Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51995PC0647

    Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de herziening van het Beleidsplan en actieprogramma van de Europese Gemeenschap inzake het milieu en duurzame ontwikkeling "Op weg naar duurzame ontwikkeling"

    /* COM/95/0647 def. - COD 96/0027 */

    PB C 140 van 11/05/1996, p. 5–12 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    51995PC0647

    Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de herziening van het Beleidsplan en actieprogramma van de Europese Gemeenschap inzake het milieu en duurzame ontwikkeling "Op weg naar duurzame ontwikkeling" /* COM/95/0647 DEF - COD 96/0027 */

    Publicatieblad Nr. C 140 van 11/05/1996 blz. 0005


    Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de herziening van het Beleidsplan en actieprogramma van de Europese Gemeenschap inzake het milieu en duurzame ontwikkeling "Op weg naar duurzame ontwikkeling"

    (96/C 140/04)

    COM(95) 647 def. - 96/0027(COD)

    (Door de Commissie ingediend op 29 februari 1996)

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 130 S, lid 3, eerste alinea,

    Gezien het voorstel van de Commissie,

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,

    Overeenkomstig de procedure van artikel 189 B van het Verdrag,

    Overwegende dat de Commissie op 18 maart 1992 het Beleidsplan en actieprogramma van de Europese Gemeenschap inzake het milieu en duurzame ontwikkeling "Op weg naar duurzame ontwikkeling" (hierna ook "programma" genoemd) heeft vastgesteld;

    Overwegende dat het Europees Parlement zich in zijn resolutie van 17 november 1992 gunstig heeft uitgesproken over de in het programma opgenomen richtsnoeren;

    Overwegende dat de Raad en de Vertegenwoordigers van de regeringen der Lid-Staten in hun resolutie van 1 februari 1993 (1) hun instemming hebben betuigd met de algemene benadering en strategie van het programma;

    Overwegende dat het Economisch en Sociaal Comité in zijn advies van 1 juli 1992 de uitgangspunten en de reikwijdte van het programma heeft goedgekeurd;

    Overwegende dat in het programma is bepaald dat vóór eind 1995 een herziening moet plaatsvinden, al loopt een groot aantal maatregelen en acties in het kader van het programma tot het jaar 2000;

    Overwegende dat sinds de goedkeuring van het programma een aantal voor duurzame ontwikkeling relevante ontwikkelingen heeft plaatsgevonden, met name de vaststelling van Agenda 21, als resultaat van de Conferentie van de Verenigde Naties over milieu en duurzame ontwikkeling, en de vaststelling door de Commissie van het Witboek groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid;

    Overwegende dat de uitbreiding van de Europese Unie met drie nieuwe Lid-Staten, Oostenrijk, Finland en Zweden, de Unie voor nieuwe uitdagingen op milieugebied plaatst en de Gemeenschap dwingt sommige bepalingen van haar milieuwetgeving te herzien;

    Overwegende dat tijdens de door de Commissie uitgevoerde herziening uitgebreid overleg heeft plaatsgevonden om de gemaakte voortgang te bepalen en na te gaan welke obstakels de uitvoering van het programma belemmeren;

    Overwegende dat de Commissie in januari 1996 een voortgangsverslag over de uitvoering van het programma heeft voorgelegd;

    Overwegende dat het Europees Milieuagentschap op 10 november 1995 een geactualiseerd verslag over de toestand van het milieu heeft ingediend als bijdrage aan de herziening;

    Overwegende dat de algemene strategie, de doelstellingen en de voorgestelde maatregelen van het oorspronkelijke programma geldig blijven en dat het programma een passend uitgangspunt vormt voor de tenuitvoerlegging van Agenda 21 door de Gemeenschap en de Lid-Staten;

    Overwegende dat de basisstrategie van het programma erin bestaat tot een volledige integratie van het milieubeleid en ander relevant beleid te komen door een actieve deelneming van alle belangrijke actoren binnen de samenleving aan een verbreding en verdieping van het instrumentarium voor gedragswijziging;

    Overwegende dat uit het voortgangsverslag blijkt dat op een aantal punten vooruitgang is geboekt, maar dat er nog veel werk moet worden verricht om tot duurzame ontwikkeling te komen;

    Overwegende dat in het voortgangsverslag de prioritaire maatregelen worden geïnventariseerd die moeten worden genomen om het proces een krachtiger impuls te geven; dat de Gemeenschap zich dient te concentreren op een beperkt aantal prioriteiten en andere aspecten ter ondersteuning van de uitvoering van het programma;

