EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51994PC0038

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het actief en passief kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen ten behoeve van de burgers van de Unie die verblijven in een Lid-Staat waarvan zij de nationaliteit niet bezitten

/* COM/94/38 def. - CNS 94/0034 */

PB C 105 van 13/04/1994, p. 8–13 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

51994PC0038

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het actief en passief kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen ten behoeve van de burgers van de Unie die verblijven in een Lid-Staat waarvan zij de nationaliteit niet bezitten /* COM/94/38DEF - CNS 94/0034 */

Publicatieblad Nr. C 105 van 13/04/1994 blz. 0008


Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het actief en passief kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen ten behoeve van de burgers van de Unie die verblijven in een Lid-Staat waarvan zij de nationaliteit niet bezitten (94/C 105/09) COM(94) 38 def. - 94/0034(CNS)

(Door de Commissie ingediend op 28 februari 1994)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 8 B, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Gezien het advies van het Comité van de regio's,

Overwegende dat het Verdrag betreffende de Europese Unie een nieuwe etappe markeert in het proces van totstandbrenging van een steeds hechter verbond tussen de volkeren van Europa; dat de Europese Unie met name tot taak heeft de betrekkingen tussen de volkeren van de Lid-Staten samenhangend en solidair te organiseren en dat het tot haar fundamentele doelstellingen behoort de bescherming van de rechten en de belangen van de onderdanen van haar Lid-Staten door de instelling van een burgerschap van de Unie te versterken;

Overwegende dat daartoe titel II van het Verdrag betreffende de Europese Unie voor alle onderdanen van de Lid-Staten een burgerschap van de Unie instelt en hun uit dien hoofde een geheel van rechten toekent;

Overwegende dat het actief en passief kiesrecht in de Lid-Staat van verblijf bij gemeenteraadsverkiezingen, gewaarborgd door artikel 8 B, lid 1, van het EG-Verdrag, een toepassing van het beginsel van gelijkheid en non-discriminatie tussen onderdanen en niet-onderdanen en een logisch uitvloeisel van het in artikel 8 A van het EG-Verdrag neergelegde recht van vrij verkeer en van verblijf vormt;

Overwegende dat de toepassing van artikel 8 B, lid 1, van het EG-Verdrag geen algemene harmonisatie van de kiesstelsels van de Lid-Staten onderstelt; dat het hoofdzakelijk gericht is op het wegwerken van de nationaliteitsvoorwaarde die momenteel in de meeste Lid-Staten is vereist voor de uitoefening van het actief en passief kiesrecht en dat bovendien uit hoofde van het in artikel 3 B, derde alinea, van het EG-Verdrag neergelegde evenredigheidsbeginsel de communautaire regelgeving ter zake niet verder mag gaan dan noodzakelijk is om het doel van artikel 8 B, lid 1, van het EG-Verdrag te bereiken;

Overwegende dat met artikel 8 B, lid 1, van het EG-Verdrag wordt beoogd dat alle burgers van de Unie, onverschillig of zij al dan niet onderdaan van de Lid-Staat van verblijf zijn, aldaar onder gelijke voorwaarden hun actief en passief kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen kunnen uitoefenen, en dat bijgevolg de voorwaarden, met name die betreffende de duur en het bewijs van het verblijf, welke voor niet-onderdanen gelden, dezelfde moeten zijn als die waaraan in voorkomend geval de onderdanen van de betrokken Lid-Staat zijn onderworpen; dat de niet-onderdanen niet mogen worden onderworpen aan specifieke voorwaarden tenzij een verschillende behandeling van onderdanen en niet-onderdanen uitzonderlijk gerechtvaardigd is door specifieke omstandigheden welke betrekking hebben op de laatsten en hen onderscheiden van de eersten;

Overwegende dat artikel 8 B, lid 1, van het EG-Verdrag het actief en passief kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen in de Lid-Staat van verblijf erkent zonder dat dit echter in de plaats wordt gesteld van het actief en passief kiesrecht in de Lid-Staat waarvan de burger van de Unie onderdaan is; dat de vrijheid van deze burgers om al dan niet aan de gemeenteraadsverkiezingen in de Lid-Staat van verblijf deel te nemen moet worden gerespecteerd en dat deze burgers derhalve blijk moeten geven van de wil aldaar hun actief kiesrecht uit te oefenen;

