EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32024R1359

Verordening (EU) 2024/1359 van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2024 betreffende de aanpak van crisis- en overmachtsituaties op het gebied van migratie en asiel en tot wijziging van Verordening (EU) 2021/1147

PE/19/2024/REV/1

PB L, 2024/1359, 22.5.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1359/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1359/oj

European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

L-serie


2024/1359

22.5.2024

VERORDENING (EU) 2024/1359 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 14 mei 2024

betreffende de aanpak van crisis- en overmachtsituaties op het gebied van migratie en asiel en tot wijziging van Verordening (EU) 2021/1147

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 78, lid 2, punten d) en e),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht moet de Unie ervoor zorgen dat er geen personencontroles aan de binnengrenzen plaatsvinden, moet zij een gemeenschappelijk beleid uitstippelen inzake asiel en migratie, controle aan de buitengrenzen en terugkeer, en niet-toegestane verplaatsingen tussen de lidstaten voorkomen, op basis van solidariteit en een billijke verdeling van de verantwoordelijkheid tussen de lidstaten, op een wijze die ook billijk is ten aanzien van onderdanen van derde landen en staatlozen en in volledige overeenstemming is met de grondrechten.

(2)

Dat vereist een brede aanpak die ten doel heeft het wederzijdse vertrouwen tussen de lidstaten te versterken, in het besef dat de effectiviteit van de algehele aanpak afhangt van het gezamenlijk en op geïntegreerde wijze aanpakken en uitvoeren van alle aspecten.

(3)

De uitdagingen op het gebied van migratie waarmee de Unie en haar lidstaten kunnen worden geconfronteerd, kunnen sterk van elkaar verschillen, met name wat betreft de omvang en de samenstelling van de aankomsten. Daarom is het van essentieel belang dat de Unie wordt uitgerust met uiteenlopende instrumenten om op alle soorten situaties te reageren. De brede aanpak zoals uiteengezet in Verordening (EU) 2024/1351 van het Europees Parlement en de Raad (4), onder meer via partnerschappen met betrokken derde landen, moet waarborgen dat de Unie beschikt over specifieke regels voor een doeltreffend migratiebeheer, met name wat betreft het activeren van een verplicht solidariteitsmechanisme, en dat alle nodige maatregelen worden getroffen om crises te voorkomen. Deze verordening bevat regels die een aanvulling vormen op die aanpak en op de regels van Richtlijn 2001/55/EG van de Raad (5), die tegelijkertijd kunnen worden gebruikt.

(4)

Niettegenstaande de nodige preventieve maatregelen worden getroffen, kan niet worden uitgesloten dat zich een crisis- of overmachtsituatie op het gebied van migratie en asiel voordoet als gevolg van omstandigheden waarop de Unie en haar lidstaten geen vat hebben. Dergelijke uitzonderlijke situaties kunnen bestaan in massale aankomsten van onderdanen van derde landen en staatlozen op het grondgebied van een of meer lidstaten, in het instrumentaliseren van migranten door een derde land of een vijandige niet-statelijke actor met als doel de lidstaat of de Unie te destabiliseren of in een overmachtsituatie in de lidstaat. In die omstandigheden is het mogelijk dat de maatregelen en flexibiliteit waarin Verordening (EU) 2024/1351 en Verordening (EU) 2024/1348 van het Europees Parlement en de Raad (6) voorzien, ontoereikend zijn om dergelijke uitzonderlijke situaties aan te pakken. Die uitzonderlijke situaties verschillen van situaties waarin een lidstaat met een aanzienlijke migratiesituatie wordt geconfronteerd als gevolg van het cumulatieve effect van aankomsten op zijn goed voorbereide asiel-, opvang- en migratiestelsel of van situaties waarin een lidstaat onder migratiedruk staat als gevolg van een groot aantal aankomsten die niet het niveau van massale aankomsten bereiken, maar niettemin onevenredige verplichtingen met zich meebrengen voor zijn goed voorbereide asiel-, opvang- en migratiestelsels, en waarvoor Verordening (EU) 2024/1351 in relevante maatregelen voorziet. Deze verordening laat voorts de uitoefening door de lidstaten van hun verantwoordelijkheid met betrekking tot de handhaving van de openbare orde en de bescherming van de binnenlandse veiligheid, onverlet.

(5)

Deze verordening heeft tot doel de paraatheid en veerkracht van de Unie bij het beheer van crisissituaties te verbeteren en de operationele coördinatie, capaciteitsondersteuning en de beschikbaarheid van financiële middelen in crisissituaties te vergemakkelijken.

(6)

Deze verordening waarborgt dat het beginsel van solidariteit en billijke verdeling van de verantwoordelijkheid tussen de lidstaten daadwerkelijk wordt toegepast en dat de toepasselijke asielprocedureregels worden aangepast, met inbegrip van de toepassing van de versnelde procedure, zodat de lidstaten en de Unie over de nodige juridische instrumenten beschikken om snel te reageren op crisis- en overmachtsituaties, alsook de aanpassing van de termijnen om alle procedures uit te voeren.

(7)

Deze verordening waarborgt dat de lidstaten volledige steun krijgen in crisis- en overmachtsituaties, onder meer via het solidariteitsmechanisme dat zorgt voor een billijke verdeling van de verantwoordelijkheid en een evenwicht tussen de inspanningen van de lidstaten in crisissituaties.

(8)

Deze verordening eerbiedigt de grondrechten van onderdanen van derde landen en staatlozen en neemt de beginselen in acht die zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het “Handvest”), met name de eerbiediging en bescherming van de menselijke waardigheid, het verbod van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing, de eerbiediging van privéleven, familie- en gezinsleven, het beginsel van het belang van het kind, het recht op asiel en bescherming bij verwijdering, uitzetting en uitlevering, alsook het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951, zoals aangevuld bij het Protocol van New York van 31 januari 1967 (het “Verdrag van Genève”). Deze verordening moet worden uitgevoerd in overeenstemming met het Handvest en de algemene beginselen van het Unierecht en met het internationaal recht. Om rekening te houden met het feit dat de belangen van het kind de eerste overweging dienen te vormen, in overeenstemming met het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind van 1989, en met de noodzaak het familie- en gezinsleven te eerbiedigen en de bescherming van de gezondheid van de betrokken personen te waarborgen, moeten waarborgen worden toegepast ten aanzien van minderjarigen en hun gezinsleden en ten aanzien van personen die om internationale bescherming verzoeken (“verzoekers”) wier gezondheidstoestand specifieke en adequate ondersteuning vereist. De regels en waarborgen van Verordening (EU) 2024/1348 moeten van toepassing blijven op personen die onderworpen zijn aan de afwijkingen waarin deze verordening voorziet, tenzij in deze verordening anders is bepaald. De regels van Richtlijn (EU) 2024/1346 van het Europees Parlement en de Raad (7), met inbegrip van de regels betreffende de bewaring van verzoekers, moeten van toepassing blijven vanaf het moment waarop een verzoek om internationale bescherming wordt gedaan.

(9)

Deze verordening voorziet niet in afwijkingen van de regels en waarborgen, met inbegrip van de regels en waarborgen in verband met materiële opvangvoorzieningen, uit hoofde van Richtlijn (EU) 2024/1346. Een lidstaat die zich in een crisissituatie bevindt, moet in aanvullende en voldoende menselijke en materiële middelen voorzien om zijn verplichtingen uit hoofde van die richtlijn te kunnen nakomen.

(10)

De regels en waarborgen van Verordeningen (EU) 2024/1356 (8), (EU) 2024/1358 (9), en (EU) 2024/1347 (10) van het Europees Parlement en de Raad en van Richtlijn (EU) 2024/… van het Europees Parlement en de Raad (11) moeten van toepassing blijven ongeacht afwijkingen die uit hoofde van deze verordening worden toegepast. De lidstaten mogen de maatregelen waarin deze verordening voorziet, alleen toepassen overeenkomstig de voorwaarden waaraan die maatregelen onderworpen zijn, zoals bepaald in het relevante, op grond van deze verordening vastgestelde uitvoeringsbesluit van de Raad en alleen indien dat strikt noodzakelijk en evenredig is.

(11)

De vaststelling van maatregelen uit hoofde van deze verordening ten aanzien van een bepaalde lidstaat moet de mogelijkheid om artikel 78, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) toe te passen, onverlet laten.

(12)

Massale aankomsten van onderdanen van derde landen of staatlozen kunnen leiden tot een situatie waarin een lidstaat de verzoeken om internationale bescherming van onderdanen van derde landen en staatlozen niet kan behandelen overeenkomstig de regels van Verordening (EU) 2024/1351 en Verordening (EU) 2024/1348, en dat heeft gevolgen voor de werking van het asiel- en migratiestelsel, niet alleen in die lidstaat, maar ook in de gehele Unie. Daarom moeten specifieke regels en mechanismen worden vastgesteld die het mogelijk maken effectieve maatregelen te treffen voor de aanpak van dergelijke situaties.

(13)

De lidstaten moeten over voldoende personele en financiële middelen en infrastructuur beschikken om het beleid inzake asiel- en migratiebeheer doeltreffend te kunnen uitvoeren. Lidstaten moeten zorgen voor passende coördinatie tussen de betrokken nationale autoriteiten en met de nationale autoriteiten van de andere lidstaten, om ervoor te zorgen dat hun asielstelsels, opvangstelsels, met inbegrip van kinderbeschermingsdiensten, of terugkeerstelsels goed voorbereid zijn, ook wat betreft paraatheid en noodplanning, en dat elk onderdeel ervan voldoende capaciteit heeft.

(14)

Er kan sprake zijn van een situatie van instrumentalisering wanneer een derde land of een vijandige niet-statelijke actor het verkeer van onderdanen van derde landen of staatlozen naar de buitengrenzen van de Unie of naar een lidstaat aanmoedigt of vergemakkelijkt, waarbij dergelijke acties wijzen op het voornemen van een derde land of een vijandige niet-statelijke actor om de Unie of een lidstaat te destabiliseren, en waarbij dergelijke acties essentiële functies van een lidstaat, waaronder de handhaving van de openbare orde of de bescherming van de nationale veiligheid, in gevaar kunnen brengen.

(15)

Situaties waarin niet-statelijke actoren betrokken zijn bij georganiseerde criminaliteit, met name smokkel, mogen niet worden beschouwd als instrumentalisering van migranten indien het doel niet is de Unie of een lidstaat te destabiliseren.

(16)

Humanitaire hulpoperaties mogen niet worden beschouwd als instrumentalisering van migranten indien het doel niet is de Unie of een lidstaat te destabiliseren.

(17)

Onverminderd toepasselijke maatregelen uit hoofde van andere beleidsterreinen en rechtsinstrumenten heeft deze verordening betrekking op specifieke migratiegerelateerde maatregelen tegen instrumentalisering, teneinde een onmiddellijke en passende respons te bieden op hybride dreigingen, overeenkomstig het recht van de Unie en de internationale verplichtingen.

(18)

In een situatie van instrumentalisering kunnen onderdanen van derde landen en staatlozen een verzoek om internationale bescherming indienen aan de buitengrens of in een transitzone van een lidstaat, waarbij het vaak gaat om personen die zijn aangehouden na een onrechtmatige overschrijding van de buitengrens over land, over zee of door de lucht, of die na opsporings- en reddingsoperaties zijn ontscheept. Dat kan met name leiden tot een onverwachte aanzienlijke toename van de werklast in verband met de behandeling van verzoeken om internationale bescherming aan de buitengrenzen. In dat verband moet worden gezorgd voor daadwerkelijke en doeltreffende toegang tot de procedure voor internationale bescherming overeenkomstig artikel 18 van het Handvest en het Verdrag van Genève.

(19)

Verordening (EG) nr. 866/2004 van de Raad (12) bevat specifieke regels die van toepassing zijn op de lijn tussen de gebieden van de Republiek Cyprus waarover de regering van de Republiek Cyprus feitelijk het gezag uitoefent, en de gebieden waarover die regering niet feitelijk het gezag uitoefent. Hoewel die lijn geen buitengrens is, moet een situatie waarin een derde land of een vijandige niet-statelijke actor het oversteken van die lijn door onderdanen van derde landen of staatlozen aanmoedigt of vergemakkelijkt, en waarbij alle andere elementen van instrumentalisering aanwezig zijn, als instrumentalisering worden beschouwd.

(20)

Een lidstaat kan ook worden geconfronteerd met abnormale en onvoorzienbare omstandigheden waarop hij geen vat heeft en waarvan de gevolgen ondanks alle zorgvuldigheid niet konden worden voorkomen. Dergelijke overmachtsituaties zouden de lidstaat kunnen beletten om aan de verplichtingen uit hoofde van het Unierecht te voldoen en zouden, niet alleen in die lidstaat, maar ook in de Unie als geheel gevolgen kunnen hebben. Voorbeelden van overmachtsituaties zijn pandemieën en natuurrampen.

(21)

Wanneer een lidstaat van mening is dat hij zich in een crisis- of overmachtsituatie bevindt, moet die lidstaat kunnen verzoeken om machtiging tot toepassing van de afwijkingen en solidariteitsmaatregelen waarin deze verordening voorziet. Dat verzoek moet een beschrijving van de situatie bevatten en moet aangeven om welke maatregelen wordt verzocht om de specifieke situatie aan te pakken. In het verzoek moeten ook de redenen worden vermeld waarom de situatie die maatregelen vereist en, indien relevant, moet worden aangegeven welke maatregelen reeds zijn genomen om de situatie aan te pakken.

(22)

Het gebruik van maatregelen die zijn opgenomen in de permanente EU-toolbox voor migratiesteun, zoals vastgesteld bij artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) 2024/1351 (de “toolbox”) mag geen voorwaarde zijn om een beroep te kunnen doen op solidariteitsmaatregelen uit hoofde van deze verordening.

