This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 31982R0273
Commission Regulation (EEC) No 273/82 of 4 February 1982 continuing the measures referred to in Regulation (EEC) No 1993/78 on technical assistance for the development of the use and consumption of milk products of Community origin outside the Community
Verordening (EEG) nr. 273/82 van de Commissie van 4 februari 1982 tot voortzetting van de acties op grond van Verordening (EEG) nr. 1993/78 die ten doel hebben het gebruik en verbruik buiten de Gemeenschap van communautaire zuivelprodukten via technische steun te bevorderen
Verordening (EEG) nr. 273/82 van de Commissie van 4 februari 1982 tot voortzetting van de acties op grond van Verordening (EEG) nr. 1993/78 die ten doel hebben het gebruik en verbruik buiten de Gemeenschap van communautaire zuivelprodukten via technische steun te bevorderen
PB L 28 van 5.2.1982, p. 21–23
(DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL)
No longer in force, Date of end of validity: 31/03/1984
Verordening (EEG) nr. 273/82 van de Commissie van 4 februari 1982 tot voortzetting van de acties op grond van Verordening (EEG) nr. 1993/78 die ten doel hebben het gebruik en verbruik buiten de Gemeenschap van communautaire zuivelprodukten via technische steun te bevorderen
Publicatieblad Nr. L 028 van 05/02/1982 blz. 0021 - 0023
***** VERORDENING (EEG) Nr. 273/82 VAN DE COMMISSIE van 4 februari 1982 tot voortzetting van de acties op grond van Verordening (EEG) nr. 1993/78 die ten doel hebben het gebruik en verbruik buiten de Gemeenschap van communautaire zuivelprodukten via technische steun te bevorderen DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, Gelet op Verordening (EEG) nr. 1079/77 van de Raad van 17 mei 1977 inzake een medeverantwoordelijkheidsheffing en maatregelen ter verruiming van de markten in de sector melk en zuivelprodukten (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 857/81 (2), en met name op artikel 4, Overwegende dat de acties inzake technische steun waarmee is begonnen op grond van Verordening (EEG) nr. 1993/78 van de Commissie van 18 augustus 1978 betreffende maatregelen die ten doel hebben het gebruik en het verbruik van zuivelprodukten van communautaire oorsprong buiten de Gemeenschap via technische en/of commerciële steun te bevorderen (3), en die met Verordening (EEG) nr. 2937/79 (4) zijn voortgezet, een doeltreffend middel zijn gebleken om de markten voor zuivelprodukten buiten de Gemeenschap te vergroten; dat het derhalve aanbeveling verdient deze acties op middellange termijn voort te zetten; Overwegende dat derhalve de organisaties of ondernemingen die over de vereiste kwalificaties en ervaring beschikken, opnieuw moeten worden verzocht gedetailleerde door hen uit te voeren programma's voor te stellen; Overwegende dat voor het overige de bepalingen van de vroegere verordeningen, met ianchtneming van de opgedane ervaring, grotendeels kunnen worden overgenomen; Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelprodukten, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 1. Overeenkomstig de in deze verordening vastgestelde bepalingen worden acties gesteund die ten doel hebben de afzet, het gebruik en het verbruik, buiten de Gemeenschap, van melk en zuivelprodukten van communautaire oorsprong via technische en/of commerciële steun te bevorderen, ten einde de handel van de Gemeenschap met de betrokken derde landen te vergroten. 2. De in lid 1 bedoelde acties mogen alleen betrekking hebben op technische bijstand voor de verbetering van afzetmogelijkheden, consumentenvoorlichting en reclame ten gunste van zuivelprodukten van communautaire oorsprong, zonder dat wordt gelet op de vorm van de handelsactiviteit. 3. De in lid 1 bedoelde acties mogen in geen geval betrekking hebben op directe of indirecte financiering van investeringen voor de oprichting, uitbreiding of vernieuwing van fabrieken of installaties voor de vervaardiging of verwerking van zuivelprodukten (levering van installaties of goederen, vergoeding van personeelskosten, enz.). Indien echter het bewijs wordt geleverd dat dergelijke investeringen op initiatief van de autoriteiten of belanghebbende ondernemingen van het betrokken derde land worden uitgevoerd, kan de inbreng van de voor dit doel benodigde technische kennis worden beschouwd als een actie in de zin van lid 1. 