Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32014L0089

Richtlijn 2014/89/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 tot vaststelling van een kader voor maritieme ruimtelijke planning

PB L 257 van 28/08/2014, p. 135–145 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2014/89/oj

28.8.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 257/135


RICHTLIJN 2014/89/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 23 juli 2014

tot vaststelling van een kader voor maritieme ruimtelijke planning

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2, artikel 100, lid 2, artikel 192, lid 1, en artikel 194, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De grote en snel groeiende vraag naar maritieme ruimte voor allerlei doeleinden, zoals installaties voor de productie van energie uit hernieuwbare bronnen, exploratie en exploitatie van aardolie en aardgas, zeevaart en visserijactiviteiten, behoud van ecosystemen en biodiversiteit, winning van grondstoffen, toerisme, aquacultuurinstallaties en het cultureel erfgoed dat zich onder water bevindt, alsook de vele factoren die de druk op de natuurlijke hulpbronnen van kustgebieden doen toenemen, maken een geïntegreerde benadering van planning en beheer noodzakelijk.

(2)

Een dergelijke benadering van het beheer van de oceanen en maritiem bestuur is uitgewerkt in het geïntegreerd maritiem beleid voor de Europese Unie („het GMB”), inclusief de milieupijler daarvan: Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad (4). Het GMB heeft ten doel de duurzame ontwikkeling van zeeën en oceanen te ondersteunen en te komen tot een gecoördineerde, coherente en transparante besluitvorming met betrekking tot het sectorale beleid van de Unie dat gevolgen heeft voor de oceanen, zeeën, eilanden, kustgebieden en ultraperifere gebieden en de maritieme sectoren, onder meer door middel van strategieën voor specifieke zeebekkens en macroregionale strategieën, waarbij tevens een goede milieutoestand zoals beschreven in Richtlijn 2008/56/EG moet worden bereikt.

(3)

Het GMB wijst maritieme ruimtelijke planning aan als een breed inzetbaar beleidsinstrument dat overheden en belanghebbenden in staat stelt een gecoördineerde, geïntegreerde en grensoverschrijdende benadering te hanteren. De toepassing van een ecosysteemgerichte benadering zal bijdragen tot het bevorderen van de duurzame ontwikkeling en groei van maritieme en kusteconomieën en de duurzame exploitatie van de natuurlijke hulpbronnen van zeeën en kusten.

(4)

Maritieme ruimtelijke planning ondersteunt en vergemakkelijkt de uitvoering van de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei („de Europa 2020-strategie”) die door de Europese Raad in zijn conclusies van 17 juni 2010 is onderschreven en die erop gericht is een hoog niveau van werkgelegenheid, productiviteit en sociale cohesie tot stand te brengen, met inbegrip van de bevordering van een meer concurrerende, hulpbronefficiënte en groenere economie. De kust- en maritieme sectoren beschikken over een groot potentieel voor duurzame groei en zijn van cruciaal belang voor de uitvoering van de Europa 2020-strategie.

(5)

In haar mededeling getiteld „Blauwe groei — Kansen voor duurzame mariene en maritieme groei” heeft de Commissie gewezen op een reeks lopende initiatieven van de Unie die bedoeld zijn om de Europa 2020-strategie ten uitvoer te leggen en zij somt ook een aantal activiteiten op, op grond waarvan de „Blauwe groei”-initiatieven zich in de toekomst zouden kunnen concentreren en die op passende wijze zouden kunnen worden ondersteund door meer vertrouwen en zekerheid voor investeerders, die worden gecreëerd door middel van maritieme ruimtelijke planning.

(6)

Met Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (5) is de toepassing van maritieme ruimtelijke planning en geïntegreerd kustbeheer ondersteund en vergemakkelijkt. Met de Europese structuur- en investeringsfondsen, met inbegrip van het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (6), zal het mogelijk worden om bij te dragen aan de tenuitvoerlegging van deze richtlijn voor de periode 2014-2020.

(7)

Het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 1982 („Unclos”) stelt in de aanhef dat vraagstukken over het gebruik van de oceanische ruimte onderling nauw verweven zijn en als één geheel moeten worden gezien. Ruimtelijke planning van de oceanische ruimte vormt een logische voortzetting en structurering van de verplichtingen en de uitoefening van de krachtens Unclos verleende rechten en is een praktisch instrument dat de lidstaten kan helpen om aan hun verplichtingen te voldoen.