(23)

In een crisissituatie moet de lidstaat die met een dergelijke situatie wordt geconfronteerd, andere lidstaten kunnen verzoeken om de solidariteits- en ondersteuningsmaatregelen die het beste voorzien in zijn behoeften om de situatie aan te pakken, en die grotere solidariteit vergen dan die waarin Verordening (EU) 2024/1351 voorziet, teneinde de verantwoordelijkheid van de lidstaat voor de aanpak van een crisissituatie te verlichten. Dergelijke versterkte solidariteits- en ondersteuningsmaatregelen kunnen de vorm aannemen van herplaatsingen, financiële bijdragen, alternatieve solidariteitsmaatregelen of een combinatie van het bovenstaande.

(24)

In een crisis- of overmachtsituatie moet de lidstaat die met een dergelijke situatie wordt geconfronteerd, kunnen verzoeken om machtiging tot toepassing van de afwijkingen van de relevante asielprocedureregels, met inbegrip van de grensprocedure voor asiel. Indien relevant moeten dergelijke verzoeken ook vermelden of de betrokken lidstaat ervoor kiest specifieke categorieën verzoekers van de grensprocedure uit te sluiten, dan wel de grensprocedure voor specifieke categorieën verzoekers te beëindigen. Samen met een dergelijk verzoek moet de betrokken lidstaat de Commissie in kennis kunnen stellen van zijn voornemen om de afwijking van de registratietermijn toe te passen voordat de lidstaat daartoe bij een uitvoeringsbesluit van de Raad wordt gemachtigd, alsook van de precieze redenen waarom onmiddellijk optreden vereist is. De toepassing van die afwijking mag niet langer duren dan tien dagen vanaf de dag na het verzoek, tenzij het uitvoeringsbesluit van de Raad daarvoor machtiging verleent. De Commissie en de Raad moeten bij het vervullen van hun respectieve verantwoordelijkheden in het kader van de machtigingsprocedure snel handelen om de tijdspanne tussen het einde van die periode en de vaststelling van het overeenkomstige uitvoeringsbesluit van de Raad te beperken.

(25)

Aangezien een lidstaat tegelijkertijd met verschillende van de in deze verordening beschreven situaties kan worden geconfronteerd, is het voor die lidstaat mogelijk om om verschillende maatregelen uit hoofde van deze verordening te verzoeken en gemachtigd te worden om die maatregelen, die als complementair worden beschouwd, tegelijkertijd toe te passen of er tegelijkertijd een beroep op te doen.

(26)

Met het oog op een goed beheer van een crisissituatie, met inbegrip van instrumentalisering, of een overmachtsituatie, en om te zorgen voor voorspelbaarheid en de passende aanpassing van de toepasselijke asielprocedureregels aan dergelijke situaties, met inbegrip van de grensprocedure voor asiel, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden toegekend om de situatie te beoordelen, op een met redenen omkleed verzoek van de betrokken lidstaat, en om door middel van een uitvoeringsbesluit te bepalen of de verzoekende lidstaat wordt geconfronteerd met een crisissituatie, met inbegrip van instrumentalisering, dan wel een overmachtsituatie.

(27)

In een crisissituatie moeten de solidariteitsmaatregelen om een dergelijke situatie aan te pakken, verder gaan dan die waarin Verordening (EU) 2024/1351 voorziet. Daarom moet de Commissie bij de beoordeling van de situatie rekening houden met kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren als bedoeld in artikel 9 van die verordening, met door de verzoekende lidstaat verstrekte onderbouwde informatie en met informatie die is verzameld op grond van Verordening (EU) 2021/2303 van het Europees Parlement en de Raad (13) en Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad (14), alsook met het in Verordening (EU) 2024/1351 bedoelde Europees jaarverslag over asiel- en migratiebeheer. In situaties van instrumentalisering moet de Commissie ook rekening houden met de redenen waarom de toolbox niet volstaat om de situatie aan te pakken. De Commissie moet voldoende informatie verzamelen om naar behoren te beoordelen of de verzoekende lidstaat wordt geconfronteerd met een crisissituatie, met inbegrip van instrumentalisering, of een overmachtsituatie, in overleg met de betrokken agentschappen, met name het Asielagentschap van de Europese Unie (het “Asielagentschap”), het Europees Grens- en kustwachtagentschap en het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten, alsook internationale organisaties, met name het Bureau van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de Vluchtelingen (United Nations High Commissioner for Refugees — UNHCR) en de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM), en andere betrokken organisaties.

(28)

Om een hoge mate van politiek toezicht en politieke steun te waarborgen en de solidariteit van de Unie uit te drukken, is het relevant na te gaan of de Europese Raad heeft erkend dat de Unie of een of meer van haar lidstaten worden geconfronteerd met een situatie van instrumentalisering van migranten. De instrumentalisering van migranten kan de essentiële functies van een lidstaat, waaronder de handhaving van de openbare orde en de bescherming van de nationale veiligheid, in gevaar brengen.

(29)

Voor een passende respons die noodzakelijk en evenredig is om de situatie aan te pakken, moet in het voorstel van de Commissie indien relevant worden aangegeven welke specifieke afwijkingen de lidstaten moeten kunnen toepassen. In een situatie van instrumentalisering moeten de daardoor getroffen personen op wie de desbetreffende afwijkingen zouden kunnen worden toegepast, duidelijk worden geïdentificeerd. In een crisissituatie moet de Commissie, indien passend en na overleg met de lidstaat die met de crisissituatie wordt geconfronteerd, in haar voorstel een ontwerp van solidariteitsresponsplan opnemen, waarin de toepasselijke solidariteitsmaatregelen en het niveau van maatregelen worden aangegeven die nodig zijn voor de specifieke situatie, met inbegrip van het totale aantal herplaatsingen, de financiële bijdragen of de alternatieve solidariteitsmaatregelen en het niveau daarvan, waarin wordt erkend dat de verschillende vormen van solidariteit van gelijke waarde zijn en waarin de lidstaten volledig vrij worden gelaten in hun keuze van solidariteitsmaatregelen.

(30)

Terwijl in geval van migratiedruk herplaatsingen of verantwoordelijkheidscompensaties dienen te voorzien in 60 % van de herplaatsingsbehoeften uit hoofde van Verordening (EU) 2024/1351, is het in een crisissituatie van belang dat in alle solidariteitsbehoeften van de betrokken lidstaat wordt voorzien. Daarom moet, wanneer bij een uitvoeringsbesluit van de Raad een solidariteitsresponsplan wordt vastgesteld, de lidstaat die met de crisissituatie wordt geconfronteerd, voorrang krijgen om gebruik te maken van de niet-toegewezen of nog niet uitgevoerde solidariteitstoezeggingen die beschikbaar zijn in de jaarlijkse solidariteitspool die overeenkomstig artikel 44 ter van Verordening (EU) 2024/1351 is ingesteld. Indien dat niet mogelijk is, of indien de jaarlijkse solidariteitspool onvoldoende toezeggingen bevat om in de vastgestelde behoeften te voorzien, moet de lidstaat die met een crisissituatie wordt geconfronteerd, ook kunnen gebruikmaken van de bijdragen in het uitvoeringsbesluit van de Raad, waarbij wordt erkend dat de verschillende vormen van solidariteit gelijkwaardig zijn. Om in alle behoeften van de betrokken lidstaat te voorzien, moeten, indien de combinatie van de herplaatsingstoezeggingen in de jaarlijkse solidariteitspool en in het uitvoeringsbesluit van de Raad niet volstaat, verantwoordelijkheidscompensaties worden opgelegd om de in het solidariteitsresponsplan vastgestelde behoeften te dekken. Daartoe moeten er zich op het grondgebied van de bijdragende lidstaat personen bevinden op wie de compensaties van toepassing zijn.

(31)

Crisis- of overmachtsituaties kunnen ook de essentiële functies van een lidstaat in gevaar brengen. Om het wederzijdse vertrouwen tussen de lidstaten te versterken en de coördinatie van de lidstaten op Unieniveau te verbeteren, moeten aan de Raad uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om een uitvoeringsbesluit vast te stellen waarbij een lidstaat wordt gemachtigd de afwijkingen en solidariteitsmaatregelen waarin deze verordening voorziet, toe te passen mits aan de gestelde voorwaarden is voldaan. De termijn voor de toepassing van de bij het oorspronkelijke uitvoeringsbesluit toegestane maatregelen moet drie maanden bedragen. Die periode moet met drie maanden kunnen worden verlengd indien de Commissie bevestigt dat de crisis- of overmachtsituatie aanhoudt. De Raad moet worden gemachtigd om, indien de omstandigheden die de verlenging van de afwijkingen en solidariteitsmaatregelen rechtvaardigen, aanhouden, op basis van een Commissievoorstel de machtiging voor de toepassing van de afwijkingen en de solidariteitsmaatregelen te verlengen met een termijn van ten hoogste drie maanden. Die periode moet met nog eens drie maanden kunnen worden verlengd indien de Commissie bevestigt dat de situatie aanhoudt. De Raad moet worden gemachtigd om de toepassing van de maatregelen op basis van een voorstel van de Commissie in te trekken wanneer de omstandigheden die de toepassing van de afwijkingen en solidariteitsmaatregelen rechtvaardigen, zijn geëindigd. Het besluit tot verlenging van de machtiging moet de toegepaste afwijkingen kunnen wijzigen. Bij de uitoefening van hun bevoegdheden en verantwoordelijkheden moeten de Commissie en de Raad te allen tijde ervoor zorgen dat de beginselen van evenredigheid en noodzakelijkheid in acht worden genomen.

(32)

Het uitvoeringsbesluit van de Raad moet, waar passend, de specifieke afwijkingen specificeren die de lidstaat die met een crisis- of overmachtsituatie wordt geconfronteerd, mag toepassen, afhankelijk van de aard van elke afwijking, en moet de datum vastleggen met ingang waarvan die afwijkingen kunnen worden toegepast. Voorts moet het besluit de redenen vermelden waarop het is gebaseerd, alsook de personele werkingssfeer van de afwijkingen.

(33)

Het uitvoeringsbesluit van de Raad moet, waar passend, een solidariteitsresponsplan vaststellen, met vermelding van de vereiste specifieke solidariteits- en ondersteuningsmaatregelen en de niveaus daarvan, alsook van de toezeggingen van de bijdragende lidstaten. Daartoe moet de toezeggingsronde plaatsvinden in het kader van de vaststelling van het uitvoeringsbesluit van de Raad. Het is belangrijk ervoor te zorgen dat de bijdragende lidstaten volledig vrij kunnen kiezen tussen de soorten solidariteits- en ondersteuningsmaatregelen.

(34)

Gezien het belang om de in deze verordening vervatte maatregelen alleen zo lang als en voor zover strikt noodzakelijk toe te passen, moeten de Commissie en de Raad de situatie voortdurend monitoren en evalueren met betrekking tot de noodzakelijkheid en de evenredigheid van die maatregelen. In dat verband moet de Commissie bijzondere aandacht besteden aan de naleving van de grondrechten en humanitaire normen en kan zij het Asielagentschap verzoeken ten aanzien van het asiel- of opvangstelsel van de betrokken lidstaat een monitoringexercitie op te starten op grond van artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2303.

(35)

De procedureregels voor herplaatsing die bij Verordening (EU) 2024/1351 zijn vastgesteld, zijn toepasselijk met het oog op de correcte uitvoering van de solidariteitsmaatregelen in een crisissituatie, rekening houdend met de ernst en de urgentie van die situatie.

(36)

Om de soepele uitvoering van het solidariteitsmechanisme uit hoofde van deze verordening te waarborgen, moet de EU-solidariteitscoördinator, naast de in Verordening (EU) 2024/1351 vermelde taken, herplaatsingsactiviteiten ondersteunen en een cultuur van paraatheid, samenwerking en veerkracht tussen de lidstaten bevorderen. In een crisissituatie verstrekt de EU-solidariteitscoördinator om de twee weken een bulletin waarin een stand van zaken wordt gegeven van de uitvoering en het functioneren van het herplaatsingsmechanisme. Het kantoor van de EU-solidariteitscoördinator moet over voldoende personeel en middelen beschikken om zijn rol in het kader van deze verordening doeltreffend te kunnen vervullen. Bij herplaatsing moet eerst en vooral rekening worden gehouden met kwetsbare personen.

(37)

Kwetsbare personen moeten voorrang krijgen bij herplaatsing, met name wanneer zij bijzondere opvangbehoeften hebben in de zin van artikel 24 van Richtlijn (EU) 2024/1346, of bijzondere procedurele waarborgen behoeven als bedoeld in de artikelen 20 tot en met 23 van Verordening (EU) 2024/1348. Overeenkomstig artikel 24 van Richtlijn (EU) 2024/1346 hebben verzoekers die onder een van de volgende categorieën vallen, vaker bijzondere opvangbehoeften: minderjarigen, niet-begeleide minderjarigen, personen met een handicap, ouderen, zwangere vrouwen, lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen, transseksuelen en interseksuelen, alleenstaande ouders met minderjarige kinderen, slachtoffers van mensenhandel, personen met ernstige ziekten, personen met psychische stoornissen, met inbegrip van posttraumatische stressstoornis, en personen die folteringen hebben ondergaan, zijn verkracht of aan andere ernstige vormen van psychologisch, fysiek of seksueel geweld zijn blootgesteld, zoals slachtoffers van gendergerelateerd geweld, vrouwelijke genitale verminking, een kinderhuwelijk of gedwongen huwelijk, of geweld met een seksueel, gender-, racistisch of religieus motief.

