This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32011R0138
Commission Regulation (EU) No 138/2011 of 16 February 2011 imposing a provisional anti-dumping duty on imports of certain open mesh fabrics of glass fibres originating in the People's Republic of China
Verordening (EU) nr. 138/2011 van de Commissie van 16 februari 2011 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaalde open weefsels van glasvezels van oorsprong uit de Volksrepubliek China
Verordening (EU) nr. 138/2011 van de Commissie van 16 februari 2011 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaalde open weefsels van glasvezels van oorsprong uit de Volksrepubliek China
PB L 43 van 17.2.2011, p. 9–25
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(HR)
No longer in force, Date of end of validity: 18/08/2011
17.2.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 43/9 |
VERORDENING (EU) Nr. 138/2011 VAN DE COMMISSIE
van 16 februari 2011
tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaalde open weefsels van glasvezels van oorsprong uit de Volksrepubliek China
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 7,
Na raadpleging van het Raadgevend Comité,
Overwegende hetgeen volgt:
A. PROCEDURE
1. Inleiding van de procedure
(1) |
Op 20 mei 2010 heeft de Europese Commissie („de Commissie”) met een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie (2) („bericht van inleiding”) de inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van bepaalde open weefsels van glasvezels van oorsprong uit de Volksrepubliek China („de VRC” of „het betrokken land”) aangekondigd. |
(2) |
De antidumpingprocedure is ingeleid ingevolge een klacht die op 6 april 2010 is ingediend door Saint-Gobain Vertex s.r.o., Tolnatex Fonalfeldolgozo es Muszakiszovetgyarto, Valmieras „Stikla Skiedra” AS en Vitrulan Technical Textiles GmbH („de klagers”), die samen een groot deel, in dit geval meer dan 25 %, van de totale productie van bepaalde open weefsels in de Unie voor hun rekening nemen. Het bij die klacht gevoegde voorlopige bewijsmateriaal betreffende de dumping van het product en de daaruit voortvloeiende aanmerkelijke schade werd voldoende geacht om een antidumpingprocedure in te leiden. |
2. Partijen bij de procedure
(3) |
De Commissie heeft de klagers, andere haar bekende producenten in de Unie, de haar bekende producenten-exporteurs in de VRC, de vertegenwoordigers van de VRC en de haar bekende importeurs en gebruikers van de inleiding van de procedure in kennis gesteld. De Commissie heeft producenten in de Verenigde Staten van Amerika (VS), Canada, Kroatië, Turkije en Thailand ook van de inleiding van de procedure in kennis gesteld omdat dit mogelijke referentielanden zijn. Belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van opening vermelde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord. Alle belanghebbenden die daar met opgave van redenen om hadden verzocht, werden gehoord. |
(4) |
Gezien het blijkbaar grote aantal producenten-exporteurs in de VRC en niet-verbonden importeurs en producenten in de Unie, werd in het bericht van inleiding overwogen om overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening voor de vaststelling van dumping en schade gebruik te maken van steekproeven. Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was — en, zo ja, deze ook samen te stellen — werd aan alle haar bekende producenten-exporteurs in de VRC, importeurs en producenten in de Unie gevraagd zich bij de Commissie kenbaar te maken en haar, zoals vermeld in het bericht van inleiding, basisinformatie te verstrekken over hun activiteiten in verband met het betrokken product tijdens de periode van 1 april 2009 tot en met 31 maart 2010. De autoriteiten van de VRC werden eveneens geraadpleegd. |
(5) |
Bij de steekproefprocedure heeft de Commissie zestien reacties ontvangen van producenten-exporteurs in de VRC; deze vertegenwoordigden 86 % van de invoer tijdens het onderzoektijdvak zoals gedefinieerd in de volgende overweging. Bijgevolg wordt de medewerking geacht hoog te zijn. |
(6) |
Overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de basisverordening heeft de Commissie, voor de uitvoer van het betrokken product naar de Unie, een steekproef van producenten-exporteurs samengesteld op basis van de grootste representatieve exporthoeveelheid die binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht. De samengestelde steekproef bestaat uit twee individuele producenten-exporteurs en een groep van producenten-exporteurs die vier verbonden ondernemingen telt, en vertegenwoordigt 42 % van de invoer in de Unie tijdens het onderzoektijdvak (OT) zoals gedefinieerd in overweging 13. Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening werd met de betrokken partijen en met de autoriteiten van de VRC overleg gepleegd over de samenstelling van de steekproef; zij maakten geen bezwaar tegen de selectie. |
(7) |
Twaalf producenten van de bedrijfstak van de Unie verstrekten de verlangde informatie en stemden ermee in te worden opgenomen in de steekproef. Op grond daarvan heeft de Commissie een steekproef samengesteld met de vier grootste producenten in de Unie wat de verkoop en de productie betreft, die samen 70 % van de totale verkoop van de bedrijfstak van de Unie vertegenwoordigden zoals gedefinieerd in overweging 59. |
(8) |
Slechts vier niet-verbonden importeurs hebben binnen de in het bericht van inleiding genoemde termijn de vereiste informatie verstrekt. Daarom werd besloten dat een steekproefselectie van niet-verbonden importeurs niet nodig was. |
(9) |
Om de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in de VRC in staat te stellen desgewenst een verzoek om behandeling als marktgerichte onderneming („BMO”) of individuele behandeling („IB”) in te dienen, heeft de Commissie de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs de desbetreffende formulieren toegezonden. Alle in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs vroegen overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening om BMO of, indien uit het onderzoek zou blijken dat zij niet aan de criteria voor BMO voldeden, om IB. Voorts vroeg een producent-exporteur die bestond uit een groep van verbonden ondernemingen en die niet in de steekproef was opgenomen, overeenkomstig artikel 17, lid 3, van de basisverordening om een individueel onderzoek. |
(10) |
De Commissie heeft vragenlijsten toegestuurd aan de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs, aan de niet in de steekproef opgenomen producent-exporteur die om een individueel onderzoek had verzocht, aan de vier in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, aan de vier medewerkende niet-verbonden importeurs en aan alle haar bekende gebruikers in de Unie. Er zijn ook vragenlijsten toegestuurd aan producenten in de VS, een land dat zoals in het bericht van inleiding was vermeld als referentieland was voorgesteld, en aan producenten in andere mogelijke referentielanden. De Commissie heeft antwoorden op de vragenlijst ontvangen van in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in de VRC, van de ene medewerkende producent die om een individueel onderzoek had verzocht, van één producent in de VS en van één producent in Canada, dat zoals in overweging 43 wordt uiteengezet ook een mogelijk referentieland was, van alle in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en van vier niet-verbonden importeurs. Er zijn geen gebruikers die de Commissie informatie hebben verstrekt en er hebben zich in de loop van het onderzoek ook geen andere gebruikers gemeld. |