4. Acties die nadelig zouden kunnen zijn voor de reeds bestaande communautaire handel in zuivelprodukten met het betrokken land, worden niet in aanmerking genomen. 5. Voor de in de voorafgaande leden bedoelde acties wordt alleen steun verleend, indien met de uitvoering wordt begonnen na 31 maart 1982; de acties moeten uiterlijk op 31 maart 1984 volledig zijn uitgevoerd. 6. De in lid 5 vastgestelde termijn kan alsnog worden verlengd, indien de contractsluitende partij vóór het verstrijken van deze uitvoeringstermijn de Commissie daarom verzoekt en bewijst dat zij, wegens buitengewone omstandigheden waarvoor zij niet verantwoordelijk is, de oorspronkelijk vastgestelde termijn niet in acht kan nemen. Artikel 2 1. De in artikel 1, lid 1, bedoelde acties worden voorgesteld en uitgevoerd door in de Gemeenschap gevestigde organisaties of ondernemingen die: a) de nodige kwalificaties en ervaring bezitten voor de uitvoering van de voorgestelde acties; b) de nodige garanties bieden inzake: - de vrijwaring van de belangen van de reeds met de betrokken derde landen bestaande communautaire handel in zuivelprodukten, en - het ontbreken van directe of indirecte financiële investeringen in de zin van artikel 1, lid 3, eerste alinea, door de betrokken organisatie of onderneming. 2. De Gemeenschap financiert maximaal 75 % van de uitgaven voor acties in de zin van artikel 1, lid 2. Artikel 3 1. Betrokkenen als bedoeld in artikel 2, lid 1, worden verzocht gedetailleerde voorstellen voor de in artikel 1, lid 1, bedoelde acties in te dienen bij de door hun Lid-Staat aangewezen bevoegde instantie, hierna »interventiebureau" te noemen. 2. De voorstellen moeten vóór 1 april 1982 in het bezit zijn van het betrokken interventiebureau. 3. De andere bepalingen voor de indiening van de voorstellen zijn die welke door de interventiebureaus zijn bekendgemaakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen nr. C 54 van 13 maart 1981, bladzijde 7. 4. Binnen twintig werkdagen na afloop van de in lid 2 vastgestelde termijn moet het interventiebureau: a) de ontvangen voorstellen en eventuele aanvullingen daarop op hun formele en materiële aspecten onderzoeken, en b) de voorstellen aan de Commissie toezenden, vergezeld van een met redenen omkleed advies. Artikel 4 1. In de voorstellen moeten worden vermeld: a) de naam en het adres van de betrokkene; b) alle details over de voorgestelde acties, de termijn voor de uitvoering, de verwachte resultaten en de derden die eventueel bij de uitvoering betrokken zullen worden; c) de voor deze acties gevraagde nettoprijs uitgedrukt in de valuta van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan de betrokkene gevestigd is, met opgave van een specificatie per post en van het financieringsplan; d) de gewenste wijze van betaling van de communautaire bijdrage (artikel 7, lid 1, sub a) of b)); e) het meest recente verslag over de werkzaamheden van de betrokkene dat beschikbaar is. 2. Een voorstel is slechts geldig, indien: a) het wordt ingediend door een organisatie of onderneming die voldoet aan de voorwaarden van artikel 2, lid 1; b) het vergezeld gaat van een verbintenis van de betrokkene dat de bepalingen van deze verordening en van het in artikel 6 bedoelde bestek in acht zullen worden genomen. Artikel 5 1. Nadat de ingediende voorstellen door het Comité van beheer voor melk en zuivelprodukten zijn onderzocht overeenkomstig artikel 31 van Verordening (EEG) nr. 804/68, sluit de Commissie met de betrokkenen wier voorstel aanvaardbaar is geacht contracten voor de in artikel 1, lid 1, bedoelde acties. Voordat een contract wordt gesloten, kan de betrokkene worden verzocht zijn voorstel nader toe te lichten. 2. De betrokkenen worden door het interventiebureau zo spoedig mogelijk in kennis gesteld van de ten aanzien van hun voorstel genomen beslissing. Artikel 6 1. Indien een voorstel wordt aanvaard overeenkomstig artikel 5, stelt de Commissie ten minste in drievoud een bestek op, dat door de betrokkene wordt ondertekend. 