EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31983D0641

83/641/EEG: Besluit van de Raad van 12 december 1983 tot vaststelling van gemeenschappelijke programma' s en coördinatieprogramma' s inzake het onderzoek in de landbouw

PB L 358 van 22/12/1983, p. 36–40 (DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (ES, PT)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/07/1989

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1983/641/oj

31983D0641

83/641/EEG: Besluit van de Raad van 12 december 1983 tot vaststelling van gemeenschappelijke programma' s en coördinatieprogramma' s inzake het onderzoek in de landbouw

Publicatieblad Nr. L 358 van 22/12/1983 blz. 0036 - 0040
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 03 Deel 29 blz. 0157
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 03 Deel 29 blz. 0157


*****

BESLUIT VAN DE RAAD

van 12 december 1983

tot vaststelling van gemeenschappelijke programma's en cooerdinatieprogramma's inzake het onderzoek in de landbouw

(83/641/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat er bij Verordening (EEG) nr. 1728/74 van de Raad van 27 juni 1974 betreffende de cooerdinatie van het onderzoek in de landbouw (4) is bepaald dat de nationale acties op het gebied van het onderzoek in de landbouw op communautair niveau worden gecooerdineerd ten einde een bijdrage te leveren tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;

Overwegende dat in artikel 5 van bovengenoemde verordening is bepaald dat de Raad specifieke maatregelen vaststelt voor de cooerdinatie van nationale onderzoekacties om een rationele organisatie van de aangewende middelen, een doelmatig gebruik van de resultaten en een gedragslijn die in overeenstemming is met de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid mogelijk te maken, en besluit tot uitvoering van gemeenschappelijke projecten die ten doel hebben de in de Lid-Staten ondernomen activiteiten op gebieden die van bijzonder communautair belang zijn te versterken of aan te vullen;

Overwegende dat één van de belangrijkste taken voor het landbouwkundige onderzoek zal liggen op het vlak van de beteugeling van de snel stijgende kosten van de produktiemiddelen voor de landbouw, met name via de ontwikkeling van nieuwe methoden voor produktie, verwerking en bewaring die gericht zijn op rechtstreekse en indirecte besparing van de traditionele energiebronnen en op energieproduktie door de landbouwsector zelf;

Overwegende dat het streven naar een zo rationeel mogelijk gebruik van de beperkte natuurlijke hulpbronnen (grond, water, klimaat en mankracht) die bij de landbouwproduktie in de Gemeenschap worden ingeschakeld, dient te worden voortgezet, waarbij vooral aandacht moet worden besteed aan de evaluatie van de hulpbronnen, bodemerosie en bodemdegradatie, waterbeheersing en systemen voor het beheer van de hulpbronnen;

Overwegende dat vele gebieden in de Gemeenschap in hun ontwikkeling achterblijven bij andere, waardoor de reeds grote regionale verschillen in economische groei, inkomen en werkgelegenheid, vooral tussen het Middellandse-Zeegebied en andere probleemgebieden en de meer ontwikkelde delen van de Gemeenschap, worden geaccentueerd; dat het onderzoek een rol te spelen heeft bij de oplossing van deze steeds ernstiger wordende structurele problemen die de groter wordende regionale ongelijkheid doet rijzen;

Overwegende dat er een steeds grotere noodzaak is tot verbetering van de kwaliteit van de voedingsmiddelen en onderzoek vereist is voor een beter inzicht in enkele van de belangrijkste problemen ter zake, niet alleen voor wat betreft een aantal belangrijke aspecten van hygiëne en residuen, maar ook minder objectiveerbare vraagstukken zoals de smaak van de consument en de voorkeur voor produkten van intensieve, respectievelijk extensieve produktiesystemen, alsmede in de problemen inzake afzet en opbrengst die samenhangen met de kwaliteit van het eindprodukt; dat het, gezien het overvloedige aanbod van een aantal voedingsmiddelen, gewettigd is om een belangrijke onderzoekinspanning te leveren ten einde nieuwe afzetmogelijkheden voor dergelijke produkten te vinden;