(11) |
De Commissie heeft alle gegevens die voor de BMO/IB-analyse en voor een voorlopige vaststelling van dumping, schade als gevolg hiervan en het belang van de Unie nodig werden geacht, ingewonnen en gecontroleerd, en heeft bij de volgende ondernemingen ter plaatse een controle uitgevoerd:
|
(12) |
Daar voor het vaststellen van de normale waarde voor producenten-exporteurs in de VRC waaraan geen BMO kon worden toegekend, gebruik moest worden gemaakt van gegevens over Canada als referentieland, vond een controlebezoek plaats in de onderstaande onderneming:
|
3. Onderzoektijdvak
(13) |
Het onderzoek naar de dumping en schade had betrekking op de periode van 1 april 2009 tot en met 31 maart 2010 („het onderzoektijdvak” of „OT”). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 1 januari 2006 tot het eind van het onderzoektijdvak („de beoordelingsperiode”). |
B. BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT
1. Betrokken product
(14) |
Dit onderzoek heeft betrekking op open weefsels van glasvezels, met een celgrootte van meer dan 1,8 mm in zowel lengte als breedte en met een gewicht van meer dan 35 g/m2 van oorsprong uit de VRC („het betrokken product”), momenteel ingedeeld onder de GN codes ex 7019 40 00, ex 7019 51 00, ex 7019 59 00, ex 7019 90 91 en ex 7019 90 99. |
(15) |
Open weefsels worden gemaakt van glasvezelgarens en bestaan in verschillende celgrootten en gewichten per vierkante meter. Zij worden meestal gebruikt als versterkingsmateriaal in de bouwsector (externe thermische isolatie, versterking van marmer/vloeren, herstelling van muren). |
(16) |
Na de inleiding van de procedure heeft een producent-exporteur van glasvezelschijven in de VRC gevraagd of deze productsoort onder de productomschrijving valt. De bedrijfstak van de Unie is geraadpleegd en was van oordeel dat dergelijke schijven als downstreamproducten kunnen worden beschouwd en bijgevolg niet noodzakelijk onder de productomschrijving vallen. Aangezien de Commissie in deze fase van de procedure nog niet over voldoende informatie beschikt om tot een definitieve conclusie inzake de basiskenmerken van glasvezelschijven te komen, is besloten deze voorlopig te behandelen alsof zij onder de productomschrijving vallen, in afwachting dat tijdens het verdere onderzoek bij belanghebbenden extra informatie en overwegingen worden verzameld. |
2. Soortgelijk product
(17) |
Uit het onderzoek is gebleken dat open weefsels van glasvezels die in de VRC en in het voorlopige referentieland Canada worden geproduceerd en aldaar op de binnenlandse markt worden verkocht, in wezen dezelfde fysische, chemische en technische basiseigenschappen hebben en voor dezelfde basisdoeleinden worden gebruikt als open weefsels van glasvezels die door de bedrijfstak van de Unie in de Unie worden geproduceerd en aldaar worden verkocht. Deze producten worden voorlopig beschouwd als gelijk in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening. |
C. DUMPING
1. Algemene werkwijze
(18) |
De hieronder beschreven algemene werkwijze is op de medewerkende producenten-exporteurs in de VRC toegepast om vast te stellen of zij al dan niet aan dumping deden. |
2. Behandeling als marktgerichte onderneming (BMO)
(19) |
Op grond van artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening wordt bij antidumpingonderzoeken betreffende producten van oorsprong uit de VRC de normale waarde voor producenten die aan de criteria van lid 7, onder c), van dat artikel voldoen, overeenkomstig de leden 1 tot en met 6 van dat artikel vastgesteld. Voor de duidelijkheid zijn deze criteria hieronder nog eens kort samengevat:
|
(20) |
Alle in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs hebben in het kader van dit onderzoek om BMO overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening verzocht en binnen de vastgestelde termijn het desbetreffende aanvraagformulier beantwoord. |
(21) |
Voor alle bovenvermelde in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs heeft de Commissie alle gegevens verzameld die zij nodig achtte, en heeft zij de in het aanvraagformulier voor BMO verstrekte gegevens en alle andere nodig geachte gegevens bij de onderstaande ondernemingen ter plaatse gecontroleerd:
|
(22) |
Uit het onderzoek is aanvankelijk gebleken dat twee in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in de VRC aan alle criteria van de in artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening opgenomen criteria voor toekenning van BMO voldeden, terwijl de derde in de steekproef opgenomen producent-exporteur, die uit een groep van verbonden ondernemingen bestond, niet voldeed aan het tweede criterium, die betrekking heeft op de internationale standaarden voor jaarrekeningen. Er werd met name vastgesteld dat bepaalde kosten, inkomsten en rekeningen de werkelijke financiële situatie van de ondernemingen in de groep niet nauwkeurig weergaven. Bovendien werd in het auditverslag niet vermeld dat de rekeningen niet volledig waren. |
(23) |
De Commissie heeft de bevindingen van het BMO-onderzoek officieel bekendgemaakt aan de betrokken producenten-exporteurs in de VRC en aan de klagers. Zij kregen ook de gelegenheid om hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord indien daar bijzondere redenen voor waren. |
(24) |
Na de mededeling van de BMO-bevindingen werden alleen opmerkingen ontvangen van de in de steekproef opgenomen producent-exporteur/groep waaraan geen BMO was toegekend. Deze opmerkingen leidden evenwel niet tot een wijziging van de bevindingen hieromtrent, aangezien zij de tekortkomingen niet weerlegden, maar algemene toelichtingen verstrekten over het feit dat slechts één privépersoon zeggenschap had over de hele groep en de ondernemingen in de groep zich ingevolge het integratieproces van de ondernemingen in een overgangsfase bevonden. |
(25) |
Net voordat de controlebezoeken in verband met dumping zouden plaatsvinden, heeft de Commissie een aantal argumenten ontvangen, die in één geval waren gestaafd met documentatie over twee producenten-exporteurs in de VRC aan wie aanvankelijk BMO zou worden toegekend. Deze argumenten werden tijdens de controlebezoeken in verband met dumping onderzocht. |
(26) |
Met betrekking tot de eerste producent-exporteur werd specifiek geargumenteerd dat deze in zijn BMO-aanvraagformulier en tijdens het BMO-controlebezoek vervalste statuten had overgelegd. Kopieën van de naar verluidt echte statuten en de overeenkomstige joint-ventureovereenkomst tussen de aandeelhouders van de onderneming werden aan de Commissie overgelegd. Tijdens het controlebezoek in verband met dumping heeft de producent-exporteur een eensluidend afschrift van zijn bij de plaatselijke autoriteiten geregistreerde statuten verstrekt; het ging daarbij om hetzelfde niet gedateerde document dat de onderneming in haar BMO-aanvraagformulier en tijdens het BMO-controlebezoek had overgelegd. |
(27) |
