This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 31980D0183
80/183/EEC: Commission Decision of 7 December 1979 relating to a proceeding under Article 85 of the EEC Treaty in case No IV/29.266 and others (Cane Sugar Supply Agreements) (Only the English text is authentic)
80/183/EEG: Beschikking van de Commissie van 7 december 1979 inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EEG-Verdrag (IV/29.266 en andere - rietsuikerleveringsovereenkomsten) (Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)
80/183/EEG: Beschikking van de Commissie van 7 december 1979 inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EEG-Verdrag (IV/29.266 en andere - rietsuikerleveringsovereenkomsten) (Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)
PB L 39 van 15.2.1980, p. 64–72
(DA, DE, EN, FR, IT, NL)
In force
80/183/EEG: Beschikking van de Commissie van 7 december 1979 inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EEG-Verdrag (IV/29.266 en andere - rietsuikerleveringsovereenkomsten) (Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)
Publicatieblad Nr. L 039 van 15/02/1980 blz. 0064 - 0072
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 7 december 1979 inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EEG-Verdrag (IV/29.266 en andere - rietsuikerleveringsovereenkomsten) (Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek) (80/183/EEG) DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschappen, en met name op artikel 85, Gelet op Verordening nr. 17 van de Raad van 6 februari 1962 (1), en met name op artikel 2, Gezien de verzoeken om negatieve verklaringen en de aanmeldingen welke op 16 juli 1976, 15 februari 1977 en 26 augustus 1977 conform de artikelen 2 en 4 van genoemde Verordening nr. 17 door Tate and Lyle Refineries Ltd, Engeland, en Manbré Sugars Ltd, Engeland, bij de Commissie zijn ingediend met betrekking tot overeenkomsten welke deze vennootschappen gemeenschappelijk hadden gesloten met producenten van rietsuiker in bepaalde Staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (ACS), landen en gebieden overzee (LGO) en India, Gezien de publikatie van de samenvatting van de aanmeldingen in Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen nr. C 229 van 27 september 1978 conform artikel 19, lid 3, van genoemde Verordening nr. 17, Gezien het besluit van de Commissie van 8 november 1978 tot het inleiden van de procedure, Gezien het advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities conform artikel 10 van genoemde Verordening nr. 17, uitgebracht op 14 februari 1979, I. DE FEITEN De ondernemingen 1. Tate and Lyle Refineries Ltd is een dochteronderneming van Tate and Lyle Ltd, een vennootschap met zetel in het Verenigd Koninkrijk. Manbré Sugars Ltd is een dochteronderneming van Manbré and Garton Ltd, eveneens een vennootschap met zetel in het Verenigd Koninkrijk. Tussen 16 juli 1976 en 26 augustus 1977 meldden Tate and Lyle Refineries Ltd en Manbré Sugars Ltd bij de Commissie veertien overeenkomsten aan, waarvoor zij om een negatieve verklaring dan wel een ontheffing conform artikel 85, lid 3, van het EEG-Verdrag verzochten, en welke zij gezamenlijk waren aangegaan met veertien landen, waarvan er elf behoren tot de ondertekenaren van de ACS/EEG-Overeenkomst van Lomé, die gesloten is tussen Staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (ACS) en de EEG. De overige drie zijn India en twee landen en gebieden overzee. De overeenkomsten 2. Tate and Lyle Ltd hebben sindsdien een meerderheidsdeelneming verworven in Manbré and Garton Ltd. Aangezien Tate and Lyle Refineries Ltd en Manbré Sugars Ltd voordien gezamenlijk de bovengenoemde overeenkomsten hadden gesloten, worden zij hierna de "aankopende vennootschappen" genoemd. De namen van de landen waarmee deze overeenkomsten werden aangegaan en de zaaknummers die door de Commissie aan elke afzonderlijke aanmelding zijn toegekend, worden hieronder in alfabetische volgorde vermeld: "" ID="1">29.266> ID="2">Barbados"> ID="1">29.267> ID="2">Belize"> ID="1">29.506> ID="2">Kongo"> ID="1">29.270> ID="2">Fidji"> ID="1">29.268> ID="2">Guyana"> ID="1">29.271> ID="2">India"> ID="1">29.272> ID="2">Jamaica"> ID="1">29.381> ID="2">Malawi"> ID="1">29.273> ID="2">Mauritius"> ID="1">29.274> ID="2">St. Kitts"> ID="1">29.275> ID="2">Swaziland"> ID="1">29.276> ID="2">Tanzania"> ID="1">29.269> ID="2">Trinidad en Tobago"> ID="1">29.277> ID="2">Oeganda"> De overeenkomsten worden in deze beschikking gezamenlijk behandeld, aangezien het doel en de gevolgen ervan