    Overwegende dat bij de concrete tenuitvoerlegging van de in het programma aangegeven benadering de noodzaak milieu-overwegingen in het beleid en het optreden van de Gemeenschap te integreren dient te worden vertaald in een meer operationele aanpak; dat daartoe een aantal prioritaire gebieden is vastgesteld waar op communautair niveau zo doeltreffend mogelijk kan worden opgetreden ten aanzien van de doelgroepen landbouw, vervoer, energie, industrie en toerisme;

    Overwegende dat dit besluit niet van invloed is op de rechtsgrondslag voor maatregelen die weliswaar voldoen aan de doelstellingen van de in dit plan bedoelde acties, maar in het kader van ander gemeenschapsbeleid worden vastgesteld;

    Overwegende dat de verbreding van het instrumentarium moeilijker gebleken is dan verwacht; dat de ontwikkeling en de toepassing van andere instrumenten ter aanvulling van de wetgeving noodzakelijk zijn om de huidige trends en gedragspatronen werkelijk te wijzigen in een duurzame ontwikkeling; dat dit de verdere ontwikkeling van marktgerichte en horizontale instrumenten inhoudt, alsook een verbeterd gebruik van de eigen financieringsmechanismen van de Gemeenschap;

    Overwegende dat op een betere toepassing en afdwinging van milieumaatregelen moet worden toegezien, hetgeen betekent dat op alle niveaus van het wetgevingsproces maatregelen moeten worden getroffen;

    Overwegende dat communicatie, informatie, onderwijs en opleiding van essentieel belang zijn voor de stimulering van het milieubewustzijn en de bevordering van gedragswijzigingen in alle geledingen van de samenleving;

    Overwegende dat de Gemeenschap een belangrijke rol te vervullen heeft bij internationale initiatieven op het gebied van milieu en duurzame ontwikkeling; dat een aantal internationale uitdagingen moet worden aangegaan, met name de mogelijke toetreding van de geassocieerde landen van Midden- en Oost-Europa, de noodzaak de samenwerking met de Middellandse Zee-landen op te voeren, de noodzaak het door de Conferentie van de Verenigde Naties over milieu en ontwikkeling op gang gebrachte proces voort te zetten en besprekingen over handel en milieu te voeren;

    Overwegende dat verdere inspanningen ter verbetering van de grondslag van het milieubeleid nodig zijn in de vorm van betrouwbare en vergelijkbare gegevens, statistieken en indicatoren, alsook van methoden ter beoordeling van de kosten en baten van maatregelen of het achterwege laten daarvan;

    Overwegende dat verdere voortgang moet worden gemaakt met de ontwikkeling van benaderingen ter bevordering van duurzame produktie- en consumptiepatronen;

    Overwegende dat een optimaal gebruik van nieuwe technieken en technologieën moet worden bevorderd;

    Overwegende dat het begrip gezamenlijke verantwoordelijkheid verder moet worden ontwikkeld, met name door de dialoog met en de participatie van de deelnemers aan de voorbereiding van communautaire beleidsinitiatieven en maatregelen te intensiveren;

    Overwegende dat er mogelijkheden voorhanden zijn om door middel van steun van de Gemeenschap te komen tot meer samenhangende en beter gecooerdineerde benaderingen ten aanzien van activiteiten op lokaal en regionaal niveau met betrekking tot aspecten die essentieel zijn voor de verwezenlijking van duurzame ontwikkeling, en om de uitwisseling van informatie en ervaring te stimuleren; dat dit met name geldt voor territoriale benaderingen die gericht zijn op het stedelijk milieu, kustgebieden en natuurbeschermingsgebieden;

    Overwegende dat de Gemeenschap haar beleid ten aanzien van de door het programma bestreken thema's verder zal ontwikkelen; dat bijzondere aandacht zal worden besteed aan een aantal gebieden waar initiatieven door de Gemeenschap de meeste voordelen zullen opleveren,

    BESLUIT:

    Artikel 1

    De Gemeenschap blijft zich inzetten voor de benadering en de strategie neergelegd in het Beleidsplan en actieprogramma "Op weg naar duurzame ontwikkeling", dat op 18 maart 1992 door de Commissie is vastgesteld, waarover het Parlement zich in zijn resolutie van 17 november 1992 gunstig heeft uitgesproken en waarmee de Raad in zijn resolutie van 1 februari 1993 zijn instemming heeft betuigd. De Lid-Staten, het bedrijfsleven en de burgers worden aangespoord hun verantwoordelijkheid te nemen, hun taak bij de verdere uitvoering van het programma volledig te vervullen, en te pogen het proces te versnellen.