Overwegende dat de dierlijke produktie, en met name de produktie van vlees, op dit ogenblik een sector van de landbouw in de Gemeenschap is die een verbetering vergt ondanks het omvangrijke onderzoek dat in de Lid-Staten op het gebied van rund-, varkens- en schapevlees al is verricht; dat maatregelen moeten worden genomen om de beperkingen voor de produktiviteit zoveel mogelijk op te heffen, meer in het bijzonder op het gebied van de voortplantingsprestaties van alle landbouwhuisdieren, verliezen door ziekten, en risico voor de gezondheid van de mens door contact met dierlijke produkten die besmet zijn met voor de mens besmettelijke dierlijke pathogenen en door contact met andere residuen; dat meer aandacht moet worden besteed aan de nadelige invloed die sommige veehouderijsystemen kunnen opleveren voor het welzijn van de dieren;

Overwegende dat toekomstig onderzoek op het gebied van de belangrijkste gewassen oplossingen moet vinden voor de volgende twee problemen, enerzijds de blijvende noodzaak tot verhoging van de produktiviteit - zonder overschotten in het leven te roepen - door

verbetering van de opbrengst van de bestaande rassen, het ontwikkelen van nieuwe rassen (bij voorbeeld door genetische manipulatie), verbetering van de methoden voor het bewerken van de grond en de bestrijding van parasieten en plantenziekten, en anderzijds het steeds groter wordende eiwittekort in Europa, terwijl het nuttig zou zijn bepaalde produkten waarvan er op dit ogenblik een overschot is, niet meer te telen, maar te vervangen door gewassen waarvan er een tekort is en waarbij de mogelijkheden momenteel niet worden benut, bij voorbeeld bijvoorbeeld grassen en voedergewassen, olie- en eiwitgewassen en produkten van bijzondere teelten;

Overwegende dat in het kaderprogramma voor de werkzaamheden op het gebied van wetenschap en technologie vooral aandacht wordt besteed aan de versterking van de concurrentiekracht van de landbouw en wordt voorgesteld een grotere prioriteit te verlenen aan de werkzaamheden op dit gebied;

Overwegende dat dit besluit een eerste reeks onderzoekprojecten omvat die in het kader van dit algemene programma zullen worden uitgevoerd en dat de Commissie verdere voorstellen zal doen voor projecten die belangrijk zijn voor de landbouwsector;

Overwegende dat in het kader van dit besluit de programma's voortdurend zullen evolueren; dat een voortgangsonderzoek na een periode van twee jaar nodig zal zijn om hun technische en budgettaire aanpassing aan de behoeften en oriëntaties van de gemeenschappelijke landbouwpolitiek te garanderen,

BESLUIT:

Artikel 1

1. De gemeenschappelijke programma's voor onderzoek en de programma's voor de cooerdinatie van het onderzoek inzake instandhouding en gebruik van de hulpbronnen van de landbouw, structurele problemen, en verbetering van de produktiviteit van de plantaardige en dierlijke produktie worden vastgesteld als omschreven in de bijlage.

2. De programma's hebben een looptijd van vijf jaar, ingaande op 1 januari 1984.

3. Het bedrag van de financiële behoefte, dat noodzakelijk wordt geacht voor de totale duur van de programma's, beloopt 30 miljoen Ecu. De jaarlijkse kredieten worden vastgesteld in het kader van de begrotingsprocedure.

4. Op basis van het eerste verslag genoemd in artikel 4, beziet de Raad de programma's, de financiële aspecten daarbij inbegrepen, vóór 30 april 1986 opnieuw.

Artikel 2

De uitvoeringsbepalingen van dit besluit, met name ten aanzien van de bij de gemeenschappelijke programma's en de cooerdinatieprogramma's uit wetenschappelijk oogpunt in acht te nemen prioriteiten, de criteria voor de keuze van de onderzoekcentra en onderzoekinstituten die zullen worden verzocht om deel te nemen aan de specifieke acties en de bijsturing van de programma's gedurende de uitvoering ervan, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 1728/74.

