Kies de experimentele functies die u wilt uitproberen

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 62000CJ0013

    Wyrok Trybunału z dnia 19 marca 2002 r.
    Komisja Wspólnot Europejskich przeciwko Irlandii.
    Uchybienie zobowiązaniom Państwa Członkowskiego.
    Sprawa C-13/00.

    ECLI-code: ECLI:EU:C:2002:184

    62000J0013

    Arrest van het Hof van 19 maart 2002. - Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Ierland. - Niet-nakoming - Niet-toetreding, binnen gestelde termijn, tot Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst (Akte van Parijs van 24 juli 1971) - Niet-nakoming van verplichtingen die voortvloeien uit artikel 228, lid 7, EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikel 300, lid 7, EG), juncto artikel 5, van Protocol 28 bij EER-Overeenkomst. - Zaak C-13/00.

    Jurisprudentie 2002 bladzijde I-02943


    Partijen
    Overwegingen van het arrest
    Beslissing inzake de kosten
    Dictum

    Partijen


    In zaak C-13/00,

    Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door K. Banks en M. Desantes als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

    verzoekster,

    tegen

    Ierland, aanvankelijk vertegenwoordigd door M. A. Buckley en vervolgens door D. J. O'Hagan als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

    verweerder,

    ondersteund door

    Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, vertegenwoordigd door G. Amodeo als gemachtigde, bijgestaan door M. Hoskins, barrister, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

    interveniënt,

    "betreffende een verzoek om vast te stellen dat Ierland, door niet vóór 1 januari 1995 tot de Berner Conventie voor de bescherming van de werken van letterkunde en kunst (Akte van Parijs van 24 juli 1971) toe te treden, de krachtens artikel 228, lid 7, EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikel 300, lid 7, EG) juncto artikel 5 van Protocol 28 bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 (PB 1994, L 1, blz. 3) op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen,

    wijst HET HOF VAN JUSTITIE,

    samengesteld als volgt: G. C. Rodríguez Iglesias, president, P. Jann, F. Macken, N. Colneric en S. von Bahr, kamerpresidenten, C. Gulmann, D. A. O. Edward, J.-P. Puissochet (rapporteur), M. Wathelet, R. Schintgen, V. Skouris, J. N. Cunha Rodrigues en C. W. A. Timmermans, rechters,

    advocaat-generaal: J. Mischo,

    griffier: R. Grass,

    gezien het rapport van de rechter-rapporteur,

    gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 27 november 2001,

    het navolgende

    Arrest

    Overwegingen van het arrest


    1 Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 14 januari 2000, heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen krachtens artikel 226 EG beroep ingesteld strekkende tot vaststelling dat Ierland, door niet vóór 1 januari 1995 tot de Berner Conventie voor de bescherming van de werken van letterkunde en kunst (Akte van Parijs van 24 juli 1971; hierna: "Berner Conventie") toe te treden, de krachtens artikel 228, lid 7, EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikel 300, lid 7, EG) juncto artikel 5 van Protocol 28 bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 (PB 1994, L 1, blz. 3; hierna: "EER-Overeenkomst") op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen.

    2 Bij memorie van interventie ter ondersteuning van de conclusies van Ierland betoogt het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland dat de gemengde aard van de EER-Overeenkomst meebrengt dat het Hof slechts bevoegd is op de gebieden waarvoor op gemeenschapsniveau harmonisatiemaatregelen zijn getroffen, hetgeen niet het geval is voor de intellectuele eigendom. Derhalve valt de Berner Conventie volgens het Verenigd Koninkrijk onder het internationale recht en onder de bevoegdheid van de lidstaten en kan de toepassing ervan niet door het Hof worden getoetst.

    Ontvankelijkheid van de conclusies van het verzoek tot tussenkomst van het Verenigd Koninkrijk

    3 Volgens artikel 37 van 's Hofs Statuut-EG kunnen de conclusies van het verzoek tot tussenkomst slechts strekken tot ondersteuning van de conclusies van een der partijen.