2. Het bestek is een integrerend deel van het in artikel 5, lid 1, bedoelde contract en bevat: a) de in artikel 4, lid 1, bedoelde gegevens, of verwijst daarnaar, en b) eventueel bijkomende voorwaarden voortvloeiend uit de toepassing van artikel 5, lid 1, tweede alinea. 3. De Commissie zendt een exemplaar van het contract en van het bestek aan het interventiebureau, dat door middel van controles ter plaatse in de Gemeenschap toeziet op de uitvoering van het contract. Artikel 7 1. Het betrokken interventiebureau betaalt de betrokkene overeenkomstig de in zijn voorstel vermelde keuze: a) hetzij binnen zes weken na de dag van ondertekening van contract en bestek één enkel voorschot ten belope van 60 % van de overeengekomen bijdrage van de Gemeenschap; b) hetzij, met tussenpozen van vier maanden, vier gelijke voorschotten, elk ten belope van 20 % van de overeengekomen bijdragen van de Gemeenschap, waarbij het eerste voorschot wordt betaald binnen zes weken na de dag van ondertekening van contract en bestek. Tijdens de uitvoering van een contract kan het interventiebureau echter: - de uitbetaling van een voorschot opschorten indien het, met name bij de in artikel 6, lid 3, bedoelde controles, constateert dat er onregelmatigheden zijn gebeurd bij de uitvoering van de betrokken acties of dat er een aanzienlijk tijdsverschil is tussen de datum waarop het voorschot zou worden uitbetaald en de datum waarop de betrokkene de voorgenomen uitgaven daadwerkelijk zal doen; - in uitzonderingsgevallen de uitbetaling van een voorschot, na voorafgaande goedkeuring van de Commissie, op een behoorlijk met redenen omkleed verzoek van de betrokkene, vervroegen, wanneer de betrokkene een aanzienlijk deel van de uitgaven moet doen op een datum die veel vroeger valt dan de datum waarop de bijdrage van de Gemeenschap in deze uitgaven zou worden uitbetaald. 2. Een voorschot mag eerst worden uitbetaald, nadat bij het interventiebureau een waarborg is gesteld die gelijk is aan het voorschot, verhoogd met 10 %. 3. De waarborgen mogen slechts worden vrijgegeven en het saldo mag door het interventiebureau slchts worden uitbetaald indien: a) het interventiebureau heeft vastgesteld dat de betrokkene de in het contract en het bestek vastgestelde verplichtingen is nagekomen; b) het in artikel 8, lid 1, bedoelde verslag bij de Commissie en het interventiebureau is ingediend en het interventiebureau de in dat verslag vermelde gegevens heeft geverifieerd. Op een behoorlijk met redenen omkleed verzoek van de betrokkene kan het saldo echter na uitvoering van de actie en na indiening van het in artikel 8 bedoelde verslag worden uitbetaald, mits waarborgen zijn gesteld ter dekking van de totale bijdrage van de Gemeenschap, verhoogd met 10 %; c) het interventiebureau heeft geconstateerd dat de betrokkene of een in het contract genoemde derde zijn eigen bijdrage voor de vastgestelde doeleinden heeft uitgegeven. 4. Indien niet aan de in lid 3 bedoelde voorwaarden wordt voldaan, worden de waarborgen verbeurd. In dat geval wordt het betrokken bedrag in mindering gebracht op de uitgaven die bij het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie, aangegeven worden, en meer in het bijzonder op de uitgaven voor de maatregelen bedoeld in artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 1079/77. Artikel 8 Betrokkenen aan wie de uitvoering van één van de in artikel 1, lid 1, bedoelde acties is opgedragen, moeten binnen drie maanden nadat de actie is uitgevoerd en in ieder geval vóór 1 juli 1984 bij het interventiebureau een gedetailleerd verslag indienen over de aanwending van de toegewezen communautaire middelen en over de resultaten van de betrokken actie, met name over de ontwikkeling van de afzet van zuivelprodukten uit de Gemeenschap. Het gedeelte van het verslag over de resultaten van de betrokken actie wordt tegelijkertijd ook aan de Commissie toegezonden. Artikel 9 Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat. Gedaan te Brussel, 4 februari 1982. Voor de Commissie Poul DALSAGER Lid van de Commissie (1) PB nr. L 131 van 26. 5. 1977, blz. 6. (2) PB nr. L 90 van 4. 4. 1981, blz. 16. (3) PB nr. L 230 van 22. 8. 1978, blz. 8. (4) PB nr. L 334 van 28. 12. 1979, blz. 13.