(8)

Om de duurzame co-existentie van gebruiksfuncties en in voorkomend geval een passende toewijzing van de maritieme ruimte aan de verschillende relevante gebruiksfuncties te bevorderen, dient een kader te worden ingesteld dat ten minste de door de lidstaten uit te voeren vaststelling en toepassing van maritieme ruimtelijke planning omvat, hetgeen moet resulteren in plannen.

(9)

Maritieme ruimtelijke planning zal bijdragen aan het doeltreffende beheer van maritieme activiteiten en het duurzame gebruik van de natuurlijke hulpbronnen van zeeën en kusten, door een kader te scheppen voor consistente, transparante, duurzame en wetenschappelijke besluitvorming. Om de doelstellingen te verwezenlijken moeten in deze richtlijn verplichtingen worden vastgelegd om een maritiem planningsproces op te stellen dat moet leiden tot een maritiem ruimtelijke plan of maritieme ruimtelijke plannen; in een dergelijk planningsproces moet rekening worden gehouden met de wisselwerkingen tussen land en zee, en moet de samenwerking tussen de lidstaten worden bevorderd. Onverminderd het bestaande acquis van de Unie op het vlak van energie, vervoer, visserij en milieu mogen met deze richtlijn geen nieuwe verplichtingen worden opgelegd, met name in verband met de concrete keuzen van de lidstaten over de manier waarop het sectorale beleid op deze gebieden wordt gevoerd, maar moet deze richtlijn er veeleer op gericht zijn via het planningsproces bij te dragen aan het nastreven van dit beleid.

(10)

Met het oog op de consistentie en de juridische duidelijkheid moet de geografische werkingssfeer van maritieme ruimtelijke planning worden omschreven overeenkomstig de bestaande wetgevingsinstrumenten van de Unie en het internationale zeerecht, in het bijzonder Unclos. De bevoegdheden van de lidstaten in verband met maritieme grenzen en jurisdictie worden niet gewijzigd door deze richtlijn.

(11)

Het is passend dat de Unie een kader schept voor maritieme ruimtelijke planning; de lidstaten blijven echter verantwoordelijk en bevoegd voor het ontwerpen en bepalen, met betrekking tot hun mariene wateren, van de vorm en inhoud van die plannen, met inbegrip van institutionele afspraken en, waar toepasselijk, de toewijzing van maritieme ruimte aan respectievelijk verschillende activiteiten en gebruiksfuncties.

(12)

Om recht te doen aan de evenredigheid en de subsidiariteit, en om extra administratieve lasten zo veel mogelijk te beperken, moet bij de omzetting en uitvoering van deze richtlijn zoveel mogelijk worden voortgebouwd op bestaande nationale, regionale en lokale regelgeving en mechanismen, met inbegrip van die welke zijn opgenomen in Aanbeveling 2002/413/EG van het Europees Parlement en de Raad (7) of Besluit 2010/631/EU van de Raad (8).

(13)

In mariene wateren staan de ecosystemen en de natuurlijke hulpbronnen van zeeën onder aanzienlijke druk. Menselijke activiteiten, maar ook klimaatveranderingseffecten, natuurrampen en kustlijndynamiek in de vorm van erosie en accretie, kunnen ernstige gevolgen hebben voor de economische groei en ontwikkeling van kustgebieden alsook voor zee-ecosystemen, hetgeen kan leiden tot een verslechtering van de toestand van het milieu, biodiversiteitsverlies en aantasting van ecosysteemdiensten. Bij het opstellen van maritieme ruimtelijke plannen dient terdege met deze verschillende pressiefactoren rekening te worden gehouden. Bovendien kunnen gezonde mariene ecosystemen en de vele diensten die zij leveren, mits deze in de planningsbesluiten worden meegenomen, substantiële voordelen opleveren op het stuk van voedselproductie, recreatie en toerisme, mitigatie van en adaptatie aan klimaatverandering, regulering van de kustlijndynamiek en rampenpreventie.

(14)

