This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32022D0392
Council Decision (EU) 2022/392 of 3 March 2022 concerning the position to be taken on behalf of the European Union within the North Pacific Fisheries Commission
Besluit (EU) 2022/392 van de Raad van 3 maart 2022 betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in de Commissie voor de visserij in het noordelijke deel van de Stille Oceaan
Besluit (EU) 2022/392 van de Raad van 3 maart 2022 betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in de Commissie voor de visserij in het noordelijke deel van de Stille Oceaan
ST/5663/2022/INIT
PB L 79 van 09/03/2022, p. 31–35
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force
9.3.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 79/31 |
BESLUIT (EU) 2022/392 VAN DE RAAD
van 3 maart 2022
betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in de Commissie voor de visserij in het noordelijke deel van de Stille Oceaan
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, in samenhang met artikel 218, lid 9,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Besluit (EU) 2022/314 van de Raad (1) is de Unie toegetreden tot het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden van de volle zee in het noordelijke deel van de Stille Oceaan (het “verdrag”), waarbij de Commissie voor de visserij in het noordelijke deel van de Stille Oceaan (North Pacific Fisheries Commission — NPFC) werd opgericht. |
(2) |
De NPFC is verantwoordelijk voor het vaststellen van instandhoudings- en beheersmaatregelen om de doelstellingen van het verdrag te verwezenlijken. Dergelijke maatregelen kunnen bindend worden voor de Unie. |
(3) |
In Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (2) is bepaald dat de Unie er borg voor moet staan dat de activiteiten in het kader van de visserij en de aquacultuur uit ecologisch oogpunt duurzaam op de lange termijn zijn en worden beheerd op een manier die strookt met de doelstellingen voordelen te realiseren op economisch en sociaal gebied en op het gebied van werkgelegenheid, en bij te dragen tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden. In die verordening is eveneens bepaald dat de Unie bij het visserijbeheer de voorzorgsbenadering moet toepassen en ernaar moet streven dat de levende biologische rijkdommen van de zee zo worden geëxploiteerd dat de populaties van de gevangen soorten boven een niveau worden gebracht en behouden dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. Voorts is in die verordening bepaald dat de Unie instandhoudings- en beheersmaatregelen moet nemen die gebaseerd zijn op het beste beschikbare wetenschappelijke advies, de ontwikkeling van wetenschappelijke kennis en van wetenschappelijk advies moet ondersteunen, teruggooi geleidelijk moet uitbannen, en visserijmethoden moet stimuleren die bijdragen tot meer selectieve visserij, tot het zo veel mogelijk voorkomen en beperken van ongewenste vangsten, en tot visserij met een lage impact op het mariene ecosysteem en de visbestanden. In die verordening is uitdrukkelijk bepaald dat de Unie die doelstellingen en beginselen moet toepassen bij haar externe betrekkingen op visserijgebied. |
(4) |
Zoals gezegd in de gezamenlijke mededeling van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Commissie van 10 november 2016 getiteld “Internationale oceaangovernance: een agenda voor de toekomst van onze oceanen” en in de conclusies van de Raad van 24 maart 2017 met dezelfde titel, spitsen de werkzaamheden van de Unie in die fora zich toe op het stimuleren van maatregelen die de effectiviteit van regionale organisaties voor visserijbeheer ondersteunen en vergroten en die, waar relevant, hun governance verbeteren. |
(5) |
In de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s van 16 januari 2018 getiteld “Een Europese strategie voor kunststoffen in een circulaire economie” worden specifieke maatregelen genoemd om kunststoffen en mariene verontreiniging terug te dringen en het verlies of het achterlaten van vistuig op zee tegen te gaan. |
(6) |
Het is wenselijk het standpunt te bepalen dat namens de Unie in de NPFC moet worden ingenomen voor de periode 2022-2027, aangezien de instandhoudings- en handhavingsmaatregelen van de NPFC bindend zullen zijn voor de Unie en mogelijk een beslissende invloed kunnen uitoefenen op de inhoud van het recht van de Unie, namelijk op Verordeningen (EG) nr. 1005/2008 (3) en (EG) nr. 1224/2009 (4) van de Raad en Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad (5). |
(7) |
Doordat de aard van de visbestanden in het gebied waarop het verdrag van toepassing is, als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, van het verdrag (het “verdragsgebied”), steeds verandert en de Unie derhalve in haar standpunt rekening moet houden met nieuwe ontwikkelingen, met inbegrip van nieuwe wetenschappelijke en andere relevante gegevens die voor of tijdens de vergaderingen van de NPFC worden gepresenteerd, moeten voor de jaarlijkse nadere bepaling van het standpunt van de Unie voor de periode 2022-2027 procedures worden vastgesteld overeenkomstig het beginsel van loyale samenwerking tussen de instellingen van de Unie zoals dat in artikel 13, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie is neergelegd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de vergaderingen van de Commissie voor de visserij in het noordelijke deel van de Stille Oceaan (North Pacific Fisheries Commission — NPFC) staat in bijlage I.
