This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 31979R1111
Council Regulation (EEC) No 1111/79 of 5 June 1979 opening, allocating and providing for the administration of a Community tariff quota for fresh table grapes falling within subheading ex 08.04 A I of the Common Customs Tariff and originating in Cyprus (1979)
Verordening (EEG) nr. 1111/79 van de Raad van 5 juni 1979 betreffende de opening, de verdeling en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor verse druiven voor tafelgebruik van post ex 08.04 A I van het gemeenschappelijk douanetarief van oorsprong uit Cyprus (1979)
Verordening (EEG) nr. 1111/79 van de Raad van 5 juni 1979 betreffende de opening, de verdeling en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor verse druiven voor tafelgebruik van post ex 08.04 A I van het gemeenschappelijk douanetarief van oorsprong uit Cyprus (1979)
PB L 138 van 06/06/1979, p. 16–18
(DA, DE, EN, FR, IT, NL)
No longer in force, Date of end of validity: 31/07/1979
Relation | Act | Comment | Subdivision concerned | From | To |
---|---|---|---|---|---|
Partial suspension | 31978R2800 | gedeeltelijke schorsing | DD 8/6/79-31/7/79 |
Verordening (EEG) nr. 1111/79 van de Raad van 5 juni 1979 betreffende de opening, de verdeling en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor verse druiven voor tafelgebruik van post ex 08.04 A I van het gemeenschappelijk douanetarief van oorsprong uit Cyprus (1979)
Publicatieblad Nr. L 138 van 06/06/1979 blz. 0016 - 0018
++++ VERORDENING ( EEG ) Nr . 1111/79 VAN DE RAAD van 5 juni 1979 betreffende de opening , de verdeling en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor verse druiven voor tafelgebruik van post ex 08.04 A I van het gemeenschappelijk douanetarief van oorsprong uit Cyprus ( 1979 ) DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN , Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op de artikelen 43 en 113 , Gezien het voorstel van de Commissie , Gezien het advies van het Europese Parlement ( 1 ) , Overwegende dat artikel 2 van het Protocol houdende vaststelling van enkele bepalingen betreffende het handelsverkeer in landbouwprodukten tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Cyprus ( 2 ) voorziet in de opening van een communautair tariefcontingent van 7 000 ton verse druiven voor tafelgebruik van de posten ex 08.04 A I a ) en b ) van het gemeenschappelijk douanetarief , van oorsprong uit Cyprus , tegen een invoerrecht dat gelijk is aan 40 % van het recht van het gemeenschappelijk douanetarief voor de periode van 8 juni tot en met 31 juli 1979 ; dat het communautair tariefcontingent derhalve dient te worden geopend voor deze periode ; Overwegende dat met name dient te worden gewaarborgd dat alle importeurs van de Gemeenschap te allen tijde en in gelijke mate gebruik kunnen maken van de door het bedoelde contingent geboden mogelijkheden en dat de aan dat contingent verbonden rechten in alle Lid-Staten zonder onderbreking worden toegepast op alle invoer van de betrokken produkten tot op het tijdstip waarop het contingent geheel is uitgeput ; dat een regeling voor het beheer van het communautair tariefcontingent , gebaseerd op een verdeling over de Lid-Staten , in overeenstemming lijkt te zijn met het communautaire karakter van dat contingent in het licht van de hierboven uiteengezette beginselen ; dat die verdeling , om zo goed mogelijk de werkelijke ontwikkeling op de markt van de bedoelde produkten weer te geven , moet geschieden naar verhouding van de behoeften van de Lid-Staten , berekend enerzijds op grond van de statistische gegevens betreffende de invoer van de betrokken produkten uit Cyprus over een representatieve referentieperiode , en anderzijds op grond van de economische vooruitzichten voor de betrokken contingentsperiode ; Overwegende dat echter zowel communautaire als nationale statistische gegevens inzake de betrokken produkten ontbreken en dat geen enkele deugdelijke prognose betreffende de invoer kan worden gemaakt ; dat het onder deze omstandigheden