Ter bevordering van de duurzame groei van maritieme economieën, de duurzame ontwikkeling van mariene gebieden en het duurzame gebruik van natuurlijke mariene hulpbronnen, dient bij maritieme ruimtelijke planning een in artikel 1, lid 3, van Richtlijn 2008/56/EG bedoelde ecosysteemgerichte benadering te worden gehanteerd met als doel zeker te stellen dat de druk die door alle activiteiten gezamenlijk wordt veroorzaakt, beperkt blijft tot een met het bereiken van een goede milieutoestand verenigbaar niveau en dat het vermogen van de mariene ecosystemen om door de mens veroorzaakte veranderingen op te vangen niet in het gedrang komt, terwijl wordt bijgedragen aan het duurzame gebruik van mariene goederen en diensten door de huidige en toekomstige generaties. Daarnaast moet een ecosysteemgerichte benadering worden toegepast op een wijze die is afgestemd op de specifieke ecosystemen en andere bijzonderheden van de verschillende mariene regio’s en waarbij de werkzaamheden in het kader van de regionale zeeverdragen, welke voortbouwen op bestaande kennis en ervaringen, in overweging worden genomen. De benadering maakt tevens adaptief beheer mogelijk waardoor verfijning en verdere ontwikkeling zeker wordt gesteld naarmate ervaring en kennis, rekening houdend met de beschikbaarheid van gegevens en informatie over zeebekkens om deze aanpak uit te voeren, toeneemt. De lidstaten dienen het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen in acht te nemen, als uiteengezet in artikel 191, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

(15)

Maritieme ruimtelijke planning zal onder meer bijdragen tot het bereiken van de doelstellingen van Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad (9), Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad (10), Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad (11), Richtlijn 92/43/EEG van de Raad (12), Beschikking nr. 884/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad (13), Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (14), Richtlijn 2008/56/EG, onder verwijzing naar de mededeling van de Commissie van 3 mei 2011 met als titel „Onze levensverzekering, ons natuurlijk kapitaal: een EU-biodiversiteitsstrategie voor 2020”, de mededeling van de Commissie van 20 september 2011 met als titel „Stappenplan voor efficiënt hulpbronnengebruik in Europa”, de mededeling van de Commissie van 16 april 2013 met als titel „Een EU-strategie inzake aanpassing aan de klimaatverandering” en de mededeling van de Commissie van 21 januari 2009 met als titel „Strategische doelstellingen en aanbevelingen voor het zeevervoersbeleid van de EU tot 2018”, alsook, waar passend, de doelstellingen van het regionaal beleid van de Unie, inclusief strategieën voor specifieke zeebekkens en macroregionale strategieën.

(16)

Mariene activiteiten en kustactiviteiten zijn vaak nauw met elkaar verweven. Bij maritieme ruimtelijke planning moet rekening worden gehouden met de wisselwerkingen tussen land en zee teneinde het duurzame gebruik van de maritieme ruimte te bevorderen. Daarom kan maritieme ruimtelijke planning een zeer nuttige rol spelen bij het bepalen van richtsnoeren in verband met het duurzame en geïntegreerde beheer van menselijke activiteiten op zee, de instandhouding van het leefmilieu, de kwetsbaarheid van ecosystemen aan de kust, erosie en sociale en economische factoren. Maritieme ruimtelijke planning moet erop gericht zijn om de maritieme dimensie van bepaalde gebruiksfuncties of activiteiten aan de kust en de effecten daarvan te combineren, en uiteindelijk een geïntegreerde en strategische visie mogelijk te maken.

(17)

Deze kaderrichtlijn doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten op het gebied van ruimtelijke planning op land, waaronder systemen voor ruimtelijke planning van het vasteland vallen die worden gebruikt om het gebruik van land- en kustgebieden te plannen. Indien de lidstaten ruimtelijke planning van het vasteland op kustwateren of delen daarvan toepassen, mag deze richtlijn niet van toepassing te zijn op deze wateren.

(18)

Maritieme ruimtelijke planning moet de volledige cyclus bestrijken van het vaststellen van problemen en mogelijkheden, informatievergaring, planning, besluitvorming, uitvoering, herziening of actualisering, en bewaking van de uitvoering, en er dient bij maritieme ruimtelijke planning terdege rekening te worden gehouden met de wisselwerkingen tussen land en zee en de beste beschikbare kennis. Er dient optimaal gebruik te worden gemaakt van de mechanismen waarin bestaande of toekomstige wetgeving voorziet, met inbegrip van Besluit 2010/477/EU van de Commissie (15) en het „Mariene kennis 2020”-initiatief van de Commissie.

(19)

Maritieme ruimtelijke planning heeft vooral als doel duurzame ontwikkeling te bevorderen, het gebruik van maritieme ruimte voor verschillende gebruiksfuncties op zee in kaart te brengen en de verschillende gebruiksvormen van de ruimte en conflicten in mariene gebieden te beheren. Maritieme ruimtelijke planning is tevens gericht op het vaststellen en aanmoedigen van gebruik voor verschillende doeleinden, in overeenstemming met de desbetreffende nationale beleidsmaatregelen en wetgeving. Daartoe dienen de lidstaten er ten minste voor te zorgen dat één of meer planningsprocessen resulteren in een alomvattend plan waarin de verschillende gebruiksvormen van de maritieme ruimte zijn aangegeven, rekening houdend met langetermijnveranderingen als gevolg van klimaatverandering.

