This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 51997PC0067
Proposal for a COUNCIL DECISION on the accession of the European Community to the General Fisheries Council for the Mediterranean
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende toetreding van de Europese Gemeenschap tot de Algemene Visserijraad voor de Middellandse Zee
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende toetreding van de Europese Gemeenschap tot de Algemene Visserijraad voor de Middellandse Zee
/* COM/97/0067 DEF - AVC 97/0059 */
PB C 124 van 21/04/1997, p. 61–72
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende toetreding van de Europese Gemeenschap tot de Algemene Visserijraad voor de Middellandse Zee /* COM/97/0067 DEF - AVC 97/0059 */
Publicatieblad Nr. C 124 van 21/04/1997 blz. 0061
Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende toetreding van de Europese Gemeenschap tot de Algemene Visserijraad voor de Middellandse Zee (97/C 124/08) COM(97) 67 def.- - 97/0059(AVC) (Door de Commissie ingediend op 27 februari 1997) DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43 juncto artikel 228, lid 2, eerste zin, en lid 3, tweede alinea, Gezien het voorstel van de Commissie, Gezien de instemming van het Europees Parlement, Overwegende dat de Gemeenschap het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee heeft ondertekend, dat alle leden van de internationale gemeenschap verplicht samen te werken om de biologisch rijkdommen van de zee in stand te houden en te beheren; Overwegende dat de Gemeenschap op het gebied van de zeevisserij de bevoegdheid heeft om maatregelen voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden vast te stellen en terzake verbintenissen aan te gaan met derde landen of met internationale organisaties; Overwegende dat het beheer en de instandhouding van de levende rijkdommen van de Middellandse Zee internationale regelgeving vergt; Overwegende dat daartoe op 24 september 1949 in Rome een internationale overeenkomst voor de instandhouding en het beheer van de levende rijkdommen in de Middellandse Zee is gesloten waarbij een Algemene Visserijraad voor de Middellandse Zee (GFCM) is opgericht; Overwegende dat, om bij te dragen tot de instandhouding en het beheer van de levende rijkdommen van de zee in het gebied dat valt onder de overeenkomst van de Algemene Visserijraad voor de Middellandse Zee waar de vissers uit de Gemeenschap actief zijn, de Gemeenschap dient toe te treden tot de Algemene Visserijraad voor de Middellandse Zee; Overwegende dat de Europese Gemeenschap op 26 november 1991 lid is geworden van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO); Overwegende dat toetreding van de Europese Gemeenschap tot de GFCM mogelijk is op grond van artikel I, lid 2, van de overeenkomst van de GFCM, juncto artikel XIV van de herziene Oprichtingsakte van de FAO; Overwegende dat de overeenkomst en het reglement van orde van de GFCM zijn aangepast om toetreding van de Europese Gemeenschap mogelijk te maken, BESLUIT: Enig artikel 1 (1) De Gemeenschap treedt toe tot de Algemene Visserijraad voor de Middellandse Zee via de in bijlage I opgenomen verklaring van aanvaarding van de overeenkomst van deze organisatie en van het reglement van orde daarvan. De Europese Gemeenschap deponeert voorts een tussen de Raad en de Commissie overeengekomen eenmalige verklaring over de uitoefening van bevoegdheden en het stemrecht. 2. De tekst van de overeenkomst en van het reglement van orde zijn opgenomen in bijlage II. BIJLAGE I Verklaring van toetreding tot de Algemene Visserijraad voor de Middellandse Zee Hoogedelgestrenge Heer, Ik heb de eer u me de te delen dat de Europese Gemeenschap heeft besloten toe te treden tot de Algemene Visserijraad voor de Middellandse Zee. Daarom verzoek ik u dit toetredingsinstrument waarbij de Gemeenschap, overeenkomstig artikel I en artikel XI, de overeenkomst en het reglement van orde van de Algemene Visserijraad voor de Middellandse Zee accepteert, alsmede de algemene verklaring inzake bevoegdheden en stemrechten overeenkomstig artikel II, lid 6, tweede zin, van genoemde overeenkomst, te willen aanvaarden. De Europese Gemeenschap accepteert formeel en zonder voorbehoud de verplichtingen van het lidmaatschap van de Algemene Visserijraad voor de Middellandse Zee die zijn vermeld in genoemde overeenkomst en het bijbehorende reglement van orde en zij verbindt zich er plechtig toe om de bij haar toetreding geldende verplichtingen na te komen. Gelieve, hoogedelgestrenge heer, de verzekering van mijn bijzondere hoogachting te aanvaarden. Voorzitter van de Raad van de Europese Unie De hoogedelgestrenge heer Diouf Directeur-generaal van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties, Via delle Terme di Caracalla I-00100 ROMA BIJLAGE II OVEREENKOMST INZAKE EN REGLEMENT VAN ORDE VAN DE ALGEMENE VISSERIJRAAD VOOR DE MIDDELLANDSE ZEE zoals gewijzigd door de Algemene Visserijraad voor de Middellandse Zee op 22 mei 1963 in zijn eerste bijzondere zitting (Rome, 21-22 mei 1963) en op 1 juli 1976 in zijn dertiende zitting (Rome, 28 juni-2 juli 1976) (In deze tekst zijn de wijzigingen op de Overeenkomst en het Reglement van Orde van de Algemene Visserijraad voor de Middellandse Zee verwerkt die de FAO heeft voorgeteld om het lidmaatschap van de Europese Gemeenschap mogelijk te maken. Deze wijzigingen zullen worden aangenomen in de volgende gewone zitting van de Algemene Visserijraad voor de Middellandse Zee, die is gepland voor oktober 1997.) OVEREENKOMST PREAMBULE De overeenkomstsluitende partijen, belang hebbend bij de ontwikkeling en het rationeel gebruik van de levende rijkdommen van de Middellandse Zee, de Zwarte Zee en de verbindingswateren en verlangend het bereiken van hun doelstellingen te bevorderen door middel van internationale samenwerking, die gestimuleerd zal worden door de oprichting van een Algemene Visserijraad voor de Middellandse Zee, komen het volgende overeen: Artikel 1 De Raad 1. De overeenkomstsluitende partijen stellen hierbij binnen de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (hierna te noemen "de organisatie") een organisatie in, "Algemene Visserijraad voor de Middellandse Zee" geheten (hierna te noemen "de raad") die tot doel heeft de in artikel 3 opgesomde taken uit te voeren. 