This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32024L1499
Council Directive (EU) 2024/1499 of 7 May 2024 on standards for equality bodies in the field of equal treatment between persons irrespective of their racial or ethnic origin, equal treatment in matters of employment and occupation between persons irrespective of their religion or belief, disability, age or sexual orientation, equal treatment between women and men in matters of social security and in the access to and supply of goods and services, and amending Directives 2000/43/EC and 2004/113/EC
Richtlijn (EU) 2024/1499 van de Raad van 7 mei 2024 betreffende normen voor organen voor gelijke behandeling op het gebied van gelijke behandeling van personen ongeacht hun ras of etnische afstamming, gelijke behandeling van personen in arbeid en beroep ongeacht hun godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele oriëntatie, gelijke behandeling van vrouwen en mannen op het gebied van sociale zekerheid en de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten, en tot wijziging van Richtlijnen 2000/43/EG en 2004/113/EG
Richtlijn (EU) 2024/1499 van de Raad van 7 mei 2024 betreffende normen voor organen voor gelijke behandeling op het gebied van gelijke behandeling van personen ongeacht hun ras of etnische afstamming, gelijke behandeling van personen in arbeid en beroep ongeacht hun godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele oriëntatie, gelijke behandeling van vrouwen en mannen op het gebied van sociale zekerheid en de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten, en tot wijziging van Richtlijnen 2000/43/EG en 2004/113/EG
ST/10788/2023/REV/1
PB L, 2024/1499, 29.5.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2024/1499/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force
Relation | Act | Comment | Subdivision concerned | From | To |
---|---|---|---|---|---|
Modifies | 32000L0043 | Schrapping | hoofdstuk III | 19/06/2026 | |
Modifies | 32004L0113 | Schrapping | hoofdstuk III | 19/06/2026 |
Relation | Act | Comment | Subdivision concerned | From | To |
---|---|---|---|---|---|
Corrected by | 32024L1499R(01) | (DE) |
Publicatieblad |
NL L-serie |
2024/1499 |
29.5.2024 |
RICHTLIJN (EU) 2024/1499 VAN DE RAAD
van 7 mei 2024
betreffende normen voor organen voor gelijke behandeling op het gebied van gelijke behandeling van personen ongeacht hun ras of etnische afstamming, gelijke behandeling van personen in arbeid en beroep ongeacht hun godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele oriëntatie, gelijke behandeling van vrouwen en mannen op het gebied van sociale zekerheid en de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten, en tot wijziging van Richtlijnen 2000/43/EG en 2004/113/EG
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 19, lid 1,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien de goedkeuring door het Europees Parlement (1),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),
Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Gelijkheid en non-discriminatie worden in de artikelen 2 en 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) erkend als essentiële waarden van de Unie. De artikelen 8 en 10 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) bepalen respectievelijk dat de Unie op alle gebieden gelijkheid moet bevorderen tussen mannen en vrouwen en discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid moet bestrijden. Het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie beschermt het recht op non-discriminatie, het recht op gelijkheid van vrouwen en mannen en de integratie van personen met een handicap respectievelijk in de artikelen 21, 23 en 26. De Unie heeft reeds verschillende richtlijnen vastgesteld om discriminatie te bestrijden. |
(2) |
In deze richtlijn worden minimumvoorschriften vastgesteld voor de werking van organen voor het bevorderen van gelijke behandeling (“organen voor gelijke behandeling”) om hun doeltreffendheid te verbeteren en hun onafhankelijkheid te waarborgen, teneinde de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling, zoals dat voortvloeit uit de Richtlijnen 79/7/EEG (3), 2000/43/EG (4), 2000/78/EG (5) en 2004/113/EG (6) van de Raad, te versterken. |
(3) |
Richtlijn 79/7/EEG heeft tot doel discriminatie op grond van geslacht op het gebied van de sociale zekerheid te bestrijden. |
(4) |
Richtlijn 2000/43/EG voorziet in een kader ter bestrijding van discriminatie op grond van ras of etnische afstamming. |
(5) |
Richtlijn 2000/78/EG voorziet in een kader ter bestrijding van discriminatie op grond van godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele oriëntatie in arbeid, beroep en beroepsopleiding. |
(6) |
Richtlijn 2004/113/EG voorziet in een kader ter bestrijding van discriminatie op grond van geslacht bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten. |
(7) |
Het Hof van Justitie heeft geoordeeld dat de werkingssfeer van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen niet kan worden beperkt tot het verbod van discriminatie op grond van het feit dat een persoon van het ene of het andere geslacht is. Gelet op het oogmerk van dit beginsel en op de aard van de rechten die het beoogt te beschermen, geldt het ook voor discriminatie op grond van geslachtsverandering (7). |
(8) |
De Richtlijnen 2000/43/EG en 2004/113/EG verplichten de lidstaten een of meer organen aan te wijzen voor de bevordering van de gelijke behandeling van alle personen, met inbegrip van de analyse, monitoring en ondersteuning van gelijke behandeling, zonder discriminatie op de gronden die onder de respectieve richtlijnen vallen. Die richtlijnen vereisen dat de lidstaten waarborgen dat dergelijke organen onder andere bevoegd zijn om onafhankelijke bijstand te verlenen aan slachtoffers, onafhankelijke enquêtes uit te voeren over discriminatie, onafhankelijke verslagen te publiceren en aanbevelingen te doen over elk onderwerp dat met dergelijke discriminatie verband houdt. |
(9) |
De Richtlijnen 2006/54/EG (8) en 2010/41/EU (9) van het Europees Parlement en de Raad voorzien ook in de aanwijzing van organen voor gelijke behandeling voor de bevordering, analyse, monitoring en ondersteuning van gelijke behandeling van alle personen zonder discriminatie op grond van geslacht. |
(10) |
Alle lidstaten hebben organen voor gelijke behandeling aangewezen overeenkomstig de Richtlijnen 2000/43/EG en 2004/113/EG. Er is een divers systeem van organen voor gelijke behandeling opgezet en er zijn goede praktijken naar voren gekomen. Veel organen voor gelijke behandeling kampen echter met problemen, met name wat betreft de middelen, onafhankelijkheid en bevoegdheden die nodig zijn om hun taken uit te voeren. |
(11) |
De Richtlijnen 2000/43/EG en 2004/113/EG laten de lidstaten een ruime beoordelingsmarge met betrekking tot de structuur en de werking van organen voor gelijke behandeling. Dit heeft geleid tot aanzienlijke verschillen tussen de organen voor gelijke behandeling in de lidstaten wat betreft hun mandaten, bevoegdheden, structuur, middelen en operationele werkwijze. Hierdoor verschilt de bescherming tegen discriminatie van lidstaat tot lidstaat. |
(12) |
Hoewel de Richtlijnen 79/7/EEG en 2000/78/EG de lidstaten niet verplichten organen voor gelijke behandeling aan te wijzen voor de aangelegenheden die onder die richtlijnen vallen, zijn er in de meeste lidstaten organen voor gelijke behandeling die wel bevoegd zijn voor deze kwesties, wanneer de nationale wetgeving hierin voorziet. Dat is echter niet in alle lidstaten het geval, wat leidt tot verschillende niveaus van bescherming tegen discriminatie in de Unie met betrekking tot de aangelegenheden die onder die richtlijnen vallen. |
(13) |
