Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32000D0135

    2000/135/EG, EGKS, Euratom: Besluit van het Europees Parlement van 19 januari 2000 over het verlenen van kwijting betreffende de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 1997 betreffende afdeling I-Parlement, II-Raad, III-Commissie, IV-Hof van Justitie en V-Rekenkamer

    PB L 45 van 17/02/2000, p. 36–40 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 19/01/2000

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2000/135/oj

    32000D0135

    2000/135/EG, EGKS, Euratom: Besluit van het Europees Parlement van 19 januari 2000 over het verlenen van kwijting betreffende de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 1997 betreffende afdeling I-Parlement, II-Raad, III-Commissie, IV-Hof van Justitie en V-Rekenkamer

    Publicatieblad Nr. L 045 van 17/02/2000 blz. 0036 - 0040
    Publicatieblad Nr. 304 van 24/10/2000 blz. 0128 - 0130


    BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

    van 19 januari 2000

    over het verlenen van kwijting betreffende de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 1997 betreffende afdeling I-Parlement, II-Raad, III-Commissie, IV-Hof van Justitie en V-Rekenkamer

    (2000/135/EG, EGKS, Euratom)

    HET EUROPEES PARLEMENT,

    Gelet op de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 1997,

    Gelet op de jaarrekening en financiële balans betreffende de verrichtingen in het kader van het begrotingsjaar 1997 (SEC(1998) 520 - C4-0350/1998, SEC(1998) 522 - C4-0351/1998, SEC(1998) 519 - C4-0352/1998),

    Gelet op het Jaarverslag van de Rekenkamer over het begrotingsjaar 1997(1) en de daarmee samenhangende speciale verslagen, vergezeld van de antwoorden van de instellingen,

    Gelet op de verklaring van de Rekenkamer inzake de betrouwbaarheid van de rekeningen en de regelmatigheid en de wettigheid van de onderliggende verrichtingen krachtens artikel 248 van het EG-Verdrag,

    Gelet op de aanbeveling van de Raad van 15 maart 1999 (C4-0156/1999),

    Gelet op zijn resolutie van 4 mei 1999 ter kennisgeving aan de Commissie van de redenen voor het uitstel van het besluit tot verlening van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 1997(2),

    Gezien de uitleg en de door de Commissie verstrekte informatie over de genomen maatregelen naar aanleiding van deze resolutie,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 276,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, inzonderheid op artikel 78 octies,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, inzonderheid op artikel 180 ter,

    Gelet op artikel 93 en bijlage V van zijn Reglement,

    Gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie (A5-0004/2000),

    1. verleent de Commissie kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 1997;

    2. formuleert zijn opmerkingen in de resolutie die een integrerend deel uitmaakt van dit besluit;

    3. verzoekt zijn voorzitter dit besluit en zijn resolutie met opmerkingen te doen toekomen aan de Commissie, de Raad, het Hof van Justitie, de Rekenkamer en de Europese Investeringsbank, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen (serie L).

    De Secretaris-generaal van het Europees Parlement

    Julian PRIESTLEY

    De voorzitter van het Europees Parlement

    Nicole FONTAINE

    (1) PB C 349 van 17.11.1998.

    (2) PB C 279 van 1.10.1999, blz. 119.

    RESOLUTIE

    van het Europees Parlement met opmerkingen bij het besluit waarbij de Commissie kwijting wordt verleend voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 1997

    HET EUROPEES PARLEMENT,

    Gelet op artikel 276 van het EG-Verdrag,

    Gelet op artikel 89, lid 7, van het Financieel Reglement, uit hoofde waarvan de instellingen van de Gemeenschap alle nodige maatregelen moeten treffen om gevolg te geven aan de opmerkingen bij de kwijtingbesluiten,

    Overwegende dat op grond van hetzelfde artikel, lid 8, de instellingen eveneens gehouden zijn op verzoek van het Europees Parlement verslag uit te brengen over de naar aanleiding van deze opmerkingen genomen maatregelen, met name over de instructies die zij hebben gericht tot hun diensten die zich met de uitvoering van de begroting bezighouden,

    Gezien het verslag van de Rekenkamer over het begrotingsjaar 1997(1) en de daarmee samenhangende speciale verslagen, vergezeld van de antwoorden van de instellingen,

    Gezien de aanbeveling van de Raad van 15 november 1999 (C4-0156/99),

    Onder verwijzing naar zijn resolutie van 4 mei 1999 ter kennisgeving aan de Commissie van de redenen voor het uitstel van het besluit tot verlening van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 1997(2),

