This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32013R0801
Commission Regulation (EU) No 801/2013 of 22 August 2013 amending Regulation (EC) No 1275/2008 with regard to ecodesign requirements for standby, off mode electric power consumption of electrical and electronic household and office equipment, and amending Regulation (EC) No 642/2009 with regard to ecodesign requirements for televisions Text with EEA relevance
Verordening (EU) nr. 801/2013 van de Commissie van 22 augustus 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1275/2008 wat betreft voorschriften inzake ecologisch ontwerp voor het elektriciteitsverbruik van elektrische en elektronische huishoud- en kantoorapparatuur in de stand-by- en uit-stand, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 642/2009 betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor televisies Voor de EER relevante tekst
Verordening (EU) nr. 801/2013 van de Commissie van 22 augustus 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1275/2008 wat betreft voorschriften inzake ecologisch ontwerp voor het elektriciteitsverbruik van elektrische en elektronische huishoud- en kantoorapparatuur in de stand-by- en uit-stand, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 642/2009 betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor televisies Voor de EER relevante tekst
PB L 225 van 23.8.2013, p. 1–12
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force
23.8.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 225/1 |
VERORDENING (EU) Nr. 801/2013 VAN DE COMMISSIE
van 22 augustus 2013
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1275/2008 wat betreft voorschriften inzake ecologisch ontwerp voor het elektriciteitsverbruik van elektrische en elektronische huishoud- en kantoorapparatuur in de stand-by- en uit-stand, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 642/2009 betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor televisies
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten (1), en met name artikel 15, lid 1,
Na raadpleging van het Overlegforum ecologisch ontwerp,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Artikel 16, lid 2, van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) bevat bepalingen inzake uitvoeringsmaatregelen, waarbij één van de prioritaire maatregelen is de vermindering van de verliezen in de stand-by-stand (ook „slaapstand” genoemd) voor een groep van producten. |
(2) |
Over het elektriciteitsverbruik in de netwerkgebonden stand-by-stand van elektrische en elektronische huishoud- en kantoorapparatuur is in 2006/2007 een technische, milieutechnische en economische studie over verliezen in de stand-by- en uit-stand uitgevoerd. De conclusie daarvan was dat netwerkconnectiviteit een heel gewoon kenmerk zal worden van huishoud- en kantoorapparatuur. Het Regelgevingscomité inzake het ecologisch ontwerp van energieverbuikende producten heeft op 21 juni 2008 aanbevolen het aspect netwerkgebonden stand-by in een later stadium aan te pakken omdat er op dat moment nog onvoldoende gegevens beschikbaar waren. |
(3) |
In het Werkplan voor ecologisch ontwerp 2009-2011 werd het aspect netwerkgebonden stand-by als één van de prioriteiten aangemerkt. Daarom heeft de Commissie in 2010/2011 een voorbereidende studie uitgevoerd waarin de technische, milieutechnische en economische aspecten van netwerkgebonden stand-by werden geanalyseerd. Deze studie was opgezet samen met de belanghebbenden en betrokken partijen uit de EU-lidstaten en andere landen en de resultaten werden openbaar gemaakt. |
(4) |
Uit de studie blijkt dat het elektriciteitsverbruik van in de Unie verkochte elektrische en elektronische huishoud- en kantoorapparatuur voor het in stand houden van netwerkgebonden stand-by in 2010 op 54 TWh moest worden geraamd, wat overeenstemt met 23 Mt CO2-emissies. Als er geen specifieke maatregelen worden getroffen, zal dat verbruik naar raming toenemen tot 90 TWh in 2020. De conclusie was dat het elektriciteitsverbruik in verband met netwerkgebonden stand-by aanzienlijk kan worden teruggedrongen. De onderhavige verordening moet bijdragen tot een grotere marktpenetratie van technologieën die een betere energie-efficiëntie voor netwerkgebonden stand-by waarborgen, wat moet resulteren in een energiebesparing van 36 TWh in 2020 en 49 TWh in 2025 ten opzichte van een status quo. |