Om ervoor te zorgen dat organen voor gelijke behandeling doeltreffend kunnen bijdragen tot de handhaving van de Richtlijnen 79/7/EEG, 2000/43/EG, 2000/78/EG en 2004/113/EG door gelijke behandeling te bevorderen, discriminatie te voorkomen en bijstand te verlenen bij de toegang tot de rechter aan alle personen en groepen die in de Unie worden gediscrimineerd, moeten minimumnormen voor de werking van die organen worden vastgesteld en moet hun mandaat worden uitgebreid tot de aangelegenheden die onder de Richtlijnen 79/7/EEG en 2000/78/EG vallen. De in deze richtlijn vastgestelde minimumnormen houden rekening met Aanbeveling (EU) 2018/951 van de Commissie (10), en zijn gebaseerd op een aantal bepalingen daarvan en de daarin aanbevolen aanpak. Zij bouwen ook voort op andere relevante instrumenten, zoals de herziene algemene beleidsaanbeveling nr. 2 over organen voor gelijke behandeling, die door de Europese Commissie tegen Racisme en Onverdraagzaamheid is aangenomen, en de Beginselen van Parijs met betrekking tot de status van nationale instellingen, die door de Verenigde Naties zijn aangenomen en die van toepassing zijn op nationale mensenrechteninstellingen. |
(14) |
Dezelfde minimumnormen voor de werking van organen voor gelijke behandeling wat betreft de aangelegenheden die vallen onder de Richtlijnen 2006/54/EG en 2010/41/EU zijn vastgesteld in Richtlijn (EU) 2024/1500 van het Europees Parlement en de Raad (11). |
(15) |
Deze richtlijn moet van toepassing zijn op het optreden van organen voor gelijke behandeling met betrekking tot de aangelegenheden die onder de Richtlijnen 79/7/EEG, 2000/43/EG, 2000/78/EG en 2004/113/EG vallen. De in deze richtlijn vastgestelde minimumnormen mogen alleen betrekking hebben op de werking van organen voor gelijke behandeling en mogen het materiële of personele toepassingsgebied van die richtlijnen niet uitbreiden. |
(16) |
Bij het bevorderen van gelijke behandeling, het voorkomen van discriminatie, het verzamelen van gegevens over discriminatie en het bijstaan van slachtoffers overeenkomstig deze richtlijn is het belangrijk dat organen voor gelijke behandeling bijzondere aandacht besteden aan intersectionele discriminatie, opgevat als discriminatie op grond van een combinatie van discriminatiegronden waarvoor de bescherming krachtens de Richtlijnen 79/7/EEG, 2000/43/EG, 2000/78/EG of 2004/113/EG geldt. |
(17) |
De lidstaten moeten een of meer organen aanwijzen om de in deze richtlijn vastgestelde bevoegdheden uit te oefenen. De lidstaten kunnen de bevoegdheden verdelen over verschillende organen voor gelijke behandeling, bijvoorbeeld door één orgaan te belasten met het voorkomen van discriminatie, het bevorderen van gelijke behandeling en het bijstaan van slachtoffers van discriminatie, en een ander met besluitvormingstaken. Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan de bevoegdheden van arbeidsinspecties of andere handhavingsinstanties, noch aan de autonomie en de rol van de sociale partners. |
(18) |
Organen voor gelijke behandeling kunnen hun rol alleen doeltreffend vervullen als zij volledig onafhankelijk kunnen optreden zonder enige invloed van buitenaf. Daartoe moeten de lidstaten een aantal maatregelen nemen die bijdragen tot de onafhankelijkheid van die organen. Organen voor gelijke behandeling die de in deze richtlijn vastgestelde bevoegdheden uitoefenen, kunnen deel uitmaken van een ministerie of andere organisatorische entiteit, mits de nodige waarborgen zijn ingebouwd opdat hun taken onafhankelijk van politieke, financiële, religieuze of andere invloed worden uitgevoerd. Meer bepaald moeten organen voor gelijke behandeling bij de uitvoering van hun taken en de uitoefening van hun bevoegdheden vrij blijven van elke directe of indirecte invloed van buitenaf door geen instructies te vragen of te aanvaarden van wie dan ook. In overeenstemming met de doelstellingen van deze richtlijn en binnen het toepasselijke rechtskader moeten organen voor gelijke behandeling hun eigen financiële en andere middelen kunnen beheren, onder meer door hun eigen personeel te selecteren en te beheren, en moeten zij zelf hun prioriteiten kunnen vaststellen. Personeelsleden die, al dan niet tijdelijk, beslissingsbevoegdheid hebben of een leidinggevende functie bekleden, bijvoorbeeld als hoofd, plaatsvervangend hoofd, of desgevallend, bestuurslid van het orgaan voor gelijke behandeling, moeten onafhankelijk zijn, over de voor hun functie vereiste kwalificaties beschikken en via een transparante procedure worden geselecteerd. De transparantie van dat proces kan bijvoorbeeld worden gewaarborgd door vacatures openbaar te maken. |
(19) |
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de interne structuur van organen voor gelijke behandeling, zoals de interne organisatie en processen, de onafhankelijke en, in voorkomend geval, onpartijdige uitoefening van hun verschillende bevoegdheden mogelijk maakt, door passende waarborgen vast te stellen wanneer organen voor gelijke behandeling mogelijk tegenstrijdige taken hebben, met name wanneer sommige van die taken gericht zijn op ondersteuning van slachtoffers. Organen voor gelijke behandeling moeten in het bijzonder onpartijdig optreden wanneer zij een onderzoek verrichten of een zaak beoordelen, met name wanneer zij over bindende beslissingsbevoegdheden beschikken. |
(20) |
Wanneer het orgaan voor gelijke behandeling deel uitmaakt van een orgaan met meerdere mandaten, zoals een ombudsdienst met een breder mandaat of een nationale mensenrechteninstelling, moet de interne structuur van dat orgaan met meerdere mandaten de doeltreffende uitoefening van het specifieke mandaat inzake gelijke behandeling waarborgen. |
(21) |
Via hun respectieve nationale begrotingsprocedures moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de organen voor gelijke behandeling voldoende middelen krijgen; gekwalificeerd personeel, passende huisvesting en infrastructuur zijn immers essentieel om al hun taken doeltreffend en binnen een redelijke termijn of binnen de in het nationale recht vastgestelde termijnen uit te voeren. Het ontvangen van dergelijke voldoende middelen is essentieel voor het doeltreffend functioneren van de organen voor gelijke behandeling en de uitvoering van hun taken. Het is belangrijk dat de lidstaten erop toezien dat organen voor gelijke behandeling waaraan nieuwe bevoegdheden zijn toegekend, doeltreffend hun taken kunnen blijven uitvoeren en hun bevoegdheden kunnen blijven uitoefenen met de financiële en andere middelen waarover zij beschikken. |
(22) |
Het is belangrijk dat de toewijzing van financiële middelen stabiel blijft, op meerjarenbasis wordt gepland en organen voor gelijke behandeling in staat stelt kosten te dekken die soms moeilijk te voorzien zijn, zoals een toename van het aantal klachten, proceskosten en het gebruik van geautomatiseerde systemen. Het is van cruciaal belang aandacht te besteden aan de kansen en risico's die gepaard gaan met het gebruik van geautomatiseerde systemen, waaronder kunstmatige intelligentie. Organen voor gelijke behandeling moeten met name over gekwalificeerd personeel en passende technische middelen beschikken. Deze middelen moeten organen voor gelijke behandeling met name in staat stellen enerzijds geautomatiseerde systemen te gebruiken voor hun werkzaamheden en anderzijds te beoordelen of die systemen aan de non-discriminatievoorschriften voldoen. Wanneer het orgaan voor gelijke behandeling deel uitmaakt van een orgaan met meerdere mandaten, moeten de middelen die nodig zijn om zijn mandaat inzake gelijke behandeling uit te voeren worden gewaarborgd. |
(23) |