    Gelet op de artikelen 93, 173 en bijlage V van zijn Reglement,

    Gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie (A5-0004/2000),

    A. Overwegende dat de opkomst bij de Europese verkiezingen in veel lidstaten van de Unie stelselmatig terugloopt;

    B. Overwegende dat in verscheidene lidstaten beschuldigingen met betrekking tot fraude, wanbeheer en vriendjespolitiek bij de Europese instellingen het onderwerp van het openbare debat vormden in de campagnes voor de Europese verkiezingen;

    C. Overwegende dat het besloten had de kwijting voor het begrotingsjaar 1997 uit te stellen totdat bekend zou zijn welke hervormingen de nieuwe Commissie zou toezeggen;

    D. Overwegende dat op bepaalde kernpunten van de hervorming van de Commissie kritiek is uitgeoefend en dat in het tweede verslag van het Comité van onafhankelijke deskundigen en in de bijlage bij zijn bovengenoemde resolutie van 4 mei 1999 om bepaalde maatregelen is gevraagd;

    E. Overwegende dat de Commissie naar aanleiding van deze kritiek en deze verzoeken toezeggingen heeft gedaan en bepaalde maatregelen heeft genomen die nader moeten worden bestudeerd;

    F. Overwegende dat de Commissie in februari een hervormingsprogramma zal voorleggen dat in het algemeen betrekking zou moeten hebben op alle aspecten van haar organisatie- en beheersstructuren; dat deze kwijting derhalve de mogelijkheid biedt vast te stellen welke de huidige toezeggingen en maatregelen zijn, teneinde deze te kunnen vergelijken met het definitieve programma dat in februari 2000 bekend zal worden gemaakt;

    G. Overwegende dat de Europese burgers hun vertrouwen in de Europese instellingen pas terug krijgen als op korte termijn drastische hervormingen worden doorgevoerd;

    H. Overwegende dat in het verleden het jaarverslag van de Rekenkamer door de Commissie te veel werd gezien als een vervelend ritueel en niet als een nuttige bijdrage tot de verbetering van het financieel beheer;

    1. herinnert de Commissie eraan dat de kwijting die haar wordt verleend is gebaseerd op het uitgangspunt van volledige uitvoering van de toezeggingen in haar hervormingsprogramma;

    2. verduidelijkt hierbij de richtsnoeren die de Commissie dient te volgen bij het opstellen van haar programma voor bepaalde bijzonder gevoelige beleidsterreinen;

    Afsluiting van de rekeningen

    3. wijst op de betrouwbaarheidsverklaring bij het Jaarverslag van de Rekenkamer over het begrotingsjaar 1997, waarin met name wordt vastgesteld dat:

    a) de totale omvang van de vorderingen, die overeenkwamen met bedragen die de lidstaten verschuldigd waren aan organen van de Gemeenschap en die in de geconsolideerde financiële balans te boek stonden als 1756,5 miljoen ECU, in de rekeningen niet correct was weergegeven (par. 8.10-8.11 van het jaarverslag),

    b) de saldi van de bankrekeningen van de Gemeenschap niet correct waren weergegeven, omdat honderden miljoenen ecu op tussenrekeningen in een aantal derde landen als begrotingsbetalingen waren aangemerkt en niet als activa, en dat alleen al het bedrag voor het Phare-programma in dit verband ten minste 370 miljoen ECU was (par. 8.12),

    c) de waarde van de voortbestaande betalingsverplichtingen netto ten minste 530 miljoen ECU te hoog was becijferd (par. 8.18-8.22),

    d) het totale bedrag aan voorschotten en vooruitbetalingen, die in de loop van het jaar als begrotingsbetalingen zijn geboekt, ten minste 4126 miljoen ECU te laag is opgegeven (par. 8.23-8.24);

    4. herinnert eraan dat het onderzoek van de Rekenkamer in het kader van de betrouwbaarheidsverklaring (zie par. 8.34-8.40 van het jaarverslag) opnieuw een onaanvaardbaar hoog percentage belangrijke fouten aan het licht heeft gebracht, waardoor een verkeerd beeld is ontstaan van de bedragen die met betalingshandelingen gemoeid waren;

    5. verklaart de rekening voor de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 1999 niet te kunnen afsluiten voordat de Commissie de boekhoudkundige fouten die door de Rekenkamer zijn geconstateerd heeft hersteld;

