Kies de experimentele functies die u wilt uitproberen

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 51998PC0480(01)

    Voorstel voor een Richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 91/440/EEG betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap

    /* COM/98/0480 def. - SYN 98/0265 */

    JO C 321, 20.10.1998, blz. 6 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    51998PC0480(01)

    Voorstel voor een Richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 91/440/EEG betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap /* COM/98/0480 def. - SYN 98/0265 */

    Publicatieblad Nr. C 321 van 20/10/1998 blz. 0006


    Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 91/440/EEG betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap (98/C 321/05) (Voor de EER relevante tekst) COM(1998) 480 def. - 98/0265(COD)

    (Door de Commissie ingediend op 29 september 1998)

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 75,

    Gezien het voorstel van de Commissie,

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,

    Overeenkomstig de procedure van artikel 189 C van het Verdrag, in samenwerking met het Europees Parlement,

    (1) Overwegende dat Richtlijn 91/440/EEG van de Raad (1) dient te worden gewijzigd om ervaringen met de tenuitvoerlegging ervan en ontwikkelingen in de spoorwegsector sinds de vaststelling van die richtlijn in aanmerking te nemen, teneinde te bewerkstelligen dat de daarin vervatte doelstellingen worden bereikt;

    (2) Overwegende dat het voor het bevorderen van de efficiënte exploitatie en ontwikkeling van het verlenen van vervoerdiensten en het beheer van de infrastructuur als twee afzonderlijke activiteiten, het transparant maken van het gebruik van aan de spoorwegsector toegewezen openbare middelen en het leggen van een hechte basis voor infrastructuurheffingen noodzakelijk is zowel de winst- en verliesrekeningen als de jaarbalansen van de twee activiteiten te scheiden;

    (3) Overwegende dat het noodzakelijk is dat spoorwegondernemingen en door deze gevormde internationale samenwerkingsverbanden, die de in artikel 10 van Richtlijn 91/440/EEG bedoelde diensten verlenen, van de bij dat artikel vastgestelde toegangsrechten ten volle profijt hebben;

    (4) Overwegende dat met het oog op het bovenstaande alle spoorwegondernemingen en internationalesamenwerkingsverbanden op eerlijke en niet-discriminerende wijze dienen te worden behandeld wat de voorwaarden betreft waaronder toegang tot de infrastructuur wordt verleend, en dat bijgevolg de taak van het opstellen en het handhaven van veiligheidsregels door onafhankelijke instanties of door ondernemingen die zelf geen vervoerdiensten per spoor verrichten, dient te worden uitgevoerd;

    (5) Overwegende dat ter bevordering van het efficiënt beheer van de infrastructuur in het algemeen belang aan beheerders van de infrastructuur een positie dient te worden toegekend, die hen onafhankelijk van de staat maakt, en dat zij de vrijheid dienen te hebben hun eigen bedrijfsvoering te kiezen, waarbij de lidstaten de noodzakelijke maatregelen voor de ontwikkeling en het veilig gebruik van de spoorweginfrastructuur dienen te nemen;

    (6) Overwegende dat het ter bevordering van de efficiënte exploitatie van reizigers- en goederenvervoerdiensten per spoor en ter waarborging van de transparantie van de financiën ervan, met inbegrip van steunmaatregelen voor herstructurering, noodzakelijk is om de boekhouding van reizigersvervoerdiensten per spoor van die van goederenvervoerdiensten per spoor te scheiden,

    HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Richtlijn 91/440/EEG wordt als volgt gewijzigd:

    1. Artikel 1, tweede streepje, komt te luiden:

    "- door het beheer van de spoorweginfrastructuur en het verrichten van vervoerdiensten per spoor van elkaar te scheiden, waarbij de scheiding van zowel winst- en verliesrekeningen als jaarbalansen en het belasten van een onafhankelijke instantie of onderneming met functies die voor een billijke, niet-discriminerende toegang tot de infrastructuur bepalend zijn, verplicht en de organisatorische of institutionele scheiding van andere functies facultatief is,"