Overwegende dat het lokale bestuur van de Lid-Staten een weerspiegeling is van uiteenlopende politieke en juridische tradities en is gekenmerkt door een grote verscheidenheid aan structuren; dat het begrip gemeenteraadsverkiezingen verschilt per Lid-Staat; dat derhalve het voorwerp van deze richtlijn dient te worden verduidelijkt door het begrip gemeenteraadsverkiezingen te definiëren; dat deze verkiezingen betrekking hebben op de algemene en rechtstreekse verkiezingen op het niveau van de primaire lokale lichamen en hun onderverdelingen; dat het evenzeer de algemene en rechtstreekse verkiezing van de gemeentelijke vertegenwoordigende vergaderingen als van de leden van het gemeentebestuur betreft; dat deze verkiezingen daarentegen geen betrekking hebben op de verkiezingen die worden gehouden binnen deze gemeentelijke organen, en de rechtstreekse of onrechtstreekse verkiezingen van de leden van een parlementaire vergadering door de gemeentelijke verkozenen;

Overwegende dat de onverkiesbaarheid het gevolg kan zijn van een afzonderlijk besluit van de autoriteiten van de Lid-Staat van verblijf of van de Lid-Staat van herkomst; dat, gelet op het politieke belang van de functie van gemeentelijke verkozene, de Lid-Staten de maatregelen moeten kunnen treffen welke noodzakelijk zijn om te vermijden dat een persoon die in zijn Lid-Staat van herkomst vervallen is van het passief kiesrecht, in dit recht wordt hersteld op grond van het enkele feit dat hij in een andere Lid-Staat verblijft; dat het wegens dit specifieke probleem dat eigen is aan kandidaten die geen onderdaan zijn, gerechtvaardigd is dat de Lid-Staten die zulks nodig achten, hen niet alleen kunnen onderwerpen aan de regeling inzake onverkiesbaarheid van de Lid-Staat van verblijf maar eveneens aan de wetgeving ter zake van de Lid-Staat van herkomst; dat, rekening houdend met het evenredigheidsbeginsel, het volstaat het actief kiesrecht slechts te doen afhangen van de regeling inzake onbevoegdheid tot kiezen van de Lid-Staat van verblijf;

Overwegende dat nu de bevoegdheden van het hoofd en de leden van het bestuur van primaire lokale lichamen betrekking hebben op deelname aan de uitoefening van het openbare gezag en de vrijwaring van de algemene belangen, het raadzaam is dat de Lid-Staten deze functies voor hun onderdanen kunnen voorbehouden;

Overwegende dat wanneer in de wetgevingen van de Lid-Staten is voorzien in onverenigbaarheden tussen de hoedanigheid van gemeentelijke verkozene en andere functies, de Lid-Staten de mogelijkheid dienen te hebben om deze onverenigbaarheden uit te breiden tot gelijkwaardige functies welke in andere Lid-Staten worden uitgeoefend;

Overwegende dat volgens artikel 8 B, lid 1, van het EG-Verdrag slechts van de algemene regels van deze richtlijn mag worden afgeweken indien zulks door de bijzondere problemen in een Lid-Staat wordt gerechtvaardigd, en dat elke afwijkende bepaling uit de aard van de zaak vatbaar moet zijn voor herziening;

Overwegende dat dergelijke bijzondere problemen zich met name kunnen voordoen wanneer in een Lid-Staat het aantal burgers van de Unie die aldaar verblijven zonder de nationaliteit van deze Lid-Staat te bezitten, en die de kiesgerechtigde leeftijd hebben bereikt, zeer ver boven het gemiddelde ligt; dat wanneer het aantal van deze burgers 20 % van het totale electoraat bedraagt, afwijkende bepalingen op basis van het criterium van de verblijfsduur gerechtvaardigd zijn;