(20)

De lidstaten dienen overleg te plegen en hun plannen te coördineren met de relevante lidstaten en zij dienen samen te werken met de autoriteiten in derde landen in de betrokken mariene regio, in overeenstemming met de rechten en plichten van de betrokken lidstaten en derde landen uit hoofde van het Europees en internationaal recht. Doeltreffende grensoverschrijdende samenwerking tussen lidstaten onderling en met naburige derde landen vereist dat de bevoegde instanties in elke lidstaat worden geïdentificeerd. De lidstaten moeten bijgevolg de bevoegde instantie of instanties aanwijzen die verantwoordelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn. Gezien de verschillen tussen de onderscheiden mariene regio’s of subregio’s en kustgebieden is het niet wenselijk in deze richtlijn tot in de details de vorm te bepalen die deze samenwerkingsmechanismen zouden moeten aannemen.

(21)

Het beheer van mariene gebieden is complex en er zijn verschillende bestuurlijke niveaus, marktdeelnemers en andere belanghebbenden bij betrokken. Om op doeltreffende wijze duurzame ontwikkeling te bevorderen, is het van wezenlijk belang dat belanghebbenden, overheden en het publiek in een passende fase van de voorbereiding van maritieme ruimtelijke plannen in het kader van deze richtlijn worden geraadpleegd in overeenstemming met de relevante Uniewetgeving. Artikel 2, lid 2, van Richtlijn 2003/35/EG van het Europees Parlement en de Raad (16) geeft een goed voorbeeld van een regeling voor openbare raadpleging.

(22)

De lidstaten kunnen door middel van maritieme ruimtelijke plannen de administratieve lasten en kosten die aan hun acties ter uitvoering van andere relevante EU-wetgeving zijn verbonden, verminderen. De tijdschema’s voor maritieme ruimtelijke plannen dienen derhalve indien mogelijk overeen te stemmen met de tijdschema’s van andere relevante besluiten, met name: Richtlijn 2009/28/EG, die voorschrijft dat het aandeel van energie uit hernieuwbare bronnen in het bruto eindverbruik van energie in 2020 ten minste 20 % bedraagt en die de coördinatie van toestemmings-, certificerings- en vergunningsprocedures, met inbegrip van ruimtelijke planning, als een belangrijke bijdrage tot het bereiken van de streefcijfers van de Unie voor energie uit hernieuwbare bronnen aanmerkt; Richtlijn 2008/56/EG en deel A, punt 6, van de bijlage bij Besluit 2010/477/EU, die van de lidstaten verlangen dat zij het nodige doen om tegen 2020 een goede milieutoestand in het mariene milieu te bereiken of te handhaven en die maritieme ruimtelijke planning aanwijzen als een instrument ter ondersteuning van de ecosysteemgerichte benadering van het beheer van menselijke activiteiten die vereist is om een goede milieutoestand te bereiken; Beschikking nr. 884/2004/EG die voorschrijft dat er uiterlijk in 2020 een trans-Europees vervoersnet tot stand wordt gebracht door de integratie van de Europese infrastructuurnetwerken voor vervoer over land, ter zee en via de lucht.

(23)

Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad (17) stelt dat milieueffectbeoordelingen belangrijke instrumenten zijn voor het integreren van milieuoverwegingen in de voorbereiding en goedkeuring van plannen en programma’s. Als maritieme ruimtelijke plannen waarschijnlijk aanzienlijke milieueffecten meebrengen, vallen zij onder Richtlijn 2001/42/EG. Indien maritieme ruimtelijke plannen Natura 2000-gebieden omvatten, kan de milieueffectbeoordeling worden gecombineerd met de vereisten van artikel 6 van Richtlijn 92/43/EEG om overlapping te voorkomen.

(24)

Teneinde zeker te stellen dat maritieme ruimtelijke plannen zijn gebaseerd op betrouwbare gegevens en om extra administratieve lasten te vermijden, is het van essentieel belang dat de lidstaten gebruikmaken van de best beschikbare gegevens en informatie, door de relevante belanghebbenden aan te sporen informatie te delen en met gebruikmaking van bestaande instrumenten voor gegevensvergaring, bijvoorbeeld het instrumentarium dat is ontwikkeld in de context van het „Mariene kennis 2020”- initiatief en Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad (18).