(5) |
Met name bleek uit de studie dat de stroombeheerfunctie die een apparaat, wanneer het geen van zijn hoofdfuncties uitvoert, overschakelt naar een toestand waarin netwerkgebonden stand-by beschikbaar is, essentieel is om de potentiële energiebesparingen op te leveren. Er wordt erkend dat apparatuur, gereactiveerd door een externe of interne trigger, zich voor een beperkte periode in een actieve modus kan bevinden, ongeacht de hoofdfunctie(s) ervan, bijvoorbeeld om onderhoudsfuncties of downloading van software mogelijk te maken. De stroombeheerfunctie moet ervoor zorgen dat het product, nadat het zijn taken heeft uitgevoerd, terugkeert naar een toestand waarin netwerkgebonden stand-by beschikbaar is. |
(6) |
Uit de voorbereidende studie is ook gebleken dat in verband met netwerkgebonden stand-by een differentiatie van de graad van netwerkbeschikbaarheid vereist. In dat verband werd een beperkt aantal types HiNA-apparatuur geïdentificeerd, waaronder routers, netwerkswitches, draadloze netwerktoegangspunten, hubs en modems, waarvan de hoofdfunctie het beheren van het netwerkverkeer is. Aangezien van een apparaat wordt verwacht dat het onmiddellijk op inkomend verkeer reageert, kan de toestand waarin netwerkgebonden stand-by beschikbaar is, equivalent zijn aan de niet-actieve modus. |
(7) |
Aangezien de functionaliteiten in de toestanden van stand-by en netwerkgebonden stand-by onderling verbonden zijn en het productbereik gelijkloopt, heeft het Overlegforum ecologisch ontwerp op 14 september 2011 het standpunt verdedigd dat de ecodesigneisen in verband met netwerkgebonden stand-by moeten worden vastgesteld in een akte tot wijziging van de bestaande Verordening (EG) nr. 1275/2008 van de Commissie (3). |
(8) |
De eisen voor de stand-by- en uit-stand en voor netwerkgebonden stand-by moeten tezamen worden herzien. Aangezien de in Verordening (EG) nr. 1275/2008 neergelegde herzieningsdatum voorafgaat aan de inwerkingtreding van de eerste fase van de voorschriften inzake netwerkgebonden stand-by, moet de datum voor de herziening van de verordening met één jaar worden uitgesteld. |
(9) |
Aangezien televisies, waarvoor een productspecifieke uitvoeringsmaatregel inzake ecologisch ontwerp van kracht is, zijn uitgezonderd van het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1275/2008, zijn eisen inzake ecologisch ontwerp voor met televisiegebruik verbonden netwerkgebonden stand-by opgenomen in Verordening (EG) nr. 642/2009 van de Commissie (4). In de technische, milieutechnische en economische studie betreffende netwerkgebonden stand-by bij televisies wordt geraamd dat de ecodesigneisen voor netwerkgebonden stand-by bij televisies tegen 2020 een besparing kunnen opleveren van 10 TWh. |
(10) |
Wat koffiezetmachines betreft, werd op de Ecodesign-overlegforums (5) van 16 december 2011 en 18 april 2012 het standpunt verdedigd dat geen productspecifieke uitvoeringsmaatregel moet worden vastgesteld, maar dat de stand-by-eisen van Verordening (EG) nr. 1275/2008 voor dergelijke apparaten nauwkeuriger moeten worden bepaald. |
(11) |
Bij deze verordening worden specificaties ingevoerd voor de toepassing van de eisen inzake het stroombeheer voor koffiezetmachines wat betreft de standaard uitschakelvertraging waarna het apparaat automatisch overschakelt naar de stand-by- of de uit-stand. |
(12) |
Op basis van de technische, milieutechnische en economische studie inzake koffiezetmachines, uitgevoerd in het kader van de richtlijn ecologisch ontwerp, kan worden geconcludeerd dat een verkorting van de vertragingstijd waarna een apparaat automatisch overschakelt naar de stand-by- of uit-stand, tegen 2020 zal resulteren in een extra besparing van meer dan 2 TWh per jaar. Deze potentiële besparing is niet opgenomen in de voor Verordening (EG) nr. 1275/2008 van de Commissie gebruikte besparingsaannamen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijziging van Verordening (EG) nr. 1275/2008