Organen voor gelijke behandeling spelen, samen met andere actoren, zoals de sociale partners en maatschappelijke organisaties, een belangrijke rol bij het voorkomen van discriminatie en het bevorderen van gelijkheid. Om de structurele aspecten van discriminatie aan te pakken en bij te dragen tot sociale verandering, moeten organen voor gelijke behandeling de bevoegdheid krijgen om activiteiten uit te voeren om discriminatie op door de Richtlijnen 79/7/EEG, 2000/43/EG, 2000/78/EG en 2004/113/EG bestreken gronden en op de gebieden waarop die richtlijnen van toepassing zijn te voorkomen en ter bevordering van gelijke behandeling. Die activiteiten kunnen bestaan uit het delen van goede praktijken, positieve acties en het bevorderen van de integratie van gelijke behandeling bij publieke en private entiteiten, en het aanbieden van relevante opleiding, informatie, advies, begeleiding en ondersteuning aan die entiteiten. Het is ook essentieel dat organen voor gelijke behandeling communiceren met relevante belanghebbenden en deelnemen aan het publieke debat. |
(24) |
Naast preventie is ook het verlenen van bijstand aan slachtoffers van discriminatie een centrale taak van organen voor gelijke behandeling. Onder slachtoffers moeten alle personen worden verstaan die van mening zijn dat zij discriminatie hebben ervaren als bedoeld in artikel 4 van Richtlijn 79/7/EEG, artikel 2 van Richtlijn 2000/43/EG, artikel 2 van Richtlijn 2000/78/EG of artikel 4 van Richtlijn 2004/113/EG. Iedereen kan het slachtoffer zijn van discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele oriëntatie, en moet vanaf een vroeg stadium bijstand van organen voor gelijke behandeling kunnen krijgen, ongeacht of de discriminatie ook daadwerkelijk is vastgesteld. Dergelijke bijstand moet altijd ten minste gepaard gaan met het verstrekken van essentiële informatie aan klagers, onder meer over de vraag of de klacht zal worden afgesloten dan wel of er redenen zijn om de klacht verder te behandelen, tenzij het om een anonieme klacht gaat. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor het vaststellen van de modaliteiten waaronder het orgaan voor gelijke behandeling klagers moet informeren, zoals het tijdschema van de procedure of procedurele waarborgen tegen repetitieve of oneigenlijke klachten. |
(25) |
Om ervoor te zorgen dat alle slachtoffers een klacht kunnen indienen, moet het mogelijk zijn om op verschillende manieren een klacht in te dienen. Op grond van Aanbeveling (EU) 2018/951, moeten klachten kunnen worden ingediend in een taal die de klager verkiest en die gebruikelijk is in de lidstaat waar het orgaan voor gelijke behandeling is gevestigd. Om een van de oorzaken van onderrapportage aan te pakken, namelijk de angst voor represailles, moeten de organen voor gelijke behandeling de slachtoffers informeren over de toepasselijke vertrouwelijkheidsregels. |
(26) |
Om een snelle en betaalbare buitengerechtelijke beslechting van geschillen mogelijk te maken, moeten de lidstaten de partijen de mogelijkheid bieden om een beroep te doen op door het orgaan voor gelijke behandeling of een andere bestaande bevoegde entiteit aangeboden alternatieve geschillenbeslechting. Bij de selectie van een andere bevoegde entiteit is het belangrijk entiteiten in aanmerking te nemen die op duurzame basis zijn opgericht, en erop toe te zien dat de met de geschillenbeslechting belaste persoon (personen) onafhankelijk en onpartijdig is (zijn) en over de nodige deskundigheid beschikt (beschikken). Buitengerechtelijke geschillenbeslechtingen hebben meer kans van slagen als de partijen ermee instemmen. Ook de mogelijkheid om onafhankelijk advies in te winnen of te worden vertegenwoordigd of bijgestaan door een derde partij, zoals de sociale partners, kan voor de partijen nuttig zijn in elk stadium van de alternatieve beslechting van hun geschil. Het ontbreken van een resultaat, bijvoorbeeld omdat een van de partijen de uitkomst van het proces heeft verworpen, mag de partijen niet beletten een gerechtelijke procedure in te leiden. De lidstaten moeten de modaliteiten van de procedure voor alternatieve geschillenbeslechting vaststellen overeenkomstig het nationale recht en de nationale praktijk. |
(27) |
Wanneer organen voor gelijke behandeling vermoeden dat het in de Richtlijnen 79/7/EEG, 2000/43/EG, 2000/78/EG of 2004/113/EG neergelegde beginsel van gelijke behandeling mogelijk wordt geschonden, moeten zij, met name naar aanleiding van een klacht of op eigen initiatief, onderzoeken kunnen verrichten. |
(28) |
Bewijs is van cruciaal belang om te bepalen of er sprake is van discriminatie, maar daar beschikt het slachtoffer vaak niet over. Organen voor gelijke behandeling moeten daarom toegang hebben tot de informatie die nodig is om te bepalen of er sprake is van discriminatie en kunnen samenwerken met andere bevoegde instanties, waaronder desgevallend de betrokken overheidsdiensten, zoals arbeids- of onderwijsinspecties, en met de sociale partners. De lidstaten moeten een passend kader vaststellen voor de uitoefening van deze bevoegdheid, in overeenstemming met de nationale regels en procedures. De lidstaten kunnen overeenkomstig het nationale recht en de nationale praktijk onderzoeken aan een andere bevoegde instantie toevertrouwen. Om dubbel werk te voorkomen, moet deze bevoegde instantie het orgaan voor gelijke behandeling, indien het daarom verzoekt, informatie verstrekken over de resultaten van het onderzoek wanneer het proces is afgerond. |
(29) |
Organen voor gelijke behandeling moeten hun beoordeling van de klacht op basis van het verzamelde bewijsmateriaal kunnen documenteren. De lidstaten moeten de juridische aard van die beoordeling bepalen, die een niet-bindend advies of een bindend besluit kan inhouden. Beide moeten de motivering van de beoordeling vermelden en, indien nodig, maatregelen omvatten om vastgestelde schendingen van het beginsel van gelijke behandeling te verhelpen en nieuwe schendingen te voorkomen, rekening houdend met de uiteenlopende aard van de adviezen en besluiten. Om de doeltreffendheid van de werkzaamheden van de organen voor gelijke behandeling te waarborgen, moeten de lidstaten passende mechanismen instellen voor de follow-up van adviezen en de handhaving van besluiten. |
(30) |
Om hun werkzaamheden en het recht inzake gelijkheid en het non-discriminatierecht onder de aandacht te brengen, moeten organen voor gelijke behandeling minstens een samenvatting kunnen publiceren van die adviezen en besluiten die zij bijzonder relevant achten. |
(31) |
Organen voor gelijke behandeling moeten het recht hebben om op te treden in gerechtelijke procedures, teneinde bij te dragen tot het waarborgen van de eerbiediging van het beginsel van gelijke behandeling dat is neergelegd in de Richtlijnen 79/7/EEG, 2000/43/EG, 2000/78/EG en 2004/113/EG. Dergelijke gerechtelijke procedures kunnen plaatsvinden bij rechtbanken of gelijkwaardige instanties die zich bezighouden met kwesties van gelijke behandeling en discriminatie, overeenkomstig het nationale recht en de nationale praktijk. Nationaal recht en nationale praktijken inzake de ontvankelijkheid van vorderingen en met name voorwaarden inzake rechtmatig belang, mogen niet zodanig worden toegepast dat afbreuk kan worden gedaan aan de doeltreffendheid van het recht van de organen voor gelijke behandeling om op te treden. De bevoegdheden om onderzoeken te verrichten en beslissingen te nemen en het recht om op te treden in gerechtelijke procedures die in het kader van deze richtlijn aan organen voor gelijke behandeling worden verleend, zullen naar verwachting de praktische uitvoering van de huidige bepalingen van de Richtlijnen 2000/43/EG, 2000/78/EG en 2004/113/EG inzake de bewijslast en de verdediging van rechten vergemakkelijken. Onder de in deze richtlijn vastgestelde voorwaarden kunnen organen voor gelijke behandeling feiten vaststellen die directe of indirecte discriminatie kunnen doen vermoeden, waardoor wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 8 van Richtlijn 2000/43/EG, artikel 10 van Richtlijn 2000/78/EG en artikel 9 van Richtlijn 2004/113/EG. De verstrekte steun die organen voor gelijke behandeling uit hoofde van deze richtlijn bieden, zal daarom de toegang tot de rechter voor slachtoffers vergemakkelijken. Organen voor gelijke behandeling moeten de zaken kunnen selecteren waarvoor zij een gerechtelijke procedure aanhangig willen maken en dragen op die manier bij aan de juiste interpretatie en toepassing van de wetgeving inzake gelijke behandeling. |
