EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31985Y0726(04)

Resolutie van de Raad van 16 juli 1985 betreffende richtsnoeren voor een communautair emigratiebeleid

PB C 186 van 26/07/1985, p. 3–4 (DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (ES, PT)

Legal status of the document In force

31985Y0726(04)

Resolutie van de Raad van 16 juli 1985 betreffende richtsnoeren voor een communautair emigratiebeleid

Publicatieblad Nr. C 186 van 26/07/1985 blz. 0003 - 0004
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 05 Deel 5 blz. 0010
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 05 Deel 5 blz. 0010


RESOLUTIE VAN DE RAADvan 16 juli 1985betreffende richtsnoeren voor een communautair migratiebeleid(85/C 186/04)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen, Gezien de ontwerp-resolutie ingediend door de Commissie, Gezien het advies van het Europese Parlement, Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité, Overwegende dat de Lid-Staten, volgens artikel 117 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, de noodzaak erkennen verbetering van de levensstandaard en van de arbeidsvoorwaarden van alle werknemers in de Gemeenschap te bevorderen; Overwegende dat in punt 10 van het slotcommuniqué van de Staatshoofden en Regeringsleiders, in vergadering bijeen te Parijs op 9 en 10 december 1974, wordt gepleit voor de fasegewijze harmonisatie van de vreemdelingenwetgeving; Overwegende dat in de resolutie van de Raad van 9 februari 1976 betreffende een actieprogramma ten behoeve van migrerende werknemers en hun gezinnen (1) wordt voorzien in onderzoek van de latere ontwikkelingen van voornoemde resolutie; Overwegende dat de Raad in zijn resolutie van 27 juni 1980 betreffende richtsnoeren voor een communautair arbeidsmarktbeleid (2) stelde dat de eenmaking van de communautaire arbeidsmarkt moet worden bevorderd in het kader van het vrije verkeer van werknemers in de Gemeenschap, met name door passend overleg over het migratiebeleid van de Lid-Staten ten opzichte van derde landen overeenkomstig de conclusies van de Raad van 22 november 1979, waarbij de Commissie wordt uitgenodigd de nodige initiatieven te nemen ten einde de samenwerking tussen de Lid-Staten op het terrein van het arbeidsmarktbeleid te bevorderen; Overwegende in dit verband het belang van Richtlijn 77/486/EEG (3) gericht op het onderwijs aan de kinderen van migrerende werknemers; Overwegende dat de economische en sociale veranderingen sedert de resolutie van 9 februari 1976 en de nieuwe situatie in verband met de buitenlandse bevolking het noodzakelijk maken het communautaire migratiebeleid bij te stellen; Overwegende dat de Europese Raad op zijn bijeenkomst te Fontainebleau op 25 en 26 juni 1984 de Commissie verzocht om het werkprogramma bedoeld in de conclusies van de Raad van 22 juni 1984 betreffende een communautair sociaal actieplan op middellange termijn (4) , waarin het belang van de migratieproblemen wordt bevestigd, te verwezenlijken; Overwegende dat het noodzakelijk is verder te werken aan de volledige verwezenlijking van het recht op vrij verkeer van onderdanen van de Lid-Staten; Overwegende dat de aanwezigheid van gemeenschappen uit derde landen meer en meer een permanent karakter aanneemt; dat bijgevolg bij de ontwikkeling van een op inschakeling, integratie en participatie in de samenleving gericht communautair beleid ook steun moet worden verleend aan de inspanningen gericht op geleidelijke consolidatie van deze gemeenschappen; Overwegende dat het noodzakelijk is om de voorlichting, het overleg en de experimentele activiteiten uit te breiden ten einde de harmonische co-existentie van bevolkingen te bevorderen; Overwegende dat het noodzakelijk is om op communautair niveau nauwer overleg te plegen en samen te werken bij de tenuitvoerlegging van het door de Lid-Staten gevoerde migratiebeleid ten opzichte van derde landen; Overwegende evenwel dat toegang, verblijf en werkgelegenheid van migrerende werknemers uit derde landen tot de bevoegdheid van de Regeringen van de Lid-Staten behoren, onverminderd de vigerende communautaire overeenkomsten met derde landen, NEEMT DE VOLGENDE RESOLUTIE AAN: 1. De Raad neemt akte van de mededeling van de Commissie betreffende richtsnoeren voor een communautair migratiebeleid. 