    Teneinde het proces te bespoedigen en te zorgen voor een efficiëntere toepassing van de in het programma aangegeven benadering zal de Gemeenschap haar aandacht toespitsen op vijf prioritaire gebieden, alsook op vijf andere gebieden die een extra impuls aan de uitvoering van het programma zullen geven.

    Behalve voor deze specifieke prioriteiten zal de Gemeenschap zich ook blijven inzetten voor alle andere in het kader van het programma geïnitieerde acties.

    Dit besluit is niet van invloed op de rechtsgrondslag van maatregelen die wel aan de doelstellingen van de in dit plan bedoelde acties voldoen, maar in het kader van andere communautaire beleidssectoren worden vastgesteld.

    DEEL 1 PRIORITEITEN

    Artikel 2

    Integratie van het milieubeleid in andere beleidstakken

    De Gemeenschap zal betere benaderingen ontwikkelen voor de integratie van het milieubeleid in andere beleidstakken, met het doel de overgang naar duurzame ontwikkeling te vergemakkelijken.

    Ten aanzien van de doelgroepen van het programma zal de Gemeenschap zich daartoe concentreren op de volgende prioriteiten waarvoor communautaire initiatieven het meest efficiënte instrument zijn.

    2.1. Wat de landbouw betreft, zijn de prioriteiten:

    a) verdere ontwikkeling van de samenhang tussen de op de landbouwmarkt gerichte instrumenten en de milieu-eisen overeenkomstig de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid die wordt gekenmerkt door een verminderd gebruik van prijsondersteuning, gecompenseerd door rechtstreekse steunmaatregelen, die waar nodig kunnen worden gekoppeld aan bepaalde milieuoverwegingen, alsook een betere integratie van het marktbeleid, het beleid inzake plattelandsontwikkeling en het milieubeleid. Toezicht- en rapporteringsverplichtingen zullen onderdeel uitmaken van deze maatregelen;

    b) voorzien in regelmatige rapportering over de milieubelasting en -effecten die worden veroorzaakt door bepaalde landbouwtechnieken, waarbij onder andere gegevens over het gebruik van kunstmest en bestrijdingsmiddelen, waterverbruik en -kwaliteit en het grondgebruik zullen moeten worden verstrekt;

    c) bevordering van extensieve teelten, technieken voor duurzame landbouw en de biologische teelt van landbouwprodukten in nauwe samenwerking met de betrokkenen. De Gemeenschap zal de ontwikkeling van plaatselijke initiatieven blijven aanmoedigen en zal informatie daarover verspreiden;

    d) verdere ontwikkeling van een geïntegreerde strategie voor een duurzaam gebruik van bedrijfsmiddelen, inclusief de vaststelling van nadere voorschriften voor de distributie en de verkoop van bestrijdingsmiddelen, alsook beperking van het gebruik of de vervanging van de gevaarlijkste van die middelen;

    e) nadere uitwerking van allesomvattende benaderingen voor plattelandsontwikkeling, die ook bewaking en cooerdinatie van de diverse betrokken beleidsinstrumenten omvatten.

    De Gemeenschap zal een breder opgezette strategische aanpak voor de bosbouw ontwikkelen uit een oogpunt van duurzame ontwikkeling, teneinde te zorgen voor een betere cooerdinatie en onderlinge samenhang van maatregelen en beleidsinitiatieven en in te spelen op internationale ontwikkelingen.

    2.2. Wat het vervoer betreft, zijn de prioriteiten:

    a) meer aandacht voor factoren die bepalend zijn voor de vraag naar vervoer door

    - uitwerking van maatregelen om externe kosten in sterkere mate door te berekenen in de vervoerprijzen, aangezien dit een voorwaarde is om de keuze van de gebruikers zodanig te beïnvloeden dat de omvang van de vervoersvraag op een rationeler niveau wordt gebracht;

    - bevordering van een betere integratie van ruimtelijke ordening en vervoersplanning, alsmede van maatregelen voor het beheer van de vraag, zoals het gebruik van telematica;

    b) verder werken aan een beter evenwicht tussen de verschillende vervoerwijzen, met name door

    - ontwikkeling en toepassing van een reeks passende criteria en methodologieën een strategische milieutoetsing van plannen voor vervoerinfrastructuur in het kader van transeuropese netten;