Overwegende dat het burgerschap van de Unie gericht is op een betere integratie van de burgers van de Unie in hun gastland en dat het in deze context in overeenstemming is met de bedoelingen van de auteurs van het EG-Verdrag elke polarisatie tussen kandidatenlijsten van onderdanen en niet-onderdanen te voorkomen;

Overwegende dat het polarisatiegevaar in het bijzonder een Lid-Staat betreft waar het aantal burgers van de Unie die geen onderdaan zijn van de betrokken Lid-Staat en de kiesgerechtigde leeftijd hebben bereikt, meer bedraagt dan 20 % van het totale aantal kiesgerechtigde burgers van de Unie die aldaar verblijf houden, en dat het derhalve van belang is dat deze Lid-Staat in het kader van artikel 8 B van het EG-Verdrag kan voorzien in bijzondere bepalingen ten aanzien van de samenstelling van de kandidatenlijsten;

Overwegende dat er rekening mee dient te worden gehouden dat in bepaalde Lid-Staten de onderdanen van andere Lid-Staten die aldaar verblijven stemrecht hebben voor het nationale parlement en dat de in deze richtlijn vastgestelde formaliteiten derhalve gemilderd kunnen worden;

Overwegende dat bepaalde Lid-Staten reeds het actief en passief kiesrecht bij lokale verkiezingen toekennen aan alle burgers van de Unie of aan onderdanen van bepaalde Lid-Staten; dat deze verworven rechten derhalve dienen te worden gerespecteerd door deze burgers vrij te stellen van bepaalde in deze richtlijn vastgestelde formaliteiten,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

Algemene bepalingen

Artikel 1

1. In deze richtlijn worden de nadere regels vastgesteld volgens welke de burgers van de Unie die in een Lid-Staat verblijven waarvan zij geen onderdaan zijn, in die Lid-Staat hun actief en passief kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen kunnen uitoefenen.

2. De bepalingen van deze richtlijn laten de bepalingen van elke Lid-Staat betreffende het actief en passief kiesrecht van zijn onderdanen die buiten zijn grondgebied verblijven of van onderdanen van derde landen die in deze Staat verblijven, onverlet.

Artikel 2

In deze richtlijn wordt verstaan onder

1. "primair lokaal lichaam": de in de bijlage opgenomen overheidslichamen die overeenkomstig de wetgeving van elke Lid-Staat beschikken over op grond van algemene, rechtstreekse verkiezingen verkozen organen en op eigen verantwoordelijkheid bevoegd zijn voor het bestuur van bepaalde lokale aangelegenheden op het basisniveau van de politieke en administratieve organisatie;

2. "gemeenteraadsverkiezingen": de algemene en rechtstreekse verkiezingen ter aanwijzing van de leden van de vertegenwoordigende vergadering en in voorkomend geval van het hoofd en de leden van het bestuur van een primair lokaal lichaam overeenkomstig de wetgeving van elke Lid-Staat;

3. "Lid-Staat van verblijf": de Lid-Staat waar de burger van de Unie verblijf houdt zonder dat hij de nationaliteit van deze Lid-Staat bezit;

4. "Lid-Staat van herkomst": de Lid-Staat waarvan de burger van de Unie onderdaan is;

5. "kiezerslijst": het officiële register van alle personen die in een bepaald onder een primair lokaal lichaam ressorterend gebied of in een van zijn kieskringen kiesgerechtigd zijn, dat overeenkomstig het recht inzake verkiezingen van de Lid-Staat van verblijf door de bevoegde autoriteit wordt opgesteld en bijgewerkt, of het bevolkingsregister indien daarin de hoedanigheid van kiezer is vermeld;

6. "referentiedag": de dag/de dagen waarop de burgers van de Unie volgens het recht van de Lid-Staat van verblijf moeten voldoen aan de voorwaarden om aldaar kiesgerechtigd of verkiesbaar te zijn;

7. "formele verklaring": de verklaring van de betrokkene, op de onjuistheid waarvan sancties zijn gesteld uit hoofde van de toepasselijke nationale wet.

