuele, bij de uitvoering van de richtlijn gerezen problemen. Dit verslag geeft ook een overzicht van de werkzaamheden van het comité en beoordeelt de vooruitgang bij de totstandkoming van een open en aan mededinging onderworpen markt voor de ATA op Gemeenschapsvlak. Met name wordt onderzocht of nog voor alle betrokken categorieën eindapparatuur essentiële eisen noodzakelijk zijn.

Artikel 14

Overgangsbepalingen

1. De geharmoniseerde normen of delen daarvan die in krachtens Richtlijn 91/263/EEG en/of Richtlijn 93/97/EEG vastgestelde gemeenschappelijke technische voorschriften zijn vastgelegd, kunnen worden gebruikt als basis voor een vermoeden van overeenstemming met de in artikel 3, lid 2, en artikel 4, lid 1, bedoelde bijzondere essentiële eisen totdat de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendmaakt dat zij niet langer van toepassing zijn.

2. De door de lidstaten in overeenstemming met Richtlijn 91/263/EEG of Richtlijn 93/97/EEG vastgestelde maatregelen blijven geldig.

Artikel 15

Omzetting

1. De lidstaten treffen de nodige maatregelen om uiterlijk op [1 juli 1999] aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis. Wanneer lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de voornaamste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 16

Intrekking

Richtlijn 91/263/EEG, Richtlijn 93/97/EEG en artikel 11 van Richtlijn 93/68/EEG worden ingetrokken.

Artikel 17

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 18

Bestemming

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

(1) PB nr. L 128 van 23. 5. 1991, blz. 1.

(2) PB nr. L 220 van 30. 8. 1993, blz. 1.

(3) PB nr. L 290 van 24. 11. 1993, blz. 1.

(4) Nog niet gepubliceerd.

(5) PB nr. L 139 van 23. 5. 1989, blz. 19.

(6) PB nr. L 77 van 26. 3. 1973, blz. 29.

(7) PB nr. L 210 van 7. 8. 1985, blz. 29.

(8) PB nr. L 220 van 30. 8. 1993, blz. 23.

(9) PB nr. L 109 van 26. 4. 1983, blz. 8.

BIJLAGE I

Conformiteitsbeoordelingsprocedure zoals bedoeld in artikel 9, lid 2 (1)

Module A (interne productiebewaking)

1. In deze module wordt de procedure beschreven waarbij de fabrikant of diens gemachtigde binnen de Gemeenschap, die de in punt 2 genoemde verplichtingen op zich neemt, er zorg voor draagt en verklaart dat de bewuste producten voldoen aan de voorschriften van deze richtlijn die daarop van toepassing zijn. De fabrikant of diens gemachtigde binnen de Gemeenschap brengt op elk product het CE-merkteken aan en stelt een schriftelijke verklaring van overeenstemming op.

2. De fabrikant zorgt voor de in punt 3 beschreven technische documentatie, welke hij of zijn gemachtigde binnen de Gemeenschap tot uiterlijk tien jaar nadat het laatste product de fabriek heeft verlaten, voor inspectiedoeleinden ter beschikking houdt van de bevoegde nationale instanties.

3. Wanneer noch de fabrikant noch diens gemachtigde in de Gemeenschap gevestigd is, rust de verplichting om de technische documentatie te bewaren op de persoon die het product in de Gemeenschap in de handel brengt.

4. Op basis van de technische documentatie moet kunnen worden nagegaan of het product in overeenstemming is met de essentiële eisen. Hierbij moet worden ingegaan op het ontwerp, het fabricageprocédé en de werking van het product, met name:

- een algemene beschrijving van het product;

- ontwerp- en fabricagetekeningen, alsmede schema's van onderdelen, subeenheden, circuits enz.;

- beschrijvingen en toelichtingen die nodig zijn voor het begrijpen van genoemde tekeningen en schema's en van de werking van het product;

- een lijst van de in artikel 5 bedoelde normen, die geheel of gedeeltelijk zijn toegepast, en een beschrijving van de gekozen oplossingen om aan de essentiële eisen van de richtlijn te voldoen, ingeval die in artikel 5 bedoelde normen niet zijn toegepast of niet bestaan;

- de resultaten van in het ontwerpstadium gemaakte berekeningen, verrichte onderzoeken enz.;

- keuringsverslagen.

5. De fabrikant of diens gemachtigde binnen de Gemeenschap bewaart een afschrift van de verklaring van overeenstemming bij de technische documentatie.

6. De fabrikant treft alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het fabricageproces de overeenstemming van de producten met de in punt 2 bedoelde technische documentatie en met de van toepassing zijnde voorschriften van deze richtlijn waarborgt.