(32) |
Wanneer organen voor gelijke behandeling bevoegd zijn om bindende besluiten te nemen, moeten zij de bevoegdheid krijgen om als partij op te treden in procedures die gaan over de handhaving of rechterlijke toetsing van die besluiten. Organen voor gelijke behandeling moeten ook opmerkingen kunnen indienen bij de rechterlijke instanties, bijvoorbeeld door hun deskundig advies te verstrekken, overeenkomstig het nationale recht en de nationale praktijk. |
(33) |
Het recht van organen voor gelijke behandeling om in gerechtelijke procedures op te treden, kan in verschillende nationale rechtskaders verschillende vormen aannemen. Daarom moeten de lidstaten, overeenkomstig het nationale recht en de nationale praktijk, een of meer van de volgende handelingsvormen voor organen voor gelijke behandeling kiezen: optreden namens een of meer slachtoffers of ter ondersteuning van een of meer slachtoffers, of in eigen naam een gerechtelijke procedure aanhangig maken. |
(34) |
Organen voor gelijke behandeling moeten namens of ter ondersteuning van slachtoffers kunnen handelen, voor zover van toepassing met instemming van slachtoffers, waardoor slachtoffers in staat worden gesteld om toegang te krijgen tot de rechter in gevallen waarin procedurele en financiële belemmeringen of angst voor victimisatie hen vaak afschrikken. Wanneer organen voor gelijke behandeling namens een of meer slachtoffers optreden, vertegenwoordigen zij de slachtoffers voor de rechter. Wanneer organen voor gelijke behandeling optreden ter ondersteuning van een of meer slachtoffers, nemen zij deel aan door de slachtoffers aanhangig gemaakte gerechtelijke procedures, ter ondersteuning van de vordering. |
(35) |
Sommige gevallen van discriminatie zijn moeilijk te bestrijden omdat er geen klager is die de zaak zelf voor de rechter brengt. In zijn arrest in zaak C-54/07 (12), die door een orgaan voor gelijke behandeling in eigen naam aanhangig was gemaakt, heeft het Hof van Justitie bevestigd dat discriminatie ook zonder een geïdentificeerd slachtoffer kan worden vastgesteld. Om discriminatie in het algemeen belang te bestrijden, moeten de lidstaten daarom ook de mogelijkheid hebben te bepalen dat organen voor gelijke behandeling in eigen naam kunnen optreden in bepaalde gevallen van discriminatie, bijvoorbeeld vanwege de frequentie of de ernst van de gevallen, of omdat er behoefte is aan juridische verduidelijking, waarbij elk van deze redenen kan impliceren dat de discriminatie structureel of systematisch van aard is. De lidstaten moeten, overeenkomstig het nationale recht en de nationale praktijk, kunnen bepalen dat voor dergelijke gevallen van discriminatie een geïdentificeerde persoon of entiteit als verweerder vereist is. |
(36) |
Om de eerbiediging van de rechten van het individu te waarborgen, moeten de lidstaten de bevoegdheden van organen voor gelijke behandeling inpassen in passende procedurele waarborgen, zodat het recht op vertrouwelijkheid en algemene rechtsbeginselen zoals het recht op een eerlijk proces, het recht op verdediging, en het recht op rechterlijke toetsing van bindende besluiten naar behoren worden beschermd, ook wanneer het orgaan voor gelijke behandeling in een gerechtelijke procedure als partij of namens een partij optreedt. Zo kunnen de lidstaten vertrouwelijkheid garanderen aan getuigen en klokkenluiders als een belangrijke manier om het melden van gevallen van discriminatie aan te moedigen. |
(37) |
De bepalingen van deze richtlijn inzake het recht van organen voor gelijke behandeling om in gerechtelijke procedures op te treden, doen geen afbreuk aan de rechten van slachtoffers of van verenigingen, organisaties of andere rechtspersonen die de rechten van slachtoffers handhaven en die er overeenkomstig de in het nationale recht vastgestelde criteria een rechtmatig belang bij hebben om te waarborgen dat de Richtlijnen 2000/43/EG, 2000/78/EG en 2004/113/EG worden nageleefd, zoals bepaald in die richtlijnen, ook indien die slachtoffers, verenigingen, organisaties of andere rechtspersonen gerechtelijke of administratieve procedures, of beide, hebben ingeleid. |
(38) |
De doeltreffendheid van de werkzaamheden van organen voor gelijke behandeling hangt ook af van de volledige toegang tot hun diensten voor groepen die het risico lopen gediscrimineerd te worden. Uit de tweede enquête van de Europese Unie naar minderheden en discriminatie van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten blijkt dat 71 % van de leden van etnische of immigrantenminderheden niet op de hoogte was van het bestaan van enige organisatie die steun of advies verleent aan slachtoffers van discriminatie. Een belangrijke stap om dergelijke toegang te ondersteunen is dat de lidstaten ervoor zorgen dat mensen hun rechten kennen en op de hoogte zijn van het bestaan van en van de diensten die worden aangeboden door organen voor gelijke behandeling. Dit is met name van belang voor kansarme groepen en groepen wier toegang tot die informatie kan worden belemmerd, bijvoorbeeld door hun precaire economische status, leeftijd, handicap, niveau van geletterdheid, nationaliteit, verblijfsstatus of gebrek aan toegang tot online-instrumenten. |
(39) |
Iedereen moet op voet van gelijkheid toegang hebben tot de diensten en publicaties van organen voor gelijke behandeling. Daartoe moeten mogelijke belemmeringen voor de toegang tot de diensten van organen voor gelijke behandeling worden geïdentificeerd en aangepakt. De diensten moeten gratis zijn voor klagers. De lidstaten moeten er, zonder afbreuk te doen aan de autonomie van de regionale en lokale autoriteiten, ook voor zorgen dat de diensten van organen voor gelijke behandeling beschikbaar zijn voor alle potentiële slachtoffers op hun hele grondgebied, bijvoorbeeld door de oprichting van lokale kantoren, met inbegrip van mobiele kantoren, het gebruik van communicatiemiddelen, de organisatie van lokale campagnes, de samenwerking met lokale afgevaardigden of maatschappelijke organisaties of via gecontracteerde dienstverleners. |
(40) |
Om de toegang van personen met een handicap tot alle diensten en activiteiten van organen voor gelijke behandeling te waarborgen, is het noodzakelijk te zorgen voor toegankelijkheid overeenkomstig de in Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad (13) neergelegde vereisten, en te zorgen voor redelijke aanpassingen overeenkomstig het op 13 december 2006 aangenomen Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap. Derhalve moeten organen voor gelijke behandeling zorgen voor fysieke en digitale toegankelijkheid door de belemmeringen te voorkomen en weg te nemen waarmee personen met een handicap kunnen worden geconfronteerd bij de toegang tot hun diensten en informatie, en moeten zij voorzien in redelijke aanpassingen, waarbij indien nodig in een specifiek geval de nodige en passende wijzigingen en aanpassingen worden aangebracht. |
(41) |
Organen voor gelijke behandeling in staat stellen regelmatig en op lange termijn op verschillende niveaus hun activiteiten te coördineren en samen te werken, is van cruciaal belang voor wederzijds leren, samenhang en consistentie, en kan het bereik en de impact van hun werkzaamheden verbreden. Organen voor gelijke behandeling moeten, in het kader van hun respectieve bevoegdheden, samenwerken met andere organen voor gelijke behandeling in dezelfde lidstaat en met publieke en private entiteiten op lokaal, regionaal, nationaal, Unie- en internationaal niveau, zoals netwerken van organen voor gelijke behandeling op Unieniveau, maatschappelijke organisaties, gegevensbeschermingsautoriteiten, sociale partners, arbeids- en onderwijsinspecties, rechtshandhavingsinstanties, instanties die op nationaal niveau verantwoordelijk zijn voor de verdediging van de mensenrechten, nationale bureaus voor de statistiek, autoriteiten die middelen van de Unie beheren, nationale Roma-contactpunten, consumentenorganen en nationale onafhankelijke mechanismen voor de bevordering, bescherming en monitoring van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap. |
