EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51996PC0193

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de finaliteit van de afrekening en onderpand

/* COM/96/0193 def. - COD 96/0126 */

PB C 207 van 18/07/1996, p. 13–16 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

51996PC0193

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de finaliteit van de afrekening en onderpand /* COM/96/0193 DEF - COD 96/0126 */

Publicatieblad Nr. C 207 van 18/07/1996 blz. 0013


Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de finaliteit van de afrekening en onderpand

(96/C 207/08)

COM(96) 193 def. - 96/0126(COD)

(Door de Commissie ingediend op 30 mei 1996)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100 A,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Monetair Insituut,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,

Volgens de procedure van artikel 189 B van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Overwegende dat in het Lamfalussy-rapport uit 1990 aan de presidenten van de centrale banken van de Groep van tien landen is aangetoond dat betalingssystemen die op basis van een of meer juridische varianten van bilaterale of multilaterale verrekening van betalingen functioneren, belangrijke systeemrisico's inhouden; dat voor het verminderen van de juridische risico's in verband met deelname aan betalingssystemen met real time bruto afwikkeling van het allergrootste belang is, gezien de ontwikkeling van deze systemen;

Overwegende dat de reductie van systemische risico's met name de finaliteit van de afrekening en de afdwingbaarheid van onderpand betreft; dat als onderpand beschouwd worden alle middelen die een deelnemer aan de andere deelnemers van het betalingssysteem verschaft ter zekerstelling van rechten en verplichtingen in verband met het betrokken betalingssysteem, waaronder overeenkomsten tot aan- of verkoop onder beding van wederverkoop respectievelijk wederaankoop, en verzekeringen die een deelnemer aan een betalingssysteem heeft afgesloten ten gunste van de andere deelnemers;

Overwegende dat deze richtlijn bewerkstelligt dat het kapitaalverkeer en betalingen in de interne markt zonder belemmeringen verricht kunnen worden en daardoor bijdraagt tot het efficiënt en doelmatig functioneren van regelingen voor grensoverschrijdende betalingen in de Europese Unie; dat de richtlijn daarmee logisch volgt op de vooruitgang die geboekt is op de weg naar de voltooiing van de interne markt, met name wat het vrij verrichten van diensten betreft en de liberalisering van het kapitaalverkeer, met het oog op de totstandbrenging van een economische en monetaire unie;

Overwegende dat het financiële verkeer steeds meer op wereldschaal plaatsvindt; dat EG-instellingen en EG-betalingssystemen er aldus toe gehouden zijn enge operationele banden te vestigen en te onderhouden met betalingssystemen uit derde landen en dat zij er ook toe gehouden zijn in deze betalingssystemen deel te nemen; dat het daarom essentieel is dat de richtlijn betrekking heeft op de grensoverschrijdende connecties tussen EG-instellingen en EG-betalingssystemen enerzijds en betalingssystemen uit derde landen anderzijds en dat zij deze ook vergemakkelijkt teneinde te vermijden dat EG-instellingen obstakels zouden blijven ondervinden om deel te nemen aan betalingssystemen uit derde landen;

Overwegende dat deze richtlijn betrekking heeft op zowel binnenlandse als grensoverschrijdende betalingssystemen; dat de richtlijn op zowel overmakingen als debet-overschrijvingen betrekking heeft; dat de richtlijn van toepassing is op betalingssystemen in de Europese Gemeenschap en op onderpand dat in verband met deelname aan deze betalingssystemen door de deelnemers gedeponeerd wordt, ongeacht of zij uit de Europese Gemeenschap of uit derde landen afkomstig zijn; dat de richtlijn ook van toepassing is op EG-instellingen die deelnemen aan betalingssystemen in derde landen;

Overwegende dat, aangezien deze richtlijn betrekking heeft op onderpand dat in verband met transacties uit hoofde van het monetaire beleid gedeponeerd wordt, de richtlijn het EMI ondersteunt in zijn taak om ter voorbereiding van de derde fase van de Economische en Monetaire Unie de efficiëntie van grensoverschrijdende betalingen te bevorderen en langs deze weg bijdraagt tot het scheppen van het noodzakelijke rechtskader waarbinnen de toekomstige Europese Centrale Bank haar monetaire beleid kan ontwikkelen;

