Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32014L0051

    Richtlijn 2014/51/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot wijziging van de Richtlijnen 2003/71/EG en 2009/138/EG, alsmede de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010 wat de bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) betreft

    PB L 153 van 22/05/2014, p. 1–61 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2014/51/oj

    22.5.2014   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 153/1


    RICHTLIJN 2014/51/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    van 16 april 2014

    tot wijziging van de Richtlijnen 2003/71/EG en 2009/138/EG, alsmede de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010 wat de bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) betreft

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 50, 53, 62 en 114,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

    Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (1),

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

    Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    De financiële crisis in 2007 en 2008 heeft grote tekortkomingen in het financiële toezicht aan het licht gebracht, zowel wat het toezicht op afzonderlijke instellingen als wat het toezicht op het financiële systeem als geheel betreft. De toezichtmodellen op nationale grondslag zijn niet meer afgestemd op de financiële mondialisering en de geïntegreerde en onderling verweven Europese financiële markten, waarin vele financiële instellingen grensoverschrijdend opereren. De crisis heeft tekortkomingen in de samenwerking, coördinatie, consistente toepassing van het recht van de Unie en het vertrouwen tussen de bevoegde nationale toezichthouders aan het licht gebracht.

    (2)

    In verscheidene resoluties die vóór en tijdens de financiële crisis zijn aangenomen heeft het Europees Parlement aangedrongen op de ontwikkeling van een meer geïntegreerd Europees toezicht om voor alle marktdeelnemers op het niveau van de Unie werkelijk gelijke concurrentievoorwaarden te scheppen, en op een toezicht dat afgestemd is op de toenemende integratie van de financiële markten binnen de Unie, in het bijzonder in zijn resoluties van 13 april 2000 over de Mededeling van de Commissie inzake de tenuitvoerlegging van het kader voor financiële markten: een actieplan van 21 november 2002 over de regels inzake bedrijfseconomisch toezicht in de Europese Unie, van 11 juli 2007 over het beleid op het gebied van financiële diensten (2005-2010) — Witboek, van 23 september 2008 met aanbevelingen aan de Commissie inzake hedgefondsen en private equity, en van 9 oktober 2008 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende de Lamfalussy follow-up: de toekomstige toezichtstructuur, en in zijn standpunten van 22 april 2009 over het gewijzigde voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II), en van 23 april 2009 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad over ratingbureaus.

    (3)

    In november 2008 heeft de Commissie een groep op hoog niveau onder voorzitterschap van Jacques de Larosière opdracht gegeven aanbevelingen op te stellen over de wijze waarop de Europese toezichtregelingen kunnen worden versterkt met het oog op een betere bescherming van de burgers en het herstel van het vertrouwen in het financiële systeem. In zijn eindverslag van 25 februari 2009 („verslag-de Larosière”) formuleerde de groep op hoog niveau de aanbeveling dat het toezichtkader moet worden versterkt om het risico en de ernst van toekomstige financiële crises terug te dringen. De groep op hoog niveau heeft aanbevolen de toezichtstructuur voor de financiële sector in de Unie ingrijpend te hervormen. In het verslag-de Larosière werd tevens de oprichting aanbevolen van een Europees Systeem van financiële toezichthouders, bestaande uit drie Europese toezichthoudende autoriteiten, één voor de banksector, één voor de effectensector en één voor de sectoren verzekeringen en bedrijfspensioenen, alsmede van een Europees Comité voor systeemrisico's.

    (4)

    Alleen bij financiële stabiliteit kan de reële economie zorgen voor banen, krediet en groei. De financiële crisis heeft grote tekortkomingen aan het licht gebracht in het financiële toezicht, dat er niet in is geslaagd te anticiperen op de negatieve macroprudentiële ontwikkelingen en te voorkomen dat buitensporige risico's binnen het financiële systeem zich opstapelen.

    (5)

    De Europese Raad heeft in zijn conclusies van 18 en 19 juni 2009 aanbevolen een Europees Systeem van financiële toezichthouders, bestaande uit drie nieuwe Europese toezichthoudende autoriteiten, op te richten. Tevens werd aanbevolen dat het systeem gericht moet zijn op het verbeteren van de kwaliteit en de consistentie van het nationale toezicht, het versterken van de controle op grensoverschrijdende groepen en het opstellen van een Europees eenvormig regelboek die op alle financiële instellingen op de interne markt van toepassing is. De Raad benadrukte dat de Europese toezichthoudende autoriteiten (de ETA's) ook toezichtbevoegdheden ten aanzien van ratingbureaus moeten krijgen en verzocht de Commissie concrete voorstellen voor te bereiden over de wijze waarop het Europese Systeem van financiële toezichthouders (European System of Financial Supervision — „ESFS”) een sterke rol kan spelen in crisissituaties.

    (6)

    In 2010 hebben het Europees Parlement en de Raad drie voorstellen voor verordeningen tot oprichting van de ETA's aangenomen: Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (4) tot oprichting van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad (5) tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) (European Insurance and Occupational Pensions Authority — „EIOPA”), en Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (6) tot oprichting van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) (European Securities and Markets Authority — „ESMA”), die deel uitmaken van het ESFS.

    (7)

    Opdat het ESFS doeltreffend kan functioneren, zijn wijzigingen in de wetgevingshandelingen van de Unie op de werkterreinen van de drie betrokken ETA's vereist. Deze wijzigingen betreffen de omschrijving van de reikwijdte van bepaalde bevoegdheden van de ETA's en de inpassing van bepaalde bevoegdheden in bestaande processen die in de desbetreffende wetgevingshandelingen van de Unie zijn vastgelegd, alsook wijzigingen om een vlotte en efficiënte werking van de ETA's in de context van het ESFS te waarborgen.

    (8)

    De oprichting van de drie ETA's dient daarom vergezeld te gaan van de opstelling van een eenvormig regelboek om consistente harmonisatie en eenvormige toepassing te waarborgen en zo bij te dragen tot een nog efficiëntere werking van de interne markt en een doeltreffendere uitvoering van het microprudentiële toezicht. In de verordeningen tot oprichting van het ESFS is bepaald dat de ETA's voorstellen voor technische normen kunnen uitwerken voor de gebieden die specifiek in de desbetreffende wetgeving zijn vastgelegd. Deze voorstellen voor technische normen moeten vervolgens aan de Commissie worden voorgelegd voor de vaststelling ervan door middel van gedelegeerde handelingen of uitvoeringshandelingen overeenkomstig de artikelen 290 en 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). In Richtlijn 2010/78/EU van het Europees Parlement en de Raad (7) is een eerste reeks van deze gebieden vastgesteld, en nu moet in deze richtlijn een volgende reeks gebieden worden vastgesteld, in het bijzonder voor de Richtlijnen 2003/71/EG en 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad (8), alsmede voor Verordening (EG) 1060/2009 van het Europees Parlement en de Raad (9) en Verordeningen (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010.

    (9)

    In de desbetreffende wetgevingshandelingen dienen de gebieden te worden afgebakend waarop de ETA's gemachtigd zijn voorstellen voor technische normen op te stellen en dient te worden bepaald hoe deze normen moeten worden vastgesteld. In het geval van gedelegeerde handelingen moeten in de toepasselijke wetgevingshandelingen de in artikel 290 VWEU omschreven elementen, voorwaarden en specificaties worden vastgesteld.

    (10)

    Bij de vaststelling van gebieden voor technische normen moet een passend evenwicht worden nagestreefd tussen het ontwikkelen van een uniforme set geharmoniseerde regels en het voorkomen van onnodig ingewikkelde regelgeving en handhaving. Er dient uitsluitend te worden geopteerd voor gebieden waar consistente technische regels aanmerkelijk en doeltreffend zullen bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de relevante wetgevingshandelingen, waarbij gewaarborgd wordt dat het Europees Parlement, de Raad en de Commissie hun beleidsbeslissingen overeenkomstig hun gebruikelijke procedures nemen.

    (11)

    De gebieden waarvoor technische normen kunnen worden opgesteld, moeten werkelijk technisch van aard zijn en voor de ontwikkeling ervan moet de expertise van toezichtdeskundigen nodig zijn. Technische reguleringsnormen, overeenkomstig artikel 290 VWEU die in de vorm van gedelegeerde handelingen worden vastgesteld, dienen ertoe de voorwaarden voor een consistente harmonisatie van de regels die in de door het Europees Parlement en de Raad goedgekeurde wetgevingshandelingen zijn vervat, verder te ontwikkelen, te specificeren en te bepalen door het aanvullen of wijzigen van bepaalde niet-essentiële onderdelen ervan. Tegelijkertijd dienen technische uitvoeringsnormen, die, overeenkomstig artikel 291 VWEU in de vorm van wetgevingshandelingen worden vastgesteld, de voorwaarden te bepalen voor de eenvormige toepassing van wettelijk bindende handelingen van de Unie. Technische normen mogen geen beleidskeuzen inhouden.

    (12)

    In het geval van technische reguleringsnormen is het passend gebruik te maken van de procedure als bepaald in de artikelen 10 tot en met 14 van, naargelang van toepassing, Verordening (EU) nr. 1093/2010, Verordening (EU) nr. 1094/2010 en Verordening (EU) nr. 1095/2010. Technische uitvoeringsnormen dienen te worden vastgesteld volgens de procedure als bepaald in artikel 15 van, naargelang van toepassing, Verordening (EU) nr. 1093/2010, Verordening (EU) nr. 1094/2010 en Verordening (EU) nr. 1095/2010.

    (13)

    Technische regulerings- en uitvoeringsnormen moeten bijdragen tot een uniforme set regels inzake financiële diensten, zoals is onderschreven door de Europese Raad in zijn conclusies van juni 2009. Voor zover bepaalde voorschriften in wetgevingshandelingen van de Unie niet volledig geharmoniseerd zijn, mogen, overeenkomstig het voorzorgsbeginsel in het toezicht, technische regulerings- en uitvoeringsnormen ter ontwikkeling, specificering of bepaling van de toepassingsvoorwaarden van deze voorschriften de lidstaten niet beletten extra informatie te verlangen of strengere voorschriften vast te stellen. Derhalve moeten technische regulerings- en uitvoeringsnormen de lidstaten op bepaalde gebieden de mogelijkheid bieden om aanvullende informatie te verlangen of strengere voorschriften vast te stellen, wanneer deze wetgevingshandelingen een dergelijke beslissingsruimte laten.

    (14)

    Overeenkomstig de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010 moeten de ETA's, alvorens technische regulerings- en uitvoeringsnormen aan de Commissie voor te leggen, zo nodig openbare raadplegingen hierover houden en de potentiële kosten en baten ervan analyseren.

    (15)

    Technische regulerings- en uitvoeringsnormen dienen overgangsmaatregelen met passende termijnen te kunnen omvatten wanneer de kosten van onmiddellijke uitvoering buitensporig zouden zijn in vergelijking met de baten ervan.

    (16)

    Op het moment van vaststelling van deze richtlijn zijn de werkzaamheden met betrekking tot de voorbereiding van en het overleg over de eerste reeks maatregelen tot uitvoering van de kaderregels uit hoofde van Richtlijn 2009/138/EG in volle gang. Om deze maatregelen snel af te kunnen ronden, is het passend om de Commissie gedurende een overgangsperiode toe te staan de technische reguleringsnormen van deze richtlijn vast te stellen volgens de procedure voor de vaststelling van gedelegeerde handelingen. Eventuele wijzigingen in deze gedelegeerde handelingen of — na het verstrijken van de overgangsperiode — eventuele nieuwe technische reguleringsnormen ter uitvoering van Richtlijn 2009/138/EG moeten worden goedgekeurd overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

    (17)

    Voorts is het passend de EIOPA toe te staan na een overgangsperiode van twee jaar aanpassingen voor te stellen van een aantal gedelegeerde handelingen in de vorm van technische reguleringsnormen. Deze aanpassingen moeten worden beperkt tot de technische aspecten van de betreffende gedelegeerde handelingen en mogen geen strategische beslissingen of beleidskeuzes inhouden.

    (18)

    Wanneer de EIOPA technische reguleringsnormen voorbereidt en opstelt voor de aanpassing van gedelegeerde handelingen aan technische ontwikkelingen op de financiële markten, moet de Commissie ervoor zorgen dat de informatie over de reikwijdte van deze voorstellen voor technische reguleringsnormen gelijktijdig, tijdig en op adequate wijze wordt toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad.

    (19)

    Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010 voorzien in een mechanisme om meningsverschillen tussen nationale toezichthoudende autoriteiten te schikken. Wanneer een nationale toezichthoudende autoriteit in procedureel of inhoudelijk opzicht van mening verschilt over door een andere nationale toezichthoudende autoriteit genomen/niet genomen maatregel op gebieden bepaald in de wetgevingshandelingen van de Unie overeenkomstig die verordeningen, en de desbetreffende wetgevingshandeling samenwerking, coördinatie of gezamenlijke besluitvorming door de nationale toezichthoudende autoriteiten van meer dan een lidstaat vereist, moet de betrokken ETA, op verzoek van een van de betrokken toezichthoudende autoriteiten, de autoriteiten kunnen bijstaan bij het bereiken van overeenstemming binnen de tijdslimiet die bepaald is door de ETA, die daarbij rekening houdt met eventuele relevante tijdslimieten in de desbetreffende wetgeving en met de dringendheid en complexiteit van het geschil. Indien een dergelijk geschil voortduurt, moet de ETA de kwestie kunnen schikken.

    (20)

    In Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010 is bepaald dat de gevallen waarin het mechanisme voor de schikking van geschillen tussen nationale toezichthoudende autoriteiten kan worden toegepast, in de sectorale wetgeving moeten worden gespecificeerd. De onderhavige richtlijn moet een eerste reeks van dergelijke gevallen in de verzekerings- en herverzekeringssector afbakenen, waarbij het mogelijk moet blijven om in de toekomst andere gevallen toe te voegen. De onderhavige richtlijn mag er niet aan in de weg staan dat de ETA's overeenkomstig andere bevoegdheden handelen of in Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010 omschreven taken vervullen, met inbegrip van niet-bindende bemiddeling en het bijdragen tot een consistente, efficiënte en effectieve toepassing van het recht van de Unie. Op gebieden waarvoor het desbetreffende recht reeds in één of andere vorm van niet-bindende bemiddeling voorziet of waarvoor tijdslimieten zijn vastgesteld voor gezamenlijke besluiten die door een of meer nationale toezichthoudende autoriteiten moeten worden genomen, zijn er bovendien wijzigingen nodig, niet alleen om ervoor te zorgen dat de procedure voor het nemen van een gemeenschappelijk besluit duidelijk is en zo min mogelijk wordt verstoord, maar ook om te garanderen dat, waar nodig, de ETA's meningsverschillen moeten kunnen schikken. De bindende procedure voor het schikken van geschillen is erop gericht oplossingen te vinden in situaties waarin de nationale toezichthoudende autoriteiten het niet eens kunnen worden over procedurele of inhoudelijke vraagstukken met betrekking tot de naleving van het recht van de Unie.

    (21)

    In de onderhavige richtlijn moeten derhalve situaties worden aangewezen waarin procedurele of inhoudelijke kwesties met betrekking tot de naleving van het recht van de Unie eventueel moeten worden opgelost en de nationale toezichthoudende autoriteiten mogelijk niet in staat zijn om zelf tot een oplossing te komen. In een dergelijke situatie moet een van de betrokken nationale toezichthoudende autoriteiten de kwestie aan de betrokken ETA kunnen voorleggen. Deze ETA dient op te treden overeenkomstig haar oprichtingsverordening en deze richtlijn. Teneinde de kwestie te schikken en de naleving van het recht van de Unie te waarborgen, moeten de betrokken nationale toezichthoudende autoriteiten, met bindende werking voor de betrokken toezichthoudende autoriteiten, deze kunnen verzoeken bepaalde maatregelen te nemen of het treffen van bepaalde maatregelen na te laten. In gevallen waarin de toepasselijke wetgevingshandeling van de Unie de lidstaten discretionaire bevoegdheden verleent, mogen de door een ETA genomen besluiten geen beletsel vormen voor de uitoefening van discretionaire bevoegdheden door de nationale toezichthoudende autoriteiten, wanneer die uitoefening in overeenstemming is met het recht van de Unie.

    (22)

    Richtlijn 2009/138/EG voorziet in gezamenlijke besluiten ten aanzien van de goedkeuring van aanvragen voor gebruikmaking van een intern model op het niveau van groepen en dochterondernemingen, van de goedkeuring van aanvragen om een dochteronderneming te laten vallen onder de artikelen 238 en 239 van die richtlijn, en in de keuze van de groepstoezichthouder op een andere basis dan de in artikel 247 van die richtlijn bepaalde criteria. Op elk van deze gebieden dient via een wijziging duidelijk te worden aangegeven dat in geval van een meningsverschil de EIOPA het meningsverschil mag schikken volgens de in Verordening (EU) nr. 1094/2010 omschreven procedure. Deze benadering maakt duidelijk dat de door de EIOPA genomen besluiten geen beletsel mogen vormen voor de uitoefening van discretionaire bevoegdheden door de nationale toezichthoudende autoriteiten, maar dat het wel mogelijk moet zijn om meningsverschillen te schikken en de samenwerking te versterken voordat een definitief besluit wordt genomen door de nationale toezichthoudende autoriteit of aan een instelling wordt meegedeeld. De EIOPA dient meningsverschillen te schikken door te bemiddelen tussen de tegenstrijdige standpunten van de nationale toezichthoudende autoriteiten.

    (23)

    In de door het ESFS opgezette nieuwe toezichtsstructuur zullen de nationale toezichthoudende autoriteiten nauw met de ETA's moeten samenwerken. Wijzigingen in de desbetreffende wetgevingshandelingen moeten waarborgen dat er geen wettelijke obstakels bestaan voor de informatie-uitwisselingsverplichtingen van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010 en dat de verstrekking van gegevens niet leidt tot een onnodige administratieve last.

    (24)

    Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen mogen alleen worden verplicht om die informatie aan hun nationaal toezichthoudende autoriteiten te verstrekken die relevant is voor de uitoefening van het toezicht, rekening houdend met de doelstellingen van het toezicht als vastgelegd in Richtlijn 2009/138/EG. Informatie over een volledige lijst van activa die gespecificeerd per item moet worden verstrekt en andere informatie die moet worden verstrekt met een frequentie van minder dan een jaar mag alleen worden verlangd wanneer de aanvullende kennis die de nationale toezichthoudende autoriteiten hieruit verkrijgen voor de bewaking van de financiële gezondheid van ondernemingen of de afweging van mogelijke gevolgen van hun beslissingen op de financiële stabiliteit opweegt tegen de lasten van het berekenen en indienen van die informatie. Na beoordeling van de aard, omvang en complexiteit van de risico's die inherent zijn aan het bedrijfsactiviteiten van de onderneming moeten de nationale toezichthoudende autoriteiten de bevoegdheid hebben om beperkingen toe te staan wat betreft frequentie en omvang van de te rapporteren informatie of de onderneming vrij te stellen van rapportage per item, mits die onderneming niet specifieke drempels overschrijdt. Er moet voor worden gezorgd dat de kleinste ondernemingen in aanmerking komen voor beperkingen en vrijstelling en dat deze ondernemingen niet meer dan 20 % van de markt van levens- en schadeverzekeringen en van de markt van herverzekeringen van een lidstaat uitmaken.

    (25)

    Om ervoor te zorgen dat de informatie die door de deelnemende verzekerings- en herverzekeringsondernemingen of verzekeringsholdings op het niveau van de groep wordt gerapporteerd juist en volledig is, moeten de nationale toezichthoudende autoriteiten geen beperkingen toestaan op de te verstrekken informatie noch vrijstelling van de rapportage per item voor ondernemingen die behoren tot een groep, tenzij de nationaal toezichthoudende instantie ervan overtuigd is dat dergelijke rapportage misplaatst zou zijn gezien de aard, omvang en complexiteit van de risico's die inherent zijn aan de bedrijfsactiviteiten van de groep.

    (26)

    Op gebieden waarop de Commissie momenteel krachtens Richtlijn 2009/138/EG bevoegd is om uitvoeringsmaatregelen vast te stellen, ingeval deze maatregelen niet-wetgevingshandelingen van algemene strekking zijn ter aanvulling of wijziging van bepaalde niet-essentiële onderdelen van die richtlijn in de zin van artikel 290 VWEU, dient aan de Commissie de bevoegdheid te worden toegekend om overeenkomstig dat artikel gedelegeerde handelingen of overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 technische reguleringsnormen vast te stellen.

    (27)

    Om ervoor te zorgen dat dezelfde behandeling wordt toegepast op alle verzekerings- en herverzekeringsondernemingen bij de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste (SCR) overeenkomstig Richtlijn 2009/138/EG op basis van de standaardformule, of om rekening te houden met marktontwikkelingen moet de Commissie de bevoegdheid hebben om gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de berekening van de SCR op basis van de standaardformule.

    (28)

    Wanneer risico's onvoldoende worden gedekt door een ondermodule, moet de EIOPA de bevoegdheid hebben om ontwerpen van technische reguleringsnormen op te stellen met betrekking tot kwantitatieve beperkingen en criteria voor de bepaling van de in aanmerking komende activa voor het SCR op basis van de standaardformule.

    (29)

    Met het oog op een consistente berekening van technische voorzieningen door verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in het kader van Richtlijn 2009/138/EG, moet een centraal orgaan bepaalde technische informatie met betrekking tot de relevante risicovrije rentetermijnstructuur op regelmatige basis verzamelen, publiceren en bijwerken, rekening houdend met de op de financiële markt waargenomen ontwikkelingen. De wijze waarop de relevante risicovrije rentetermijnstructuur wordt bepaald, dient transparant te zijn. Gezien het verzekeringstechnische karakter van deze taken moeten zij uitgevoerd worden door de EIOPA.

    (30)

    De relevante risicovrije rentetermijnstructuur moet kunstmatige volatiliteit van technische voorzieningen en in aanmerking komend eigen vermogen vermijden en een stimulans zijn voor een goed risicobeheer. De keuze van het uitgangspunt voor de extrapolatie van risicovrije rentetarieven moet ondernemingen in staat stellen kasstromen die bij de berekening van de beste schatting worden verdisconteerd met niet-geëxtrapoleerde rentetarieven tegen obligaties te matchen. Onder marktomstandigheden die vergelijkbaar zijn met die welke gelden op de datum van de inwerkintreding van deze richtlijn, dient als uitgangspunt voor de extrapolatie van risicovrije rentetarieven, in het bijzonder voor de euro, een looptijd van 20 jaar te worden aangehouden. Onder marktomstandigheden die vergelijkbaar zijn met die welke gelden op de datum van de inwerkintreding van deze richtlijn, moet het geëxtrapoleerde deel van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur, in het bijzonder voor de euro, op zodanige wijze naar de ultimate forward rate convergeren dat voor looptijden van 40 jaar na het uitgangspunt van de extrapolatie de geëxtrapoleerde termijntarieven niet meer dan drie basispunten verschillen van de ultimate forward rate. Voor andere valuta dan de euro moeten de kenmerken van de lokale obligatie- en swapmarkten in aanmerking worden genomen bij het bepalen van het uitgangspunt voor de extrapolatie van de risicovrije rentetarieven en de adequate convergentieperiode met betrekking tot de ultimate forward rate.

    (31)

    Wanneer verzekerings- en herverzekeringsondernemingen obligaties of andere activa met vergelijkbare kasstroomkenmerken tot het einde van de looptijd aanhouden, worden ze niet blootgesteld aan het risico van veranderende spreads op deze activa. Om te vermijden dat veranderingen van activaspreads van invloed zijn op het bedrag van het eigen vermogen van de betrokken ondernemingen, moet hen worden toegestaan om de relevante risicovrije rentetermijnstructuur aan te passen voor de berekening van de beste schatting in overeenstemming met de fluctuaties van hun activaspreads. De toepassing van een dergelijke matchingopslag moet worden onderworpen aan goedkeuring door toezichthouders, en strenge eisen ten aanzien van de activa en passiva moeten ervoor zorgen dat de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen hun activa tot het einde van de looptijd kunnen aanhouden. Met name de kasstromen van de activa en passiva moeten worden gematched, en activa mogen alleen worden vervangen met het oog op het behoud van de matching wanneer de verwachte kasstromen wezenlijk zijn veranderd, zoals in het geval van een afwaardering of niet-aflossing van een obligatie. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen moeten het effect van de matchingopslag op hun financiële positie openbaar maken om voldoende transparantie te waarborgen.

    (32)

    Om procyclisch investeringsgedrag te voorkomen moet verzekerings- en herverzekeringsondernemingen worden toegestaan om de relevante risicovrije rentetermijnstructuur aan te passen voor de berekening van de beste schatting van technische voorzieningen om het effect van overdrijvingen van obligatiespreads af te zwakken. Een dergelijke volatiliteitsaanpassing moet gebaseerd zijn op referentieportefeuilles voor de relevante valuta's van die ondernemingen en, waar nodig voor de waarborging van de representativiteit, op referentieportefeuilles voor nationale verzekeringsmarkten. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen moeten het effect van de volatiliteitsaanpassing op hun financiële positie openbaar maken om voldoende transparantie te waarborgen.

    (33)

    Gezien het belang van discontering voor de berekening van technische voorzieningen, moet Richtlijn 2009/138/EG zorgen voor eenvormige voorwaarden voor de keuze van het discontovoeten door verzekerings- en herverzekeringsondernemingen. Om dergelijke eenvormige voorwaarden te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Met het oog hierop moeten relevante risicovrije rentetermijnstructuren voor de berekening van de beste schatting, fundamentele spreads voor de berekening van de matchingopslag en van de volatiliteitsaanpassingen worden vastgesteld in uitvoeringshandelingen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (10). In die uitvoeringshandelingen moet gebruik worden gemaakt van technische informatie afkomstig van en bekendgemaakt door de EIOPA. Voor de vaststelling van deze uitvoeringshandelingen moet de raadplegingsprocedure worden toegepast.

    (34)

    De Commissie moet onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vaststellen indien dit, in naar behoren gemotiveerde gevallen die verband houden met de relevante risicovrije rentetermijnstructuur, om dwingende redenen van urgentie vereist is.

    (35)

    Om overmatige potentiële procyclische effecten af te zwakken moet de periode voor herstel van naleving van het SCR worden verlengd in uitzonderlijk ongunstige omstandigheden, zoals een scherpe daling op de financiële markten, een omgeving met een aanhoudende lage rentevoet en rampen met grote gevolgen, die een impact hebben op verzekerings- en herverzekeringsondernemingen met een belangrijk marktaandeel of hieraan gerelateerde branches. De EIOPA dient verantwoordelijk te zijn voor het verklaren dat er sprake is van uitzonderlijk ongunstige omstandigheden en aan de Commissie dient de bevoegdheid te worden toegekend om door middel van gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen maatregelen te nemen voor het vaststellen van criteria en de toepasselijke procedures.

    (36)

    In het kader van de matchingopslag van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur die krachtens deze richtlijn wordt verstrekt, dient het vereiste om de portefeuille van verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen waarop de matchingopslag wordt toegepast en de gereserveerde vermogensportefeuille afzonderlijk van andere activiteiten van de ondernemingen te identificeren, te organiseren en te beheren, en deze niet te gebruiken voor het opvangen van uit andere activiteiten van de ondernemingen voortkomende verliezen, in economische zin te worden begrepen. Dit mag geen verplichting inhouden voor de lidstaten om een juridisch concept van een afgezonderd fonds in de nationale wetgeving te hebben. Ondernemingen die de matchingopslag gebruiken moeten de portefeuille van activa en verplichtingen gescheiden van andere delen van de bedrijfsactiviteiten aanmerken, organiseren en beheren en het mag hen daarom niet worden toegestaan om risico's elders in het bedrijf met behulp van de toegewezen activaportefeuille te dekken. Enerzijds is zo een efficiënt portefeuillebeheer mogelijk, anderzijds moeten de verminderde overdraagbaarheid en ruimte voor diversificatie tussen de gereserveerde portefeuille en het overige deel van de onderneming, voor de toepassing van de matchingopslag, worden weerspiegeld in aanpassingen van het eigen vermogen en het SCR.

    (37)

    De spread op de in deze richtlijn genoemde referentieportefeuille moet op transparante wijze worden vastgesteld op basis van relevante indices, indien beschikbaar.

    (38)

    Om te zorgen voor een transparante toepassing van de volatiliteitsaanpassing, de matchingopslag en de overgangsmaatregelen op risicovrije interestvoeten en op technische voorzieningen uit hoofde van deze richtlijn, moeten verzekerings- en herverzekeringsondernemingen het effect van het niet-toepassen van deze maatregelen op hun financiële positie openbaar maken, met inbegrip van het effect op het bedrag van de technische voorzieningen, het SCR, het minimumkapitaalvereiste (Minimum Capital Requirement — MCR) overeenkomstig Richtlijn 2009/138/EG, het kernvermogen en de bedragen van het eigen vermogen die in aanmerking komen om het MCR en het SCR te dekken.

    (39)

    De lidstaten dienen in hun nationale wetgeving de mogelijkheid te hebben om aan hun nationaal toezichthoudende autoriteiten de bevoegdheid toe te kennen het gebruik van de volatiliteitsaanpassing toe te staan, en in uitzonderlijke omstandigheden af te wijzen.