2. Het lidmaatschap van de raad staat open voor alle leden en geassocieerde leden van de organisatie, alsmede voor de staten die geen lid van de organisatie zijn doch het lidmaatschap bezitten van de Verenigde Naties, van de gespecialiseerde agentschappen ervan of van het Internationale Agentschap voor Atoomenergie, die deze overeenkomst aanvaarden in overeenstemming met de in artikel 11 gestelde voorwaarden, met dien verstande dat deze voorwaarden niets afdoen aan de hoedanigheid van lid van de raad van de vóór 22 mei 1963 tot deze overeenkomst toegetreden staten die geen lid zijn van de Verenigde Naties, van de gespecialiseerde agentschappen ervan of van het Internationale Agentschap voor Atoomenergie. Ten aanzien van de geassocieerde leden geldt dat deze overeenkomst volgens artikel XIV, lid 5, van de Akte van oprichting en artikel XXI, lid 3, van het Algemeen Reglement van de organisatie, door de organisatie wordt voorgelegd aan de autoriteit die voor de internationale betrekkingen van de geassocieerde leden verantwoordelijk is. Artikel 2 Organen 1. Elk lid wordt op de vergaderingen van de raad vertegenwoordigd door één afgevaardigde, die mag worden vergezeld door een plaatsvervanger en door deskundigen en adviseurs. De plaatsvervangers, deskundigen en adviseurs die aan de vergaderingen van de raad deelnemen, hebben geen stemrecht, met uitzondering van de plaatsvervangers die afwezige afgevaardigden vervangen. 2. Onder voorbehoud van het bepaalde in lid 3, heeft elk lid één stem. De besluiten van de raad worden genomen met een meerderheid van de uitgebrachte stemmen, tenzij in deze overeenkomst anders is bepaald. Het quorum wordt gevormd door de meerderheid van de leden van de raad. 3. Regionale organisaties voor economische integratie die lid zijn van de raad, beschikken op de vergaderingen van de raad of van ondergeschikte organen van de raad over evenveel stemmen als het aantal bij de organisatie aangesloten lidstaten dat op de vergadering stemgerechtigd is. 4. Regionale organisaties voor economische integratie die lid zijn van de raad, oefenen op de gebieden waarvoor zij bevoegd zijn de aan het lidmaatschap verbonden rechten alternerend met hun lidstaten uit. Als een regionale organisatie voor economische integratie die lid is van de raad haar stemrecht uitoefent, oefenen haar lidstaten hun stemrecht niet uit en vice versa. 5. Een lid van de raad kan een regionale organisatie voor economische integratie die lid is van de raad of de lidstaten van die organisatie die lid zijn van de raad, verzoeken mee te delen wie - de organisatie of de lidstaten - bevoegd is voor een bepaald vraagstuk. De verlangde informatie wordt verstrekt door de regionale organisatie voor economische integratie of door de betrokken lidstaten. 6. Voorafgaand aan de vergaderingen van de raad of van ondergeschikte organen van de raad delen regionale organisaties voor economische integratie die lid zijn van de raad of hun lidstaten die lid zijn van de raad mee wie - de organisatie of de lidstaten - bevoegd is voor de vraagstukken die op de vergadering aan de orde zijn en wie - de organisatie of de lidstaten - het stemrecht uitoefent voor elk van de agendapunten. Niets in dit artikel belet de regionale organisaties voor economische integratie die lid zijn van de raad of hun lidstaten die lid zijn van de raad, om voor de toepassing van dit artikel een eenmalige verklaring af te leggen die geldt voor alle vraagstukken en agendapunten van alle daarna te houden vergaderingen, behoudens uitzonderingen en wijzigingen die voorafgaand aan de vergaderingen kunnen worden meegedeeld. 7. Wanneer een agendapunt zowel aspecten omvat waarvoor de bevoegdheid aan de regionale organisatie voor economische integratie is overgedragen als aspecten waarvoor de lidstaten van die organisatie bevoegd zijn, mogen de regionale organisatie voor economische integratie en ook haar lidstaten aan de beraadslagingen deelnemen. De vergadering houdt bij het nemen van besluiten over het betrokken agendapunt alleen rekening met de interventie van de partij die stemgerechtigd is. 8. De delegatie van een regionale organisatie voor economische integratie wordt bij de bepaling van het quorum op een vergadering van de raad slechts meegerekend indien zij op de vergadering waarvoor het quorum vereist is, stemgerechtigd is. 9. De raad kiest een voorzitter en twee vice-voorzitters. 10. De voorzitter van de raad roept de raad ten minste eenmaal om de twee jaar in gewone zitting bijeen, tenzij een meerderheid van de leden anders besluit. De plaats en het tijdstip van de vergaderingen worden vastgesteld door de raad in overleg met de directeur-generaal van de organisatie. 11. De zetel van de raad is gevestigd op het hoofdkantoor van de organisatie in Rome. 12. De organisatie verzorgt het secretariaat van de raad en haar directeur-generaal benoemt de secretaris, die administratief aan hem rapporteert. 