    Institutionele beheers- en controleproblemen

    6. verzoekt de Commissie een systeem op te zetten waarin de aanbevelingen van de Rekenkamer stelselmatig worden opgevolgd en bijgesteld; in gevallen waarin zich twee achtereenvolgende jaren klachten voordoen, moet de Commissie het management verantwoordelijk houden voor het feit dat het blijft nalaten de situatie te verbeteren;

    7. verzoekt de Rekenkamer stelselmatig ieder jaar toe te zien op het gevolg dat wordt gegeven aan de kritische opmerkingen die zij in haar eerdere verslagen heeft gemaakt;

    8. verzoekt de Rekenkamer te onderhandelen over kaderovereenkomsten met de nationale Rekenkamers, opdat deze aanvullende controles verrichten ter zake van de in partnerschap beheerde communautaire beleidsmaatregelen, zulks op basis van een in gezamenlijk overleg tot stand gekomen programma;

    9. meent dat de bevoegdheden ten aanzien van de financiële controle vooraf en de audits in het nieuwe Financieel Reglement van elkaar gescheiden moeten worden en onder verschillende leden van de Commissie moeten ressorteren;

    10. meent dat elk directoraat-generaal jaarverslagen en jaarrekeningen moet overleggen overeenkomstig een gestandaardiseerde structuur, en dat daarin onder meer de kwalitatieve en kwantitatieve targets voor het volgende jaar moeten worden vermeld;

    Personeelsbeleid

    11. aanvaardt de toezegging van de Commissie dat zij de behoeften aan personeel en structuren zal definiëren aan de hand van op volgorde van prioriteit ingedeelde doelstellingen, maar verzoekt de Commissie om in haar hervormingsprogramma duidelijk aan te geven welke haar prioriteiten zijn en op grond van welke criteria zij zal bepalen welk soort personeel daarvoor zal worden toegewezen (statutair personeel, externe hulpbronnen), een en ander in het kader van een systeem waarin Activity Based Budgeting en geïntegreerd beheer van de hulpbronnen kunnen samengaan;

    12. verzoekt de Rekenkamer om een evaluatie van het decentralisatiebeleid voor de administratie dat de Commissie in het kader van het MAP 2000-programma op gang heeft gebracht;

    13. neemt kennis van het feit dat de Commissie gedragscodes heeft vastgesteld voor de commissarissen en hun kabinetten en dat hiermee de regels in verband met de financiële belangen van commissarissen en de samenstelling van de kabinetten aanzienlijk worden verbeterd; verzoekt de Commissie niettemin om in haar hervormingsprogramma ook te streven naar:

    - verdere uitwerking van deze gedragscodes door middel van de opneming van explicietere bepalingen inzake onverenigbaarheid die moeten worden toegepast wanneer een commissaris rechtstreekse belangen heeft bij besluiten inzake aanwerving, administratie of begrotingsuitvoering die rechtstreeks onder zijn bevoegdheid of onder die van zijn diensten ressorteren;

    - verbindendheid van de codes door middel van een verordening die de Commissie na raadpleging van het Parlement, de Raad en de Rekenkamer vaststelt;

    14. is ingenomen met het voornemen van de Commissie om personeelsleden die misstanden signaleren te beschermen en verzoekt haar ervoor te zorgen dat haar personeel gestimuleerd wordt te streven naar een professioneel klimaat waarin het signaleren van misstanden niet meer nodig zal zijn; verzoekt de Commissie niettemin om in het kader van de gedragscode de fundamentele taken van ambtenaren zo te omschrijven dat deze zich kunnen verzetten tegen elke opdracht van een meerdere die in strijd is met de voorschriften of met de beroepsethiek;

    15. neemt kennis van het door de Commissie ingediende strategische richtsnoer voor de administratieve hervorming met het oog op de vaststelling van een efficiëntere tuchtprocedure bij budgettaire onregelmatigheden; verzoekt de Commissie voorschriften voor te stellen die moeten zorgen voor de zekerheid van de procedure en voor de volledige onpartijdigheid van het organisme dat deze zal moeten beheren;

    Bureaus voor Technische Bijstand (BAT's)

    16. neemt kennis van de poging van de Commissie om de BAT's te rationaliseren middels een restrictiever wetgevings- en budgettair kader en de invoering van een vademecum dat het uitbesteden van overheidstaken verbiedt en het toezicht en de controle op deze organismen versterkt;