Over de jaarlijkse verdeling en het financieel beheer van de kredieten voor de verschillende programma's wordt volgens dezelfde procedure beslist.

Artikel 3

De Commissie zorgt voor de uitvoering van de cooerdinatieprogramma's door studiebijeenkomsten, symposia, studiebezoeken, uitwisseling van onderzoekers en werkvergaderingen van wetenschappelijke deskundigen te organiseren en door de resultaten te verzamelen, te analyseren en te publiceren, alsmede door externe deskundigen van hoog niveau in te schakelen.

De Commissie zorgt voor de uitvoering van de gemeenschappelijke programma's door onderzoekcontracten te sluiten met de onderzoekcentra en onderzoekinstituten die deelnemen aan de specifieke acties.

De Commissie kan via ad hoc-contracten zorgen voor de financiering van acties ten einde de onderzoekresultaten in de praktijk toe te passen.

Artikel 4

1. Uiterlijk op 31 december 1985 brengt de Commissie aan het Europese Parlement en aan de Raad een voortgangsverslag uit en dient zij, in voorkomend geval, voorstellen in om de programma's opnieuw te bezien, zoals bepaald in artikel 1, lid

2. Na voltooiing van de programma's uiterlijk op 31 juli 1989, brengt de Commissie aan het Europese Parlement en aan de Raad verslag uit over de resultaten van de werkzaamheden die in het kader van de onder dit besluit vallende programma's zijn verricht en over de besteding van de voor deze acties uitgetrokken bedragen.

Gedaan te Brussel, 12 december 1983.

Voor de Raad

De Voorzitter

C. SIMITIS

(1) PB nr. C 27 van 2. 2. 1983, blz. 6.

(2) PB nr. C 242 van 12. 9. 1983, blz. 124.

(3) PB nr. C 211 van 8. 8. 1983, blz. 13.

(4) PB nr. L 182 van 5. 7. 1974, blz. 1.

BIJLAGE

SPECIFIEKE ACTIES

I. GEBRUIK EN INSTANDHOUDING VAN DE HULPBRONNEN VAN DE LANDBOUW

1. Energie in de landbouw

Er zal onderzoek worden verricht naar de mogelijkheden tot energiebesparing in de sectoren van de landbouw met een hoog energieverbruik. Voorts zal de mogelijkheid tot produktie en benutting van de voor energiewinning geschikte biomassa en bijprodukten van de landbouw worden onderzocht.

Er zijn drie onderdelen:

a) Indirecte energiebesparing (meststoffen en materiaal voor gewasbescherming)

- Optimaal gebruik van meststoffen (voornamelijk stikstof), biologische fixatie van stikstof, organische meststoffen en fotosynthese;

- geïntegreerde gewasbescherming.

b) Rechtstreekse energiebesparing (vaste en vloeibare brandstoffen)

- Teeltmethoden, werkmethoden en aanpassing van machines aan de vereisten van het werk;

- maximaal gebruik van energie, en vooral van zonne-energie, voor beschermde teelten (in kassen), voor het drogen van gewassen, enz.

c) Energieproduktie

- Gebruik van economisch en industrieel belangrijke gewassen voor de produktie van biomassa-energie;

- efficiënter gebruik van de bijprodukten van landbouwgewassen;

- sociaal-economisch effect van de teelt voor deze gewassen op het gemeenschappelijk landbouwbeleid en gevolgen van deze teelten voor structuren, markten en milieu.

2. Gebruik en beheer van grond en water

Een beter gebruik en instandhouding van de natuurlijke hulpbronnen grond en water in de Gemeenschap zijn de doeleinden van dit programma. Bodemdegradatie, effect van de bedrijfssystemen op de vruchtbaarheid en evaluatie van het produktiepotentieel van de landbouw zullen worden onderzocht, waarbij zal worden nagegaan wat het effect hiervan is op de energiebalans, het milieu en de sociaal-economische situatie.