(25)

De lidstaten moeten de Commissie kopieën van hun maritieme ruimtelijke plannen en iedere bijgewerkte versie daarvan toesturen om haar in staat te stellen de uitvoering van deze richtlijn te bewaken. De Commissie zal de door de lidstaten verstrekte informatie en de bestaande informatie die krachtens Uniewetgeving beschikbaar komt, gebruiken om het Europees Parlement en de Raad geïnformeerd te houden over de vooruitgang die bij de uitvoering van deze richtlijn wordt geboekt.

(26)

Een tijdige omzetting van deze richtlijn is van cruciaal belang, aangezien de EU een aantal beleidsinitiatieven heeft aangenomen die uiterlijk in 2020 moeten worden uitgevoerd en die middels deze richtlijn worden ondersteund en aangevuld.

(27)

Niet aan zee grenzende lidstaten zouden onevenredig en onnodig belast worden indien zij deze richtlijn moeten omzetten en uitvoeren. Deze lidstaten moeten derhalve worden vrijgesteld van de verplichting om deze richtlijn om te zetten en uit te voeren,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

1.   Deze richtlijn stelt een kader vast voor maritieme ruimtelijke planning dat erop gericht is de duurzame groei van maritieme economieën, de duurzame ontwikkeling van mariene gebieden en het duurzame gebruik van natuurlijke mariene hulpbronnen te bevorderen.

2.   Binnen het geïntegreerd maritiem beleid van de Unie voorziet dat kader in de vaststelling en uitvoering door de lidstaten van maritieme ruimtelijke planning, teneinde bij te dragen aan de in artikel 5 omschreven doelstellingen, waarbij rekening wordt gehouden met de wisselwerking tussen land en zee en betere grensoverschrijdende samenwerking, in overeenstemming met de desbetreffende bepaling van Unclos.

Artikel 2

Werkingssfeer

1.   Deze richtlijn is van toepassing op mariene wateren van de lidstaten, onverminderd andere wetgeving van de Unie. Zij is niet van toepassing op kustwateren of delen daarvan die onder de ruimtelijke planning op land van een lidstaat vallen, mits dit in de maritieme ruimtelijke plannen kenbaar is gemaakt.

2.   Deze richtlijn is niet van toepassing op activiteiten die uitsluitend de landsverdediging of de nationale veiligheid dienen.

3.   Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten om, met betrekking tot de mariene wateren, de reikwijdte en dekkingsgraad van hun maritieme ruimtelijke plannen te ontwerpen en vast te stellen. Deze richtlijn is niet van toepassing op ruimtelijke planning op het land.

4.   Deze richtlijn laat de soevereine rechten en jurisdictie van de lidstaten over de mariene wateren die voortvloeien uit het desbetreffende internationale recht, en in het bijzonder Unclos, onverlet. De toepassing van deze richtlijn heeft in het bijzonder geen invloed op het trekken en het afbakenen van zeegrenzen door de lidstaten overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van Unclos.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1.   „geïntegreerd maritiem beleid” (GMB): beleid van de Unie dat ten doel heeft een gecoördineerde en samenhangende besluitvorming te bevorderen om de duurzame ontwikkeling, de economische groei en de sociale samenhang van de lidstaten te maximaliseren, en in het bijzonder ten aanzien van de kust- en eilandgebieden en de ultraperifere regio’s in de Unie alsook de maritieme sectoren, door middel van een samenhangend maritiem beleid en internationale samenwerking op dat vlak;

2.   „maritieme ruimtelijke planning”: een proces in het kader waarvan de betreffende autoriteiten van de lidstaat menselijke activiteiten in mariene gebieden analyseren en organiseren om ecologische, economische en sociale doelstellingen te bereiken;

3.   „mariene regio”: de in artikel 4 van Richtlijn 2008/56/EG genoemde mariene regio;

4.   „mariene wateren”: de wateren met hun zeebodem en ondergrond als omschreven in artikel 3, punt 1, onder a), van Richtlijn 2008/56/EG en de kustwateren als omschreven in artikel 2, punt 7, van Richtlijn 2000/60/EG en hun zeebodem en ondergrond.

HOOFDSTUK II

MARITIEME RUIMTELIJKE PLANNING

Artikel 4

Vaststelling en uitvoering van maritieme ruimtelijke planning

1.   Elke lidstaat stelt maritieme ruimtelijke planning vast en voert deze uit.

2.   De lidstaten houden daarbij rekening met de wisselwerking tussen land en zee.

3.   Het hieruit voortvloeiende plan of de hieruit voortvloeiende plannen wordt respectievelijk worden ontwikkeld en opgesteld in overeenstemming met de door de lidstaten bepaalde institutionele en bestuursniveaus. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten om de vorm en de inhoud van dat plan of die plannen te ontwerpen en te bepalen.