    - verkenning van de mogelijkheden voor het gebruik van communautaire middelen ter bevordering van een beter evenwicht tussen de vervoerwijzen;

    - het scheppen van een kader voor het oplossen van de door het vrachtvervoer veroorzaakte milieuproblemen, waarbij ook de situatie in de transitregio's in beschouwing wordt genomen;

    - bevordering van het gebruik van milieuvriendelijker vervoerwijzen, b.v. door het openbaar vervoer te stimuleren;

    c) verdere verscherping van de bepalingen inzake geluids- en andere uitstoot van wegvoertuigen en luchtvaartuigen en inzake brandstofkwaliteit, acties om de CO2-uitstoot van personenauto's terug te dringen en versterking van de communautaire wetgeving inzake keuring en onderhoud van voertuigen;

    d) bevordering van de uitwisseling tussen plaatselijke overheden van ervaring met initiatieven inzake duurzaam vervoer.

    2.3. Wat energie betreft, zijn de prioriteiten:

    a) ondersteuning van de ontwikkeling en toepassing van energiebesparende technologieën en praktijken, inclusief het gebruik van duurzame energiebronnen, door middel van financiering, bewustmaking en informatie, en opstelling van criteria voor toetsing van subsidieregelingen op stimulansen die ongewenste effecten hebben;

    b) bevordering van de toepassing van alle mogelijke energiebeheersmaatregelen aan de vraagzijde, doorberekening van externe kosten en baten, door middel van fiscale prikkels en een sterkere profilering van andere dan fiscale middelen, en verbetering van de cooerdinatie van initiatieven voor bewustmaking van de consument in het kader van communautaire energiebesparingsprogramma's;

    c) verscherping van de normen voor apparaten binnen het door de technische en economische mogelijkheden geboden kader en invoering van energie-efficiëntie-etikettering van apparaten;

    d) ontwikkeling van een communautair kader voor vrijwillige overeenkomsten met inachtneming van de mededingingsregels.

    2.4. Wat de industrie betreft, zijn de prioriteiten:

    a) actieve ondersteuning van de huidige ontwikkeling van milieubeheersplannen door de industriele sector, herziening van het communautair milieubeheer- en auditsysteem en ontwikkeling van programma's voor het verder bevorderen van het milieubewustzijn van de industrie, met name het midden- en kleinbedrijf, alsook voor beroepsopleiding en technische ondersteuning;

    b) ontwikkeling van een kader voor een geïntegreerd, op de levenscyclus van produkten gericht beleid, waarbij onder andere de analyse van de levenscyclus nader zal worden uitgewerkt en rekening zal worden gehouden met de mogelijke implicaties voor de interne markt;

    c) verbetering van de wetgeving met het oog op een samenhangende en allesomvattende beheersing van door industriële installaties veroorzaakte verontreiniging, ontwikkeling van een aanvullend kader voor geïntegreerde beheersing van verontreiniging waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke problemen van kleinere installaties, en bevordering van een betere doorberekening van externe kosten;

    d) ontwikkeling van maatregelen ter verhoging van het milieubewustzijn binnen de industrie, zoals instrumenten voor een betere informatievoorziening voor het bedrijfsleven, onder andere over de beste beschikbare technieken, een betere verspreiding van schonere technologieën en bevordering van de beste milieupraktijk;

    e) uitwerking van benaderingen voor het vergemakkelijken van de ontwikkeling van de milieu-industrie;

    f) voorrang voor de door het midden- en kleinbedrijf ondervonden problemen in verband met technische en financiële belemmeringen voor het gebruik van schone technologie ten behoeve van het milieu.

    2.5. Wat toerisme betreft, zijn de prioriteiten:

    a) een regelmatige rapportering over de milieubelasting door en de milieu-effecten van toeristische activiteiten, inclusief wat betreft de duurzame exploitatie van kustgebieden;

    b) ondersteuning van bewustmakingscampagnes ter bevordering van een milieuvriendelijk gebruik van de toeristische mogelijkheden, inclusief wat betreft de gebruikte vervoermiddelen voor de reis naar en van toeristische gebieden;

    c) bevordering van de toepassing van innoverende goede praktijken op het gebied van de duurzame ontwikkeling van het toerisme.

    Artikel 3

    Verbreding van het instrumentarium

    De Gemeenschap zal een bredere combinatie van instrumenten ontwikkelen en toepassen om ingrijpende wijzigingen te bewerkstelligen in de huidige trends en praktijken inzake duurzame ontwikkeling.