Artikel 2
De jaarlijkse nadere bepaling van het standpunt dat de Unie in de vergaderingen van de NPFC moet innemen, verloopt overeenkomstig bijlage II.
Artikel 3
Het standpunt van de Unie in bijlage I wordt uiterlijk vóór de jaarlijkse vergadering van de NPFC in 2028 beoordeeld en, waar passend, op voorstel van de Commissie door de Raad herzien.
Artikel 4
Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.
Gedaan te Brussel, 3 maart 2022.
Voor de Raad
De voorzitter
G. DARMANIN
(1) Besluit (EU) 2022/314 van de Raad van 15 februari 2022 betreffende de toetreding van de Europese Unie tot het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden van de volle zee in het noordelijke deel van de Stille Oceaan (PB L 55 van 28.2.2022, blz. 12).
(2) Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).
(3) Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999 (PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1).
(4) Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).
(5) Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad (PB L 347 van 28.12.2017, blz. 81).
BIJLAGE I
STANDPUNT DAT NAMENS DE UNIE IN DE COMMISSIE VOOR DE VISSERIJ IN HET NOORDELIJKE DEEL VAN DE STILLE OCEAAN MOET WORDEN INGENOMEN
1. BEGINSELEN
In het kader van de Commissie voor de visserij in het noordelijke deel van de Stille Oceaan (North Pacific Fisheries Commission — NPFC) moet de Unie:
a) |
handelen in overeenstemming met de doelstellingen en beginselen die zij in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid nastreeft, met name door middel van de voorzorgsbenadering en de doelstellingen in verband met de maximale duurzame opbrengst, zoals neergelegd in artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, om de toepassing van een ecosysteemgerichte benadering van het visserijbeheer te bevorderen, om ongewenste vangsten zo veel mogelijk te voorkomen en te beperken en teruggooi geleidelijk uit te bannen, om de negatieve gevolgen van visserijactiviteiten op mariene ecosystemen en hun habitats zo veel mogelijk te beperken en om door het bevorderen van een economisch levensvatbare en concurrerende visserijsector in de Unie degenen die van visserijactiviteiten afhankelijk zijn een redelijke levensstandaard te bieden, daarbij ook rekening houdend met de belangen van de consumenten; |
b) |
werken aan een passende betrokkenheid van de belanghebbenden bij de voorbereiding van NPFC-maatregelen en erop toezien dat de in de NPFC vastgestelde maatregelen in overeenstemming zijn met de doelstellingen van het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden van de volle zee in het noordelijke deel van de Stille Oceaan (het “verdrag”); |
c) |
ervoor zorgen dat de in de NPFC vastgestelde maatregelen in overeenstemming zijn met het internationaal recht, en met name met de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties (VN) van 10 december 1982 inzake het recht van de zee, de VN-overeenkomst van 4 december 1995 betreffende de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden, de Overeenkomst van de Voedsel- en Landbouworganisatie (Food and Agriculture Organization — FAO) van 24 november 1993 om de naleving van de internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen door vissersvaartuigen op de volle zee te bevorderen, en de FAO-overeenkomst van 22 november 2009 inzake havenstaatmaatregelen; |
d) |
standpunten uitdragen die consistent zijn met de beste praktijken van de regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s) die betrokken zijn bij visserijbeheer in hetzelfde gebied; |
e) |
streven naar samenhang en synergie met het beleid van de Unie met betrekking tot haar bilaterale visserijrelaties met derde landen, en zorgen voor coherentie met haar ander beleid, met name op het gebied van buitenlandse betrekkingen, milieu, handel, ontwikkeling, onderzoek en innovatie; |
f) |
ervoor zorgen dat de internationale verbintenissen van de Unie worden nagekomen; |
g) |
de conclusies van de Raad van 19 maart 2012 over de mededeling van de Commissie inzake de externe dimensie van het gemeenschappelijk visserijbeleid eerbiedigen; |
h) |
ernaar streven dat voor de vloot van de Unie binnen het gebied waarop het verdrag van toepassing is, als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, van het verdrag (het “verdragsgebied”), gelijke voorwaarden gelden, op basis van de beginselen en normen die ook uit hoofde van het recht van de Unie worden gehanteerd, en zich inzetten voor de eenvormige uitvoering van die beginselen en normen; |
i) |