Uit de vergelijking van dit document met het document dat, zoals beschreven in de overwegingen 25 en 26, aan de Commissie is overgelegd, is gebleken dat de data verschillen, alsook de betrokken partijen en sommige bepalingen inzake beperkingen wat het inhuren van arbeidskrachten betreft. Voorts werden tussen de joint-ventureovereenkomst die samen met het BMO-aanvraagformulier van de onderneming werd ingediend en die welke de Commissie heeft ontvangen verschillen vastgesteld wat de beperkingen van de verkoop betreft. |
(28) |
De Commissie heeft deze producent-exporteur een brief gestuurd waarin hij erop werd gewezen dat deze informatie aanleiding kon geven tot de toepassing van artikel 18 van de basisverordening en waarin hij werd verzocht nadere toelichtingen te verstrekken. Het antwoord van de producent-exporteur bevatte onvoldoende verklaringen voor de verschillen om de twijfels weg te nemen over de echtheid van de aanvankelijk verstrekte documenten en informatie die de producent-exporteur in zijn BMO-aanvraagformulier heeft verstrekt. |
(29) |
Met betrekking tot de tweede producent-exporteur werd specifiek geargumenteerd dat de gecontroleerde rekeningen vervalst waren. Dit argument werd ter plaatse gecontroleerd en er werden discrepanties vastgesteld met de saldi die van de niet gecontroleerde rekeningen van 2006 waren overgedragen naar de eerste gecontroleerde jaarrekening van 2007. Bovendien zijn voor 2007 en 2008 in de boekhouding van de onderneming geen auditkosten of -betalingen opgenomen. |
(30) |
De Commissie heeft ook aan deze producent-exporteur een brief gestuurd waarin hij over de ter plaatse vastgestelde discrepanties werd ingelicht en werd verzocht toelichtingen te verstrekken. Hij werd er ook op gewezen dat deze nieuwe bevindingen aanleiding konden geven tot de toepassing van artikel 18 van de basisverordening. Het antwoord van de producent-exporteur bevatte geen extra informatie die de twijfels omtrent de accuraatheid en volledigheid van de cijfers in zijn jaarrekening konden opheffen. Wel in tegendeel: de producent-exporteur gaf in zijn antwoord toe dat er twee boekhoudingen met verschillende cijfers voor 2006 bestonden en dat zijn rekeningen voor 2007 en 2008 fouten bevatten die de auditor niet had gemeld. |
(31) |
Op grond van de hierboven vermelde nieuwe bevindingen heeft de Commissie geoordeeld dat de eerste producent-exporteur tijdens het onderzoek misleidende informatie had verstrekt. Op basis daarvan is beslist artikel 18 van de basisverordening toe te passen en het oorspronkelijke voorstel om BMO toe te kennen, te herroepen. |
(32) |
Voor de tweede producent-exporteur is beslist BMO te weigeren omdat hij niet aan het tweede criterium van de BMO-evaluatie voldeed. |
3. Individuele behandeling („IB”)
(33) |
Op grond van artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening moet voor landen waarop die bepaling van toepassing is, een voor het gehele land geldend recht worden vastgesteld, maar kunnen ondernemingen die kunnen aantonen dat zij aan de criteria van artikel 9, lid 5, van de basisverordening voldoen, daarvan worden uitgezonderd. Gemakshalve worden deze criteria hieronder in het kort weergegeven:
|
(34) |
De drie in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs die om BMO hebben verzocht, verzochten eveneens om IB voor het geval hen geen BMO zou worden toegekend. Op grond van de bovenstaande bevindingen is artikel 18 van de basisverordening toegepast op de eerste producent-exporteur, en is bijgevolg IB geweigerd. De tweede producent-exporteur bleek aan de voorwaarden van artikel 9, lid 5, van de basisverordening te voldoen en aan hem kon dus IB worden toegekend. |
(35) |
Voor de derde producent-exporteur (de groep van ondernemingen) die niet aan de criteria voor BMO bleek te voldoen, heeft de Commissie beslist IB toe te kennen, aangezien de onderneming aan de criteria van artikel 9, lid 5, van de basisverordening bleek te voldoen. |
(36) |
Op grond van de beschikbare informatie is voorlopig geconcludeerd dat de volgende twee producenten-exporteurs in de VRC, die in de steekproef zijn opgenomen, voldoen aan alle criteria voor IB van artikel 9, lid 5, van de basisverordening:
|
4. Individueel onderzoek
(37) |
De niet in de steekproef opgenomen groep van verbonden ondernemingen die om een individueel onderzoek heeft verzocht, heeft ook om BMO of IB verzocht indien uit het onderzoek zou blijken dat hij niet aan de criteria voor BMO voldoet, en heeft binnen de vastgestelde termijn het BMO-aanvraagformulier beantwoord. |
(38) |
De informatie die de onderneming die om een individueel onderzoek had verzocht in het BMO-aanvraagformulier heeft verstrekt, is niet gecontroleerd. Deze informatie zal later worden onderzocht. |
5. Normale waarde
a) Keuze van het referentieland
(39) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening moet de normale waarde voor producenten-exporteurs aan wie geen BMO werd toegekend, worden vastgesteld op grond van de binnenlandse prijzen of een berekende normale waarde in een referentieland. |
(40) |
In het bericht van inleiding had de Commissie haar voornemen bekendgemaakt om de Verenigde Staten van Amerika als referentieland te kiezen voor het vaststellen van de normale waarde voor de VRC; belanghebbenden konden over deze keuze opmerkingen maken. |
(41) |
Vier medewerkende producenten-exporteurs hebben verklaard dat de VS geen geschikt referentieland zou zijn omdat de glasvezelgarens — de belangrijkste grondstof voor de vervaardiging van het betrokken product — die in de VS worden gebruikt van een andere, duurdere glassoort zijn dan het soort dat de Chinese producenten-exporteurs gebruiken. Zij hebben ook voorgesteld Turkije en Thailand als referentielanden te gebruiken omdat de producenten van het betrokken product in deze twee landen hetzelfde soort glasvezelgarens gebruiken als de Chinese producenten-exporteurs. |
(42) |
De Commissie heeft onderzocht of andere landen als referentieland een redelijke keuze zouden zijn, en heeft vragenlijsten toegestuurd aan de producenten van het betrokken product in Canada, Kroatië, Turkije en Thailand. Slechts één van de producenten van het betrokken product in de VS en de enige producent in Canada hebben de vragenlijsten beantwoord. |
(43) |
Zowel de Canadese markt als de markt van de VS zijn onderzocht om te bepalen of zij een geschikt referentieland zouden zijn. Hoewel er in Canada slechts één producent van het betrokken product is, is vastgesteld dat dit land een open markt heeft zonder invoerrechten en dat de concurrentie op de markt wordt gegarandeerd door een aanzienlijke invoer van het betrokken product uit verschillende derde landen. Bovendien is vastgesteld dat de Canadese producent alle soorten van het betrokken product vervaardigt, dit in tegenstelling tot de producent in de VS, die maar één soort van het betrokken product vervaardigt, waardoor voor elke soort van het betrokken product een normale waarde kan worden berekend. Uit het onderzoek is gebleken dat Canada voor de vaststelling van de normale waarde voorlopig als een geschikt referentieland kan worden beschouwd. |
(44) |
De gegevens die in het antwoord van de medewerkende Canadese producent werden geleverd, werden ter plaatse gecontroleerd en betrouwbaar bevonden om er een normale waarde op te baseren. |
(45) |
Daarom wordt voorlopig geconcludeerd dat Canada een geschikt en redelijk referentieland is overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening. |