(42) |
Organen voor gelijke behandeling kunnen hun rol als deskundigen op het gebied van gelijke behandeling niet vervullen noch aan gendermainstreaming bijdragen als zij tijdens het beleidsvormingsproces niet tijdig genoeg worden geraadpleegd over aangelegenheden die verband houden met de rechten en plichten die voortvloeien uit de Richtlijnen 79/7/EEG, 2000/43/EG, 2000/78/EG en 2004/113/EG. Daarom moeten de lidstaten procedures vaststellen om ervoor te zorgen dat dergelijke raadpleging tijdig plaatsvindt, en moeten zij, indien de organen voor gelijke behandeling dit nodig achten, hen in staat stellen om aanbevelingen te doen en deze tijdig bekend te maken, zodat zij in aanmerking kunnen worden genomen. |
(43) |
Gegevens over gelijkheid zijn essentieel om bewustwording te creëren, mensen te sensibiliseren, discriminatie te kwantificeren, trends zichtbaar te maken, het bestaan van discriminatie te staven, de uitvoering van gelijkheidswetgeving te evalueren, de noodzaak van positieve actie aan te tonen en bij te dragen tot de feitelijke onderbouwing van de beleidsvorming. Organen voor gelijke behandeling kunnen bijdragen tot de ontwikkeling van gegevens over gelijkheid voor die doeleinden, bijvoorbeeld door rondetafelgesprekken te organiseren met alle relevante entiteiten. Zij moeten ook gegevens over hun eigen activiteiten verzamelen en analyseren, enquêtes kunnen uitvoeren, en, overeenkomstig het nationale recht, toegang hebben tot en gebruik kunnen maken van statistieken met betrekking tot de rechten en plichten die voortvloeien uit de Richtlijnen 79/7/EEG, 2000/43/EG, 2000/78/EG en 2004/113/EG. De persoonsgegevens die het orgaan voor gelijke behandeling verzamelt, moeten worden geanonimiseerd of, indien dat niet mogelijk is, gepseudonimiseerd. |
(44) |
Organen voor gelijke behandeling moeten een werkprogramma vaststellen waarin hun prioriteiten en toekomstige activiteiten uiteen worden gezet; dit moet hen in staat stellen de samenhang van hun verschillende werkterreinen in de loop van de tijd te waarborgen en systemische kwesties van discriminatie die onder hun mandaat vallen, aan te pakken als onderdeel van een langetermijnactieplan. |
(45) |
Naast de publicatie van een jaarlijks activiteitenverslag moeten organen voor gelijke behandeling regelmatig een verslag publiceren met daarin een algemene beoordeling van de situatie in de lidstaten met betrekking tot de discriminatie die onder hun mandaat valt, evenals andere verslagen met betrekking tot discriminatie. |
(46) |
Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van de verslagleggingsverplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de werking van uit hoofde van deze richtlijn aangewezen organen voor gelijke behandeling, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om een lijst van relevante indicatoren op te stellen, op basis waarvan gegevens moeten worden verzameld. Dergelijke indicatoren mogen niet bedoeld zijn om een rangschikking aan te brengen of om specifieke aanbevelingen aan individuele lidstaten te doen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (14). |
(47) |
Deze richtlijn stelt minimumvoorschriften vast en laat de lidstaten daarmee de keuze gunstigere bepalingen aan te nemen of te handhaven. De uitvoering van deze richtlijn mag niet als rechtvaardiging dienen voor enigerlei verlaging van het in de lidstaten reeds bestaande beschermingsniveau. |
(48) |
De verwerking van persoonsgegevens door organen voor gelijke behandeling in het kader van deze richtlijn dient te geschieden met volledige inachtneming van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (15). De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de taken van organen voor gelijke behandeling duidelijk bij wet zijn vastgelegd, overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679. Organen voor gelijke behandeling mogen persoonsgegevens alleen verwerken voor zover dat nodig is voor het vervullen van hun taken uit hoofde van deze richtlijn. Personen van wie persoonsgegevens worden verwerkt, moeten worden geïnformeerd over hun rechten als betrokkenen, met inbegrip van de rechtsmiddelen waarover zij op nationaal niveau beschikken. |
(49) |
Wanneer voor de vervulling van de taken van organen voor gelijke behandeling de in de in artikel 9, lid 1, van Verordening (EU) 2016/679 bedoelde bijzondere categorieën persoonsgegevens moeten worden verwerkt, moeten de lidstaten er ook voor zorgen dat het nationale recht de wezenlijke inhoud van het recht op bescherming van persoonsgegevens eerbiedigt en passende en specifieke maatregelen treft ter bescherming van de grondrechten en de belangen van de betrokkene, overeenkomstig artikel 9, lid 2, punt g), van Verordening (EU) 2016/679. Dergelijke waarborgen moeten bijvoorbeeld interne beleidslijnen en maatregelen omvatten om ervoor te zorgen dat gegevensverzameling tot een minimum wordt beperkt, onder meer door, waar mogelijk, persoonsgegevens te anonimiseren; pseudonimisering en versleuteling van persoonsgegevens toe te passen; ongeoorloofde toegang tot en doorgifte van persoonsgegevens te voorkomen; en ervoor te zorgen dat persoonsgegevens niet langer worden verwerkt dan nodig is voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt. |
(50) |
Deze richtlijn bouwt voort op de voorschriften van de Richtlijnen 2000/43/EG en 2004/113/EG door strengere normen voor de werking van organen voor gelijke behandeling in te voeren. De bepalingen over organen voor gelijke behandeling in Richtlijnen 2000/43/EG en 2004/113/EG moeten daarom worden geschrapt. |
(51) |
Deze richtlijn heeft tot doel ervoor te zorgen dat organen voor gelijke behandeling volgens minimumnormen functioneren, teneinde hun doeltreffendheid te verbeteren en hun onafhankelijkheid te waarborgen, en zo de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling te versterken. Aangezien de doelstelling van deze richtlijn niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de gevolgen ervan beter op Unieniveau kan worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen nemen overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn, die beperkt blijft tot het vaststellen van minimumnormen, niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken. |
(52) |
Overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (16) is de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming geraadpleegd, en op 2 februari 2023 heeft hij een advies uitgebracht (17), |
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Doel, onderwerp en toepassingsgebied
1. In deze richtlijn worden minimumvoorschriften vastgelegd voor de werking van organen voor gelijke behandeling om hun doeltreffendheid te verbeteren en hun onafhankelijkheid te waarborgen, teneinde de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling zoals dat voortvloeit uit de Richtlijnen 79/7/EEG, 2000/43/EG, 2000/78/EG en 2004/113/EG, te versterken.
2. De verplichtingen van de lidstaten en de taken van organen voor gelijke behandeling uit hoofde van deze richtlijn hebben betrekking op de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de Richtlijnen 79/7/EEG, 2000/43/EG, 2000/78/EG en 2004/113/EG.
Artikel 2
Aanwijzing van organen voor gelijke behandeling
1. De lidstaten wijzen een of meer organen (“organen voor gelijke behandeling”) aan om de in deze richtlijn vastgelegde bevoegdheden uit te oefenen.
2. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de bevoegdheden van arbeidsinspecties of andere handhavingsinstanties, noch aan de rechten en prerogatieven van de sociale partners overeenkomstig het nationale recht en de nationale praktijk, onder meer met betrekking tot collectieve overeenkomsten, en vertegenwoordiging in gerechtelijke procedures en de rechten van verdediging.