4.   Maritieme ruimtelijke planning heeft ten doel bij te dragen aan de in artikel 5 genoemde doelstellingen en voldoet aan de in de artikelen 6 en 8 omschreven eisen.

5.   Bij de vaststelling van maritieme ruimtelijke planning houden de lidstaten terdege rekening met de bijzonderheden van de mariene regio’s, de relevante bestaande en toekomstige activiteiten en gebruiksfuncties en het effect daarvan op het milieu, alsook met de natuurlijke rijkdommen, en zij houden tevens rekening met de wisselwerking tussen land en zee.

6.   De lidstaten mogen bestaand nationaal beleid, bestaande nationale regelingen of bestaande nationale mechanismen, waarvan de invoering vóór de inwerkingtreding van deze richtlijn was voltooid of gaande was, gebruiken of daarop voortbouwen, mits deze in overeenstemming zijn met de eisen van deze richtlijn.

Artikel 5

Doelstellingen van maritieme ruimtelijke planning

1.   Bij de vaststelling en uitvoering van maritieme ruimtelijke planning houden de lidstaten rekening met economische, sociale en ecologische aspecten teneinde duurzame ontwikkeling en groei in de maritieme sector te ondersteunen, waarbij zij een ecosysteemgerichte benadering hanteren, en de co-existentie van relevante activiteiten en gebruiksfuncties te bevorderen.

2.   Door middel van hun maritieme ruimtelijke plannen beogen de lidstaten bij te dragen aan de duurzame ontwikkeling van energiesectoren op zee, van zeevervoer, en van de visserij- en aquacultuursectoren, en ook aan het behoud, de bescherming en de verbetering van het milieu, met inbegrip van de weerstand tegen effecten van klimaatverandering. lidstaten kunnen voorts andere doelstellingen nastreven, zoals de bevordering van duurzaam toerisme en de duurzame winning van grondstoffen.

3.   Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten om te bepalen hoe de verschillende doelstellingen worden weergeven en gewogen in hun maritieme ruimtelijke plan of plannen.

Artikel 6

Minimumeisen voor maritieme ruimtelijke planning

1.   De lidstaten stellen procedurele stappen vast om bij te dragen aan de in artikel 5 genoemde doelstellingen, en houden daarbij rekening met relevante activiteiten en gebruiksfuncties in mariene wateren.

2.   Daarbij moeten de lidstaten:

a)

rekening houden met de wisselwerking tussen land en zee;

b)

rekening houden met ecologische, economische en sociale aspecten, alsook met veiligheidsaspecten;

c)

ernaar streven de samenhang tussen maritieme ruimtelijke planning en het daaruit voortvloeiende plan of de daaruit voortvloeiende plannen en andere processen, zoals geïntegreerd kustbeheer of gelijkwaardige formele of informele processen, te bevorderen;

d)

de betrokkenheid van de belanghebbenden overeenkomstig artikel 9 garanderen;

e)

het gebruik van de best beschikbare gegevens organiseren overeenkomstig artikel 10;

f)

zorgen voor grensoverschrijdende samenwerking tussen de lidstaten overeenkomstig artikel 11;

g)

de samenwerking met derde landen bevorderen overeenkomstig artikel 12.

3.   Maritieme ruimtelijke plannen worden door de lidstaten herzien zoals door hen bepaald, maar ten minste elke tien jaar.

Artikel 7

De wisselwerking tussen land en zee

1.   Om rekening te houden met de wisselwerking tussen land en zee overeenkomstig artikel 4, lid 2, kunnen lidstaten gebruikmaken van andere formele of informele processen, zoals geïntegreerd kustbeheer, als dit geen onderdeel vormt van het proces van maritieme ruimtelijke planning als zodanig. Het resultaat wordt opgenomen in de maritieme ruimtelijke plannen van de lidstaten.

2.   Onverminderd artikel 2, lid 3, beogen de lidstaten door middel van hun maritieme ruimtelijke planning de samenhang van het daaruit voortvloeiende plan of de daaruit voortvloeiende plannen met andere relevante processen te bevorderen.