    2. Artikel 3, eerste en tweede streepje, komt te luiden:

    "- "spoorwegonderneming": iedere privaat- of publiekrechtelijke onderneming waarvan het bedrijf in de verlening van spoorwegvervoerdiensten voor goederen en/of voor reizigers bestaat, waarbij die onderneming voor de tractie moet zorgen;

    - "infrastructuurbeheerder": een instantie of onderneming die voor de totstandbrenging en het onderhoud van spoorweginfrastructuur verantwoordelijk is;"

    3. Artikel 6, lid 1, komt te luiden:

    "1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor zorg te dragen dat voor, enerzijds, bedrijfsactiviteiten met betrekking tot het verlenen van vervoerdiensten en, anderzijds, bedrijfsactiviteiten met betrekking tot het beheer van de spoorweginfrastructuur, afzonderlijke winst- en verliesrekeningen alsmede afzonderlijke jaarbalansen worden opgesteld en gepubliceerd. Openbare middelen die voor een van deze activiteiten worden verstrekt, mogen niet naar de andere activiteit worden overgedragen.

    De boekhouding voor deze twee bedrijfssferen dient zodanig te worden gevoerd, dat dit verbod daaruit blijkt."

    4. Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

    a) Lid 1 komt te luiden:

    "1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen voor de ontwikkeling van hun nationale spoorweginfrastructuur, waarbij zij indien nodig de algemene behoeften van de Gemeenschap in aanmerking nemen.

    Zij dragen ervoor zorg dat veiligheidsnormen en -voorschriften worden vastgesteld, toegepast en gehandhaafd en zij nemen passende controlemaatregelen. Zulks dient te geschieden door instanties of door ondernemingen die zelf geen vervoerdiensten per spoor verlenen en die onafhankelijk zijn van instanties of ondernemingen die wél zulke diensten verlenen, teneinde een billijke, niet-discriminerende toegang tot de infrastructuur te waarborgen."

    b) De volgende leden 4, 5 en 6 worden toegevoegd:

    "4. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te waarborgen dat infrastructuurbeheerders wat bestuur, beheer en interne controle over administratieve, economische en boekhoudkundige zaken betreft, een onafhankelijke positie innemen.

    5. Voor infrastructuurbeheerders worden bedrijfsplannen opgesteld, welke hun investerings- en financieringsprogramma's mede omvatten. Dergelijke plannen worden zodanig opgesteld dat hun financieel evenwicht wordt bereikt en een optimaal, efficiënt gebruik en ontwikkeling van de infrastructuur wordt gewaarborgd; voorts dienen deze plannen in de middelen voor de verwezenlijking van deze doelstellingen te voorzien.

    6. In het kader van de door de Staat vastgestelde richtsnoeren van algemeen beleid en met inachtneming van nationale, eventueel meerjarige, plannen en contracten, met inbegrip van investerings- en financieringsplannen, zijn infrastructuurbeheerders met name vrij om:

    - onverminderd de bepalingen van de onderhavige afdeling hun interne organisatie vast te stellen;

    - beslissingen te nemen over personeel en eigen aankopen;

    - hun eigen bedrijfsmiddelen zo efficiënt mogelijk te beheren, nieuwe technologieën en nieuwe diensten te ontwikkelen en nieuwe managementtechnieken in te voeren."

    5. Aan artikel 9 wordt het volgende lid 4 toegevoegd:

    "4. Voor bedrijfsactiviteiten met betrekking tot de verlening van vervoerdiensten voor reizigers en voor die met betrekking tot de verlening van vervoerdiensten voor goederen worden afzonderlijke winst- en verliesrekeningen en jaarbalansen opgesteld en gepubliceerd. Financiële middelen die voor elk van deze activiteiten zijn verstrekt, dienen afzonderlijk in de betreffende boekhouding te worden opgevoerd en mogen niet van de ene naar de andere activiteit worden overgedragen.".

    Artikel 2

    De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk één jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

    Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

    Artikel 3

    Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Artikel 4

    Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

    (1) PB L 237 van 24.8.1991, blz. 25.

    Naar boven