    3.1. Bij de ontwikkeling van doeltreffende marktgerichte instrumenten voor de uitvoering van het beleid zal bijzondere aandacht worden besteed aan:

    a) milieuheffingen;

    b) de toepassing van het begrip milieu-aansprakelijkheid;

    c) vrijwillige overeenkomsten op milieugebied met inachtneming van de mededingingsregels;

    d) aanmoediging van belastinghervormingen als middel voor milieubescherming en -verbetering.

    3.2. Wat de horizontale instrumenten betreft, zijn de prioriteiten:

    a) ontwikkeling van een aanpak voor milieu-effectrapportering over plannen en programma's en bevordering van de ontwikkeling van methodologieën, opleidingen en richtsnoeren voor de beoordeling van zowel projecten als plannen en programma's;

    b) overweging van de uitbreiding van het milieubeheer en -auditsysteem tot andere sectoren dan de produktiesector;

    c) versterking van de rol van normalisatie, met name door de integratie van milieuaspecten bij de opstelling van industrienormen;

    d) ontwikkeling van criteria voor toetsing van bestaand gemeenschapsbeleid en -instrumenten, ook wat financiering betreft, aan de eisen inzake duurzame ontwikkeling;

    e) nagaan hoe milieu-overwegingen beter tot hun recht kunnen komen bij de toepassing van de communautaire voorschriften voor overheidsopdrachten, met de nodige garanties voor eerlijke mededinging.

    3.3. Voorrang zal worden gegeven aan een beter gebruik van de eigen financiële steunregelingen van de Gemeenschap om een duurzame ontwikkeling te bevorderen. Met betrekking tot de financieringsmechanismen van de Gemeenschap, en met name de Structuurfondsen en het Cohesiefonds, betekent dit een betere integratie van milieu-overwegingen en toetsing van de milieu-effecten daarvan om de kwaliteit van de steunverlening uit milieu- en economisch oogpunt te verbeteren.

    3.4. De Gemeenschap zal haar inspanningen voortzetten om ten volle profijt te trekken van de door nieuwe technieken en technologieën geboden mogelijkheden voor een duurzame aanpak in sectoren zoals de landbouw, de voedingssector, de chemische en de farmaceutische sector, milieusanering en de ontwikkeling van nieuwe materialen en energiebronnen.

    Artikel 4

    Toepassing en handhaving van wetgeving

    De Commissie zal op alle niveaus haar inspanningen opvoeren om een betere toepassing en handhaving van de milieuwetgeving te waarborgen.

    De prioriteiten zijn:

    a) verbetering van de wettelijke regels inzake het milieubeleid door voor specifieke sectoren beter samenhangende en meer algemene benaderingen vast te stellen, waar nodig de wetgevings- en bestuursrechtelijke procedures te vereenvoudigen en gericht toe te zien op de handhaving van de vastgestelde maatregelen;

    b) versterking van de functie en de toepassing van de in de gemeenschapswetgeving opgenomen rapporteringsvoorschriften;

    c) intensivering van de samenwerking tussen de voor de toepassing en handhaving van de wetgeving verantwoordelijke instanties;

    d) nagaan hoe kan worden gezorgd voor een betere toegang tot de rechter om de betrokkenheid van het publiek bij de toepassing en handhaving van het milieubeleid te vergroten en te vergemakkelijken;

    e) nagaan of in nieuwe wetgeving sancties op de niet-naleving kunnen worden vastgesteld.

    Artikel 5

    Bewustmaking

    De Gemeenschap beklemtoont het belang van communicatie, informatie, onderwijs en opleiding, als een middel ter stimulering van het bewustzijn van duurzame ontwikkeling en ter bevordering van gedragswijzigingen in alle geledingen van de maatschappij. Zij zal haar inspanningen opvoeren om de burgers van de Gemeenschap meer bewust te maken van en beter te informeren over vraagstukken op het gebied van duurzame ontwikkeling.

    De prioriteiten zijn:

    a) toegankelijkmaking van informatie over de toestand van het milieu en het zoeken van manieren om informatie over de uitvoering van de communautaire milieuwetgeving toegankelijk te maken om het milieubewustzijn van het publiek te verhogen;

    b) bevordering van de integratie van het begrip duurzame ontwikkeling in de onderwijs- en opleidingsprogramma's van de Gemeenschap;

    c) ontwikkeling van een stelsel voor de beoordeling en adequate verspreiding van de resultaten van LIFE-projecten op duurzame grondslag;

    d) bevordering van het voeren van een "groene huishouding" door de instellingen van de Gemeenschap, vergemakkelijking van de uitwisseling van de beste praktijken en een zo breed mogelijke verspreiding van de beschikbare informatie.