Artikel 8

Opstellen van maritieme ruimtelijke plannen

1.   Bij de vaststelling en uitvoering van maritieme ruimtelijke planning stellen de lidstaten maritieme ruimtelijke plannen op waarin de ruimtelijke en temporele verdeling van bestaande en toekomstige activiteiten en gebruiksfuncties in hun mariene wateren worden geïdentificeerd, teneinde bij te dragen aan de in artikel 5 omschreven doelstellingen.

2.   Daarbij nemen de lidstaten overeenkomstig artikel 2, lid 3, de relevante wisselwerkingen van activiteiten en gebruiksfuncties in aanmerking. Onverminderd de bevoegdheden van de lidstaten kunnen mogelijke activiteiten, gebruiksfuncties en belangen het volgende omvatten:

aquacultuurgebieden;

visgronden;

installaties en infrastructuren voor de exploratie, exploitatie en winning van aardolie, van aardgas en andere energiebronnen, van mineralen en van aggregaten, en voor de productie van energie uit hernieuwbare bronnen;

scheepvaartroutes en maritieme verkeersstromen;

militaire oefengebieden;

gebieden voor de instandhouding van de natuur en soorten, en beschermde gebieden;

gebieden waar grondstoffen worden gewonnen;

wetenschappelijk onderzoek;

de tracés van onderzeese kabels en pijpleidingen;

toeristische activiteiten;

cultureel erfgoed onder water.

Artikel 9

Publieksparticipatie

1.   De lidstaten voorzien in mogelijkheden voor publieksparticipatie door alle belanghebbende partijen te informeren en door de relevante belanghebbenden en autoriteiten en het publiek in kwestie in een vroeg stadium van de ontwikkeling van maritieme ruimtelijke plannen te raadplegen, overeenkomstig de relevante bepalingen van de wetgeving van de Unie.

2.   De lidstaten zorgen er tevens voor dat de desbetreffende belanghebbenden en autoriteiten en het publiek in kwestie toegang hebben tot de plannen, zodra ze zijn afgerond.

Artikel 10

Gebruik en uitwisseling van gegevens

1.   De lidstaten organiseren het gebruik van de best beschikbare gegevens en beslissen hoe ze de uitwisseling van informatie die noodzakelijk is voor maritieme ruimtelijke plannen organiseren.

2.   De in lid 1 bedoelde gegevens kunnen onder meer de volgende elementen omvatten:

a)

milieugerelateerde, maatschappelijke en economische gegevens die zijn vergaard in overeenstemming met wetgeving van de Unie met betrekking tot de in de artikel 8 bedoelde activiteiten;

b)

mariene fysische gegevens met betrekking tot het zeewater.

3.   Bij de uitvoering van lid 1 maken de lidstaten gebruik van de relevante instrumenten en hulpmiddelen, inclusief degene die al beschikbaar zijn in het kader van het GMB van de EU en ander EU-beleid op dit vlak, zoals genoemd in Richtlijn 2007/2/EG.

Artikel 11

Samenwerking tussen de lidstaten

1.   Als onderdeel van het planning- en beheerproces werken de lidstaten die aan mariene wateren grenzen samen met als doel de coherentie en coördinatie van de maritieme ruimtelijke plannen in de hele betrokken mariene regio te waarborgen. Bij die samenwerking wordt aandacht geschonken aan met name kwesties van transnationale aard.

2.   De in lid 1 bedoelde samenwerking wordt met name nagestreefd door:

a)

bestaande regionale institutionele samenwerkingsstructuren zoals regionale zeeverdragen; en/of

b)

netwerken of structuren van bevoegde instanties van de lidstaten; en/of

c)

elke andere methode die voldoet aan de voorschriften van lid 1, bijvoorbeeld in het kader van zeebekkenstrategieën.

Artikel 12

Samenwerking met derde landen

Lidstaten streven ernaar om indien mogelijk een samenwerking tot stand te brengen met derde landen bij hun maatregelen met betrekking tot maritieme ruimtelijke planning in de desbetreffende mariene regio’s, overeenkomstig het internationale recht en verdragen, bijvoorbeeld door middel van bestaande internationale fora of regionale institutionele samenwerking.

HOOFDSTUK III

TENUITVOERLEGGING

Artikel 13

Bevoegde autoriteiten

1.   Elke lidstaat wijst de instantie of instanties aan die bevoegd is of zijn voor de uitvoering van deze richtlijn.

2.   De lidstaten verstrekken de Commissie een lijst van die bevoegde instanties alsmede de in de bijlage vermelde gegevens.

3.   De lidstaten stellen de Commissie in kennis van alle wijzigingen in de overeenkomstig lid 1 verstrekte informatie, binnen zes maanden nadat die wijziging van kracht is geworden.