Artikel 3

Eenieder die op de referentiedag

a) burger is van de Unie in de zin van artikel 8, lid 1, tweede alinea, van het EG-Verdrag, en

b) zonder de nationaliteit van de Lid-Staat van verblijf te bezitten, voor het overige voldoet aan de voorwaarden waaraan de wetgeving van deze Staat het actief en passief kiesrecht van zijn onderdanen onderwerpt,

heeft in de Lid-Staat van verblijf het actief en passief kiesrecht bij de gemeenteraadsverkiezingen overeenkomstig deze richtlijn.

Artikel 4

1. Indien de onderdanen van de Lid-Staat van verblijf, om kiezer of verkiesbaar persoon te kunnen zijn, sedert een bepaalde minimumperiode op het nationale grondgebied van deze Lid-Staat verblijf hebben gehouden, worden de in artikel 3 bedoelde kiezers en verkiesbare personen geacht aan deze voorwaarde te voldoen, indien zij gedurende een gelijkwaardige periode in andere Lid-Staten verblijf hebben gehouden.

2. Indien de eigen onderdanen overeenkomstig de wetgeving van de Lid-Staat van verblijf slechts kiezer of verkiesbaar persoon kunnen zijn in het onder een primair lokaal lichaam ressorterend gebied waar zij hun voornaamste verblijfplaats hebben, geldt deze voorwaarde eveneens ten aanzien van de in artikel 3 bedoelde kiezers of verkiesbare personen. Hun voornaamste verblijfplaats is vastgesteld rekening houdend met hun verblijven in andere Lid-Staten.

3. Lid 1 doet niets af aan de bepalingen van elke Lid-Staat die de uitoefening van het actief en passief kiesrecht door de kiezers of verkiesbare personen in een bepaald onder een primair lokaal lichaam ressorterend gebied afhankelijk maken van een verblijf sedert een minimumperiode in het bedoelde gebied.

Artikel 5

1. De Lid-Staten van verblijf kunnen vaststellen dat een burger van de Unie die ingevolge een individuele strafrechtelijke of civielrechtelijke beslissing overeenkomstig het recht van zijn Lid-Staat van herkomst het passief kiesrecht heeft verloren, is uitgesloten van de uitoefening van dat recht bij gemeenteraadsverkiezingen.

2. De kandidaatstelling van een burger van de Unie bij gemeenteraadsverkiezingen in de Lid-Staat van verblijf kan onontvankelijk worden verklaard indien de burger de in artikel 9, lid 2, bedoelde verklaring niet kan overleggen.

3. De Lid-Staten kunnen bepalen dat alleen hun eigen onderdanen verkiesbaar zijn voor de functies van hoofd of lid van het bestuur van een primair lokaal lichaam.

Artikel 6

1. De in artikel 3 bedoelde verkiesbare personen worden onderworpen aan dezelfde voorwaarden inzake onverenigbaarheid welke overeenkomstig de wetgeving van de Lid-Staat van verblijf van toepassing zijn op de onderdanen van deze Staat.

2. De Lid-Staten kunnen vaststellen dat de hoedanigheid van gemeentelijke verkozene in de Lid-Staat van verblijf tevens onverenigbaar is met de in andere Lid-Staten uitgeoefende functies welke gelijkwaardig zijn aan deze die in de Lid-Staat van verblijf een onverenigbaarheid tot gevolg hebben.

HOOFDSTUK II

De uitoefening van het actief en passief kiesrecht

Artikel 7

1. De in artikel 3 bedoelde kiezer oefent het actief kiesrecht uit bij gemeenteraadsverkiezingen in de Lid-Staat van verblijf indien hij blijk heeft gegeven van de wil daartoe.

2. Indien in de Lid-Staat van verblijf stemplicht bestaat, geldt deze voor de in artikel 3 bedoelde kiezers die aldaar zijn ingeschreven op de kiezerslijst.

Artikel 8

1. De Lid-Staten treffen de nodige maatregelen om de in artikel 3 bedoelde kiezer die daarom heeft verzocht, de mogelijkheid te bieden tijdig voor de verkiezingen op de kiezerslijst te worden ingeschreven.