    Artikel 6

    Internationale samenwerking

    De Gemeenschap zal haar rol bij het internationale optreden op het gebied van milieu en duurzame ontwikkeling versterken. Dit houdt met name in, dat zij haar aanpak van de samenwerking met de landen van Midden- en Oost-Europa en het Middellandse-Zeegebied zal intensiveren, en zij haar bemoeienis met milieukwesties zoals opgenomen in Agenda 21 en met bilaterale en multilaterale samenwerking ten aanzien van vraagstukken van duurzame ontwikkeling zal opvoeren.

    6.1. Wat Midden- en Oost-Europa betreft, zijn de prioriteiten:

    a) verdere ontwikkeling van een allesomvattende benadering op milieugebied in het kader van de strategie om de geassocieerde landen van Midden- en Oost-Europa voor te bereiden op hun toetreding;

    b) voortzetting van de samenwerking met de landen van Midden- en Oost-Europa op dit gebied binnen het raam van de Europa-Overeenkomsten. Dit betekent de voortzetting van de financiële samenwerking, die ook technische bijstand voor met name de harmonisatie van milieuwetgeving en de uitvoering en handhaving daarvan omvat, het verschaffen van investeringssteun voor milieu-infrastructuur en samenwerking ter bevordering van de beste milieupraktijk;

    c) openstelling van het LIFE-programma voor de geassocieerde landen van Midden- en Oost-Europa.

    6.2. Wat de Middellandse Zee-landen en het Middellandse-Zeegebied betreft, zijn de prioriteiten:

    a) ontwikkeling, binnen het kader van de Verklaring van Barcelona van november 1995, van een regionale aanpak door regelmatig overleg en meer en betere samenwerking, met name ten aanzien van financiële en technische bijstand;

    b) vaststelling van een prioritair actieprogramma voor het Middellandse-Zeegebied voor de korte en middellange termijn en opzetten van een regeling voor toezicht op de uitvoering daarvan.

    6.3. Wat de internationale milieuvraagstukken betreft, zijn de prioriteiten:

    a) opstelling, voorafgaand aan de speciale zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in 1997 van een mededeling over de uitvoering van Agenda 21 op alle relevante communautaire beleidsterreinen als onderdeel van de werkzaamheden van de Gemeenschap ter ondersteuning van de activiteiten van de Commissie voor duurzame ontwikkeling van de VN;

    b) uitvoering van een beleidsherziening in het licht van de integratie van het aspect duurzame ontwikkeling in het tenuitvoerleggingsproces van de Overeenkomst van Lomé; algehele evaluatie van de communautaire ontwikkelingshulp om te verzekeren dat daarbij milieu-effectrapportage wordt toegepast;

    c) ondersteuning van de internationale werkzaamheden ter ontwikkeling van indicatoren voor duurzame ontwikkeling en ter bepaling van de aan milieudoeleinden bestede steun;

    d) streven naar de opneming van strengere bepalingen inzake handhaving en geschillenbeslechting bij de herziening van internationale overeenkomsten;

    e) voortzetting van de samenwerking op milieugebied in het gebied van de Baltische Zee;

    f) versterking van de milieucomponent in de samenwerking met de Nieuwe Onafhankelijke Staten, met name geconcentreerd op capaciteitsopbouw en technische bijstand binnen het TACIS-programma;

    g) versterking van de milieucomponent in de samenwerking met landen in Azië en Latijns-Amerika overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 443/92 van de Raad (1) en de algemene beleidslijnen voor samenwerking tussen de Gemeenschap en de betrokken regio's.

    6.4. Wat de handel en het milieu betreft, zijn de prioriteiten:

    a) actieve deelneming aan internationale besprekingen over handel en milieu, waarbij de Gemeenschap zich zal inzetten voor een evenwichtige benadering van de respectieve milieu- en handelsbelangen, en haar aandacht zal toespitsen op de integratie van milieu-eisen in het multilaterale handelssysteem;

    b) voorrang geven aan multilaterale oplossingen voor handels- en milieuproblemen, waarbij de beginselen van de handel worden geëerbiedigd en wordt gestreefd naar de nodige doorzichtigheid bij de vaststelling en uitvoering van milieumaatregelen, met inbegrip van nieuwe milieubeleidsinstrumenten.