wenselijk lijkt de contingenten zodanig in aanvankelijke quota te verdelen dat rekening wordt gehouden met de afnamemogelijkheden voor de genoemde produkten op de markten van de verschillende Lid-Staten ; Overwegende dat het ten einde rekening te houden met de ontwikkeling van de invoer van de betrokken produkten in de verschillende Lid-Staten , dienstig is het contingent in twee gedeelten te splitsen , waarvan het eerste gedeelte over de Lid-Staten wordt verdeeld , terwijl het tweede gedeelte een reserve vormt ter voorziening in de verdere behoeften van de Lid-Staten die hun aanvankelijk quotum hebben opgebruikt ; dat het , ten einde aan de importeurs van elke Lid-Staat enige zekerheid te verschaffen , dienstig is het eerste gedeelte van het communautaire contingent vast te stellen op een niveau dat in het onderhavige geval 93 % van het volume van het contingent zou kunnen bedragen ; Overwegende dat de aanvankelijke quota van de Lid-Staten meer of minder spoedig kunnen zijn opgebruikt ; dat het , ten einde daarmee rekening te houden en elke onderbreking te voorkomen , van belang is dat iedere Lid-Staat die zijn aanvankelijk quotum nagenoeg geheel heeft opgebruikt , overgaat tot opneming van een extra quotum uit de reserve ; dat dergelijke opnemingen door elke Lid-Staat moeten worden verricht wanneer elk van zijn extra quota vrijwel geheel is aangewend , en wel zo vaak als de reserve dit toelaat ; dat de aanvankelijke en de extra quota moeten gelden tot aan het einde van de contingentsperiode ; dat deze wijze van beheer een nauwe samenwerking vereist tussen de Lid-Staten en de Commissie , die met name de benuttingsgraad van het contingent moet kunnen volgen en de Lid-Staten daarover moet kunnen inlichten ; Overwegende dat het noodzakelijk is dat een Lid-Staat die op een bepaald tijdstip van de geldigheidsduur van het contingent een aanzienlijk overschot heeft , daarvan een aanmerkelijk percentage terugstort in de reserve , ten einde te voorkomen dat in een Lid-Staat een gedeelte van het communautaire tariefcontingent onbenut blijft , terwijl andere Lid-Staten er gebruik van zouden kunnen maken ; Overwegende dat , aangezien het Koninkrijk België , het Koninkrijk der Nederlanden en het Groothertogdom Luxemburg verenigd zijn in en vertegenwoordigd worden door de Benelux Economische Unie , elke handeling met betrekking tot het beheer van de aan de genoemde Economische Unie toegewezen quota kan worden verricht door één van haar leden , HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD : Artikel 1 Met ingang van 8 juni tot en met 31 juli 1979 worden de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor de onderstaande produkten , van oorsprong uit Cyprus , in het kader van een communautair tariefcontingent van een totale grootte van 7 000 ton , gedeeltelijk geschorst tot de niveaus die voor elk van deze produkten hieronder zijn vermeld : Nr . van het gemeenschappelijk douanetarief * Omschrijving * Invoerrechten * 08.04 * Druiven , rozijnen en krenten : * * * A . Druiven : * * * I . voor tafelgebruik : * * * ex a ) van 1 november tot en met 14 juli : * * * - van 8 juni tot en met 14 juli * 7,2 % * * ex b ) van 15 juli tot en met 31 oktober : * * * - van 15 juli tot en met 31 juli * 8,8 % * Artikel 2 1 . Het in artikel 1 bedoelde tariefcontingent wordt in twee delen gesplitst . 2 . Een eerste deel van 6 504 ton wordt onder de Lid-Staten verdeeld ; de quota die , behoudens artikel 5 , gelden tot en met 31 juli 1979 , bedragen de volgende hoeveelheden : - Benelux : 200 ton , - Denemarken : 200 ton , - Duitsland : 200 ton , - Frankrijk : 2 ton , - Ierland : 200 ton , - Italië : 2 ton , - Verenigd Koninkrijk : 5 700 ton . 3 . Het tweede deel , ten belope van 496 ton , vormt de reserve . Artikel 3 1 . Indien het aanvankelijke quotum van een Lid-Staat , zoals vastgesteld in artikel 2 , lid 2 , dan wel dat zelfde quotum verminderd met het bij toepassing van artikel 5 in de reserve teruggestorte gedeelte , voor 90 % of meer is benut , gaat deze Lid-Staat door middel van een kennisgeving aan de Commissie , onverwijld over tot opneming , voor zover in de reserve nog een voldoende hoeveelheid aanwezig is , van een tweede quotum , gelijk aan 15 % van zijn aanvankelijke quotum , eventueel op de volgende eenheid naar boven afgerond . 