(38)

In tegenstelling tot de regels van Verordening (EU) 2024/1351, waarbij de lidstaten niet verplicht zijn een verantwoordelijkheid op zich te nemen die groter is dan hun billijk aandeel, zou de uitvoering van het solidariteitsresponsplan in een crisissituatie ertoe kunnen leiden dat een of meer bijdragende lidstaten meer dan hun billijk aandeel van de verantwoordelijkheid voor het behandelen van verzoeken om internationale bescherming op zich nemen. In dergelijke gevallen moet een lidstaat het recht hebben om het deel boven het billijk aandeel van de uitvoering van de solidariteitstoezeggingen in het kader van de komende jaarlijkse cycli van Verordening (EU) 2024/1351 evenredig te verlagen over een periode van vijf jaar. Een dergelijke verlaging kan ook worden toegepast in een op grond van artikel 4, lid 3, vastgesteld uitvoeringsbesluit van de Raad, met aftrek van het overeenkomstige aantal verzoeken boven het billijk aandeel en binnen vijf jaar na de datum waarop het uitvoeringsbesluit van de Raad dat de lidstaat ertoe heeft gebracht zijn billijk aandeel te overschrijden, niet langer van kracht is. Het moet mogelijk zijn de verlagingen in het kader van de komende jaarlijkse cycli en zoals vastgesteld in een uitvoeringsbesluit van de Raad afwisselend of gelijktijdig toe te passen, mits zij overeenkomen met en niet groter zijn dan het aantal verzoeken waarmee die lidstaat meer dan zijn billijk aandeel heeft bijgedragen.

(39)

Wanneer een lidstaat met een crisis- of overmachtsituatie geconfronteerd wordt, moet hij mogelijk middelen herbestemmen met het oog op het beheer van de aankomst van onderdanen van derde landen en staatlozen aan zijn grenzen. Als gevolg daarvan heeft die lidstaat mogelijk tijd nodig om zijn middelen te reorganiseren en zijn capaciteit te vergroten, mede met steun van de betrokken agentschappen van de Unie. Die lidstaat heeft mogelijk ook meer tijd nodig om te kunnen beslissen over verzoeken zonder toegang tot zijn grondgebied toe te staan. In een dergelijke situatie moet die lidstaat kunnen afwijken van de termijnen voor registratie en voor de grensprocedure.

(40)

Indien een lidstaat een of meer van de in deze verordening vastgestelde maatregelen toepast, moet hij de onderdanen van derde landen en staatlozen in een taal die zij begrijpen of redelijkerwijs geacht worden te begrijpen, informeren over de toegepaste afwijkingen en de looptijd van de maatregelen. De lidstaten zijn verplicht om tegemoet te komen aan eventuele bijzondere procedurele behoeften en bijzondere opvangbehoeften van de verzoekers en om dienovereenkomstig op passende wijze informatie te verstrekken. Voorts zijn artikel 8 inzake informatieverstrekking en artikel 36, lid 3, inzake informatie over de mogelijkheid om beroep in te stellen tegen de beslissing over het verzoek, van Verordening (EU) 2024/1348 van toepassing.

(41)

Indien wordt afgeweken van de asielprocedure, moeten de waarborgen voor verzoekers met bijzondere procedurele behoeften en bijzondere opvangbehoeften, waaronder medische aandoeningen, voor de bevoegde autoriteiten vooropstaan. Daarom mag de lidstaat die met een crisis- of overmachtsituatie wordt geconfronteerd, de asielprocedure niet toepassen of moet hij ophouden die toe te passen in gevallen waarin er medische redenen zijn om de grensprocedure niet toe te passen overeenkomstig artikel 53, lid 2, punt d), van Verordening (EU) 2024/1348, wanneer verzoekers met bijzondere procedurele behoeften niet de noodzakelijke ondersteuning kan worden geboden overeenkomstig artikel 54, lid 2, punt c), van die verordening of wanneer de nodige steun niet kan worden verleend aan verzoekers met bijzondere opvangbehoeften overeenkomstig Richtlijn (EU) 2024/1346. De betrokken lidstaat moet voorrang geven aan de behandeling van verzoeken van personen met bijzondere procedurele behoeften overeenkomstig Verordening (EU) 2024/1348 en met bijzondere opvangbehoeften zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 14), van Richtlijn 2024/1346 vooral minderjarigen en hun gezinsleden.

(42)

In crisis- en overmachtsituaties moet de lidstaat worden gemachtigd om van Verordening (EU) 2024/1348 af te wijken teneinde verzoeken om internationale bescherming uiterlijk vier weken nadat ze zijn gedaan, te mogen registreren. Een dergelijke verlenging mag geen afbreuk doen aan de rechten van asielzoekers zoals gewaarborgd door het Handvest, Verordening (EU) 2024/1348 en Richtlijn (EU) 2024/1346. Onverminderd de uitzondering waarin is voorzien tijdens de periode tussen het verzoek en de vaststelling van het uitvoeringsbesluit van de Raad, mag, in een crisissituatie die wordt gekenmerkt door massale aankomsten van onderdanen van derde landen en staatlozen, de verlenging van de registratieperiode alleen worden toegepast gedurende de periode die in het oorspronkelijke uitvoeringsbesluit van de Raad is bepaald.

(43)

Een lidstaat die met een crisis- of overmachtsituatie wordt geconfronteerd, moet de behandeling van verzoeken om internationale bescherming aan de grens met zes weken kunnen verlengen. De verlenging mag niet bij de in artikel 51, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) 2024/1348 bedoelde periode worden gevoegd.

(44)

Wanneer een lidstaat wordt geconfronteerd met crisis- of overmachtsituaties, moet hij bij zijn verzoek met betrekking tot de toepassing van de grensprocedure maatregelen uit verschillende opties kunnen kiezen, rekening houdend met de samenstelling van de stromen en de uiteenlopende aard ervan, afhankelijk van de precieze crisissituatie.

(45)

In crisissituaties met massale aankomsten van onderdanen van derde landen en staatlozen, of in overmachtsituaties, kan het nodig zijn dat een lidstaat wordt toegestaan de grensprocedure niet toe te passen ten aanzien van personen die afkomstig zijn uit derde landen waarvoor het gemiddelde erkenningspercentage in de hele Unie minder dan 20 % bedraagt. Om een dergelijke afwijking toe te passen, moet in het uitvoeringsbesluit van de Raad worden beoordeeld of de maatregelen in het noodplan van de betrokken lidstaat als bedoeld in artikel 32 van Richtlijn (EU) 2024/1346 volstaan om de situatie aan te pakken. In ieder geval zijn de lidstaten verplicht de grensprocedure toe te passen in de in artikel 42, lid 1, punten c) en f), van Verordening (EU) 2024/1348 bedoelde situaties.

(46)

In crisissituaties met massale aankomsten van onderdanen van derde landen en staatlozen die om internationale bescherming verzoeken, kan het nodig zijn een lidstaat toe te staan de drempel voor de verplichte toepassing van de grensprocedure als bepaald in artikel 42, lid 1, punt j), van Verordening (EU) 2024/1348 te verlagen. In ieder geval mag de verlaagde drempel niet lager zijn dan 5 %. De lidstaten zijn verplicht de grensprocedure toe te passen in de in artikel 42, lid 1, punten c) en f), van die verordening bedoelde situaties.

(47)

In een crisissituatie met massale aankomsten van onderdanen van derde landen en staatlozen die om internationale bescherming verzoeken, kan het nodig zijn om het toepassingsgebied van de grensprocedure van artikel 43 van Verordening (EU) 2024/1348 uit te breiden en om een lidstaat de mogelijkheid te bieden om in het kader van een grensprocedure ook een beslissing te nemen over de gegrondheid van een verzoek in gevallen waarin de verzoeker een onderdaan is van of, in het geval van staatlozen, zijn gewone verblijfplaats had in, een derde land waarvoor het percentage voor het verlenen van internationale bescherming in de hele Unie 50 % of minder bedraagt. Als gevolg daarvan moeten de lidstaten bij de toepassing van de grensprocedure voor crises de grensprocedure blijven toepassen zoals vastgelegd in de artikelen 43 tot en met 54 van die verordening, maar kunnen zij de toepassing van de grensprocedure uitbreiden tot onderdanen van derde landen of staatlozen die afkomstig zijn uit derde landen waarvoor het gemiddelde erkenningspercentage voor de hele Unie meer dan 20 % maar minder dan 50 % bedraagt, rekening houdend met eventuele snel veranderende beschermingsbehoeften die zich kunnen voordoen in het land van herkomst, zoals weergegeven in de driemaandelijkse actualiseringen van de Eurostat-gegevens. Die uitbreiding van het toepassingsgebied van de grensprocedure mag geen afbreuk doen aan de gronden en andere regels die van toepassing zijn in het kader van de verplichte grensprocedure uit hoofde van die verordening. Indien een lidstaat gemachtigd wordt het toepassingsgebied van de grensprocedure uit te breiden, mogen verzoeken die in het kader van die procedure worden behandeld, niet worden beschouwd als onderdeel van de toereikende capaciteit op grond van artikel 47 of worden meegeteld voor de toepassing van het jaarlijkse maximumaantal op grond van artikel 50 van die verordening.

(48)

De bewaring van verzoekers moet worden toegepast in overeenstemming met het onderliggende beginsel dat personen niet in bewaring mogen worden gehouden louter omdat zij internationale bescherming zoeken, met name overeenkomstig de internationale wettelijke verplichtingen van de lidstaten en overeenkomstig artikel 31 van het Verdrag van Genève. Overeenkomstig Richtlijn (EU) 2024/1346 mogen minderjarigen in de regel niet in bewaring worden genomen, maar moeten zij worden opgevangen in een accommodatie met speciale voorzieningen voor minderjarigen, indien passend ook door middel van een niet-vrijheidsbenemende plaatsing in de gemeenschap. Gezien het negatieve effect van bewaring op minderjarigen kan bewaring, overeenkomstig het recht van de Unie, alleen worden gebruikt in uitzonderlijke omstandigheden, indien dat strikt noodzakelijk is, alleen in laatste instantie, zo kort mogelijk, en nooit in gevangenissen of andere faciliteiten voor wetshandhavingsdoeleinden. Minderjarigen mogen niet worden gescheiden van hun ouders of verzorgers, en het beginsel van eenheid van het gezin moet er in het algemeen toe leiden dat wordt gebruikgemaakt van passende alternatieven voor de bewaring van gezinnen met minderjarigen, in voor hen geschikte accommodatie. Bovendien moet al het mogelijke worden gedaan opdat een haalbare reeks passende alternatieven voor de bewaring van minderjarigen beschikbaar en toegankelijk is.

(49)

In een situatie van instrumentalisering en om te voorkomen dat een derde land of een vijandige niet-statelijke actor zich op specifieke nationaliteiten of specifieke categorieën onderdanen van derde landen of staatlozen richt, moet het voor een lidstaat mogelijk zijn om van de asielprocedure zoals bepaald in deze verordening af te wijken om in het kader van de grensprocedure zoals vastgesteld in de artikelen 44 tot en met 55 van Verordening (EU) 2024/1348 een beslissing te nemen over de gegrondheid van alle verzoeken. De beginselen en waarborgen van die verordening moeten in acht worden genomen. In het uitvoeringsbesluit van de Raad waarbij de lidstaat toestemming wordt verleend de bedoelde afwijkingen toe te passen, moet worden gespecificeerd voor welke onderdanen van derde landen of staatlozen sprake is van instrumentalisering. Bij de toepassing van die afwijking moet bijzondere aandacht worden besteed aan bepaalde categorieën onderdanen van derde landen en staatlozen die het slachtoffer zijn geworden van instrumentalisering, met name minderjarigen jonger dan 12 jaar en hun gezinsleden, en kwetsbare personen met bijzondere procedurele of opvangbehoeften. Die groepen moeten daarom van de grensprocedure worden uitgesloten of indien uit een individuele beoordeling blijkt dat hun verzoeken waarschijnlijk gegrond zijn, moet die procedure niet langer op hen van toepassing zijn. De keuze tussen die alternatieven blijft tot de bevoegdheid behoren van de lidstaat die om toepassing van die afwijking verzoekt. De in het verzoek aangegeven keuze moet worden weerspiegeld in het uitvoeringsbesluit van de Raad waarbij de toepassing van die afwijking wordt toegestaan. Die uitbreiding van het toepassingsgebied van de grensprocedure in een situatie van instrumentalisering mag geen afbreuk doen aan de gronden en andere regels die van toepassing zijn in het kader van de verplichte grensprocedure uit hoofde van Verordening (EU) 2024/1348. Indien een lidstaat gemachtigd wordt het toepassingsgebied van de grensprocedure uit te breiden, mogen verzoeken die in het kader van die procedure worden behandeld, niet worden beschouwd als onderdeel van de toereikende capaciteit op grond van artikel 48 of worden meegeteld voor de toepassing van het jaarlijkse maximumaantal op grond van artikel 51 van die verordening.

(50)

Om de betrokken lidstaat te ondersteunen bij het verlenen van de nodige bijstand aan onderdanen van derde landen en staatlozen die onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen, moeten de agentschappen van de Verenigde Naties, met name de UNHCR, en andere betrokken partnerorganisaties die door de lidstaten met specifieke taken zijn belast, daadwerkelijke toegang hebben tot de grens onder de voorwaarden van Richtlijn (EU) 2024/1346 en Verordening (EU) 2024/1348. De UNHCR moet toegang krijgen tot verzoekers, ook aan de grens. Daartoe moet de betrokken lidstaat nauw blijven samenwerken met die organisaties.

(51)

Er moeten specifieke regels worden vastgesteld voor crisissituaties met massale aankomsten en voor overmachtsituaties, teneinde het voor de lidstaten mogelijk te maken de bij Verordening (EU) 2024/1351 vastgestelde termijnen onder strikte voorwaarden te verlengen, indien die ten gevolge van de buitengewone situatie niet kunnen worden nageleefd. Een dergelijke verlenging moet tegelijkertijd gelden voor de termijnen voor het verzenden en beantwoorden van overnameverzoeken en kennisgevingen van terugname, alsook voor de termijn voor de overdracht van een verzoeker aan de verantwoordelijke lidstaat. De termijnen moeten worden verlengd ongeacht of die verordening voor bepaalde situaties in kortere termijnen voorziet.