b) Vaststelling van de normale waarde
(46) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening werd de normale waarde vastgesteld aan de hand van de gecontroleerde gegevens van de producent in het referentieland, zoals hieronder uiteengezet. |
(47) |
De omvang van de binnenlandse verkoop van de Canadese producent van het soortgelijke product werd representatief geacht in vergelijking met de omvang van de uitvoer naar de Unie van het soortgelijke product door de medewerkende producenten-exporteurs. |
(48) |
In het onderzoektijdvak bleek de verkoop aan niet-verbonden afnemers op de binnenlandse markt voor alle soorten van het soortgelijke product die door de Canadese producent werden vervaardigd, in het kader van normale handelstransacties te hebben plaatsgevonden. Wegens de kwaliteitsverschillen tussen het in Canada vervaardigde en verkochte soortgelijke product en het betrokken product uit de VRC werd het passender geacht de normale waarde door berekening vast te stellen om met die verschillen rekening te kunnen houden en een eerlijke vergelijking te garanderen zoals beschreven in overweging 52. |
(49) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 6, onder c), van de basisverordening zijn de bedragen van de VAA-kosten en de winst vastgesteld op basis van de gegevens van de Canadese producent. |
c) Uitvoerprijzen voor de producenten-exporteurs aan wie IB werd toegekend
(50) |
Aangezien twee van de in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs aan wie IB werd toegekend rechtstreeks uitvoerden naar onafhankelijke afnemers in de Unie, werden de uitvoerprijzen overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening gebaseerd op de werkelijk betaalde of te betalen prijs voor het betrokken product. |
d) Vergelijking
(51) |
De normale waarde en de uitvoerprijs werden vergeleken op basis van de prijs af fabriek. |
(52) |
Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs te kunnen maken, werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening correcties toegepast om rekening te houden met verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. De normale waarde werd gecorrigeerd voor verschillen in kwaliteit van inputs zoals chemische stoffen, coating en grondstoffen (de voor de garens gebruikte glassoort). Waar nodig werden nog andere correcties toegepast voor indirecte belastingen, vervoer over zee, verzekering, lading, overlading, lossing en aanverwante kosten, verpakking, krediet, bankkosten en commissies in alle gevallen waarin deze redelijk en accuraat werden bevonden en met gecontroleerd bewijsmateriaal werden gestaafd. |
6. Dumpingmarges
a) Voor de in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs aan wie IB werd toegekend
(53) |
Op grond van artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening werden de dumpingmarges voor de twee in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs aan wie IB werd toegekend vastgesteld door vergelijking van een gewogen gemiddelde normale waarde voor het referentieland met voor elke onderneming de gewogen gemiddelde prijs van het betrokken product bij uitvoer naar de Unie, zoals hierboven vastgesteld. |
(54) |
Op grond hiervan bedragen de voorlopige dumpingmarges, in procenten van de cif-prijs grens Unie, vóór inklaring:
|
b) Voor alle andere producenten-exporteurs
(55) |
De dumpingmarge voor medewerkende producenten-exporteurs in de VRC die niet in de steekproef waren opgenomen, werd overeenkomstig artikel 9, lid 6, van de basisverordening berekend als een gemiddelde van de twee in de steekproef opgenomen producenten aan wie IB was toegekend. |
(56) |
Voor de berekening van de dumpingmarge voor het hele land, die voor alle andere niet-medewerkende producenten-exporteurs in de VRC geldt, alsook voor de in de steekproef opgenomen producent-exporteur op wie artikel 18 van de basisverordening is toegepast, is eerst het niveau van samenwerking vastgesteld door het door de medewerkende producenten-exporteurs gemelde volume van de uitvoer naar de Unie te vergelijken met dat in de Eurostat-statistieken. |
(57) |
Gezien de hoge mate van medewerking aan het onderzoek — de medewerkende ondernemingen namen ongeveer 86 % van alle invoer uit de VRC tijdens het OT voor hun rekening — werd de dumpingmarge voor het hele land vastgesteld door de hoogste marge te gebruiken die werd geconstateerd voor de twee producenten-exporteurs aan wie IB was toegekend. |
(58) |
De voorlopige gewogen gemiddelde dumpingmarge van de steekproef en het niveau van dumping voor het hele land, uitgedrukt in procenten van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring, zijn als volgt:
|
D. SCHADE
1. Productie in de Unie
(59) |
Gedurende het OT werd het soortgelijke product vervaardigd door 19 producenten in de Unie. Deze producenten maken de totale productie van de bedrijfstak van de Unie uit in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening. Aangezien van alle 19 producenten die de klacht steunden informatie is verzameld of beschikbaar was, worden die producenten hierna „de bedrijfstak van de Unie” genoemd. |
(60) |
Zoals vermeld in overweging 7, hebben twaalf producenten in de Unie de verlangde informatie verstrekt en ermee ingestemd in de steekproef te worden opgenomen. Er is een steekproef van vier producenten samengesteld, die ongeveer 70 % van de totale geschatte productie in de Unie vertegenwoordigt. |
2. Verbruik in de Unie
(61) |
De berekening van het verbruik in de Unie is gebaseerd op cijfers in de klacht, aangevuld met gecontroleerde cijfers van producenten en importeurs die aan het onderzoek hebben meegewerkt. Het verbruik in de Unie werd bijgevolg vastgesteld op basis van het verkoopvolume in de Unie van het door de bedrijfstak van de Unie vervaardigde soortgelijke product en van het invoervolume van het betrokken product uit de VRC en uit derde landen. |
(62) |
Het aldus berekende verbruik in de Unie ontwikkelde zich als volgt:
|
(63) |
Het verbruik van het betrokken en soortgelijke product in de Unie is tijdens de beoordelingsperiode met 12 % gestegen. Het verbruik nam tussen 2006 en 2008 met 26 % toe en nam vervolgens tussen 2008 en 2009 met 17 % af. Tijdens het OT steeg het verbruik opnieuw licht. De tijdelijke daling van het verbruik in 2009 kan aan een neergang in de bouwsector toe te schrijven zijn. |
3. Invoer uit het betrokken land
a) Volume, prijs en marktaandeel van de invoer met dumping uit het betrokken land
(64) |
Het volume van de invoer van het betrokken product uit de VRC steeg in de beoordelingsperiode met 48 %. Het volgde de trend van het verbruik en de neergang in de bouwsector en daalde bijgevolg licht in 2009. Voor deze invoer tekent zich op lange termijn evenwel duidelijk een opwaartse trend af, en het volume van de invoer steeg veel sterker dan dat van het verbruik in de Unie.
|
(65) |
De stijging van de hoeveelheden van het betrokken product die uit de VRC werden ingevoerd ging gepaard met een daling van de gemiddelde invoerprijs met 12 % tussen 2006 en het eind van het OT.
|
(66) |
Het marktaandeel van de invoer uit het betrokken land steeg in de beoordelingsperiode met 32 %, wat in dit geval een toename met bijna 13 procentpunten betekent. In het OT nam de invoer uit het betrokken land een marktaandeel van 51 % voor zijn rekening.