Verordening (EG) nr. 1275/2008 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
De titel wordt vervangen door: |
2) |
Artikel 1 wordt vervangen door: „Artikel 1 Onderwerp en werkingssfeer Bij deze verordening worden voorschriften inzake ecologisch ontwerp met betrekking tot het elektriciteitsverbruik in de stand-by- en uit-stand en de netwerkgebonden stand-by-stand vastgesteld voor het in de handel brengen van elektrische en elektronische huishoud- en kantoorapparatuur. Deze verordening is niet van toepassing op elektrische en elektronische huishoud- en kantoorapparatuur die in de handel wordt gebracht met een externe laagspanningsstroomvoorziening om als bedoeld te werken.”. |
3) |
In artikel 2 worden de volgende definities toegevoegd: „10. „netwerk”: een communicatie-infrastructuur met een topologie van verbindingen, een architectuur, inclusief de fysieke componenten daarvan, organisatiebeginselen, communicatieprocedures en formaten (protocols); 11. „netwerkgebonden stand-by”: een toestand waarin een apparaat in staat is een functie te reactiveren na een via een netwerkverbinding gegeven trigger-op-afstand; 12. „trigger-op-afstand”: een signaal dat komt van buiten het apparaat via een netwerk; 13. „netwerkpoort”: een bedrade of draadloze fysieke interface van de netwerkverbinding, gelokaliseerd op het apparaat, waardoor dat apparaat vanop afstand kan worden geactiveerd; 14. „logische netwerkpoort”: de netwerktechniek die loopt via een fysieke netwerkpoort; 15. „fysieke netwerkpoort”: het fysieke (hardware) medium van een netwerkpoort. Een fysieke netwerkpoort kan twee of meer netwerktechnologieën hosten; 16. „netwerkbeschikbaarheid”: de capaciteit van het apparaat om functies te reactiveren nadat door een netwerkpoort een trigger-op-afstand is gedetecteerd; 17. „netwerkgebonden apparatuur”: apparatuur die zich met een netwerk in verbinding kan stellen en die over één of meer netwerkpoorten beschikt; 18. „netwerkgebonden apparatuur met hoge netwerkbeschikbaarheid” (HiNA-apparatuur (HiNA: high network availability)): apparatuur met één of meer van de volgende functionaliteiten, maar geen andere, als de voornaamste functie(s): router, netwerkswitch, draadloos netwerktoegangspunt, hub, modem, VoIP-telefoon, videotelefoon; 19. „netwerkgebonden apparatuur met hoge-netwerkbeschikbaarheidsfunctionaliteit” (apparatuur met HiNA-functionaliteit): apparatuur met daarin opgenomen de functionaliteit van een router, netwerkswitch, draadloos netwerktoegangspunt of combinatie daarvan, die geen HiNA-apparatuur is; 20. „router”: een netwerkapparaat waarvan de hoofdfunctie is het optimale pad voor het netwerkverkeer te kiezen. Routers verzenden datapakketten van één netwerk naar een ander, gebaseerd op netwerklaaginformatie (L3); 21. „netwerkswitch”: een netwerkapparaat waarvan de hoofdfunctie is om frames op basis van het adres van bestemming van elk frame te filteren, door te sturen en te verspreiden. Alle switches werken minimaal op de datalinklaag (L2); 22. „draadloos netwerktoegangspunt”: een apparaat waarvan de hoofdfunctie is om IEEE 802.11 (Wi-Fi)-connectiviteit te verstrekken aan meerdere clients; 23. „hub”: een netwerkapparaat dat meerdere poorten bevat en wordt gebruikt om segmenten van een lokaal netwerk (LAN) onderling te verbinden; 24. „modem”: een apparaat waarvan de hoofdfunctie is digitaal gemoduleerde analoge signalen over een bedraad netwerk door te sturen en te ontvangen; 25. „printapparatuur”: apparatuur die een elektronische input omzet in een papieren output. Printapparatuur kan over extra functies beschikken en kan in de handel worden gebracht als een multifunctioneel apparaat of multifunctioneel product. 