13. De raad kan met een tweederde meerderheid van de leden haar Reglement van orde, dat verenigbaar met het Algemeen Reglement van de organisatie dient te zijn, vaststellen en wijzigen. Het reglement van de raad en alle wijzigingen daarvan treden in werking met ingang van het tijdstip waarop zij door de directeur-generaal van de organisatie worden goedgekeurd. Artikel 3 Functies en bevoegdheden De raad heeft tot taak de ontwikkeling, de instandhouding, het rationale beheer en het optimale gebruik van de levende rijkdommen van de zee te bevorderen en krijgt daartoe de volgende functies en bevoegdheden: a) het volgen van de situatie van de desbetreffende bestanden, onder andere wat betreft de grootte en de mate van exploitatie, en van de daarop betrekking hebbende visserijactiviteiten; b) het overeenkomstig het bepaalde in artikel 5 uitwerken en aanbevelen van adequate maatregelen ten behoeve van: i) de instandhouding en het rationele beheer van de levende rijkdommen van de zee, met inbegrip van maatregelen betreffende: - de toegestane vangstmethoden en soorten vistuig, - de in acht te nemen minimumafmetingen van bepaalde soorten, - de gesloten en open vangstseizoenen en -gebieden, - de totaal toegestane vangsten en visserijinspanningsniveaus, en de verdeling daarvan over de leden, en ii) de uitvoering van de aanbevolen maatregelen; c) het volgen van de sociaal-economische situatie van de visserijsector en het doen van aanbevelingen met het oog op de ontwikkeling ervan; d) het stimuleren, coördineren en eventueel organiseren van opleidings- en bijscholingsactiviteiten met betrekking tot alle aspecten van de visserij; e) het stimuleren, coördineren en eventueel organiseren van onderzoek- en ontwikkelingsactiviteiten, met inbegrip van projecten tot samenwerking op het gebied van de visserij en de bescherming van de levende rijkdommen van de zee; f) het verzamelen, publiceren en verspreiden van informatie over exploiteerbare levende rijkdommen van de zee en de daarop betrekking hebbende visserijactiviteiten; g) het verrichten van alle andere werkzaamheden die voor het vervullen van de hierboven omschreven taken noodzakelijk zijn. Artikel 4 Bevoegdheidsgebied De raad oefent de in artikel 3 opgesomde functies en bevoegdheden uit in het gebied als omschreven in de preambule. Artikel 5 Aanbevelingen voor beheersmaatregelen 1. De in artikel 3, onder b), bedoelde aanbevelingen worden door de raad aangenomen met een meerderheid van tweederde van de aanwezige leden die hun stem uitbrengen. De tekst van de aanbevelingen wordt door de voorzitter van de raad aan elk lid meegedeeld. 2. Met inachtneming van het bepaalde in dit artikel, verbinden de leden van de raad zich ertoe de door de raad op grond van artikel 3, onder b), gedane aanbevelingen ten uitvoer te leggen met ingang van het tijdstip dat door de raad is vastgesteld, dat wil zeggen ten vroegste nadat de in dit artikel bepaalde termijn voor het indienen van bezwaren is verstreken. 3. Elk lid van de raad kan binnen een termijn van 120 dagen na de datum van kennisgeving van een aanbeveling hiertegen bezwaar aantekenen, in welk geval het betrokken lid de aanbeveling niet ten uitvoer hoeft te leggen. Alle andere leden kunnen zich te allen tijde binnen een bijkomende termijn van 60 dagen aansluiten bij een bezwaar dat binnen de termijn van 120 dagen is ingediend. De leden kunnen te allen tijde hun bezwaar intrekken en de aanbeveling ten uitvoer leggen. 4. Indien meer dan een derde van de leden van de raad bezwaar aantekent tegen een aanbeveling, zijn de overige leden met onmiddellijke ingang ontheven van de verplichting deze ten uitvoer te leggen, wat niet belet dat zij kunnen besluiten de aanbeveling toch in praktijk te brengen. 5. Alle bezwaren of intrekkingen daarvan worden door de voorzitter onmiddellijk na ontvangst ter kennis van de leden gebracht. Artikel 6 Verslaggeving De raad doet de directeur-generaal van de organisatie na elke zitting een verslag toekomen waarin zijn standpunten, aanbevelingen en besluiten worden weergegeven, alsmede alle andere verslagen die noodzakelijk of wenselijk worden geacht. De verslagen van de in artikel 7 van de overeenkomst bedoelde comités en werkgroepen van de raad worden via de raad aan de directeur-generaal van de organisatie meegedeeld. Artikel 7 Comités, werkgroepen en deskundigen 1. De raad kan tijdelijke, bijzondere of permanente comités in het leven roepen om zaken die verband houden met de taken van de raad te bestuderen en daarover te rapporteren, en werkgroepen aanstellen om specifieke technische problemen te behandelen en aanbevelingen te doen. 2. De hierboven bedoelde comités en werkgroepen worden door de voorzitter van de raad bijeengeroepen op het tijdstip en de plaats die hij in overleg met de directeur-generaal van de organisatie vaststelt. 3. De raad kan de organisatie voorstellen deskundigen in dienst te nemen of aan te stellen om specifieke vraagstukken of problemen te onderzoeken. De kosten daarvan zijn ten laste van de organisatie. 4. De in lid 1 bedoelde comités en werkgroepen kunnen worden opgericht en de in lid 3 bedoelde deskundigen in dienst genomen of aangesteld voorzover in het desbetreffende hoofdstuk van de goedgekeurde begroting van de organisatie voldoende middelen beschikbaar zijn; de besluiten dienaangaande worden genomen door de directeur-generaal van de organisatie. De raad laat zich voorafgaande aan besluiten die uitgaven tot gevolg hebben in verband met de oprichting van comités en werkgroepen en de indienstneming of aanstelling van deskundigen, door de directeur-generaal van de organisatie een rapport overleggen betreffende de administratieve en financiële implicaties. Artikel 8 Samenwerking met internationale organisaties De raad werkt inzake aangelegenheden die van gemeenschappelijk belang zijn nauw samen met andere internationale organisaties. Artikel 9 Uitgaven 1. De uitgaven van afgevaardigden en hun plaatsvervangers, deskundigen en adviseurs die voortvloeien uit het bijwonen van de zittingen van de raad en de uitgaven van vertegenwoordigers in de overeenkomstig artikel 7 opgerichte comités en werkgroepen worden vastgesteld en betaald door elk lid. 2. De uitgaven van het secretariaat, met inbegrip van publicatie- en communicatiekosten, en de uitgaven van de voorzitter en de vice-voorzitters van de raad voor het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de raad in de tijd tussen de vergaderingen, worden vastgesteld en betaald door de organisatie, binnen de grenzen van de beschikbare begrotingsmiddelen. 