|
b) Gevolgen van de invoer met dumping op de prijzen
(67) |
Voor een analyse van de prijsonderbieding werden de gemiddelde invoerprijzen van de medewerkende Chinese producenten-exporteurs vergeleken met de gemiddelde prijzen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in het OT. De prijzen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie werden gecorrigeerd tot het niveau van de nettoprijzen af fabriek en werden vergeleken met de cif-invoerprijzen, die werden gecorrigeerd voor het invoerrecht en de kosten na invoer. Aangezien er kwaliteitsverschillen waren tussen het betrokken product dat uit de VRC werd ingevoerd en het soortgelijke product dat door de bedrijfstak van de Unie werd geproduceerd, werd op de Chinese invoerprijzen ook een extra kwaliteitsaanpassingscorrectie toegepast. Deze correctie compenseert verschillen in parameters zoals machinerichting en dwarsrichting, alsook treksterkte en rek, die in het productcontrolenummer niet volledig waren gedefinieerd. |
(68) |
Rekening houdend met de kwaliteitscorrectie bedroeg de vastgestelde gewogen gemiddelde prijsonderbiedingsmarge, uitgedrukt in procenten van de prijzen van de bedrijfstak van de Unie, tijdens het OT tussen 29,5 en 30,2 %. |
4. Situatie van de bedrijfstak van de Unie
a) Opmerkingen vooraf
(69) |
Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening onderzocht de Commissie alle relevante economische factoren en indicatoren die op de situatie van de bedrijfstak van de Unie van invloed waren. |
(70) |
Zoals vermeld in overweging 7 heeft de Commissie een steekproef samengesteld met de vier grootste producenten in de Unie wat de verkoop en de productie betreft. |
(71) |
De indicatoren die naar macro-economische gegevens verwijzen, zoals productie, capaciteit, verkoopvolume, marktaandeel, enz., betreffen de hele bedrijfstak van de Unie (de onderstaande tabellen verwijzen naar macrogegevens als bron). De overige indicatoren zijn gebaseerd op gecontroleerde gegevens van de in de steekproef opgenomen producenten. Deze indicatoren worden microgegevens genoemd. |
(72) |
Tijdens het onderzoek is vastgesteld dat een deel van verkoop van de bedrijfstak van de Unie via verbonden ondernemingen verliep. De ondernemingen argumenteerden dat deze transacties als niet-verbonden verkopen moesten worden behandeld omdat de betrekkingen tussen de ondernemingen volgens hen niet direct waren en de verkopen tegen marktvoorwaarden plaatsvonden. Niettemin wordt voorlopig beslist deze transacties van de berekeningen inzake de schademarge en van de schade-indicatoren uit te sluiten, aangezien de Commissie deze specifieke verkopen verder zal analyseren. Een uitzondering is gemaakt voor de verbonden verkopen tussen twee van de in de steekproef opgenomen ondernemingen voor wie het wederverkoopmechanisme werd uitgelegd en kon worden gecontroleerd. |
b) Schade-indicatoren
Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad
|
2006 |
2007 |
2008 |
2009 |
OT |
Productie (in m2) |
382 225 680 |
428 658 047 |
457 433 396 |
374 603 756 |
367 613 247 |
Index 2006 = 100 |
100 |
112 |
120 |
98 |
96 |
Capaciteit (in m2) |
496 396 987 |
510 307 199 |
579 029 615 |
527 610 924 |
548 676 487 |
Index 2006 = 100 |
100 |
103 |
117 |
106 |
111 |
Bezettingsgraad |
77 % |
84 % |
79 % |
71 % |
67 % |
Bron: macrogegevens. |
(73) |
In de beoordelingsperiode daalde het productievolume van de bedrijfstak van de Unie met 4 %. Algemeen genomen volgde de productie-output de trend in het verbruik: een stijging in 2006-2008, gevolgd door een sterke daling in 2009 en opnieuw een lichte daling in het OT. In tegenstelling tot het verbruik herstelde de productie van de bedrijfstak van de Unie zich dus niet tijdens het OT, maar bleef die eerder dalen. |
(74) |
De bezettingsgraad van de bedrijfstak van de Unie daalde in de beoordelingsperiode met 10 procentpunten van 77 % in 2006 tot 67 % in het OT. Dat kan echter gedeeltelijk worden toegeschreven aan het feit dat de capaciteit zelf licht steeg ingevolge de investeringen van de producenten in de Unie. Voorraden
|
(75) |
De voorraden van de bedrijfstak van de Unie zijn in de beoordelingsperiode bijna verdriedubbeld. Deze trend valt samen met de dalende verkoop- en productievolumes. Uitgedrukt in verhouding tot het productievolume zijn de voorraden in het OT gestegen van minder dan 4 % in 2006 tot meer dan 11 % in het OT. Omvang van de verkoop en marktaandeel
|
(76) |
Het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie is in de beoordelingsperiode met 11 % gedaald, wat een verlies aan marktaandeel van 12 procentpunten (van 58 % tot 46 %) van het totale verbruik in de Unie tot gevolg had. |
(77) |
Verkoopprijzen
|
(78) |
De gemiddelde verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden partijen in de Unie is in de beoordelingsperiode met 3 % gedaald. De bedrijfstak van de Unie heeft zijn verkoopprijzen niet aanzienlijk verlaagd om met de invoer met dumping te kunnen concurreren. Dat heeft evenwel bijgedragen tot het verlies van een aanzienlijk marktaandeel gedurende de hele beoordelingsperiode. Winstgevendheid
Investeringen, rendement van investeringen, kasstroom en vermogen om kapitaal aan te trekken
|
(79) |
Zoals uitgelegd in overweging 68 oefende de invoer uit de VRC in de beoordelingsperiode aanzienlijke prijsdruk uit op de markt van de Unie. De bedrijfstak van de Unie slaagde er niettemin in om tussen 2006 en 2007 haar goede financiële gezondheid te bewaren, met een winstgevendheid die steeg van 6 % tot 18 %. De winstgevendheid begon vervolgens weer te dalen en bedroeg 12 % in het OT. Andere financiële indicatoren, zoals rendement van activa en kasstroom, bleven eveneens positief. De bedrijfstak van de Unie ging met andere woorden geen agressieve prijsconcurrentie met de invoer uit de VRC aan, maar verkoos een herstructureringsproces aan te vatten en in nieuwe productietechnologieën te investeren om de kwaliteit van zijn product te verbeteren en de productiekosten op lange termijn te verminderen. Dat had evenwel een daling van het verkoopvolume en een verlies van marktaandeel aan de Chinese concurrenten tot gevolg. Er zij op gewezen dat voor de winstberekening hierboven geen rekening werd gehouden met de buitengewone herstructureringskosten die bepaalde in de steekproef opgenomen producenten hebben gemeld. Indien deze kosten zouden worden meegerekend, zou de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk lager liggen. Dat zou de andere hierboven vermelde financiële indicatoren ook negatief beïnvloeden. |
(80) |
In de beoordelingsperiode kon de bedrijfstak van de Unie nog een hoog investeringsniveau aanhouden met het oog op een vermindering van de productiekosten en de ontwikkeling van een doeltreffender productiemethode. In het OT zijn de investeringen in vergelijking met 2006 meer dan verdriedubbeld. |
(81) |
In de beoordelingsperiode beschouwde de bedrijfstak van de Unie het vermogen om kapitaal aan te trekken niet als een probleem. |
(82) |
Werkgelegenheid, productiviteit en lonen
|
(83) |