26. „grootformaatprinter”: printapparatuur die ontworpen is voor het afdrukken op dragers van A2-formaat of groter, met inbegrip van apparatuur die ontworpen is voor kettingformulieren met een breedte van 406 mm of meer; 27. „teleaanwezigheidssysteem”: een specifiek systeem voor hogedefinitievideoconferencing en -samenwerking dat een gebruikersinterface, een hogedefinitiecamera, een beeldscherm, een geluidssysteem en verwerkingscapaciteit voor het coderen en decoderen van video en audio omvat; 28. „huishoudelijke koffiezetmachine”: een niet-commercieel apparaat voor het zetten van koffie; 29. „huishoudelijke koffiezetmachine met druppelfilter”: een huishoudelijke koffiezetmachine die gebruik maakt van percollatie om de koffie te extraheren; 30. „verwarmingselement”: een onderdeel van de koffiezetmachine dat met het oog op de opwarming van water elektriciteit omzet in warmte; 31. „voorverwarming voor kopjes”: een functie voor het opwarmen van kopjes die op of bij de koffiezetmachine zijn geplaatst; 32. „koffiezetcyclus”: het proces dat moet worden doorlopen om koffie te zetten; 33. „zelfreiniging”: het door de koffiezetmachine uitgevoerde proces om zich intern te reinigen. Dit proces kan hetzij een eenvoudige spoelbeurt, hetzij een wasproces met gebruikmaking van specifieke additieven zijn; 34. „ontkalking”: het door de koffiezetmachine uitgevoerde proces om potentiële interne kalkaanslag geheel of gedeeltelijk te verwijderen; 35. „desktop thin client”: een computer die voor zijn primaire functionaliteit afhankelijk is van een verbinding met computerapparatuur op afstand (bv. een computerserver of een werkstation op afstand) en niet beschikt over een ingebouwde vaste schijf. De hoofdeenheid van een desktop thin client moet bedoeld zijn voor plaatsing op een permanente locatie (bv. op een bureau) en niet zijn ontworpen met het oog op draagbaarheid. Desktop thin clients kunnen informatie uitvoeren naar ofwel een extern beeldscherm, ofwel een intern beeldscherm, indien het product daarover beschikt; 36. „werkstation”: een voor één gebruiker bestemde computer met hoge prestaties die primair wordt gebruikt voor grafische toepassingen, computerondersteund ontwerp, ontwikkeling van software, financiële en wetenschappelijke toepassingen of andere intensieve rekentaken, en die de volgende kenmerken heeft: a)een gemiddeld storingsvrij interval (MTBF) van ten minste 15000 uur;b)ondersteuning van geheugen met foutcorrectiecode (ECC) en/of gebufferd geheugen;c)het systeem voldoet aan drie van de volgende vijf kenmerken:
37. „mobiel werkstation”: een onafhankelijke computer met hoge prestaties die primair wordt gebruikt voor grafische toepassingen, computerondersteund ontwerp, ontwikkeling van software, financiële en wetenschappelijke toepassingen of andere intensieve rekentaken, met uitzondering van gaming, en die specifiek is ontworpen met het oog op draagbaarheid en om gedurende langere tijd met of zonder directe aansluiting op het elektriciteitsnet te functioneren. Mobiele werkstations hebben een geïntegreerd beeldscherm en kunnen werken met een geïntegreerde batterij of een andere draagbare stroombron. De meeste mobiele werkstations hebben een externe stroomvoorziening en een geïntegreerd toetsenbord en aanwijsapparaat. Mobiele werkstations hebben de volgende kenmerken: a)een gemiddeld storingsvrij interval (MTBF) van ten minste 13000 uur;b)ten minste één afzonderlijke grafische kaart (dGfx) die voldoet aan de classificatie G3 (met een framebufferbandbreedte van meer dan 128 bits), G4, G5, G6 of G-7;c)ondersteuning van de plaatsing van drie of meer interne opslagapparaten;d)ondersteuning van ten minste 32 GB systeemgeheugen;38. „kleinschalige server”: een type computer dat doorgaans gebruikmaakt van voor desktopcomputers ontworpen onderdelen en het formaat van een desktopcomputer heeft, maar primair is ontworpen om als opslaghost voor andere computers te dienen en functies te vervullen zoals het verlenen van netwerkinfrastructuurdiensten en het hosten van data/media, en dat de volgende kenmerken heeft: a)het product is ontworpen als sokkel, tower of een andere vorm die vergelijkbaar is met die van desktopcomputers, zodat alle gegevensverwerking, opslag en netwerkinterfacing in één behuizing is vervat;b)het product is ontworpen om 24 uur per dag en zeven dagen per week operationeel te zijn;c)het product is primair ontworpen om te functioneren in een simultane multi-useromgeving waarbij verscheidene