3. De uitgaven voor onderzoek- en ontwikkelingswerkzaamheden die door afzonderlijke leden van de raad, hetzij op eigen initiatief hetzij op aanbeveling van de raad, zijn ondernomen, worden vastgesteld en betaald door elk lid. 4. De uitgaven voor gemeenschappelijke onderzoek- en ontwikkelingswerkzaamheden die op grond van artikel 3, onder e), zijn ondernomen, worden, tenzij en andere financieringsbron voorhanden is, vastgesteld en betaald door de leden in de vorm en de verhouding die zij in onderling overleg overeenkomen. Samenwerkingsprojecten dienen vóór de uitvoering aan de raad van de organisatie te worden voorgelegd. De bijdragen voor samenwerkingsprojecten worden gestort in een trustfonds dat door de organisatie wordt gecreëerd en wordt beheerd met inachtneming van de voorschriften van haar Financieel Reglement en haar Reglement van Orde. 5. De uitgaven van deskundigen die met goedvinden van de directeur-generaal worden uitgenodigd om vergaderingen van de raad, comités of werkgroepen op persoonlijke titel bij te wonen, zijn ten laste van de begroting van de organisatie. Artikel 10 Wijziging Wijzigingen op deze overeenkomst worden aangenomen door een meerderheid van tweederde van alle leden van de Algemene Visserijraad voor de Middellandse Zee en worden van kracht nadat zij zijn bekrachtigd door de raad van de organisatie, tenzij deze laatste het wenselijk acht een wijziging ter goedkeuring aan de algemene vergadering van de organisatie voor te leggen. Het tijdstip waarop de wijzigingen van kracht worden, is de datum waarop de raad of de algemene vergadering van de organisatie, naargelang van het geval, een besluit neemt. Wijzigingen die nieuwe verplichtingen voor de leden inhouden, treden voor het betrokken lid evenwel slechts in werking na aanvaarding door het lid. De akten van aanvaarding van wijzigingen die nieuwe verplichtingen meebrengen, worden neergelegd bij de directeur-generaal van de organisatie, die alle leden van de Algemene Visserijraad voor de Middellandse Zee en de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties in kennis stelt van de ontvangst van de aanvaardingen en de inwerkingtreding van de wijzigingen. De rechten en verplichtingen van leden van de Algemene Visserijraad voor de Middellandse Zee die wijzigingen waaruit bijkomende verplichtingen voortvloeien niet aanvaarden, blijven beheerst worden door de bepalingen van deze overeenkomst zoals zij voorafgaand aan de wijziging luidden. Artikel 11 Aanvaarding 1. Deze overeenkomst staat open voor aanvaarding door ieder lid of geassocieerd lid van de organisatie. 2. Andere staten die lid zijn van de Verenigde Naties of van een van de gespecialiseerde agentschappen of van het Internationale Agentschap voor Atoomenergie en een verzoek om toetreding indienen, vergezeld van een in een formele akte vervatte verklaring dat zij deze overeenkomst, zoals van kracht op het tijdstip van toetreding, aanvaarden, kunnen door de raad met een meerderheid van tweederde van de leden tot het lidmaatschap worden toegelaten. 3. De leden van de raad die geen lid of geassocieerd lid van de organisatie zijn, kunnen aan de activiteiten van de raad deelnemen op voorwaarde dat zij aanvaarden een overeenkomstig de relevante bepalingen van het Financieel Reglement van de organisatie vastgestelde bijdrage in de kosten van het secretariaat te betalen. 4. De aanvaarding van deze overeenkomst door de leden of geassocieerde leden van de organisatie gebeurt door neerlegging van een akte van aanvaarding bij de directeur-generaal van de organisatie en wordt van kracht vanaf de ontvangst van de akte door de directeur-generaal. 5. De aanvaarding van deze overeenkomst door staten die geen lid van de organisatie zijn, gebeurt door neerlegging van een akte van aanvaarding bij de directeur-generaal van de organisatie. Het lidmaatschap wordt effectief met ingang van de datum waarop de raad het verzoek om toetreding volgens het bepaalde in lid 2 van dit artikel goedkeurt. 6. De directeur-generaal van de organisatie stelt alle leden van de raad, alle leden van de organisatie en de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties in kennis van alle aanvaardingen die effectief zijn geworden. 7. Aanvaarding van deze overeenkomst kan afhankelijk worden gesteld van een voorbehoud, dat slechts geldig wordt na aanvaarding door alle leden van de raad. De directeur-generaal van de organisatie stelt alle leden van de raad onverwijld in kennis van een voorbehoud. Leden van de raad die niet binnen drie maanden na de datum van kennisgeving hebben geantwoord, worden geacht het voorbehoud te hebben geaccepteerd. Als het voorbehoud niet wordt geaccepteerd, wordt de staat die dat voorbehoud maakt, geen partij bij deze overeenkomst. Artikel 12 Inwerkingtreding Deze overeenkomst treedt in werking met ingang van de datum waarop de vijfde akte van aanvaarding is neergelegd. Artikel 13 Toepassingsgebied De leden van de raad vermelden in de aanvaarding van deze overeenkomst uitdrukkelijk op welke delen van hun grondgebied de deelneming betrekking heeft. In het andere geval zal worden aangenomen dat de deelneming betrekking heeft op alle gebiedsdelen die inzake internationale betrekkingen onder de bevoegdheid van het betrokken lid vallen. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 14, kan het toepassingsgebied achteraf door middel van een verklaring worden gewijzigd. Artikel 14 Opzegging 1. Elk lid kan deze overeenkomst op ieder tijdstip na twee jaar na de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst voor dit lid opzeggen door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de directeur-generaal van de organisatie, die alle leden van de raad en de leden van de organisatie onmiddellijk in kennis stelt van deze opzegging. De opzegging wordt van kracht drie maanden nadat de directeur-generaal de opzegging heeft ontvangen. 2. Een lid van de raad kan de overeenkomst opzeggen voor één of meer van de delen van zijn grondgebied die inzake internationale betrekkingen onder zijn bevoegdheid vallen. Een lid dat zijn eigen lidmaatschap opzegt, dient erbij te vermelden voor welk gebiedsdeel of voor welke gebiedsdelen de opzegging geldt. In het andere geval, behoudens wanneer het om geassocieerde leden gaat, zal worden aangenomen dat de opzegging betrekking heeft op alle territoriale gebiedsdelen die inzake internationale betrekkingen onder de bevoegdheid van het betrokken lid van de raad vallen. 3. Een lid van de raad dat zijn lidmaatschap van de organisatie opzegt, wordt geacht terzelfder tijd terug te treden als lid van de raad, en dit voor alle gebiedsdelen die inzake internationale betrekkingen onder zijn bevoegdheid vallen, met dien verstande dat dit niet voor geassocieerde leden geldt. Artikel 15 Interpretatie en regeling van geschillen Ieder geschil over de interpretatie of de toepassing van deze overeenkomst dat niet door de raad kan worden opgelost, wordt voorgelegd aan een commissie samengesteld uit één lid aangewezen door elke partij bij het geschil en een onafhankelijke voorzitter, gekozen door de leden van de commissie. Op basis van de aanbevelingen die de commissie doet en die niet bindend zijn, plegen de partijen opnieuw overleg over de zaak die de aanleiding voor het geschil vormt. Geschillen die via dit overleg niet worden opgelost, worden voorgelegd aan het Internationaal Gerechtshof volgens het statuut van deze instelling, of, wanneer één van de partijen een regionale organisatie voor economische integratie is, aan arbitrage onderworpen, tenzij de partijen bij het geschil een andere vorm van geschillenregeling overeenkomen. Artikel 16 Buitenwerkingtreding Deze overeenkomst treedt automatisch buiten werking wanneer de raad door opzeggingen minder dan vijf leden zou tellen, tenzij de overblijvende leden eensgezind anders besluiten. Artikel 17 Eensluidendverklaring en registratie De originele tekst van deze overeenkomst is opgesteld te Rome op 24 september 1949 in de Franse taal. Twee in de Engelse, de Franse en de Spaanse taal gestelde afschriften van deze overeenkomst, zoals gewijzigd op 22 mei 1963 in de eerste bijzondere zitting en op 1 juli 1976 in de 13e zitting van de Algemene Visserijraad voor de Middellandse Zee, zullen na goedkeuring door de raad of de algemene vergadering van de organisatie, naargelang van het geval, voor eensluidend worden gewaarmerkt door de voorzitter van de algemene vergadering of de raad van de organisatie en door de directeur-generaal van de organisatie. Eén van de afschriften zal worden neergelegd in de archieven van de organisatie. Het andere afschrift wordt voor registratie aan de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties toegezonden. Voorts zal de directeur-generaal afschriften van de overeenkomst voor eensluidend waarmerken en één exemplaar ervan doen toekomen aan elk lid van de organisatie en aan staten die geen lid zijn van de organisatie die partij bij deze overeenkomst zijn of worden. REGLEMENT VAN ORDE ARTIKEL I In het kader van dit reglement wordt verstaan onder: Overeenkomst: de Overeenkomst inzake de oprichting van de Algemene Visserijraad voor de Middellandse Zee, opgesteld te Rome (Italië) op 24 september 1949, zoals gewijzigd overeenkomstig artikel 10 daarvan. Raad: de Algemene Visserijraad voor de Middellandse Zee. Voorzitter: de voorzitter van de raad. Vice-voorzitter: elk van beide vice-voorzitters van de raad. Afgevaardigde: de vertegenwoordigers van een lid zoals omschreven in artikel 2, lid 1, van de overeenkomst. Delegatie: de afgevaardigde en zijn plaatsvervanger, deskundigen en adviseurs. Lid: de leden en geassocieerde leden van de organisatie en de staten die geen lid van de organisatie maar wel van de raad zijn. Secretaris: de secretaris van de raad. Organisatie: de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties. Algemene vergadering: de algemene vergadering van de organisatie. Directeur-generaal: de directeur-generaal van de organisatie. Waarnemend lid, geassocieerd lid of geassocieerde organisatie: een staat die geen lid van de raad of van de organisatie is of een internationale organisatie die is uitgenodigd om een zitting van de raad bij te wonen, of een lid of een geassocieerd lid van de organisatie dat een zitting van de raad bijwoont zonder lid van de raad te zijn. Waarnemer: de vertegenwoordiger van een staat of een organisatie met de status van waarnemer. Artikel II Vergaderingen van de raad 1. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, lid 4, van de overeenkomst, beoordeelt de raad op elke gewone zitting, in overleg met de directeur-generaal, of over twee jaar een volgende gewone zitting nodig is en bepaalt hij het tijdstip en de plaats van de volgende zitting met inachtneming van het programma van de raad en de door de regering van het land waar de zitting zal plaatsvinden ongestelde uitnodiging. De voorzitter maakt vervolgens de bijeenroeping van de vergadering bekend, met dien verstande dat de raad, indien het bepalen van het precieze tijdstip en de plaats van de volgende zitting onmogelijk blijkt, in overleg met de directeur-generaal in elk geval het kalenderjaar van de zitting vaststelt, waarna de voorzitter, in overleg met de directeur-generaal en op voorwaarde dat de goedkeuring van een meerderheid van de leden van de raad wordt verkregen, het precieze tijdstip en de plaats kan bepalen. 2. De voorzitter kan op verzoek van of met goedkeuring van een meerderheid van de leden een bijzondere zitting bijeenroepen. Het tijdstip en de plaats daarvan worden door het uitvoerend comité in overleg met de directeur-generaal vastgesteld. 3. De uitnodigingen voor de gewone zittingen van de raad worden namens de voorzitter door de secretaris verzonden, ten minste 60 dagen vóór de vastgestelde openingsdatum van de zitting. De uitnodigingen voor bijzondere zittingen worden uiterlijk 40 dagen vóór de vastgestelde openingsdatum van de zitting verzonden. 4. Opdat voorstellen om een zitting van de raad of één van zijn organen in een bepaald land te houden in aanmerking worden genomen, is het vereist dat het betrokken land a) het Verdrag nopens de voorrechten en immuniteiten van de gespecialiseerde organisaties van de Verenigde Naties zonder voorbehoud heeft geratificeerd en b) de verzekering heeft gegeven dat alle afgevaardigden, vertegenwoordigers, deskundigen, waarnemers of andere personen die volgens de overeenkomst of dit reglement gemachtigd zijn om de zitting bij te wonen, de voor de onafhankelijke uitoefening van hun functie in verband met de zitting noodzakelijke voorrechten en immuniteiten zullen genieten. Artikel III Geloofsbrieven Op elke zitting overhandigen de delegaties en de waarnemers hun geloofsbrieven, in de door het secretariaat vastgestelde vorm, aan de secretaris. Het secretariaat brengt na onderzoek hiervan verslag uit aan de raad, die indien nodig passende actie onderneemt. Artikel IV Agenda 1. De agenda van elke gewone zitting omvat de volgende punten: a) verkiezing van een voorzitter en twee vice-voorzitters overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de overeenkomst; b) goedkeuring van de agenda; c) verslag van het uitvoerend comité over zijn activiteiten, met inbegrip van een verslag over de werkzaamheden die het secretariaat namens de raad heeft verricht; d) verslag van de secretaris over de financiële situatie van de raad; e) behandeling van de ontwerpbegroting; f) verslagen van de comités; g) behandeling van het tijdstip en de plaats van de volgende zitting; h) voorstellen voor wijzigingen op de overeenkomst en het Reglement van orde; i) behandeling van overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de overeenkomst ingediende verzoeken om toetreding van staten die geen lid van de organisatie zijn doch het lidmaatschap bezitten van de Verenigde Naties, van de gespecialiseerde organisaties ervan of van het Internationale Agentschap voor Atoomenergie; j) behandeling van vraagstukken die aan de Algemene Visserijraad voor de Middellandse Zee worden voorgelegd door de algemene vergadering, de raad of de directeur-generaal van de organisatie. 2. Met goedkeuring van de raad omvat de agenda ook: a) behandeling van punten die op de vorige zitting zijn aangenomen; b) behandeling van door het uitvoerend comité voorgestelde punten; c) behandeling van door een lid voorgestelde punten. 3. De ontwerpagenda, vergezeld van alle beschikbare rapporten en documenten in verband met de agendapunten, wordt door de secretaris aan de leden en aan de waarnemers en waarnemende organisaties toegezonden, ten minste 60 dagen vóór de openingsdatum van de zitting. 4. Op de agenda van bijzondere zittingen komen uitsluitend punten voor die verband houden met het doel van de zitting. Artikel V Het secretariaat 1. Het secretariaat wordt gevormd door de secretaris en de door de directeur-generaal aangewezen medewerkers die onder de bevoegdheid van de secretaris vallen. 2. De taken van het secretariaat omvatten het inontvangstnemen, verzamelen en verspreiden van de documenten en verslagen, van de besluiten die door de raad en zijn comités zijn genomen, het opstellen van de notulen van de vergaderingen, het goedkeuren van de uitgaven en de financiële verplichtingen, en het verrichten van alle andere door de raad en het uitvoerend comité opgedragen taken. 3. Van alle met de zaken van de raad verband houdende communicatie wordt voor informatie- en archiveringsdoeleinden een afschrift aan de secretaris bezorgd. Artikel VI Plenaire vergaderingen van de raad De plenaire vergaderingen van de raad zijn openbaar, tenzij de raad anders besluit. Wanneer de raad besluit een besloten vergadering te houden, bepaalt zij terzelfder tijd de draagwijdte daarvan voor de waarnemers. Artikel VII Verkiezing van de voorzitter en de vice-voorzitters 1. Op elke gewone zitting verkiest de raad een voorzitter, een eerste en een tweede vice-voorzitter, die hun taak opnemen onmiddellijk na de gewone zitting waarop zij zijn verkozen. 2. De kandidaten moeten afgevaardigde of plaatsvervanger zijn. Zij zijn herverkiesbaar. Artikel VIII Taken en bevoegdheden van de voorzitter en de vice-voorzitters 1. De voorzitter vervult de in dit reglement vastgestelde taken, die met name omvatten: a) de plenaire vergaderingen van de raad openen en sluiten; b) de vergaderingen leiden en toezicht houden op de naleving van dit reglement, het woord verlenen, punten in stemming brengen en besluiten bekendmaken; c) uitspraak doen over moties van orde; d) de beraadslagingen in goede banen leiden, met inachtneming van dit reglement; e) op de zitting instellen van comités volgens de richtlijnen van de raad. 2. Bij afwezigheid of op verzoek van de voorzitter worden zijn taken overgenomen door de eerste vice-voorzitter, of indien deze afwezig is, door de tweede vice-voorzitter. 