(1) De bijlagen I en II zijn overgenomen uit Besluit 93/465/EEG betreffende de modules voor de verschillende fasen van de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures, die nader zijn toegelicht in de "Gids voor de toepassing van de op basis van de nieuwe aanpak en de globale aanpak tot stand gekomen harmonisatierichtlijnen van de Gemeenschap - eerste versie" (Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen, Luxemburg, 1994, ISBN 92-826-8584-5). De Raad zou rekening moeten houden met eventuele wijzigingen in deze documenten die van invloed kunnen zijn op de tekst van bijlage I of II.

BIJLAGE II

Conformiteitsbeoordelingsprocedure zoals bedoeld in artikel 9, lid 3

Module Aa (interne productiebewaking plus specifieke productkeuring)

Deze bijlage bestaat uit bijlage I, aangevuld met de volgende vereisten:

Voor elk product moeten door of namens de fabrikant alle essentiële radiotestreeksen worden uitgevoerd. Welke testreeksen als essentieel worden beschouwd, valt onder de verantwoordelijkheid van de door de fabrikant gekozen aangemelde instantie.

De fabrikant brengt, onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie, tijdens het fabricageproces het identificatienummer van die instantie aan.

BIJLAGE III

Door de lidstaten in acht te nemen minimumcriteria bij de aanwijzing van aangemelde instanties overeenkomstig artikel 10, lid 1

1. De aangemelde instantie, de directeur en het personeel dat met de aan de instantie toegewezen taken is belast, mogen niet de ontwerper, de fabrikant, de leverancier, de installateur van eind- of radioapparatuur of een netexploitant of dienstverlener zijn, noch de gemachtigden van één van deze partijen. Zij moeten zelfstandig zijn en mogen niet rechtstreeks worden betrokken bij ontwerp, fabricage, verkoop of onderhoud van eind- of radioapparatuur, noch optreden als gemachtigden van de hierbij betrokken partijen. Deze bepaling staat een eventuele uitwisseling van technische informatie tussen de fabrikant en de aangemelde instantie niet in de weg.

2. De aangemelde instantie en het personeel daarvan dienen de taken waarmee de instantie is belast met de grootst mogelijke mate van beroepsintegriteit en technische bekwaamheid uit te voeren; zij mogen aan geen enkele druk (in het bijzonder van financiële aard) onderhevig zijn die bij hun beoordeling een rol kan spelen dan wel op de resultaten van een controle van invloed kan zijn, vooral wanneer deze wordt uitgeoefend door personen of groepen van personen die bij dergelijke resultaten belang hebben.

3. De aangemelde instantie dient te beschikken over het nodige personeel en de nodige voorzieningen om de technische en administratieve werkzaamheden die uit de haar toegewezen taken voortvloeien, naar behoren te kunnen verrichten.

4. Het met de controles belaste personeel moet:

- een degelijke technische en beroepsopleiding hebben genoten;

- een behoorlijke kennis bezitten van de voorschriften inzake de verrichte keuringen en controles, alsmede voldoende ervaring met dergelijke keuringen en controles hebben;

- de bekwaamheid hebben om de certificaten, dossiers en rapporten op te stellen die vereist zijn om de resultaten van de controles te staven.

5. De onpartijdigheid van de met de controles belaste personeelsleden moet worden gegarandeerd. Hun bezoldiging mag niet van het aantal uitgevoerde keuringen of controles, noch van de resultaten van deze controles afhangen.

6. De aangemelde instantie dient een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering te sluiten, tenzij haar wettelijke aansprakelijkheid overeenkomstig het nationale recht door de lidstaat wordt gedekt, dan wel de lidstaat zelf rechtstreeks verantwoordelijk is.

7. Het personeel van de aangemelde instantie is gebonden door het beroepsgeheim ten aanzien van alle informatie die het bij de uitoefening van zijn taak in het kader van deze richtlijn of van de bepalingen van intern recht die daaraan uitvoering geven, ter kennis is gekomen (behalve tegenover de terzake bevoegde overheidsinstanties van de lidstaat waarin de instantie haar werkzaamheden uitoefent).

BIJLAGE IV

Merktekens voor apparatuur zoals bedoeld in artikel 11, lid 1

1. Het CE-merkteken van overeenstemming bestaat uit de letters "CE" in de volgende vorm:

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Wanneer het CE-merkteken wordt verkleind of vergroot, moeten de verhoudingen uit bovenstaande tekening op schaal in acht worden genomen.

2. De hoogte van het CE-merkteken bedraagt tenminste vijf mm.

3. Het CE-merkteken wordt op het product aangebracht of op een daarop bevestigd gegevensplaatje. Wanneer dit echter gezien de aard van het product niet mogelijk is, moet het op de eventuele verpakking en op de begeleidende documenten worden aangebracht.

4. Het CE-merkteken moet zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar worden aangebracht.

Top