Overwegende dat deze richtlijn tot doel heeft ervoor te zorgen dat in de rechtsstelsels van alle Lid-Staten verrekening juridisch afdwingbaar en bindend voor derde partijen is; dat deze richtlijn tevens tot doel heeft ervoor te zorgen dat betalingsopdrachten na een contractueel bepaald tijdstip niet kunnen worden herroepen; dat de richtlijn beoogt te bewerkstelligen dat insolventieprocedures geen terugwerkende kracht hebben ten aanzien van de rechten en verplichtingen van deelnemers aan betalingssystemen; dat deze richtlijn ook beoogt te bepalen welk insolventierecht - in het geval van een insolventieprocedure tegen een deelnemer aan een betalingssysteem - van toepassing is op de rechten en verplichtingen die met rechtstreekse deelname aan het betrokken betalingssysteem verband houden; dat deze richtlijn voorts beoogt het gedeponeerde onderpand af te schermen van de gevolgen van het insolventierecht dat op een gefailleerde deelnemer van toepassing is;

Overwegende dat de onderhavige richtlijn eveneens van toepassing is op de relatie tussen een instelling en een lid van een betalingssysteem dat de betalingsopdrachten van die instelling doorgeeft aan dat betalingssysteem, vermits deze relatie in zichzelf als een ander betalingssysteem kan worden beschouwd;

Overwegende dat de adoptie van onderhavige richtlijn de meest aangewezen manier is om bovengenoemde objectieven te realiseren; overwegende dat onderhavig voorstel noodzakelijk is om deze doelstellingen te realiseren en deze doelstellingen niet overschrijdt;

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

TITEL I TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

Toepassingsgebied

De bepalingen van deze richtlijn zijn van toepassing op:

1. alle EG-betalingssystemen die opereren in willekeurig welke munteenheid of ecu en op onderpand dat in verband met deelname aan dergelijke systemen gedeponeerd wordt;

2. alle EG-instellingen die rechtstreeks deelnemen aan een betalingssysteem in een derde land, en op het onderpand dat in verband met deelname aan dergelijke systemen gedeponeerd wordt;

3. elk onderpand dat in verband met transacties uit hoofde van het monetaire beleid gedeponeerd wordt.

Artikel 2

Definities

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

a) "instelling": een onderneming als gedefinieerd in artikel 1 van Richtlijn 77/780/EEG van de Raad, met inbegrip van de instellingen die in artikel 2, lid 2, van genoemde richtlijn vermeld worden, welke rechtstreeks deelneemt aan een betalingssysteem, en elke andere onderneming die rechtstreeks deelneemt aan een betalingssysteem;

b) "rechtstreekse deelneming": deelneming aan een betalingssysteem met de eruit voortvloeiende verantwoordelijkheid voor de afrekening;

c) "EG-instelling": een instelling die haar statutaire zetel in een Lid-Staat heeft;

d) "instelling uit een derde land": een instelling die geen EG-instelling is;

e) "betalingsopdracht": een opdracht om, door middel van een boeking op de rekeningen van een kredietinstelling of een centrale bank, een geldbedrag ter beschikking van een uiteindelijke begunstigde te stellen;

f) "insolventieprocedure": elke maatregel die, om redenen van een dreigend of feitelijk onvermogen om aan financiële verplichtingen te voldoen, wordt opgelegd door een rechterlijke of bestuurlijke instantie ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers, en die verhindert dat een instelling betalingen verricht of haar eigendom vervreemdt;

g) "verrekening van betalingen": het in één netto-vordering of -verplichting omzetten van vorderingen en verplichtingen die ontstaan uit betalingsopdrachten welke door een instelling doorgegeven worden aan één of meerdere andere instellingen of ontvangen worden vanwege één of meerdere andere instellingen, met als gevolg dat slechts één netto-vordering opeisbaar is, respectievelijk één netto-verplichting verschuldigd is.

h) "betalingssysteem": een door twee of meer instellingen gesloten geschreven overeenkomst voor het uitvoeren van betalingsopdrachten;

i) "EG-betalingssysteem": een betalingssysteem dat zich in een Lid-Staat bevindt. Een betalingssysteem wordt geacht zich te bevinden in de Lid-Staat waarvan het recht door de instellingen die rechtstreeks aan het betalingssysteem deelnemen, is gekozen als toepasselijk recht. Indien een dergelijke keuze niet gemaakt is, wordt het betalingssysteem geacht zich te bevinden in de Lid-Staat waar de afrekening plaatsvindt;

j) "betalingssysteem van een derde land": een betalingssysteem dat geen EG-betalingssysteem is;

k) "transactie uit hoofde van monetair beleid": een door de centrale bank van een Lid-Staat of door de toekomstige Europese Centrale Bank verrichte aankoop- of verkooptransactie op de financiële markten, hetzij onvoorwaardelijk (contant en op termijn), hetzij onder beding van wederverkoop respectievelijk wederaankoop, het in lening geven of nemen van vorderingen en verhandelbaar papier, luidende in Gemeenschapsvaluta's of niet-Gemeenschapsvaluta's, of in edele metalen; hieronder vallen ook krediettransacties die de centrale bank van een Lid-Staat of de toekomstige Europese Centrale Bank verricht met kredietinstellingen en andere marktpartijen, waarbij de verleende kredieten worden gedekt door toereikend onderpand;

l) "onderpand": alle activa die ter zekerstelling van de rechten en verplichtingen die in een betalingssysteem kunnen ontstaan, gedeponeerd worden, of die in verband met transacties uit hoofde van het monetaire beleid gedeponeerd worden bij de centrale banken van de Lid-Staten of de toekomstige Europese Centrale Bank.