    4 Dienaangaande zij vastgesteld dat de conclusies van het Verenigd Koninkrijk ertoe strekken dat het Hof zich onbevoegd verklaart om uitspraak te doen in het geschil en derhalve het door de Commissie ingestelde beroep verwerpt. Ierland erkent de niet-nakoming echter en beperkt zich ertoe het Hof te verzoeken de behandeling van de zaak te schorsen in afwachting van de regularisatie van haar wettelijke regeling.

    5 Een interveniënt kan geen exceptie van niet-ontvankelijkheid opwerpen die in de conclusies van de verweerder niet is geformuleerd (zie arresten van 24 maart 1993, CIRFS e.a./Commissie, C-313/90, Jurispr. blz. I-1125, punten 21 en 22, en 15 juni 1993, Matra/Commissie, C-225/91, Jurispr. blz. I-3203, punten 11 en 12).

    6 Daar het Verenigd Koninkrijk alleen stelt dat het Hof niet bevoegd is om kennis te nemen van het geschil, zijn de conclusies van zijn verzoek tot tussenkomst niet-ontvankelijk.

    Niet-nakoming

    7 De overeenkomstsluitende partijen hebben zich op grond van artikel 5 van Protocol 28 bij de EER-Overeenkomst ertoe verbonden om vóór 1 januari 1995 tot de Berner Conventie toe te treden. Aangezien Ierland partij is bij de EER-Overeenkomst, die op 1 januari 1994 in werking is getreden, moest het voldoen aan de daaruit voortvloeiende verplichtingen zoals toetreding tot de Berner Conventie.

    8 Omdat Ierland niet binnen de gestelde termijn was toegetreden, heeft de Commissie die lidstaat op 15 april 1998 een aanmaningsbrief gezonden.

    9 Ierland heeft bij schrijven van mei 1998 geantwoord dat het bezig was een wetsontwerp tot aanpassing van zijn regeling inzake het auteursrecht op te stellen, dat hem in staat zou stellen de Berner Conventie te ratificeren.

    10 Omdat de Commissie vaststelde dat Ierland nog steeds niet tot de Berner Conventie was toegetreden, heeft zij deze lidstaat op 17 december 1998 een met redenen omkleed advies gezonden met het verzoek binnen een termijn van twee maanden daaraan te voldoen.

    11 Bij brief van 15 februari 1999 heeft Ierland hierop geantwoord dat het zijn verplichting om tot de Berner Conventie toe te treden erkent. Het heeft de Commissie laten weten dat het wetsontwerp inzake intellectuele eigendom zich in een vergevorderd stadium van behandeling door het Parlement bevond en uiterlijk eind 1999 zou worden goedgekeurd.

    12 Om deze reden verzoekt Ierland het Hof in zijn verweerschrift, de termijn met zes maanden te verlengen om in staat te zijn het genoemde wetsontwerp te doen goedkeuren en het aan de Commissie over te leggen in de hoop dat laatstgenoemde dan afstand van instantie zal doen.

    13 Aangezien het beroep wegens niet-nakoming slechts de niet-inachtneming van uit het gemeenschapsrecht voortvloeiende verplichtingen kan betreffen, moet eerst worden onderzocht of de op Ierland rustende verplichtingen welke het voorwerp van het beroep zijn, onder het gemeenschapsrecht vallen, en kan pas vervolgens worden nagegaan of er sprake is van niet-nakoming.

    14 Het Hof heeft geoordeeld dat door de Gemeenschap, haar lidstaten en derde landen gesloten gemengde overeenkomsten, wat de onder de bevoegdheid van de Gemeenschap vallende bepalingen betreft, in de communautaire rechtsorde dezelfde status hebben als zuiver communautaire overeenkomsten (zie in die zin arrest van 30 september 1987, Demirel, 12/86, Jurispr. blz. 3719, punt 9).

    15 Daaruit heeft het Hof geconcludeerd dat de lidstaten, door ervoor te zorgen dat de verplichtingen uit een door de Gemeenschapsinstellingen gesloten overeenkomst worden nagekomen, in de communautaire rechtsorde een verplichting vervullen jegens de Gemeenschap, die de verantwoordelijkheid voor de behoorlijke uitvoering van de overeenkomst op zich heeft genomen (arrest Demirel, reeds aangehaald, punt 11).