    (40)

    Om te garanderen dat bepaalde technische elementen voor de berekening van het SCR op basis van de standaardformule op geharmoniseerde wijze worden verschaft, bijvoorbeeld om geharmoniseerde benaderingen ten aanzien van het gebruik van ratings mogelijk te maken, moeten specifieke taken aan de EIOPA worden toegewezen. Erkenning van ratingbureaus moet worden geharmoniseerd en afgestemd op Verordening (EG) nr. 1060/2009, Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (11) en Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (12). Overlapping met Verordening (EG) nr. 1060/2009 moet worden voorkomen en daarom is het gerechtvaardigd het Gemengd Comité van Europese toezichthoudende autoriteiten, opgericht bij Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010, hierbij een rol te geven. De EIOPA dient optimaal gebruik te maken van de deskundigheid en ervaring van de ESMA. De precieze manier waarop deze taken worden uitgevoerd, dient nader te worden bepaald middels bij gedelegeerde handeling of uitvoeringshandelingen te nemen maatregelen.

    (41)

    Lijsten van regionale overheden en lokale autoriteiten gepubliceerd door de EIOPA moeten niet gedetailleerder zijn dan nodig is om ervoor te zorgen dat dergelijke overheden of autoriteiten dezelfde behandeling krijgen, indien de risico's van de blootstelling dezelfde zijn als voor de centrale overheden.

    (42)

    Om een geharmoniseerde aanpak overeenkomstig Richtlijn 2009/138/EG te waarborgen voor het bepalen wanneer een verlenging van de herstelperiode is toegestaan voor inbreuken op het SCR, moet worden gespecificeerd welke omstandigheden een „uitzonderlijk ongunstige omstandigheid” uitmaken. De EIOPA dient verantwoordelijk te zijn voor het verklaren dat er sprake is van uitzonderlijk ongunstige omstandigheden en aan de Commissie dient de bevoegdheid te worden toegekend om door middel van gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen maatregelen te nemen voor het vaststellen van de criteria en de toepasselijke procedures in het geval van een dergelijke uitzonderlijk ongunstige situaties.

    (43)

    Om de samenhang tussen de verschillende sectoren te waarborgen en een einde te maken aan het uiteenlopen van de belangen van ondernemingen die leningen „herverpakken” in verhandelbare effecten en andere financiële instrumenten (initiatoren of sponsoren) en de belangen van verzekerings- of herverzekeringsondernemingen die in dergelijke effecten of instrumenten beleggen, dient aan de Commissie de bevoegdheid te worden toegekend om door middel van gedelegeerde handelingen maatregelen te nemen met betrekking tot beleggingen in herverpakte leningen in het kader van Richtlijn 2009/138/EG om niet enkel de desbetreffende voorschriften maar tevens de gevolgen van het afwijken van die voorschriften te specificeren.

    (44)

    Met het oog op een grotere convergentie van de in Richtlijn 2009/138/EG opgenomen procedures voor de goedkeuring door de toezichthoudende autoriteiten van ondernemingspecifieke parameters, beleidslijnen voor verandering van model, Special Purpose Vehicles en de vaststelling en afschaffing van kapitaalopslagfactoren, dient aan de Commissie bevoegdheid te worden toegekend om door middel van een gedelegeerde handeling de relevante procedures op deze gebieden vast te stellen.

    (45)

    De International Association of Insurance Supervisors is bezig een wereldwijde risicogebaseerde solvabiliteitsnorm te ontwikkelen en blijft een grotere coördinatie van het toezicht en de samenwerking op internationaal vlak bevorderen. De bepalingen in Richtlijn 2009/138/EG voor gedelegeerde handelingen van de Commissie met betrekking tot de gelijkwaardigheid van solvabiliteits- en prudentiële regelingen van derde landen zijn in overeenstemming met de doelstellingen inzake de bevordering van internationale convergentie naar de invoering van op risico gebaseerde solvabiliteits- en prudentiële regelingen. Om rekening te houden met het feit dat sommige derde landen wellicht meer tijd nodig hebben voor de aanpassing en uitvoering van solvabiliteits- en prudentiële regelingen die volledig voldoen aan de criteria om als gelijkwaardig te worden erkend, moeten de voorwaarden worden gespecificeerd waaronder deze regelingen van derde landen voor bepaalde tijd als gelijkwaardige regelingen kunnen worden erkend. Gedelegeerde handelingen van de Commissie over tijdelijke gelijkwaardigheid moeten in voorkomend geval rekening houden met de internationale ontwikkelingen. Wanneer de Commissie bepaalt dat de prudentiële regeling van een derde land voor groepstoezicht voor een bepaalde periode gelijkwaardig is, moeten aanvullende toezichtrapportages worden toegestaan om de bescherming van verzekeringnemers en begunstigden binnen de Unie te waarborgen.

    (46)

    Gezien de specifieke aard van de verzekeringsmarkt, moet de Commissie, om een gelijk speelveld te waarborgen voor in derde landen gevestigde verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, ongeacht of hun moederonderneming in de Unie is gevestigd, kunnen besluiten dat een derde land voorlopig gelijkwaardig is met betrekking tot de berekening van de solvabiliteitsvereisten van de groep en het in aanmerking komend eigen vermogen om aan die vereisten te voldoen.

    (47)

    Om ervoor te zorgen dat belanghebbenden naar behoren worden geïnformeerd over de structuur van verzekerings- en herverzekeringsgroepen, is het noodzakelijk dat informatie over hun juridische structuur en de bestuurlijke en organisatiestructuur beschikbaar wordt gemaakt voor het publiek. Die informatie moet ten minste informatie over de juridische naam, het soort bedrijf en het land van vestiging van dochterondernemingen, materieel verbonden ondernemingen en significante bijkantoren omvatten.

    (48)

    Bij haar besluiten over de volledige of tijdelijke gelijkwaardigheid van de solvabiliteitsregeling of het prudentieel regime van een derde land moet de Commissie rekening houden, voor zover relevant, met het bestaan, de duur en de aard van overgangsmaatregelen in de regelingen van die derde landen.

    (49)

    Om de Europese Coöperatieve Vennootschap, opgericht bij Verordening (EG) nr. 1435/2003 van de Raad (13), toe te staan verzekerings- en herverzekeringsdiensten te verrichten, dient in het kader van Richtlijn 2009/138/EG de lijst van toelaatbare rechtsvormen van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen te worden uitgebreid met de Europese Coöperatieve Vennootschap.

    (50)

    De bedragen in euro van de ondergrens van het MCR voor verzekerings- en herverzekeringsondernemingen dienen te worden gewijzigd. Deze aanpassing vloeit voort uit de periodieke aanpassing aan de inflatie van de bestaande ondergrenzen van het minimumkapitaalvereiste voor dergelijke ondernemingen.

    (51)

    Bij de berekening van het SCR voor ziektekostenverzekeringen moet rekening worden gehouden met nationale risicovereveningssystemen en met wijzigingen in de nationale gezondheidszorgwetgeving, aangezien deze een fundamentele onderdeel vormen van het verzekeringsstelsel op de nationale markten voor zorgverzekeringen.

    (52)

    Bepaalde uitvoeringsbevoegdheden die krachtens artikel 202 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap zijn ingesteld, moeten worden vervangen door passende bepalingen overeenkomstig artikel 290 VWEU.

    (53)

    De aanpassing van comitéprocedures aan het VWEU en met name aan artikel 290 dient op ad-hocbasis te geschieden. Om rekening te houden met de technische ontwikkelingen op de financiële markten en om de voorschriften in de bij deze richtlijn gewijzigde richtlijnen te specificeren, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU gedelegeerde handelingen vast te stellen. Met name moeten er gedelegeerde handelingen worden vastgesteld om nadere invulling te geven aan vereisten inzake governance, waardering, rapportage aan de toezichthoudende autoriteit en publicatie, de vaststelling en indeling van het eigen vermogen, de standaardformule voor de berekening van het SCR (met inbegrip van eventuele daaruit voortvloeiende wijzigingen wat betreft kapitaalopslagfactoren) en de keuze van methoden en aannames voor de berekening van technische voorzieningen.

    (54)

    In de Verklaring nr. 39 bij artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, die gehecht is aan de Slotakte van de intergouvernementele conferentie tot vaststelling van het Verdrag van Lissabon, heeft de Conferentie kennis genomen van het voornemen van de Commissie om de door de lidstaten aangewezen deskundigen te blijven raadplegen bij de voorbereiding van haar ontwerpen van gedelegeerde handelingen op het gebied van financiële diensten, overeenkomstig haar vaste beleid.

    (55)

    Het Europees Parlement en de Raad moeten na de datum van kennisgeving over een termijn van drie maanden beschikken om bezwaar tegen de gedelegeerde handeling aan te tekenen. Deze termijn dient met betrekking tot significante punten van bezorgdheid op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met drie maanden te kunnen worden verlengd. Het Europees Parlement en de Raad moeten de andere instellingen ook in kennis kunnen stellen van hun voornemen geen bezwaar aan te tekenen. Een dergelijke vroegtijdige goedkeuring van gedelegeerde handelingen is met name aangewezen wanneer er termijnen moeten worden geëerbiedigd, bijvoorbeeld in het geval van een tijdschema dat de Commissie volgens de basishandeling moet respecteren voor het vaststellen van gedelegeerde handelingen.

    (56)

    In het licht van de financiële crisis en van de procyclische mechanismen die tot het ontstaan van deze crisis hebben bijgedragen en het effect ervan hebben verergerd, hebben de Raad voor financiële stabiliteit, het Bazels Comité voor bankentoezicht en de G20 aanbevelingen gedaan om de procyclische effecten van de financiële regelgeving af te zwakken. Deze aanbevelingen zijn belangrijke onderdelen van het financiële systeem en daarom van rechtstreeks belang voor verzekerings- en herverzekeringsondernemingen.

    (57)

    Om een coherente toepassing van deze richtlijn te bereiken en macroprudentieel toezicht in de gehele Unie te garanderen, is het passend dat het Europees Comité voor systeemrisico's, opgericht bij Verordening (EU) nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad (14) beginselen ontwikkelt die zijn toegesneden op de economie van de Unie.

    (58)

    Uit de financiële crisis is gebleken dat financiële instellingen het tegenpartijkredietrisico verbonden aan over-the-counter-derivaten (otc-derivaten) in zeer belangrijke mate hebben onderschat. Naar aanleiding hiervan hebben de G20 er in september 2009 op aangedrongen meer otc-derivaten via een centrale tegenpartij te clearen. Voorts hebben zij erop aangedrongen om otc-derivaten die niet centraal kunnen worden gecleard, aan hogere kapitaalvereisten te onderwerpen, zodat adequaat rekening wordt gehouden met de hogere risico's die eraan zijn verbonden.

    (59)

    Bij de berekening van de standaardformule voor het SCR moeten vorderingen op gekwalificeerde centrale tegenpartijen in overeenstemming met de behandeling van dergelijke vorderingen in de kapitaalvereisten voor kredietinstellingen en financiële instellingen, in de zin van artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013, worden behandeld, in het bijzonder met betrekking tot verschillen in de behandeling van gekwalificeerde centrale tegenpartijen en andere tegenpartijen.

    (60)

    Om ervoor te zorgen dat de doelstelling van de Unie betreffende duurzame groei op de lange termijn, en de doelstellingen van Richtlijn 2009/138/EG, in de eerste plaats om polishouders te beschermen en tevens om de financiële stabiliteit te waarborgen, in de toekomst worden bereikt, moet de Commissie binnen vijf jaar na de toepassing van Richtlijn 2009/138/EG evalueren in hoeverre de methoden, aannames en standaardparameters die worden gebruikt bij de berekening van de standaardformule voor het SCR adequaat zijn. De evaluatie moet met name gebaseerd zijn op de algehele ervaring van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die de standaardformule voor het SCR tijdens de overgangsperiode gebruiken. Bij de evaluatie moet ook rekening worden gehouden met de prestaties van elke activacategorie en financiële instrumenten, het gedrag van de beleggers in die effecten en financiële instrumenten, alsmede ontwikkelingen in de internationale vaststelling van normen in de financiële dienstverlening. Voorrang moet worden gegeven aan de herziening van de standaardparameters voor bepaalde activacategorieën, zoals vastrentende waarden en infrastructuur voor de lange termijn.

    (61)

    Om overeenkomstig Richtlijn 2009/138/EG voor een vlotte overgang naar een nieuwe regeling te zorgen, moet deze geleidelijk worden ingevoerd en moet worden voorzien in specifieke overgangsmaatregelen. De overgangsmaatregelen moeten gericht zijn op het voorkomen van marktverstoring, het beperken van nadelige gevolgen voor bestaande producten en de beschikbaarheid van verzekeringsproducten. De overgangsmaatregelen moeten ondernemingen aanmoedigen de bijzondere vereisten van de nieuwe regeling zo snel mogelijk in acht te nemen.

    (62)

    Het is noodzakelijk te voorzien in een overgangsregeling voor activiteiten op het gebied van bedrijfspensioenvoorzieningen die door verzekeringsondernemingen worden uitgevoerd krachtens artikel 4 van Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad (15) tijdens de herziening door de Commissie van die richtlijn. De overgangsregeling moet vervallen zodra wijzigingen van Richtlijn 2003/41/EG in werking treden.

    (63)

    Niettegenstaande de vervroegde toepassing van Richtlijn 2009/138/EG, met name in het kader van evaluaties met betrekking tot de goedkeuring van interne modellen, aanvullend vermogen, indeling van het eigen vermogen, ondernemingsspecifieke parameters, Special Purpose Vehicles, de submodule aandelenrisico op basis van tijdsduur, en de overgangsbepaling inzake de berekening van de beste schatting met betrekking tot de verplichtingen van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die corresponderen met gestorte premies voor bestaande overeenkomsten, moeten de Richtlijnen 64/225/EEG (16), 73/239/EEG (17), 73/240/EEG (18), 76/580/EEG (19), 78/473/EEG (20), 84/641/EEG (21), 87/344/EEG (22), 88/357/EEG (23) en 92/49/EEG (24) van de Raad, en de Richtlijnen 98/78/EG (25), 2001/17/EG (26), 2002/83/EG (27) en 2005/68/EG (28) van het Europees Parlement en de Raad (gezamenlijk aangeduid als „Solvency I”), zoals gewijzigd bij de besluiten van deel A van bijlage VI bij Richtlijn 2009/138/EG van toepassing blijven tot het einde van 2015.

    (64)

    Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie van 28 september 2011 over toelichtende stukken hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn en tot Richtlijn 2009/138/EG acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd.

    (65)

    Daar de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk het verbeteren van de werking van de interne markt door een hoog, effectief en consistent niveau van prudentiële regelgeving en toezicht te verzekeren, het beschermen van verzekeringnemers en begunstigden en, in het verlengde daarvan, van ondernemingen en consumenten, het beschermen van de integriteit, efficiëntie en ordelijke werking van de financiële markten, het handhaven van de stabiliteit van het financiële systeem en het versterken van de internationale coördinatie tussen toezichthouders, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen van het optreden beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

    (66)

    Richtlijnen 2003/71/EG en 2009/138/EG en Verordeningen (EG) nr. 1060/2009, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

    HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Wijzigingen in Richtlijn 2003/71/EG

    Richtlijn 2003/71/EG wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    In artikel 5, lid 4, wordt de derde alinea vervangen door:

    „Indien de uiteindelijke voorwaarden van de aanbieding noch in het basisprospectus, noch in een aanvullend document worden vermeld, worden zij aan de beleggers beschikbaar gesteld, bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst gedeponeerd en worden zij, zodra dat realiseerbaar is vanaf de aanbieding aan het publiek en, indien mogelijk voordat de aanbieding aan het publiek of de toelating tot de handel aanvangt, door die bevoegde autoriteit doorgegeven aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat/lidstaten van ontvangst. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst deelt de uiteindelijke voorwaarden mee aan de ESMA. De uiteindelijke voorwaarden bevatten uitsluitend gegevens die betrekking hebben op de verrichtingsnota en worden niet gebruikt om het basisprospectus aan te vullen. In dergelijke gevallen is artikel 8, lid 1, onder a), van toepassing.”.

    2)

    Artikel 11, lid 3, wordt vervangen door:

    „3.   Teneinde een consistente harmonisatie van de bepalingen van dit artikel te waarborgen, werkt de ESMA ontwerpen van technische reguleringsnormen uit tot nadere invulling van de door middel van verwijzing op te nemen informatie.

    De ESMA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 1 juli 2015 voor aan de Commissie.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.”.

    3)

    Artikel 13, lid 7, wordt vervangen door:

    „7.   Teneinde een consistente harmonisatie met betrekking tot de goedkeuring van het prospectus te waarborgen, werkt de ESMA ontwerpen van technische reguleringsnormen uit tot nadere invulling van de procedures voor de goedkeuring van het prospectus en van de voorwaarden voor het aanpassen van tijdslimieten.

    De ESMA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 1 juli 2015 voor aan de Commissie.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.”.

    4)

    Artikel 14, lid 8, wordt vervangen door:

    „8.   Teneinde een consistente harmonisatie van de bepalingen van dit artikel te waarborgen, werkt de ESMA ontwerpen van technische reguleringsnormen uit tot nadere invulling van de bepalingen van de leden 1 tot en met 4 betreffende de publicatie van het prospectus.

    De ESMA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 1 juli 2015 voor aan de Commissie.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.”.

    5)

    Artikel 15, lid 7, wordt vervangen door:

    „7.   Teneinde een consistente harmonisatie van de bepalingen van dit artikel te waarborgen, werkt de ESMA ontwerpen van technische reguleringsnormen uit om nadere invulling te geven aan de bepalingen met betrekking tot de verspreiding van advertenties waarin het voornemen om effecten aan het publiek aan te bieden of de toelating van effecten tot de handel wordt aangekondigd, met name voordat het prospectus aan het publiek beschikbaar wordt gesteld of de inschrijving wordt geopend, alsook om nadere invulling te geven aan de bepalingen van lid 4.

    De ESMA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 1 juli 2015 voor aan de Commissie.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.”.

    6)

    Het volgende artikel wordt ingevoegd:

    „Artikel 31 bis

    Personeel en middelen van de ESMA

    De ESMA stelt een raming op van de personeels- en andere behoeften die voortvloeien uit de vervulling van haar taken en bevoegdheden overeenkomstig deze richtlijn en brengt daarover verslag uit aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.”.

    Artikel 2

    Wijzigingen in Richtlijn 2009/138/EG

    Richtlijn 2009/138/EG wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    na punt 32 wordt het volgende punt ingevoegd:

    „32 bis)

    „gekwalificeerde centrale tegenpartij”: een centrale tegenpartij die beschikt over een vergunning overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (29) of over een erkenning overeenkomstig artikel 25 van die verordening;

    b)

    het volgende punt wordt toegevoegd:

    „40.

    „externe kredietbeoordelingsinstelling” of „EKBI”: een ratingbureau dat overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1060/2009 van het Europees Parlement en de Raad (30) geregistreerd of gecertificeerd is, of een centrale bank die kredietbeoordelingen afgeeft die van de toepassing van die verordening zijn ontheven.

    2)

    Artikel 17, lid 3, wordt vervangen door:

    „3.   De Commissie kan overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vaststellen betreffende de in bijlage III vermelde rechtsvormen, met uitzondering van de punten 28 en 29 van elk van de delen A, B en C.”.

    3)

    Het volgende artikel wordt ingevoegd:

    „Artikel 25 bis

    Kennisgeving en bekendmaking van vergunningen of intrekking van vergunningen

    Elke toekenning of intrekking van een vergunning wordt ter kennis gebracht van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) („EIOPA”), die bij Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad (31) is opgericht. De naam van elke verzekerings- of herverzekeringsonderneming aan welke een vergunning wordt toegekend, wordt opgenomen op een lijst. De EIOPA maakt deze lijst op haar website bekend en werkt deze bij.

    4)

    Artikel 29, lid 4, wordt vervangen door:

    „4.   In de door de Commissie vastgestelde gedelegeerde handelingen, technische reguleringsnormen en technische uitvoeringsnormen wordt het evenredigheidsbeginsel in acht genomen, opdat deze richtlijn op evenredige wijze wordt toegepast, met name wat kleine verzekeringsondernemingen betreft.

    De ontwerpen van technische reguleringsnormen die door de EIOPA overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 zijn ingediend, de technische uitvoeringsnormen die overeenkomstig artikel 15 van die verordening zijn ingediend en de overeenkomstig artikel 16 gegeven richtsnoeren en aanbevelingen houden rekening met het evenredigheidsbeginsel, zodat deze richtlijn op evenredige wijze wordt toegepast, met name wat kleine verzekeringsondernemingen betreft.”.

    5)

    Artikel 31, lid 4, wordt vervangen door:

    „4.   Onverminderd artikel 35, artikel 51, artikel 254, lid 2, en artikel 256, stelt de Commissie overeenkomstig artikel 301 bis met betrekking tot lid 2 van dit artikel gedelegeerde handelingen vast waarin nadere invulling wordt gegeven aan de voornaamste aspecten van de bekendmaking van geaggregeerde statistische gegevens, alsmede de inhoud en de publicatiedatum van de informatie.

    5.   Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van lid 2 van dit artikel te waarborgen, en onverminderd artikel 35, artikel 51, artikel 254, lid 2, en artikel 256, werkt de EIOPA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uit om de templates en de structuur van de te verstrekken informatie nader te bepalen.

    De EIOPA legt deze ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 30 september 2015 voor aan de Commissie.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 vast te stellen.”.

    6)

    Aan artikel 33 worden de volgende alinea's toegevoegd:

    „Indien een toezichthoudende autoriteit de toezichthoudende autoriteiten van een lidstaat van ontvangst in kennis heeft gesteld van haar voornemen om verificaties ter plaatse overeenkomstig de eerste alinea uit te voeren en indien deze toezichthoudende autoriteit verhinderd wordt het recht om die verificaties ter plaatse uit te voeren, uit te oefenen of indien die toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van ontvangst in de praktijk geen gebruik kunnen maken van hun recht om overeenkomstig de tweede alinea aan die verificaties deel te nemen, mogen zij overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 de zaak naar de EIOPA doorverwijzen en om haar bijstand verzoeken. In dat geval mag de EIOPA handelen overeenkomstig de haar bij dat artikel toegekende bevoegdheden.

    Overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 kan de EIOPA deelnemen aan de inspecties ter plaatse wanneer deze door twee of meer toezichthoudende autoriteiten gezamenlijk worden uitgevoerd.”.

    7)

    Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    in lid 1 wordt het inleidende deel vervangen door:

    „1.   De lidstaten schrijven voor dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen bij de toezichthoudende autoriteiten de voor toezichtsdoeleinden benodigde informatie moeten indienen, rekening houdend met de doelstellingen van het toezicht vastgelegd in de artikelen 27 en 28. Deze informatie bevat ten minste de gegevens die bij de uitvoering van het in artikel 36 bedoelde proces nodig zijn om:”;

    b)

    lid 6 wordt vervangen door:

    „6.   In het geval dat de vooraf bepaalde perioden als bedoeld in lid 2, onder a), i), korter zijn dan een jaar, kunnen de betrokken toezichthoudende autoriteiten, onverminderd artikel 129, lid 4, de regelmatige rapportage aan de toezichthoudende autoriteit beperken indien:

    a)

    de indiening van die informatie te belastend zou zijn in verhouding tot de aard, omvang en complexiteit van de risico's die inherent zijn aan de bedrijfsactiviteiten van de onderneming;

    b)

    de informatie minimaal jaarlijks wordt gerapporteerd.

    Het is de toezichthoudende autoriteiten niet toegestaan de frequentie van de regelmatige rapportages aan de toezichthouder te beperken tot minder dan eenmaal per jaar in het geval van verzekerings- of herverzekeringsondernemingen die deel uitmaken van een groep in de zin van artikel 212, lid 1, onder c), tenzij de onderneming naar tevredenheid van de toezichthoudende autoriteit kan aantonen dat rapportages aan de toezichthouder minder dan eenmaal per jaar misplaatst zijn, gezien de aard, omvang en complexiteit van de risico's die inherent zijn aan bedrijfsactiviteiten van de groep.

    De beperking van regelmatige rapportages aan de toezichthouder wordt alleen verleend aan ondernemingen die niet meer dan 20 % van respectievelijk de levens- en schadeverzekeringsmarkt en herverzekeringsmarkt van een lidstaat vertegenwoordigen, waarbij het aandeel van de schadeverzekeringsmarkt is gebaseerd op de brutopremies en het aandeel van de levensverzekeringsmarkt is gebaseerd op de bruto technische voorzieningen.

    Toezichthoudende autoriteiten geven voorrang aan de kleinste ondernemingen bij het bepalen of ondernemingen voor die beperkingen in aanmerking komen.

    7.   Beperkingen van de regelmatige rapportage aan de toezichthouder of vrijstelling van itemgewijze rapportageverplichtingen kunnen door de toezichthoudende autoriteiten slechts worden toegestaan voor verzekerings- en herverzekeringsondernemingen wanneer:

    a)

    de indiening van die informatie te belastend zou zijn in verhouding tot de aard, omvang en complexiteit van de risico's die inherent zijn aan de bedrijfsactiviteiten van de onderneming;

    b)

    de indiening van die informatie niet nodig is voor het effectieve toezicht op de onderneming;

    c)

    de vrijstelling niet de stabiliteit van de betrokken financiële systemen in de Unie ondermijnt; en

    d)

    de onderneming in staat is om de informatie op ad-hocbasis te verstrekken.

    De toezichthoudende autoriteiten verlenen geen vrijstelling van de itemgewijze rapportageverplichtingen aan verzekerings- of herverzekeringsondernemingen die deel uitmaken van een groep in de zin van artikel 212, lid 1, onder c), tenzij de onderneming naar tevredenheid van de toezichthoudende autoriteit kan aantonen dat itemgewijze rapportage misplaatst is, gezien de aard, omvang en complexiteit van de risico's die inherent zijn aan bedrijfsactiviteiten van de groep, en rekening houdend met de doelstelling van financiële stabiliteit.

    De vrijstelling van itemgewijze rapportage wordt alleen verleend aan ondernemingen die niet meer dan 20 % van respectievelijk de levens- en schadeverzekeringsmarkt of herverzekeringsmarkt van een lidstaat vertegenwoordigen, waarbij het aandeel van de schadeverzekeringsmarkt is gebaseerd op de brutopremies en het aandeel van de levensverzekeringsmarkt is gebaseerd op de bruto technische voorzieningen.

    Toezichthoudende autoriteiten geven voorrang aan de kleinste ondernemingen bij het bepalen of ondernemingen voor die vrijstellingen in aanmerking komen.

    8.   Voor de toepassing van de leden 6 en 7 beoordelen de toezichthoudende autoriteiten, als onderdeel van het toezichtproces, of de indiening van informatie te belastend zou zijn in verhouding tot de aard, omvang en complexiteit van de risico's van de onderneming, waarbij ten minste rekening wordt gehouden met:

    a)

    het volume van de premies, technische voorzieningen en de activa van de onderneming;

    b)

    de volatiliteit van de schadevorderingen en uitkeringen die gedekt worden door de onderneming;

    c)

    de marktrisico's in verband met de beleggingen van de onderneming;

    d)

    de hoogte van de marktrisicoconcentraties;

    e)

    het totale aantal branches levens- en schadeverzekeringen waarvoor een vergunning is verleend;

    f)

    mogelijke effecten van het beheer van de activa van de onderneming op de financiële stabiliteit;

    g)

    de systemen en structuren van de onderneming om informatie te verstrekken voor toezichtsdoeleinden, en de schriftelijk vastgelegde beleidslijn, als genoemd in lid 5;

    h)

    de geschiktheid van het governancesysteem van de betrokken onderneming;

    i)

    de hoogte van het eigen vermogen ter dekking van het solvabiliteitskapitaalvereiste en van het minimumkapitaalvereiste;

    j)

    de vraag of de onderneming een verzekeringscaptive of herverzekeringscaptive onderneming is die uitsluitend de risico's dekt van de industriële of commerciële groep waartoe zij behoort.

    9.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast waarin nadere invulling wordt gegeven aan de in de leden 1 tot en met 4 van dit artikel bedoelde informatie en de termijnen voor de indiening van die informatie, teneinde te zorgen voor een passende convergentie van de rapportage aan de toezichthoudende autoriteit.

    10.   Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van dit artikel te waarborgen, werkt de EIOPA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uit met betrekking tot de regelmatige rapportage aan de toezichthouder voor de templates voor indiening van de te verstrekken informatie aan de toezichthoudende autoriteiten, als bedoeld in de leden 1 en 2.

    De EIOPA legt deze ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 30 juni 2015 voor aan de Commissie.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

    11.   Met het oog op een coherente en consistente toepassing van de leden 6 en 7 stelt de EIOPA overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 richtsnoeren op om de methoden voor de bepaling van de marktaandelen, genoemd in de derde alinea van de leden 6 en 7, nader te bepalen.”.

    8)

    Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    punt b) wordt vervangen door:

    „b)

    de toezichthoudende autoriteit komt tot de conclusie dat het risicoprofiel van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming significant afwijkt van de aannames die ten grondslag liggen aan het solvabiliteitskapitaalvereiste zoals dit met een intern model of een gedeeltelijk intern model overeenkomstig hoofdstuk VI, afdeling 4, onderafdeling 3, is berekend, omdat met bepaalde kwantificeerbare risico's onvoldoende rekening wordt gehouden en het niet binnen een passend tijdskader gelukt is om het model beter af te stemmen op het gegeven risicoprofiel;”;

    ii)

    het volgende punt wordt toegevoegd:

    „d)

    de verzekerings- of herverzekeringsonderneming past de matchingopslag, als bedoeld in artikel 77 ter, de volatiliteitsaanpassing, als bedoeld in artikel 77 quinquies, of de in de artikelen 308 quater en 308 quinquies bedoelde overgangsmaatregelen toe, en de toezichthoudende instantie komt tot de conclusie dat het risicoprofiel van die onderneming significant afwijkt van de aannames die ten grondslag liggen aan die aanpassingen en overgangsmaatregelen.”;

    b)

    lid 2 wordt vervangen door:

    „2.   In de in lid 1, onder a) en b), van dit artikel genoemde gevallen wordt de kapitaalopslagfactor zo berekend dat gewaarborgd is dat de onderneming voldoet aan artikel 101, lid 3.