gezamenlijk dienen te worden beoordeeld. Het produkt 3. Suiker wordt verkregen door de raffinage van ruwe suiker verkregen uit suikerriet of suikerbieten. Bij de produktiewijze kunnen twee stadia worden onderscheiden: 1. de produktie van de ruwe suiker uit riet of bieten en 2. de raffinage van deze ruwe suiker tot commerciële bruine of witte suiker. In het eerste stadium worden verschillende technieken toegepast bij de verwerking van het riet en bij de verwerking van de bieten tot ruwe suiker, terwijl men in het tweede, het raffinagestadium, van gelijke technieken gebruik maakt. Het eerste stadium, te weten de produktie van ruwe suiker, geschiedt gewoonlijk dicht bij het betrokken landbouwgebied zelf. Dit betekent dat rietsuiker dit eerste stadium doormaakt binnen het gebied van Afrika, de Caraïbische Zee of de Stille Zuidzee waar het riet wordt verbouwd en de ruwe suiker vervolgens wordt verscheept naar de raffinaderij die zich dicht bevindt bij de markt waar de commerciële suiker moet worden verkocht. De twee procédés zijn dus onderscheiden van elkaar. Bij ruwe suiker uit suikerbieten vinden de beide procédés gewoonlijk plaats in dezelfde fabriek, die meestal gelegen is dichtbij de plaats waar de suikerbieten worden verbouwd. De ligging van de raffinagefaciliteiten voor de verwerking van ruwe suiker is gekozen in verband met de traditionele handelspatronen. Zo wordt de ruwe suiker uit suikerriet geproduceerd in het land waar suikerriet verbouwd wordt, terwijl de raffinage van deze ruwe suiker wordt verricht dicht bij de afzetmarkt: voor wat betreft de overeenkomsten waarop deze beschikking betrekking heeft, bevinden deze raffinagefaciliteiten zich in het Verenigd Koninkrijk aan of nabij zeehavens (Londen, Liverpool, enz.). Deze beschikking heeft betrekking op het eerste stadium van de suikerproduktie, te weten de produktie van ruwe suiker uit het suikerriet dat wordt verbouwd in de veertien staten die in paragraaf 2 van deze beschikking zijn genoemd (hierna de "exporterende staten" te noemen) en op de relatie tussen deze ruwe suiker en de gehele communautaire markt voor ruwe suiker. De overeenkomsten waarop deze beschikking betrekking heeft, hebben ten doel de aanvoer van deze ruwe suiker voor raffinagedoeleinden door de "aankopende vennootschappen" in het Verenigd Koninkrijk te verzekeren. Hun raffinaderijen die, zoals is gezegd, gelegen zijn aan of bij zeehavens, hebben van oudsher hun ruwe suiker als grondstof betrokken uit de "exporterende staten". In elk van de andere EEG-Lid-Staten (met uitzondering van Italië en Frankrijk) worden de behoeften van de markt bijna geheel gedekt door suikerbieten die worden verbouwd in die landen en die daar worden verwerkt en geraffineerd. In het arrest van het Hof van Justitie in de zaak Cooeperatieve vereniging "Suiker Unie" UA en anderen (2), is een analyse gegeven van de communautaire suikermarkt. 4. Voor wat Frankrijk betreft wordt ongeveer 350 000 ton ruwe rietsuiker per jaar afgenomen uit de Franse overzeese departementen in Guadeloupe, Guyana, Martinique en Réunion voor raffinaderijen in Nantes, Bordeaux en Marseille. De produktie en de verwerking van suikerriet vormt een wezenlijk onderdeel van de economie van deze Franse overzeese departementen. Speciale Gemeenschapsvoorschriften zijn derhalve daarop van toepassing (2): a) de in deze gebieden geproduceerde ruwe suiker wordt in de Gemeenschap verkocht overeenkomstig het beginsel van de communautaire preferentie en zonder discriminatie tussen de betrokken ondernemingen; b) de produktie van deze departementen wordt speciaal vermeld in de totale Franse quota (b.v. voor het verkoopjaar 1974/1975 had Frankrijk een totale quota van 2 996 000 ton witte suiker, met 2 530 000 ton voor het Franse moederland en 446 000 ton (witte equivalent) voor de Franse overzeese departementen); c) de bepalingen betreffende de afdeling Garantie van het EOGFL zijn hierop van toepassing; d) wanneer er verschil bestaat tussen de raffinagemarge voor ruwe suiker waarmee rekening wordt gehouden bij het bepalen van de interventie- en drempelprijzen voor ruwe suiker enerzijds, en de marge die nodig is voor de raffinage van preferentiële ruwe suiker anderzijds, wordt over de laatstgenoemde suiker een voor het bedoelde suikerverkoopseizoen vastgestelde differentiële belasting geheven wanneer deze in het vrije verkeer wordt gebracht, behalve wanneer hij voor rechtstreekse consumptie wordt geïmporteerd, dan wel in een bietenfabriek geraffineerd. Er wordt een differentieel bedrag gelijk