Het aantal werknemers van de bedrijfstak van de Unie dat bij het soortgelijke product betrokken was, daalde in de beoordelingsperiode aanzienlijk, namelijk met 21 %. Ondanks de hoge lonen zijn ook de gemiddelde loonkosten per werknemer in de bedrijfstak van de Unie vanaf 2008 gedaald. De productiviteit, uitgedrukt als de productie per werknemer, is in de beoordelingsperiode dan ook gestegen. |
c) Hoogte van de dumpingmarge
(84) |
Gezien het volume en de prijzen van de invoer met dumping uit het betrokken land kan de invloed van de werkelijke dumpingmarge op de markt van de Unie in het OT niet als verwaarloosbaar worden beschouwd. |
5. Conclusie inzake schade
(85) |
Zoals duidelijk blijkt uit de bovenstaande schadeanalyse verloor de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode aan verkoop- en productievolume, bezettingsgraad, marktaandeel en aantal werknemers; het aantal werknemers daalde na herstructureringsinspanningen van de bedrijfstak aanzienlijk, namelijk met 21 %. De bedrijfstak van de Unie kon dan ook niet profiteren van de groei van de markt, die de invoer uit de VRC volledig voor zijn rekening nam. De stijging van het invoervolume met 48 % in de beoordelingsperiode lag inderdaad veel hoger dan de stijging met 12 % van het verbruik in de Unie. |
(86) |
Wanneer de aanzienlijke onderbieding van de prijzen van de bedrijfstak van de Unie door de Chinese invoer met dumping wordt voortgezet, zal dat nadelige gevolgen blijven hebben voor het verkoopvolume, en onvermijdelijk ook voor de financiële en economische situatie van de bedrijfstak van de Unie. Verwacht wordt dat de winstgevendheid en andere financiële indicatoren van de Europese ondernemingen op middellange termijn slechter zullen worden. |
(87) |
Rekening houdend met het bovenstaande wordt voorlopig vastgesteld dat de bedrijfstak van de Unie schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening. |
E. OORZAKELIJK VERBAND
1. Inleiding
(88) |
Overeenkomstig artikel 3, leden 6 en 7, van de basisverordening is de Commissie nagegaan of de invoer met dumping uit het betrokken land de bedrijfstak van de Unie zodanige schade had berokkend dat deze aanmerkelijk kan worden genoemd. Andere bekende factoren dan de invoer met dumping waardoor de bedrijfstak van de Unie tezelfdertijd schade kon hebben geleden, werden ook onderzocht om te voorkomen dat mogelijke schade door deze andere factoren aan de invoer met dumping werd toegeschreven. |
2. Gevolgen van de invoer met dumping
(89) |
In de beoordelingsperiode is het volume van de invoer met dumping van het betrokken product uit de VRC met bijna 50 % gestegen en veroverde het in de Unie een aanzienlijk marktaandeel. Tegelijkertijd kende de bedrijfstak van de Unie — de andere speler van belang op de markt van de Unie aangezien de invoer uit andere landen verwaarloosbaar is — een directe en vergelijkbare achteruitgang van zijn economische situatie. |
(90) |
De permanente stijging van het volume van de invoer met dumping ging gepaard met een aanzienlijke onderbieding van de prijzen van de bedrijfstak van de Unie. Volgens de invoerstatistieken van Eurostat lag de gemiddelde prijs van de invoer uit de VRC in de beoordelingsperiode ongeveer 50 % lager dan de gemiddelde prijs van de bedrijfstak van de Unie. Zelfs na correcties voor kwaliteitsverschillen bedroegen de onderbiedingsmarges van de Chinese producenten-exporteurs aan wie IB was toegekend volgens de berekeningen in het OT nog steeds ongeveer 35 %. Bijgevolg kan redelijkerwijs worden geconcludeerd dat het feit dat er in 2009 en in het OT enige prijsdruk was en vooral dat de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode veel marktaandeel heeft verloren, aan de invoer met dumping te wijten was. |
(91) |
Daar de sterke stijging van de invoer met dumping tegen prijzen die de prijzen van de bedrijfstak van de Unie onderboden, enerzijds, en de daling van het verkoop- en productievolume en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie, anderzijds, zich gelijktijdig voordeden, luidt de voorlopige conclusie dat de invoer met dumping de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade berokkent. |
3. Gevolgen van andere factoren
a) Uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie
|
2006 |
2007 |
2008 |
2009 |
OT |
Uitvoer (in m2) |
48 288 843 |
39 478 526 |
43 447 744 |
35 884 733 |
36 003 755 |
Index 2006 = 100 |
100 |
82 |
90 |
74 |
75 |
Bron: macrogegevens. |
(92) |
In de beoordelingsperiode is het volume van de uitvoer van de bedrijfstak van de Unie met 25 % gedaald, maar de uitvoer vertegenwoordigde gemiddeld maar om en bij de 8 % van de totale verkoop. De gedaalde uitvoer had dan ook maar beperkte gevolgen voor de totale prestaties van de bedrijfstak van de Unie. |
b) Invoer uit derde landen
(93) |
De invoer uit derde landen in de beoordelingsperiode was verwaarloosbaar en kon niet hebben bijgedragen tot de schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden. |
c) Gevolgen van de crisis in de bouwsector
(94) |
De gevolgen van de economische crisis in de bouwsector blijkt vanaf 2009 duidelijk uit de gegevens over het verbruik. De crisis had de bedrijfstak van de Unie en de Chinese exporteurs echter in dezelfde mate moeten treffen. Uit het schadeonderzoek is evenwel gebleken dat de Chinese invoer zelfs tijdens de crisis ten nadele van de bedrijfstak van de Unie aan marktaandeel bleef winnen. |
(95) |
Bovendien had de crisis maar gedurende een relatief korte periode bepaalde negatieve gevolgen voor de markt van de Unie, aangezien er reeds in het OT tekenen van herstel waren. |
(96) |
De gevolgen van de crisis verbraken dus niet het oorzakelijke verband tussen de invoer met dumping en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade. |
4. Conclusie inzake het oorzakelijk verband
(97) |
Op grond van het bovenstaande wordt voorlopig geconcludeerd dat de door de bedrijfstak van de Unie geleden aanmerkelijke schade door de desbetreffende invoer met dumping werd veroorzaakt. |
(98) |
Behalve de invoer met dumping zijn nog een aantal andere factoren onderzocht, maar geen van deze factoren kon de zware verliezen aan marktaandeel en productie- en verkoopvolume in de beoordelingsperiode en in het bijzonder in het OT verklaren. Deze verliezen van de bedrijfstak van de Unie vallen samen met de toename van de met dumping ingevoerde volumes van het betrokken product uit de VRC. |
(99) |
Gezien de bovenstaande analyse, waarbij de gevolgen van alle bekende factoren voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie werden onderscheiden van de schadelijke gevolgen van de invoer met dumping, luidt de voorlopige conclusie dat de bedrijfstak van de Unie door de invoer uit de VRC aanmerkelijke schade in de zin van artikel 3, lid 6, van de basisverordening heeft geleden. |
F. BELANG VAN DE UNIE
1. Algemene opmerkingen
(100) |
Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening is nagegaan of er ondanks de voorlopige conclusie inzake schadelijke dumping dwingende redenen waren die tot de conclusie zouden kunnen leiden dat het niet in het belang van de Unie is in dit bijzondere geval voorlopige antidumpingmaatregelen vast te stellen. Overeenkomstig artikel 21, lid 1, van de basisverordening werd op basis van al het overgelegde bewijsmateriaal dan ook onderzocht welke gevolgen het al dan niet instellen van maatregelen zou hebben voor alle bij deze procedure betrokken partijen. |