    In de in lid 1, onder c), van dit artikel genoemde gevallen staat de opslagfactor in verhouding tot de materiële risico's die voortvloeien uit de tekortkomingen die aanleiding hebben gegeven tot het besluit van de toezichthoudende autoriteit om de opslagfactor vast te stellen.

    In de in lid 1, onder d), van dit artikel genoemde gevallen staat de kapitaalopslagfactor in verhouding tot de materiële risico's die voortvloeien uit de afwijking als bedoeld in dat lid.”;

    c)

    lid 6 wordt vervangen door:

    „6.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast waarin nadere invulling wordt gegeven aan de omstandigheden waaronder een kapitaalopslagfactor mag worden toegepast.

    7.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast waarin nadere invulling wordt gegeven aan de methoden voor de berekening van kapitaalopslagfactoren.

    8.   Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van dit artikel te waarborgen, werkt de EIOPA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uit betreffende de te volgen besluitvormingsprocedures ter vaststelling, berekening en opheffing van kapitaalopslagfactoren.

    De EIOPA legt deze ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 30 september 2015 voor aan de Commissie.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.”.

    9)

    In artikel 38, lid 2, worden de volgende alinea's toegevoegd:

    „Indien een toezichthoudende autoriteit de toezichthoudende autoriteiten van een lidstaat van de dienstverlener in kennis heeft gesteld van haar voornemen om een inspectie ter plaatse in overeenstemming met dit lid uit te voeren, of indien deze toezichthoudende autoriteit een inspectie ter plaatse uitvoert in overeenstemming met de eerste alinea maar die toezichthoudende autoriteit niet in staat is in de praktijk haar recht om inspectie ter plaatse uit te voeren uit te oefenen, mag de toezichthoudende autoriteit overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 de zaak naar de EIOPA doorverwijzen en om haar bijstand verzoeken. In dat geval mag de EIOPA handelen overeenkomstig de haar bij dat artikel toegekende bevoegdheden.

    Overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EU) nr. 1094/2010, is de EIOPA gerechtigd deel te nemen aan inspecties ter plaatse wanneer deze door twee of meer toezichthoudende autoriteiten gezamenlijk worden uitgevoerd.”.

    10)

    Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    in lid 2 wordt de volgende alinea toegevoegd:

    „Wanneer de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen de in artikel 77 ter bedoelde matchingopslag of de in artikel 77 quinquies bedoelde volatiliteitsaanpassing toepassen stellen zij een liquiditeitsplan op met een raming van de inkomende en uitgaande kasstromen in verband met de activa en passiva die vallen onder die aanpassingen.”;

    b)

    het volgende lid wordt ingevoegd:

    „2 bis.   Met betrekking tot het activa-passivabeheer voeren de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen een regelmatige beoordeling uit van:

    a)

    de gevoeligheid van hun technische voorzieningen en in aanmerking komend eigen vermogen voor de aannames van de extrapolatie van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur als bedoeld in artikel 77 bis;

    b)

    bij toepassing van de in artikel 77 ter genoemde matchingsopslag,

    i)

    de gevoeligheid van hun technische voorzieningen en in aanmerking komend eigen vermogen voor de aannames van de berekening van de matchingsopslag, met inbegrip van de berekening van de fundamentele spread als bedoeld in artikel 77 quater, lid 1, onder b), en het mogelijke effect van een gedwongen verkoop van activa op het in aanmerking komend eigen vermogen;

    ii)

    de gevoeligheid van hun technische voorzieningen en in aanmerking komend eigen vermogen voor veranderingen in de samenstelling van de toegewezen activaportefeuille;

    iii)

    het effect dat een verlaging van de matchingopslag tot nul zal teweegbrengen;

    c)

    bij toepassing van de in artikel 77 quinquies genoemde volatiliteitsaanpassing,

    i)

    de gevoeligheid van hun technische voorzieningen en in aanmerking komend eigen vermogen voor de aannames van de berekening van de volatiliteitsaanpassing, en het mogelijke effect van een gedwongen verkoop van activa op het in aanmerking komend eigen vermogen;

    ii)

    het effect dat een verlaging van de volatiliteitsaanpassing tot nul zal teweegbrengen.

    De verzekerings- en herverzekeringsondernemingen dienen de in de eerste alinea, onder a), b) en c), bedoelde beoordelingen jaarlijks in bij de toezichthoudende autoriteiten in het kader van de informatieverstrekking krachtens artikel 35. Indien de verlaging van de matchingopslag en de volatiliteitsaanpassing tot nul zou resulteren in niet-naleving van het solvabiliteitskapitaalvereiste, dient de onderneming ook een analyse in van de maatregelen die zij kan nemen om in een dergelijke situatie het niveau van het in aanmerking komend eigen vermogen ter dekking van het solvabiliteitskapitaalvereiste te herstellen of het risicoprofiel te verlagen om de naleving van het solvabiliteitskapitaalvereiste te herstellen.

    Wanneer de in artikel 77 quinquies bedoelde volatiliteitsaanpassing wordt toegepast, omvat het schriftelijk vastgelegde beleidslijn inzake risicobeheer als bedoeld in artikel 41, lid 3, een beleid inzake de criteria voor de toepassing van de volatiliteitsaanpassing.”;

    c)

    het volgende lid wordt ingevoegd:

    „4 bis.   Om overmatig vertrouwen op instellingen voor externe kredietbeoordeling te vermijden, beoordelen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen bij het gebruik van externe kredietbeoordelingen voor de berekening van technische voorzieningen en het solvabiliteitskapitaalvereiste de geschiktheid van deze externe kredietbeoordelingen, als onderdeel van hun risicobeheer, door indien praktisch mogelijk gebruik te maken van aanvullende beoordelingen teneinde te voorkomen dat zij zich automatisch laten leiden door externe beoordelingen.

    Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van dit lid te waarborgen, werkt de EIOPA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uit waarin de procedures voor de beoordeling van externe kredietbeoordelingen, nader worden omschreven.

    De EIOPA legt deze ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 30 juni 2015 voor aan de Commissie.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de tweede alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.”.

    11)

    In artikel 45 wordt het volgende lid toegevoegd:

    „2 bis.   Wanneer de verzekerings- of herverzekeringsonderneming de in artikel 77 ter bedoelde matchingopslag, de in artikel 77 quinquies bedoelde volatiliteitsaanpassing of de in artikelen 308 quater en 308 quinquies bedoelde overgangsmaatregelen toepast, voert zij een beoordeling uit van de naleving van de kapitaalvereisten, als bedoeld in lid 1, onder b), waarbij deze opslagen, aanpassingen en overgangsmaatregelen wel en niet in aanmerking worden genomen.”.

    12)

    Artikel 50 wordt vervangen door:

    „Artikel 50

    Gedelegeerde handelingen en technische reguleringsnormen

    1.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast waarin nadere invulling wordt gegeven aan het volgende:

    a)

    de onderdelen van de in de artikelen 41, 44, 46 en 47 bedoelde systemen, en met name de gebieden die onder het in artikel 44, lid 2, bedoelde beheer van activa en passiva en beleggingsbeleid van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen vallen;

    b)

    de in de artikelen 44, 46, 47 en 48 bedoelde functies.

    2.   Om een consistente harmonisatie met betrekking tot deze afdeling te waarborgen, werkt de EIOPA, behoudens artikel 301 ter, ontwerpen van technische reguleringsnormen uit tot nadere invulling van:

    a)

    de vereisten van artikel 42 en de desbetreffende functies;

    b)

    de voorwaarden voor uitbesteding, met name aan dienstverleners in derde landen.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen in overeenstemming met de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

    3.   Om een consistente harmonisatie met betrekking tot de in artikel 45, lid 1, onder a), bedoelde beoordeling te waarborgen, werkt de EIOPA, behoudens artikel 301 ter, ontwerpen van technische reguleringsnormen uit tot nadere invulling van de onderdelen van die beoordeling.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 vast te stellen.”.

    13)

    Artikel 51 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    het volgende lid wordt ingevoegd:

    „1 bis.   Wanneer de matchingopslag als bedoeld in artikel 77 ter wordt toegepast, bevat de in lid 1, onder d), bedoelde beschrijving ook een beschrijving van de matchingopslag en van de portefeuille van verplichtingen en toegewezen activa waar de matchingopslag op wordt toegepast, alsook een kwantificering van het effect van een wijziging van de matchingopslag tot nul op de financiële positie van de onderneming.

    De in lid 1, onder d), bedoelde beschrijving gaat tevens vergezeld van een verklaring betreffende het gebruik, in voorkomend geval, van de in artikel 77 quinquies bedoelde volatiliteitsaanpassing door de onderneming, en een kwantificering van het effect van een wijziging van de volatiliteitsaanpassing tot nul op de financiële positie van de onderneming.”;

    b)

    in lid 2 wordt de derde alinea vervangen door:

    „Wel mogen de lidstaten, onverminderd publicatieverplichtingen in het kader van andere wet- en regelgeving, bepalen dat, ook al wordt het totale solvabiliteitskapitaalvereiste als bedoeld in lid 1, onder e), ii), bekendgemaakt, de kapitaalopslagfactor of het effect van de specifieke parameters die de verzekerings- of herverzekeringsonderneming overeenkomstig artikel 110 moet hanteren, niet apart bekendgemaakt hoeft te worden gedurende een overgangsperiode die uiterlijk op 31 december 2020 verstrijkt.”.

    14)

    Artikel 52 wordt vervangen door:

    „Artikel 52

    Informatie voor en rapporten van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen

    1.   Onverminderd artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1094/2010, verplichten de lidstaten de toezichthoudende autoriteiten om jaarlijks de volgende informatie te verstrekken aan de EIOPA:

    a)

    de gemiddelde kapitaalopslagfactor per onderneming en de verdeling van de kapitaalopslagfactoren zoals de toezichthoudende autoriteit deze in het voorgaande jaar heeft toegepast, berekend als percentage van het solvabiliteitskapitaalvereiste en afzonderlijk aangegeven voor:

    i)

    verzekerings- en herverzekeringsondernemingen;

    ii)

    levensverzekeringsondernemingen;

    iii)

    schadeverzekeringsondernemingen;

    iv)

    verzekeringsondernemingen die zowel levensverzekerings- als schadeverzekeringsactiviteiten uitoefenen;

    v)

    herverzekeringsondernemingen;

    b)

    voor alle onder a) van dit lid genoemde gegevens: de verdeling van de kapitaalopslagfactoren die respectievelijk op grond van artikel 37, lid 1, onder a), b) en c), zijn toegepast;

    c)

    het aantal verzekerings- en herverzekeringsondernemingen dat gedeeltelijk is vrijgesteld van de verplichting om aan de toezichthoudende autoriteit regelmatig te rapporteren en het aantal verzekerings- en herverzekeringsondernemingen dat is vrijgesteld van de verplichting om itemgewijs te rapporteren als bedoeld in artikel 35, de leden 6 en 7, alsmede het volume van hun kapitaalvereisten, premies, technische voorzieningen en activa, respectievelijk gemeten als een percentage van het totale volume van kapitaalvereisten, premies, technische voorzieningen en activa van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen van de lidstaat;

    d)

    het aantal groepen dat gedeeltelijk is vrijgesteld van de verplichting om aan de toezichthoudende autoriteit te rapporteren en het aantal groepen dat is vrijgesteld van de verplichting om itemgewijs te rapporteren als bedoeld in artikel 254, lid 2, alsmede het volume van hun kapitaalvereisten, premies, technische voorzieningen en activa, respectievelijk gemeten als een percentage van het totale volume van kapitaalvereisten, premies, technische voorzieningen en activa van alle groepen.

    2.   De EIOPA publiceert jaarlijks de volgende informatie:

    a)

    voor alle lidstaten samen: de totale verdeling van de kapitaalopslagfactoren. Deze worden als percentage van het solvabiliteitskapitaalvereiste berekend voor:

    i)

    verzekerings- en herverzekeringsondernemingen;

    ii)

    levensverzekeringsondernemingen;

    iii)

    schadeverzekeringsondernemingen;

    iv)

    verzekeringsondernemingen die zowel levensverzekerings- als schadeverzekeringsactiviteiten uitoefenen;

    v)

    herverzekeringsondernemingen;

    b)

    voor elke lidstaat afzonderlijk: de verdeling van de als percentage van het solvabiliteitskapitaalvereiste berekende kapitaalopslagfactoren over alle verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in die lidstaat;

    c)

    voor alle onder a) en b) van dit lid genoemde gegevens: de verdeling van de kapitaalopslagfactoren die respectievelijk op grond van artikel 37, lid 1, onder a), b) en c), zijn toegepast;

    d)

    voor alle lidstaten samen: het totaal aantal verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en groepen dat gedeeltelijk is vrijgesteld van de verplichting om aan de toezichthoudende autoriteit regelmatig te rapporteren en het totaal aantal verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en groepen dat is vrijgesteld van de verplichting om regelmatig itemgewijs te rapporteren, als bedoeld in artikel 35, de leden 6 en 7, en artikel 254, lid 2, alsmede het volume van hun kapitaalvereisten, premies, technische voorzieningen en activa, respectievelijk gemeten als een percentage van het totale volume van kapitaalvereisten, premies, technische voorzieningen en activa van alle verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en groepen;

    e)

    voor elke lidstaat afzonderlijk: het aantal verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en groepen dat gedeeltelijk is vrijgesteld van de verplichting om aan de toezichthoudende autoriteit te rapporteren en het aantal verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en groepen dat is vrijgesteld van de verplichting om regelmatig itemgewijs te rapporteren, als bedoeld in artikel 35, leden 6 en 7, en artikel 254, lid 2, alsmede het volume van hun kapitaalvereisten, premies, technische voorzieningen en activa, respectievelijk gemeten als een percentage van het totale volume van kapitaalvereisten, premies, technische voorzieningen en activa van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en groepen van de lidstaat.

    3.   De EIOPA verstrekt de in lid 2 genoemde informatie aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, met daarbij een rapport over de mate van toezichtconvergentie in de toepassing van kapitaalopslagfactoren tussen de toezichthoudende autoriteiten in de verschillende lidstaten.”.

    15)

    Artikel 56 wordt vervangen door:

    „Artikel 56

    Rapport over de solvabiliteit en financiële positie: gedelegeerde handelingen en technische uitvoeringsnormen

    De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast waarin nadere invulling wordt gegeven aan de informatie die bekend moet worden gemaakt en de tijdslimieten voor de jaarlijkse bekendmaking van de informatie overeenkomstig het bepaalde in afdeling 3.

    Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van deze afdeling te waarborgen, werkt de EIOPA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uit waarin de toepasselijke procedures, formulieren en templates nader worden omschreven.

    De EIOPA legt deze ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 30 juni 2015 voor aan de Commissie.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in lid 2 bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.”.

    16)

    Artikel 58, lid 8, wordt vervangen door:

    „8.   Teneinde een consequente harmonisatie van de bepalingen van deze afdeling te waarborgen, kan de EIOPA, onverminderd het bepaalde in artikel 58, lid 2, ontwerpen van technische reguleringsnormen uitwerken ter vaststelling van een uitputtende lijst van informatie, als bedoeld in artikel 59, lid 4, die door de kandidaat-verwerver bij de kennisgeving moet worden gevoegd.

    Teneinde een consequente harmonisatie van de bepalingen van deze afdeling te waarborgen en rekening te houden met toekomstige ontwikkelingen, werkt de EIOPA, behoudens artikel 301 ter, ontwerpen van technische reguleringsnormen uit om nadere invulling te geven aan de aanpassingen van de criteria van artikel 59, lid 1.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste en tweede alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

    9.   Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van deze richtlijn te waarborgen, kan de EIOPA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uitwerken voor de procedures, formulieren en templates voor het in artikel 60 bedoelde overleg tussen de relevante toezichthoudende autoriteiten.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.”.

    17)

    Het volgende artikel wordt ingevoegd:

    „Artikel 65 bis

    Samenwerking met de EIOPA

    De lidstaten zien erop toe dat de toezichthoudende autoriteiten voor de toepassing van deze richtlijn samenwerken met de EIOPA overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1094/2010.

    De lidstaten zien erop toe dat de toezichthoudende autoriteiten de EIOPA onverwijld voorzien van alle informatie die zij nodig heeft voor de uitoefening van haar taken overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1094/2010.”.

    18)

    Het volgende artikel wordt ingevoegd:

    „Artikel 67 bis

    Onderzoeksbevoegdheden van het Europees Parlement

    De artikelen 64 en 67 laten de onderzoeksbevoegdheden van het Europees Parlement uit hoofde van artikel 226 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) onverlet.”.

    19)

    In artikel 69 wordt de tweede alinea vervangen door:

    „Deze gegevens mogen alleen worden verstrekt wanneer zulks ter wille van het prudentiële toezicht nodig is. De lidstaten bepalen evenwel dat de informatie die op grond van artikel 65 en artikel 68, lid 1, is ontvangen, en informatie welke is verkregen naar aanleiding van in artikel 33 bedoelde verificatie ter plaatse, alleen bekend mag worden gemaakt met uitdrukkelijke instemming van de toezichthoudende autoriteit van wie de informatie afkomstig was, of van de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat waar de verificatie ter plaatse is verricht.”.

    20)

    Artikel 70 wordt vervangen door:

    „Artikel 70

    Overdracht van informatie aan centrale banken, monetaire autoriteiten, toezichthouders van betalingssystemen en het Europees Comité voor systeemrisico's

    1.   Onverminderd de artikelen 64 tot en met 69 mag een toezichthoudende autoriteit voor de uitoefening van haar taken dienstige informatie doen toekomen aan de volgende entiteiten:

    a)

    centrale banken van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB), met inbegrip van de Europese Centrale Bank (ECB) en andere instanties met een soortgelijke taak in hun hoedanigheid van monetaire autoriteit, indien deze informatie van belang is voor hun respectieve wettelijke taken, waaronder het voeren van monetair beleid en de daarmee samenhangende beschikbaarstelling van liquide middelen, de uitoefening van toezicht op betalings-, clearing- en afwikkelingssystemen en de waarborging van de stabiliteit van het financiële stelsel;

    b)

    indien nodig, andere nationale overheidsinstanties die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de betalingssystemen; alsmede

    c)

    het Europees Comité voor systeemrisicos (ESRB), opgericht krachtens Verordening (EU) nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad (32), indien die informatie relevant is voor de uitoefening van zijn taken.

    2.   In een noodsituatie, waaronder een noodsituatie als bedoeld in artikel 18 van Verordening (EU) nr. 1094/2010, staan de lidstaten de toezichthoudende autoriteiten toe dat zij onverwijld gegevens toezenden aan de centrale banken van het ESCB, met inbegrip van de ECB, als die gegevens van belang zijn voor hun wettelijke taken, waaronder het voeren van monetair beleid en de daarmee samenhangende beschikbaarstelling van liquide middelen, de uitoefening van toezicht op betalings-, clearing- en effectenafwikkelingssystemen en waarborging van de stabiliteit van het financiële stelsel, en aan het ESRB, als die informatie van belang is voor zijn taken.

    3.   Op hun beurt mogen die autoriteiten of instanties de toezichthoudende autoriteiten de informatie toezenden die zij nodig hebben ter uitvoering van artikel 67. De in dit verband ontvangen informatie valt onder de in deze afdeling neergelegde bepalingen inzake het beroepsgeheim.

    21)

    Artikel 71 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    lid 2 wordt vervangen door:

    „2.   De lidstaten zorgen ervoor dat de toezichthoudende autoriteiten bij de uitoefening van hun taken aandacht schenken aan de convergentie van de toezichtinstrumenten en -praktijken bij de toepassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die overeenkomstig deze richtlijn worden vastgesteld. Te dien einde dragen de lidstaten er zorg voor dat:

    a)

    de toezichthoudende autoriteiten deelnemen aan de werkzaamheden van de EIOPA;

    b)

    de toezichthoudende autoriteiten al het mogelijke doen om zich te houden aan de overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 door de EIOPA geformuleerde richtsnoeren en aanbevelingen, en redenen geven indien zij dit niet doen;

    c)

    nationale mandaten die aan de toezichthoudende autoriteiten zijn toegekend, hun taakvervulling als leden van de EIOPA of in het kader van deze richtlijn niet in de weg staan.”;

    b)

    lid 3 wordt geschrapt.

    22)

    Artikel 75, lid 2, wordt vervangen door:

    „2.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast ter bepaling van de methoden en aannames die moeten worden gebruikt bij de waardering van activa en passiva als beschreven in lid 1.

    3.   Om een consistente harmonisatie met betrekking tot de waardering van activa en passiva te waarborgen, werkt de EIOPA, behoudens artikel 301 ter, ontwerpen van technische reguleringsnormen uit tot nadere invulling van:

    a)

    de mate waarin de in lid 2 bedoelde gedelegeerde handelingen het gebruik behoeven van internationale boekhoudstandaarden voor jaarrekeningen zoals goedgekeurd door de Commissie in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1606/2002, de consistentie van die standaarden met de waarderingsmethoden van activa en passiva als bedoeld in de leden 1 en 2;

    b)

    de te gebruiken methoden en aannames indien er geen marktnoteringen voorhanden zijn of wanneer de door de Commissie overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 vastgestelde internationale boekhoudstandaarden voor jaarrekeningen hetzij tijdelijk, hetzij permanent inconsistent zijn met de in de leden 1 en 2 vastgelegde beoogde waardering van activa en passiva;

    c)

    de methoden en aannames die moeten worden gebruikt bij de waardering van activa en passiva als vastgesteld in lid 1, indien de in lid 2 bedoelde gedelegeerde handelingen het gebruik van alternatieve waarderingsmethoden toestaan.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.”.

    23)

    De volgende artikelen worden ingevoegd:

    „Artikel 77 bis

    Extrapolatie van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur

    Bij de bepaling van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur als bedoeld in artikel 77, lid 2, wordt gebruikgemaakt van informatie van relevante financiële instrumenten, en de bedoelde relevante risicovrije rentetermijnstructuur dient met die informatie consistent te zijn. De markten voor de desbetreffende relevante financiële instrumenten en voor obligaties dienen zodanige looptijden te hebben dat zij kunnen worden beschouwd als diepe, liquide en transparante markten. Wanneer het looptijden betreft waarbij de markten voor zowel de desbetreffende relevante financiële instrumenten, als voor obligaties niet langer als diep, liquide en transparant kunnen worden beschouwd, dient de relevante risicovrije rentetermijnstructuur te worden geëxtrapoleerd.

    Het geëxtrapoleerde deel van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur dient gebaseerd te zijn op forward rates die vloeiend van een forward rate of een reeks forward rates voor de langste looptijden waartegen de relevante financiële instrumenten en obligaties in een diepe, liquide en transparante markt te vinden zijn, convergeren naar een „ultimate forward rate”.

    Artikel 77 ter

    Matchingopslag in verband met de relevante risicovrije rentetermijnstructuur

    1.   Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen kunnen een matchingopslag in verband met de relevante risicovrije rentetermijnstructuur toepassen voor de berekening van de beste schatting van een portefeuille van verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen, met inbegrip van lijfrenteverzekeringen van niet-levensverzekerings- of herverzekeringscontracten, waarvoor de toezichthoudende autoriteiten voorafgaand toestemming moeten geven, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    a)

    de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen hebben voor dat doel een uit obligaties en andere activa met vergelijkbare kasstroomkarakteristieken toegewezen activaportefeuille samengesteld ter dekking van de beste schatting van de portefeuille van verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen, en behouden die samenstelling gedurende de looptijd van de verplichtingen, tenzij het de bedoeling is de replicatie van de verwachte kasstromen tussen activa en passiva te behouden wanneer de kasstromen wezenlijk zijn veranderd;

    b)

    de portefeuille van verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen waarvoor de matchingopslag wordt toegepast en de toegewezen activaportefeuille worden afzonderlijk van andere activiteiten van de ondernemingen geïdentificeerd, georganiseerd en beheerd, en de toegewezen activaportefeuille kan niet worden gebruikt ter dekking van verliezen die ontstaan bij andere activiteiten van de ondernemingen;

    c)

    de verwachte kasstromen uit de toegewezen activaportefeuille corresponderen met elk van de verwachte kasstromen uit de portefeuille van verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen in dezelfde valuta, en een eventuele mismatch levert geen wezenlijke risico's op in verhouding tot de risico's die eigen zijn aan de verzekerings- of herverzekeringsactiviteit waarop een matchingsopslag wordt toegepast;

    d)

    de contracten waaruit de portefeuille verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen is samengesteld, resulteren niet in toekomstige premiebetalingen;

    e)

    de enige aan de portefeuille van verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen verbonden verzekeringstechnische risico's zijn het langleven-, het kosten-, het herzienings- en het mortaliteitsrisico;

    f)

    indien de aan de portefeuille van verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen verbonden verzekeringstechnische risico's het mortaliteitsrisico omvatten, neemt de beste schatting van de portefeuille van verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen in het geval van een in overeenstemming met het bepaalde in artikel 101, leden 2 tot en met 5, gekalibreerde mortaliteitsrisicostress met niet meer dan 5 % toe;

    g)

    de contracten die ten grondslag liggen aan de portefeuille van verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen voorzien voor de polishouder niet in enigerlei opties, behalve in een afkoopoptie indien de afkoopwaarde niet hoger is dan de waarde van de activa die beschikbaar zijn ter dekking van de verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen op het moment dat de afkoopoptie wordt uitgeoefend, berekend overeenkomstig artikel 75;

    h)

    de kasstromen uit de toegewezen activaportefeuille zijn vastgelegd en kunnen niet door de emittenten van de activa of door eventuele derden worden gewijzigd;

    i)

    de aan verzekerings- of herverzekeringscontracten verbonden verzekerings- of herverzekeringsverplichtingen worden niet in afzonderlijke delen opgesplitst wanneer ze voor de toepassing van dit lid onderdeel uitmaken van de portefeuille van verzekerings- of herverzekeringsverplichtingen.

    Onverminderd hetgeen is bepaald in de eerste alinea, onder h), kunnen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen gebruikmaken van activa met vastgelegde maar inflatiegebonden kasstromen, op voorwaarde dat deze activa de inflatiegebonden kasstromen van de portefeuille verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen repliceren.

    Indien emittenten of derde partijen de kasstromen van activa mogen wijzigen op voorwaarde dat beleggers met de compensatie die ze via herinvesteringen in activa van eenzelfde of een betere kredietkwaliteitscategorie ontvangen dezelfde kasstromen kunnen genereren, sluit dit recht de activa niet uit van toegang tot de gereserveerde portefeuille als bedoeld onder h) van de eerste alinea.

    2.   Verzekerings- of herverzekeringsondernemingen die de matchingopslag op een portefeuille van verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen toepassen, mogen niet opnieuw teruggrijpen naar een methode waarbij geen matchingopslag wordt gebruikt. Wanneer verzekerings- of herverzekeringsonderneming die een matchingopslag toepast niet meer in staat is om te voldoen aan de voorwaarden van lid 1, stelt zij de toezichthoudende autoriteit daarvan onverwijld in kennis en treft zij de nodige maatregelen om weer aan die voorwaarden te voldoen. Indien de onderneming niet in staat is om binnen twee maanden na de datum van niet-naleving opnieuw aan deze voorwaarden te voldoen, past deze de matchingsopslag niet meer toe op haar verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen en past de matchingsopslag niet toe voor een periode van nog eens 24 maanden.

    3.   De matchingopslag wordt niet op verzekerings- of herverzekeringsverplichtingen toegepast indien de relevante risicovrije rentetermijnstructuur voor de berekening van de beste schatting van die verplichtingen een volatiliteitsaanpassing als bedoeld in artikel 77 quinquies omvat of overgangsmaatregelen ten aanzien van de risicovrije rentevoeten als bedoeld in artikel 308 quater.

    Artikel 77 quater

    Berekening van de matchingopslag

    1.   Voor elke munteenheid wordt de matchingopslag als bedoeld in artikel 77 ter berekend in overeenstemming met de volgende beginselen:

    a)

    de matchingopslag moet gelijk zijn aan het verschil tussen:

    i)

    de jaarlijkse effectieve rente, berekend als de unieke discontovoet die — wanneer hij wordt toegepast op de kasstromen uit de portefeuille van verzekerings- of herverzekeringsverplichtingen — resulteert in een waarde die gelijk is aan de waarde van de toegewezen activaportefeuille als bedoeld in artikel 75;

    ii)

    de jaarlijkse effectieve rente, berekend als de unieke discontovoet die — wanneer hij wordt toegepast op de kasstromen uit de portefeuille van verzekerings- of herverzekeringsverplichtingen — resulteert in een waarde die gelijk is aan de waarde van de beste schatting van de portefeuille verzekerings- of herverzekeringsverplichtingen, met inachtneming van de tijdswaarde van geld en met gebruikmaking van de risicovrije basisrentetermijnstructuur;

    b)

    in de matchingopslag moet niet de fundamentele spread zijn verrekend die de risico's weerspiegelt welke ten laste blijven van verzekerings- of herverzekeringsondernemingen;

    c)

    niettegenstaande hetgeen is bepaald onder a), moet de fundamentele spread worden verhoogd indien dit nodig is om te waarborgen dat de matchingopslag voor activa met een lagere dan investeringswaardige kredietkwaliteit niet groter is dan de matchingopslag voor activa met een investeringswaardige kredietkwaliteit en dezelfde looptijd, en behorend tot dezelfde activacategorie;

    d)

    het gebruik van externe kredietbeoordelingen bij de berekening van de matchingopslag dient in overeenstemming te zijn met artikel 111, lid 1, onder n).

