EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31994Y0702(02)

Resolutie van de Raad van 27 juni 1994 betreffende een kader voor het communautaire beleid inzake digitale video-omroep

PB C 181 van 02/07/1994, p. 3–4 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Legal status of the document In force

31994Y0702(02)

Resolutie van de Raad van 27 juni 1994 betreffende een kader voor het communautaire beleid inzake digitale video-omroep

Publicatieblad Nr. C 181 van 02/07/1994 blz. 0003 - 0004


RESOLUTIE VAN DE RAAD van 27 juni 1994 betreffende een kader voor het communautaire beleid inzake digitale video-omroep (94/C 181/02)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Overwegende dat de Gemeenschap bij de Besluiten 89/337/EEG (1), en 89/630/EEG (2), Richtlijn 92/38/EEG (3) en Besluit 93/424/EEG (4) van de Raad, het strategische belang van geavanceerde en hoge-definitietelevisie voor de Europese consumentenelektronica-industrie en voor de Europese televisie- en filmindustrie heeft onderkend en het strategische raamwerk voor de invoering van Europese geavanceerde en hoge-definitietelevisie heeft bepaald;

Overwegende dat de Raad in zijn resolutie van 22 juli 1993 de Commissie heeft verzocht bij de Raad een mededeling inzake digitale televisie in te dienen (5).

Overwegende dat de Commissie op 18 november 1993 aan de Raad een mededeling heeft voorgelegd met de titel "Digitale video-omroep - een communautair beleidskader";

Overwegende dat digitale technologie grote mogelijkheden biedt voor de toekomst van de televisie en voor de toekomstige "elektronische informatiesnelwegen";

Overwegende dat deze mogelijkheden het best kunnen worden benut wanneer vanaf het begin op harmonische wijze en vanuit een lange-termijnvisie te werk wordt gegaan;

Overwegende dat gemeenschappelijke normen een noodzakelijke voorwaarde zijn voor het toepassen van een dergelijke aanpak;

Overwegende dat de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten in de Gemeenschap op dit gebied moeten worden versterkt, en de studiewerkzaamheden met betrekking tot frequentietoewijzing en invoeringsscenario's geïntensiveerd;

Overwegende dat de ontwikkelingen op het gebied van de digitale televisietechnologie op wereldschaal plaatsvinden, en dat het wenselijk is om op dit gebied te streven naar een zo groot mogelijke mate van verenigbaarheid tussen de verschillende regio's van de wereld,

1. PRIJST ZICH GELUKKIG met de mededeling van de Commissie "Digitale video-omroep - een communautair beleidskader", die een uitstekend uitgangspunt is voor de analyse door de Raad,

2. HULDIGT DE VOLGENDE OPVATTING:

2.1. digitale technologie biedt grote mogelijkheden voor de toekomst van televisie, en in bredere zin ook voor de toekomstige elektronische informatiesnelwegen of geïntegreerde breedbandcommunicatie, waarvoor digitale televisie een drijvende kracht kan blijken te zijn;

2.2. deze potentiële mogelijkheden kunnen in de praktijk alleen volledig worden verwezenlijkt wanneer de invoering op de markt plaatsvindt op een harmonische wijze die de geleidelijke ontwikkeling van de markt naar nieuwe en verder geavanceerde diensten op een soepele en compatibele wijze mogelijk maakt en niet vertraagt;

2.3. een wezenlijke voorwaarde voor deze harmonische ontwikkeling van de markt is het aannemen op die markt van gemeenschappelijke normen die, terwijl zij op de korte termijn ten behoeve van een vroege invoering van digitale-televisiediensten voorzien in de nodige duidelijkheid op de markt voor zowel producenten als consumenten, ook het potentieel in zich bergen voor een daaropvolgend soepel doorgroeien naar nieuwere en betere dienstverlening, met inbegrip van hoge-definitietelevisie, wanneer de markt daarom vraagt;

2.4. voorwaardelijke toegang is van groot belang voor leveranciers en afnemers van betaaltelevisiediensten en voor de houders van programmarechten. Het beleid van de Europese Unie op dit gebied dient te zijn gebaseerd op het garanderen van een eerlijke en open concurrentie, het beschermen van de belangen van de consument en het minimaliseren van de mogelijkheden tot piraterij;