3. De voorzitter en de vice-voorzitters die als voorzitter optreden, zijn niet stemgerechtigd en worden als vertegenwoordiger van hun regering vervangen door een ander lid van hun delegatie. 4. De secretaris neemt tijdelijk de functie van voorzitter waar in geval van verhindering van de voorzitter en de vice-voorzitters. Artikel IX De stemming 1. Behoudens in het in lid 4 van dit artikel bedoelde geval, gebeurt de stemming in de plenaire vergadering mondeling of bij handopsteking. Wanneer krachtens de overeenkomst of dit reglement een bijzondere meerderheid is vereist of wanneer een delegatie hierom verzoekt, gebeurt de stemming bij naamafroeping. 2. De volgorde voor de afroeping van de delegaties is de alfabetische volgorde in de Franse taal. 3. Het verslag van de stemmingen bij naamafroeping vermeldt de door elke afgevaardigde uitgebrachte stem en de onthoudingen. 4. De stemmingen over personen, met uitzondering van de verkiezing van de voorzitter en vice-voorzitters van de raad of van door de raad ingestelde comités, zijn geheim. 5. Wanneer geen van de kandidaten voor een functie een meerderheid van de uitgebrachte stemmen behaalt in de eerste stemronde, wordt een tweede stemronde gehouden waaraan wordt deelgenomen door de twee kandidaten met de meeste stemmen. Bij gelijke stemmen in de tweede ronde wordt de winnaar aangewezen door middel van lottrekking verricht door de voorzitter. 6. Behoudens wanneer het om een verkiezing gaat, wordt bij staking van stemmen een tweede stemming gehouden tijdens de volgende vergadering van dezelfde zitting. Indien de stemmen opnieuw staken, wordt het voorstel als verworpen beschouwd. 7. Het Algemeen Reglement van de organisatie is mutatis mutandis van toepassing op stemmingskwesties en aanverwante vraagstukken waarover de overeenkomst of het reglement geen expliciete bepalingen bevat. Artikel X Comités 1. Het uitvoerend comité bestaat uit de voorzitter en de twee vice-voorzitters. De voorzitter van de raad is voorzitter van het uitvoerend comité en de secretaris van de raad is secretaris van het uitvoerend comité. Het uitvoerend comité: a) komt tussen twee gewone zittingen ten minste eenmaal bijeen; b) handelt tussen de zittingen de lopende zaken van de raad af; c) formuleert aan de raad voor te leggen resoluties in verband met de punten als bedoeld in artikel IV, lid 2, onder b); d) stelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 9, lid 2, van de overeenkomst voor de komende begrotingsperiode uitgavenramingen op ten behoeve van de raad en de organisatie; e) coördineert de werkzaamheden van de comités en werkgroepen; f) treedt op als redactie- en publicatiecomité. 2. De raad kan alle andere comités en werkgroepen die hij wenselijk acht, in het leven roepen. 3. De oprichting van de in het eerste en tweede lid hierboven bedoelde comités en werkgroepen is afhankelijk van het bepaalde in artikel 7, lid 4, van de overeenkomst. 4. Het Reglement van Orde van de raad is mutatis mutandis van toepassing op de comités en werkgroepen. Artikel XI Begroting en financiën 1. Tenzij in dit reglement anders is bepaald, is het Financieel Reglement van de organisatie, aangevuld door het administratief handboek, de administratieve mededelingen en de daarop gebaseerde procedures, van toepassing op de raad. 2. Voor elke begrotingsperiode stelt de raad een ontwerpbegroting op die de geraamde uitgaven van het secretariaat, met inbegrip van publicatie- en communicatiekosten, de geraamde reiskosten van de voorzitter en de vice-voorzitters in het kader van de uitoefening van hun functie tussen de zittingen, en de eventuele geraamde uitgaven van de comités omvat. Nadat de raad er zijn goedkeuring aan heeft gehecht, wordt deze ontwerpbegroting aan de directeur-generaal bezorgd voor verwerking in de geraamde uitgaven van de comités omvat. Nadat de raad er zijn goedkeuring aan heeft gehecht, wordt deze ontwerpbegroting aan de directeur-generaal bezorgd voor verwerking in de geraamde algemene begroting van de organisatie. 3. De door de algemene vergadering als onderdeel van de algemene begroting van de organisatie goedgekeurde begroting van de raad vormt de uiterste grens voor de toewijzing van financiële middelen ten behoeve van de verwezenlijking van de doelstellingen die de algemene vergadering heeft goedgekeurd. 4. Alvorens met de uitvoering ervan wordt begonnen, moeten samenwerkingsprojecten aan de raad of de algemene vergadering van de organisatie worden voorgelegd. Artikel XII Deelneming van waarnemers 1. De deelneming van internationale organisaties aan de werkzaamheden van de raad en de betrekkingen tussen de raad en dergelijke organisaties zijn onderworpen aan de relevante bepalingen van de akte van oprichting en het Algemeen Reglement van de organisatie, alsmede aan de regels die de algemene vergadering of de raad van de organisatie voor de betrekkingen met internationale organisaties heeft vastgesteld. De directeur-generaal van de organisatie is bevoegd voor deze betrekkingen. 2. De leden en geassocieerde leden van de organisatie die geen lid van de raad zijn, kunnen op hun verzoek door een waarnemer worden vertegenwoordigd op de zittingen van de raad en de organen ervan. 