Er zijn vier onderdelen:

a) Degradatie en vruchtbaarheid

- Bodemerosie (onder meer het effect van herbebossing), verlies van nutriënten (uitspoeling, oxydatie en denitrificatie);

- nadelige factoren, bij voorbeeld verdichting van de bodem, slechte bodemstructuur, verkeerd gebruik van machines, methoden en teeltsystemen, enz.;

- microbiologische activiteit van de bodem.

b) Waterbeheersing en waterbeheer in de landbouw

- Beheer met betrekking tot overtollig water of watertekort, milieu-effect en economische gevolgen van in dit verband aangebrachte wijzigingen.

c) Bedrijfssystemen

- Optimaal gebruik van grond en water voor de produktie van voedsel en energiegewassen;

- onderzoek waarbij landbouwkundige bedrijfssystemen met een laag produktiemiddelenverbruik worden vergeleken met traditionele intensieve systemen;

- problemen in verband met landbouw rond steden.

d) Landgebruiksmogelijkheden en landevaluatie

- Opstellen van kaarten van het produktiepotentieel van de grond voor de belangrijkste gewassen van de Gemeenschap;

- geautomatiseerde verwerking van de gegevens over het landgebruik;

- gebruiksmogelijkheden van teledetectie (»remote sensing"). II. STRUCTURELE PROBLEMEN

1. Mediterrane landbouw

Dit programma heeft ten doel de economische en sociale ongelijkheid tussen het Middellandse-Zeegebied en de meer ontwikkelde delen van de Gemeenschap kleiner te maken. Gehoopt wordt de mediterrane landbouw te verbeteren via geavanceerde economische en technische ontwikkeling zoals in de noordelijke gebieden.

De prioriteiten voor het mediterrane gebied zijn:

a) maatregelen voor het wegwerken van tekortkomingen, met name in de volgende sectoren: veehouderij in marginale gebieden (bosweidegang met het oog op de bosbrandpreventie, snelgroeiende houtsoorten - populier, douglas -, tabak, noten, plantaardige eiwitten, oliehoudende gewassen, granen, produktie van zaden, enz.; er zal ook worden nagegaan hoe de problemen in verband van met de produktie van overschotten, bij voorbeeld wijnoverschotten, kunnen worden opgelost; voorts zal de produktie van geneeskrachtige, aromatische en andere interessante planten worden gestimuleerd;

b) de aandacht zal worden gericht op de technische ontwikkelingen die noodzakelijk zijn op het gebied van de beschermde teelten, buiten het seizoen geteelde gewassen, irrigatie, verbetering van kalkhoudende bodem, ziekten bij plant en dier, produktiesystemen, bedrijfsstructuren waardoor de resultaten doeltreffender kunnen worden toegepast. De verbetering van produktiemethoden alleen zal de problemen in veel gevallen niet oplossen. Daarom zullen de programma's moeten voorzien in experimenten en toepassing van de onderzoekresultaten in de praktijk.

2. Andere probleemgebieden

In de Gemeenschap kan ook in andere gebieden dan het Middellandse-Zeegebied een dergelijke sociale en economische ongelijkheid voorkomen (overzeese departementen, West-Ierland).

3. Agro-voeding

Verbetering van de kwaliteit van landbouwprodukten is het voornaamste doel van dit programma, dat vooral zal zijn gericht op de menselijke consumptie. De methoden voor produktie, behandeling en verwerking zullen worden onderzocht. Sommige kwalitatieve aspecten, bij voorbeeld hygiëne, residuen, enz. zijn vrij gemakkelijk te omschrijven en te meten, terwijl andere, bij voorbeeld aroma's, moeilijker te omschrijven en te controleren zijn.