    2.   Voor de toepassing van lid 1, onder b), dient de fundamentele spread:

    a)

    gelijk te zijn aan de som van:

    i)

    de kredietspread die de kans op wanbetaling voor de betrokken activa weerspiegelt;

    ii)

    de kredietspread die het verwachte verlies als gevolg van de afwaardering van de activa weergeeft;

    b)

    voor vorderingen op de centrale overheden en centrale banken van lidstaten, niet lager te zijn dan 30 % van het langetermijngemiddelde van de spread ten opzichte van de risicovrije basisrente voor activa met dezelfde looptijd en dezelfde kredietwaardigheid en uit dezelfde activacategorie, zoals gemeten op de financiële markten;

    c)

    voor andere activa dan vorderingen op de centrale overheden en centrale banken van lidstaten, niet lager te zijn dan 35 % van het langetermijngemiddelde van de spread ten opzichte van de risicovrije basisrente voor activa met dezelfde looptijd en dezelfde kredietwaardigheid en uit dezelfde activacategorie, zoals gemeten op de financiële markten.

    De kans op wanbetaling als bedoeld in de eerste alinea, onder a), i), wordt berekend op basis van de langetermijnwanbetalingsstatistieken die voor het bewuste actief relevant zijn in verhouding tot de looptijd, de kredietwaardigheid en de betrokken activacategorie.

    Indien uit de wanbetalingsstatistieken als bedoeld in de tweede alinea geen betrouwbare kredietspread kan worden afgeleid, is de fundamentele spread gelijk aan het deel van het langetermijngemiddelde van de spread ten opzichte van de risicovrije rente als bedoeld onder b) en c).

    Artikel 77 quinquies

    Volatiliteitsaanpassing van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur

    1.   De lidstaten mogen vereisen dat de toezichthoudende autoriteiten vooraf toestemming moeten verlenen voor de toepassing — door verzekerings- en herverzekeringsondernemingen — van een volatiliteitsaanpassing van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur voor het berekenen van de beste schatting als bedoeld in artikel 77, lid 2.

    2.   Voor elke relevante munteenheid is de volatiliteitsaanpassing van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur gebaseerd op de spread tussen de rentevoet die verdiend kan worden op de activa die deel uitmaken van een referentieportefeuille voor die munteenheid en de rentevoeten die gelden voor de relevante risicovrije basisrentetermijnstructuur voor die munteenheid.

    De referentieportefeuille voor een munteenheid is representatief voor de activa in die munteenheid waar verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in hebben belegd ter dekking van de beste schatting van verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen in die munteenheid.

    3.   De volatiliteitsaanpassing die op de risicovrije rentevoeten wordt toegepast, komt overeen met 65 % van de voor risico's gecorrigeerde spread voor die munteenheid.

    De voor risico's gecorrigeerde spread voor die munteenheid wordt berekend als het verschil tussen de spread als bedoeld in lid 2 en het deel van die spread dat terug te voeren is op een realistische inschatting van te verwachten verliezen of op een onverwacht kredietrisico, of andere aan de activa verbonden risico's.

    De volatiliteitsaanpassing wordt alleen toegepast op de relevante risicovrije rentevoeten van de termijnstructuur die niet worden verkregen via extrapolatie zoals bedoeld in artikel 77 bis. De extrapolatie van de termijnstructuur van de relevante risicovrije rentevoet is gebaseerd op deze aangepaste risicovrije rentevoeten.

    4.   Voor elk relevant land wordt de volatiliteitssaanpassing van de risicovrije rentevoeten als bedoeld in lid 3 voor de munteenheid van dat land, vóór toepassing van de 65 %-factor, verhoogd met het verschil tussen de voor risico's gecorrigeerde spread voor dat land en tweemaal de voor risico's gecorrigeerde spread voor die munteenheid, op voorwaarde dat het verschil positief is en de voor risico's gecorrigeerde spread voor dat land meer dan 100 basispunten bedraagt. De verhoogde volatiliteitsaanpassing wordt toegepast op de berekening van de beste schatting van verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen van producten die op de verzekeringsmarkt van het land in kwestie worden verkocht. De voor risico's gecorrigeerde spread voor dat land wordt op dezelfde manier berekend als de voor risico's gecorrigeerde spread voor die munteenheid van het land in kwestie, met dien verstande dat hij gebaseerd is op een referentieportefeuille die representatief is voor de activa waar verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in hebben belegd ter dekking van de beste schatting van de verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen van producten die op de verzekeringsmarkt van het land in kwestie worden verkocht, en is uitgedrukt in de munteenheid van dat land.

    5.   De volatiliteitsaanpassing wordt niet op verzekeringsverplichtingen toegepast indien de relevante risicovrije rentetermijnstructuur voor het berekenen van de beste schatting van die verplichtingen een matchingopslag als bedoeld in artikel 77 ter omvat.

    6.   Bij wijze van uitzondering op artikel 101 heeft het solvabiliteitskapitaalvereiste geen betrekking op het risico van het verlies van het kernvermogen ten gevolge van wijzigingen in de volatiliteitsaanpassing.

    Artikel 77 sexies

    Technische informatie verstrekt door de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen

    1.   Ten minste op kwartaalbasis stelt de EIOPA voor elke relevante munteenheid de volgende technische informatie vast en publiceert deze:

    a)

    een relevante risicovrije rentetermijnstructuur voor het berekenen van de beste schatting als bedoeld in artikel 77, lid 2, zonder enige matchingopslag of volatiliteitsaanpassing;

    b)

    voor elke relevante looptijd, kredietkwaliteit en activacategorie, een fundamentele spread voor het berekenen van de matchingopslag als bedoeld in artikel 77 quater, lid 1, onder b);

    c)

    voor elke relevante nationale verzekeringsmarkt, een volatiliteitsaanpassing van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur als bedoeld in artikel 77 quinquies, lid 1.

    2.   Teneinde voor eenvormige voorwaarden voor het berekenen van technische voorzieningen en het kernvermogen te zorgen, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen waarin de technische informatie als bedoeld in lid 1 voor elke relevante munteenheid wordt opgenomen. Voor deze uitvoeringshandelingen wordt gebruikgemaakt van die informatie.

    Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 301, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

    In het geval van naar behoren gemotiveerde redenen van urgentie in verband met de beschikbaarheid van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur stelt de Commissie in overeenstemming met de procedure als bedoeld in artikel 301, lid 3, onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast.

    3.   Indien de technische informatie als bedoeld in lid 1 door de Commissie in overeenstemming met lid 2 is vastgesteld, gebruiken verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die technische informatie voor het berekenen van de beste schatting als bedoeld in artikel 77, het berekenen van de matchingopslag als bedoeld in artikel 77 quater, en het berekenen van de volatiliteitsaanpassing als bedoeld in artikel 77 quinquies.

    Indien met betrekking tot munteenheden en nationale markten de in lid 1, onder c), bedoelde aanpassing niet in de uitvoeringshandelingen als bedoeld in lid 2 is opgenomen, wordt geen volatiliteitsaanpassing van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur toegepast voor het berekenen van de beste schatting.

    Artikel 77 septies

    Herziening van langetermijngarantiemaatregelen en maatregelen met betrekking tot het aandelenrisico

    1.   De EIOPA brengt jaarlijks en tot 1 januari 2021 verslag aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie uit over de effecten van de toepassing van de artikelen 77 bis tot en met 77 sexies, artikel 106, artikel 138, lid 4, en de artikelen 304, 308 quater en 308 quinquies, alsmede van de krachtens deze artikelen vastgestelde gedelegeerde of uitvoeringshandelingen.

    De toezichthoudende autoriteiten verstrekken de EIOPA gedurende deze periode jaarlijks de volgende informatie:

    a)

    de beschikbaarheid van langetermijngaranties in verzekeringsproducten op hun nationale markten en het gedrag van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen als langetermijnbeleggers;

    b)

    het aantal verzekerings- en herverzekeringsondernemingen dat de matchingopslag, de volatiliteitsaanpassing, de verlenging van de herstelperiode als bedoeld in artikel 138, lid 4, de looptijdgebaseerde ondermodule aandelenrisico en de overgangsmaatregelen als bedoeld in de artikelen 308 quater en 308 quinquies toepast;

    c)

    het effect op de financiële positie van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen van de matchingopslag, de volatiliteitsaanpassing, het mechanisme voor de symmetrische aanpassing aan de aandelenkapitaallasten, de looptijdgebaseerde ondermodule aandelenrisico en de overgangsmaatregelen als bedoeld in artikel 308 quater en 308 quinquies, op nationaal niveau, en geanonimiseerd voor elke onderneming;

    d)

    het effect van de matchingopslag, de volatiliteitsaanpassing, het mechanisme voor de symmetrische aanpassing aan de aandelenkapitaallasten en de looptijdgebaseerde ondermodule aandelenrisico op het beleggingsgedrag van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, en hun eventuele onbeoogde kapitaalseisverplichtingen;

    e)

    het effect van een eventuele verlenging van de herstelperiode als bedoeld in artikel 138, lid 4, op de inspanningen van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen om het in aanmerking komend eigen vermogen weer terug op het niveau te brengen dat nodig is om aan het solvabiliteitskapitaalvereiste te voldoen of om het risicoprofiel te reduceren om aan het solvabiliteistkapitaalvereiste te voldoen;

    f)

    indien verzekerings- en herverzekeringsondernemingen de overgangsmaatregelen als bedoeld in de artikelen 308 quater en 308 quinquies toepassen, of zij zich houden aan de in artikel 308 sexies bedoelde geleidelijke-invoeringsplannen, alsmede de vooruitzichten op een gereduceerde afhankelijkheid van deze overgangsmaatregelen, met inbegrip van maatregelen die genomen zijn of naar verwachting genomen zullen worden door de ondernemingen en toezichthoudende autoriteiten, met inachtneming van de regelgeving van de lidstaat in kwestie.

    2.   De EIOPA legt, in voorkomend geval na overleg met het ESRB en een publieke raadpleging, aan de Commissie een advies voor gebaseerd op de beoordeling van de toepassing van de artikelen 77 bis tot en met 77 sexies, artikel 106, artikel 138, lid 4, en de artikelen 304, 308 quater en 308 quinquies, alsmede van de krachtens deze artikelen vastgestelde gedelegeerde of uitvoeringshandelingen. Deze beoordeling dient betrekking te hebben op de beschikbaarheid van langetermijngaranties in verzekeringsproducten, het gedrag van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen als langetermijnbeleggers en, meer in het algemeen, op financiële stabiliteit.

    3.   Op basis van het door de EIOPA voorgelegde advies als bedoeld in lid 2 legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad uiterlijk op 1 januari 2021 of, indien van toepassing, eerder een verslag voor. In dit verslag wordt met name aandacht besteed aan de effecten op:

    a)

    de bescherming van polishouders;

    b)

    de werking en stabiliteit van de Europese verzekeringsmarkten;

    c)

    de interne markt en in het bijzonder de concurrentie en het gelijke speelveld op de Europese verzekeringsmarkten;

    d)

    de mate waarin verzekerings- en herverzekeringsondernemingen blijven opereren als langetermijnbeleggers;

    e)

    de beschikbaarheid en de prijsstelling van lijfrenteproducten;

    f)

    de beschikbaarheid en de prijsstelling van concurrerende producten;

    g)

    de langetermijninvesteringsstrategieën van verzekeringsondernemingen met betrekking tot producten waarop de artikelen 77 ter en 77 quater van toepassing zijn in vergelijking met andere langetermijngaranties;

    h)

    de keuzen en het risicobesef van de consument;

    i)

    de mate van diversificatie in de verzekeringsbranche en de activaportefeuille van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen;

    j)

    financiële stabiliteit.

    Daarnaast wordt in het verslag rekening gehouden met de ervaring die in het kader van het toezicht is opgedaan met de toepassing van de artikelen 77 bis tot en met 77 sexies, artikel 106, artikel 138, lid 4, en de artikelen 304, 308 quater en 308 quinquies, met inbegrip van de krachtens die artikelen vastgestelde gedelegeerde of uitvoeringshandelingen.

    4.   Het verslag van de Commissie wordt, indien nodig, vergezeld van wetgevingsvoorstellen.”.

    24)

    Artikel 86 wordt vervangen door:

    „Artikel 86

    Gedelegeerde handelingen en technische regulerings- en uitvoeringsnormen

    1.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast ter bepaling van het volgende:

    a)

    actuariële en statistische methoden voor de berekening van de in artikel 77, lid 2, bedoelde beste schatting;

    b)

    de methoden, beginselen en technieken voor het bepalen van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur die moet worden gehanteerd bij de berekening van de in artikel 77, lid 2, bedoelde beste schatting;

    c)

    de omstandigheden waaronder technische voorzieningen als geheel worden berekend of als som van een beste schatting en een risicomarge, en de te hanteren methoden wanneer technische voorzieningen als geheel worden berekend, als bedoeld in artikel 77, lid 4;

    d)

    de methoden en aannames die moeten worden gehanteerd bij de berekening van de risicomarge, waaronder de bepaling van het bedrag aan in aanmerking komend eigen vermogen dat nodig is voor de verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen en de kalibratie van het kapitaalkostenpercentage, als bedoeld in artikel 77, lid 5;

    e)

    de bedrijfsactiviteiten op basis waarvan verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen voor de berekening van in artikel 80 bedoelde technische voorzieningen moeten worden onderverdeeld;

    f)

    de normen waaraan moet worden voldaan om de adequaatheid, volledigheid en juistheid te waarborgen van de gegevens die bij de berekening van technische voorzieningen worden gebruikt, alsmede de specifieke omstandigheden waarin benaderingen, met inbegrip van geval-per-geval methoden voor de berekening van de beste schatting, als bedoeld in artikel 82 gepast zijn;

    g)

    de specificaties met betrekking tot de vereisten als bedoeld in artikel 77 ter, lid 1, met inbegrip van de methoden, aannames en standaardparameters die moeten worden gebruikt bij de berekening van het effect van de mortaliteitsrisicostress als bedoeld in artikel 77 ter, lid 1, onder e);

    h)

    de specificaties met betrekking tot de vereisten als bedoeld in artikel 77 quater, met inbegrip van de aannames en methoden die moeten worden gebruikt bij de berekening van de matchingopslag en de fundamentele spread;

    i)

    de methoden en aannames voor de berekening van de volatiliteitsaanpassing als bedoeld in artikel 77 quinquies, met inbegrip van een formule voor de berekening van de spread als bedoeld in lid 2 van dat artikel.

    2.   Teneinde een consistente harmonisatie met betrekking tot de toe te passen methoden voor de berekening van de technische voorzieningen te waarborgen, werkt de EIOPA, behoudens artikel 301 ter, ontwerpen van technische reguleringsnormen uit waarin het volgende nader wordt omschreven:

    a)

    de methoden die moeten worden gehanteerd bij de berekening van de in artikel 81 bedoelde correctie voor wanbetaling van een tegenpartij om rekening te houden met de verwachte verliezen die daarvan het gevolg zijn;

    b)

    zo nodig vereenvoudigde methoden en technieken voor de berekening van technische voorzieningen, om ervoor te zorgen dat de onder a) en d) bedoelde actuariële en statistische methoden evenredig zijn aan de aard, omvang en complexiteit van de risico's die door verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, met inbegrip van verzekerings- en herverzekeringscaptives, worden gedragen.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

    3.   Teneinde eenvormige voorwaarden voor de toepassing van artikel 77 ter te waarborgen, werkt de EIOPA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uit voor de procedures voor de goedkeuring van de toepassing van een matchingopslag als bedoeld in artikel 77 ter, lid 1.

    De EIOPA legt deze ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 31 oktober 2014 voor aan de Commissie.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.”.

    25)

    Artikel 92 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    de titel wordt vervangen door:

    „Gedelegeerde handelingen en technische regulerings- en uitvoeringsnormen”;

    b)

    lid 1 wordt vervangen door:

    „1.   Teneinde een consistente harmonisatie van de vaststelling van het eigen vermogen te waarborgen, werkt de EIOPA, behoudens artikel 301 ter, ontwerpen van technische reguleringsnormen uit waarin nadere invulling wordt gegeven aan de criteria voor goedkeuring van aanvullend vermogen door de toezichthoudende autoriteit overeenkomstig artikel 90.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

    1 bis.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast voor het specificeren van de behandeling van deelnemingen in de zin van artikel 212, lid 2, derde alinea, in financiële en kredietinstellingen bij de bepaling van het eigen vermogen.”;

    c)

    het volgende lid wordt toegevoegd:

    „3.   Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van artikel 90 te waarborgen, werkt de EIOPA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uit voor de procedures voor de goedkeuring van aanvullend eigen vermogen door de toezichthoudende autoriteit.

    De EIOPA legt deze ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 31 oktober 2014 voor aan de Commissie.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.”.

    26)

    Artikel 97 wordt vervangen door:

    „Artikel 97

    Gedelegeerde handelingen en technische reguleringsnormen

    1.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast tot bepaling van een overzicht van eigenvermogensbestanddelen, met inbegrip van die welke bedoeld worden in artikel 96, die geacht worden aan de criteria van artikel 94 te voldoen. Het bevat voor elk eigenvermogensbestanddeel een nauwkeurige beschrijving van de elementen die de indeling ervan hebben bepaald.

    2.   Teneinde een consistente harmonisatie van de indeling van eigen vermogen te waarborgen, werkt de EIOPA, behoudens artikel 301 ter, ontwerpen van technische reguleringsnormen uit om de methoden die de toezichthoudende autoriteiten moeten hanteren bij de verlening van goedkeuring voor de beoordeling en indeling van eigenvermogensbestanddelen die niet in het in lid 1 bedoelde overzicht voorkomen, nader te omschrijven.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

    De Commissie toetst het in lid 1 bedoelde overzicht periodiek aan de marktontwikkelingen en werkt het zo nodig bij.”.

    27)

    Artikel 99 wordt vervangen door:

    „Artikel 99

    Gedelegeerde handelingen met betrekking tot in aanmerking komend eigen vermogen

    De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast ter bepaling van het volgende:

    a)

    de kwantitatieve grenzen als bedoeld in artikel 98, leden 1 en 2;

    b)

    de aanpassingen die dienen te worden gedaan om rekening te houden met het gebrek aan overdraagbaarheid van die eigenvermogensbestanddelen die enkel kunnen worden gebruikt ter dekking van verliezen in verband met een bepaald onderdeel van de verplichtingen of bepaalde risico's (afgezonderde fondsen).”.

    28)

    Het volgende artikel wordt ingevoegd:

    „Artikel 109 bis

    Geharmoniseerde technische input voor de standaardformule

    1.   Met het oog op de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste overeenkomstig de standaardformule werken de Europese toezichthoudende autoriteiten via het Gemengd Comité ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uit om de toewijzing van kredietbeoordelingen van instellingen voor externe kredietbeoordeling op een objectieve schaal van kredietkwaliteitscategorieën nader te omschrijven, waarbij de in artikel 111, lid 1, onder n), bepaalde stappen worden toegepast.

    Het Gemengd Comité van de Europese toezichthoudende autoriteiten legt die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 30 juni 2015 voor aan de Commissie.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

    2.   Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van dit artikel te waarborgen en de berekening van de in artikel 105, lid 5, bedoelde module marktrisico te vergemakkelijken, de berekening van de in artikel 105, lid 6, bedoelde module tegenpartijrisico te vergemakkelijken, de in artikel 101, lid 5, bedoelde risicolimiteringstechnieken te evalueren en de technische voorzieningen te berekenen, werkt de EIOPA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uit aangaande:

    a)

    het publiceren van lijsten van regionale overheden en lokale autoriteiten waarvoor geldt dat vorderingen die op hen worden aangehouden, moeten worden behandeld als vorderingen op de centrale overheid van het grondgebied waar zij gevestigd zijn, mits er tussen die vorderingen geen verschil in risico bestaat voortvloeiend uit de specifieke bevoegdheden van de regionale en lokale overheden om inkomsten te verkrijgen, en mits specifieke institutionele regels bestaan om het wanbetalingsrisico te verminderen;

    b)

    de in artikel 106, lid 2, bedoelde aandelenindex, in overeenstemming met de nadere criteria als bedoeld in artikel 111, lid 1, onder c) en o);

    c)

    de aanpassingen die in de in artikel 105, lid 5, bedoelde ondermodule valutarisico moeten worden aangebracht voor aan de euro gekoppelde valuta's, in overeenstemming met de nadere criteria voor de aanpassingen die voor aan de euro gekoppelde valuta ter vergemakkelijking van de berekening van de ondermodule valutarisico moeten worden aangebracht, als bedoeld in artikel 111, lid 1, onder p).

    De EIOPA legt deze ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 30 juni 2015 voor aan de Commissie.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

    3.   De EIOPA publiceert ten minste op kwartaalbasis technische informatie, met inbegrip van informatie over de in artikel 106 bedoelde symmetrische aanpassing.

    4.   Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van dit artikel te waarborgen en om de berekening van de in artikel 105, lid 4, bedoelde module ziektekostenverzekeringstechnisch risico te vergemakkelijken, werkt de EIOPA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uit, rekening houdend met de berekeningen van de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaten in kwestie, aangaande de standaardafwijkingen met betrekking tot specifieke nationale wetgevingsmaatregelen van lidstaten die verzekerings- en herverzekeringsondernemingen de toestemming verlenen gezondheidsrisicogerelateerde schadevorderingen onderling te delen en die aan de criteria als bedoeld in lid 5 en aan eventuele andere, krachtens gedelegeerde handelingen vastgestelde criteria voldoen.

    De EIOPA legt deze ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 30 juni 2015 voor aan de Commissie.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

    5.   De in lid 4 bedoelde technische uitvoeringsnormen gelden uitsluitend voor de nationale wetgevingsmaatregelen van lidstaten die verzekerings- en herverzekeringsondernemingen toestaan betalingen in verband met gezondheidsrisicogerelateerde schadevorderingen onderling te delen en die aan de volgende criteria voldoen:

    a)

    het mechanisme voor het delen van schadevorderingen moet transparant zijn en moet voorafgaand aan de jaarlijkse periode waarop het van toepassing is, volledig zijn uitgewerkt;

    b)

    het systeem voor het delen van schadevorderingen, het aantal verzekeringsondernemingen dat aan het risicovereveningssysteem voor zorgverzekeraars deelneemt en de risicokenmerken van de verzekeringen die onder het risicovereveningssysteem voor zorgverzekeraars vallen, moeten waarborgen dat de volatiliteit van het premierisico en het voorzieningenrisico van de aan het risicovereveningssysteem deelnemende ondernemingen in significante mate door het risicovereveningssysteem wordt verminderd;

    c)

    zorgverzekeringen die onder het risicovereveningssysteem voor zorgverzekeraars vallen, zijn verplichte ziektekostenverzekeringen en dienen geheel of gedeeltelijk ter vervanging van de ziektekostendekking waarin de wettelijke socialezekerheidsregelingen voorzien;

    d)

    in geval van wanbetaling door verzekeringsondernemingen die aan het risicovereveningssysteem voor zorgverzekeraars deelnemen, waarborgt een of meer overheidsinstanties dat de schadevorderingen van polishouders van de verzekeringen die onder het risicovereveningssysteem vallen, volledig worden gedekt.

    De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast ter bepaling van de bijkomende criteria waar de regelingen in de nationale wetgevingen moeten voldoen, alsmede van de methode en de vereisten voor de berekening van de standaardafwijkingen als bedoeld in lid 4 van dit artikel.”.

    29)

    Artikel 111 wordt vervangen door:

    „Artikel 111

    Gedelegeerde handelingen en technische reguleringsnormen en technische uitvoeringsnormen met betrekking tot de artikelen 103 tot en met 109

    1.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast waarin het volgende wordt bepaald:

    a)

    een standaardformule overeenkomstig de artikelen 101 en 103 tot en met 109;

    b)

    ondermodules die nodig zijn of die de risico's die onder de risicomodules van artikel 104 vallen nauwkeuriger dekken, en latere bijstellingen ervan;

    c)

    de methoden, aannames en standaardparameters die moeten worden gekalibreerd aan de in artikel 101, lid 3, bedoelde betrouwbaarheidsniveau en moeten worden gebruikt bij de berekening van elk van de risicomodules of ondermodules van het kernsolvabiliteitskapitaalvereiste zoals beschreven in de artikelen 104, 105 en 304, het symmetrisch aanpassingsmechanisme en de passende periode, uitgedrukt in het aantal maanden, als bedoeld in artikel 106, alsmede de passende benadering voor de integratie van de in artikel 304 bedoelde methode in het solvabiliteitskapitaalvereiste als berekend volgens de standaardformule;

    d)

    de correlatieparameters, zo nodig met inbegrip van de in bijlage IV bedoelde parameters en de procedures om deze parameters bij te stellen;

    e)

    wanneer verzekerings- en herverzekeringsondernemingen risicolimiteringstechnieken hanteren, de methoden en aannames die moeten worden gebruikt voor de beoordeling van de veranderingen in het risicoprofiel van de betrokken onderneming en voor de aanpassing van de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste;

    f)

    de kwalitatieve criteria waaraan de onder e) bedoelde risicolimiteringstechnieken moeten voldoen om er zeker van te zijn dat het risico daadwerkelijk aan een derde partij is overgedragen;

    f bis)

    de methoden en parameters die moeten worden toegepast bij de beoordeling van het kapitaalvereiste voor het tegenpartijrisico in het geval van vorderingen op gekwalificeerde centrale tegenpartijen, waarbij deze parameters de consistentie met de behandeling van dergelijke vorderingen van kredietinstellingen en financiële instellingen als bedoeld in artikel 4, lid 1, punten 1 en 26, van Verordening (EU) nr. 575/2013 zeker stellen;

    g)

    de methoden en parameters die moeten worden gebruikt voor de beoordeling van het kapitaalvereiste voor het operationele risico zoals beschreven in artikel 107, met inbegrip van het in artikel 107, lid 3, bedoelde percentage;

    h)

    de methoden en aanpassingen die gebruikt moeten worden om aan te geven dat er minder ruimte is voor risicodiversificatie voor verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in verband met afgezonderde fondsen;

    i)

    de methode die gebruikt moeten worden bij de berekening van de aanpassing voor het vermogen van technische voorzieningen of uitgestelde belastingen om verliezen te compenseren, zoals vastgelegd in artikel 108;

    j)

    de onderset van standaardparameters in de modules voor levens-, schade- en ziektekostenverzekeringstechnische risico's die door ondernemingsspecifieke parameters zoals beschreven in artikel 104, lid 7, mogen worden vervangen;

    k)

    de standaardmethoden die de verzekerings- of herverzekeringsonderneming moet gebruiken voor de berekening van de ondernemingsspecifieke parameters als bedoeld onder j), en de criteria voor de volledigheid, juistheid en adequaatheid van de gebruikte gegevens waaraan moet worden voldaan voordat de toezichthoudende autoriteiten goedkeuring verlenen, alsook de te volgen procedure voor het verlenen van een dergelijke goedkeuring;

    l)

    de vereenvoudigde berekeningen voor specifieke ondermodules en risicomodules, alsook de criteria die verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, met inbegrip van verzekerings- en herverzekeringscaptives, in acht moeten nemen om een van de in artikel 109 bedoelde vereenvoudigingen te mogen toepassen;

    m)

    de benadering die moet worden gebruikt met betrekking tot verbonden ondernemingen in de zin van artikel 212 bij de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste, met name bij de berekening van de ondermodule aandelenrisico als bedoeld in artikel 105, lid 5, rekening houdend met de waarschijnlijke afname van de volatiliteit van de waarde van die verbonden ondernemingen die voortvloeit uit de strategische aard van die investeringen en de invloed die door de deelnemende onderneming op die verbonden ondernemingen wordt uitgeoefend;

    n)

    het gebruik van externe kredietbeoordelingen van instellingen voor externe kredietbeoordeling bij de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste in overeenstemming met de standaardformule en bij het uitzetten van kredietbeoordelingen op een kredietkwaliteitsschaal als bedoeld in artikel 109 bis, lid 1, dat consistent moet zijn met het gebruik van externe kredietbeoordelingen van instellingen voor externe kredietbeoordeling bij de berekening van de kapitaalvereisten voor kredietinstellingen zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 en financiële instellingen als bedoeld in artikel 4, lid 1, punt 26, daarvan;

    o)

    de precieze criteria voor de in artikel 109 bis, lid 2, onder c), bedoelde aandelenindex;

    p)

    de precieze criteria voor de aanpassingen die moeten worden aangebracht voor aan de euro gekoppelde valuta's ter vergemakkelijking van de berekening van het in artikel 109 bis, lid 2, onder d), bedoelde ondermodule valutarisico;

    q)

    de voorwaarden voor de indeling van regionale en lokale overheden als bedoeld in artikel 109 bis, lid 2, onder a).

    2.   Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van dit artikel te waarborgen, werkt de EIOPA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uit voor de procedures voor de goedkeuring door de toezichthoudende autoriteiten van het gebruik van ondernemingsspecifieke parameters als bedoeld in lid 1, onder k).