2 . Indien een Lid-Staat , na volledige benutting van zijn aanvankelijke quotum , het door hem opgenomen tweede quotum voor 90 % of meer heeft aangewend , gaat hij , op de wijze als bepaald in lid 1 , over tot opneming van een derde quotum , gelijk aan 7,5 % van zijn aanvankelijke quotum , eventueel op de volgende eenheid naar boven afgerond . 3 . Indien een Lid-Staat , na volledige benutting van zijn tweede quotum , het door hem opgenomen derde quotum voor 90 % of meer heeft aangewend , gaat hij op dezelfde wijze over tot opneming van een vierde quotum , dat gelijk is aan het derde . Deze procedure wordt toegepast totdat de reserve is uitgeput . 4 . In afwijking van het bepaalde in de leden 1 tot en met 3 kunnen de Lid-Staten overgaan tot opneming van geringere hoeveelheden dan de in die leden vastgestelde quota , wanneer er aanleiding is om aan te nemen dat die quota wellicht niet geheel zullen worden benut . Zij delen aan de Commissie de redenen mee die tot toepassing van het onderhavige lid hebben geleid . Artikel 4 De overeenkomstig artikel 3 opgenomen extra quota gelden tot en met 31 juli 1979 . Artikel 5 De Lid-Staten storten uiterlijk op 15 juli 1979 van het niet-benutte gedeelte van hun aanvankelijk quotum in de reserve terug , het deel dat op 10 juli 1979 20 % van het aanvankelijk quotum te boven gaat . Zij kunnen een grotere hoeveelheid terugstorten , wanneer er aanleiding is om aan te nemen dat deze wellicht onbenut zal blijven . De Lid-Staten geven uiterlijk op 15 juli 1979 aan de Commissie kennis van de totale invoer van de betrokken produkten die tot en met 10 juli 1979 heeft plaatsgevonden en op het communautaire contingent is afgeboekt , alsmede eventueel van het gedeelte van hun aanvankelijk quotum dat zij in de reserve terugstorten . Artikel 6 De Commissie houdt boek van de door de Lid-Staten overeenkomstig de artikelen 2 en 3 geopende quota en brengt , zodra de opgaven haar bereiken , elke Lid-Staat op de hoogte van de in de reserve nog aanwezige hoeveelheden . Zij stelt de Lid-Staten uiterlijk op 20 juli 1979 in kennis van de stand der reserve na de overeenkomstig artikel 5 verrichte terugstortingen . Zij ziet erop toe dat de opneming waardoor de reserve volledig wordt uitgeput , tot de nog beschikbare hoeveelheid beperkt blijft en deelt daartoe aan de Lid-Staat die deze laatste opneming verricht mede , hoeveel het saldo bedraagt . Artikel 7 1 . De Lid-Staten nemen alle dienstige maatregelen opdat bij opening van de met toepassing van artikel 3 door hen opgenomen extra quota , de door hen ingevoerde hoeveelheden zonder onderbreking kunnen worden afgeboekt op hun gecumuleerd aandeel in het communautaire contingent . 2 . De Lid-Staten waarborgen de op hun grondgebied gevestigde importeurs van de betrokken produkten vrije toegang tot de hun toegewezen quota . 3 . De Lid-Staten boeken de ingevoerde hoeveelheden op hun quota af naar gelang dat de betrokken produkten bij de douane ten invoer tot verbruik worden aangegeven . 4 . De uitputtingsgraad van de quota van de Lid-Staten wordt vastgesteld op grond van de ingevoerde hoeveelheden die op de in lid 3 omschreven wijze zijn afgeboekt . Artikel 8 Op verzoek van de Commissie stellen de Lid-Staten de Commissie op de hoogte van de invoer van de betrokken produkten , die daadwerkelijk op hun quota is afgeboekt . Artikel 9 De Lid-Staten en de Commissie werken nauw samen om te bereiken dat deze verordening wordt nagekomen . Artikel 10 Deze verordening treedt in werking op 8 juni 1979 . Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat . Gedaan te Brussel , 5 juni 1979 . Voor de Raad De Voorzitter J . FRANCOIS-PONCET ( 1 ) Advies uitgebracht op 11 mei 1979 ( nog niet verschenen in het Publikatieblad ) . ( 2 ) PB nr . L 172 van 28 . 6 . 1978 , blz . 10 .