EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32014R0539

Verordening (EU) nr. 539/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende de invoer van rijst van oorsprong uit Bangladesh en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3491/90 van de Raad

PB L 158 van 27/05/2014, p. 125–130 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2014/539/oj

27.5.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 158/125


VERORDENING (EU) Nr. 539/2014 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 16 april 2014

betreffende de invoer van rijst van oorsprong uit Bangladesh en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3491/90 van de Raad

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In het kader van de Uruguayronde heeft de Unie zich ertoe verbonden een preferentiële regeling aan te bieden voor de invoer van rijst van oorsprong uit de minst ontwikkelde landen. Een van de betrokken landen, Bangladesh, heeft blijk gegeven van belangstelling voor een ontwikkeling van handelsbetrekkingen in de rijstsector. Met het oog daarop is Verordening (EEG) nr. 3491/90 van de Raad (2) vastgesteld.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 3491/90 zijn aan de Commissie bevoegdheden verleend om voor een aantal bepalingen uitvoeringsbepalingen vast te stellen. Als gevolg van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon moeten deze bevoegdheden in overeenstemming worden gebracht met de artikelen 290 en 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Duidelijkheidshalve moet Verordening (EEG) nr. 3491/90 worden ingetrokken en worden vervangen door deze verordening.

(3)

De preferentiële invoerregeling betreft een verlaging van het invoerrecht binnen de grens van een bepaalde hoeveelheid gedopte rijst. De overeenkomstige hoeveelheden rijst in andere bewerkingsstadia dan het stadium van gedopte rijst moeten worden berekend overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1312/2008 van de Commissie (3).

(4)

Voor de vaststelling van de invoerrechten voor de in het kader van de deze verordening ingevoerde rijst van oorsprong uit Bangladesh moet rekening worden gehouden met de ter zake relevante bepalingen van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4).

(5)

Om ervoor te zorgen dat de voordelen van de preferentiële invoerregeling beperkt blijven tot rijst van oorsprong uit Bangladesh, moet een certificaat van oorsprong worden afgegeven.

(6)

Teneinde een aantal niet-wezenlijke onderdelen van deze verordening aan te vullen of te wijzigen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen waarbij deelname aan de regeling afhankelijk wordt gesteld van het stellen van een zekerheid, overeenkomstig artikel 66 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5). Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad.

(7)

Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten, tenzij uitdrukkelijk anders wordt bepaald, worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (6). Ingeval een schorsing van de preferentiële invoerregeling noodzakelijk wordt, moet de Commissie evenwel uitvoeringshandelingen kunnen vaststellen zonder dat die verordening wordt toegepast.

(8)

Deze verordening maakt deel uit van het gemeenschappelijk handelsbeleid van de Unie, dat moet stroken met de doelstellingen van het beleid van de Unie op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, zoals vastgesteld in artikel 208 VWEU, met name uitbanning van armoede en bevordering van duurzame ontwikkeling en van goed bestuur in ontwikkelingslanden. Bijgevolg moet deze verordening ook in overeenstemming zijn met de voorschriften van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en in het bijzonder met het Besluit betreffende een gedifferentieerde en gunstigere behandeling, reciprociteit en vollediger deelneming van ontwikkelingslanden („de machtigingsclausule”), vastgesteld onder de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel in 1979, dat bepaalt dat WTO-leden een gedifferentieerde en gunstiger behandeling voor ontwikkelingslanden mogen toestaan.

(9)

Deze verordening is tevens gebaseerd op de erkenning van het recht van kleine landbouwers en werknemers in de landbouw op een fatsoenlijk inkomen en op een veilige en gezonde werkomgeving, als fundamentele doelstelling van het toekennen van handelspreferenties aan ontwikkelingslanden en in het bijzonder de minst ontwikkelde landen. De Unie beoogt gemeenschappelijk beleid en gemeenschappelijke maatregelen te definiëren en na te streven om de duurzame ontwikkeling van ontwikkelingslanden op economisch, sociaal en milieugebied te bevorderen, met uitbanning van de armoede als hoofddoel. In deze context zijn de ratificatie en de daadwerkelijke uitvoering van de belangrijkste internationale verdragen inzake mensenrechten en arbeidsrechten, bescherming van het milieu en goed bestuur, in het bijzonder de verdragen opgenomen in bijlage VIII bij Verordening (EU) nr. 978/2012 van het Europees Parlement en de Raad (7), van essentieel belang om duurzame ontwikkeling te ondersteunen, zoals blijkt uit de bijzondere stimuleringsregeling die voorziet in bijkomende tariefpreferenties op grond van die verordening,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied

1.   Bij deze verordening wordt een preferentiële invoerregeling voor de invoer van rijst van oorsprong uit Bangladesh van de GN-codes 1006 10 (met uitzondering van GN-code 1006 10 10), 1006 20 en 1006 30 ingesteld.

2.   De preferentiële invoerregeling geldt voor ten hoogste een hoeveelheid die overeenkomt met 4 000 ton gedopte rijst per kalenderjaar.