(52)

Om daadwerkelijke toegang tot de procedure voor het verlenen van internationale bescherming te waarborgen, moet, wanneer de overdracht niet doorgaat als gevolg van het aanhouden van een crisissituatie met massale aankomsten of van een situatie van overmacht, of wanneer de overdragende lidstaat de overdracht niet uitvoert wanneer de verzoeker beschikbaar is voor de bevoegde autoriteiten van de overdragende lidstaat, een maximumtermijn worden vastgesteld voor het uitvoeren van de overdracht aan een lidstaat die met die situatie wordt geconfronteerd. Die maximale termijn mag niet langer zijn dan één jaar na de aanvaarding van het overnameverzoek, na de bevestiging van de kennisgeving van terugname door een andere lidstaat of na de definitieve beslissing over een beroep of bezwaar tegen een overdrachtsbesluit dat opschortende werking heeft overeenkomstig artikel 43, lid 3, van Verordening (EU) 2024/1351. Die maximale termijn doet geen afbreuk aan de mogelijkheid om de termijnen voor de uitvoering van een overdracht op grond van artikel 46, lid 2, van die verordening te verlengen.

(53)

Om te voorkomen dat het gemeenschappelijk Europees asielstelsel vastloopt als gevolg van massale aankomsten van zulke buitengewone omvang en intensiteit dat zulks, zelfs indien een lidstaat over een goed voorbereid asiel-, opvang- en terugkeerstelsel beschikt, kan leiden tot een ernstig risico op ernstige tekortkomingen in de behandeling van verzoekers indien die situatie niet door de Unie als geheel wordt aangepakt, moet de lidstaat in die hoogst uitzonderlijke omstandigheden ontheven kunnen worden van zijn verplichting om een verzoeker terug te nemen op grond van artikel 16, lid 2, en artikel 38, lid 4, van Verordening (EU) 2024/1351. Om ervoor te zorgen dat de toepassing van een dergelijke afwijking niet leidt tot extra druk op de lidstaat die met die situatie wordt geconfronteerd, mag die afwijking echter alleen met terugwerkende kracht, binnen vier maanden vóór de datum van vaststelling van het uitvoeringsbesluit van de Raad, van toepassing zijn op verzoeken die reeds in die lidstaat zijn geregistreerd.

(54)

Indien overeenkomstig Verordening (EU) 2024/1347 objectieve omstandigheden doen vermoeden dat verzoeken om internationale bescherming van groepen verzoekers uit een specifiek land van herkomst of een specifieke eerdere gewone verblijfplaats of een deel van dat land, of op basis van de criteria die voortvloeien uit die verordening, gegrond kunnen zijn, is het in het belang van zowel de beslissingsautoriteiten als de betrokken verzoekers om de behandeling van de gegrondheid van het verzoek zo spoedig mogelijk af te ronden en om een snelle en efficiënte verlening van internationale bescherming in een crisissituatie mogelijk te maken.

(55)

Verzoekers van wie het verzoek wordt behandeld in het kader van de versnelde procedure waarin deze verordening voorziet, genieten alle rechten en waarborgen waarop verzoekers recht hebben overeenkomstig Verordening (EU) 2024/1348, met inbegrip van het recht op informatie en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte.

(56)

Bij de toepassing van een aanbeveling van de Commissie over de versnelde procedure mag geen onderhoud over de grond van de zaak plaatsvinden, maar als twijfel bestaat over de vraag of de verzoeker behoort tot de in die aanbeveling genoemde categorie of categorieën personen dan wel of de uitsluitingsgronden van toepassing zijn, kan een dergelijk onderhoud nodig zijn. De procedure mag in geen geval langer duren dan vier weken vanaf de datum van indiening van het verzoek. Indien een lidstaat heeft vastgesteld dat een verzoeker een bedreiging vormt voor de binnenlandse veiligheid, moet die lidstaat de mogelijkheid hebben om ten aanzien van die verzoeker de versnelde procedure niet toe te passen. In dat geval moet het verzoek worden behandeld overeenkomstig de artikelen 36 en 40 van Verordening (EU) 2024/1348.

(57)

Verzoekers van wie het verzoek wordt behandeld in het kader van de versnelde procedure waarin deze verordening voorziet, moeten overeenkomstig artikel 29 van Verordening (EU) 2024/1348 een document ontvangen waaruit hun status blijkt in een taal die zij begrijpen of waarvan redelijkerwijs kan worden verondersteld dat zij die begrijpen.

(58)

De bevoegde agentschappen van de Unie, het Bureau van de UNHCR en andere relevante organisaties kunnen tijdens de verschillende fasen van de toepassing van de versnelde procedure worden geraadpleegd.

(59)

Met het oog op waarborging van een voldoende hoog paraatheidsniveau voor een crisissituatie, moeten de lidstaten in hun noodplannen maatregelen opnemen die nodig zijn om op de crisissituatie te reageren en die op te lossen, met inbegrip van maatregelen die nodig zijn om uitdagingen met betrekking tot de werking van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel het hoofd te bieden, de rechten van verzoekers om en begunstigden van internationale bescherming te beschermen, en om de toekomstige veerkracht in de betrokken lidstaat te bevorderen. De lidstaten moeten ook gebruikmaken van alle instrumenten die uit hoofde van het nationaal recht en het Unierecht beschikbaar zijn, met inbegrip van instrumenten voor anticipatie en vroegtijdige waarschuwing die beschikbaar zijn uit hoofde van het EU-mechanisme voor paraatheid en crisisbeheer in verband met migratie waarin Aanbeveling (EU) 2020/1366 van de Commissie (15) voorziet.

(60)

Onverminderd het bovenstaande en indien relevant moeten in een crisissituatie alle crisismechanismen die in de toolbox zijn opgenomen, worden ingezet, met name de financiële en operationele steun die de agentschappen van de Unie, de fondsen van de Unie en het Uniemechanisme voor civiele bescherming overeenkomstig de toepasselijke rechtshandelingen kunnen verlenen. Daarna moet de Commissie, in het kader van het migratieforum op technisch niveau, zorgen voor coördinatie en uitwisseling van informatie met andere platforms die relevant zijn voor het beheer van de crisissituatie, waaronder het EU-netwerk voor paraatheid en crisisbeheer in verband met migratie, overeenkomstig Aanbeveling (EU) 2020/1366, en de geïntegreerde regeling politieke crisisrespons (Integrated Political Crisis Response — IPCR).

(61)

Een lidstaat die met een crisis- of overmachtsituatie wordt geconfronteerd, kan het Asielagentschap, het Europees Grens- en kustwachtagentschap of Europol om steun verzoeken, overeenkomstig hun respectieve mandaten. Daarnaast kan het Asielagentschap indien passend op eigen initiatief bijstand voorstellen overeenkomstig artikel 16, lid 1, punt d), van Verordening (EU) 2021/2303, terwijl het Europees Grens- en kustwachtagentschap met instemming van de betrokken lidstaat overeenkomstig de artikelen 48, 50, 52 en 53 van Verordening (EU) 2019/1896 bijstand op het gebied van terugkeer kan voorstellen, en Europol overeenkomstig artikel 6, lid 1, van Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad (16) bijstand kan voorstellen.

(62)

Ter ondersteuning van lidstaten die als solidariteitsmaatregel herplaatsing uitvoeren, moet financiële steun uit de EU-begroting worden verleend, onder meer door de thematische faciliteit zoals bepaald in Verordening (EU) 2021/1147 van het Europees Parlement en de Raad (17).

(63)

Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk voorzien in de noodzakelijke aanpassing van de asielprocedureregels en, indien relevant, de regels inzake solidariteit om de lidstaten in staat te stellen het hoofd te bieden aan crisissituaties en overmachtsituaties op het gebied van asiel- en migratiebeheer binnen de Unie, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen van het optreden beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

(64)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het VEU en het VWEU, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is op Denemarken. Aangezien de artikelen 12 en 13, en de artikelen 1 tot en met 6, voor zover zij te maken hebben met de afwijkingen in de artikelen 12 en 13, van deze verordening wijzigingen inhouden in de zin van artikel 3 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de criteria en instrumenten om te bepalen welke staat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat wordt ingediend in Denemarken of een andere lidstaat van de Europese Unie en “Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin (18), moet Denemarken, op het ogenblik van de aanneming van de wijzigingen of binnen een termijn van dertig dagen daarna, de Commissie in kennis stellen van zijn besluit om de inhoud van die wijzigingen al dan niet ten uitvoer te leggen.

(65)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 en artikel 4 bis, lid 1, van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het VEU en het VWEU, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt Ierland niet deel aan de vaststelling van deze verordening en is deze niet bindend voor, noch van toepassing op Ierland.

(66)

Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormen de artikelen 12 en 13, en de artikelen 1 tot en met 6, voor zover zij te maken hebben met de afwijkingen in de artikelen 12 en 13, van deze verordening een nieuwe wettelijke bepaling op een gebied waarvan sprake is in de bijlage bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend (19).

(67)

Wat Zwitserland betreft, vormen de artikelen 12 en 13, en de artikelen 1 tot en met 6, voor zover zij te maken hebben met de afwijkingen in de artikelen 12 en 13, van deze verordening een besluit of maatregel tot wijziging of aanvulling van de bepalingen bedoeld in artikel 1 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend (20).

(68)

Wat Liechtenstein betreft, vormen de artikelen 12 en 13, en de artikelen 1 tot en met 6, voor zover zij te maken hebben met de afwijkingen in de artikelen 12 en 13, van deze verordening een besluit of maatregel tot wijziging of aanvulling van de bepalingen bedoeld in artikel 1 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend, waarnaar wordt verwezen in artikel 3 van het protocol tussen de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend (21),

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

1.   Deze verordening pakt uitzonderlijke crisissituaties, met inbegrip van instrumentalisering, en uitzonderlijke overmachtsituaties op het gebied van migratie en asiel binnen de Unie aan door middel van tijdelijke maatregelen. Deze verordening voorziet in versterkte solidariteits- en ondersteuningsmaatregelen die voortbouwen op Verordening (EU) 2024/1351 waarbij een billijke verdeling van de verantwoordelijkheid wordt gewaarborgd, alsook in tijdelijke specifieke regels die afwijken van die van de Verordeningen (EU) 2024/1351 en (EU) 2024/1348.

2.   De tijdelijke maatregelen die op grond van deze verordening worden vastgesteld, voldoen aan de vereisten van noodzakelijkheid en evenredigheid, zijn geschikt om de gestelde doelstellingen te verwezenlijken en de bescherming te waarborgen van de rechten van de personen die om internationale bescherming verzoeken (“verzoekers”) en de personen die internationale bescherming genieten, en zijn in overeenstemming met de verplichtingen van de lidstaten uit hoofde van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, het internationaal recht en het asielacquis van de Unie. Deze verordening doet geen afbreuk aan de fundamentele beginselen en waarborgen die zijn vastgelegd in de wetgevingshandelingen waarvan op grond van deze verordening afwijkingen zijn toegestaan.

3.   De op grond van deze verordening vastgestelde maatregelen worden slechts toegepast voor zover dat strikt vereist is door de ernst van de situatie, op tijdelijke en beperkte wijze, en uitsluitend in uitzonderlijke omstandigheden. De lidstaten kunnen de in hoofdstuk IV vastgestelde maatregelen alleen toepassen en alleen een beroep doen op de in hoofdstuk III vastgestelde maatregelen op verzoek en voor zover daarin is voorzien in het in artikel 4, lid 3, bedoelde uitvoeringsbesluit van de Raad, zonder afbreuk te doen aan artikel 10, lid 5.

4.   Voor de toepassing van deze verordening is een “crisissituatie”:

a)

een uitzonderlijke situatie van massale aankomsten van onderdanen van derde landen of staatlozen in een lidstaat over land, door de lucht of over zee, met inbegrip van personen die ontscheept werden na opsporings- en reddingsoperaties, van een zodanige omvang en aard — rekening houdend met, onder meer, de bevolking, het bbp en specifieke geografische kenmerken van de lidstaat, waaronder de omvang van het grondgebied dat ze het goed voorbereide asielstelsel, opvangstelsel, met inbegrip van kinderbeschermingsdiensten, of terugkeerstelsel van de lidstaat doet vastlopen, onder meer als gevolg van een situatie op lokaal of regionaal vlak, met mogelijk ernstige gevolgen voor de werking van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel; of

b)

een situatie van instrumentalisering waarin een derde land of een vijandige niet-statelijke actor het verkeer van onderdanen van derde landen of staatlozen naar de buitengrenzen of naar een lidstaat aanmoedigt of vergemakkelijkt, met als doel de Unie of een lidstaat te destabiliseren, en waarbij dergelijke acties de essentiële functies van een lidstaat, waaronder de handhaving van de openbare orde en de bescherming van de nationale veiligheid, in gevaar kunnen brengen.

De lidstaten kunnen toestemming vragen om de in de hoofdstukken III en IV opgenomen maatregelen toe te passen, met name wanneer de werklast in verband met de behandeling van verzoeken om internationale bescherming aan de buitengrenzen onverwacht aanzienlijk toeneemt. De lidstaten kunnen de afwijkingen waarin het in artikel 4, lid 3, bedoelde uitvoeringsbesluit van de Raad voorziet, toepassen in de situatie van instrumentalisering, maar enkel met betrekking tot onderdanen van derde landen of staatlozen die worden geïnstrumentaliseerd en die zijn aangehouden of aangetroffen in de nabijheid van de buitengrens, waaronder wordt verstaan de landgrenzen van de lidstaat, met inbegrip van rivier- en meergrenzen, zeegrenzen en luchthavens, rivierhavens, zeehavens en meerhavens, op voorwaarde dat het geen binnengrenzen betreft, in verband met een onrechtmatige overschrijding over land, over zee of door de lucht, of die na opsporings- en reddingsoperaties zijn ontscheept of zich bij grensdoorlaatposten hebben gemeld.

5.   Voor de toepassing van deze verordening wordt onder overmacht verstaan, abnormale en onvoorzienbare omstandigheden die buiten de macht van een lidstaat vallen en waarvan de gevolgen ondanks alle nodige zorgvuldigheid niet konden worden vermeden en die die lidstaat beletten te voldoen aan zijn verplichtingen uit hoofde van de Verordeningen (EU) 2024/1351 en (EU) 2024/1348.