    16 In casu lijdt het geen twijfel dat de bepalingen van de Berner Conventie een gebied betreffen dat grotendeels onder de bevoegdheid van de Gemeenschap valt.

    17 De bescherming van werken van letterkunde en kunst, voorwerp van de Berner Conventie, wordt immers grotendeels door de communautaire wetgeving geregeld op zeer uiteenlopende gebieden zoals de juridische bescherming van computerprogramma's, het verhuur- en uitleenrecht op het gebied van de intellectuele eigendom, de bescherming van het auteursrecht op het gebied van satellietomroep en de doorgifte via de kabel, de juridische bescherming van gegevens of de duur van de bescherming van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten.

    18 Het Hof heeft overigens reeds geoordeeld dat het auteursrecht en de naburige rechten binnen de werkingssfeer van het Verdrag vallen (arrest van 20 oktober 1993, Phil Collins e.a., C-92/92 en C-326/92, Jurispr. blz. I-5145, punt 28).

    19 De Berner Conventie creëert aldus rechten en verplichtingen op gebieden die door het gemeenschapsrecht worden beheerst. Onder die voorwaarden heeft de Gemeenschap er belang bij dat alle partijen bij de EER-Overeenkomst tot deze conventie toetreden.

    20 Uit het voorgaande volgt dat de bij artikel 5 van Protocol 28 bij de EER-Overeenkomst aan de overeenkomstsluitende partijen opgelegde verplichting tot toetreding tot genoemde Conventie, aangezien zij voorkomt in een gemengde overeenkomst die door de Gemeenschap en haar lidstaten is gesloten en een gebied betreft dat grotendeels door het Verdrag wordt beheerst, binnen het gemeenschapskader valt. De Commissie is derhalve bevoegd om onder toezicht van het Hof de naleving ervan te beoordelen.

    21 Volgens vaste rechtspraak moet het bestaan van een niet-nakoming uitsluitend worden beoordeeld op basis van de situatie aan het einde van de in het met redenen omklede advies gestelde termijn (zie met name arrest van 15 maart 2001, Commissie/Frankrijk, C-147/00, Jurispr. blz. I-2387, punt 26). Verder kan een lidstaat zich niet op nationale bepalingen, praktijken of situaties beroepen ter rechtvaardiging van de niet-nakoming van zijn uit het gemeenschapsrecht voortvloeiende verplichtingen.

    22 Aangezien is aangetoond dat Ierland niet binnen de in het met redenen omklede advies gestelde termijn tot de Berner Conventie is toegetreden, zoals de EER-Overeenkomst eist, moet het beroep wegens niet-nakoming gegrond worden geacht.

    23 Bijgevolg is Ierland, door niet vóór 1 januari 1995 tot de Berner Conventie toe te treden, de krachtens artikel 228, lid 7, van het Verdrag juncto artikel 5 van Protocol 28 bij de EER-Overeenkomst op hem rustende verplichtingen niet nagekomen.

    Beslissing inzake de kosten


    Kosten

    24 Ingevolge artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voorzover dit is gevorderd. Aangezien Ierland in het ongelijk is gesteld, moet het overeenkomstig de vordering van de Commissie in de kosten worden verwezen. Overeenkomstig artikel 69, lid 4, van dit reglement zal het Verenigd Koninkrijk zijn eigen kosten dragen.

    Dictum


    HET HOF VAN JUSTITIE,

    rechtdoende, verstaat:

    1) De conclusies van het verzoek tot tussenkomst van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland worden afgewezen.

    2) Door niet vóór 1 januari 1995 tot de Berner Conventie voor de bescherming van de werken van letterkunde en kunst (Akte van Parijs van 24 juli 1971) toe te treden, is Ierland de krachtens artikel 228, lid 7, EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikel 300, lid 7, EG) juncto artikel 5 van Protocol 28 bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 op hem rustende verplichtingen niet nagekomen.

    3) Ierland wordt verwezen in de kosten.

    4) Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland zal zijn eigen kosten dragen.

    Naar boven