3. Staten die geen lid zijn van de raad noch lid of geassocieerd lid van de organisatie, maar het lidmaatschap bezitten van de Verenigde Naties, de gespecialiseerde organisaties ervan of het Internationale Agentschap voor Atoomenergie, kunnen op hun verzoek en met goedkeuring van de raad van de organisatie en de Algemene Visserijraad voor de Middellandse Zee zittingen van de raad en de organen ervan bijwonen als waarnemer, met inachtneming van de door de algemene vergadering aangenomen beginselen voor de toekenning van de status van waarnemer aan staten. 4. Tenzij de raad uitdrukkelijk anders bepaalt, kunnen waarnemers de plenaire vergaderingen van de raad bijwonen en deelnemen aan de discussie in de vergaderingen van de technische comités waartoe zij kunnen worden uitgenodigd. Zij hebben in geen enkel geval stemrecht. Artikel XIII Samenwerkingsprojecten Ten behoeve van de uitvoering van samenwerkingsprojecten in de zin van artikel 3, onder e), van de overeenkomst buiten het in de preambule daarvan omschreven gebied, kunnen met staten die geen lid van de raad zijn regelingen worden getroffen. De directeur-generaal van de organisatie is bevoegd voor dergelijke regelingen. Artikel XIV Notulen, verslagen, rapporten en aanbevelingen 1. Van alle plenaire vergaderingen van de raad en alle vergaderingen van de comités worden notulen opgesteld. Deze worden zo snel mogelijk aan de deelnemers bezorgd. 2. Een samenvatting van de beraadslagingen die tijdens elke zitting van de raad zijn gehouden, wordt gepubliceerd tezamen met de verslagen van de comités, de technische notities en de andere documenten waarvan het uitvoerend comité de openbaarmaking wenselijk acht. 3. Op elke zitting keurt de raad een verslag goed waarin zijn standpunten, aanbevelingen, resoluties en besluiten alsook, indien daarom wordt verzocht, de minderheidsstandpunten zijn opgenomen. 4. Onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 5 van de overeenkomst, worden de conclusies en aanbevelingen van de raad na afloop van elke zitting meegedeeld aan de directeur-generaal van de organisatie, die ze doorstuurt aan de leden van de raad en de staten en internationale organisaties die op de zitting vertegenwoordigd waren en ze ter informatie verstrekt aan de leden en geassocieerde leden van de organisatie. 5. De aanbevelingen die gevolgen hebben voor het beleid, het programma of de financiën van de organisatie, worden door de directeur-generaal via de raad van de organisatie aan de algemene vergadering voorgelegd met het oog op een besluit. 6. Onder voorbehoud van het bepaalde in het voorgaande lid, kan de voorzitter de leden van de raad verzoeken aan de raad of aan hemzelf informatie te verstrekken over de maatregelen die zijn genomen met betrekking tot de aanbevelingen van de raad. Artikel XV Aanbevelingen aan de leden 1. De raad kan aanbevelingen doen aan de leden betreffende alle zaken die met de in artikel 3 van de overeenkomst genoemde functies en bevoegdheden verband houden. 2. De secretaris neemt namens de raad de antwoorden in ontvangst die de leden verstrekken met betrekking tot de aanbevelingen, vat ze samen en analyseert ze met het oog op behandeling tijdens de volgende zitting. Artikel XVI Wijziging van de overeenkomst 1. Elk lid kan in een kennisgeving aan de secretaris voorstellen doen om de overeenkomst in overeenstemming met artikel 10 daarvan te wijzigen. De secretaris doet onmiddellijk na ontvangst van de voorstellen een kopie ervan toekomen aan alle leden en aan de directeur-generaal. 2. Alleen voorstellen die op de ontwerpagenda van een zitting waren opgenomen, kunnen door de raad tijdens de zitting in behandeling worden genomen. Artikel XVII Schorsing en wijziging van het reglement 1. Onder voorbehoud van het bepaalde in de overeenkomst, kunnen alle artikelen van dit reglement, met uitzondering van de artikelen IV en V, artikel X, leden 3 en 4, de artikelen XI en XII, artikel XIV, lid 4, en artikel XVI, op verzoek van een delegatie met een meerderheid van de in een plenaire vergadering van de raad uitgebrachte stemmen worden geschorst, op voorwaarde dat daarvan in een plenaire vergadering van de raad kennis is gegeven en ten minste 48 uur vóór de vergadering waarop dienaangaande een besluit wordt genomen kopieën van het voorstel tot schorsing aan de delegaties zijn bezorgd. 2. Wijzigingen of aanvullingen op het reglement kunnen op verzoek van een delegatie met meerderheid van tweederde van de leden van de raad in een plenaire vergadering van de raad worden aangenomen, op voorwaarde dat daarvan in een plenaire vergadering van de raad kennis is gegeven en ten minste 24 uur vóór de vergadering waarop dienaangaande een besluit wordt genomen kopieën van het voorstel tot wijziging of aanvulling aan de delegaties zijn bezorgd. 3. Het uitvoerend comité kan wijzigingen en aanvullingen op dit reglement voorstellen. Deze voorstellen worden op de volgende zitting van de raad in behandeling genomen. 4. Wijzigingen op artikel XVI die overeenkomstig het bepaalde in lid 2 van dit artikel worden aangenomen, worden niet vóór de volgende zitting van de raad van kracht. Artikel XVIII Officiële talen 1. De raad stelt vast welke van de talen van de organisatie als officiële talen van de raad worden aangehouden. Deze talen kunnen door de delegaties worden gebruikt tijdens de zittingen en in verslagen, rapporten en mededelingen. Delegaties die een andere dan een officiële taal gebruiken, zorgen voor vertaling in één van de officiële talen. 2. Het secretariaat zorgt voor vertaling in één of meerdere van de officiële talen tijdens de vergaderingen indien een van de aanwezige afgevaardigden daarom verzoekt. 3. De verslagen, rapporten en mededelingen worden gepubliceerd in de taal waarin zij zijn ingediend. Op verzoek van de raad of het uitvoerend comité worden samenvattingen in andere talen verspreid.