TITEL II DE FINALITEIT VAN DE VERREKENING VAN BETALINGEN

Artikel 3

Verrekening van betalingen

1. Verrekening van betalingen is juridisch afdwingbaar en zal, zelfs in het geval van een insolventieprocedure tegen een instelling die rechtstreeks aan een betalingssysteem deelneemt, bindend zijn voor derden, mits de betalingsopdracht vóór het openen van de insolventieprocedure in het betalingssysteem is ingevoerd. Het moment van invoering zal worden bepaald door de regels van dat betalingssysteem.

2. Bepalingen betreffende het ongedaan maken van contracten en transacties die vóór het openen van de insolventieprocedure aangegaan zijn, zullen niet tot het terugdraaien van de verrekening leiden.

TITEL III HERROEPING VAN BETALINGSOPDRACHTEN

Artikel 4

Herroeping

1. Na een door de regels van het betalingssysteem bepaald tijdstip mag een betalingsopdracht noch door een instelling die rechtstreeks aan een betalingssysteem deelneemt, noch door een derde jegens de overige rechtstreekse deelnemers aan het betalingssysteem worden herroepen. Deze bepaling is toepasselijk, ongeacht het openen van een insolventieprocedure.

2. Een eventueel recht op restitutie dat de opdrachtgever van een betalingsopdracht heeft, zal worden uitgeoefend onverminderd het bepaalde in lid 1.

TITEL IV GEEN TERUGWERKENDE KRACHT EN TOEPASSELIJK INSOLVENTIERECHT

Artikel 5

Insolventieprocedures: geen terugwerkende kracht

Insolventieprocedures hebben geen terugwerkende kracht ten aanzien van de rechten en verplichtingen van een instelling, welke verband houden met rechtstreekse deelname aan een EG-betalingssysteem. Elke andere regel of praktijk die terugwerkende kracht heeft, verliest zijn gelding.

Artikel 6

Toepasselijk insolventierecht

In geval van een insolventieprocedure tegen een instelling die rechtstreeks aan een betalingssysteem deelneemt, worden de rechten en verplichtingen die uit of in verband met de rechtstreekse deelname aan het betalingssysteem ontstaan, bepaald door het insolventierecht van het land waar het betalingssysteem zich bevindt.

TITEL V AFSCHERMING VAN ONDERPAND VAN DE GEVOLGEN VAN BUITENLANDS INSOLVENTIERECHT

Artikel 7

Afscherming van onderpand

1. De rechten van een pandhouder in verband met zijn verplichtingen tegenover een of meerdere andere deelnemers in een betalingssysteem of de rechten van monetaire autoriteiten ten voordele van wie een pand is gevestigd, zullen niet worden aangetast door de opening van een insolventieprocedure tegen de pandgever. Het onderpand wordt met voorrang op alle overige schuldeisers geëxecuteerd ter voldoening van de rechten die verband houden met de deelname aan het betalingssysteem of met transacties van monetair beleid.

2. Als een instelling uit een derde land in verband met deelname aan een EG-betalingssysteem of in verband met transacties uit hoofde van het monetaire beleid onderpand deponeert in een Lid-Staat, zullen de rechten van de pandhouder niet worden aangetast door het openen van een insolventieprocedure tegen de betrokken instelling uit een derde land.

TITEL VI SLOTBEPALINGEN

Artikel 8

Tenuitvoerlegging

1. De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 december 1998 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

2. Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.

3. De Lid-Staten delen de Commissie de tekst van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen. In deze mededeling nemen de Lid-Staten een correlatietabel op, waarin een overzicht wordt gegeven van de bepalingen van intern recht die met betrekking tot elk artikel van deze richtlijn bestaan of worden ingevoerd.

Artikel 9

Verslag aan het Europees Parlement en de Raad

Uiterlijk drie jaar na de in artikel 8, lid 1, vermelde datum dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag over de toepassing van deze richtlijn in, zo nodig vergezeld van herzieningsvoorstellen.

Artikel 10

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Top