2. Om op de kiezerslijst te worden ingeschreven moet de in artikel 3 bedoelde kiezer dezelfde bewijzen overleggen als een nationale kiezer. Hij moet bovendien een formele verklaring overleggen waarin zijn nationaliteit en zijn adres in de Lid-Staat van verblijf zijn aangegeven.

Bovendien kan de Lid-Staat van verblijf eisen dat de in artikel 3 bedoelde kiezer een nog geldig identiteitsbewijs voorlegt.

3. De in artikel 3 bedoelde kiezer die is ingeschreven op een kiezerslijst in de Lid-Staat van verblijf, blijft onder dezelfde voorwaarden als de nationale kiezer daarop ingeschreven totdat hij verzoekt daarvan te worden geschrapt, of totdat hij ambtshalve daarvan wordt geschrapt omdat hij niet langer aan de voorwaarden voor de uitoefening van het actief kiesrecht voldoet. Ingeval hij zijn verblijfplaats verplaatst naar een onder een ander primair lokaal lichaam ressorterend gebied in dezelfde Lid-Staat, wordt deze kiezer ingeschreven op de kiezerslijst van dit lichaam onder dezelfde voorwaarden als een nationale kiezer.

Artikel 9

1. Een in artikel 3 bedoeld verkiesbaar persoon moet bij het indienen van zijn kandidaatstelling dezelfde bewijzen overleggen als een nationaal kandidaat. Hij moet bovendien een formele verklaring overleggen waarin zijn nationaliteit en zijn adres in de Lid-Staat van verblijf zijn aangegeven.

2. De Lid-Staat van verblijf kan bovendien eisen dat de in artikel 3 bedoelde verkiesbare persoon

- bij zijn kandidaatstelling tevens een verklaring overlegt van de bevoegde administratieve autoriteiten van de Lid-Staat van herkomst waaruit blijkt dat hij zijn passief kiesrecht in die Lid-Staat niet verloren heeft of dat deze autoriteiten daarvan niets bekend is,

- een nog geldig identiteitsbewijs voorlegt,

- in zijn in lid 1 bedoelde formele verklaring verklaart geen enkele functie uit te oefenen die onverenigbaar is uit hoofde van het bepaalde in artikel 6, lid 2,

- zijn laatste adres in de Lid-Staat van herkomst aangeeft.

Artikel 10

1. De Lid-Staat van verblijf deelt de betrokkene mee welk gevolg aan zijn verzoek om inschrijving op de kiezerslijst is gegeven of welk besluit inzake de ontvankelijkheid van zijn kandidaatstelling is genomen.

2. Wordt de betrokkene inschrijving op de kiezerslijst ontzegd of wordt zijn kandidaatstelling verworpen, dan kan hij de beroepsprocedures instellen die volgens de wetgeving van de Lid-Staat van verblijf in vergelijkbare gevallen voor de nationale kiezers en verkiesbare personen openstaan.

Artikel 11

De Lid-Staat van verblijf stelt de in artikel 3 bedoelde kiezers en verkiesbare personen tijdig en op passende wijze in kennis van de voorwaarden en nadere bepalingen die gelden voor de uitoefening van het actief en passief kiesrecht in die Staat.

HOOFDSTUK III

Afwijkingen en overgangsbepalingen

Artikel 12

1. Indien in een Lid-Staat op 1 januari 1996 het aantal burgers van de Unie die aldaar verblijf houden zonder de nationaliteit van deze Lid-Staat te bezitten en die de kiesgerechtigde leeftijd hebben bereikt, meer bedraagt dan 20 % van het totale aantal burgers van de Unie die de kiesgerechtigde leeftijd hebben bereikt en die in deze Lid-Staat verblijf houden, kan deze Lid-Staat in afwijking van de bepalingen van deze richtlijn,