    DEEL 2 ANDERE VRAAGSTUKKEN WAARAAN BIJZONDERE AANDACHT ZAL WORDEN BESTEED

    Artikel 7

    Verbetering van de basis voor het milieubeleid

    De Commissie zal ervoor zorgen dat het milieubeleid gebaseerd is op betrouwbare en vergelijkbare gegevens, statistieken en indicatoren, op gedegen wetenschappelijke informatie en op een beoordeling van de kosten en baten van maatregelen of het achterwege laten daarvan.

    Bijzondere aandacht zal worden besteed aan:

    a) inventarisering en opvulling van de leemten in de huidige fundamentele statistische milieugegevens, de ontwikkeling van de integratie van milieu-aspecten in de gegevens en statistieken met betrekking tot andere beleidstakken en waarborgen van de toegankelijkheid van deze gegevens;

    b) bevordering van de ontwikkeling van milieu-indicatoren, voortgangsindicatoren voor alle desbetreffende beleidsonderdelen, alsook indicatoren voor duurzame ontwikkeling als toetsstenen voor het meten van de ter zake geboekte vooruitgang, die het tevens mogelijk moeten maken algemene en operationele doelstellingen vast te stellen;

    c) verbetering van de samenhang tussen het beleid inzake wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling en het milieubeleid;

    d) verdere ontwikkeling van de toepassing van technieken voor economische beoordeling ten aanzien van het milieu (kosteneffectiviteit, kosten/baten verhouding en effecten voor het bedrijfsleven);

    e) ontwikkeling van parallelrekeningen bij de nationale rekeningen als een eerste stap naar de integratie van milieu-aspecten in de theorie en de praktijk van de nationale boekhoudsystemen.

    Artikel 8

    Duurzame produktie- en consumptiepatronen

    De Gemeenschap zal instrumentarium en maatregelen verder ontwikkelen om binnen de industrie innovatie ten aanzien van duurzame ontwikkeling te stimuleren en binnen de industrie en bij de consumenten een groter milieubewustzijn alsook gedragswijzigingen te bevorderen met het oog op de totstandbrenging van duurzamere produktie- en consumptiepatronen.

    Artikel 9

    Gezamenlijke verantwoordelijkheid en partnerschap

    De Gemeenschap zal praktische manieren bevorderen om de op gezamenlijk optreden en partnerschap gebaseerde benaderingen ter verwezenlijking van duurzame ontwikkeling te verbeteren. Zij zal een betere dialoogstructuur ontwikkelen en ervoor zorgen dat een adequaat samengestelde vertegenwoordiging van de betrokken deelnemers bij de voorbereidingen ter uitvoering van haar beleidsinitiatieven en acties wordt betrokken.

    Artikel 10

    Bevordering van lokale en regionale initiatieven

    De Gemeenschap zal activiteiten op lokaal en regionaal vlak blijven bevorderen op gebieden die van wezenlijk belang zijn voor de totstandbrenging van duurzame ontwikkeling; het gaat daarbij met name om territoriale benaderingen gericht op het stedelijk milieu, het plattelandsmilieu, kustgebieden en eilanden, bescherming van het culturele erfgoed en natuurbeschermingsgebieden. Daartoe zal bijzondere aandacht worden besteed aan:

    a) verdere bevordering van het potentieel van ruimtelijke ordening als een instrument ter vergemakkelijking van duurzame ontwikkeling en verdere uitbouw van Europa 2000+ en het Europees perspectief voor ruimtelijke ontwikkeling als grondslag voor het bereiken van overeenstemming onder beleidsmakers over de territoriale effecten van een sectoraal ontwikkelingsbeleid;

    b) ontwikkeling van een allesomvattende benadering van de stedelijke problematiek, met speciale beklemtoning van de bijstand die vereist is voor de ondersteuning van door plaatselijke instanties ondernomen acties ter uitvoering van het programma en de lokale Agenda 21;

    c) ontwikkeling van een demonstratieprogramma voor geïntegreerd beheer van kustgebieden om het effect te tonen van betere informatie- en overlegmechanismen op de totstandbrenging van duurzame ontwikkeling en om na te gaan welke verdere maatregelen op gemeenschaps- en andere niveaus noodzakelijk zijn;

    d) ontwikkeling van een strategie ter bevordering dat plaatselijke ontwikkelings- en werkgelegenheidsinitiatieven bijdragen tot de instandhouding van natuurgebieden, met steun van de Structuurfondsen.