3. VERKLAART:

3.1. dat deze harmonische ontwikkeling van de markt het best kan worden bewerkstelligd door middel van een proces waarbij een consensus tot stand wordt gebracht tussen alle betrokken marktpartijen, met inbegrip van de radio-omroeporganisaties, en dat de Raad daarbij met grote belangstelling uitkijkt naar alle vormen van vrijwillige afspraken die de marktpartijen op dit gebied kunnen maken;

3.2. echter wel bereid te zijn zo nodig regelgeving in te voeren wanneer:

i) er tussen de marktpartijen, met inbegrip van de radio-omroeporganisaties, in onvoldoende mate of niet op tijd een consensus bestaat om de harmonische ontwikkeling van de markt te garanderen, en/of

ii) dit nodig is in verband met de vereiste eerlijke en open concurrentie, consumentenbescherming of overige zaken van algemeen belang,

ten einde het bereiken van deze doelstelling en het beschermen van deze belangen mogelijk te maken;

4. MERKT OP dat:

bij de procedure van overleg met het bedrijfsleven over de voorwaardelijke toegang in het kader van het European Project on Digital Video Broadcasting vorderingen zijn gemaakt doch dat deze procedure nog niet is voltooid, en dat de Lid-Staten en de Commissie deze kwestie nader moeten bespreken om in het licht van het in punt 3 geschetste beleidskader vast te stellen welke aanvullende maatregelen moeten worden genomen om de doelstellingen van het in punt 2.4 vastgestelde beleid van de Europese Unie inzake voorwaardelijke toegang te verwezenlijken;

5. BEGROET MET INSTEMMING het voornemen van de Commissie om:

5.1. in haar voorstellen voor de specifieke programma's uit hoofde van het vierde kaderprogramma, onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten op de betrokken gebieden op te nemen om ervoor te zorgen dat alle nodige technologie-elementen beschikbaar zijn voor het plannen van de lange-termijnstrategie op het gebied van multimediasystemen en -diensten;

5.2. het proces van normalisatie van digitale televisie mede door het verlenen van mandaten aan Europese normalisatie-instellingen te bevorderen;

5.3. de ontwikkeling, door de marktpartijen en de nationale overheden, van scenario's voor de invoering van digitale video-omroep te bevorderen en die ontwikkeling in het oog te houden;

5.4. door ter zake bevoegde Europese organisaties te verrichten studies naar de beschikbaarheid van het spectrum en de strategische problematiek rond de frequenties aan te moedigen en deze studies in het oog te houden;

5.5. een politieke dialoog in stand te houden met derde partijen en met name met de Verenigde Staten en Japan, en de marktpartijen aan te moedigen gemeenschappelijke elementen overeen te komen voor de toekomstige televisiesystemen die in de gehele wereld zullen worden ingevoerd en de Lid-Staten volledig op de hoogte te houden van alle relevante resultaten;

6. VERZOEKT DE COMMISSIE nauw toe te zien op alle relevante ontwikkelingen met betrekking tot digitale video-omroep, en daarover verslag uit te brengen aan de Raad, samen met alle eventueel passende voorstellen voor maatregelen, zodra het nodig en nuttig is om dit te doen, maar in elk geval vóór 1 juli 1995.

(1) Besluit 89/337/EEG van de Raad van 27 april 1989 inzake hoge-definitietelevisie (PB nr. L 142 van 25. 5. 1989, blz. 1).

(2) Besluit 89/630/EEG van de Raad van 7 december 1989 betreffende een gezamenlijk optreden van de Lid-Staten in verband met de aanneming van één enkele wereldwijde produktienorm voor hoge-definitietelevisie door de plenaire vergadering van de Internationale Raadgevende Commissie inzake radio-aangelegenheden (CCIR) in 1990 (PB nr. L 363 van 13. 12. 1989, blz. 30).

(3) Richtlijn 92/38/EEG van de Raad van 11 mei 1992 inzake de vaststelling van normen voor het per satelliet uitzenden van televisiesignalen (PB nr. L 137 van 20. 5. 1992, blz. 17).

(4) Besluit 93/424/EEG van de Raad van 22 juli 1993 tot vaststelling van een actieplan voor de invoering van geavanceerde televisiediensten in Europa (PB nr. L 196 van 5. 8. 1993, blz. 48).

(5) PB nr. C 209 van 3. 8. 1993, blz. 1.

Top