HOOFDSTUK II

GOVERNANCE

Artikel 2

Met redenen omkleed verzoek van een lidstaat

1.   Indien een lidstaat van mening is dat hij zich in een crisis- of overmachtsituatie bevindt, kan hij, gezien die uitzonderlijke omstandigheden, bij de Commissie een met redenen omkleed verzoek indienen om een beroep te doen op solidariteitsmaatregelen die een goed beheer van die situatie mogelijk maken en om eventuele afwijkingen van de toepasselijke asielprocedureregels toe te staan, waarbij ervoor wordt gezorgd dat de grondrechten van de verzoekers worden geëerbiedigd.

2.   In een met redenen omkleed verzoek als bedoeld in lid 1 wordt het volgende opgenomen:

a)

een omschrijving van:

i)

de wijze waarop het asiel en opvangstelsel van de lidstaat, met inbegrip van de kinderbeschermingsdiensten, als gevolg van een crisissituatie als bedoeld in artikel 1, lid 4, punt a), is vastgelopen, evenals de maatregelen die tot dusver zijn genomen om de situatie aan te pakken en een verklaring die aantoont waarom dat stelsel, hoewel goed voorbereid en ondanks de reeds genomen maatregelen, niet berekend is op de situatie; of

ii)

de wijze waarop de lidstaat wordt geconfronteerd met een situatie van instrumentalisering als bedoeld in artikel 1, lid 4, punt b), waardoor zijn essentiële functies, waaronder de handhaving van de openbare orde of de bescherming van de nationale veiligheid, in gevaar worden gebracht; of

iii)

de wijze waarop de lidstaat wordt geconfronteerd met abnormale en onvoorzienbare omstandigheden die buiten zijn macht liggen en waarvan de gevolgen ondanks de nodige zorgvuldigheid niet konden worden vermeden, en de wijze waarop die situatie van overmacht hem belet zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 27, artikel 45, lid 1, en artikel 51, lid 2, van Verordening (EU) 2024/1348 en de artikelen 39, 40, 41 en 46 van Verordening (EU) 2024/1351 na te komen;

b)

indien relevant, de aard en het niveau van de in artikel 8, lid 1, bedoelde solidariteitsmaatregelen die hij noodzakelijk acht;

c)

indien relevant, de in de artikelen 10 tot en met 13 voorziene afwijkingen die hij noodzakelijk acht; en

d)

indien de lidstaat verzoekt om toepassing van de afwijking waarin artikel 11, lid 6, voorziet, of hij al dan niet voornemens is te voorzien in de uitsluiting van specifieke categorieën verzoekers als bedoeld in artikel 11, lid 7, punt a) of b), of in de beëindiging van de grensprocedure voor specifieke categorieën verzoekers na een individuele beoordeling als bedoeld in artikel 11, lid 9.

Artikel 3

Uitvoeringsbesluit van de Commissie tot vaststelling van een crisis- of overmachtsituatie

1.   Nadat een met redenen omkleed verzoek als bedoeld in artikel 2 is ingediend, beoordeelt de Commissie, in nauwe samenwerking met de verzoekende lidstaat en in overleg met de bevoegde agentschappen van de Unie en internationale organisaties, met name het Bureau van de UNHCR en de IOM, de situatie snel en stelt zij, indien aan de voorwaarden van artikel 1 is voldaan, een uitvoeringsbesluit vast als bedoeld in lid 8 van dit artikel.

2.   De Commissie kan ook een aanbeveling aannemen over de toepassing van een versnelde procedure voor het verlenen van internationale bescherming aan bepaalde categorieën verzoekers, als bedoeld in artikel 14.

3.   De Commissie stelt het Europees Parlement, de Raad en de lidstaten er onmiddellijk van in kennis dat zij een beoordeling als bedoeld in lid 1 verricht.

4.   Bij de beoordeling of de lidstaat al dan niet wordt geconfronteerd met een situatie van instrumentalisering als bedoeld in artikel 1, lid 4, punt b), van deze verordening, beoordeelt de Commissie onder meer het volgende:

a)

of een derde land of een vijandige niet-statelijke actor het verkeer van onderdanen van derde landen of staatlozen naar de Unie vergemakkelijkt;

b)

of uit de door de lidstaat verstrekte informatie naar behoren blijkt dat onder punt a) vallende acties tot doel hebben de Unie of de betrokken lidstaat te destabiliseren;

c)

of er sprake is van een onverwachte aanzienlijke toename van de werklast in verband met de behandeling van verzoeken om internationale bescherming aan de buitengrenzen of in de betrokken lidstaat ten opzichte van het gemiddelde aantal verzoeken;

d)

of de gevolgen van de situatie van instrumentalisering voor het migratie- en asielstelsel van de betrokken lidstaat niet voldoende kunnen worden aangepakt met de maatregelen in de toolbox overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) 2024/1351.

5.   De Commissie bepaalt of is voldaan aan de in artikel 1 vastgestelde voorwaarden in verband met de situatie waarmee de lidstaat wordt geconfronteerd, rekening houdend met het in artikel 2 bedoelde met redenen omkleed verzoek en in het licht van de verstrekte informatie en de indicatoren voor de betrokken lidstaat als bedoeld in artikel 7 bis van Verordening (EU) 2024/1351. De Commissie beoordeelt de in de met redenen omklede verzoeken verstrekte informatie in het licht van de situatie in de betrokken lidstaat gedurende de voorafgaande twee maanden en vergelijkt die met de algemene situatie in de Unie.

6.   De Commissie bepaalt met name:

a)

of het asielstelsel, het opvangstelsel, met inbegrip van kinderbeschermingsdiensten, of het migratiestelsel van de verzoekende lidstaat, hoewel goed voorbereid en ondanks de reeds genomen maatregelen, is vastgelopen als gevolg van een situatie van massale aankomsten van onderdanen van derde landen of staatlozen, waardoor die lidstaat niet berekend is op de situatie, en of er ernstige gevolgen kunnen zijn voor het functioneren van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel;

b)

of de lidstaat wordt geconfronteerd met een situatie van instrumentalisering als bedoeld in artikel 1, lid 4, punt b), die moet worden aangepakt met het noodzakelijke en evenredige gebruik van de in deze verordening vastgestelde maatregelen;

c)

of de lidstaat wordt geconfronteerd met abnormale en onvoorzienbare omstandigheden die buiten zijn macht liggen en waarvan de gevolgen ondanks de nodige zorgvuldigheid niet konden worden vermeden, en of een dergelijke overmachtsituatie hem belet zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 27, artikel 51, lid 2, en artikel 60, lid 1, van Verordening (EU) 2024/1348 en van de artikelen 29, 30, 31 en 35 van Verordening (EU) 2024/1351 na te komen.

7.   Bij de vaststelling van een uitvoeringsbesluit als bedoeld in lid 8 van dit artikel geeft de Commissie aan waarom de situatie van instrumentalisering niet voldoende kan worden aangepakt met de maatregelen die zijn voorzien in de toolbox overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) 2024/1351.

8.   Indien de Commissie op grond van lid 5 van dit artikel vaststelt dat uit de in lid 1 bedoelde beoordeling blijkt dat de voorwaarden van artikel 1 bestaan, stelt zij, rekening houdend met het in artikel 2 bedoelde met redenen omkleed verzoek en in het licht van de verstrekte informatie en de indicatoren in verband met de betrokken lidstaat als bedoeld in artikel 7 bis van Verordening (EU) 2024/1351 onverwijld en uiterlijk twee weken na de indiening van het in artikel 2 van deze verordening bedoelde met redenen omkleed verzoek, een uitvoeringsbesluit vast waarin wordt bepaald of de verzoekende lidstaat zich in een crisissituatie bevindt als bedoeld in artikel 1, lid 4, punt a) of b), van deze verordening dan wel in een geval van overmacht. De Commissie zendt het uitvoeringsbesluit toe aan het Europees Parlement en de Raad.

Artikel 4

Voorstel van de Commissie en uitvoeringsbesluit van de Raad tot machtiging van afwijkingen en tot vaststelling van solidariteitsmaatregelen

1.   Gelijktijdig met de vaststelling van het in artikel 3 bedoelde uitvoeringsbesluit van de Commissie doet de Commissie, naargelang het geval, een voorstel voor een uitvoeringsbesluit van de Raad. De Commissie stelt het Europees Parlement onmiddellijk in kennis van dat voorstel.

2.   Het in lid 1 bedoelde voorstel van de Commissie voor een uitvoeringsbesluit van de Raad waarborgt dat de beginselen van noodzakelijkheid en evenredigheid in acht worden genomen en bevat:

a)

indien passend, de in de artikelen 10 tot en met 13 vermelde specifieke afwijkingen die de lidstaat gemachtigd is toe te passen;

b)

indien passend, indien de lidstaat met een crisissituatie wordt geconfronteerd, een ontwerp van solidariteitsresponsplan, na overleg met de lidstaat, dat de bijdragende lidstaten volledig vrijlaat in hun keuze tussen de soorten solidariteitsmaatregelen, en met vermelding van:

i)

indien passend, het totale bedrag van de herplaatsingsbijdragen die nodig zijn om de crisissituatie aan te pakken;

ii)

indien passend, de andere relevante solidariteitsmaatregelen als bedoeld in artikel 8, lid 1, punten b) en c), en het niveau waarop dergelijke maatregelen moeten worden toegepast om de specifieke crisissituatie aan te pakken;

iii)

indien toepasselijk, het totale voor solidariteitsmaatregelen bestemde bedrag dat uit de beschikbare toezeggingen van de jaarlijkse solidariteitspool moet worden gehaald;

iv)

indien de beschikbare toezeggingen in de jaarlijkse solidariteitspool de in de subpunten i) en ii) van dit punt vastgestelde behoeften niet dekken, worden in het solidariteitsresponsplan ook de aanvullende toezeggingen vastgelegd die nodig zijn om die behoeften te dekken; en

v)

de indicatieve bijdragen van het door elke lidstaat bij te dragen billijk aandeel, berekend volgens de referentiesleutel die is vastgesteld in artikel 66 van Verordening (EU) 2024/1351; en

c)

indien de lidstaat met een in artikel 1, lid 4, punt b), bedoelde crisissituatie geconfronteerd wordt, de identiteit van de onderdanen van derde landen of staatlozen die in die situatie verkeren.

Bij het vaststellen van de solidariteitsbehoeften van de lidstaat houdt de Commissie rekening met de vraag of de lidstaat reeds een begunstigde lidstaat op grond van de artikelen 58 en 59 van Verordening (EU) 2024/1351 is.

Indien de lidstaat in het met redenen omkleed verzoek als bedoeld in artikel 2 van oordeel is dat herplaatsing de primaire of enige solidariteitsmaatregel is die mogelijk is om de situatie aan te pakken, houdt de Commissie in haar voorstel voor een uitvoeringsbesluit van de Raad rekening met dat verzoek, onverminderd de vrijheid van de bijdragende lidstaten om te kiezen tussen de soorten solidariteitsmaatregelen.

3.   De Raad evalueert het voorstel van de Commissie voor een uitvoeringsbesluit van de Raad als bedoeld in lid 1 en stelt binnen twee weken na ontvangst van dat voorstel een uitvoeringsbesluit vast waarbij hij de lidstaat machtigt om de in de artikelen 10 tot en met 13 genoemde afwijkingen toe te passen en waarin hij een in lid 2, punt b), van dit artikel bedoeld solidariteitsresponsplan vaststelt, met inbegrip van de solidariteitsmaatregelen waarop de lidstaat een beroep kan doen om de situatie aan te pakken.

4.   Wanneer de Commissie het in lid 1 bedoelde voorstel voor een uitvoeringsbesluit van de Raad vaststelt, kan zij, indien passend, een aanbeveling vaststellen over het toepassen van een versnelde procedure voor het verlenen van internationale bescherming aan bepaalde categorieën verzoekers als bedoeld in artikel 14.

5.   Het uitvoeringsbesluit van de Raad waarborgt dat de beginselen van noodzakelijkheid en evenredigheid in acht worden genomen, vermeldt de motivering van het besluit en de datum met ingang waarvan de in de artikelen 10 tot en met 13 vastgelegde afwijkingen kunnen worden toegepast alsook, overeenkomstig artikel 5, de toepassingsperiode ervan. Het uitvoeringsbesluit van de Raad:

a)

vermeldt, indien passend, de in de artikelen 10 tot en met 13 bedoelde specifieke afwijkingen die de betrokken lidstaat gemachtigd is toe te passen;

b)

stelt, indien passend, een solidariteitsresponsplan vast waarin het volgende wordt vermeld:

i)

het totale bedrag aan herplaatsingsbijdragen dat nodig is om de crisissituatie aan te pakken, met volledige inachtneming van de beoordeling van de Commissie;

ii)

de andere relevante solidariteitsmaatregelen als bedoeld in artikel 8, lid 1, punten b) en c), en het niveau waarop dergelijke maatregelen moeten worden toegepast om de crisissituatie aan te pakken;

iii)

het totale voor solidariteitsmaatregelen bestemde bedrag dat uit de jaarlijkse solidariteitspool moet worden gehaald;

iv)

de aanvullende toezeggingen die nodig zijn ter dekking van wat nodig is om de crisissituatie aan te pakken, indien de bestaande toezeggingen in de jaarlijkse solidariteitspool niet volstaan;

v)

de specifieke bijdrage van elke lidstaat die werd toegezegd voor het verplichte bij te dragen billijk aandeel, berekend volgens de referentiesleutel die is vastgesteld in artikel 66 van Verordening (EU) 2024/1351;

c)

identificeert, indien de betrokken lidstaat met een in artikel 1, lid 4, punt b), bedoelde crisissituatie wordt geconfronteerd, de onderdanen van derde landen of staatlozen die in die situatie verkeren.

De Raad zendt het uitvoeringsbesluit onmiddellijk toe aan het Europees Parlement en de Commissie.