    De EIOPA legt deze ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 31 oktober 2014 voor aan de Commissie.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

    3.   Uiterlijk op 31 december 2020 beoordeelt de Commissie de geschiktheid van de methoden, aannames en standaardparameters die worden gebruikt bij de berekening van de standaardformule van het solvabiliteitskapitaalvereiste. Bij de beoordeling moet met name rekening worden gehouden met de prestaties van elke activacategorie en financiële instrumenten, het gedrag van de beleggers in die effecten en financiële instrumenten, alsmede ontwikkelingen op het vlak van de internationale vaststelling van normen in de financiële dienstverlening. De herziening van bepaalde activacategorieën kan worden geprioritiseerd. De Commissie doet het Europees Parlement en de Raad een verslag en, in voorkomend geval, voorstellen toekomen ter herziening van deze richtlijn of van gedelegeerde handelingen of uitvoeringshandelingen die krachtens deze richtlijn zijn vastgesteld.

    4.   Teneinde een consequente harmonisatie met betrekking tot het solvabiliteitskapitaalvereiste te waarborgen, werkt de EIOPA, behoudens artikel 301 ter, ontwerpen van technische reguleringsnormen uit waarin de kwantitatieve grenzen en criteria voor in aanmerking komende activa nader worden omschreven wanneer die risico's niet voldoende worden gedekt door een ondermodule.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

    Deze technische reguleringsnormen zijn van toepassing op tegenover technische voorzieningen staande activa, met uitzondering van activa die worden aangehouden voor levensverzekeringsovereenkomsten waarbij het beleggingsrisico door de verzekeringnemer wordt gedragen. Ze worden door de Commissie herzien in het licht van de ontwikkelingen in de standaardformule en op de financiële markten.”.

    30)

    Artikel 114 wordt vervangen door:

    „Artikel 114

    Gedelegeerde handelingen en technische uitvoeringsnormen met betrekking tot de interne modellen voor de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste

    1.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast waarin nadere invulling wordt gegeven aan:

    a)

    de aanpassingen in de normen van de artikelen 120 tot en met 125 in het licht van het beperkte toepassingsgebied van het gedeeltelijk interne model;

    b)

    de wijze waarop een gedeeltelijk intern model volledig in de in artikel 113, lid 1, onder c), bedoelde standaardformule voor het solvabiliteitskapitaalvereiste moet worden geïntegreerd en de vereisten voor het toepassen van alternatieve integratietechnieken.

    2.   Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van dit artikel te waarborgen, werkt de EIOPA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uit voor de procedures aangaande:

    a)

    de goedkeuring van een intern model overeenkomstig artikel 112; en

    b)

    de goedkeuring van ingrijpende wijzingen in een intern model en wijzigingen in de in artikel 115 bedoelde gedragslijn voor de wijziging van een intern model.

    De EIOPA legt deze ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 31 oktober 2014 voor aan de Commissie.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.”.

    31)

    Artikel 127 wordt vervangen door:

    „Artikel 127

    Gedelegeerde handelingen met betrekking tot de artikelen 120 tot en met 126

    De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast met betrekking tot de artikelen 120 tot en met 126 om de beoordeling van het risicoprofiel en de uitoefening van het bedrijf van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen te verbeteren, betreffende het gebruik van interne modellen in de hele Unie.”.

    32)

    Artikel 129 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    in lid 1, onder d), worden de punten i), ii) en iii) vervangen door:

    „i)

    2 500 000 EUR voor schadeverzekeringsondernemingen, met inbegrip van schadeverzekeringscaptives, met uitzondering van het geval waarin alle of sommige van de risico's in een van de branches 10 tot en met 15 van deel A van bijlage I worden gedekt, in welk geval het niet geringer is dan 3 700 000 EUR,

    ii)

    3 700 000 EUR voor levensverzekeringsondernemingen, met inbegrip van verzekeringscaptives;

    iii)

    3 600 000 EUR voor herverzekeringsondernemingen, met uitzondering van het geval van herverzekeringscaptives, in welk geval het minimumkapitaalvereiste niet geringer is dan 1 200 000 EUR;”;

    b)

    in lid 3 wordt de tweede alinea vervangen door:

    „De lidstaten staan hun toezichthoudende autoriteiten gedurende een periode die niet later eindigt dan 31 december 2017 toe te verlangen dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen de in de eerste alinea bedoelde percentages uitsluitend toepassen op het overeenkomstig hoofdstuk VI, afdeling 4, onderafdeling 2, berekende solvabiliteitskapitaalvereiste van de onderneming.”;

    c)

    in lid 4 wordt na de eerste alinea de volgende alinea ingevoegd:

    „Bij de berekening van de in lid 3 bedoelde onder- en bovengrens hoeven de ondernemingen het solvabiliteitskapitaalvereiste niet op kwartaalbasis te berekenen.”;

    d)

    in lid 5 wordt de eerste alinea vervangen door:

    „5.   Uiterlijk op 31 december 2020 legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de voorschriften die de lidstaten en de werkwijzen die toezichthoudende autoriteiten ter uitvoering van de leden 1 tot en met 4 hebben vastgesteld.”.

    33)

    Artikel 130 wordt vervangen door:

    „Artikel 130

    Gedelegeerde handelingen

    De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast waarin nadere invulling wordt gegeven aan de berekening van het in de artikelen 128 en 129 bedoelde minimumkapitaalvereiste.”.

    34)

    In artikel 131, eerste lid, worden „31 oktober 2012” en „31 oktober 2013” vervangen door respectievelijk „31 december 2015” en „31 december 2016”.

    35)

    Artikel 135 wordt vervangen door:

    „Artikel 135

    Gedelegeerde handelingen en technische reguleringsnormen met betrekking tot kwalitatieve vereisten

    1.   De Commissie kan overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vaststellen waarin nadere invulling wordt gegeven aan kwalitatieve vereisten op de volgende gebieden:

    a)

    het onderkennen, meten, bewaken en beheersen van risico's die voortvloeien uit beleggingen met betrekking tot de eerste alinea van artikel 132, lid 2;

    b)

    het onderkennen, meten, bewaken en beheersen van specifieke risico's die voortvloeien uit beleggingen in afgeleide instrumenten en in de tweede alinea van artikel 132, lid 4, bedoelde activa en de bepaling van de mate waarin het gebruik van deze activa kan worden aangemerkt als een vorm van risicobeperking of als efficiënt portefeuillebeheer, zoals bedoeld in de derde alinea van artikel 132, lid 4.

    2.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast ter bepaling van het volgende:

    a)

    de vereisten waaraan moet worden voldaan door ondernemingen die leningen herverpakken in verhandelbare effecten en andere financiële instrumenten (initiatoren of sponsoren) opdat een verzekerings- of herverzekeringsonderneming mag beleggen in dergelijke effecten of instrumenten die zijn uitgegeven na 1 januari 2011, met inbegrip van vereisten die waarborgen dat de initiator, sponsor of oorspronkelijke kredietverstrekker permanent een netto materieel economisch belang aanhoudt dat in elk geval niet minder bedraagt dan 5 %;

    b)

    kwalitatieve vereisten waaraan moet worden voldaan door de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen die in deze effecten of instrumenten beleggen;

    c)

    de specificaties met betrekking tot de omstandigheden waaronder een evenredig extra kapitaalvereiste kan worden opgelegd wanneer een inbreuk is gepleegd op de onder a) en b) van dit lid vastgestelde vereisten, onverminderd artikel 101, lid 3.

    3.   Teneinde een consequente harmonisatie van het bepaalde in lid 2, onder c), te waarborgen, werkt de EIOPA, behoudens artikel 301 ter, ontwerpen van technische reguleringsnormen uit tot nadere invulling van de methoden voor de berekening van het daarin bedoelde evenredig extra kapitaalvereiste.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 vast te stellen.”.

    36)

    In artikel 138 wordt lid 4 vervangen door:

    „4.   Bij uitzonderlijke ongunstige omstandigheden met gevolgen voor verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die een significant marktaandeel vertegenwoordigen of van de getroffen verzekeringsactiviteiten, zoals bepaald door de EIOPA, en waar passend na raadpleging van de ESRB, kan de toezichthoudende autoriteit de in lid 3, tweede alinea, bedoelde periode voor de getroffen ondernemingen verlengen met een periode van maximum zeven jaar, rekening houdend met alle relevante factoren, inclusief de gemiddelde uitlooptermijn van de technische voorzieningen.

    Onverminderd de bevoegdheden van de EIOPA op grond van artikel 18 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 stelt de EIOPA voor de toepassing van dit lid op verzoek van de betrokken toezichthoudende autoriteit vast dat er van uitzonderlijke ongunstige omstandigheden sprake is. De betrokken toezichthoudende autoriteit kan een verzoek indienen, als verzekerings- of herverzekeringsondernemingen die een aanzienlijk marktaandeel vertegenwoordigen of van de getroffen verzekeringsactiviteiten, waarschijnlijk niet zullen voldoen aan een van de in lid 3 genoemde vereisten. Er is sprake van uitzonderlijke ongunstige omstandigheden, als de financiële situatie van de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen die een significant marktaandeel vertegenwoordigen of van de getroffen verzekeringsactiviteiten, ernstig of negatief getroffen zijn door een of meer van de volgende omstandigheden:

    a)

    een koersdaling op de financiële markten die onvoorzien, fors en scherp is;

    b)

    een omgeving met een aanhoudende lage rentevoet;

    c)

    een rampzalige gebeurtenis met grote gevolgen.

    De EIOPA beoordeelt, in samenwerking met de toezichthoudende autoriteit in kwestie, regelmatig of er nog steeds sprake van de in de tweede alinea bedoelde omstandigheden is. De EIOPA verklaart in samenwerking met de toezichthoudende autoriteit in kwestie wanneer van uitzonderlijke ongunstige omstandigheden niet langer sprake is.

    De betrokken verzekerings- of herverzekeringsonderneming dient om de drie maanden een voortgangsverslag in bij de toezichthoudende autoriteit waarin wordt aangegeven welke maatregelen er zijn getroffen en welke vooruitgang er is geboekt om het in aanmerking komend eigen vermogen ter dekking van het solvabiliteitskapitaalvereiste weer op peil te brengen of haar risicoprofiel zodanig te verlagen dat weer wordt voldaan aan het solvabiliteitskapitaalvereiste.

    De in de eerste alinea bedoelde verlenging wordt ingetrokken als uit dat voortgangsverslag blijkt dat er geen duidelijke vooruitgang is geboekt bij het weer op peil brengen van het in aanmerking komende eigen vermogen ter dekking van het solvabiliteitskapitaalvereiste of bij het zodanig verlagen van het risicoprofiel dat weer wordt voldaan aan het solvabiliteitskapitaalvereiste tussen de datum waarop is geconstateerd dat niet meer werd voldaan aan het solvabiliteitskapitaalvereiste en de datum van indiening van het voortgangsverslag.”.

    37)

    Artikel 143 wordt vervangen door:

    „Artikel 143

    Gedelegeerde handelingen en technische reguleringsnormen met betrekking tot artikel 138, lid 4

    1.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast waarin de soorten uitzonderlijk ongunstige omstandigheden worden aangevuld en waarin wordt aangegeven met welke factoren en criteria rekening moet worden gehouden door de EIOPA voor de vaststelling van uitzonderlijke ongunstige omstandigheden en door de toezichthoudende autoriteiten voor de bepaling van de verlenging van de herstelperiode overeenkomstig artikel 138, lid 4.

    2.   Om een consequente harmonisatie met betrekking tot artikel 138, lid 2, artikel 139, lid 2, en artikel 141 te waarborgen, werkt de EIOPA, behoudens artikel 301 ter, ontwerpen van technische reguleringsnormen uit tot nadere invulling van het in artikel 138, lid 2, bedoelde saneringsplan en het in artikel 139, lid 2, bedoelde financieel plan, alsmede met betrekking tot artikel 141, waarbij ernaar gestreefd wordt procyclische effecten te vermijden.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 vast te stellen.”.

    38)

    Artikel 149 wordt vervangen door:

    „Artikel 149

    Wijzigingen in de aard van de risico's of verbintenissen

    Wanneer een verzekeringsonderneming voornemens is in de in artikel 147 bedoelde informatie een wijziging aan te brengen, volgt zij de procedure van de artikelen 147 en 148.”.

    39)

    Artikel 155 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    in lid 3 wordt na de eerste alinea de volgende alinea ingevoegd:

    „Voorts mag de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst of de lidstaat van ontvangst de zaak overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 naar de EIOPA doorverwijzen en om haar bijstand verzoeken. In dat geval mag de EIOPA handelen overeenkomstig de haar bij dat artikel toegekende bevoegdheden.”;

    b)

    lid 9 wordt vervangen door:

    „9.   De lidstaten verstrekken de Commissie en de EIOPA informatie over het aantal en de aard van de gevallen die hebben geleid tot een weigering in de zin van artikel 146 en artikel 148 waarin maatregelen zijn genomen overeenkomstig de leden 3 en 4 van dit artikel.”.

    40)

    In artikel 158, lid 2, wordt na de eerste alinea de volgende alinea ingevoegd:

    „Voorts mag de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst of de lidstaat van ontvangst de zaak overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 naar de EIOPA doorverwijzen en om haar bijstand verzoeken. In dat geval mag de EIOPA handelen overeenkomstig de haar bij dat artikel toegekende bevoegdheden.”.

    41)

    Artikel 159 wordt vervangen door:

    „Artikel 159

    Statistische informatie over grensoverschrijdende werkzaamheden

    Elke verzekeringsonderneming informeert de toezichthoudende autoriteit van haar lidstaat van herkomst afzonderlijk met betrekking tot de transacties die uitgevoerd zijn in het kader van het recht van vestiging en deze die uitgevoerd zijn in het kader van het vrij verrichten van diensten over het bedrag aan premies, schadevorderingen en provisies, telkens zonder aftrek van herverzekering, per lidstaat, en wel als volgt:

    a)

    voor schadeverzekeringen, per verzekeringsactiviteit overeenkomstig de toepasselijke gedelegeerde handeling;

    b)

    voor levensverzekeringen, per verzekeringsactiviteit overeenkomstig de toepasselijke gedelegeerde handeling.

    Wat betreft bijlage I, deel A, branche 10, met uitzondering van de aansprakelijkheid van de vervoerder, brengt de betrokken onderneming deze toezichthoudende autoriteit ook op de hoogte van de frequentie en de gemiddelde kosten van de schadegevallen.

    De toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst legt de in de eerste en tweede alinea bedoelde informatie binnen een redelijke termijn in geaggregeerde vorm over aan de toezichthoudende autoriteiten van elk van de betrokken lidstaten die daarom verzoeken.”.

    42)

    Artikel 172 wordt vervangen door:

    „Artikel 172

    Gelijkwaardigheid met betrekking tot herverzekeringsondernemingen

    1.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast die criteria bevatten om te bepalen of de solvabiliteitsregeling van een derde land die wordt toegepast op herverzekeringsactiviteiten van ondernemingen waarvan het hoofdkantoor in dat derde land is gelegen, gelijkwaardig is aan die van titel I.

    2.   Indien aan de overeenkomstig lid 1 vastgestelde criteria door een derde land is voldaan, kan de Commissie, overeenkomstig artikel 301 bis en daarin bijgestaan door de EIOPA, overeenkomstig artikel 33, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 gedelegeerde handelingen vaststellen, waarin wordt vastgesteld dat de door dat derde land toegepaste solvabiliteitsregeling op herverzekeringsactiviteiten van ondernemingen waarvan het hoofdkantoor in dat derde land is gelegen gelijkwaardig is aan die van titel I van deze richtlijn.

    Deze gedelegeerde handelingen worden regelmatig herzien om rekening te houden met eventuele belangrijke wijzigingen in de toezichtregeling waarin titel I voorziet, alsook in de toezichtregeling van het derde land.

    De EIOPA maakt op haar website een lijst van alle in de eerste alinea bedoelde derde landen bekend en houdt deze lijst actueel.

    3.   Ingeval de solvabiliteitsregeling van een derde land overeenkomstig lid 2 gelijkwaardig is geacht aan die van deze richtlijn, worden herverzekeringsovereenkomsten die worden gesloten met ondernemingen waarvan het hoofdkantoor is gelegen in dat derde land, op dezelfde wijze behandeld als herverzekeringsovereenkomsten met ondernemingen waaraan overeenkomstig deze richtlijn vergunning is verleend.

    4.   In afwijking van lid 2 kan de Commissie, gedurende een beperkte periode overeenkomstig artikel 301 bis en daarin bijgestaan door de EIOPA overeenkomstig artikel 33, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 gedelegeerde handelingen vaststellen waarin wordt bepaald dat de solvabiliteitsregeling die door dat derde land wordt toegepast op herverzekeringsactiviteiten van ondernemingen waarvan het hoofdkantoor in dat derde land is gelegen, tijdelijk gelijkwaardig is aan die van titel I, voor zover dat derde land minstens heeft voldaan aan de volgende criteria:

    a)

    het derde land heeft zich er tegenover de Unie toe verplicht een solvabiliteitsregeling vast te stellen en toe te passen die vóór het verstrijken van die beperkte periode overeenkomstig lid 2 als gelijkwaardig kan worden beoordeeld en het gelijkwaardigheidsbeoordelingsproces toe te passen;

    b)

    het derde land heeft een werkprogramma opgezet om te voldoen aan de onder a) bedoelde verplichting;

    c)

    het derde land heeft voldoende middelen uitgetrokken om te voldoen aan de onder a) bedoelde verplichting;

    d)

    het derde land beschikt over een solvabiliteitsregeling die risicogeoriënteerd is en waarmee wordt voorzien in kwalitatieve en kwantitatieve solvabiliteitsvereisten en in vereisten inzake rapportage aan de toezichthoudende autoriteit en transparantie;

    e)

    het derde land heeft schriftelijke regelingen getroffen voor samenwerking en de uitwisseling van vertrouwelijke toezichtinformatie met de EIOPA en de toezichthoudende autoriteiten;

    f)

    het derde land beschikt over een onafhankelijk toezichtstelsel; en

    g)

    het derde land heeft voor alle personen die namens zijn toezichthoudende autoriteiten optreden, verplichtingen vastgesteld inzake het beroepsgeheim, met name voor de uitwisseling van informatie met de EIOPA en de toezichthoudende autoriteiten.

    Bij gedelegeerde handelingen omtrent tijdelijke gelijkwaardigheid dient rekening te worden gehouden met de overeenkomstig artikel 177, lid 2, door de Commissie opgestelde verslagen. De desbetreffende gedelegeerde handelingen worden regelmatig geëvalueerd op basis van de voortgangsverslagen van het betrokken derde land, die jaarlijks aan de Commissie worden voorgelegd en door haar worden beoordeeld. De EIOPA helpt de Commissie om deze voortgangsverslagen te beoordelen.

    De EIOPA maakt op haar website een lijst van alle in de eerste alinea bedoelde derde landen bekend en houdt deze lijst actueel.

    De Commissie kan overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vaststellen waarin nadere invulling wordt gegeven aan de in de eerste alinea omschreven voorwaarden.

    5.   De in de eerste alinea van lid 4 bedoelde termijn verstrijkt op 31 december 2020 of, indien dit eerder het geval is, op de datum waarop de toezichtregeling van dat derde land overeenkomstig lid 2 wordt geacht gelijkwaardig te zijn aan de in titel I omschreven regeling.

    Deze termijn kan nog met maximaal een jaar worden verlengd indien dit voor de EIOPA en de Commissie nodig is voor het uitvoeren van de beoordeling van de gelijkwaardigheid in de zin van lid 2.

    6.   Herverzekeringsovereenkomsten met ondernemingen waarvan het hoofdkantoor in een derde land is gelegen en waarvan de toezichtregeling overeenkomstig lid 4 voor bepaalde tijd als gelijkwaardig is aangemerkt, worden hetzelfde behandeld als beschreven in lid 3. Artikel 173 is tevens van toepassing op herverzekeringsondernemingen waarvan het hoofdkantoor in een derde land is gelegen waarvan de toezichtregeling overeenkomstig lid 4 voor bepaalde tijd als gelijkwaardig is aangemerkt.”.

    43)

    Artikel 176 wordt vervangen door:

    „Artikel 176

    Informatieverstrekking door de lidstaten aan de Commissie en de EIOPA

    De toezichthoudende autoriteiten van de lidstaten stellen de Commissie, de EIOPA en de toezichthoudende autoriteiten van de andere lidstaten in kennis van elke vergunningverlening voor een rechtstreekse of onrechtstreekse dochteronderneming waarvan één of meer moederondernemingen onder het recht van een derde land vallen.

    In deze kennisgeving wordt ook melding gemaakt van de structuur van de betrokken groep.

    Indien een onderneming die onder het recht van een derde land valt, een deelneming verwerft in een verzekerings- of herverzekeringsonderneming waaraan in de Unie vergunning is verleend, waardoor deze verzekerings- of herverzekeringsonderneming een dochteronderneming van deze onderneming uit het derde land wordt, stellen de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst de Commissie, de EIOPA en de toezichthoudende autoriteiten van de overige lidstaten daarvan in kennis.”.

    44)

    Artikel 177, lid 1, wordt vervangen door:

    „1.   De lidstaten stellen de Commissie en de EIOPA in kennis van de algemene moeilijkheden die hun verzekerings- of herverzekeringsondernemingen ondervinden bij de vestiging en bedrijfsuitoefening in een derde land of bij de uitoefening van hun activiteiten in een derde land.”.

    45)

    Artikel 210, lid 2, wordt vervangen door:

    „2.   De Commissie kan overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vaststellen waarin nadere invulling wordt gegeven aan de in lid 1 van dit artikel bedoelde bepalingen met betrekking tot de bewaking, het beheer en de beheersing van risico's die uit finite herverzekeringsactiviteiten voortvloeien.”.

    46)

    In artikel 211 worden de leden 2 en 3 vervangen door:

    „2.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast tot nadere invulling van de volgende criteria voor het verlenen van goedkeuring door de toezichthoudende autoriteit:

    a)

    reikwijdte van de vergunning;

    b)

    verplichte voorwaarden die in alle afgesloten overeenkomsten moeten voorkomen;

    c)

    de in artikel 42 bedoelde betrouwbaarheids- en deskundigheidseisen voor de personen die het Special Purpose Vehicle leiden;

    d)

    betrouwbaarheids- en deskundigheidseisen voor aandeelhouders of leden met een gekwalificeerde deelneming in het Special Purpose Vehicle;

    e)

    deugdelijke administratieve en boekhoudprocedures, adequate internecontrolemechanismen en vereisten op het gebied van Risk management;

    f)

    boekhoudeisen, alsmede prudentiële en statistische informatievereisten;

    g)

    solvabiliteitsvereisten.

    2 bis.   Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van artikel 211, leden 1 en 2, te waarborgen, werkt de EIOPA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uit waarin de procedures nader worden omschreven voor het verlenen van goedkeuring door de toezichthoudende autoriteit voor Special Purpose Vehicles en waarin de formulieren en templates nader worden omschreven die moeten worden gebruikt voor de doeleinden van lid 2, onder f).

    De EIOPA legt deze ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 31 oktober 2014 voor aan de Commissie.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

    2 ter.   Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van artikel 211, leden 1 en 2, te waarborgen, kan de EIOPA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uitwerken waarin de procedures nader worden omschreven voor de samenwerking en uitwisseling van informatie tussen toezichthoudende autoriteiten ingeval het Special Purpose Vehicle dat risico's van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming overneemt, is gevestigd in een andere lidstaat dan de lidstaat waarin aan de verzekerings- of herverzekeringsonderneming vergunning is verleend.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

    3.   Special Purpose Vehicles waarvoor toestemming is toegekend vóór 31 december 2015, ressorteren onder het recht van de lidstaat die toestemming heeft gegeven voor het Special Purpose Vehicle. Voor alle nieuwe activiteiten die door een dergelijk Special Purpose Vehicle worden begonnen na die datum, gelden evenwel de leden 1, 2 en 2 bis van dit artikel.”.

    47)

    Artikel 212, lid 1, onder e), wordt vervangen door:

    „e)

    „college van toezichthouders”: een permanente maar flexibele structuur voor samenwerking en coördinatie tussen de toezichthoudende autoriteiten van de betrokken lidstaten en voor de vergemakkelijking van de besluitvorming met betrekking tot groepstoezicht;”.

    48)

    Artikel 216 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    in lid 1 worden de volgende alinea's toegevoegd:

    „In een dergelijk geval legt de toezichthoudende autoriteit haar besluit uit aan zowel de groepstoezichthouder als de uiteindelijke moederonderneming op het niveau van de Unie. De groepstoezichthouder stelt het college van toezichthouders overeenkomstig artikel 248, lid 1, onder a), van deze toelichting in kennis.

    De artikelen 218 tot en met 258 zijn mutatis mutandis van toepassing, behoudens hetgeen is bepaald in de leden 2 tot en met 6 van dit artikel.”;

    b)

    in lid 4 wordt de derde alinea vervangen door:

    „De toezichthoudende autoriteit legt deze besluiten uit aan zowel de onderneming als de groepstoezichthouder. De groepstoezichthouder stelt het college van toezichthouders overeenkomstig artikel 248, lid 1, onder a), van deze toelichting in kennis.”;

    c)

    lid 7 wordt vervangen door:

    „7.   De Commissie kan overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vaststellen waarin nadere invulling wordt gegeven aan de omstandigheden waaronder het in lid 1 van dit artikel bedoelde besluit kan worden genomen.”.

    49)

    Artikel 217 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    aan lid 1 wordt de volgende alinea toegevoegd:

    „In een dergelijk geval lichten de toezichthoudende autoriteiten hun overeenkomst toe aan zowel de groepstoezichthouder als de uiteindelijke moederonderneming op het niveau van de Unie. De groepstoezichthouder stelt het college van toezichthouders overeenkomstig artikel 248, lid 1, onder a), van deze toelichting in kennis.”;

    b)

    lid 3 wordt vervangen door:

    „3.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast waarin nadere invulling wordt gegeven aan de omstandigheden waaronder het in lid 1 van dit artikel bedoelde besluit kan worden genomen.”.

    50)

    Artikel 227 wordt vervangen door:

    „Artikel 227

    Gelijkwaardigheid van verbonden verzekerings- en herverzekeringsondernemingen uit derde landen

    1.   Bij de berekening overeenkomstig artikel 233 van de groepssolvabiliteit van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming die een in een verzekerings- of herverzekeringsonderneming uit een derde land deelnemende onderneming is, wordt louter voor deze berekening de verzekerings- of herverzekeringsonderneming uit het derde land op dezelfde wijze behandeld als een verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming.

    Wanneer het derde land waar deze onderneming haar hoofdkantoor heeft, de betrokken onderneming onderwerpt aan een vergunning en haar een solvabiliteitsregeling oplegt die ten minste gelijkwaardig is aan die van titel I, hoofdstuk VI, kunnen de lidstaten evenwel voorschrijven dat bij de berekening met betrekking tot deze onderneming rekening wordt gehouden met het solvabiliteitskapitaalvereiste en met het voor het voldoen aan dat vereiste in aanmerking komend eigen vermogen als voorgeschreven door het betrokken derde land.

    2.   Wanneer er overeenkomstig lid 4 of 5 van dit artikel geen gedelegeerde handeling is vastgesteld, wordt de verificatie of de regeling van het derde land ten minste gelijkwaardig is, op verzoek van de deelnemende onderneming of op haar eigen initiatief uitgevoerd door de groepstoezichthouder. De EIOPA verleent de groepstoezichthouder bijstand overeenkomstig artikel 33, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

    Hierbij raadpleegt de groepstoezichthouder, hierin bijgestaan door de EIOPA, de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten alvorens een besluit over de gelijkwaardigheid te nemen. Dit besluit wordt genomen op grond van de overeenkomstig lid 3 vastgestelde criteria. De groepstoezichthouder neemt ten aanzien van een derde land geen enkel besluit dat indruist tegen eventueel in een eerder stadium ten aanzien van dat derde land genomen besluiten, tenzij zulks noodzakelijk is als gevolg van belangrijke wijzigingen in de toezichtregeling die is vastgelegd in titel I, hoofdstuk VI en in de toezichtregeling van het derde land.

    Indien de toezichthoudende autoriteiten het oneens zijn met het overeenkomstig de tweede alinea genomen besluit, kunnen zij de zaak binnen drie maanden na kennisgeving van het besluit door de groepstoezichthouder doorverwijzen naar de EIOPA en haar om bijstand verzoeken overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1094/2010. In dit geval mag de EIOPA handelen overeenkomstig de haar bij dat artikel verleende bevoegdheden.

    3.   De Commissie kan overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vaststellen die criteria bevatten om te bepalen of de solvabiliteitsregeling van een derde land gelijkwaardig is aan die van titel I, hoofdstuk VI.

    4.   Indien aan de overeenkomstig lid 3 vastgestelde criteria door een derde land is voldaan, kan de Commissie, conform artikel 301 bis en daarin bijgestaan door de EIOPA, overeenkomstig artikel 33, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 gedelegeerde handelingen vaststellen waarin wordt bepaald dat de toezichtregeling die door dat derde land wordt toegepast gelijkwaardig is aan die van titel I, hoofdstuk VI, van deze richtlijn.

    Deze gedelegeerde handelingen worden regelmatig herzien om rekening te houden met eventuele belangrijke wijzigingen in de toezichtregeling van titel I, hoofdstuk VI, en in de toezichtregeling van het derde land.

    De EIOPA maakt op haar website een lijst van alle in de eerste alinea bedoelde derde landen bekend en houdt deze lijst actueel.