Artikel 3
Onafhankelijkheid
1. De lidstaten nemen maatregelen om ervoor te zorgen dat de organen voor gelijke behandeling bij de uitvoering van hun taken en de uitoefening van hun bevoegdheden onafhankelijk en vrij van invloed van buitenaf zijn en dat die organen daarbij geen instructies van de overheid of van andere publieke of particuliere entiteiten vragen of aanvaarden. In overeenstemming met de doelstellingen van deze richtlijn en binnen het toepasselijke rechtskader moeten organen voor gelijke behandeling in staat zijn hun eigen financiële en andere middelen te beheren en hun eigen besluiten te nemen met betrekking tot hun interne structuur, verantwoordingsplicht, personeel en organisatorische aangelegenheden.
2. De lidstaten voorzien in transparante procedures voor de selectie, de benoeming, de beëindiging van het dienstverband en mogelijke belangenconflicten van het personeel van organen voor gelijke behandeling dat een besluitvormende of leidinggevende functie bekleedt en, indien van toepassing, van leden van de raad van bestuur, teneinde hun bekwaamheid en onafhankelijkheid te waarborgen.
3. De lidstaten zorgen ervoor dat organen voor gelijke behandeling een interne structuur instellen die de onafhankelijke en, in voorkomend geval, onpartijdige uitoefening van hun bevoegdheden waarborgt.
4. De lidstaten zorgen ervoor dat de interne structuur van organen met meerdere mandaten de doeltreffende uitoefening van het mandaat inzake gelijke behandeling waarborgt.
Artikel 4
Middelen
De lidstaten zorgen er in overeenstemming met hun nationale begrotingsprocedures voor dat elk orgaan voor gelijke behandeling over de nodige personele, technische en financiële middelen beschikt om doeltreffend al zijn taken uit te voeren en al zijn bevoegdheden uit te oefenen, ten aanzien van de gronden en gebieden die onder de Richtlijnen 79/7/EEG, 2000/43/EG, 2000/78/EG en 2004/113/EG vallen, ook indien de organen voor gelijke behandeling onderdeel uitmaken van organen met meerdere mandaten.
Artikel 5
Bewustmaking, preventie en bevordering
1. De lidstaten stellen passende maatregelen, zoals strategieën, vast om de bevolking op hun gehele grondgebied bewuster te maken van de rechten uit hoofde van de Richtlijnen 79/7/EEG, 2000/43/EG, 2000/78/EG en 2004/113/EG en van het bestaan van organen voor gelijke behandeling en hun diensten, met bijzondere aandacht voor personen en groepen die het risico lopen gediscrimineerd te worden.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de organen voor gelijke behandeling bevoegd zijn om activiteiten uit te voeren ter voorkoming van discriminatie en ter bevordering van gelijke behandeling, zoals deze voortvloeien uit de Richtlijnen 79/7/EEG, 2000/43/EG, 2000/78/EG en 2004/113/EG. Dergelijke activiteiten kunnen onder meer bestaan uit het bevorderen van positieve actie en gendermainstreaming bij publieke en particuliere entiteiten, het verstrekken van opleiding, advies en ondersteuning, het aangaan van een openbaar debat, het communiceren met belanghebbenden, waaronder de sociale partners, en het bevorderen van de uitwisseling van goede praktijken. Bij de uitvoering van dergelijke activiteiten kunnen organen voor gelijke behandeling rekening houden met specifieke achterstandssituaties als gevolg van intersectionele discriminatie, opgevat als discriminatie op grond van een combinatie van gronden waarvoor de bescherming krachtens de Richtlijnen 79/7/EEG, 2000/43/EG, 2000/78/EG of 2004/113/EG geldt.
3. De lidstaten en organen voor gelijke behandeling dienen voor elke doelgroep passende communicatiemiddelen en -vormen in aanmerking te nemen. Zij richten zich vooral op groepen wier toegang tot informatie kan worden belemmerd, bijvoorbeeld door hun economische status, leeftijd, handicap, niveau van geletterdheid, nationaliteit, verblijfsstatus of gebrek aan toegang tot online-instrumenten.
Artikel 6
Bijstand aan slachtoffers
1. De lidstaten zorgen ervoor dat de organen voor gelijke behandeling vermeende slachtoffers bijstand kunnen verlenen zoals uiteengezet in de leden 2 tot en met 4.
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder “slachtoffers” verstaan alle personen die van mening zijn dat zij discriminatie hebben ervaren als bedoeld in artikel 4 van Richtlijn 79/7/EEG, artikel 2 van Richtlijn 2000/43/EG, artikel 2 van Richtlijn 2000/78/EG of artikel 4 van Richtlijn 2004/113/EG.
2. Organen voor gelijke behandeling kunnen klachten over discriminatie ontvangen.
3. Organen voor gelijke behandeling verlenen bijstand aan slachtoffers, in eerste instantie door hen te informeren over het volgende:
a) |
het rechtskader, met inbegrip van op hun specifieke situatie gericht advies; |
b) |
de door het orgaan voor gelijke behandeling aangeboden diensten en daarmee verband houdende procedurele aspecten; |
c) |
de beschikbare rechtsmiddelen, met inbegrip van de mogelijkheid om de zaak voor de rechter te brengen; |
d) |
de toepasselijke vertrouwelijkheidsregels en de bescherming van persoonsgegevens, en |
e) |
de mogelijkheden om psychologische of andere vormen van relevante ondersteuning te krijgen van andere organen of organisaties. |
4. Organen voor gelijke behandeling stellen de klagers binnen een redelijke termijn in kennis van het feit of de klacht zal worden afgesloten dan wel of er redenen zijn om deze verder te behandelen.
Artikel 7
Alternatieve geschillenbeslechting
De organen voor gelijke behandeling kunnen de partijen de mogelijkheid bieden hun geschil via een alternatief beslechtingsmechanisme op te lossen. Die procedure kan worden geleid door het orgaan voor gelijke behandeling zelf of door een andere bevoegde entiteit overeenkomstig het nationale recht en de nationale praktijk, in welk geval het orgaan voor gelijke behandeling opmerkingen kan indienen bij die entiteit. Dergelijke alternatieve geschillenbeslechting kan verschillende vormen aannemen, zoals bemiddeling of verzoening, overeenkomstig het nationale recht en de nationale praktijk. Het ontbreken van een besluit belet de partijen niet hun recht uit te oefenen om in gerechtelijke procedures op te treden. De lidstaten zorgen voor een toereikende verjaringstermijn teneinde te waarborgen dat de partijen bij een geschil toegang hebben tot de rechter, bijvoorbeeld door de verjaringstermijn op te schorten zolang de partijen deelnemen aan een alternatieve geschillenbeslechtingsprocedure.
Artikel 8
Onderzoeken
1. De lidstaten zorgen ervoor dat organen voor gelijke behandeling de bevoegdheid hebben om te onderzoeken of er sprake is van een schending van het beginsel van gelijke behandeling dat is neergelegd in de Richtlijnen 79/7/EEG, 2000/43/EG, 2000/78/EG en 2004/113/EG.
2. De lidstaten voorzien in een onderzoekskader dat de organen voor gelijke behandeling in staat stelt feitenonderzoek te verrichten. Dat kader biedt de organen voor gelijke behandeling met name effectieve rechten op toegang tot informatie en documenten die nodig zijn om vast te stellen of er sprake is van discriminatie. Het voorziet ook in passende mechanismen voor de organen voor gelijke behandeling om daartoe samen te werken met relevante overheidsinstanties.
3. De lidstaten kunnen overeenkomstig het nationale recht en de nationale praktijk ook een andere bevoegde instantie de in de leden 1 en 2 bedoelde bevoegdheden toevertrouwen. Wanneer een dergelijke bevoegde instantie haar onderzoek heeft afgerond, verstrekt zij het orgaan voor gelijke behandeling, op zijn verzoek, informatie over de resultaten daarvan.