Artikel 5

Looptijd

1.   Onverminderd lid 3 van dit artikel, bedraagt de termijn voor de toepassing van de afwijkingen en solidariteitsmaatregelen die zijn vastgesteld in het in artikel 4, lid 3, bedoelde uitvoeringsbesluit van de Raad drie maanden. Tenzij dat besluit op grond van artikel 6, lid 3, wordt ingetrokken, kan die periode eenmaal met drie maanden worden verlengd nadat de Commissie heeft bevestigd dat de crisis- of overmachtsituatie aanhoudt.

2.   Na afloop van de in lid 1 genoemde periode en op verzoek van de betrokken lidstaat, kan de Commissie een voorstel voor een nieuw uitvoeringsbesluit van de Raad indienen tot wijziging of verlenging van de specifieke afwijkingen of het solidariteitsresponsplan als bedoeld in artikel 4, lid 5, voor een periode van ten hoogste drie maanden. Tenzij dat besluit wordt ingetrokken op grond van artikel 6, lid 3, kan die periode eenmaal met drie maanden worden verlengd nadat de Commissie heeft bevestigd dat de crisis- of overmachtsituatie aanhoudt. Artikel 4, leden 3 en 5, is van toepassing.

3.   Lidstaten die met een crisis- of overmachtsituatie worden geconfronteerd, passen de artikelen 10 tot en met 13 niet langer toe dan strikt noodzakelijk is om de situatie aan te pakken, en in geen geval langer dan de periode die is vastgelegd in het in artikel 4, lid 3, bedoelde uitvoeringsbesluit van de Raad. De totale looptijd van de toepassing van de maatregelen is niet langer dan de duur van de crisis- of overmachtsituatie bedraagt maximaal 12 maanden.

Artikel 6

Monitoring

1.   De Commissie en de Raad monitoren voortdurend of een crisis- of overmachtsituatie die is vastgesteld in een uitvoeringsbesluit van de Commissie als bedoeld in artikel 3, lid 8, aanhoudt.

2.   De Commissie besteedt daarbij bijzondere aandacht aan de naleving van de grondrechten en humanitaire normen en kan, op grond van artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2303, het Asielagentschap verzoeken een specifieke monitoringexercitie op te starten.

3.   Indien de Commissie van oordeel is dat de omstandigheden die tot het ontstaan van de crisis- of overmachtsituatie hebben geleid, niet langer bestaan, stelt zij voor het in artikel 4, lid 3, bedoelde uitvoeringsbesluit van de Raad in te trekken. Indien de Commissie het op basis van relevante informatie passend acht, stelt zij voor een nieuw uitvoeringsbesluit van de Raad vast te stellen tot goedkeuring van de wijziging of verlenging van de overeenkomstig artikel 5, lid 2, vastgestelde maatregelen.

4.   De Commissie brengt om de drie maanden na de inwerkingtreding van het in artikel 4, lid 3, bedoelde uitvoeringsbesluit van de Raad, verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad over de toepassing van dat uitvoeringsbesluit, met name over de doeltreffendheid van de maatregelen die zijn genomen om de crisis- of overmachtsituatie op te lossen, en zij bepaalt of de situatie aanhoudt en of de maatregelen noodzakelijk en evenredig blijven.

Artikel 7

EU-solidariteitscoördinator

De EU-solidariteitscoördinator, zoals ingesteld bij de artikelen 15 en 60 van Verordening (EU) 2024/1351, zorgt, naast de in die artikelen genoemde taken, voor:

a)

het ondersteunen van de herplaatsingsactiviteiten van de betrokken lidstaat naar de bijdragende lidstaat in het kader van deze verordening;

b)

het bevorderen van een cultuur van paraatheid, samenwerking en veerkracht tussen de lidstaten op het gebied van asiel en migratie, onder meer door het uitwisselen van beste praktijken.

Daartoe wordt de EU-solidariteitscoördinator in het kader van de relevante fasen van de blauwdruk paraatheid en crisisbeheer in verband met migratie, door het EU-netwerk voor paraatheid en crisisbeheer in verband met migratie op de hoogte gehouden, op grond van de originele versie van Aanbeveling (EU) 2020/1366.

De EU-solidariteitscoördinator verstrekt om de twee weken een bulletin waarin een stand van zaken wordt gegeven van de uitvoering en het functioneren van het herplaatsingsmechanisme. Dat bulletin wordt toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.

HOOFDSTUK III

SOLIDARITEITSMAATREGELEN IN CRISISSITUATIES

Artikel 8

Solidariteits- en ondersteuningsmaatregelen in crisissituaties

1.   Een lidstaat die met een crisissituatie wordt geconfronteerd, kan met het in artikel 2 bedoelde met redenen omkleed verzoek de volgende soorten bijdragen aanvragen:

a)

voor herplaatsingen, uit te voeren volgens de procedures van de artikelen 67 en 68 van Verordening (EU) 2024/1351,

i)

van personen die om internationale bescherming verzoeken;

ii)

indien bilateraal overeengekomen door de bijdragende en de begunstigde lidstaat, van personen die internationale bescherming genieten aan wie die bescherming verleend is binnen de drie jaar voorafgaand aan de vaststelling van de uitvoeringshandeling van de Raad tot oprichting van de jaarlijkse solidariteitspool;

b)

voor financiële bijdragen gericht op acties die relevant zijn voor het aanpakken, onder volledige eerbiediging van de mensenrechten, van de crisissituatie in de betrokken lidstaat of in relevante derde landen, te verstrekken door andere lidstaten op grond van artikel 64 van Verordening (EU) 2024/1351;

c)

voor alternatieve solidariteitsmaatregelen als bedoeld in artikel 56, lid 2, punt c), van Verordening (EU) 2024/1351, overeenkomstig artikel 65, leden 2 en 3, van die verordening, die specifiek nodig zijn om de crisissituatie aan te pakken; dergelijke maatregelen gelden als financiële solidariteit en hun werkelijke waarde wordt vastgesteld aan de hand van objectieve criteria.

2.   Bij de uitvoering van de in lid 1, punt a), van dit artikel bedoelde herplaatsingen geven de lidstaten voorrang aan de herplaatsing van kwetsbare personen overeenkomstig artikel 60 van Verordening (EU) 2024/1351.

Artikel 9

Verantwoordelijkheidscompensaties

1.   Indien de aanvullende herplaatsingstoezeggingen in het in artikel 4, lid 3, bedoelde uitvoeringsbesluit van de Raad en de toezeggingen die beschikbaar zijn in de jaarlijkse solidariteitspool lager zijn dan de in dat uitvoeringsbesluit van de Raad vastgestelde herplaatsingsbehoeften:

a)

nemen de bijdragende lidstaten de verantwoordelijkheid op zich voor verzoeken om internationale bescherming waarvoor de met een crisissituatie geconfronteerde lidstaat als verantwoordelijke is aangewezen, en wel tot 100 % van de herplaatsingsbehoeften die in het solidariteitsresponsplan van het uitvoeringsbesluit van de Raad zijn vastgesteld;

b)

bij de toepassing van punt a) van deze alinea en waar nodig, nemen de bijdragende lidstaten een verantwoordelijkheid op zich die groter is dan hun billijk aandeel, in afwijking van artikel 63, lid 7, van Verordening (EU) 2024/1351;

c)

bij de toepassing van de punten a) en b) van deze alinea, zijn artikel 63, leden 6, 8 en 9, van Verordening (EU) 2024/1351 van overeenkomstige toepassing.

Indien Richtlijn 2001/55/EG wordt geactiveerd met betrekking tot dezelfde situatie als bedoeld in artikel 1, lid 4, punt a), en de lidstaten op het moment van activering overeenkomen artikel 11 van die richtlijn niet toe te passen, zijn verplichte compensaties op grond van dit artikel niet van toepassing. Indien het in artikel 4, lid 3, bedoelde uitvoeringsbesluit van de Raad de betrokken lidstaat machtigt artikel 13 toe te passen, zijn verplichte compensaties op grond van dit artikel niet van toepassing.

2.   Indien de toepassing van lid 1 van dit artikel niet volstaat om 100 % van de herplaatsingsbehoeften te dekken die zijn vastgesteld in het in artikel 4, lid 3, bedoelde uitvoeringsbesluit van de Raad, wordt het EU-solidariteitsforum op hoog niveau met spoed opnieuw bijeengeroepen, overeenkomstig artikel 13, lid 4, van Verordening (EU) 2024/1351 en volgens de procedure van artikel 57 van die verordening.

3.   Een begunstigde lidstaat kan de andere lidstaten verzoeken de verantwoordelijkheid op zich te nemen voor het behandelen van verzoeken om internationale bescherming waarvoor de begunstigde lidstaat als verantwoordelijke is aangemerkt, als alternatief voor herplaatsingen overeenkomstig de procedure van artikel 69 van Verordening (EU) 2024/1351.

4.   Indien een bijdragende lidstaat overeenkomstig lid 1, punt b), van dit artikel of overeenkomstig artikel 13 verantwoordelijk is geworden voor verzoeken die zijn billijk aandeel overstijgen, heeft hij recht op:

a)

een evenredige verlaging van zijn billijk aandeel in toekomstige solidariteitsbijdragen in het kader van de komende jaarlijkse cycli van Verordening (EU) 2024/1351, ten belope van het aantal verzoeken waarmee die lidstaat meer dan zijn billijk aandeel heeft bijgedragen gedurende een periode van vijf jaar;

b)

een verlaging van zijn billijk aandeel in toekomstige solidariteitsbijdragen die zijn vastgesteld in een op grond van artikel 4, lid 3, vastgesteld uitvoeringsbesluit van de Raad, met het aantal verzoeken waarmee die lidstaat meer dan zijn billijk aandeel heeft bijgedragen; een dergelijke verlaging kan enkel worden aangevraagd binnen vijf jaar na de verstrijkingsdatum van het uitvoeringsbesluit van de Raad dat de lidstaat ertoe heeft gebracht zijn billijk aandeel te overschrijden.

5.   Indien een lidstaat voornemens is gebruik te maken van de bij lid 4 geboden mogelijkheid, stelt hij de Commissie daarvan in kennis. In die kennisgeving wordt het aantal verzoeken vermeld waarvoor de lidstaat een verantwoordelijkheid op zich heeft genomen die groter is dan zijn billijk aandeel, alsook de verlaging waarom hij voornemens is te verzoeken in het kader van de komende jaarlijkse cycli van Verordening (EU) 2024/1351 of in het kader van de uitvoering van een op grond van artikel 4, lid 3, vastgesteld uitvoeringsbesluit van de Raad.

Indien de Commissie na voltooiing van haar onderzoek van de in de eerste alinea bedoelde kennisgeving bevestigt dat de betrokken lidstaat inderdaad meer dan zijn billijk aandeel heeft bijgedragen, machtigt de Commissie de betrokken lidstaat bij uitvoeringshandeling om het overeenkomstige aantal verzoeken waarmee die lidstaat meer dan zijn billijk aandeel heeft bijgedragen, af te trekken van zijn billijk aandeel in het kader van de komende jaarlijkse cycli van Verordening (EU) 2024/1351 of bij de uitvoering van een op grond van artikel 4, lid 3, binnen de in lid 4, punt b), van dit artikel bedoelde termijn vastgesteld uitvoeringsbesluit van de Raad ter ondersteuning van een andere lidstaat of indien verantwoordelijkheidscompensaties vereist zijn op grond van lid 1, punt b), van dit artikel.

6.   Indien de solidariteitsbehoeften van andere lidstaten die begunstigde lidstaten zijn op grond van artikel 58 of 59 van Verordening (EU) 2024/1351 niet kunnen worden gedekt doordat de met een crisissituatie geconfronteerde lidstaat op grond van artikel 4, lid 5, punt b), van dit artikel gebruikmaakt van de toezeggingen die beschikbaar zijn in de jaarlijkse solidariteitspool, wordt het EU-solidariteitsforum op hoog niveau met spoed opnieuw bijeengeroepen overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EU) 2024/1351 en volgens de procedure van artikel 57 van die verordening.

7.   Indien als gevolg van de maatregelen ter ondersteuning van een met een crisissituatie geconfronteerde lidstaat, zoals opgenomen in het in artikel 4, lid 3, bedoelde uitvoeringsbesluit van de Raad, een andere lidstaat van mening is dat hij onder migratiedruk staat of met een aanzienlijke migratiesituatie wordt geconfronteerd in de zin van artikel 2, respectievelijk punt 24) en punt 25), van Verordening (EU) 2024/1351 of met een crisissituatie wordt geconfronteerd, kan de betrokken lidstaat om solidariteitsmaatregelen verzoeken, om volledige of gedeeltelijke verlaging van zijn solidariteitsbijdragen overeenkomstig die verordening, of om solidariteits- en ondersteuningsmaatregelen overeenkomstig deze verordening.

Bij de beoordeling van het in artikel 2 van deze verordening bedoelde met redenen omkleed verzoek van de lidstaat houdt de Commissie niet alleen rekening met de informatie in de artikelen 9 en 10 van Verordening (EU) 2024/1351, maar ook met de vraag of die lidstaat een verantwoordelijkheid voor de behandeling van verzoeken om internationale bescherming heeft genomen die groter is dan zijn billijk aandeel.

HOOFDSTUK IV

AFWIJKINGEN

Artikel 10

Registratie van verzoeken om internationale bescherming in crisis- of overmachtsituaties

1.   Indien een lidstaat met een crisis- of overmachtsituatie wordt geconfronteerd, kan hij, in afwijking van artikel 27 van Verordening (EU) 2024/1348, de verzoeken die worden gedaan binnen de periode waarin dit lid wordt toegepast, uiterlijk vier weken nadat die verzoeken zijn gedaan, registreren.

2.   Bij de toepassing van lid 1 geeft de betrokken lidstaat voorrang aan de registratie van verzoeken van personen met bijzondere opvangbehoeften zoals gedefinieerd in Richtlijn (EU) 2024/1346 en verzoeken van minderjarigen en hun gezinsleden.

3.   Bij de toepassing van lid 1 kunnen de lidstaten ook voorrang geven aan de registratie van verzoeken die waarschijnlijk gegrond zijn.