Voor de omrekening van de hoeveelheden rijst in andere bewerkingsstadia dan het stadium van gedopte rijst worden de omrekeningscoëfficiënten toegepast die in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1312/2008 zijn opgenomen.

3.   De Commissie stelt een uitvoeringshandeling vast tot schorsing van de toepassing van de preferentiële invoerregeling waarin lid 1 voorziet, zodra zij in de loop van het jaar constateert dat de invoer in het kader van deze regeling de in lid 2 van dit artikel vastgestelde hoeveelheid heeft bereikt. Die uitvoeringshandeling wordt zonder toepassing van de in artikel 6, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld.

Artikel 2

Invoerrecht

1.   Binnen de grenzen van de in artikel 1, lid 2, vastgestelde hoeveelheid gelden de volgende invoerrechten voor rijst:

a)

voor padie van GN-code 1006 10, met uitzondering van GN-code 1006 10 10, de in het gemeenschappelijk douanetarief vastgestelde douanerechten, verminderd met 50 % en vervolgens met een bedrag van 4,34 EUR;

b)

voor gedopte rijst van GN-code 1006 20, het overeenkomstig artikel 183 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vastgestelde recht, verminderd met 50 % en vervolgens met een bedrag van 4,34 EUR;

c)

voor halfwitte en volwitte rijst van GN-code 1006 30, het overeenkomstig artikel 183 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vastgestelde recht, verminderd met een vast bedrag van 16,78 EUR, en vervolgens verminderd met 50 % en met een bijkomend bedrag van 6,52 EUR.

2.   Lid 1 is van toepassing onder voorwaarde dat de bevoegde autoriteit van Bangladesh een certificaat van oorsprong heeft afgegeven.

Artikel 3

Gedelegeerde bevoegdheden

Teneinde de betrouwbaarheid en efficiëntie van de preferentiële invoerregeling te waarborgen, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 4 gedelegeerde handelingen vast te stellen met voorschriften waarbij de deelname aan de in artikel 1 vastgestelde preferentiële invoerregeling afhankelijk wordt gesteld van het stellen van een zekerheid.

Artikel 4

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 3 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 28 mei 2014. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikel 3 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.   Een overeenkomstig artikel 3 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 5

Uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast waarin de nodige maatregelen worden bepaald met betrekking tot:

a)

de voor het beheer van de preferentiële invoerregeling toe te passen methode;

b)

de middelen ter bepaling van de oorsprong van het product dat onder de preferentiële invoerregeling valt;

c)

de vorm en geldigheidsduur van het in artikel 2, lid 2, bedoelde certificaat van oorsprong;

d)

in voorkomend geval, de geldigheidsduur van de invoercertificaten;

e)

het bedrag van de overeenkomstig artikel 3 te stellen zekerheid;

f)

de informatie die de lidstaten aan de Commissie moeten verstrekken.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 6, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 6

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten dat is ingesteld bij artikel 229, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1308/2013. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3.   Wanneer het advies van het in lid 1 bedoelde comité via een schriftelijke procedure dient te worden verkregen, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, door de voorzitter van het comité daartoe wordt besloten of door ten minste een kwart van de leden van het comité daarom wordt verzocht.

Artikel 7

Intrekking

Verordening (EEG) nr. 3491/90 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar Verordening (EEG) nr. 3491/90 gelden als verwijzingen naar deze verordening volgens de concordantietabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 8

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 16 april 2014.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

D. KOURKOULAS


(1)  Standpunt van het Europees Parlement van 2 april 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 14 april 2014.

(2)  Verordening (EEG) nr. 3491/90 van de Raad van 26 november 1990 betreffende de invoer van rijst van oorsprong uit Bangladesh (PB L 337 van 4.12.1990, blz. 1).

(3)  Verordening (EG) nr. 1312/2008 van de Commissie van 19 december 2008 houdende vaststelling van de omrekeningsgetallen, de bewerkingskosten en de waarde van de bijproducten toevallend aan de verschillende verwerkingsstadia van rijst (PB L 344 van 20.12.2008, blz. 56).

(4)  Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671).

(5)  Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549).

(6)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(7)  Verordening (EU) nr. 978/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad (PB L 303 van 31.10.2012, blz. 1).


BIJLAGE

Concordantietabel

Verordening (EEG) nr. 3491/90

Deze verordening

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 2, lid 1

Artikel 1, lid 2

Artikel 2, lid 2

Artikel 1, lid 3

Artikel 3

Artikelen 3 tot en met 6


VERKLARING OVER GEDELEGEERDE HANDELINGEN

In het kader van Verordening (EU) nr. 539/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende de invoer van rijst van oorsprong uit Bangladesh en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3491/90 van de Raad (1), herinnert de Commissie aan haar toezegging in punt 15 van de kaderovereenkomst over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie, namelijk dat zij in het kader van de opstelling van gedelegeerde handelingen het Parlement alle informatie en documentatie over haar bijeenkomsten met nationale deskundigen zal verstrekken.


(1)  Zie bladzijde 125 van dit Publicatieblad.


Top