a) het actief kiesrecht uitsluitend toekennen aan de in artikel 3 bedoelde kiezers die ten minste sedert een bepaalde tijd, welke op niet meer dan de duur van één mandaat in de vertegenwoordigende gemeentelijke vergadering mag worden vastgesteld, in deze Lid-Staat verblijf houden,

b) het passief kiesrecht uitsluitend toekennen aan de in artikel 3 bedoelde verkiesbare personen die ten minste sedert een bepaalde tijd, die op niet meer dan de duur van twee mandaten in deze vergadering mag worden vastgesteld, in deze Lid-Staat verblijf houden, en

c) dienstige maatregelen treffen inzake de samenstelling van de kandidatenlijsten, meer bepaald met het oog op het vergemakkelijken van de integratie van de burgers van de Unie die geen onderdaan van de genoemde Lid-Staat zijn.

2. Indien op 1 januari 1996 bij de wetgeving van een Lid-Staat is voorgeschreven dat aldaar verblijvende onderdanen van een andere Lid-Staat stemrecht hebben bij de verkiezingen voor het nationaal Parlement van die Lid-Staat en daartoe op de kiezerslijsten van die Lid-Staat kunnen worden ingeschreven onder precies dezelfde voorwaarden als de nationale kiezers, hoeft eerstgenoemde Lid-Staat in afwijking van deze richtlijn de artikelen 5 tot en met 11 niet op die onderdanen toe te passen.

3. Uiterlijk op 31 december 1998 en vervolgens om de zes jaar dient de Commissie bij de Raad en het Europees Parlement een verslag in waarin zij nagaat of de redenen die de toekenning aan de betrokken Lid-Staten van een afwijking overeenkomstig artikel 8 B, lid 1, van het EG-Verdrag rechtvaardigen nog aanwezig zijn, en stelt zij in voorkomend geval passende wijzigingen voor.

De Lid-Staten die overeenkomstig de leden 1 en 2 afwijkende bepalingen vaststellen, verstrekken de Commissie alle nodige gegevens ter rechtvaardiging hiervan.

Artikel 13

De burgers van de Unie die op 1 januari 1996 reeds het stemrecht hebben bij gemeenteraadsverkiezingen in de Lid-Staat van verblijf en die op een kiezerslijst van deze Lid-Staat staan, zijn niet onderworpen aan de in artikel 8 bedoelde formaliteiten bij de eerste gemeenteraadsverkiezingen waarop deze richtlijn overeenkomstig artikel 14 van toepassing is.

HOOFDSTUK IV

Slotbepalingen

Artikel 14

De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om vóór 1 januari 1996 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.

Artikel 15

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 16

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

BIJLAGE bij de richtlijn tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het actief en passief kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen ten behoeve van de burgers van de Unie die verblijven in een Lid-Staat waarvan zij de nationaliteit niet bezitten

Ter fine van het bepaalde in artikel 2, lid 1, van deze richtlijn wordt onder primair lokaal lichaam het volgende verstaan:

- in Denemarken

- amtskommune, København's kommune, Frederiksbergs kommune,

- primærkommune;

- in België

- commune/gemeente/Gemeinde;

- in Duitsland

- kreisfreie Stadt bzw. Stadtkreis; Kreis,

- Gemeinde, Bezirk in der Freien und Hansestadt Hamburg und im Land Berlin,

- Stadt-, Gemeinde- oder Ortsbezirke bzw. Ortschaften;

- in Griekenland

- êïéíüôçò (koinotis),

- äÞìïò (dimos);

- in Spanje

- municipio,

- entidad de ámbito territorial inferior al municipal;

- in Frankrijk

- commune,

- arrondissement dans les villes déterminées par la législation interne, section de commune;

- in Ierland

- county, county borough,

- urban district, non-county borough, town;

- in Italië

- comune,

- circoscrizione;

- in Luxemburg

- commune;

- in Nederland

- gemeente,

- deelgemeente;

- in Portugal

- conselhos, municípios,

- freguesias;

- in het Verenigd Koninkrijk

- counties in England and Wales, regions in Scotland,

- districts, metropolitan districts, London boroughs, isles authorities,

- parishes in England, communities in Scotland and Wales.

Top