    5.   In afwijking van lid 4 kan de Commissie, en zelfs indien niet is voldaan aan de in lid 3 vastgestelde criteria, overeenkomstig artikel 301 bis en daarin bijgestaan door de EIOPA overeenkomstig artikel 33, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1094/2010, gedurende de in lid 6 bedoelde periode gedelegeerde handelingen vaststellen waarin wordt bepaald dat de solvabiliteitsregeling die door een derde land wordt toegepast op ondernemingen waarvan het hoofdkantoor in dat derde land is gelegen, voorlopig gelijkwaardig is aan die van titel I, hoofdstuk VI, indien:

    a)

    er kan worden aangetoond dat een solvabiliteitsregeling die overeenkomstig lid 4 kan worden beoordeeld als gelijkwaardig, door het derde land is ingesteld of kan worden vastgesteld en toegepast;

    b)

    het derde land beschikt over een solvabiliteitsregeling die risicogeoriënteerd is en waarmee wordt voorzien in kwalitatieve en kwantitatieve solvabiliteitsvereisten en in vereisten inzake rapportage aan de toezichthoudende autoriteit en transparantie;

    c)

    het recht van het derde land in beginsel samenwerking en uitwisseling van vertrouwelijke toezichtinformatie met de EIOPA en de toezichthoudende autoriteiten, toestaat;

    d)

    het derde land beschikt over een onafhankelijk toezichtstelsel; en

    e)

    het derde land voor alle personen die namens zijn toezichthoudende autoriteiten optreden, verplichtingen heeft vastgesteld inzake het beroepsgeheim.

    De EIOPA maakt op haar website een lijst van alle in de eerste alinea bedoelde derde landen bekend en houdt deze lijst actueel.

    6.   De initiële periode van de in lid 5 bedoelde voorlopige gelijkwaardigheid is 10 jaar, tenzij vóór het verstrijken van deze termijn:

    a)

    de gedelegeerde handeling in kwestie wordt ingetrokken; of

    b)

    een gedelegeerde handeling overeenkomstig lid 4 wordt vastgesteld met het gevolg dat de toezichtregeling van dat derde land geacht wordt gelijkwaardig te zijn aan de in titel I, hoofdstuk VI, omschreven regeling.

    Voorlopige gelijkwaardigheid kan worden verlengd voor bijkomende perioden van tien jaar, als nog steeds aan de in lid 5 bedoelde criteria is voldaan. De Commissie neemt elk besluit hierover overeenkomstig artikel 301 bis, bijgestaan door de EIOPA, overeenkomstig artikel 33, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

    Bij gedelegeerde handelingen omtrent voorlopige gelijkwaardigheid worden de overeenkomstig artikel 177, lid 2, door de Commissie opgestelde verslagen in acht genomen. Dergelijke gedelegeerde handelingen worden door de Commissie regelmatig herzien. De EIOPA helpt de Commissie om deze besluiten te herzien. De Commissie informeert het Europees Parlement over alle herzieningen die worden uitgevoerd en brengt bij het Parlement verslag uit over de conclusies hiervan.

    7.   Indien overeenkomstig lid 5 een gedelegeerde handeling wordt vastgesteld, waarin de toezichtregeling van een derde land als voorlopig gelijkwaardig wordt aangemerkt, wordt dat derde land geacht gelijkwaardig te zijn in de zin van de tweede alinea van lid 1.”.

    51)

    Artikel 231 wordt vervangen door:

    „Artikel 231

    Intern model van een groep

    1.   Indien een verzekerings- of herverzekeringsonderneming en haar verbonden ondernemingen, of de verbonden ondernemingen van een verzekeringsholding gezamenlijk een aanvraag indienen om zowel het geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep als het solvabiliteitskapitaalvereiste van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in de groep op basis van een intern model te mogen berekenen, bepalen de betrokken toezichthoudende autoriteiten in onderling overleg of zij deze aanvraag al dan niet inwilligen en onder welke voorwaarden deze aanvraag wordt ingewilligd.

    De in de eerste alinea bedoelde aanvraag wordt alleen bij de groepstoezichthouder ingediend.

    De groepstoezichthouder informeert de andere leden van het college van toezichthouders en bezorgt hen onverwijld de volledige aanvraag.

    2.   De betrokken toezichthoudende autoriteiten doen alles wat in hun vermogen ligt om binnen zes maanden na de datum van ontvangst door de groepstoezichthouder van de volledige aanvraag een gezamenlijk besluit over de aanvraag te nemen.

    3.   Indien één van de betrokken toezichthoudende autoriteiten binnen de periode van zes maanden als bedoeld in lid 2 de zaak overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 naar de EIOPA heeft doorverwezen, schort de groepstoezichthouder zijn besluit op en wacht hij het besluit af dat de EIOPA eventueel overeenkomstig artikel 19, lid 3, van die verordening neemt; vervolgens neemt hij zijn besluit in overeenstemming met het besluit van de EIOPA. Dit besluit wordt als definitief erkend en wordt door de betrokken toezichthoudende autoriteiten toegepast.

    De EIOPA neemt haar besluit binnen één maand. De zaak wordt niet meer doorverwezen naar de EIOPA na het einde van de termijn van zes maanden of nadat een gezamenlijk besluit is genomen.

    Indien het door het panel overeenkomstig artikel 41, leden 2 en 3, en artikel 44, leden 1 tot en met 3, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 voorgestelde besluit wordt afgewezen, neemt de groepstoezichthouder een definitief besluit. Dit besluit wordt als definitief erkend en wordt door de betrokken toezichthoudende autoriteiten toegepast. De termijn van zes maanden wordt beschouwd als de verzoeningsperiode in de zin van artikel 19, lid 2, van die verordening.

    4.   Ter vergemakkelijking van gezamenlijke besluiten, kan de EIOPA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uitwerken waarin eenvormige voorwaarden nader worden omschreven voor de toepassing van het in lid 2 bedoelde gezamenlijk besluitvormingsproces over de in lid 1 bedoelde aanvragen.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

    5.   Indien de betrokken toezichthoudende autoriteiten een gezamenlijk besluit hebben genomen als bedoeld in lid 2, doet de groepstoezichthouder aan de aanvrager een document toekomen dat een volledige opgaaf van redenen bevat.

    6.   Indien er binnen zes maanden na de datum van ontvangst van de aanvraag geen gezamenlijk besluit is vastgesteld, neemt de groepstoezichthouder op eigen gezag een besluit over de aanvraag.

    Bij het nemen van zijn besluit houdt de groepstoezichthouder naar behoren rekening met de tijdens de termijn van zes maanden door de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten geuite standpunten en voorbehouden.

    De groepstoezichthouder doet aan de aanvrager en de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten toekomen een document met zijn uitvoerig met redenen omkleed besluit toekomen.

    Dit besluit wordt als definitief erkend en wordt door de betrokken toezichthoudende autoriteiten toegepast.

    7.   Ingeval één van de betrokken toezichthoudende autoriteiten van mening is dat het risicoprofiel van een onder haar toezicht staande verzekerings- of herverzekeringsonderneming significant afwijkt van de aannames die ten grondslag liggen aan het op groepsniveau goedgekeurde interne model, en zolang deze onderneming niet afdoende aan de verwachtingen van de toezichthoudende autoriteit tegemoet is gekomen, kan deze autoriteit overeenkomstig artikel 37 besluiten op het uit de toepassing van dit interne model voor deze verzekerings- of herverzekeringsonderneming resulterende solvabiliteitskapitaalvereiste een opslagfactor toe te passen.

    In uitzonderlijke omstandigheden waarin de toepassing van een dergelijke opslagfactor niet gepast is, kan de toezichthoudende autoriteit verlangen dat de betrokken onderneming haar solvabiliteitskapitaalvereiste berekent op basis van de in titel I, hoofdstuk VI, afdeling 4, onderafdelingen 1 en 2, bedoelde standaardformule. Overeenkomstig artikel 37, lid 1, onder a) en c), kan de toezichthoudende autoriteit op het uit de toepassing van de standaardformule resulterende solvabiliteitskapitaalvereiste van de betrokken verzekerings- of herverzekeringsonderneming een kapitaalopslagfactor toepassen.

    De toezichthoudende autoriteit licht eventuele in de eerste en de tweede alinea bedoelde besluiten toe aan zowel de verzekerings- of herverzekeringsonderneming als de andere leden van het college van toezichthouders.

    De EIOPA kan richtsnoeren opstellen ter waarborging van een consequente en coherente toepassing van dit lid.”.

    52)

    In het eerste lid van artikel 232 wordt het inleidende gedeelte vervangen door:

    „Bij het bepalen of het geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep het risicoprofiel van de groep adequaat weergeeft, besteedt de groepstoezichthouder bijzondere aandacht aan elk geval waarin de omstandigheden die worden genoemd in artikel 37, lid 1, onder a) tot en met d), zich op groepsniveau kunnen voordoen, met name indien:”.

    53)

    In artikel 232 wordt de derde alinea vervangen door:

    „Artikel 37, leden 1 tot en met 5, is samen met de overeenkomstig artikel 37, leden 6, 7 en 8, vastgestelde technische uitvoeringsnormen mutatis mutandis van toepassing.”.

    54)

    In artikel 233, lid 6, wordt de derde alinea vervangen door:

    „Artikel 37, leden 1 tot en met 5, is samen met de overeenkomstig artikel 37, leden 6, 7 en 8, vastgestelde technische uitvoeringsnormen mutatis mutandis van toepassing.”.

    55)

    Artikel 234 wordt vervangen door:

    „Artikel 234

    Gedelegeerde handelingen met betrekking tot de artikelen 220 tot en met 229 en 230 tot en met 233

    De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast waarin nadere invulling wordt gegeven aan de technische beginselen en methoden vervat in de artikelen 220 tot en met 229 en de toepassing van de artikelen 230 tot en met 233, rekening houdend met het economische karakter van specifieke juridische structuren.”.

    56)

    Artikel 237 wordt vervangen door:

    „Artikel 237

    Dochterondernemingen van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming: besluit over de aanvraag

    1.   Bij aanvragen om aan de voorschriften van de artikelen 238 en 239 te mogen worden onderworpen, bepalen de betrokken toezichthoudende autoriteiten in het college van toezichthouders, met volledige samenwerking, of zij de aanvraag al dan niet inwilligen en onder welke eventuele voorwaarden deze aanvraag wordt ingewilligd.

    De in de eerste alinea bedoelde aanvraag wordt alleen ingediend bij de toezichthoudende autoriteit die vergunning voor de dochteronderneming heeft verleend. Die toezichthoudende autoriteit informeert de andere leden van het college van toezichthouders en bezorgt hen onverwijld de volledige aanvraag.

    2.   De betrokken toezichthoudende autoriteiten doen alles wat in hun vermogen ligt om binnen drie maanden na de datum van ontvangst van de volledige aanvraag door alle toezichthoudende autoriteiten van het college van de volledige aanvraag een gezamenlijk besluit over de aanvraag te nemen.

    3.   Indien een van de betrokken toezichthoudende autoriteiten binnen de periode van drie maanden als bedoeld in lid 2 de zaak overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 naar de EIOPA heeft doorverwezen, schort de groepstoezichthouder zijn besluit op en wacht hij het besluit af dat de EIOPA eventueel overeenkomstig artikel 19, lid 3, van die verordening neemt; vervolgens neemt hij zijn besluit in overeenstemming met het eventuele besluit van de EIOPA. Dit besluit wordt als definitief erkend en wordt door de betrokken toezichthoudende autoriteiten toegepast.

    De EIOPA neemt haar besluit binnen één maand. De zaak wordt niet meer naar de EIOPA doorverwezen na het einde van de termijn van drie maanden of nadat een gezamenlijk besluit is genomen.

    Indien het door het panel overeenkomstig artikel 41, leden 2 en 3, en artikel 44, leden 1 tot en met 3, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 voorgestelde besluit wordt afgewezen, neemt de groepstoezichthouder een definitief besluit. Dit besluit wordt als definitief erkend en wordt door de betrokken toezichthoudende autoriteiten toegepast. De termijn van drie maanden wordt als verzoeningsperiode in de zin van artikel 19, lid 2, van deze verordening beschouwd.

    4.   Ter vergemakkelijking van gezamenlijke besluiten, kan de EIOPA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen opstellen om te zorgen voor eenvormige voorwaarden voor de toepassing van het in lid 2 bedoelde gezamenlijk besluitvormingsproces over de in lid 1 bedoelde aanvragen.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

    5.   Indien de betrokken toezichthoudende autoriteiten een gezamenlijk besluit hebben genomen als bedoeld in lid 2, doet de toezichthoudende autoriteit die aan de dochteronderneming een vergunning heeft verleend, aan de aanvrager het besluit toekomen dat een volledige opgaaf van redenen bevat. Het gezamenlijk besluit wordt als definitief erkend en door de toezichthoudende autoriteiten van de betrokken lidstaten toegepast.

    6.   Indien er binnen de in lid 2 vastgestelde termijn van drie maanden geen gezamenlijk besluit van de betrokken toezichthoudende autoriteiten is, neemt de groepstoezichthouder op eigen gezag een besluit over de aanvraag.

    Gedurende die termijn, houdt de groepstoezichthouder naar behoren rekening met het volgende:

    a)

    de door de betrokken toezichthoudende autoriteiten geuite standpunten en voorbehouden;

    b)

    de door de andere toezichthoudende autoriteiten in het college van toezichthouders geuite voorbehouden;

    Het besluit bevat een volledige opgave van redenen en een toelichting op elke aanzienlijke afwijking van de voorbehouden van de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten. De groepstoezichthouder doet een kopie van het besluit aan de aanvrager en de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten toekomen. Dit besluit wordt als definitief erkend en door de betrokken toezichthoudende autoriteiten toegepast.”.

    57)

    Artikel 238, lid 4, wordt vervangen door:

    „4.   Het college van toezichthouders doet alles wat in zijn vermogen ligt om tot overeenstemming te komen over het voorstel van de toezichthoudende autoriteit die aan de dochteronderneming een vergunning heeft verleend, of over andere mogelijke maatregelen.

    Deze overeenkomst wordt als definitief erkend en wordt door de betrokken toezichthoudende autoriteiten toegepast.”.

    58)

    Artikel 238, lid 5, wordt vervangen door:

    „5.   Indien de toezichthoudende autoriteit en de groepstoezichthouder het oneens zijn, kan elk van beide toezichthouders binnen de maand na de indiening van het voorstel door de toezichthoudende autoriteit de zaak overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 naar de EIOPA doorverwijzen en om haar bijstand verzoeken. In dit geval mag de EIOPA handelen overeenkomstig de haar bij dat artikel toegekende bevoegdheden en neemt zij haar besluit binnen één maand na de doorverwijzing. De termijn van een maand wordt beschouwd als de verzoeningsperiode in de zin van artikel 19, lid 2, van die verordening. De zaak wordt niet meer naar de EIOPA doorverwezen na het einde van de in deze alinea bedoelde termijn van één maand of nadat overeenkomstig lid 4 van dit artikel in het college overeenstemming werd bereikt.

    De toezichthoudende autoriteit die de dochteronderneming vergunning heeft verleend, schort haar besluit op en wacht het besluit af dat de EIOPA eventueel overeenkomstig artikel 19 van die verordening neemt; vervolgens neemt zij haar besluit in overeenstemming met het eventuele besluit van de EIOPA.

    Dit besluit wordt als definitief erkend en wordt door de betrokken toezichthoudende autoriteiten toegepast.

    Het besluit bevat een volledige opgaaf van de redenen waarop het is gebaseerd.

    Het besluit wordt voorgelegd aan de dochteronderneming en het college van toezichthouders.”.

    59)

    In artikel 239 wordt het volgende lid toegevoegd:

    „4.   De toezichthoudende autoriteit of de groepstoezichthouder kan de zaak overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 naar de EIOPA doorverwijzen en om haar bijstand verzoeken indien zij het oneens zijn over een van de volgende elementen:

    a)

    over de goedkeuring van het saneringsplan, inclusief een verlenging van de herstelperiode, binnen de in lid 1 bedoelde termijn van vier maanden; of

    b)

    over de goedkeuring van de voorgestelde maatregelen binnen de in lid 2 bedoelde termijn van één maand,

    In die gevallen, mag de EIOPA handelen overeenkomstig de haar bij dat artikel toegekende bevoegdheden en neemt zij haar besluit binnen één maand na de doorverwijzing.

    De zaak wordt niet naar de EIOPA doorverwezen indien:

    a)

    na het einde van de in de eerste alinea bedoelde termijn van respectievelijk vier maanden of één maand;

    b)

    nadat in het college overeenstemming werd bereikt overeenkomstig lid 1, tweede alinea, of lid 2, tweede alinea;

    c)

    noodsituaties als bedoeld in lid 2.

    De termijn van respectievelijk vier maanden of één maand wordt als verzoeningsperiode in de zin van artikel 19, lid 2, van die verordening beschouwd.

    De toezichthoudende autoriteit die de dochteronderneming vergunning heeft verleend, schort haar besluit op en wacht het besluit af dat de EIOPA eventueel overeenkomstig artikel 19, lid 3, van die verordening neemt; vervolgens neemt zij haar definitieve besluit in overeenstemming met het eventuele besluit van de EIOPA. Het besluit wordt als definitief erkend en wordt door de betrokken toezichthoudende autoriteiten toegepast.

    Het besluit bevat een volledige opgaaf van de redenen waarop het is gebaseerd.

    Het besluit wordt voorgelegd aan de dochteronderneming en het college van toezichthouders.”.

    60)

    Artikel 241 wordt vervangen door:

    „Artikel 241

    Dochterondernemingen van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming: gedelegeerde handelingen

    De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast tot nadere invulling van het volgende:

    a)

    de criteria voor de toetsing of aan de voorwaarden van artikel 236 is voldaan;

    b)

    de criteria voor de toetsing van wat dient te worden verstaan onder de in artikel 239, lid 2, genoemde noodsituatie;

    c)

    de procedures die de toezichthoudende autoriteiten moeten volgen bij de uitwisseling van informatie, de uitoefening van hun rechten en de vervulling van hun plichten overeenkomstig de artikelen 237 tot en met 240.”.

    61)

    Artikel 242, lid 1, wordt vervangen door:

    „1.   Uiterlijk op 31 december 2017 evalueert de Commissie de toepassing van titel III, waarbij zij met name let op de samenwerking van de toezichthoudende autoriteiten binnen de colleges van toezichthouders en de werking daarvan, alsmede op de toezichtpraktijken met betrekking tot de bepaling van kapitaalopslagen, en brengt zij hiervan verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad, indien nodig vergezeld van voorstellen tot herziening van deze richtlijn.”.

    62)

    In artikel 242, lid 2, wordt „31 oktober 2015” vervangen door „31 december 2018”.

    63)

    Artikel 244, lid 4, wordt vervangen door:

    „4.   Voor de toepassing van de leden 2 en 3 van dit artikel stelt de Commissie overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast met betrekking tot de definitie van een significante risicoconcentratie.

    5.   Teneinde een consequente harmonisatie met betrekking tot het toezicht op risicoconcentratie te waarborgen, werkt de EIOPA, behoudens artikel 301 ter, ontwerpen van technische reguleringsnormen uit tot nadere specificatie van de onderkenning van een significante risicoconcentratie en de bepaling van passende drempels met het oog op de toepassing van lid 3.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 vast te stellen.

    6.   Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van dit artikel te waarborgen, kan de EIOPA met het oog op de toepassing van lid 2 technische uitvoeringsnormen uitwerken voor de formulieren en templates voor de rapportage van dergelijke risicoconcentraties.

    De EIOPA legt deze ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 30 september 2015 voor aan de Commissie.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.”.

    64)

    Artikel 245, lid 4, wordt vervangen door:

    „4.   Voor de toepassing van de leden 2 en 3 van dit artikel stelt de Commissie overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast met betrekking tot de definitie van een significante intragroeptransactie.

    5.   Teneinde een consistente harmonisatie met betrekking tot het toezicht op intragroeptransacties te waarborgen, kan de EIOPA ontwerpen van technische reguleringsnormen uitwerken tot nadere specificatie van de onderkenning van een significante intragroeptransactie met het oog op de toepassing van lid 3.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

    6.   Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van dit artikel te waarborgen, kan de EIOPA met het oog op de toepassing van lid 2 technische uitvoeringsnormen uitwerken voor de formulieren en templates voor de rapportage van dergelijke intragroeptransacties.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.”.

    65)

    Artikel 247, leden 3 tot en met 7, worden vervangen door:

    „3.   In bijzondere gevallen kunnen de betrokken toezichthoudende autoriteiten op verzoek van een van de andere toezichthoudende autoriteiten gezamenlijk besluiten om af te wijken van de criteria van lid 2 indien de toepassing ervan, gelet op de structuur van de groep en het relatieve belang van de activiteiten van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in de verschillende lidstaten, misplaatst zou zijn, en een andere toezichthoudende autoriteit als groepstoezichthouder aanwijzen.

    In dat verband kan elk van de betrokken toezichthoudende autoriteiten verzoeken om een discussie te openen over de vraag of de in lid 2 bedoelde criteria gepast zijn. Een dergelijke discussie vindt niet vaker dan eenmaal per jaar plaats.

    De betrokken toezichthoudende autoriteiten doen alles wat in hun vermogen ligt om binnen drie maanden na het verzoek om de opening van een discussie een gezamenlijk besluit over de keuze van de groepstoezichthouder te nemen. Alvorens hun besluit te nemen, bieden de toezichthoudende autoriteiten de groep de gelegenheid haar standpunt kenbaar te maken.

    De aangewezen groepstoezichthouder legt het gezamenlijk besluit met volledige opgaaf van redenen voor aan de groep.

    4.   Indien een van de betrokken toezichthoudende autoriteiten binnen de periode van drie maanden als bedoeld in de derde alinea van lid 3 de zaak overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 naar de EIOPA heeft doorverwezen, schorten de betrokken toezichthoudende autoriteiten hun gezamenlijk besluit op en wachten zij het besluit af dat de EIOPA eventueel overeenkomstig artikel 19, lid 3, van die verordening neemt; vervolgens nemen zij hun gezamenlijk besluit in overeenstemming met het besluit van de EIOPA. Dit gezamenlijk besluit wordt als definitief erkend en wordt door de betrokken toezichthoudende autoriteiten toegepast. De termijn van drie maanden wordt als verzoeningsperiode in de zin van artikel 19, lid 2, van deze verordening beschouwd.

    5.   De EIOPA neemt haar besluit binnen een maand van een verwijzing in de zin van lid 4. De zaak wordt niet meer naar de EIOPA doorverwezen na het einde van de termijn van drie maanden of nadat een gezamenlijk besluit is genomen. De aangewezen groepstoezichthouder legt het gezamenlijke besluit met volledige opgaaf van redenen voor aan de groep en aan het college van toezichthouders.

    6.   Indien er geen gezamenlijk besluit is, wordt de functie van groepstoezichthouder uitgeoefend door de toezichthoudende autoriteit die daarvoor overeenkomstig lid 2 van dit artikel in aanmerking komt.

    7.   De EIOPA stelt het Europees Parlement, de Raad en de Commissie ten minste eenmaal per jaar in kennis van alle belangrijke problemen met de toepassing van de leden 2, 3 en 6.

    Indien zich belangrijke problemen voordoen bij de toepassing van de in de leden 2 en 3 van dit artikel vermelde criteria, stelt de Commissie overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast om deze criteria nader te specificeren.”.

    66)

    Artikel 248 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    aan lid 2 wordt de volgende alinea toegevoegd:

    „Indien de groepstoezichthouder de in lid 1 bedoelde taken niet uitvoert of indien de leden van het college van toezichthouders niet samenwerken in de mate die in dat lid wordt vereist, mag elk van de betrokken toezichthoudende autoriteiten de zaak overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) 1094/2010 naar de EIOPA doorverwijzen en om haar advies verzoeken. In dit geval mag de EIOPA handelen overeenkomstig de haar bij dat artikel toegekende bevoegdheden.”;

    b)

    in lid 3 wordt de eerste alinea vervangen door:

    „3.   Overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 zijn de groepstoezichthouder en de toezichthoudende autoriteiten van alle lidstaten waar de zetel van alle dochterondernemingen gevestigd is, alsmede de EIOPA lid van het college van toezichthouders.”;

    c)

    in lid 4 wordt de tweede alinea vervangen door:

    „Bij verschil van mening over de coördinatieafspraken kan elk lid van het college van toezichthouders de zaak voorleggen aan de EIOPA en om haar bijstand verzoeken overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1094/2010. In dat geval mag de EIOPA handelen overeenkomstig de haar bij dat artikel toegekende bevoegdheden. De groepstoezichthouder neemt zijn definitieve besluit in overeenstemming met het eventuele besluit van de EIOPA. De groepstoezichthouder doet het besluit aan de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten toekomen.”;

    d)

    in lid 5 wordt de tweede alinea vervangen door:

    „Onverminderd de rechten en plichten die deze richtlijn vaststelt voor de groepstoezichthouder en de andere toezichthoudende autoriteiten, kunnen in de coördinatieafspraken nog andere taken worden toevertrouwd aan de groepstoezichthouder, de andere toezichthoudende autoriteiten of de EIOPA, ingeval dit leidt tot een efficiënter toezicht op de groep en het geen afbreuk doet aan de toezichtactiviteiten van de leden van het college van toezichthouders ten opzichte van hun individuele verantwoordelijkheden.”;

    e)

    de leden 6 en 7 worden vervangen door:

    „6.   De EIOPA stelt richtsnoeren vast voor de operationele werking van de colleges van toezichthouders, op basis van integrale evaluaties van de werkzaamheden van de colleges teneinde de mate van onderlinge convergentie te beoordelen. Deze evaluaties worden ten minste om de drie jaar uitgevoerd. De lidstaten zorgen ervoor dat de groepstoezichthouder de EIOPA informatie verstrekt over de werking van de colleges van toezichthouders en gerezen moeilijkheden die van belang zijn voor deze evaluaties.

    Teneinde een consequente harmonisatie met betrekking tot de coördinatie tussen de toezichthoudende autoriteiten te waarborgen, kan de EIOPA ontwerpen van technische reguleringsnormen uitwerken om op basis van de in de eerste alinea genoemde richtsnoeren nadere invulling te geven aan de operationele werking van colleges van toezichthouders.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend de in de tweede alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 vast te stellen.

    7.   Teneinde een consequente harmonisatie met betrekking tot de coördinatie tussen de toezichthoudende autoriteiten te waarborgen, werkt de EIOPA, behoudens artikel 301 ter, met het oog op de toepassing van de leden 1 tot en met 6 ontwerpen van technische reguleringsnormen uit tot nadere invulling van de coördinatieafspraken voor het groepstoezicht.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

    8.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast met betrekking tot de definitie van wat een belangrijk bijkantoor is.”.

    67)

    Artikel 249 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    lid 1, tweede alinea, wordt vervangen door:

    „Teneinde te garanderen dat de toezichthoudende autoriteiten, waaronder de groepstoezichthouder, over dezelfde hoeveelheid relevante informatie beschikken, verstrekken zij, onverminderd hun respectieve verantwoordelijkheden, en ongeacht of zij in dezelfde lidstaat gevestigd zijn, elkaar al deze informatie teneinde de uitoefening van de toezichthoudende taken door de andere autoriteiten krachtens deze richtlijn mogelijk te maken en te vergemakkelijken. In dit verband delen de betrokken toezichthoudende autoriteiten en de groepstoezichthouder elkaar onmiddellijk alle relevante informatie mede zodra deze beschikbaar is, of zij wisselen informatie uit op verzoek. De in deze alinea bedoelde informatie omvat onder meer essentiële of relevante informatie over het optreden van de groep en de toezichthoudende autoriteiten en essentiële of relevante informatie die door de groep is verstrekt.”;

    b)

    het volgende lid wordt toegevoegd:

    „1 bis.   Indien een toezichthoudende autoriteit heeft nagelaten relevante informatie mee te delen of een verzoek tot samenwerking, en met name om relevante informatie uit te wisselen, is afgewezen of niet binnen twee weken gevolg heeft gekregen, mogen de toezichthoudende autoriteiten de zaak naar de EIOPA doorverwijzen.

    Indien de zaak naar de EIOPA is doorverwezen, kan zij, onverminderd het bepaalde in artikel 258 VWEU, handelen in overeenstemming met de bevoegdheden die haar bij artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 zijn toegekend.”;

    c)

    lid 3 wordt vervangen door:

    „3.   Teneinde een consistente harmonisatie met betrekking tot de coördinatie en uitwisseling van informatie tussen de toezichthoudende autoriteiten te waarborgen, werkt de EIOPA, behoudens artikel 301 ter, ontwerpen van technische reguleringsnormen uit tot nadere invulling van:

    a)

    de gegevens die systematisch door de groepstoezichthouder moeten worden vergaard en onder de overige betrokken toezichthoudende autoriteiten moeten worden verspreid, dan wel door de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten aan de groepstoezichthouder moeten worden medegedeeld;

    b)

    de gegevens die essentieel of relevant zijn voor het toezicht op groepsniveau, teneinde de convergentie van de toezichtrapportage te bevorderen.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 vast te stellen.

    4.   Om eenvormige toepassingsvoorwaarden met betrekking tot de coördinatie en uitwisseling van informatie tussen de toezichthoudende autoriteiten te waarborgen, werkt de EIOPA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uit voor de procedures en templates voor de indiening van informatie bij de groepstoezichthouder, alsook de in dit artikel vastgelegde procedure voor de samenwerking en uitwisseling van informatie tussen toezichthoudende autoriteiten.

    De EIOPA legt deze ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 30 september 2015 voor aan de Commissie.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 vast te stellen.”.