4.   In een crisissituatie als bedoeld in artikel 1, lid 4, punt a), mag de in lid 1 van dit artikel bedoelde afwijking alleen worden toegepast gedurende de looptijd die is vastgesteld in het oorspronkelijke uitvoeringsbesluit van de Raad als bedoeld in artikel 4, lid 3, en niet tijdens latere verlengingen daarvan op grond van artikel 5, lid 1 of lid 2.

5.   Overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn (EU) 2024/1346 en Verordening (EU) 2024/1348 zorgen de lidstaten ervoor dat verzoekers daadwerkelijk toegang hebben tot hun rechten uit hoofde van die instrumenten en dat zij die kunnen uitoefenen vanaf het moment waarop zij een verzoek doen, ongeacht wanneer het verzoek wordt geregistreerd. De betrokken lidstaat informeert de onderdanen van derde landen of de staatlozen naar behoren in een taal die zij begrijpen of redelijkerwijs geacht worden te begrijpen, over de toegepaste maatregelen, over de locatie van de registratiepunten, met inbegrip van de grensdoorlaatposten, die toegankelijk zijn voor de registratie en indiening van een verzoek om internationale bescherming, en over de looptijd van de maatregel.

6.   Bij de indiening van een in artikel 2, lid 1, bedoeld met redenen omkleed verzoek kan een lidstaat de Commissie te kennen geven dat hij het nodig acht de in lid 1 van dit artikel bedoelde afwijkingen toe te passen reeds voordat hij daartoe toestemming heeft verkregen bij het in artikel 4, lid 3, bedoelde uitvoeringsbesluit van de Raad, en geeft hij daarbij de precieze redenen aan waarom onmiddellijk optreden nodig is.

In dat geval kan de betrokken lidstaat de in lid 1 van dit artikel bedoelde afwijking voor een periode van ten hoogste 10 dagen toepassen vanaf de dag na de datum van indiening van het verzoek, tenzij het in artikel 4, lid 3, bedoelde uitvoeringsbesluit van de Raad de betrokken lidstaat machtigt om die afwijking te blijven toepassen.

7.   De verlenging van de termijn voor de registratie van verzoeken om internationale bescherming laat onverlet dat de termijnen van artikel 15, lid 1, punt b), van Verordening (EU) 2024/1358 moeten worden nageleefd.

Artikel 11

Maatregelen voor de grensprocedure voor asiel in crisis- of overmachtsituaties

1.   In crisissituaties of in overmachtsituaties kunnen lidstaten voor verzoeken die tijdens de toepassingsperiode van dit artikel zijn gedaan, afwijken van artikel 51, lid 2, van Verordening (EU) 2024/1348 door de maximale looptijd van de in dat artikel bedoelde grensprocedure voor de behandeling van verzoeken met een aanvullende periode van ten hoogste zes weken te verlengen. Die aanvullende periode mag niet bij de in artikel 51, lid 2, derde alinea, van die verordening bedoelde periode worden gevoegd.

2.   In crisissituaties als bedoeld in artikel 1, lid 4, punt a), of in overmachtsituaties mogen de lidstaten, in afwijking van artikel 45, lid 1, van Verordening (EU) 2024/1348, niet verplicht worden om in een grensprocedure verzoeken te behandelen die zijn gedaan door verzoekers als bedoeld in artikel 42, lid 1, punt j), van die verordening, indien de maatregelen in het noodplan van de betrokken lidstaat als bedoeld in artikel 32 van Richtlijn (EU) 2024/1346 niet volstaan om die situatie aan te pakken.

3.   In crisissituaties als bedoeld in artikel 1, lid 4, punt a), kunnen de lidstaten, in afwijking van artikel 45, lid 1, van Verordening (EU) 2024/1348, de in artikel 42, lid 1, punt j), bedoelde drempel verlagen tot 5 %.

4.   In crisissituaties als bedoeld in artikel 1, lid 4, punt a), kunnen de lidstaten, in afwijking van artikel 44, lid 1, punt b), van Verordening (EU) 2024/1348 in een grensprocedure, in aanvulling op de in artikel 42, lid 1, punt j), van die verordening bedoelde gevallen, een beslissing nemen over de gegrondheid van een verzoek in gevallen waarin de verzoeker een onderdaan is van of, in het geval van staatlozen, zijn gewone verblijfplaats had in een derde land waarvoor volgens de meest recente beschikbare jaargemiddelden van Eurostat voor de gehele Unie de beslissingsautoriteit in 50 % of minder van de gevallen internationale bescherming heeft verleend, rekening houdend met de snel veranderende beschermingsbehoeften die zich kunnen voordoen in het land van herkomst, zoals weergegeven in de driemaandelijkse actualiseringen van Eurostat-gegevens.

5.   Bij de toepassing van lid 3 of 4 van dit artikel geeft de betrokken lidstaat voorrang aan de behandeling van verzoeken om internationale bescherming die zijn ingediend door personen met bijzondere procedurele behoeften of bijzondere opvangbehoeften zoals gedefinieerd in Richtlijn (EU) 2024/1346 en in Verordening (EU) 2024/1348, en door minderjarigen en hun gezinsleden. Bij de toepassing van lid 3, 4 of 6 van dit artikel kan de betrokken lidstaat ook voorrang geven aan de behandeling van verzoeken om internationale bescherming die waarschijnlijk gegrond zijn.

6.   In crisissituaties als bedoeld in artikel 1, lid 4, punt b), kunnen de lidstaten, in afwijking van artikel 44, lid 1, punt b), en artikel 53, lid 2, punt a), van Verordening (EU) 2024/1348, in een grensprocedure besluiten nemen over de gegrondheid van alle verzoeken die door een geïnstrumentaliseerde onderdaan van een derde land of staatloze zijn gedaan en die zijn geregistreerd binnen de periode waarin dit lid wordt toegepast.

7.   Bij de toepassing van lid 6 handelen de lidstaten als volgt:

a)

zij sluiten minderjarigen jonger dan 12 jaar en hun familieleden en personen met bijzondere procedurele behoeften of bijzondere opvangbehoeften zoals gedefinieerd in Richtlijn (EU) 2024/1346 en in Verordening (EU) 2024/1348 uit van de grensprocedure; of

b)

zij passen de grensprocedure niet langer toe ten aanzien van de volgende categorieën verzoekers wanneer op basis van een individuele beoordeling wordt vastgesteld dat hun verzoek waarschijnlijk gegrond is:

i)

minderjarigen jonger dan 12 jaar en hun gezinsleden; en

ii)

kwetsbare personen met bijzondere procedurele behoeften of bijzondere opvangbehoeften zoals gedefinieerd in Richtlijn (EU) 2024/1346 en in Verordening (EU) 2024/1348.

Dit lid laat het verplichte karakter van de grensprocedure als bedoeld in artikel 46 van Verordening (EU) 2024/1348 onverlet.

8.   Indien de betrokken lidstaat gemachtigd is de in lid 6 van dit artikel bedoelde afwijking toe te passen, wordt op basis van de vermelding door de betrokken lidstaat overeenkomstig artikel 2, lid 2, punt d), in het in artikel 4, lid 3, bedoelde uitvoeringsbesluit van de Raad gespecificeerd of lid 7, punt a), dan wel punt b), van toepassing is.

9.   De lidstaat die met een crisis- of overmachtsituatie wordt geconfronteerd, past de in de leden 4 en 6 van dit artikel bedoelde afwijking van de asielprocedure niet toe of houdt op die toe te passen in gevallen waarin er medische redenen zijn om de grensprocedure niet toe te passen overeenkomstig artikel 53, lid 2, punt d), van Verordening (EU) 2024/1348 of wanneer overeenkomstig Richtlijn (EU) 2024/1346 niet de noodzakelijke ondersteuning kan worden geboden aan verzoekers met bijzondere opvangbehoeften of, overeenkomstig artikel 53, lid 2, punt c), van Verordening (EU) 2024/1348, aan verzoekers met bijzondere procedurele behoeften.

10.   Voor de toepassing van de in dit artikel bedoelde afwijkingen zijn de grondbeginselen van het recht op asiel en de eerbiediging van het beginsel van non-refoulement, alsook de waarborgen van de hoofdstukken I en II van Verordening (EU) 2024/1348 van toepassing om de bescherming te waarborgen van de rechten van personen die om internationale bescherming verzoeken, met inbegrip van het recht op een doeltreffende voorziening in rechte.

Organisaties en personen die uit hoofde van het nationale recht advies en counseling mogen verstrekken, krijgen daadwerkelijke toegang tot verzoekers die worden vastgehouden in detentiecentra of zich aan grensdoorlaatposten bevinden. De lidstaten kunnen beperkingen opleggen met betrekking tot dergelijke maatregelen indien dat krachtens het nationale recht objectief noodzakelijk is voor de veiligheid, de openbare orde of het administratieve beheer van een detentiecentrum, mits de toegang daardoor niet ernstig wordt belemmerd of onmogelijk wordt gemaakt.

11.   De in dit artikel bepaalde afwijkingen zijn niet van invloed op de procedure voor het bepalen van de verantwoordelijke lidstaat in het kader van Verordening (EU) 2024/1351. Indien die procedure langer duurt dan de maximale looptijd van de grensprocedure voor asiel in crisis- of overmachtsituaties, worden de procedure en het resterende deel van de asielprocedure voltooid op het grondgebied van de beslissende lidstaat, overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) 2024/1348.

Artikel 12

Verlenging van de termijnen voor overnameverzoeken, kennisgevingen van terugname en overdrachten in crisissituaties als bedoeld in artikel 1, lid 4, punt a), of in overmachtsituaties

1.   In crisissituaties als bedoeld in artikel 1, lid 4, punt a), of in overmachtsituaties waardoor de in de artikelen 39, 40, 41 en 46 van Verordening (EU) 2024/1351 vastgestelde termijnen niet in acht kunnen worden genomen of personen waarvoor de lidstaat op grond van die verordening verantwoordelijk is niet kunnen worden opgevangen, kunnen de lidstaten tegelijkertijd afwijken van de termijnen in de artikelen 39, 40 en 41, en artikel 46, lid 1, van die verordening.

2.   Indien een lidstaat de in lid 1 van dit artikel bedoelde afwijking toepast:

a)

dient hij binnen vier maanden na de datum van registratie van het verzoek een overnameverzoek als bedoeld in artikel 32 van Verordening (EU) 2024/1351 in;

b)

geeft hij binnen twee maanden na ontvangst van een overnameverzoek als bedoeld in artikel 40 van Verordening (EU) 2024/1351 antwoord op dat verzoek;

c)

dient hij binnen een maand na de ontvangst van de Eurodac-treffer een kennisgeving van terugname als bedoeld in artikel 41 van Verordening (EU) 2024/1351 in of bevestigt hij de ontvangst ervan binnen een maand na die kennisgeving; en

d)

verricht hij een overdracht als bedoeld in artikel 46, lid 1, van Verordening (EU) 2024/1351 binnen één jaar na aanvaarding van het overnameverzoek of na bevestiging van de kennisgeving van terugname door een andere lidstaat of na de definitieve beslissing over een beroep of bezwaar tegen een overdrachtsbesluit dat opschortende werking heeft overeenkomstig artikel 43, lid 3, van die verordening.

3.   Indien de in lid 1 bedoelde lidstaat de in lid 2, punt a), b) of d), van dit artikel vastgestelde termijnen niet in acht neemt, berust de verantwoordelijkheid voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming op grond van Verordening (EU) 2024/1351 bij die lidstaat of wordt die verantwoordelijkheid aan die lidstaat overgedragen.

4.   Bij de toepassing van lid 1 van dit artikel worden overdrachten op grond van artikel 46 van Verordening (EU) 2024/1351 aan de verantwoordelijke lidstaat die met een crisissituatie als bedoeld in artikel 1, lid 4, punt a), van deze verordening of met een overmachtsituatie wordt geconfronteerd, pas uitgevoerd wanneer die lidstaat niet langer met die situatie wordt geconfronteerd, tenzij de verantwoordelijke lidstaat vanwege de individuele omstandigheden van de verzoeker ermee heeft ingestemd de betrokkene te ontvangen. Indien de overdracht niet plaatsvindt binnen een jaar na aanvaarding van het overnameverzoek, na bevestiging van de kennisgeving van terugname door een andere lidstaat of na de definitieve beslissing over een beroep of bezwaar tegen een overdrachtsbesluit dat opschortende werking heeft overeenkomstig artikel 43, lid 3, van Verordening (EU) 2024/1351, mede vanwege het aanhouden van de crisissituatie als bedoeld in artikel 1, lid 4, punt a), van deze verordening of van de overmachtsituatie, wordt de verantwoordelijke lidstaat, die met die situatie wordt geconfronteerd, in afwijking van artikel 46, lid 1, van Verordening (EU) 2024/1351, ontheven van zijn verplichtingen om de betrokken persoon over te nemen of terug te nemen, en wordt de verantwoordelijkheid overgedragen aan de overdragende lidstaat.

Artikel 13

Afwijkingen van de verplichting tot terugname van een verzoeker in geval van buitengewoon massale aankomsten

1.   In afwijking van artikel 36, lid 1, punt b), en artikel 38, lid 4, van Verordening (EU) 2024/1351, in crisissituaties als bedoeld in artikel 1, lid 2, punt a), van deze verordening waar de massale aankomsten van onderdanen van derde landen of staatlozen van een dusdanig buitengewone omvang en intensiteit zijn dat zij kunnen leiden tot een ernstig risico op ernstige tekortkomingen in de behandeling van verzoekers en het gemeenschappelijk Europees asielstelsel daardoor ernstig dreigt vast te lopen, kan een met die situatie geconfronteerde lidstaat, worden ontheven van zijn verplichting om:

a)

een verzoeker, een onderdaan van een derde land of een staatloze ten aanzien van wie de lidstaat uit hoofde van artikel 16, lid 1, van Verordening (EU) 2024/1358 is aangewezen als de verantwoordelijke lidstaat, terug te nemen, indien die verantwoordelijkheid is vastgesteld op grond van artikel 16, lid 2, van Verordening (EU) 2024/1351; of

b)

een verzoeker terug te nemen op grond van artikel 38, lid 4, van Verordening (EU) 2024/1351.