    17. is hiermee echter slechts ten dele tevreden en verwacht dat de Commissie in haar hervormingsprogramma nog meer verbeteringen opneemt, en met name:

    a) dat het vademecum een bindend karakter krijgt en dus in het kader van de hervorming van het Financieel Reglement wordt meegenomen;

    b) dat de BAT's worden uitgesloten van Europese-overheidsfuncties (ook die van louter voorbereidende aard, zoals de beoordeling van offertes) en uitsluitend uitvoerende taken mogen verrichten:

    c) dat de betrekkingen met BAT's geregeld worden aan de hand van transparante voorschriften die worden opgenomen in specifieke standaardcontracten;

    d) dat elke functie die gepaard gaat met de uitoefening van discretionaire bevoegdheden wordt toevertrouwd aan uitvoeringseenheden die als gedeconcentreerde organen van de Commissie optreden en gebruikmaken van ambtenaren en gespecialiseerde externe medewerkers die volledig zijn onderworpen aan het gezag, het toezicht en de controle van de Commissie;

    18. onderstreept dat de Commissie, in afwachting van de codificatie van de nieuwe criteria voor het delegeren van haar taken, de contractuele rechten van de bestaande BAT's dient te eerbiedigen en de vertraging bij de uitbetaling die vooral kleine ondernemingen in ernstige financiële problemen brengt, dient weg te werken;

    19. neemt kennis van het feit dat de Commissie het contract met het BAT Agenor heeft opgezegd en het beheer van het Leonardo-programma in eigen hand heeft genomen, met ondersteuning van een deel van het personeel van Agenor; constateert dat deze handelwijze van de Commissie de aandacht vestigt op bepaalde elementen van de formule van de uitvoeringseenheden;

    20. verzoekt de Commissie onverwijld over te gaan tot opheffing van de immuniteit van haar ambtenaren, indien en wanneer een nationale procureur dat vraagt, en zich als benadeelde partij te voegen in een eventueel proces voor de Belgische rechtbank, wanneer het Parket zou besluiten rechtsvervolging in te stellen naar aanleiding van de vier fraudegevallen waarvan de Commissie aangifte heeft gedaan;

    Informatieverstrekking aan de kwijtingverlenende autoriteit

    21. herinnert eraan dat artikel 276, lid 2, van het EG-Verdrag de Commissie er in verband met de uitoefening van haar begrotingsbevoegdheden toe verplicht het Parlement op verzoek alle nodige inlichtingen te verstrekken;

    22. stelt vast dat het EG-Verdrag op begrotingsgebied niet in een dergelijk recht op informatie voor de Raad voorziet en dat het recht op informatie van het Parlement op dit gebied dus verder gaat dan dat van de Raad;

    23. neemt kennis van de algemene consensus over het recht van de kwijtingverlenende autoriteit op volledige toegang tot alle gegevens over de begrotingsuitvoering en meent dat de formele en praktische regelingen die moeten worden geschapen om de uitoefening van dit recht te vergemakkelijken, opgenomen dienen te worden in het Reglement van het Parlement en in een akkoord met de Commissie, op basis van de beginselen die in de kaderovereenkomst inzake de betrekkingen tussen de Commissie en het Parlement zullen worden neergelegd;

    24. gelast zijn secretaris-generaal en zijn Commissie constitutionele zaken op hun onderscheiden bevoegdheidsterreinen voorstellen te doen voor de noodzakelijke formele en praktische regelingen (waaronder wijziging van het Reglement van het Parlement, met name bijlage VII), om de onvervreemdbare rechten van het Parlement uit hoofde van artikel 276 van het EG-Verdrag te verzekeren en om de nodige algemene procedures in het leven te roepen voor de afhandeling van documenten met een noodzakelijkerwijze vertrouwelijk karakter - bijvoorbeeld betreffende personele zaken en zaken die sub judice zijn -, welke o.a. dienen te omvatten:

    - een veilig archief voor documenten die als vertrouwelijk zijn aangemerkt,

    - een veilige leeszaal (zonder kopieer- en faxfaciliteiten, enz.),

    - formele toegangsregels en een toegangsregister,

    - een nieuwe set gegradueerde procedures ter vervanging van bijlage VII voor de classificatie van vertrouwelijke documenten,

    - eventuele sanctieprocedure voor overtreding van de voorschriften van het Parlement betreffende vertrouwelijke stukken;

    25. verzoekt de Commissie met voorstellen te komen voor de classificatie van documenten en om op basis van de ervaringen tussen de uitvoerende en de wetgevende macht in de lidstaten andere middelen in te zetten ter waarborging van een totale transparantie ten opzichte van het Parlement, waarbij het risico dat zaken die sub judice zijn of de rechten van personeelsleden worden geschaad tot het minimum moeten worden beperkt;