de conclusies van de Raad van 3 april 2017 over de gezamenlijke mededeling van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Commissie van 10 november 2016 getiteld “Internationale oceaangovernance: een agenda voor de toekomst van onze oceanen” eerbiedigen, en maatregelen bevorderen die de doeltreffendheid van de NPFC ondersteunen en versterken en, waar relevant, de governance en prestaties ervan verbeteren, met name wat betreft wetenschap, naleving, transparantie en besluitvorming; |
j) |
de coördinatie tussen de ROVB’s en de regionale zeeverdragen en de samenwerking met mondiale organisaties binnen hun mandaten, waar passend bevorderen; |
k) |
samenwerkingsmechanismen tussen niet-tonijn-ROVB’s bevorderen, vergelijkbaar met het Kobe-proces voor tonijn-ROVB’s. |
2. RICHTSNOEREN
De Unie ondersteunt waar passend dat de NPFC de volgende maatregelen neemt:
a) |
instandhoudings- en beheersmaatregelen voor in het verdragsgebied voorkomende visbestanden op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies, met inbegrip van totale toegestane vangsten en quota of regulering van de visserijinspanning voor de levende biologische rijkdommen van de zee die door de NPFC worden gereguleerd, waarmee die bestanden op het exploitatieniveau voor maximale duurzame opbrengst worden gebracht. Indien nodig omvatten die instandhoudings- en beheersmaatregelen specifieke maatregelen voor overbeviste bestanden, teneinde de visserijinspanning af te stemmen op de beschikbare vangstmogelijkheden; |
b) |
maatregelen ter voorkoming, afschrikking en uitbanning van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserijactiviteiten (IOO-activiteiten) in het verdragsgebied, met inbegrip van plaatsing op de lijst van IOO-vaartuigen; |
c) |
monitoring-, controle- en bewakingsmaatregelen in het verdragsgebied met het oog op efficiënte controle en naleving van de in de NPFC vastgestelde maatregelen; |
d) |
maatregelen om het negatieve effect van visserijactiviteiten op de mariene biodiversiteit en de mariene ecosystemen en hun habitats zo veel mogelijk te beperken, met inbegrip van maatregelen om mariene verontreiniging terug te dringen, het lozen van kunststoffen op zee te voorkomen en de impact van in de zee aanwezige kunststoffen op de mariene biodiversiteit en de mariene ecosystemen te verkleinen, beschermende maatregelen voor kwetsbare mariene ecosystemen in het verdragsgebied in overeenstemming met het verdrag en de internationale richtsnoeren van de FAO van 29 augustus 2008 voor het beheer van de diepzeevisserij op volle zee, en maatregelen om ongewenste vangsten, met name van kwetsbare mariene soorten, zo veel mogelijk te voorkomen en te verminderen en om teruggooi geleidelijk uit te bannen; |
e) |
maatregelen om de impact van op zee achtergelaten, verloren of anderszins weggegooid vistuig te verminderen en te helpen bij de identificatie en inzameling van dergelijk vistuig; |
f) |
aanbevelingen, waar passend en voor zover toegestaan uit hoofde van de desbetreffende oprichtingsdocumenten, tot aanmoediging van de uitvoering van het Verdrag van de Internationale Arbeidsorganisatie van 14 juni 2007 betreffende werk in de visserijsector; |
g) |
maatregelen waarbij visserij die louter gericht is op het verkrijgen van haaienvinnen, wordt verboden en op grond waarvan bij aangelande haaien nog al hun vinnen op natuurlijke wijze aan het lichaam moeten vastzitten; |
h) |
waar passend, gemeenschappelijke benaderingen met andere ROVB’s, en in het bijzonder met ROVB’s die betrokken zijn bij het visserijbeheer in hetzelfde gebied; |
i) |
aanvullende technische maatregelen op basis van advies van de hulporganen en werkgroepen van de NPFC. |
BIJLAGE II
JAARLIJKSE NADERE BEPALING VAN HET STANDPUNT DAT NAMENS DE UNIE IN DE COMMISSIE VOOR DE VISSERIJ IN HET NOORDELIJKE DEEL VAN DE STILLE OCEAAN MOET WORDEN INGENOMEN
Vóór elke vergadering van de Commissie voor de visserij in het noordelijke deel van de Stille Oceaan (North Pacific Fisheries Commission — NPFC) worden, wanneer dat lichaam besluiten met rechtsgevolgen voor de Unie dient vast te stellen, de nodige stappen ondernomen opdat in het standpunt dat namens de Unie zal worden ingenomen, rekening wordt gehouden met de aan de Commissie toegezonden recentste wetenschappelijke en andere relevante gegevens, overeenkomstig de in bijlage I geformuleerde beginselen en richtsnoeren.
Daartoe zendt de Commissie, ruim vóór elke vergadering van de NPFC, de Raad een op die gegevens gebaseerd schriftelijk document toe met daarin het voorstel tot nadere bepaling van het namens de Unie in te nemen standpunt, met als doel de bespreking en de goedkeuring ervan.
Indien tijdens een vergadering van de NPFC geen overeenstemming kan worden bereikt over het rekening houden met nieuwe elementen in het namens de Unie in te nemen standpunt, ook niet ter plekke, wordt de aangelegenheid aan de Raad of aan zijn voorbereidende instanties voorgelegd.