    Artikel 11

    Milieuthema's

    De Gemeenschap zal haar beleid betreffende de milieuthema's van het programma verder ontwikkelen op basis van hoge normen inzake milieubescherming en zal zich daarbij concentreren op maatregelen met betrekking tot de volgende thema's die het meest efficiënt door de Gemeenschap kunnen worden uitgevoerd.

    11.1. Wat de klimaatverandering en de afbraak van de ozonlaag betreft, zal bijzondere aandacht worden besteed aan:

    a) vaststelling van doelstellingen inzake de vermindering van kooldioxide (CO2) en andere broeikasgassen voor de jaren 2005 en 2010, en de uitwerking van voor het bereiken van deze doelstellingen noodzakelijke beleidsinitiatieven en maatregelen;

    b) aanscherping van de maatregelen van de Gemeenschap ter beheersing van het gebruik van gehalogeneerde chloorfluorkoolwaterstoffen (GCFK's) en methylbromide, alsook van chloorfluorkoolwaterstoffen (CFK's) en halonen, en intensivering van het onderzoek naar passende substituten voor deze stoffen.

    11.2. Wat de verzuring en de luchtkwaliteit betreft, zal bijzondere aandacht worden besteed aan:

    a) ontwikkeling van een strategie om ervoor te zorgen, dat voor de blootstelling aan verzurende verontreinigende stoffen de kritische belasting niet wordt overschreden;

    b) vaststelling of wijziging van kwaliteitsdoelstellingen ten aanzien van specifieke verontreinigende stoffen, en de ontwikkeling van gemeenschappelijke procedures voor de beoordeling en bewaking van de luchtkwaliteit.

    11.3. Wat het waterbeheer betreft, zal bijzondere aandacht worden besteed aan:

    ontwikkeling van een allesomvattende strategie voor een geïntegreerde aanpak van de planning en het beheer van grond- en oppervlaktewater; deze strategie zal zijn gericht op zowel de kwantitatieve als de kwalitatieve aspecten en zal een duurzaam gebruik van de regionale Europese zeeën mogelijk maken.

    11.4. Wat het afvalbeheer betreft, zal de Gemeenschap de huidige afvalstoffenstrategie bijstellen in het licht van de ontwikkelingen sinds 1989. Bijzondere aandacht zal worden besteed aan:

    a) ontwikkeling van een kader voor het verzamelen van onderling vergelijkbare gegevens;

    b) ontwikkeling van een meer samenhangende benadering van definities en beginselen op het gebied van wetgeving inzake afvalbeheer, met name om de consistentie van lijsten met gevaarlijke afvalstoffen te waarborgen;

    c) beoordeling van de met het programma inzake prioritaire afvalstromen opgedane ervaring;

    d) ondersteuning van de totstandbrenging en het efficiënt functioneren van markten voor gerecycleerde produkten, rekening houdend met levenscyclusanalyses;

    e) invulling van het begrip aansprakelijkheid van de producent, rekening houdend met de mogelijke gevolgen voor de interne markt en met het beginsel van gezamenlijke verantwoordelijkheid.

    11.5. Wat de geluidshinder betreft, zal bijzondere aandacht worden besteed aan de ontwikkeling van een programma voor geluidshinderbestrijding dat binnen één brede opzet voorziet in publieksvoorlichting, gemeenschappelijke indexen voor geluidsbelasting alsmede doelstellingen voor de bestrijding van geluidsoverlast en van geluidsuitstoot door produkten.

    11.6. Wat de natuurbescherming en de instandhouding van de biodiversiteit betreft, zal de Gemeenschap zorgen voor een volledige integratie van deze aspecten bij de uitvoering van haar overige beleid.

    11.7. Wat de beheersing van risico's en ongevallen betreft, zal bijzondere aandacht worden besteed aan:

    a) herziening van de bestaande wetgeving inzake de invoer en uitvoer van gevaarlijke chemicaliën, met name in het licht van het beginsel van voorafgaande toestemming na inkennisstelling;

    b) ontwikkeling van verdere maatregelen op het gebied van bestrijdingsmiddelen voor de landbouw en voor andere doeleinden om een duurzaam gebruik daarvan te waarborgen;

    c) de verdere ontwikkeling van beleidsinitiatieven met het oog op de integrale uitvoering van Agenda 21 wat de vervanging of de geleidelijke afschaffing van het gebruik van giftige chemische stoffen betreft;

    d) een verdere herziening van het regelgevingskader voor nieuwe technologieën.

    (1) PB nr. C 138 van 17. 5. 1993, blz. 1.

    (1) PB nr. L 52 van 27. 2. 1992, blz. 1.

    Top