gebruikers via clienteenheden in een netwerk worden bediend;d)wanneer het product op de markt wordt gebracht met een besturingssysteem, is het besturingssysteem ontworpen voor servertoepassingen voor thuis of aan de onderkant van het marktsegment;e)het product wordt niet op de markt gebracht met een afzonderlijke grafische kaart (dGfx) die aan een hogere classificatie dan G1 beantwoordt;39. „computerserver”: een computerproduct dat aan clientapparaten, zoals desktopcomputers, notebookcomputers, desktop thin clients, IP (internetprotocol)-telefoons of andere computerservers, diensten verleent en in netwerken georganiseerde systeemelementen biedt. Computerservers worden doorgaans op de markt gebracht voor gebruik in datacentra en kantoor- en bedrijfsomgevingen. Computerservers worden primair bediend via netwerkverbindingen en niet met direct ermee verbonden gebruikersinvoerapparaten zoals een toetsenbord of een muis; Computerservers hebben de volgende kenmerken: a)zij zijn ontworpen om besturingssystemen voor computerservers en/of hypervisors te ondersteunen en bedoeld voor het uitvoeren van door de gebruiker geïnstalleerde bedrijfstoepassingen;b)zij ondersteunen geheugen met foutcorrectiecode (ECC) en/of gebufferd geheugen (waaronder zowel gebufferde dual in-line memory modules (DIMM’s) als buffered-on-board (BOB)-configuraties;c)zij worden op de markt gebracht met één of meer stroomvoorzieningen die wisselspanning in gelijkspanning omzetten;d)alle processoren hebben toegang tot het gedeelde systeemgeheugen en zijn afzonderlijk aanspreekbaar door één besturingssysteem of hypervisor.. |
4) |
Artikel 3 wordt vervangen door: „Artikel 3 Voorschriften inzake ecologisch ontwerp De voorschriften inzake ecologisch ontwerp voor het elektriciteitsverbruik in de stand-by- en uit-stand en de netwerkgebonden stand-by-stand zijn vastgesteld in bijlage II.”. |
5) |
Artikel 7 wordt vervangen door: „Artikel 7 Evaluatie De Commissie evalueert deze verordening in het licht van de technologische vooruitgang en presenteert de resultaten van deze evaluatie uiterlijk op 7 januari 2016 aan het Overlegforum. De evaluatie heeft voornamelijk betrekking hebben op het toepassingsgebied en de voorschriften inzake de stand-by-/uit-stand en de geschiktheid en het niveau van de voorschriften voor de netwerkgebonden stand-by-stand wat de derde fase van de tenuitvoerlegging (2019) betreft. De evaluatie moet betrekking hebben op, onder meer, professionele apparatuur en producten die zijn uitgerust met via afstandsbediening gestuurde elektrische motoren.”. |
6) |
Artikel 8 wordt vervangen door: „Artikel 8 Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Punt 1 van bijlage II treedt in werking op 7 januari 2010. Punt 2 van bijlage II treedt in werking op 7 januari 2013. Punt 3 van bijlage II treedt in werking op 1 januari 2015. Punt 4 van bijlage II treedt in werking op 1 januari 2017. Punt 5 van bijlage II treedt in werking op 1 januari 2019. Punt 6 van bijlage II treedt in werking op 1 januari 2015. Punt 7 van bijlage II treedt in werking op 1 januari 2015. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.”. |
7) |
Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:
|
8) |
Het volgende wordt toegevoegd aan bijlage III: „Wat de in bijlage II, punt 2, onder d), vastgestelde eisen betreft, hanteren de autoriteiten van de lidstaten bovenstaande toepasselijke procedure om het elektriciteitsverbruik te meten nadat de stroombeheerfunctie of een soortgelijke functie het apparaat naar de toepasselijke stand of toestand heeft overgeschakeld. Wat de in bijlage II, punt 3, onder c), en punt 4, onder a), betreft, hanteren de autoriteiten van de lidstaten bovenstaande toepasselijke procedure nadat zij alle netwerkpoorten van de eenheid gedeactiveerd en/of ontkoppeld hebben, naargelang van het geval. Bij de uitvoering van de artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad (6) bedoelde markttoezichtscontroles maken de autoriteiten van de lidstaten met betrekking tot de voorschriften van bijlage II, punt 3 en 4, naargelang van toepassing, gebruik van de volgende controleprocedure. De autoriteiten van de lidstaten testen één eenheid en wel als volgt:
afgezien van de hierboven beschreven procedures, gebruiken de autoriteiten van de lidstaten betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare meetprocedures, die beantwoorden aan de algemeen erkende stand van de techniek, waaronder begrepen de methoden die zijn beschreven in documenten waarvan de referentienummers met dat doel zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
9) |
Na de laatste zin van bijlage IV wordt het volgende toegevoegd: „Netwerkgebonden stand-by-stand: 3 W voor HiNA-apparatuur; maximaal 1 W voor apparatuur die geen HiNA-apparatuur is.”. |
Artikel 2
Wijziging van Verordening (EG) nr. 642/2009
Verordening (EG) nr. 642/2009 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 2 worden de volgende definities toegevoegd: „12. „netwerk”: een communicatie-infrastructuur met een topologie van verbindingen, een architectuur, inclusief de fysieke componenten daarvan, organisatiebeginselen, communicatieprocedures en formaten (protocols); 13. „netwerkpoort”: een bedrade of draadloze fysieke interface van de netwerkverbinding, gelokaliseerd in het apparaat, waardoor dat apparaat vanop afstand kan worden geactiveerd; 14. „netwerkgebonden televisie”: een televisie die met een netwerk kan worden verbonden en die beschikt over één of meer netwerkpoorten; 15. „netwerkbeschikbaarheid”: de capaciteit van het apparaat om functies te reactiveren nadat door een netwerkpoort een trigger-op-afstand is gedetecteerd; 16. „trigger-op-afstand”: een signaal dat komt van buiten het apparaat via een netwerk; 17. „netwerkgebonden slaapstand”: een toestand waarin een televisie in staat is een functie te reactiveren bij middel van een trigger-op-afstand via een netwerkverbinding; 18. „netwerkgebonden televisie met hoge-netwerkbeschikbaarheidsfunctionaliteit” (een televisie met HiNA-functionaliteit): een televisie met daarin vervat de functionaliteit van een router, netwerkswitch, draadloos netwerktoegangspunt (dat geen terminal is) of combinatie daarvan; 19. „router”: een netwerkapparaat waarvan de hoofdfunctie is het optimale pad voor het netwerkverkeer te kiezen. Routers verzenden datapakketten van één netwerk naar een ander, gebaseerd op netwerklaaginformatie (L3); 20. „netwerkswitch”: een netwerkapparaat waarvan de hoofdfunctie is om frames op basis van het adres van bestemming van elk frame te filteren, door te sturen en te verspreiden. Alle switches werken minimaal op de datalinklaag (L2); 21. „draadloos netwerktoegangspunt”: een apparaat waarvan de hoofdfunctie is om IEEE 802.11 (Wi-Fi)-connectiviteit te verstrekken aan meerdere clienten.”. |
2) |
Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
In bijlage II wordt punt 2 vervangen door: „2. Meting van elektriciteitsverbruik in slaap-/uit-stand en netwerkgebonden slaapstand Metingen van het elektriciteitsverbruik zoals bedoeld in de hoofdstukken 2 en 3 van bijlage I dienen te voldoen aan alle volgende voorwaarden: Het elektriciteitsverbruik zoals bedoeld in punt 2.1, onder a) en b), punt 2.2, onder a) en b), punt 3.1, onder d), en punt 3.2, onder c), wordt bepaald met behulp van een betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare meetprocedure, die rekening houdt met de algemeen erkende stand van de techniek.”. |
4) |
Bijlage III wordt vervangen door: „BIJLAGE III CONTROLEPROCEDURE A. Controleprocedure voor de in de delen 1, 2, 4 en 5 van bijlage I vastgestelde eisen
B. Controleprocedure voor de in deel 3 van bijlage I vastgestelde eisen Met het oog op de markttoezichtscontroles overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG maken de autoriteiten van de lidstaten gebruik van de volgende controleprocedure voor de eisen als uiteengezet in bijlage I, deel 3, punt 1, onder d), en punt 2, onder c), als van toepassing. Zij maken gebruik van de onderstaande procedure, na alle netwerkpoorten van de eenheid te hebben gedeactiveerd en/of ontkoppeld, naargelang van toepassing. De autoriteiten van de lidstaat testen één televisie en wel als volgt: wanneer de televisie, zoals aangegeven