4. De lidstaten kunnen bepalen dat er geen onderzoeken uit hoofde van lid 1 van dit artikel en artikel 9 worden ingesteld of voortgezet zolang een gerechtelijke procedure over dezelfde zaak aanhangig is.
Artikel 9
Adviezen en besluiten
1. De lidstaten zorgen ervoor dat de organen voor gelijke behandeling gemachtigd zijn hun beoordeling van de zaak met bewijsstukken te staven, met inbegrip van de vaststelling van de feiten en een gemotiveerde conclusie over het bestaan van discriminatie. De lidstaten bepalen of dit moet gebeuren door middel van niet-bindende adviezen of bindende besluiten.
2. In voorkomend geval omvatten niet-bindende adviezen en bindende besluiten specifieke maatregelen om vastgestelde schendingen van het beginsel van gelijke behandeling te verhelpen en nieuwe schendingen te voorkomen. De lidstaten stellen passende mechanismen vast voor de follow-up van niet-bindende adviezen, zoals feedbackverplichtingen, en voor de handhaving van bindende besluiten.
3. De organen voor gelijke behandeling publiceren ten minste een samenvatting van hun adviezen en besluiten die zij bijzonder relevant achten.
Artikel 10
Procesvoering
1. De lidstaten zorgen ervoor dat de organen voor gelijke behandeling het recht hebben om overeenkomstig de leden 2 tot en met 4 van dit artikel op te treden in gerechtelijke procedures in burgerlijke of bestuursrechtelijke zaken die verband houden met de uitvoering van het beginsel van gelijke behandeling vervat in de Richtlijnen 79/7/EEG, 2000/43/EG, 2000/78/EG en 2004/113/EG, overeenkomstig het nationale recht en de nationale praktijk inzake de ontvankelijkheid van vorderingen, evenals de regels inzake het vereisen van de goedkeuring van het slachtoffer.
2. Het recht van het orgaan voor gelijke behandeling om in gerechtelijke procedures op te treden, omvat het recht om overeenkomstig het nationale recht en de nationale praktijk bij de rechterlijke instantie opmerkingen in te dienen.
3. Het recht van het orgaan voor gelijke behandeling om in gerechtelijke procedures op te treden omvat ook ten minste een van de volgende:
a) |
het recht om namens een of meer slachtoffers een gerechtelijke procedure aanhangig te maken; |
b) |
het recht om deel te nemen aan de gerechtelijke procedure ter ondersteuning van een of meer slachtoffers, of |
c) |
het recht om in eigen naam een gerechtelijke procedure aanhangig te maken, om het algemeen belang te verdedigen. |
4. Het recht van het orgaan voor gelijke behandeling om in gerechtelijke procedures op te treden omvat het recht om als partij op te treden in een procedure die gaat over de handhaving of rechterlijke toetsing van bindende besluiten, wanneer organen voor gelijke behandeling bevoegd zijn om dergelijke besluiten uit hoofde van artikel 9, lid 1, te nemen.
Artikel 11
Procedurele waarborgen
De lidstaten zorgen ervoor dat in de in de artikelen 6 tot en met 10 bedoelde procedures de rechten van verdediging van de betrokken natuurlijke en rechtspersonen worden beschermd. De in artikel 9 bedoelde bindende besluiten kunnen door de rechter worden getoetst overeenkomstig het nationale recht.
Artikel 12
Gelijke toegang
1. De lidstaten waarborgen dat iedereen op voet van gelijkheid toegang heeft tot de diensten en publicaties van organen voor gelijke behandeling.
2. De organen voor gelijke behandeling waarborgen dat er geen belemmeringen zijn voor het indienen van klachten, bijvoorbeeld door klachten mondeling, schriftelijk en online te kunnen ontvangen.
3. De lidstaten zorgen ervoor dat de organen voor gelijke behandeling, op hun gehele grondgebied — ook in landelijke en afgelegen gebieden — hun diensten kosteloos aan klagers verlenen.
Artikel 13
Toegankelijkheid en redelijke aanpassingen ten behoeve van personen met een handicap
De lidstaten zorgen voor toegankelijkheid en voorzien in redelijke aanpassingen voor personen met een handicap teneinde hun gelijke toegang tot alle diensten en activiteiten van organen voor gelijke behandeling te waarborgen, met inbegrip van bijstand aan slachtoffers, klachtenbehandeling, alternatieve geschillenbeslechting, informatie en publicaties, en preventie-, bevorderings- en bewustmakingsactiviteiten.
Artikel 14
Samenwerking
De lidstaten zorgen ervoor dat de organen voor gelijke behandeling over passende mechanismen beschikken om, in het kader van hun respectieve bevoegdheden, samen te werken met andere organen voor gelijke behandeling binnen dezelfde lidstaat en met relevante publieke en private entiteiten, waaronder arbeidsinspecties, de sociale partners en maatschappelijke organisaties, op nationaal, regionaal en lokaal niveau, alsook in andere lidstaten en op Unie- en internationaal niveau.
Artikel 15
Raadpleging
De lidstaten voeren procedures in om ervoor te zorgen dat de regering en de desbetreffende overheidsinstellingen de organen voor gelijke behandeling raadplegen over wetgeving, beleid, procedures en programma's met betrekking tot de rechten en plichten die voortvloeien uit de Richtlijnen 79/7/EEG, 2000/43/EG, 2000/78/EG en 2004/113/EG.
De lidstaten zorgen ervoor dat de organen voor gelijke behandeling het recht hebben om aanbevelingen te doen over deze aangelegenheden, deze aanbevelingen te publiceren en follow-up te vragen met betrekking tot dergelijke aanbevelingen.
Artikel 16
Gegevensverzameling en toegang tot gegevens over gelijkheid
1. De lidstaten zorgen ervoor dat de organen voor gelijke behandeling gegevens over hun activiteiten verzamelen met het oog op de opstelling van de in artikel 17, punten b) en c), bedoelde verslagen.
De door organen voor gelijke behandeling verzamelde gegevens worden uitgesplitst naar de gronden en gebieden die onder de Richtlijnen 79/7/EEG, 2000/43/EG, 2000/78/EG en 2004/113/EG vallen, en volgens de in artikel 18 van deze richtlijn genoemde indicatoren. De verzamelde persoonsgegevens worden geanonimiseerd of, indien dat niet mogelijk is, gepseudonimiseerd.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de organen voor gelijke behandeling onafhankelijke enquêtes over discriminatie kunnen uitvoeren.
3. De lidstaten zorgen ervoor dat de organen voor gelijke behandeling, overeenkomstig het nationale recht, toegang hebben tot statistische gegevens met betrekking tot de rechten en plichten die voortvloeien uit de Richtlijnen 79/7/EEG, 2000/43/EG, 2000/78/EG en 2004/113/EG, indien de organen voor gelijke behandeling dergelijke statistische gegevens noodzakelijk achten voor een algemene beoordeling van de situatie met betrekking tot discriminatie in de lidstaat en voor het opstellen van de in artikel 17, punt c), van deze richtlijn bedoelde verslagen.
4. De lidstaten staan de organen voor gelijke behandeling toe om aan publieke en private entiteiten, waaronder overheidsinstanties, de sociale partners, bedrijven en maatschappelijke organisaties aanbevelingen te doen over het soort gegevens dat met betrekking tot de rechten en plichten die voortvloeien uit de Richtlijnen 79/7/EEG, 2000/43/EG, 2000/78/EG en 2004/113/EG moet worden verzameld. De lidstaten kunnen de organen voor gelijke behandeling ook toestaan een coördinerende rol te spelen bij het verzamelen van gegevens over gelijkheid.