Dit programma heeft de volgende onderdelen:

a) onderzoek naar de wisselwerking tussen produktiesysteem en kwaliteit van het produkt, met bijzondere aandacht voor de vergelijking van intensieve en extensieve methoden:

- bepaling van het effect van minerale meststoffen, biologische landbouw, gewasbeschermingsmethoden, enz.;

b) bestudering van specifieke vraagstukken inzake hygiëne, controle op en uitschakeling van residuen die de markt beïnvloeden:

- belang van hormonen, antibiotica, pesticiden, zware metalen;

- ontwikkeling van methoden voor een objectieve kwaliteitsbeoordeling;

c) aspecten van markt en verkoop die van belang zijn voor de kwaliteit van het eindprodukt, in samenhang met de verlangens van de consument;

d) onderzoek naar nieuwe produkten en nieuwe methoden om landbouwprodukten te gebruiken.

III. VERBETERING VAN DE PRODUKTIVITEIT VAN DE PLANTAARDIGE EN DIERLIJKE PRODUKTIE

1. Veehouderij

Dit programma heeft ten doel onderzoek te verrichten naar de knelpunten voor efficiency bij de produktie, bij voorbeeld verlies door ziekten (met inbegrip van eventuele nieuwe ziekten), omstandigheden waaronder de dieren worden gehouden (met inbegrip van vervoer en slacht) en het reproduktietempo van alle landbouwhuisdieren.

Dit programma heeft drie onderdelen:

a) Gezondheid van de dieren

- strategisch onderzoek naar belangrijke ziekten, met name die welke de handel kunnen belemmeren;

- afweermechanismen en bescherming tegen ziekten;

- ontwikkeling en harmonisatie van diagnosemethoden;

- bestrijding van ziekten, uitbreken van ziekten en economische aspecten; b) Welzijn van de dieren

- behoefte aan ruimte, sociale en materiële aspecten;

- gedragsstoornissen en stress;

- vervoer van landbouwhuisdieren;

- alternatieve produktiesystemen.

c) Produktiviteit en bedrijfsvoering

- onderzoek inzake de fysiologie van de reproduktie bij runderen, varkens en schapen;

- functie van de pens en voedernormen;

- verbetering van het biologische en het economische rendement.

2. Produktiviteit van de plantaardige produktie

Dit programma heeft ten doel het inkomen van de landbouwers op te voeren door hun produktiviteit te verbeteren via een rationeler gebruik van de produktiemiddelen. Bij de uitvoering van dit programma zal vooral aandacht worden besteed, aan produkten waarvan er een tekort is in de Gemeenschap, bij voorbeeld plantaardige eiwitten voor de produktie van veevoer, enz.

Dit programma heeft drie onderdelen:

a) voortzetting van het onderzoek inzake plantenveredeling om de resistentie tegen ziekten en de kwaliteit van de produkten te verbeteren en stabiele opbrengsten te hebben;

b) toepassing van agronomische methoden en technieken die optimaal zijn voor de fysiologische behoeften van planten;

c) toepassing van moderne methoden op het gebied van biotechnologie en weefselstructuur voor het materiaal voor de vegetatieve vermeerdering.

Er zal vooral aandacht worden besteed aan voedergewassen, gewassen waarvan er een tekort is in de Gemeenschap, gewassen van bijzonder regionaal belang, en gewassen die kunnen worden gebruikt als nieuwe energiebronnen, zulks in aansluiting op de wens van het Europese Parlement tot intensivering van het onderzoek inzake plantaardige eiwitten.

IV. COOERDINATIE VAN HET ONDERZOEK

Naast de huidige cooerdinatieactiviteiten op communautair niveau zal in het kader van het programma ten behoeve van de deelnemende instanties een register van alle in de Lid-Staten lopende agrarische onderzoekprogramma's worden aangelegd ten einde:

1. de gemeenschappelijke onderzoekprogramma's te kunnen ontwikkelen;

2. overlapping te kunnen voorkomen;

3. het de Lid-Staten mogelijk te maken de programma's vóór de uitvoering ervan te toetsen en prioriteiten te stellen.

Top