Dit lid is uitsluitend van toepassing indien het verzoek in de met die situatie geconfronteerde lidstaat geregistreerd is binnen de termijn die is vastgesteld in het in artikel 4, lid 3, van deze verordening bedoelde uitvoeringsbesluit van de Raad, die niet meer dan vier maanden vóór de datum van vaststelling van dat uitvoeringsbesluit van de Raad mag bedragen.

2.   Bij de toepassing van lid 1 van dit artikel en ingeval de met die situatie geconfronteerde lidstaat op grond van artikel 16, lid 2, van Verordening (EU) 2024/1351 als verantwoordelijke lidstaat is aangewezen, wordt die lidstaat ontheven van zijn verplichting de betrokken persoon terug te nemen en gaat de verantwoordelijkheid over op de lidstaat waar het tweede verzoek is geregistreerd.

De lidstaat die op grond van de eerste alinea van dit lid verantwoordelijk wordt, geeft in Eurodac aan dat hij de verantwoordelijke lidstaat is geworden overeenkomstig artikel 16, lid 3, van Verordening (EU) 2024/1358.

3.   In afwijking van artikel 38, leden 2 en 4, van Verordening (EU) 2024/1351, past de lidstaat waar het tweede verzoek is geregistreerd, indien lid 1 van dit artikel wordt toegepast en de met de situatie geconfronteerde lidstaat op grond van artikel 38, lid 4, van Verordening (EU) 2024/1351 verplicht is een verzoeker terug te nemen, de procedures toe van deel III van die verordening, met uitzondering van artikel 16, lid 2, artikel 17, leden 1 en 2, artikel 25, lid 5, en artikel 33, leden 1 en 2, en wordt de verplichting tot terugname van een verzoeker op grond van artikel 32, lid 4 overgedragen aan de lidstaat waar het tweede verzoek is geregistreerd.

Indien er geen verantwoordelijke lidstaat kan worden aangewezen uit hoofde van de eerste alinea van dit lid, is de lidstaat waar het tweede verzoek is geregistreerd verantwoordelijk voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming. Deze alinea doet geen afbreuk aan verzoeken om internationale bescherming waarvoor een lidstaat vóór de datum van vaststelling van het in artikel 4, lid 3, van deze verordening bedoelde uitvoeringsbesluit van de Raad op grond van artikel 41 van Verordening (EU) 2024/1351 een kennisgeving van terugname heeft gestuurd.

De lidstaat die op grond van de tweede alinea van dit lid verantwoordelijk wordt, geeft in Eurodac aan dat hij overeenkomstig artikel 16, lid 1, van Verordening (EU) 2024/1358 de verantwoordelijke lidstaat is geworden.

HOOFDSTUK V

VERSNELDE PROCEDURE

Artikel 14

Versnelde procedure

1.   Indien objectieve omstandigheden doen vermoeden dat verzoeken om internationale bescherming van groepen verzoekers uit een specifiek land van herkomst of uit een specifieke eerdere gewone verblijfplaats, of uit een deel van een dergelijke land, of verzoeken op basis van de criteria die zijn vastgesteld in Verordening (EU) 2024/1347 gegrond zouden kunnen zijn, kan de Commissie, na overleg met het EU-solidariteitsforum op hoog niveau, een aanbeveling aannemen voor de toepassing van een versnelde procedure door alle relevante informatie te verstrekken, met name om de toepassing van artikel 13, lid 11, punt a), en artikel 34, lid 5, punt a), van Verordening (EU) 2024/1348 door de beslissingsautoriteiten te vergemakkelijken.

2.   Wanneer de beslissingsautoriteit ingevolge de vaststelling van een in lid 1 van dit artikel bedoelde aanbeveling uitvoering geeft aan artikel 13, lid 12, punt a), van Verordening (EU) 2024/1348 teneinde af te zien van het persoonlijk onderhoud en aan artikel 34, lid 5, punt a), van die verordening teneinde voorrang te geven aan de behandeling van het verzoek omdat het waarschijnlijk gegrond is, zorgt zij, in afwijking van artikel 35, lid 4, van die verordening, ervoor dat de behandeling van de gegrondheid van het verzoek uiterlijk vier weken na de indiening van het verzoek wordt afgerond.

3.   Wanneer de Commissie overweegt een aanbeveling als bedoeld in lid 1 aan te nemen, kan zij de relevante agentschappen van de Unie, het Bureau van de UNHCR en andere relevante organisaties raadplegen.

HOOFDSTUK VI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 15

Specifieke bepalingen en waarborgen

In crisissituaties informeert een lidstaat die een afwijking als bedoeld in de artikelen 10 tot en met 13 toepast, onderdanen van derde landen of staatlozen in een taal die zij begrijpen of redelijkerwijs geacht worden te begrijpen, naar behoren over de toegepaste maatregelen, over de locatie van de registratiepunten, met inbegrip van de grensdoorlaatposten, waar zij een verzoek kunnen indienen en laten registreren, en over de looptijd van de maatregelen.

Artikel 16

Crisisparaatheid

1.   De door de lidstaten overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) 2024/1351 vastgestelde nationale strategieën omvatten ook:

a)

preventieve maatregelen om een voldoende hoog paraatheidsniveau te waarborgen en het risico van crisissituaties te verminderen, en noodplannen, met inachtneming van de noodplannen op grond van Verordeningen (EU) 2021/2303 en (EU) 2019/1896 en op grond van Richtlijn (EU) 2024/1346 en de verslagen die de Commissie heeft uitgebracht in het kader van de blauwdruk paraatheid en crisisbeheer in verband met migratie;

b)

een analyse van de maatregelen die nodig zijn om op crisis- en overmachtsituaties in de betrokken lidstaat te reageren en ze op te lossen, met inbegrip van maatregelen ter bescherming van de rechten van verzoekers en van personen die internationale bescherming of andere vormen van bescherming genieten.

2.   Voor de toepassing van lid 1 kunnen de lidstaten de Commissie en de betrokken organen en instanties van de Unie, met name het Asielagentschap, alsook regionale en lokale autoriteiten raadplegen, naargelang het geval en in overeenstemming met het nationale recht.

3.   De lidstaten herzien waar nodig de overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) 2024/1351 vastgestelde nationale strategieën en in elk geval uiterlijk één jaar na de datum waarop de crisissituatie is geëindigd, overeenkomstig artikel 5 van deze verordening.

Artikel 17

Samenwerking en evaluatie

1.   Met het oog op een vlotte toepassing van de maatregelen in het in artikel 4, lid 3, van deze verordening bedoelde uitvoeringsbesluit van de Raad belegt de EU-solidariteitscoördinator onmiddellijk na vaststelling van een dergelijk uitvoeringsbesluit van de Raad een eerste vergadering van het solidariteitsforum op technisch niveau als bedoeld in artikel 14, lid 5, van Verordening (EU) 2024/1351. Na die eerste vergadering komt het EU-solidariteitsforum op technisch niveau zo vaak als nodig is bijeen.

2.   De lidstaat die zich in een crisissituatie bevindt, kan de hulp inroepen van alle autoriteiten die in staat zijn op korte termijn de personele middelen van zijn bevoegde autoriteiten te versterken — overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EU) 2024/1348, alsook van door het Asielagentschap ingezette deskundigen — overeenkomstig artikel 5, punt b), van die verordening en artikel 16, lid 2, punt b), en artikel 21, lid 3, punt d), van Verordening (EU) 2021/2303.

3.   De Commissie, het Europees Parlement, de Raad, de betrokken agentschappen van de Unie en de lidstaat die met een crisis- of overmachtsituatie wordt geconfronteerd, werken nauw samen en informeren elkaar regelmatig over de uitvoering van het in artikel 4, lid 3, bedoelde uitvoeringsbesluit van de Raad.

4.   De lidstaat die met een crisis- of overmachtsituatie wordt geconfronteerd, blijft alle relevante gegevens aan de Commissie rapporteren, met inbegrip van statistieken die relevant zijn voor de uitvoering van deze verordening. Daartoe verstrekt de betrokken lidstaat de Commissie de specifieke informatie die zij nodig heeft om de beoordeling uit hoofde van artikel 6, lid 3, uit te voeren en om het voorstel tot intrekking of verlenging van het uitvoeringsbesluit van de Raad in te dienen, alsook alle andere informatie waarom de Commissie op basis daarvan kan verzoeken.

5.   Een lidstaat die met een crisis- of overmachtsituatie wordt geconfronteerd, blijft nauw samenwerken met de UNHCR en andere organisaties die door die lidstaat met taken uit hoofde van dit hoofdstuk, Verordening (EU) 2024/1348 en Richtlijn (EU) 2024/1346 zijn belast.

6.   Bij de uitoefening van hun bevoegdheden en verantwoordelijkheden op grond van dit artikel zorgen de Commissie en de Raad er te allen tijde voor dat de beginselen van noodzakelijkheid en evenredigheid in acht worden genomen.

Artikel 18

Financiële steun

1.   Lidstaten die herplaatsing als solidariteitsmaatregel uitvoeren, kunnen financiële steun van de Unie ontvangen onder de voorwaarden van artikel 11, lid 9, van Verordening (EU) 2021/1147, onder meer voor maatregelen voor vroegtijdige integratie die door regionale en lokale autoriteiten worden uitgevoerd.

2.   Op grond van artikel 31, lid 1, punt a), van Verordening (EU) 2021/1147 kan in een crisissituatie aan een lidstaat noodhulp worden verleend, onder meer voor de bouw, het onderhoud en de renovatie van opvangfaciliteiten die nodig zijn voor de uitvoering van deze verordening, overeenkomstig de normen van Richtlijn (EU) 2024/1346.

Artikel 19

Wijziging van Verordening (EU) 2021/1147

Aan artikel 31, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1147 wordt het volgende punt toegevoegd:

“b bis)

een crisissituatie in de zin van artikel 1, lid 4, punt a), van Verordening (EU) 2024/1359 van het Europees Parlement en de Raad (*1).

Artikel 20

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2026.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Brussel, 14 mei 2024.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

R. METSOLA

Voor de Raad

De voorzitter

H. LAHBIB


(1)   PB C 155 van 30.4.2021, blz. 58.

(2)   PB C 175 van 7.5.2021, blz. 32.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 10 april 2024 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 14 mei 2024.

(4)  Verordening (EU) 2024/1351 van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2024 betreffende asiel- en migratiebeheer, tot wijziging van de Verordeningen (EU) 2021/1147 en (EU) 2021/1060 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 604/2013 (PB L, 2024/1351, 22.5.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1351/oj).

(5)  Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen (PB L 212 van 7.8.2001, blz. 12).

(6)  Verordening (EU) 2024/1348 van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2024 tot vaststelling van een gemeenschappelijke procedure voor internationale bescherming in de Unie en tot intrekking van Richtlijn 2013/32/EU (PB L, 2024/1348, 22.5.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1348/oj).

(7)  Richtlijn (EU) 2024/1346 van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2024 tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming (PB L, 2024/1346, 22.5.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2024/1346/oj).

(8)  Verordening (EU) 2024/1356 van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2024 tot invoering van een screening van onderdanen van derde landen aan de buitengrenzen en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 767/2008, (EU) 2017/2226, (EU) 2018/1240 en (EU) 2019/817 (PB L, 2024/1356, 22.5.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1356/oj).

(9)  Verordening (EU) 2024/1358 van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2024 betreffende de instelling van “Eurodac” voor de vergelijking van biometrische gegevens om de Verordeningen (EU) 2024/1351 en 2024/1350 van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2001/55/EG van de Raad doeltreffend toe te passen en om illegaal verblijvende onderdanen van derde landen en staatlozen te identificeren en betreffende verzoeken van rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten en Europol om vergelijkingen van Eurodac-gegevens ten behoeve van rechtshandhaving, tot wijziging van de Verordeningen (EU) 2018/1240 en (EU) 2019/818 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 603/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L, 2024/1358, 22.5.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1358/oj).

(10)  Verordening (EU) 2024/1347 van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2024 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming, tot wijziging van Richtlijn 2003/109/EG van de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad (PB L, 2024/1347, 22.5.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1347/oj).

(11)  Richtlijn (EU) 2024/XXX van het Europees Parlement en de Raad van XXX tot wijziging van Richtlijn 2011/36/EU inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(12)  Verordening (EG) nr. 866/2004 van de Raad van 29 april 2004 inzake een regeling op grond van artikel 2 van Protocol nr. 10 van de Toetredingsakte (PB L 161 van 30.4.2004, blz. 128).

(13)  Verordening (EU) 2021/2303 van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2021 inzake het Asielagentschap van de Europese Unie en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 439/2010 (PB L 468 van 30.12.2021, blz. 1).

(14)  Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2019 betreffende de Europese grens- en kustwacht en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1052/2013 en Verordening (EU) 2016/1624 (PB L 295 van 14.11.2019, blz. 1).

(15)  Aanbeveling (EU) 2020/1366 van de Commissie van 23 september 2020 over een EU-mechanisme voor paraatheid en crisisbeheer in verband met migratie (PB L 317 van 1.10.2020, blz. 26).

(16)  Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en tot vervanging en intrekking van de Besluiten 2009/371/JBZ, 2009/934/JBZ, 2009/935/JBZ, 2009/936/JBZ en 2009/968/JBZ van de Raad (PB L 135 van 24.5.2016, blz. 53).

(17)  Verordening (EU) 2021/1147 van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2021 tot oprichting van het Fonds voor asiel, migratie en integratie (PB L 251 van 15.7.2021, blz. 1).

(18)   PB L 66 van 8.3.2006, blz. 38.

(19)   PB L 93 van 3.4.2001, blz. 40.

(20)   PB L 53 van 27.2.2008, blz. 5.

(21)   PB L 160 van 18.6.2011, blz. 39.


ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1359/oj

ISSN 1977-0758 (electronic edition)


Top