2. Belang van de bedrijfstak van de Unie
(101) |
De schadeanalyse heeft duidelijk aangetoond dat de bedrijfstak van de Unie door de invoer met dumping schade heeft geleden. Door de verhoogde aanwezigheid van invoer met dumping in de afgelopen jaren daalde de verkoop van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie en verloor hij veel marktaandeel. |
(102) |
Uit het onderzoek is gebleken dat een toename van het marktaandeel van de invoer met dumping uit het betrokken land rechtstreeks ten koste van de bedrijfstak van de Unie is gegaan. Het betrokken product is belangrijk voor de omzet van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, aangezien het goed is voor tot 40 % van hun omzet. Indien geen maatregelen worden ingesteld, zal de situatie van de bedrijfstak van de Unie zeer waarschijnlijk verder verslechteren gezien de langdurige prijsdruk van de invoer met dumping uit de VRC op de markt van de Unie. Bovendien zouden de inspanningen van de bedrijfstak van de Unie om te herstructureren en de kwaliteit van zijn product te verbeteren volledig worden ondermijnd. Het instellen van maatregelen zal de invoerprijs weer op een geen schade veroorzakend niveau brengen, zodat de bedrijfstak van de Unie op eerlijke handelsvoorwaarden kan concurreren. |
(103) |
Daarom wordt voorlopig geconcludeerd dat de instelling van antidumpingmaatregelen duidelijk in het belang van de bedrijfstak van de Unie zou zijn. |
3. Belang van de importeurs
(104) |
De waarschijnlijke gevolgen van maatregelen voor importeurs zijn overwogen overeenkomstig artikel 21, lid 2, van de basisverordening. Vier niet-verbonden importeurs, die samen goed waren voor 15 % van de invoer van het betrokken product uit de VRC in het OT, hebben aan het onderzoek meegewerkt. |
(105) |
Volgens ter plaatse gecontroleerde gegevens voor de grootste van de medewerkende importeurs zouden de maatregelen geen significante gevolgen hebben voor die onderneming omdat het betrokken product maar een klein deel van de omzet vertegenwoordigt. |
(106) |
De onderneming wees er echter op dat de totale productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Unie lager is dan de huidige vraag, die volgens die onderneming waarschijnlijk nog zou groeien. De onderneming wees er ook op dat het aantal leveranciers in derde landen beperkt is. Daarom verwacht zij dat de leveringen verstoord raken indien de rechten te hoog zijn. Gezien de aanzienlijke prijsonderbieding valt niet te verwachten dat het voorgestelde niveau van de maatregelen, dat rekening houdt met de kwaliteitsverschillen tussen het betrokken product dat uit de VRC wordt ingevoerd en het soortgelijke product dat door de bedrijfstak van de Unie wordt vervaardigd, een einde zal maken aan de invoer van het betrokken product uit de VRC in de Unie. |
4. Belang van de gebruikers en de consumenten
(107) |
Er werd een vragenlijst gestuurd naar 13 bekende gebruikers. Geen van hen heeft echter de vragenlijst beantwoord of beslist aan de procedure mee te werken. De bekendmaking van het bericht van inleiding van deze procedure leidde evenmin tot opmerkingen van consumentenorganisaties. |
(108) |
Bij gebrek aan informatie over het aandeel van het betrokken product in de productiekosten van de downstreamproducten of over het aandeel van de verkoop van downstreamproducten in verhouding tot de totale omzet van de gebruikers, kan het effect van de maatregelen op deze ondernemingen in dit stadium van het onderzoek niet worden geëvalueerd. Het gebrek aan samenwerking kan evenwel worden gezien als een aanwijzing dat de gevolgen voor de gebruikers vrij beperkt zijn. |
5. Conclusie inzake het belang van de Unie
(109) |
Gezien deze overwegingen luidt de voorlopige conclusie dat er, op grond van de informatie over het belang van de Unie, over het geheel genomen geen dwingende redenen zijn die tegen de instelling van voorlopige maatregelen op de invoer met dumping van het betrokken product uit de VRC pleiten. |
G. VOORSTEL VOOR VOORLOPIGE ANTIDUMPINGMAATREGELEN
(110) |
Gezien de bovenstaande conclusies inzake dumping, de daardoor veroorzaakte schade, het oorzakelijk verband en het belang van de Unie moeten voorlopige antidumpingmaatregelen betreffende de invoer van het betrokken product uit de VRC worden ingesteld om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Unie nog meer schade lijdt door de invoer met dumping. |
1. Schademarge
(111) |
De voorlopige antidumpingmaatregelen moeten hoog genoeg zijn om te voorkomen dat de invoer met dumping nog schade aan de bedrijfstak van de Unie toebrengt, maar mogen het niveau van de vastgestelde dumpingmarges niet overschrijden. |
(112) |
Bij de berekening van de hoogte van het recht dat nodig is om de gevolgen van de schade veroorzakende dumping te neutraliseren, werd geoordeeld dat de maatregelen de bedrijfstak van de Unie in staat moeten stellen zijn kosten te dekken en een winst voor belastingen te maken die in normale concurrentieomstandigheden, d.w.z. zonder invoer met dumping, redelijkerwijze kan worden gemaakt. Voor deze berekening werd gebruikgemaakt van een winstmarge voor belastingen van 12 % van de omzet. Dat was de gemiddelde winstmarge die de bedrijfstak van de Unie in 2006-2007 heeft gehaald. Aangezien de winstgevendheid van het betrokken product negatief beïnvloed werd door de invoer met dumping, is dit duidelijk een voorzichtige en niet overdreven winstmarge. Op basis van het bovenstaande werd voor de bedrijfstak van de Unie een prijs van het soortgelijke product berekend die geen schade veroorzaakt. Aangezien de nagestreefde winstmarge gelijk is aan de werkelijke winstmarge van de bedrijfstak van de Unie in het OT, werd de gewogen gemiddelde prijs af fabriek als referentie genomen. |
(113) |
Vervolgens werd voor elk van de medewerkende Chinese producenten-exporteurs aan wie IB was toegekend de noodzakelijke prijsstijging vastgesteld door de gewogen gemiddelde invoerprijs van die onderneming, zoals vastgesteld voor de berekening van de prijsonderbieding, te vergelijken met de gemiddelde geen schade veroorzakende prijs van de door de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie verkochte producten. Het verschil dat uit deze vergelijking naar voren kwam, werd vervolgens uitgedrukt in een percentage van de gemiddelde cif-waarde van de invoer. |
(114) |
Op grond hiervan bedragen de voorlopige schademarges, in procenten van de cif-prijs grens Unie, vóór inklaring:
|
(115) |
Net als bij de methode die voor de berekening van de dumpingmarge wordt gebruikt, werd de schademarge voor medewerkende producenten-exporteurs in de VRC die niet in de steekproef waren opgenomen, berekend als een gewogen gemiddelde van de twee in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs aan wie IB was toegekend. |
(116) |
Volgens de methode voor de berekening van de dumpingmarge is de schademarge voor het hele land, die van toepassing is op alle andere niet-medewerkende producenten-exporteurs in de VRC en op de in de steekproef opgenomen producent-exporteur op wie artikel 18 werd toegepast, vastgesteld door de hoogste marge te gebruiken die werd geconstateerd voor de twee producenten-exporteurs aan wie IB was toegekend. |