in de technische documentatie, één type netwerkpoort heeft en als twee of meer poorten van dat type beschikbaar zijn, wordt één van deze poorten ad random gekozen en wordt die poort verbonden met het passende netwerk dat voldoet aan de maximumspecificatie van die poort. Wanneer er meerdere draadloze netwerkpoorten van hetzelfde type zijn, worden de andere draadloze poorten indien mogelijk gedeactiveerd. In het geval van meerdere bedrade netwerkpoorten van hetzelfde type worden voor de verificatie van de in bijlage I, punt 2, genoemde eisen de andere netwerkpoorten zo mogelijk gedeactiveerd. Als uitsluitend één netwerkpoort beschikbaar is, wordt die poort verbonden met het passende netwerk dat voldoet aan de maximumspecificatie van die poort; de eenheid wordt vervolgens in de gebruiksstand gezet. Zodra de eenheid in de gebruiksstand naar behoren werkt, wordt zij gebracht in een toestand waarin netwerkgebonden slaapstand beschikbaar is en wordt het elektriciteitsverbruik gemeten. Via de netwerkpoort wordt dan de passende trigger aan de televisie gegeven en vervolgens wordt getoetst of de televisie opnieuw geactiveerd is; wanneer de televisie, zoals aangegeven in de technische documentatie, meer dan één type netwerkpoort heeft, wordt voor elk type netwerkpoort de volgende procedure herhaald. Wanneer twee of meer netwerkpoorten van een bepaald type beschikbaar zijn, wordt één poort ad random gekozen en wordt die poort verbonden met het passende netwerk dat voldoet aan de maximumspecificatie van die poort; wanneer voor een bepaald type netwerkpoort uitsluitend één poort beschikbaar is, wordt die poort verbonden met het passende netwerk dat voldoet aan de maximumspecificatie van die poort. Niet gebruikte draadloze poorten worden zo mogelijk gedeactiveerd. In het geval van verificatie van de in bijlage II, punt 3, genoemde eisen, worden de niet-gebruikte bedrade netwerkpoorten zo mogelijk gedeactiveerd; de eenheid wordt in de gebruiksstand gezet. Zodra de eenheid in de gebruiksstand naar behoren werkt, kan zij gaan naar een toestand waarin netwerkgebonden slaapstand beschikbaar is, en wordt het elektriciteitsverbruik gemeten. Via de netwerkpoort wordt dan de passende trigger aan de televisie gegeven en vervolgens wordt getoetst of het apparaat opnieuw geactiveerd is; wanneer één fysieke netwerkpoort wordt gedeeld door twee of meer types van (logische) netwerkpoorten, wordt deze procedure herhaald voor elk type logische netwerkpoort, waarbij de andere logische netwerkpoorten logisch-onaangesloten zijn; het model wordt geacht te voldoen aan de eisen van deze verordening wanneer de resultaten voor elk type netwerkpoort de grenswaarde met niet meer dan 7 % overschrijden; in het andere geval worden drie extra eenheden getest. Het model wordt geacht te voldoen aan de eisen van deze verordening wanneer voor elk type netwerkpoort het gemiddelde van de resultaten van de laatste drie tests de grenswaarde met niet meer dan 7 % overschrijdt; in het andere geval wordt het model geacht niet te voldoen; binnen een maand na de vaststelling van het besluit dat het model niet voldoet, verstrekken de autoriteiten van de lidstaat de testresultaten en overige relevante informatie aan de autoriteiten van de andere lidstaten en aan de Commissie. C. Controle van de overeenstemming Met het oog op de controle van de overeenstemming met de eisen maken de autoriteiten van de lidstaten gebruik van de in bijlage II beschreven procedure en van betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare meetprocedures, rekening houdend met de algemeen erkende stand van de techniek, waaronder begrepen de methoden die zijn beschreven in documenten waarvan de referentienummers met dat doel openbaar zijn gemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 22 augustus 2013.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 285 van 31.10.2009, blz. 10.
(2) PB L 191 van 22.7.2005, blz. 29.
(3) PB L 339 van 18.12.2008, blz. 45.
(4) PB L 191 van 23.7.2009, blz. 42.
(5) PB L 190 van 18.7.2008, blz. 22.
(6) PB L 285 van 31.10.2009, blz. 10.”
(7) PB L 285 van 31.10.2009, blz. 10.”.