    68)

    Artikel 250 wordt als volgt gewijzigd:

    „Artikel 250

    Overleg tussen toezichthoudende autoriteiten

    1.   Voordat de betrokken toezichthoudende autoriteiten enig besluit nemen dat voor de toezichthoudende taken van andere toezichthoudende autoriteiten van belang is, plegen zij onverminderd artikel 248 in het college van toezichthouders onderling overleg over de volgende aangelegenheden:

    a)

    veranderingen in het aandeelhouderschap, de organisatie of de bestuursstructuur van verzekerings- of herverzekeringsondernemingen in een groep die goedkeuring of machtiging door toezichthoudende autoriteiten vereisen;

    b)

    het besluit over de verlenging van de herstelperiode overeenkomstig artikel 138, leden 3 en 4;

    c)

    door de toezichthoudende autoriteiten getroffen belangrijke sancties of buitengewone maatregelen, zoals onder meer het toepassen van een opslagfactor op het solvabiliteitskapitaalvereiste op grond van artikel 37 en het opleggen van enigerlei beperking op het gebruik van een intern model voor de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste op grond van titel I, hoofdstuk VI, afdeling 4, onderafdeling 3.

    De groepstoezichthouder wordt altijd geraadpleegd voor de toepassing van de punten b) en c), van de eerste alinea.

    Voorts plegen de betrokken toezichthoudende autoriteiten, wanneer een besluit is gebaseerd op van andere toezichthoudende autoriteiten ontvangen informatie, onderling overleg alvorens het besluit te nemen.

    2.   Onverminderd artikel 248 kan een toezichthoudende autoriteit in spoedeisende gevallen besluiten geen overleg met andere toezichthoudende autoriteiten te plegen of indien dat overleg de doeltreffendheid van haar besluit in gevaar zou kunnen brengen. In dat geval stelt de toezichthoudende autoriteit de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten onverwijld daarvan in kennis.”.

    69)

    Artikel 254, lid 2, eerste alinea, wordt vervangen door:

    „2.   De lidstaten schrijven voor dat hun autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het uitoefenen van groepstoezicht, toegang hebben tot alle informatie die relevant is voor dat toezicht ongeacht de aard van de betrokken onderneming. Artikel 35, leden 1 tot en met 5, zijn van overeenkomstige toepassing.

    De groepstoezichthouder kan de regelmatige rapportage aan de toezichthoudende autoriteit met een frequentie van minder dan een jaar op groepsniveau beperken, als alle verzekerings- of herverzekeringsondernemingen binnen de groep de beperking overeenkomstig artikel 35, lid 6, genieten, rekening houdend met de aard, omvang en complexiteit van de risico's die inherent zijn aan de bedrijfsactiviteiten van de groep.

    De groepstoezichthouder kan op groepsniveau vrijstelling van de itemgewijze rapportage toestaan, als alle verzekerings- of herverzekeringsondernemingen binnen de groep de vrijstelling overeenkomstig artikel 35, lid 7, genieten, rekening houdend met de aard, omvang en complexiteit van de risico's die inherent zijn aan de bedrijfsactiviteiten van de groep en met de doelstelling van financiële objectiviteit.”.

    70)

    In artikel 255, lid 2, worden de volgende alinea's toegevoegd:

    „Indien het aan een andere toezichthoudende autoriteit gerichte verzoek tot een verificatie overeenkomstig dit lid niet binnen twee weken gevolg heeft gekregen, of indien de toezichthoudende autoriteit om praktische redenen niet in staat is haar recht uit te oefenen om overeenkomstig de derde alinea deel te nemen, mag de verzoekende autoriteit overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 de zaak naar de EIOPA doorverwijzen en om haar bijstand verzoeken. In dit geval mag de EIOPA handelen overeenkomstig de haar bij dat artikel toegekende bevoegdheden.

    Overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EU) nr. 1094/2010, is de EIOPA gerechtigd deel te nemen aan inspecties ter plaatse wanneer deze door twee of meer toezichthoudende autoriteiten gezamenlijk worden uitgevoerd.”.

    71)

    Artikel 256 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    lid 4 wordt vervangen door:

    „4.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast waarin nadere invulling wordt gegeven aan de informatie die bekend moet worden gemaakt en aan de tijdslimieten die gelden voor de jaarlijkse bekendmaking van de informatie in één enkelverslag over de solvabiliteit en de financiële toestand overeenkomstig lid 2 en het verslag over de solvabiliteit en de financiële toestand op het niveau van de groep overeenkomstig lid 1.”;

    b)

    het volgende lid wordt toegevoegd:

    „5.   Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing inzake het één enkelverslag over de solvabiliteit en de financiële toestand en het verslag over de solvabiliteit en de financiële toestand op het niveau van de groep te waarborgen, werkt de EIOPA technische uitvoeringsnormen uit voor de procedures en templates voor, en de wijze waarop het één enkel verslag over de solvabiliteit en de financiële toestand en het verslag over de solvabiliteit en financiële positie op het niveau van de groep, zoals beschreven in dit artikel, moeten worden uitgebracht.

    De EIOPA legt deze ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 30 juni 2015 voor aan de Commissie.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.”.

    72)

    Het volgende artikel wordt ingevoegd:

    „Artikel 256 bis

    Groepsstructuur

    De lidstaten schrijven voor dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, verzekeringsholdings en gemengde financiële holdings jaarlijks op het niveau van de groep hun juridische structuur en governance- en organisatiestructuur publiekelijk bekendmaken, met inbegrip van een beschrijving van alle dochterondernemingen, materieel verbonden ondernemingen en belangrijke bijkantoren die tot de groep behoren.”.

    73)

    Artikel 258, lid 3, wordt vervangen door:

    „3.   De Commissie kan overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vaststellen met het oog op de coördinatie van de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde handhavingsmaatregelen.”.

    74)

    Artikel 259 wordt vervangen door:

    „Artikel 259

    Rapportage door de EIOPA

    1.   De EIOPA brengt overeenkomstig artikel 50 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 jaarlijks verslag uit aan het Europees Parlement.

    2.   De EIOPA brengt onder meer verslag uit over alle relevante en belangrijke ervaringen met betrekking tot de toezichtwerkzaamheden en de samenwerking tussen toezichthouders uit hoofde van titel III, en met name over:

    a)

    het proces van de benoeming van de groepstoezichthouder, het aantal groepstoezichthouders en hun geografische spreiding;

    b)

    de werking van het college van toezichthouders, in het bijzonder de betrokkenheid en het engagement van toezichthoudende autoriteiten die geen groepstoezichthouder zijn.

    3.   De EIOPA kan, waar passend, voor de toepassing van lid 1 van dit artikel ook verslag uitbrengen over de belangrijkste lessen die zijn getrokken uit de evaluaties als bedoeld in artikel 248, lid 6.”.

    75)

    Artikel 260 wordt vervangen door:

    „Artikel 260

    Moederonderneming buiten de Unie: verificatie van gelijkwaardigheid

    1.   In het in artikel 213, lid 2, onder c), bedoelde geval verifiëren de betrokken toezichthoudende autoriteiten of de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen waarvan de moederonderneming haar hoofdkantoor buiten de Unie heeft, onderworpen zijn aan door een toezichthoudende autoriteit van een derde land uitgeoefend toezicht dat gelijkwaardig is aan het toezicht ingevolge de bepalingen van deze titel betreffende het toezicht op groepsniveau op verzekerings- en herverzekeringsondernemingen als bedoeld in artikel 213, lid 2, onder a) en b).

    Indien er geen gedelegeerde handeling is vastgesteld overeenkomstig lid 2, 3 of 5, van dit artikel geschiedt de verificatie door de toezichthoudende autoriteit die de groepstoezichthouder zou zijn indien de criteria van artikel 247, lid 2, van toepassing waren (hierna „de fungerend groepstoezichthouder” genoemd), hetzij op verzoek van de moederonderneming of van een van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen waaraan in de Unie vergunning is verleend, hetzij op haar eigen initiatief. De EIOPA verleent de fungerend groepstoezichthouder assistentie overeenkomstig artikel 33, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

    Daarbij raadpleegt die fungerend groepstoezichthouder de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten, daarin bijgestaan door de EIOPA, alvorens een besluit te nemen over de gelijkwaardigheid. Dit besluit wordt genomen overeenkomstig de in lid 2 vastgestelde criteria. De fungerend groepstoezichthouder neemt ten aanzien van een derde land geen enkel besluit dat indruist tegen eventueel in een eerder stadium ten aanzien van dat derde land genomen besluiten, tenzij zulks noodzakelijk is om rekening te houden met belangrijke wijzigingen in het toezichtregime zoals vastgelegd in titel I en in het toezichtregime van het derde land.

    Indien de toezichthoudende autoriteiten het oneens zijn met het overeenkomstig de derde alinea genomen besluit, kunnen zij de zaak binnen drie maanden na kennisgeving van het besluit door de fungerend groepstoezichthouder doorverwijzen naar de EIOPA en haar om bijstand verzoeken overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1094/2010. In dit geval kan de EIOPA handelen overeenkomstig de haar bij dat artikel toegekende bevoegdheden.

    2.   De Commissie kan overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vaststellen waarbij de criteria worden bepaald om te beoordelen of het prudentieel regime van een derde land voor groepstoezicht gelijkwaardig is aan dat waarin deze titel voorziet.

    3.   Indien door een derde land is voldaan aan de overeenkomstig lid 2 van dit artikel vastgestelde criteria, kan de Commissie, conform artikel 301 bis en daarin bijgestaan door de EIOPA, overeenkomstig artikel 33, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 gedelegeerde handelingen vaststellen waarin wordt bepaald dat het prudentieel regime dat door dat derde land wordt toegepast gelijkwaardig is aan dat van deze titel.

    Een dergelijke gedelegeerde handeling wordt regelmatig herzien om rekening te houden met eventuele wijzigingen in het prudentieel regime voor het groepstoezicht waarin deze titel voorziet, alsook in het prudentieel regime van het derde land voor het groepstoezicht en elke andere wijziging in de regelgeving die van invloed kan zijn op het besluit over de gelijkwaardigheid.

    De EIOPA maakt op haar website een lijst van alle in de eerste alinea bedoelde derde landen bekend en houdt deze lijst actueel.

    4.   Indien de Commissie geen gedelegeerde handeling vaststelt overeenkomstig lid 3 of lid 5 van dit artikel, is artikel 262 van toepassing.

    5.   In afwijking van lid 3 kan de Commissie, zelfs indien niet is voldaan aan de in lid 2 vastgestelde criteria, overeenkomstig artikel 301 bis en daarin bijgestaan door de EIOPA overeenkomstig artikel 33, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1094/2010, gedurende een beperkte periode gedelegeerde handelingen vaststellen waarin wordt bepaald dat het prudentieel regime dat door een derde land wordt toegepast op ondernemingen waarvan de moederonderneming haar hoofdkantoor op 1 januari 2014 buiten de Unie heeft, tijdelijk gelijkwaardig is aan dat van titel I, voor zover dat derde land heeft voldaan aan ten minste de volgende criteria:

    a)

    het derde land heeft zich er tegenover de Unie toe verplicht een prudentieel regime vast te stellen en toe te passen die vóór het verstrijken van die beperkte periode overeenkomstig lid 3 als gelijkwaardig kan worden beoordeeld en het gelijkwaardigheidsbeoordelingsproces toe te passen;

    b)

    het derde land heeft een werkprogramma opgezet om te voldoen aan de onder a) bedoelde verplichting;

    c)

    het derde land heeft voldoende middelen uitgetrokken om te voldoen aan de onder a) bedoelde verplichting;

    d)

    het derde land beschikt over een prudentieel regime dat risicogeoriënteerd is en waarmee wordt voorzien in kwalitatieve en kwantitatieve solvabiliteitsvereisten en in vereisten inzake rapportage aan de toezichthoudende autoriteit en transparantie en inzake groepstoezicht;

    e)

    het derde land heeft schriftelijke regelingen getroffen voor samenwerking en de uitwisseling van vertrouwelijke toezichtinformatie met de EIOPA en de toezichthoudende autoriteiten als omschreven in artikel 13, lid 10;

    f)

    het derde land beschikt over een onafhankelijk toezichtstelsel;

    g)

    het derde land voor alle personen die namens zijn toezichthoudende autoriteiten optreden, verplichtingen heeft vastgesteld inzake het beroepsgeheim, met name voor de uitwisseling van informatie met de EIOPA en de toezichthoudende autoriteiten als omschreven in artikel 13, lid 10.

    Bij gedelegeerde handelingen over tijdelijke gelijkwaardigheid dient rekening te worden gehouden met de overeenkomstig artikel 177, lid 2, door de Commissie opgestelde verslagen. De desbetreffende gedelegeerde handelingen worden regelmatig geëvalueerd op basis van de voortgangsverslagen van het betrokken derde land, die jaarlijks aan de Commissie worden voorgelegd en door haar worden beoordeeld. De EIOPA staat de Commissie bij om deze voortgangsverslagen te beoordelen.

    De EIOPA maakt op haar website een lijst van alle in de eerste alinea bedoelde derde landen bekend en houdt deze lijst actueel.

    De Commissie kan overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vaststellen tot nadere bepaling van de in de eerste alinea omschreven voorwaarden. Bij gedelegeerde handelingen kunnen de toezichthoudende autoriteiten ook de bevoegdheid krijgen om tijdens de periode van tijdelijke gelijkwaardigheid aanvullende verplichtingen inzake rapportage aan de toezichthoudende autoriteit op te leggen.

    6.   De in lid 5 bedoelde beperkte periode verstrijkt op 31 december 2020 of, indien dit eerder het geval is, op de datum waarop het prudentieel regime van dat derde land overeenkomstig lid 3 wordt geacht gelijkwaardig te zijn aan het in deze titel omschreven regime.

    Deze periode kan nog met maximaal een jaar worden verlengd indien dit voor de EIOPA en de Commissie nodig is voor het uitvoeren van de beoordeling van de gelijkwaardigheid in de zin van lid 3.

    7.   Indien een gedelegeerde handeling overeenkomstig artikel 5 wordt vastgesteld, waarin wordt bepaald dat het prudentieel regime van een derde land tijdelijk gelijkwaardig is, passen de lidstaten artikel 261 toe, tenzij er in een lidstaat een verzekerings- of herverzekeringsonderneming is met een balanstotaal dat groter is dan het balanstotaal van de moederonderneming buiten de Unie. In dat geval wordt de functie van groepstoezichthouder uitgeoefend door de fungerend groepstoezichthouder.”.

    76)

    In artikel 262, lid 1, wordt de eerste alinea vervangen door:

    „1.   Indien er geen sprake is van het in artikel 260 bedoelde gelijkwaardige toezicht, of indien een lidstaat artikel 261 niet toepast in het geval van tijdelijke gelijkwaardigheid overeenkomstig artikel 260, lid 7, past die lidstaat het volgende toe op verzekerings- en herverzekeringsondernemingen:

    a)

    de artikelen 218 tot en met 235 en mutatis mutandis de artikelen 244 tot en met 258;

    b)

    een van de in lid 2 genoemde methoden.”.

    77)

    In artikel 300 wordt de eerste alinea vervangen door:

    „De in euro luidende bedragen in deze richtlijn worden elke vijf jaar aangepast door het basisbedrag in euro te vermeerderen met de procentuele wijziging in de door de Commissie (Eurostat) gepubliceerde geharmoniseerde indexcijfers van de consumptieprijzen van alle lidstaten, over de periode vanaf 31 december 2015 tot de datum van herziening, en afgerond op een veelvoud van 100 000 EUR.”.

    78)

    Artikel 301 wordt vervangen door:

    „Artikel 301

    Comitéprocedure

    1.   De Commissie wordt bijgestaan door het Europees Comité voor verzekeringen en bedrijfspensioenen, ingesteld bij Besluit 2004/9/EG van de Commissie (33). Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

    2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

    3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 4 daarvan, van toepassing.

    Artikel 301 bis

    Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

    1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

    2.   De in de artikelen 17, 31, 35, 37, 50, 56, 75, 86, 92, 97, 99, 109 bis, 111, 114, 127, 130, 135, 143, 172, 210, 211, 216, 217, 227, 234, 241, 244, 245, 247, 248, 256, 258, 260 en 308 ter bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vier jaar vanaf 23 mei 2014.

    De Commissie stelt uiterlijk zes maanden voor het einde van de termijn van vier jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

    3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen 17, 31, 35, 37, 50, 56, 75, 86, 92, 97, 99, 109 bis, 111, 114, 127, 130, 135, 143, 172, 210, 211, 216, 217, 227, 234, 241, 244, 245, 247, 248, 258, 256, 258, 260 en 308 ter bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken.

    Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

    4.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

    5.   Een overeenkomstig de artikelen 17, 31, 35, 37, 50, 56, 75, 86, 92, 97, 99, 109 bis, 111, 114, 127, 130, 135, 143, 172, 210, 211, 216, 217, 227, 234, 241, 244, 245, 247, 248, 258, 256, 258, 260 of 308 ter vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van drie maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met drie maanden verlengd.

    Artikel 301 ter

    Uitstelbepaling voor technische reguleringsnormen

    1.   Tot 24 mei 2016 volgt de Commissie wanneer zij voor het eerst technische reguleringsnormen als bedoeld in de artikelen 50, 58, 75, 86, 92, 97, 111, 135, 143, 244, 245, 248 en 249 vaststelt, de procedure van artikel 301 bis. Elke wijziging van deze gedelegeerde handelingen of — nadat de overgangsperiode is verstreken — elke nieuwe technische reguleringsnormen wordt vastgesteld overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

    2.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in lid 1 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

    3.   De EIOPA kan uiterlijk op 24 mei 2016 ontwerpen van technische reguleringsnormen bij de Commissie indienen om de in de artikelen 17, 31, 35, 37, 50, 56, 75, 86, 92, 97, 99, 109 bis, 111, 114, 127, 130, 135, 143, 172, 210, 211, 216, 217, 227, 234, 241, 244, 245, 247, 248, 258, 256, 258, 260 en 308 ter bedoelde gedelegeerde handelingen aan te passen aan technische ontwikkelingen op de financiële markten.

    Die ontwerpen van technische reguleringsnormen betreffen uitsluitend de technische aspecten van de in de eerste alinea bedoelde gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

    79)

    In artikel 304 wordt lid 2 vervangen door:

    „2.   De Commissie dient uiterlijk op 31 december 2020 bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van de in lid 1 beschreven methode en over de door de toezichthoudende autoriteiten gevolgde werkwijze ter uitvoering van lid 1, zo nodig vergezeld van passende voorstellen. In dit verslag wordt met name ingegaan op de grensoverschrijdende effecten van deze methode met het oog op het voorkomen van toezichtarbitrage door verzekerings- en herverzekeringsondernemingen.”.

    80)

    De volgende afdeling wordt toegevoegd aan titel VI, hoofdstuk I:

    „AFDELING 3

    VERZEKERING EN HERVERZEKERING

    Artikel 308 bis

    Gefaseerde invoering

    1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de toezichthoudende autoriteiten vanaf 1 april 2015 de bevoegdheid hebben om besluiten te nemen over de goedkeuring van:

    a)

    aanvullend eigen vermogen overeenkomstig artikel 90;

    b)

    de indeling van eigenvermogensbestanddelen overeenkomstig artikel 95, derde alinea;

    c)

    ondernemingsspecifieke parameters overeenkomstig artikel 104, lid 7;

    d)

    een geheel of gedeeltelijk intern model overeenkomstig de artikelen 112 en 113;

    e)

    overeenkomstig artikel 211 op hun grondgebied te vestigen special purpose vehicles;

    f)

    aanvullend eigen vermogen van een verzekeringstussenholding overeenkomstig artikel 226, lid 2;

    g)

    een intern model van een groep overeenkomstig artikel 230, artikel 231 en artikel 233, lid 5;

    h)

    het gebruik van de ondermodule aandelenrisico op basis van de looptijd overeenkomstig artikel 304;

    i)

    het gebruik van de matchingopslag op de relevante risicovrije rentetermijnstructuur overeenkomstig de artikelen 77 ter en 77 quater;

    j)

    indien de lidstaten dat vereisen, de volatiliteitsaanpassing van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur overeenkomstig artikel 77 quinquies;

    k)

    het gebruik van de overgangsmaatregel ten aanzien van de risicovrije rentevoeten overeenkomstig artikel 308 quater;

    l)

    het gebruik van de overgangsmaatregel ten aanzien van technische voorzieningen overeenkomstig artikel 308 quinquies.

    2.   De lidstaten zorgen ervoor dat de toezichthoudende autoriteiten vanaf 1 april 2015 de bevoegdheid hebben om:

    a)

    het niveau en de reikwijdte te bepalen van het groepstoezicht overeenkomstig titel III, hoofdstuk I, afdeling 2 en 3;

    b)

    de groepstoezichthouder aan te wijzen overeenkomstig artikel 247;

    c)

    een college van toezichthouders in te stellen overeenkomstig artikel 248.

    3.   De lidstaten zorgen ervoor dat de toezichthoudende autoriteiten vanaf 1 juli 2015 de bevoegdheid hebben om:

    a)

    een deelneming af te trekken overeenkomstig artikel 228, tweede alinea;

    b)

    te bepalen welke methode wordt gekozen voor de berekening van de groepssolvabiliteit overeenkomstig artikel 220;

    c)

    zo nodig de gelijkwaardigheid vast te stellen overeenkomstig de artikelen 227 en 260;

    d)

    toe te staan dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen overeenkomstig artikel 236 aan de artikelen 238 en 239 worden onderworpen;

    e)

    de in de artikelen 262 en 263 bedoelde vaststellingen te doen;

    f)

    zo nodig de toepassing te bepalen van overgangsmaatregelen overeenkomstig artikel 308 ter.

    4.   De lidstaten verplichten de betrokken toezichthoudende autoriteiten ertoe om door verzekerings- en herverzekeringsondernemingen ingediende aanvragen voor goedkeuring of toestemming overeenkomstig de leden 2 en 3 in overweging te nemen. De besluiten van de toezichthoudende autoriteiten over aanvragen voor goedkeuring of toestemming treden niet in werking vóór 1 januari 2016.

    Artikel 308 ter

    Overgangsmaatregelen

    1.   Onverminderd artikel 12 zijn verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die voor 1 januari 2016, het sluiten van nieuwe verzekerings- of herverzekeringsovereenkomsten staken en uitsluitend hun bestaande portefeuille beheren met het oog op de beëindiging van hun werkzaamheden, tot de in lid 2 vermelde datums niet onderworpen aan de titels I, II en III van deze richtlijn indien de onderneming hetzij:

    a)

    de toezichthoudende autoriteit ervan heeft verzekerd dat zij haar werkzaamheden vóór 1 januari 2019 zal beëindigen; of

    b)

    onderworpen is aan saneringsmaatregelen als vermeld in titel IV, hoofdstuk II, en er een bewindvoerder is aangewezen.

    2.   Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die vallen onder:

    a)

    lid 1, onder a), zijn aan de titels I, II en III van deze richtlijn onderworpen vanaf 1 januari 2019 of vanaf een eerdere datum indien de toezichthoudende autoriteit niet overtuigd is van de vooruitgang die de onderneming heeft geboekt met het beëindigen van haar werkzaamheden;

    b)

    lid 1, onder b), zijn aan de titels I, II en III van deze richtlijn onderworpen vanaf 1 januari 2021 of vanaf een eerdere datum indien de toezichthoudende autoriteit niet overtuigd is van de vooruitgang die de onderneming heeft geboekt met het beëindigen van haar werkzaamheden.

    3.   Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen worden slechts aan de overgangsmaatregelen van de leden 1 en 2 onderworpen indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    a)

    de onderneming maakt geen deel uit van een groep of, indien dat wel het geval is, staken alle ondernemingen die deel uitmaken van de groep het sluiten van nieuwe verzekerings- of herverzekeringsovereenkomsten;

    b)

    de onderneming brengt jaarlijks aan haar toezichthoudende autoriteit verslag uit over de vooruitgang die zij heeft geboekt met het beëindigen van haar werkzaamheden;

    c)

    de onderneming heeft haar toezichthoudende autoriteit ervan in kennis gesteld dat zij de overgangsmaatregelen toepast.

    De leden 1 en 2 beletten ondernemingen niet om in overeenstemming met de titels I, II en III van deze richtlijn werkzaam te zijn.

    4.   De lidstaten stellen een lijst op van de betrokken verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en delen deze lijst aan alle andere lidstaten mee.

    5.   De lidstaten zorgen ervoor dat de termijn waarbinnen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen de in artikel 35, leden 1 tot en met 4, bedoelde informatie jaarlijks of frequenter moeten indienen, gedurende een periode van maximaal vier jaar vanaf 1 januari 2016 elk boekjaar met twee weken wordt verkort, te beginnen vanaf uiterlijk 20 weken na het einde van het boekjaar van de onderneming wat betreft haar boekjaar dat op of na 30 juni 2016 maar vóór 1 januari 2017 eindigt, tot uiterlijk 14 weken na het einde van het boekjaar van de onderneming wat betreft haar boekjaren die op of na 30 juni 2019 maar vóór 1 januari 2020 eindigen.

    6.   De termijn waarbinnen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen de in artikel 51, bedoelde informatie openbaar moeten maken, wordt gedurende een periode van maximaal vier jaar vanaf 1 januari 2016 elk boekjaar met twee weken verkort, te beginnen vanaf uiterlijk 20 weken na het einde van het boekjaar van de onderneming wat betreft haar boekjaar dat op of na 30 juni 2016 maar vóór 1 januari 2017 eindigt, tot uiterlijk 14 weken na het einde van het boekjaar van de onderneming wat betreft haar boekjaren die op of na 30 juni 2019 maar vóór 1 januari 2020 eindigen.

    7.   De termijn waarbinnen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen de in artikel 35, leden 1 tot en met 4, bedoelde informatie ten minste driemaandelijks moeten indienen, wordt gedurende een periode van maximaal vier jaar vanaf 1 januari 2016 elk boekjaar met een week verkort, te beginnen vanaf uiterlijk acht weken wat betreft een kwartaal dat op of na 1 januari 2016 maar vóór 1 januari 2017 eindigt, tot vijf weken wat betreft een kwartaal dat op of na 1 januari 2019 maar vóór 1 januari 2020 eindigt.

    8.   De lidstaten zorgen ervoor dat de leden 5, 6 en 7 van dit artikel mutatis mutandis van toepassing zijn op deelnemende verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, verzekeringsholdings en gemengde financiële holdings op het niveau van de groep ingevolge de artikelen 254 en 256, waarbij de in de leden 5, 6 en 7 vermelde termijnen met respectievelijk zes weken worden verlengd.

    9.   Niettegenstaande hetgeen is bepaald in artikel 94 worden kernvermogensbestanddelen gedurende ten hoogste 10 jaar na 1 januari 2016 gerekend tot het in Tier 1 ingedeelde kernvermogen, mits die bestanddelen:

    a)

    zijn uitgegeven vóór 1 januari 2016 of, indien dat eerder is, vóór de datum van inwerkingtreding van de in artikel 97 bedoelde gedelegeerde handelingen;

    b)

    op 31 december 2015 overeenkomstig de krachtens artikel 16, lid 3, van Richtlijn 73/239/EEG, artikel 1 van Richtlijn 2002/13/EG; artikel 27, lid 3, van Richtlijn 2002/83/EG en artikel 36, lid 3, van Richtlijn 2005/68/EG vastgestelde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen zouden kunnen worden gebruikt om aan ten minste 50 % van de voorgeschreven beschikbare solvabiliteitsmarge te voldoen;

    c)

    anders niet in Tier 1 of Tier 2 zouden worden ingedeeld overeenkomstig artikel 94.

    10.   Niettegenstaande hetgeen is bepaald in artikel 94 worden kernvermogensbestanddelen gedurende ten hoogste 10 jaar na 1 januari 2016 gerekend tot het in Tier 2 ingedeelde kernvermogen, mits die bestanddelen:

    a)

    zijn uitgegeven vóór 1 januari 2016 of, indien dat eerder is, vóór de datum van inwerkingtreding van de in artikel 97 bedoelde gedelegeerde handelingen;

    b)

    op 31 december 2015 overeenkomstig de krachtens artikel 16, lid 3, van Richtlijn 73/239/EEG, artikel 1 van Richtlijn 2002/13/EG; artikel 27, lid 3, van Richtlijn 2002/83/EG en artikel 36, lid 3, van Richtlijn 2005/68/EG vastgestelde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen zouden kunnen worden gebruikt om aan ten minste 25 % van de voorgeschreven beschikbare solvabiliteitsmarge te voldoen.

    11.   Op verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die beleggen in verhandelbare effecten of andere op herverpakte kredieten gebaseerde instrumenten die vóór 1 januari 2011 zijn uitgegeven, zijn de in artikel 135, lid 2, bedoelde vereisten slechts van toepassing indien na 31 december 2014 nieuwe onderliggende vorderingen worden toegevoegd of vervangen.