Artikel 14

Monitoring en rapportage

1.   De lidstaten sturen de Commissie en andere betrokken lidstaten kopieën van de maritieme ruimtelijke plannen, met inbegrip van de relevante bestaande toelichtingen over de tenuitvoerlegging van deze richtlijn, en alle latere bijgewerkte versies, en wel binnen drie maanden na de publicatie ervan.

2.   De Commissie dient uiterlijk een jaar na de termijn voor de vaststelling van de maritieme ruimtelijke plannen en elke vier jaar daarna bij het Europees Parlement en de Raad een voortgangsverslag in waarin de bij de uitvoering van deze richtlijn geboekte vooruitgang wordt geschetst.

HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 15

Omzetting

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 18 september 2016 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De in artikel 13, lid 1, bedoelde instantie of instanties wordt of worden uiterlijk op 18 september 2016 aangewezen.

3.   De in artikel 4 bedoelde maritieme ruimtelijke plannen worden zo snel mogelijk vastgesteld, maar uiterlijk op 31 maart 2021.

4.   De verplichting om deze richtlijn om te zetten en uit te voeren, geldt niet voor lidstaten die niet aan zee grenzen.

Artikel 16

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 17

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 23 juli 2014.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

S. GOZI


(1)  PB C 341 van 21.11.2013, blz. 67.

(2)  PB C 356 van 5.12.2013, blz. 124.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 17 april 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 23 juli 2014.

(4)  Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (hierna de „kaderrichtlijn mariene strategie”) (PB L 164 van 25.6.2008, blz. 19).

(5)  Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2011 tot vaststelling van een programma ter ondersteuning van de verdere ontwikkeling van een geïntegreerd maritiem beleid (PB L 321 van 5.12.2011, blz. 1).

(6)  Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 149 van 20.5.2014, blz. 1).

(7)  Aanbeveling 2002/413/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2002 betreffende de uitvoering van een geïntegreerd beheer van kustgebieden in Europa (PB L 148 van 6.6.2002, blz. 24).

(8)  Besluit 2010/631/EU van de Raad van 13 september 2010 betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van het Protocol inzake het geïntegreerd beheer van kustgebieden in het Middellandse Zeegebied bij het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu en de kustgebieden van de Middellandse Zee (PB L 279 van 23.10.2010, blz. 1).

(9)  Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2011/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16).

(10)  Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59).

(11)  Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7).

(12)  Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).

(13)  Beschikking nr. 884/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende wijziging van Beschikking nr. 1692/96/EG betreffende communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnet (PB L 167 van 30.4.2004, blz. 1).

(14)  Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).

(15)  Besluit 2010/477/EU van de Commissie van 1 september 2010 tot vaststelling van criteria en methodologische standaarden inzake de goede milieutoestand van mariene wateren (PB L 232 van 2.9.2010, blz. 14).

(16)  Richtlijn 2003/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 tot voorziening in inspraak van het publiek in de opstelling van bepaalde plannen en programma’s betreffende het milieu en, met betrekking tot inspraak van het publiek en toegang tot de rechter, tot wijziging van de Richtlijnen 85/337/EEG en 96/61/EG van de Raad (PB L 156 van 25.6.2003, blz. 17).

(17)  Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma’s (PB L 197 van 21.7.2001, blz. 30).

(18)  Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (Inspire) (PB L 108 van 25.4.2007, blz. 1).


BIJLAGE

BEVOEGDE INSTANTIES

1.

Naam en adres van de bevoegde instantie of instanties — officiële naam en officieel adres van de aangewezen bevoegde instantie/instanties.

2.

Rechtsvorm — beknopte omschrijving van de rechtsvorm van de bevoegde instantie of instanties.

3.

Verantwoordelijkheden — beknopte omschrijving van de juridische en administratieve verantwoordelijkheden van de bevoegde instantie of instanties en van haar of hun rol ten aanzien van de betrokken mariene wateren.

4.

Samenstelling — indien de bevoegde instantie of instanties optreedt/optreden als coördinerend orgaan voor andere bevoegde instanties, is een lijst van die organisaties vereist, evenals een samenvatting van de institutionele verhoudingen die met het oog op de coördinatie zijn vastgesteld.

5.

Regionale coördinatie — er is een samenvatting vereist van de mechanismen die zijn ingesteld met het oog op de coördinatie tussen lidstaten wier onder deze richtlijn vallende mariene wateren deel uitmaken van dezelfde mariene regio of subregio.


Top