Artikel 17
Verslagen en strategische planning
De lidstaten zorgen ervoor dat de organen voor gelijke behandeling:
a) |
een werkprogramma goedkeuren waarin hun prioriteiten en toekomstige activiteiten uiteen worden gezet; |
b) |
een jaarlijks activiteitenverslag opstellen en ter beschikking stellen van het publiek, met inbegrip van hun jaarlijkse begroting en hun verslaglegging over personeel en financiën, en |
c) |
ten minste om de vier jaar een of meer verslagen met aanbevelingen publiceren over de stand van zaken op het gebied van gelijke behandeling en discriminatie, met inbegrip van mogelijke structurele problemen, in hun lidstaat. |
Artikel 18
Toezicht en verslaglegging
1. Uiterlijk 19 juni 2026 stelt de Commissie door middel van een uitvoeringshandeling een lijst op van gemeenschappelijke indicatoren voor de werking van de krachtens deze richtlijn aangewezen organen voor gelijke behandeling. Bij het opstellen van de indicatoren kan de Commissie advies inwinnen bij het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten, het Europees Instituut voor gendergelijkheid en bij netwerken van organen voor gelijke behandeling op Unieniveau. De indicatoren hebben betrekking op de personele, technische en financiële middelen, de onafhankelijke werking, de toegankelijkheid en de doeltreffendheid van organen voor gelijke behandeling, alsook op ontwikkelingen in hun mandaat, bevoegdheden of structuur, waarbij de vergelijkbaarheid, objectiviteit en betrouwbaarheid van de op nationaal niveau verzamelde gegevens worden gewaarborgd. Deze indicatoren zijn niet bedoeld om een rangschikking aan te brengen of om specifieke aanbevelingen aan individuele lidstaten te doen.
De uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 22, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
2. Uiterlijk 19 juni 2031, en vervolgens om de vijf jaar, verstrekken de lidstaten de Commissie alle relevante informatie over de toepassing van deze richtlijn. Deze informatie omvat ten minste gegevens over de werking van organen voor gelijke behandeling, en houdt rekening met de verslagen die de organen voor gelijke behandeling uit hoofde van artikel 17, punten b) en c), hebben opgesteld.
3. De Commissie stelt een verslag op over de toepassing en de praktische effecten van deze richtlijn op basis van de in lid 2 bedoelde informatie en aanvullende relevante gegevens die op nationaal en Unieniveau, met name door organen voor gelijke behandeling, netwerken van organen voor gelijke behandeling op Unieniveau zoals Equinet, maatschappelijke organisaties of andere belanghebbenden, door het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten en door het Europees Instituut voor gendergelijkheid zijn verzameld. In het verslag wordt ingegaan op de onafhankelijke werking en de doeltreffendheid van de organen voor gelijke behandeling in de lidstaten op basis van de op grond van lid 1 vastgestelde indicatoren.
Artikel 19
Dialoog over de werking van de organen voor gelijke behandeling
1. In het kader van de toezichts- en verslagleggingsoefening uit hoofde van dat artikel, en om de dialoog tussen de instellingen van de Unie te versterken en meer transparantie te waarborgen, kan het Europees Parlement de Commissie jaarlijks uitnodigen om de in dat artikel bedoelde aangelegenheden met betrekking tot de werking van de krachtens deze richtlijn aangewezen organen voor gelijke behandeling te bespreken.
2. Het Europees Parlement kan zijn standpunten ten aanzien van de in artikel 18 bedoelde kwesties kenbaar maken in resoluties.
3. De Commissie houdt in voorkomend geval, ook bij de evaluatie van de werking van deze richtlijn, rekening met alle elementen die naar voren komen uit de standpunten die zijn geformuleerd door de dialoog die overeenkomstig dit artikel plaatsvindt, met inbegrip van de resoluties van het Europees Parlement wat betreft de in artikel 18 bedoelde aangelegenheden.
Artikel 20
Minimumvereisten
1. De lidstaten mogen bepalingen invoeren of handhaven die gunstiger zijn dan de minimumvereisten van deze richtlijn.
2. De uitvoering van deze richtlijn vormt onder geen beding een reden voor de verlaging van het in de lidstaten reeds bestaande niveau van bescherming tegen discriminatie op de door Richtlijnen 79/7/EEG, 2000/43/EG, 2000/78/EG en 2004/113/EG bestreken terreinen.
Artikel 21
Verwerking van persoonsgegevens
1. De lidstaten zorgen ervoor dat organen voor gelijke behandeling alleen persoonsgegevens mogen verzamelen en verwerken indien dit noodzakelijk is voor de vervulling van een taak uit hoofde van deze richtlijn.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer organen voor gelijke behandeling de in artikel 9, lid 1, van Verordening (EU) 2016/679 bedoelde bijzondere categorieën persoonsgegevens verwerken, passende en specifieke maatregelen worden getroffen om de grondrechten en de belangen van de betrokkene te beschermen.
Artikel 22
Comitéprocedure
1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
Artikel 23
Wijzigingen aan Richtlijnen 2000/43/EG en 2004/113/EG
Hoofdstuk III van Richtlijn 2000/43/EG en hoofdstuk III van Richtlijn 2004/113/EG worden geschrapt. Verwijzingen naar de in die hoofdstukken bedoelde organen voor de bevordering van gelijke behandeling gelden als verwijzingen naar de in artikel 2, lid 1 van deze richtlijn bedoelde organen voor gelijke behandeling.
Artikel 24
Omzetting
1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk 19 juni 2026 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 25
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 23 is van toepassing met ingang van 19 juni 2026.
Artikel 26
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 7 mei 2024.
Voor de Raad
De voorzitter
M.-C. LEROY
(1) Goedkeuring van 10 april 2024 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(2) PB C 184 van 25.5.2023, blz. 71.
(3) Richtlijn 79/7/EEG van de Raad van 19 december 1978 betreffende de geleidelijke tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid (PB L 6 van 10.1.1979, blz. 24).
(4) Richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming (PB L 180 van 19.7.2000, blz. 22).
(5) Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (PB L 303 van 2.12.2000, blz. 16).
(6) Richtlijn 2004/113/EG van de Raad van 13 december 2004 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten (PB L 373 van 21.12.2004, blz. 37).
(7) Arrest van het Hof van Justitie van 30 april 1996 in zaak C-13/94, P. tegen S. en Cornwall County Council, ECLI:EU:C:1996:170; arrest van het Hof van Justitie van 7 januari 2004 in zaak C-117/01, K.B. tegen National Health Service Pensions Agency en Secretary of State for Health, ECLI:EU:C:2004:7; arrest van het Hof van Justitie van 27 april 2006 in zaak C-423/04, Sarah Margaret Richards tegen Secretary of State for Work and Pensions, ECLI:EU:C:2006:256; arrest van het Hof van Justitie van 26 juni 2018 in zaak C-451/16, M.B. tegen Secretary of State for Work and Pensions, ECLI:EU:C:2018:492.
(8) Richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep (PB L 204 van 26.7.2006, blz. 23).
(9) Richtlijn 2010/41/EU van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2010 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen en tot intrekking van Richtlijn 86/613/EEG van de Raad (PB L 180 van 15.7.2010, blz. 1).
(10) Aanbeveling (EU) 2018/951 van de Commissie van 22 juni 2018 betreffende normen voor organen voor gelijke behandeling (PB L 167 van 4.7.2018, blz. 28).
(11) Richtlijn (EU) 2024/1500 van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2024 betreffende normen voor organen voor gelijke behandeling op het gebied van gelijke behandeling en gelijke kansen voor vrouwen en mannen in arbeid en beroep, en tot wijziging van Richtlijnen 2006/54/EG en 2010/41/EU (PB L, 2024/1500, 29.5.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2024/1500/oj).
(12) Arrest van het Hof van Justitie van 10 juli 2008, Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding v Firma Feryn NV, C-54/07, ECLI:EU:C:2008:397.
(13) Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten (PB L 151 van 7.6.2019, blz. 70).
(14) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(15) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
(16) Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2024/1499/oj
ISSN 1977-0758 (electronic edition)