2. Hij erkent dat op het terrein van de communautaire voorschriften inzake het vrije verkeer van werknemers uit de Lid-Staten voorrang moet worden gegeven aan de volgende maatregelen: a) een betere toepassing van de huidige wetgeving door de betrokken kringen met die wetgeving vertrouwd te maken, met name door de publikatie van een handleiding en door na te gaan of de communautaire wetgeving moet worden aangevuld of gewijzigd, met name voor bepaalde categorieën migrerende werknemers; b) verder onderzoek van de rechten en modaliteiten inzake inschakeling of participatie zowel individueel als collectief, van migranten in de verschillende aspecten van de samenleving van de ontvangende Lid-Staat; c) op het gebied van de sociale zekerheid voor werknemers die onderdaan zijn van de Lid-Staten: aanpassing en vereenvoudiging van de communautaire voorschriften, op de grondslag van artikel 51 van het Verdrag, ten einde rekening te houden met de ontwikkelingen in de nationale wetgevingen en de jurisprudentie van het Hof van Justitie. 3. Hij erkent dat het wenselijk is de samenwerking en het overleg tussen de Lid-Staten en de Commissie op het gebied van het migratiebeleid te bevorderen, met inbegrip van het beleid ten opzichte van derde landen en neemt akte van het voornemen van de Commissie om een passend kader ter zake vast te stellen. 4. Hij is vastbesloten de sociale-zekerheidsbepalingen, neergelegd in de associatie- en samenwerkingsovereenkomsten, ten uitvoer te leggen. 5. Hij bevestigt zijn wens dat in de Gemeenschap een ieder, met inachtneming van de bevoegdheden van de Gemeenschap, over gelijke kansen beschikt om voordelen te genieten en zijn bijdrage te leveren. 6. Hij is voorts van oordeel dat het, met het oog op een harmonisch samenleven van de onderdanen van de Lid-Staten en de migrerende werknemers en hun gezinnen, gewenst is op het niveau van de Gemeenschap, van de Lid-Staten en op plaatselijk niveau initiatieven te ontwikkelen ter voorlichting en bewustmaking, zoals: - het aannemen van een gemeenschappelijke verklaring tegen vremdelingenhaat en racisme; -het ten uitvoer leggen van modelprojecten voor het organiseren van voorlichtingsbijeenkomsten op plaatselijk niveau, bestemd voor het personeel van de plaatselijke diensten die in contact komen met immigranten; -het verbeteren van de kwaliteit van de administratieve kostenloze bijstand op gebieden zoals justitie, onderwijs en huisvesting, met name door nauwkeuriger informatie en hulp op taalkundig gebied, ten einde te bewerkstelligen dat de kwaliteit van deze diensten voor de migrerende werknemers dezelfde is als die welke wordt geboden aan de onderdanen van de Lid-Staten. Hij erkent voorts dat een dialoog op communautair niveau met de verenigingen van migrerende werknemers gewenst is. 7. De Raad nodigt de Commissie uit initiatieven te nemen die erop zijn gericht de in deze resolutie bedoelde acties ten uitvoer te leggen en de daartoe noodzakelijke voorstellen in te dienen. 8. Tot communautaire financiering van de in deze resolutie bedoelde acties zal worden besloten in het kader van de begrotingsprocedure en overeenkomstig de juridische verbintenissen die door de Raad zijn of worden aangegaan. Specifieke projecten met bijstand van het Europees Sociaal Fonds zullen worden verwezenlijkt volgens de financiële mogelijkheden en voorschriften van dit Fonds. 9. De Commissie wordt verzocht de Raad periodiek op de hoogte te houden van de vooruitgang die wordt geboekt bij de tenuitvoerlegging van de in deze resolutie bedoelde maatregelen. (1) PB nr. C 34 van 14. 2. 1976, blz. 2.

(2) PB nr. C 168 van 8. 7. 1980, blz. 1.

(3) PB nr. L 199 van 6. 8. 1977, blz. 32.

(4) PB nr. C 175 van 4. 7. 1984, blz. 1.

Top