(117) |
De voorlopige gewogen gemiddelde schademarge van de steekproef en het niveau van de schademarge voor het hele land, uitgedrukt in procenten van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring, zijn als volgt:
|
2. Voorlopige maatregelen
(118) |
In het licht van het voorgaande en overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening wordt geoordeeld dat op de invoer van oorsprong uit de VRC voorlopige antidumpingmaatregelen moeten worden ingesteld die gelijk zijn aan de dumpingmarge, of aan de schademarge indien deze lager is. |
(119) |
De bij deze verordening voor bepaalde ondernemingen vastgestelde individuele antidumpingrechten zijn gebaseerd op de bevindingen van dit onderzoek. Zij weerspiegelen daarom de situatie die bij dit onderzoek voor die ondernemingen werd geconstateerd. Deze rechten (in tegenstelling tot het voor het gehele land geldende recht dat van toepassing is op „alle andere ondernemingen”) gelden dus uitsluitend voor producten van oorsprong uit de Volksrepubliek China die vervaardigd zijn door de specifiek vermelde juridische entiteiten. De rechten zijn niet van toepassing op ingevoerde producten die zijn vervaardigd door andere, niet specifiek in het dispositief van deze verordening genoemde ondernemingen, ook al gaat het hierbij om entiteiten die verbonden zijn met de specifiek genoemde ondernemingen; op die producten is het recht van toepassing dat geldt voor „alle andere ondernemingen”. |
(120) |
Verzoeken in verband met de toepassing van deze specifiek voor bepaalde ondernemingen geldende antidumpingrechten (bv. na een naamswijziging van een bedrijf of na de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen) dienen onverwijld aan de Commissie (3) te worden gericht, onder opgave van alle relevante gegevens, met name indien de naamswijziging of de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen verband houdt met wijzigingen in de activiteiten van de onderneming op het gebied van productie en de verkoop in binnen- en buitenland. Indien het verzoek gerechtvaardigd is, zal de verordening dienovereenkomstig worden gewijzigd door bijwerking van de lijst van ondernemingen die voor een individueel recht in aanmerking komen. |
(121) |
Om een goede toepassing van het antidumpingrecht te garanderen, moet het residuele recht niet alleen gelden voor niet-medewerkende producenten-exporteurs, maar ook voor producenten die het betrokken product in het OT niet naar de Unie hebben uitgevoerd. |
(122) |
De dumping- en schademarges en de voorlopige antidumpingrechten worden als volgt vastgesteld:
|
H. MEDEDELING VAN FEITEN EN OVERWEGINGEN
(123) |
Bovenstaande voorlopige bevindingen worden meegedeeld aan alle belanghebbenden, die de gelegenheid zullen krijgen hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te vragen te worden gehoord. Hun opmerkingen worden geanalyseerd en, wanneer dat gerechtvaardigd is, in aanmerking genomen vooraleer tot een definitieve vaststelling wordt overgegaan. Voorts dient te worden vermeld dat alle bevindingen betreffende de instelling van antidumpingrechten in het kader van deze verordening voorlopig zijn en bij de vaststelling van definitieve bevindingen kunnen worden herzien, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Er wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op open weefsels van glasvezels, met een celgrootte van meer dan 1,8 mm in zowel lengte als breedte en met een gewicht van meer dan 35 g/m2, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7019 40 00, ex 7019 51 00, ex 7019 59 00, ex 7019 90 91 en ex 7019 90 99 (Taric-codes 7019400011, 7019400021, 7019400050, 7019510010, 7019590010, 7019909110 en 7019909950) en van oorsprong uit de Volksrepubliek China.
2. De voorlopige antidumpingrechten, die van toepassing zijn op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van het in lid 1 omschreven product, vervaardigd door onderstaande ondernemingen, zijn als volgt:
Onderneming |
Recht ( %) |
Aanvullende Taric-code |
Yuyao Mingda Fiberglass Co. Ltd |
62,9 |
B006 |
Grand Composite Co. Ltd en haar verbonden onderneming Ningbo Grand Fiberglass Co. Ltd |
48,4 |
B007 |
In bijlage I vermelde ondernemingen |
57,7 |
B008 |
Alle andere ondernemingen |
62,9 |
B999 |
3. De individuele rechten voor de in lid 2 genoemde ondernemingen zijn uitsluitend van toepassing indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur, opgesteld conform de voorwaarden in bijlage II, wordt overgelegd. Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het recht dat voor alle andere ondernemingen geldt, toegepast.
4. Bij het in het vrije verkeer brengen in de Unie van het in lid 1 genoemde product wordt een zekerheid gesteld die gelijk is aan het bedrag van het voorlopige recht.
5. Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.
Artikel 2
1. Onverminderd artikel 20 van Verordening (EG) nr. 1225/2009 kunnen belanghebbenden binnen één maand na de inwerkingtreding van deze verordening verzoeken in kennis te worden gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan deze verordening werd vastgesteld, schriftelijk opmerkingen maken en vragen door de Commissie te worden gehoord.
2. Op grond van artikel 21, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 kunnen de betrokken partijen binnen een maand na de inwerkingtreding ervan opmerkingen indienen over de toepassing ervan.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 16 februari 2011.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.
(2) PB C 131 van 20.5.2010, blz. 6.
(3) Europese Commissie, Directoraat-generaal Handel, Directoraat H, 1049 Brussel, België.
BIJLAGE I
Niet in de steekproef opgenomen medewerkende Chinese producenten-exporteurs (aanvullende Taric-code B008)
— |
Jiangxi Dahua Fiberglass Group Co., Ltd |
— |
Lanxi Jialu Fiberglass Net Industry Co., Ltd |
— |
Cixi Oulong Fiberglass Co., Ltd |
— |
Yuyao Feitian Fiberglass Co. |
— |
Jiangsu Tianyu Fibre Co Ltd |
— |
Jia Xin Jinwei Fiber Glass Products Co., Ltd |
— |
Jiangsu Jiuding New Material Co., Ltd |
— |
Changshu Jiangnan Glass Fiber Co., Ltd. |
— |
Shandong Shenghao Fiber Glass Co., Ltd |
— |
Yuyao Yuanda Fiberglass Mesh Co., Ltd |
— |
Ningbo Kingsun Imp & Exp Co Ltd |
— |
Ningbo Integrated Plasticizing Co., Ltd |
— |
Nankang Luobian Glass Fibre Co., Ltd |
— |
Changshu Dongyu Insulated Compound Materials Co. Ltd |
BIJLAGE II
De in artikel 1, lid 3, bedoelde geldige handelsfactuur moet een verklaring, ondertekend door een daartoe bevoegde werknemer van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft, bevatten met de volgende gegevens:
1. |
de naam en functie van de bevoegde werknemer van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft; |
2. |
de volgende verklaring: „Ondergetekende verklaart dat de [hoeveelheid] open weefsels van glasvezels die naar de Europese Unie is uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in (betrokken land). Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is. Datum en handtekening” |