    26. deelt de Commissie niettemin nu reeds mede:

    a) dat het in de overeenkomst slechts uitzonderlijke restricties zal accepteren die betrekking hebben op de wijze van toezending, verspreiding en verzameling van gegevens en niet op het object van de informatie;

    b) dat het beginsel moet gelden dat het Parlement als kwijtingverlenende autoriteit ten minste dezelfde toegang tot de stukken van de Commissie moet hebben als de Rekenkamer, die tot taak heeft het Parlement bij het controleren van de begrotingsuitvoering te ondersteunen;

    c) dat de Commissie, in afwachting van de invoering van de nieuwe regelgeving, elke informatie moet overleggen waar de kwijtingverlenende autoriteit haar om verzoekt, op basis van losse overeenkomsten die tot doel hebben de eerbiediging van de vertrouwelijke aard van de informatie te garanderen;

    Kwijting en beheer van in partnerschap uitgevoerde communautaire beleidsmaatregelen (SEM 2000)

    27. neemt kennis van de toezegging van de Commissie dat zij het Parlement alle informatie zal doen toekomen over zowel de initiatieven in het kader van SEM 2000 op het gebied van het budgettair beheer in partnerschap, als over de antwoorden van de nationale bestuursinstanties op de opmerkingen van de kwijtingverlenende autoriteit;

    28. is niettemin van oordeel dat deze toezeggingen slechts ten dele bevredigend zijn en verzoekt de Commissie om in het kader van haar hervormingsprogramma de volgende doelen na te streven:

    a) zorgen voor de aanwezigheid van waarnemers van het Parlement bij de vergaderingen van het organisme dat verantwoordelijk is voor het SEM-programma wanneer daar gesproken wordt over de taken van het Parlement als wetgevings-, begrotings- of begrotingscontroleautoriteit;

    b) in het kader van het SEM 2000-programma een procedure invoeren om de lidstaten in kennis te stellen van de opmerkingen van de kwijtingverlenende autoriteit;

    c) ernaar streven dat de nationale bestuursinstanties aan de kwijtingverlenende autoriteit hun opmerkingen doen toekomen over de medewerking die zij in de zin van artikel 274 van het EG-Verdrag aan de Commissie hebben verleend;

    29. neemt kennis van de voorstellen van de Commissie om alle problemen op het gebied van wetgeving en begrotingscontrole in verband met SEM 2000 in een triloog ad hoc te behandelen, en verwacht van haar dat zij spoedig contact met het Parlement en de Raad opneemt om deze praktijk in te voeren;

    Strijd tegen fraude en corruptie

    30. stelt vast dat de Commissie tot nu toe niet met een volledige lijst is gekomen van gevallen waarin de verdenking bestaat dat ambtenaren of andere medewerkers van de Commissie bij fraude of corruptie betrokken zouden kunnen zijn; verzoekt de Commissie dit tijdig voor de kwijtingsprocedure 1998 en uiterlijk op 1 maart 2000 te doen;

    31. stelt vast dat de Commissie tot nu toe geen gevolg heeft gegeven aan zijn eis om de nationale gerechtelijke instanties in kennis te stellen van alle gevallen waarin de verdenking bestaat dat ambtenaren of andere medewerkers van de Commissie bij fraude of corruptie betrokken zouden kunnen zijn; verzoekt de Commissie dit uiterlijk op 1 maart 2000 te doen;

    Externe bijstand: Steun aan Palestina

    32. is van oordeel dat de Commissie vóór 31 maart 2000 nog een aantal maatregelen in verband met haar bijstand aan Palestina dient te nemen, waaronder:

    - de opening van het ziekenhuis in Gaza;

    - een aanvang maken met de werkzaamheden in verband met de bouw van de zetel van het Palestijnse parlement;

    33. neemt er kennis van dat de Commissie heeft ingestemd met het plan van het International Management Team (IMT) om het ziekenhuis in Gaza op vastgestelde data te openen (15 juli 2000 voor externe consulten; 15 oktober 2000 voor opnames); wijst de Commissie erop dat zij dient te zorgen voor een permanente follow-up van het optreden van het IMT, waarvoor zij de eindverantwoordelijkheid blijft dragen;

    34. verzoekt de Commissie om vóór 31 maart 2000 een programma voor te leggen waarin de strategie die zij overeenkomstig op voorhand vastgestelde prioriteiten op het gebied van de externe steun wil volgen, gedetailleerd uiteen wordt gezet.

    (1) PB C 349 van 17. 11.1998.

    (2) PB C 279 van 1.10.1999, blz. 119.

    Top