    12.   Niettegenstaande hetgeen is bepaald in artikel 100, artikel 101, lid 3, en artikel 104, geldt het volgende:

    a)

    tot en met 31 december 2017 zijn de standaardparameters die moeten worden gebruikt bij de berekening van de ondermodule concentratierisico en de ondermodule spreadrisico overeenkomstig de standaardformule, dezelfde voor vorderingen op de centrale regeringen of centrale banken van de lidstaten luidende en gefinancierd in de nationale munteenheid van een lidstaat, als voor dergelijke vorderingen luidende en gefinancierd in hun nationale munteenheid;

    b)

    in 2018 worden de standaardparameters die moeten worden gebruikt bij de berekening van de ondermodule concentratierisico en de ondermodule spreadrisico overeenkomstig de standaardformule, met 80 % verminderd voor vorderingen op de centrale regeringen of centrale banken van de lidstaten luidende en gefinancierd in de nationale munteenheid van een andere lidstaat;

    c)

    in 2019 worden de standaardparameters die moeten worden gebruikt bij de berekening van de ondermodule concentratierisico en de ondermodule spreadrisico volgens de standaardformule, met 50 % verminderd voor vorderingen op de centrale regeringen of centrale banken van de lidstaten luidende en gefinancierd in de nationale munteenheid van een andere lidstaat;

    d)

    met ingang van 1 januari 2020 worden de standaardparameters die moeten worden gebruikt bij de berekening van de ondermodule concentratierisico en de ondermodule spreadrisico volgens de standaardformule, niet verminderd voor vorderingen op de centrale regeringen of centrale banken van de lidstaten luidende en gefinancierd in de nationale munteenheid van een andere lidstaat.

    13.   Niettegenstaande hetgeen is bepaald in artikel 100, artikel 101, lid 3, en artikel 104 worden de standaardparameters die voor aandelen die op of vóór 1 januari 2016 door de onderneming zijn verworven, wanneer de ondermodule aandelenrisico wordt berekend volgens de standaardformule zonder gebruik te maken van de in artikel 304 beschreven optie, berekend als het gewogen gemiddelde van:

    a)

    de standaardparameter die moet worden gebruikt bij de berekening van de ondermodule aandelenrisico overeenkomstig artikel 304; en

    b)

    de standaardparameter die moet worden gebruikt wanneer de ondermodule aandelenrisico wordt berekend volgens de standaardformule zonder gebruik te maken van de in artikel 304 beschreven optie.

    Het gewicht van de onder b), van de eerste alinea bedoelde parameter neemt aan het eind van elk jaar ten minste lineair toe van 0 % op 1 januari 2016 tot 100 % op 1 januari 2023.

    De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast waarin nadere invulling wordt gegeven aan de criteria waaraan moet worden voldaan, met inbegrip van de aandelen waarop de overgangsperiode van toepassing is.

    Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van deze overgangsperiode te waarborgen, werkt de EIOPA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uit aangaande de procedures voor de toepassing van dit lid.

    De EIOPA legt deze ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 30 juni 2015 voor aan de Commissie.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de vierde alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

    14.   Indien verzekerings- en herverzekeringsondernemingen op 1 januari 2016 voldoen aan de vereiste solvabiliteitsmarge als bedoeld in artikel 16 bis van Richtlijn 73/239/EEG, artikel 28 van Richtlijn 2002/83/EG of artikel 37, 38 of 39 van Richtlijn 2005/68/EG zoals van toepassing in het recht van de lidstaat op de dag voor die waarop deze richtlijnen krachtens artikel 310 van deze richtlijn worden ingetrokken, maar in het eerste jaar van toepassing van deze richtlijn niet voldoen aan het solvabiliteitskapitaalvereiste, vereist de toezichthoudende autoriteit, in afwijking van artikel 138, lid 3, en onverminderd de vierde alinea van dat artikel, dat de betrokken verzekerings- of herverzekeringsonderneming de nodige maatregelen treft om uiterlijk op 31 december 2017 het in aanmerking komend eigen vermogen ter dekking van het solvabiliteitskapitaalvereiste op peil te brengen of haar risicoprofiel zodanig te verlagen dat weer wordt voldaan aan het solvabiliteitskapitaalvereiste.

    De betrokken verzekerings- of herverzekeringsonderneming dient om de drie maanden een voortgangsverslag in bij haar toezichthoudende autoriteit waarin wordt aangegeven welke maatregelen er zijn getroffen en welke vooruitgang er is geboekt om het in aanmerking komend eigen vermogen ter dekking van het solvabiliteitskapitaalvereiste op peil te brengen of haar risicoprofiel zodanig te verlagen dat wordt voldaan aan het solvabiliteitskapitaalvereiste.

    De in de eerste alinea bedoelde verlenging wordt ingetrokken als uit dat voortgangsverslag blijkt dat er geen duidelijke vooruitgang is geboekt bij het weer op peil brengen van het in aanmerking komend eigen vermogen ter dekking van het solvabiliteitskapitaalvereiste of bij het zodanig verlagen van het risicoprofiel dat weer wordt voldaan aan het solvabiliteitskapitaalvereiste tussen de datum waarop is geconstateerd dat niet werd voldaan aan het solvabiliteitskapitaalvereiste en de datum van indiening van het voortgangsverslag.

    15.   Indien de lidstaten van herkomst op 23 mei 2014 bepalingen toepassen als bedoeld in artikel 4 van Richtlijn 2003/41/EG, kunnen deze lidstaten van herkomst tot en met 31 december 2019 de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die zij met het oog op de naleving van de op de laatste datum van toepassing van Richtlijn 2002/83/EG geldende artikelen 1 tot en met 19, 27 tot en met 30, 32 tot en met 35 en 37 tot en met 67 van Richtlijn 2002/83/EG hebben aangenomen, blijven toepassen.

    Indien er vóór de in dit lid vermelde datum wijzigingen op de artikelen 17 tot en met 17 quater van Richtlijn 2003/41/EG zijn vastgesteld, kan de Commissie gedelegeerde handelingen vaststellen om de in dit lid beschreven overgangsperiode te wijzigen.

    16.   De lidstaten kunnen de uiteindelijke moederverzekerings- of herverzekeringsonderneming tot en met 31 maart 2022 toestaan een aanvraag in te dienen voor de goedkeuring van een intern groepsmodel dat van toepassing is op een deel van een groep indien zowel de onderneming als de uiteindelijke moederonderneming in dezelfde lidstaat zijn gevestigd en indien dit deel een apart onderdeel vormt met een duidelijk ander risicoprofiel van de rest van de groep.

    17.   Niettegenstaande hetgeen is bepaald in artikel 218, leden 2 en 3, zijn de in de leden 8 tot en met 12 en lid 15 van dit artikel en in de artikelen 308 quater, 308 quinquies en 308 sexies bedoelde overgangsbepalingen mutatis mutandis van toepassing op het niveau van de groep.

    Niettegenstaande hetgeen is bepaald in artikel 218, leden 2, 3 en 4, zijn de in lid 14 van dit artikel bedoelde overgangsbepalingen mutatis mutandis van toepassing op het niveau van de groep en indien de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming of de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in de groep voldoen aan het vereiste van aangepaste solvabiliteit als bedoeld in artikel 9 van Richtlijn 98/78/EG, maar niet voldoen aan het solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep.

    De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast tot vaststelling van de wijzigingen in de groepssolvabiliteit indien de in lid 13 van dit artikel bedoelde overgangsbepalingen van toepassing zijn; deze betreffen:

    a)

    de uitsluiting van het meermaals gebruiken van in aanmerking komend eigen vermogen en de uitsluiting van de schepping van kapitaal binnen een groep als vermeld in de artikelen 222 en 223;

    b)

    de waardering van activa en passiva als vermeld in artikel 224;

    c)

    de toepassing van de berekeningsmethoden op verbonden verzekerings- en herverzekeringsondernemingen als vermeld in artikel 225;

    d)

    de toepassing van de berekeningsmethoden op verzekeringstussenholdings als vermeld in artikel 226;

    e)

    de methoden voor de berekening van de groepssolvabiliteit als vermeld in de artikelen 230 en 233;

    f)

    de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep als vermeld in artikel 231;

    g)

    de vaststelling van een opslagfactor als vermeld in artikel 232;

    h)

    de beginselen bij de berekening van de groepssolvabiliteit van een verzekeringsholding als vermeld in artikel 235.

    Artikel 308 quater

    Overgangsmaatregel ten aanzien van de risicovrije rentevoeten

    1.   Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen kunnen, mits hun toezichthoudende autoriteit dat vooraf goedkeurt, een overgangsmaatregel toepassen op de relevante risicovrije rentetermijnstructuur met betrekking tot de toelaatbare verzekerings- of herverzekeringsverplichtingen.

    2.   Voor elke valuta wordt de aanpassing berekend als een deel van het verschil tussen:

    a)

    de rentevoet die de verzekerings- of herverzekeringsonderneming heeft bepaald overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die krachtens artikel 20 van Richtlijn 2002/83/EG zijn vastgesteld op de laatste datum van toepassing van die richtlijn;

    b)

    de jaarlijkse effectieve rente, berekend als de unieke discontovoet die — wanneer hij wordt toegepast op de kasstromen uit de portefeuille van toelaatbare verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen — resulteert in een waarde die gelijk is aan de waarde van de beste schatting van de portefeuille van toelaatbare verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen, met inachtneming van de tijdswaarde van geld en met gebruikmaking van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur als bedoeld in artikel 77, lid 2.

    Indien de lidstaten wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen overeenkomstig artikel 20, lid 1, punt B, onder a), ii), van Richtlijn 2002/83/EG hebben vastgesteld, wordt de in de eerste alinea, onder a), van dit lid, bedoelde rentevoet bepaald aan de hand van de methoden die de verzekerings- of herverzekeringsonderneming gebruikt, vastgesteld op de laatste datum van toepassing van Richtlijn 2002/83/EG.

    Het in de eerste alinea bedoelde deel neemt aan het eind van elk jaar lineair af van 100 % in het jaar dat begint op 1 januari 2016 tot 0 % op 1 januari 2032.

    Indien verzekerings- en herverzekeringsondernemingen de in artikel 77 quinquies bedoelde volatiliteitsaanpassing toepassen, is de onder b) bedoelde relevante risicovrije rentetermijnstructuur de in artikel 77 quinquies vermelde aangepaste risicovrije rentetermijnstructuur.

    3.   De toelaatbare verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen omvatten alleen verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen die aan de volgende vereisten voldoen:

    a)

    de contracten die in de verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen resulteren, zijn gesloten vóór de eerste datum van toepassing van deze richtlijn, met uitzondering van contractverlengingen op of na die datum;

    b)

    tot de laatste datum van toepassing van Richtlijn 2002/83/EG zijn technische voorzieningen voor de verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen vastgesteld overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die krachtens artikel 20 van die richtlijn zijn vastgesteld op de laatste datum van toepassing ervan;

    c)

    artikel 77 ter wordt niet op de verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen toegepast.

    4.   Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die lid 1 toepassen:

    a)

    mogen de toelaatbare verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen niet meetellen bij de berekening van de volatiliteitsaanpassing als vermeld in artikel 77 quinquies;

    b)

    mogen artikel 308 quinquies niet toepassen;

    c)

    maken als onderdeel van hun verslag over hun solvabiliteit en financiële toestand als bedoeld in artikel 51 openbaar dat zij de overgangs-risicovrije rentetermijnstructuur toepassen, en geven aan welk kwantitatief effect het niet toepassen van die overgangsmaatregel zou hebben op hun financiële toestand.

    Artikel 308 quinquies

    Overgangsmaatregel ten aanzien van technische voorzieningen

    1.   Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen kunnen, mits hun toezichthoudende autoriteit dat vooraf goedkeurt, een overgangsaftrek toepassen op technische voorzieningen. Die aftrek kan worden toegepast op het niveau van homogene risicogroepen als bedoeld in artikel 80.

    2.   De overgangsaftrek komt overeen met een deel van het verschil tussen de volgende twee bedragen:

    a)

    de technische voorzieningen na aftrek van de bedragen die op grond van herverzekeringsovereenkomsten en special purpose vehicles kunnen worden verhaald, overeenkomstig artikel 76 berekend op de eerste datum van toepassing van deze richtlijn;

    b)

    de technische voorzieningen na aftrek van de bedragen die op grond van herverzekeringsovereenkomsten kunnen worden verhaald, berekend overeenkomstig de krachtens artikel 15 van Richtlijn 73/239/EEG, artikel 20 van Richtlijn 2002/83/EG en artikel 32 van Richtlijn 2005/68/EG vastgestelde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen op de dag voor die waarop deze richtlijnen krachtens artikel 310 van deze richtlijn worden ingetrokken.

    Het maximale aftrekbare deel neemt aan het eind van elk jaar lineair af van 100 % in het jaar dat begint op 1 januari 2016 tot 0 % op 1 januari 2032.

    Indien verzekerings- en herverzekeringsondernemingen op de eerste datum van toepassing van deze richtlijn de in artikel 77 quinquies bedoelde volatiliteitsaanpassing toepassen, wordt het onder a) bedoelde bedrag berekend met de volatiliteitsaanpassing op die datum.

    3.   Onder voorbehoud van voorafgaande goedkeuring van of op initiatief van de toezichthoudende autoriteit kunnen de bedragen van de technische voorzieningen, in voorkomend geval met inbegrip van het bedrag van de volatiliteitsaanpassing, die worden gebruikt om de in lid 2, onder a) en b), overgangsaftrek te berekenen, om de 24 maanden worden herberekend, of frequenter indien het risicoprofiel van de onderneming wezenlijk is veranderd.

    4.   De in de lid 2 bedoelde aftrek kan door de toezichthoudende autoriteit worden beperkt indien de toepassing ervan zou kunnen resulteren in een vermindering van de voor de onderneming vereiste financiële middelen ten opzichte van de vereiste financiële middelen als berekend overeenkomstig de krachtens Richtlijn 73/239/EEG, Richtlijn 2002/83/EG en Richtlijn 2005/68/EG vastgestelde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen op de dag voor die waarop die richtlijnen uit krachtens artikel 310 van deze richtlijn worden ingetrokken.

    5.   Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die lid 1 toepassen:

    a)

    mogen artikel 308 ter niet toepassen;

    b)

    dienen indien zij zonder de toepassing van de overgangsaftrek niet zouden voldoen aan het solvabiliteitskapitaalvereiste, jaarlijks een verslag in bij hun toezichthoudende autoriteit waarin wordt aangegeven welke maatregelen er zijn getroffen en welke vooruitgang er is geboekt om aan het einde van de in lid 2 vermelde overgangsperiode het in aanmerking komend eigen vermogen terug te brengen op het niveau dat nodig is om aan het solvabiliteitskapitaalvereiste te voldoen of hun risicoprofiel te reduceren om weer aan het solvabiliteistkapitaalvereiste te voldoen;

    c)

    maken als onderdeel van hun verslag over hun solvabiliteit en financiële toestand als bedoeld in artikel 51 openbaar dat zij de overgangsaftrek op de technische voorzieningen toepassen, en geven aan welk kwantitatief effect het niet toepassen van die overgangsaftrek zou hebben op hun financiële toestand.

    Artikel 308 sexies

    Plan voor de geleidelijke invoering van de overgangsmaatregelen met betrekking tot de risicovrije rentevoeten en de technische voorzieningen

    Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die de in de artikelen 308 quater en 308 quinquies vermelde overgangsmaatregelen toepassen, stellen de toezichthoudende autoriteit in kennis zodra zij vaststellen dat zij zonder de toepassing van deze overgangsmaatregelen niet aan het solvabiliteitskapitaalvereiste zouden voldoen. De toezichthoudende autoriteit vereist dat de betrokken verzekerings- of herverzekeringsonderneming de nodige maatregelen treft om aan het einde van de overgangsperiode aan het solvabiliteitskapitaalvereiste te voldoen.

    Binnen twee maanden na de vaststelling dat zonder de toepassing van de overgangsaftrek niet aan het solvabiliteitskapitaalvereiste zou worden voldaan, dient de betrokken verzekerings- of herverzekeringsonderneming bij de toezichthoudende autoriteit een geleidelijke-invoeringsplan in waarin wordt aangegeven welke maatregelen er zijn gepland om aan het einde van de overgangsperiode het in aanmerking komend eigen vermogen terug te brengen op het niveau dat nodig is om aan het solvabiliteitskapitaalvereiste te voldoen of hun risicoprofiel te reduceren om aan het solvabiliteitskapitaalvereiste te voldoen De betrokken verzekerings- of herverzekeringsonderneming kan het geleidelijke-invoeringsplan gedurende de overgangsperiode aanpassen.

    De betrokken verzekerings- en herverzekeringsondernemingen dienen jaarlijks een verslag in bij hun toezichthoudende autoriteit waarin wordt aangegeven welke maatregelen er zijn getroffen en welke vooruitgang er is geboekt om aan het einde van de overgangsperiode aan het solvabiliteitskapitaalvereiste te voldoen. De toezichthoudende autoriteiten trekken hun goedkeuring voor de toepassing de overgangsmaatregel in als uit dat verslag blijkt dat het onrealistisch is dat aan het einde van de overgangsperiode aan het solvabiliteitskapitaalvereiste zal worden voldaan.”.

    81)

    Artikel 309, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    de eerste alinea wordt vervangen door:

    „1.   De lidstaten doen uiterlijk op 31 maart 2015 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om aan de artikelen 4, 10, 13, 14, 18, 23, 26 tot en met 32, 34 tot en met 49, 51 tot en met 55, 67, 68, 71, 72, 74 tot en met 85, 87 tot en met 91, 93 tot en met 96, 98, 100 tot en met 110, 112, 113, 115 tot en met 126, 128, 129, 131 tot en met 134, 136 tot en met 142, 144, 146, 148, 162 tot en met 167, 172, 173, 178, 185, 190, 192, 210 tot en met 233, 235 tot en met 240, 243 tot en met 258, 260 tot en met 263, 265, 266, 303 en 304 en de bijlagen III en IV te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.”;

    b)

    de volgende alinea wordt toegevoegd:

    „Niettegenstaande hetgeen is bepaald in de tweede alinea passen de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen toe om vanaf 1 april 2015 aan artikel 308 bis te voldoen.”.

    82)

    Het volgende artikel wordt ingevoegd:

    „Artikel 310 bis

    Personeel en middelen van de EIOPA

    De EIOPA stelt een raming op van de personeels- en andere behoeften die voortvloeien uit de vervulling van haar taken en bevoegdheden overeenkomstig deze richtlijn en brengt daarover verslag uit aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.”.

    83)

    Artikel 311 wordt vervangen door:

    „Artikel 311

    Inwerkingtreding

    Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Artikel 308 bis is van toepassing met ingang van 1 april 2015.

    De artikelen 1, 2, 3, 5 tot en met 9, 11, 12, 15, 16, 17, 19 tot en met 22, 24, 25, 33, 57 tot en met 66, 69, 70, 73, 145, 147, 149 tot en met 161, 168 tot en met 171, 174 tot en met 177, 179 tot en met 184, 186 tot en met 189, 191, 193 tot en met 209, 267 tot en met 300, 305 tot en met 308, 308 ter en de bijlagen I, II, V, VI en VII zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2016.

    De Commissie kan vóór de in de derde alinea genoemde datum gedelegeerde handelingen en technische regulerings- en uitvoeringsnormen vaststellen.”.

    84)

    In bijlage III, deel A, wordt punt 28 vervangen door:

    „28.

    Als alternatief voor de in de punten 1 tot en met 27 en 29 opgesomde rechtsvormen kan steeds de rechtsvorm worden aangenomen van een Europese vennootschap (SE) in de zin van Verordening (EG) nr. 2157/2001 van de Raad (1);

    29.

    Als alternatief voor de in de punten 1 tot en met 28 opgesomde rechtsvormen kan de rechtsvorm worden aangenomen van een Europese Coöperatieve Vennootschap overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1435/2003 van de Raad (34), voor zover de betrokken lidstaat toestaat dat een entiteit met de rechtsvorm van een coöperatieve vennootschap schadeverzekeringsactiviteiten ontplooit.

    85)

    In bijlage III, deel B, wordt punt 28 vervangen door:

    „28.

    Als alternatief voor de in de punten 1 tot en met 27 en 29 opgesomde rechtsvormen kan steeds de rechtsvorm worden aangenomen van een Europese vennootschap (SE) in de zin van Verordening (EG) nr. 2157/2001.

    29.

    Als alternatief voor de in de punten 1 tot en met 28 opgesomde rechtsvormen kan de rechtsvorm worden aangenomen van een Europese Coöperatieve Vennootschap overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1435/2003, voor zover de betrokken lidstaat toestaat dat een entiteit met de rechtsvorm van een coöperatieve vennootschap levensverzekeringsactiviteiten ontplooit.”.

    86)

    In bijlage III, deel C, wordt punt 28 vervangen door:

    „28.

    Als alternatief voor de in de punten 1 tot en met 27 en 29 opgesomde rechtsvormen kan steeds de rechtsvorm worden aangenomen van een Europese vennootschap (SE) in de zin van Verordening (EG) nr. 2157/2001.

    29.

    Als alternatief voor de in de punten 1 tot en met 28 opgesomde rechtsvormen kan de rechtsvorm worden aangenomen van een Europese Coöperatieve Vennootschap overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1435/2003, voor zover de betrokken lidstaat toestaat dat een entiteit met de rechtsvorm van een coöperatieve vennootschap herverzekeringsactiviteiten ontplooit.”.

    87)

    In de concordantietabel in bijlage VII, wordt onder de kolom „Deze richtlijn”, artikel 13, punt 27, ingevoegd als overeenkomend met artikel 5, onder d), van Richtlijn 73/239/EEG.

    Artikel 3

    Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 1060/2009

    In Verordening (EG) nr. 1060/2009 wordt artikel 2, lid 3, geschrapt.

    Artikel 4

    Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1094/2010

    Verordening (EU) nr. 1094/2010 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    In artikel 13 wordt lid 1 vervangen door:

    „1.   Het Europees Parlement of de Raad kan binnen een termijn van drie maanden na de datum van kennisgeving van de door de Commissie vastgestelde technische reguleringsnorm tegen de technische reguleringsnorm bezwaar aantekenen. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad wordt deze termijn met drie maanden verlengd.

    Wanneer de Commissie een technische reguleringsnorm vaststelt die identiek is aan het door de Autoriteit ingediende ontwerp van technische reguleringsnorm, bedraagt de termijn tijdens welke het Europees Parlement en de Raad bezwaar kunnen aantekenen één maand na de datum van kennisgeving. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad wordt deze termijn met een maand verlengd. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan die verlengde termijn met nogmaals een maand worden verlengd.”.

    2)

    In artikel 17, lid 2, wordt de tweede alinea vervangen door:

    „Onverminderd de in artikel 35 vastgestelde bevoegdheden verstrekt de bevoegde autoriteit aan de Autoriteit onverwijld alle informatie die de Autoriteit nodig acht voor haar onderzoek, waaronder wat betreft de wijze waarop de in artikel 1, lid 2, bedoelde handelingen worden toegepast in overeenstemming met het recht van de Unie.”.

    Artikel 5

    Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1095/2010

    Verordening (EU) nr. 1095/2010 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    In artikel 13 wordt lid 1 vervangen door:

    „1.   Het Europees Parlement of de Raad kan binnen een termijn van drie maanden na de datum van kennisgeving van de door de Commissie vastgestelde technische reguleringsnorm tegen de technische reguleringsnorm bezwaar aantekenen. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad wordt deze termijn met drie maanden verlengd.

    Wanneer de Commissie een technische reguleringsnorm vaststelt die identiek is aan het door de Autoriteit ingediende ontwerp van technische reguleringsnorm, bedraagt de termijn tijdens welke het Europees Parlement en de Raad bezwaar kunnen aantekenen één maand na de datum van kennisgeving. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad wordt deze termijn met een maand verlengd. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan die verlengde termijn met nogmaals een maand worden verlengd.”.

    2)

    In artikel 17, lid 2, wordt de tweede alinea vervangen door:

    „Onverminderd de in artikel 35 vastgestelde bevoegdheden verstrekt de bevoegde autoriteit aan de Autoriteit onverwijld alle informatie die de Autoriteit nodig acht voor haar onderzoek, waaronder wat betreft de wijze waarop de in artikel 1, lid 2, bedoelde handelingen worden toegepast in overeenstemming met het recht van de Unie.”.

    Artikel 6

    Herziening

    De Commissie dient uiterlijk op 1 januari 2017, en daarna jaarlijks, bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in waarin wordt uiteengezet of de ETA's de in de Richtlijnen 2003/71/EG en 2009/138/EG bedoelde ontwerpen van technische regulerings- en uitvoeringsnormen hebben ingediend, ongeacht of de indiening van dergelijke ontwerpen van technische regulerings- en uitvoeringsnormen verplicht dan wel facultatief is, tezamen met voorstellen indien passend.

    Artikel 7

    Omzetting

    1.   Uiterlijk op 31 maart 2015 stellen de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast en maken zij deze bekend om aan artikel 1, lid 1, en artikel 2, punten 1, 3, 6 tot en met 11, 13, 14,17 tot en met 23, 32, 34, 36, 38 tot en met 44, 46 tot en met 54, 56 tot en met 59, 65 tot en met 70, 72, 75, 76, 80, 81, 84, 85 en 86 te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.

    2.   Zij passen de in lid 1 genoemde bepalingen toe met ingang van 1 januari 2016.

    Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

    3.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

    Artikel 8

    Inwerkingtreding

    Deze richtlijn treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Artikel 2, punten 25, 43 en 82, zijn van toepassing met ingang van 31 maart 2015.

    Artikel 9

    Adressaten

    Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

    Gedaan te Straatsburg, 16 april 2014.

    Voor het Europees Parlement

    De voorzitter

    M. SCHULZ

    Voor de Raad

    De voorzitter

    D. KOURKOULAS


    (1)  PB C 159 van 28.5.2011, blz. 10.

    (2)  PB C 218 van 23.7.2011, blz. 82.

    (3)  Standpunt van het Europees Parlement van 11 maart 2014 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt) en besluit van de Raad van 14 april 2014.

    (4)  Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).

    (5)  Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/79/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 48).

    (6)  Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).

    (7)  Richtlijn 2010/78/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 wat de bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) betreft (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 120).

    (8)  Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (herschikking) (PB L 335 van 17.12.2009, blz. 1).

    (9)  Verordening (EG) nr. 1060/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 inzake ratingbureaus (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 1).

    (10)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

    (11)  Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).

    (12)  Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).

    (13)  Verordening (EG) nr. 1435/2003 van de Raad van 22 juli 2003 betreffende het statuut voor een Europese Coöperatieve Vennootschap (SCE) (PB L 207 van 18.8.2003, blz. 1).

    (14)  Verordening (EU) nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende macroprudentieel toezicht van de Europese Unie op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico's (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 1).

    (15)  Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 juni 2003 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (PB L 235 van 23.9.2003, blz. 10).

    (16)  Richtlijn 64/225/EEG van de Raad van 25 februari 1964 ter opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging en van het vrij verrichten van diensten, voor wat betreft herverzekering en retrocessie (PB 56 van 4.4.1964, blz. 878).

    (17)  Eerste Richtlijn 73/239/EEG van de Raad van 24 juli 1973 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan (PB L 228 van 16.8.1973, blz. 3).

    (18)  Richtlijn 73/240/EEG van de Raad van 24 juli 1973 inzake de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging op het gebied van het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche (PB L 228 van 16.8.1973, blz. 20).

    (19)  Richtlijn 76/580/EEG van de Raad van 29 juni 1976 tot wijziging van Richtlijn 73/239/EEG tot coördinatie van de wettelijke bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan (PB L 189 van 13.7.1976, blz. 13).

    (20)  Richtlijn 78/473/EEG van de Raad van 30 mei 1978 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen op het gebied van de communautaire co-assurantie (PB L 151 van 7.6.1978, blz. 25).

    (21)  Richtlijn 84/641/EEG van de Raad van 10 december 1984 houdende wijziging, inzonderheid wat de hulpverlening op reis betreft, van de eerste Richtlijn (73/239/EEG) tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan (PB L 339 van 27.12.1984, blz. 21).

    (22)  Richtlijn 87/344/EEG van de Raad van 22 juni 1987 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de rechtsbijstandverzekering (PB L 185 van 4.7.1987, blz. 77).

    (23)  Tweede Richtlijn 88/357/EEG van de Raad van 22 juni 1988 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, tot vaststelling van bepalingen ter bevordering van de daadwerkelijke uitoefening van het vrij verrichten van diensten en houdende wijziging van Richtlijn 73/239/EEG (PB L 172 van 4.7.1988, blz. 1).

    (24)  Richtlijn 92/49/EEG van de Raad van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en houdende wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG en 88/357/EEG (derde richtlijn schadeverzekering) (PB L 228 van 11.8.1992, blz. 1).

    (25)  Richtlijn 98/78/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 1998 betreffende het aanvullend toezicht op verzekeringsondernemingen in een verzekeringsgroep (PB L 330 van 5.12.1998, blz. 1).

    (26)  Richtlijn 2001/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2001 betreffende de sanering en de liquidatie van verzekeringsondernemingen (PB L 110 van 20.4.2001, blz. 28).

    (27)  Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende levensverzekering (PB L 345 van 19.12.2002, blz. 1).

    (28)  Richtlijn 2005/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2005 betreffende herverzekering en houdende wijziging van Richtlijnen 73/239/EEG en 92/49/EEG van de Raad en van Richtlijnen 98/78/EG en 2002/83/EG (PB L 323 van 9.12.2005, blz. 1).

    (29)  Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1).”;

    (30)  Verordening (EG) nr. 1060/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 inzake ratingbureaus (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 1).”.

    (31)  Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/79/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 48).”.

    (32)  Verordening (EU) nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende macroprudentieel toezicht van de Europese Unie op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico's (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 1).”.

    (33)  Besluit 2004/9/EG van de Commissie van 5 november 2003 tot instelling van het Europees Comite voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (PB L 3 van 7.1.2004, blz. 34).”.

    (34)  Verordening (EG) nr. 1435/2003 van de Raad van 22 juli 2003 betreffende het statuut voor een Europese Coöperatieve Vennootschap (SCE) (PB L 207 van 18.8.2003, blz. 1).”.


    Top