aan deze belasting toegestaan voor de ruwe suiker die wordt geproduceerd in de Franse overzeese departementen binnen de maximumquota en geraffineerd in een raffinaderij of een andere produktie-eenheid binnen de Gemeenschap. Bovendien wordt door de afdeling Garantie van het Landbouwfonds (EOGFL) subsidie betaald voor de raffinage van suiker uit Franse overzeese departementen; e) Frankrijk mag deze gebieden bij wijze van bijdrage tot de verhoging van de produktiviteit tijdelijke aanpassingssteun verlenen. II. ECONOMISCHE EN JURIDISCHE BEOORDELING Economische achtergrond 5. Van 1951 tot aan de datum van toetreding tot de Europese Economische Gemeenschap (1 januari 1973) werd in het grootste deel van de behoeften aan ruwe rietsuiker voor het Verenigd Koninkrijk voorzien door Gemenebestlanden conform de Suikerovereenkomst van het Gemenebest van 1951 (Commonwealth Sugar Agreement "CSA"). Dit was een collectieve overeenkomst tussen suikerproducenten in het Britse Gemenebest en de Britse Regering, die voorzag in de levering op lange termijn aan het Verenigd Koninkrijk van bepaalde hoeveelheden ruwe rietsuiker door elk produktieland tegen een overeengekomen prijs ( "negotiated price quotas"). De ruwe rietsuiker werd aangekocht door The Sugar Board, een instantie van de Britse overheid, die deze suiker vervolgens doorverkocht aan de aankopende ondernemingen voor raffinage tot suiker van handelskwaliteit en andere nevenprodukten. De "CSA" garandeerde het Verenigd Koninkrijk een jaarlijkse aanvoer van ruwe rietsuiker tot circa 1,74 miljoen ton. Deze overeenkomst en bepaalde andere binnenlandse maatregelen in het Verenigd Koninkrijk hadden de ontwikkeling van een belangrijke rietsuikerraffinageindustrie in het Verenigd Koninkrijk ten gevolge, waarin ongeveer 6 500 mensen werk vonden. Het bestaan van een dergelijke industrie, die ruwe rietsuiker kon raffineren en vervolgens afzetten, waarborgde de rietsuikerproducerende landen op lange termijn stabiele afzetkanalen voor ruwe rietsuiker die uit hun eigen suikerrietteelt was gewonnen. 6. Conform Protocol nr. 17 bij de Toetredingsakte tot de EEG is het Verenigd Koninkrijk zowel in 1973 als in 1974 gemachtigd, uit de exporterende landen die tot de CSA behoorden de hoeveelheden suiker in te voeren die gelijk waren aan de krachtens die overeenkomst vastgestelde quota's tegen "overeengekomen prijs". Daardoor werd het mogelijk de CSA tot begin 1975 toe te passen. Ten gevolge van de toetreding mochten echter de aankopende vennootschappen niet langer "vrije" suiker importeren (d.w.z. Gemenebest-suiker buiten de CSA om), waarmee zij voordien aan hun overige verplichtingen konden voldoen, zonder EEG-invoerrechten te betalen. Dit betekende dat de aanvoer voor hen over die jaren met ongeveer 70 000 ton terugliep. Ten einde deze teruggang gelijk te verdelen wees The Sugar Board een deel van de geleverde ruwe rietsuiker toe aan elk der vennootschappen naar verhouding van hun marktaandeel bij de suikerafzet. 7. Het Verenigd Koninkrijk trof in 1975 na goedkeuring van de Raad van de Europese Economische Gemeenschap voor de campagne van 1975 bepaalde voorlopige regelingen met bepaalde rietsuikerproducerende landen. 8. De ACS-EEG-Overeenkomst van Lomé werd gesloten op 28 februari 1975. Met het aan deze Overeenkomst gehechte Protocol nr. 3 (3) wordt beoogd, bepaalde faciliteiten te verlenen aan suikerexporterende ACS-Staten, door hun voor bepaalde hoeveelheden tegen preferentiële tarieven toegang te geven tot EEG-markten. De EEG verbindt zich in artikel 25 van deze Overeenkomst, tegen gegarandeerde prijzen bepaalde hoeveelheden ruwe of witte rietsuiker te importeren van oorsprong uit ACS-landen, welke hoeveelheden deze landen toezegden aan de Gemeenschap te zullen leveren. Het genoemde Protocol nr. 3 geeft de voorwaarden voor uitvoering aan, die zijn vervat in Verordening (EEG) nr. 3330/74 (4), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1487/76 (5). Voorts zijn krachtens een besluit van de Raad betreffende de invoer van suikerriet van oorsprong uit de landen en gebieden overzee (LGO) (met inbegrip van Belize en St Kitts) (dat op 28 februari 1975 in werking trad) (6) de voorschriften van het Protocol mede van toepassing verklaard op deze landen. Vervolgens werd op 18 juli 1975 (7) een overeenkomst gesloten tussen de EEG en de Republiek India die analoge bepalingen aan die in het Verdrag van Lomé bevatte voor de aankoop, import en levering van suiker aan de EEG uit India tegen preferentiële tarieven voor bepaalde hoeveelheden. 9. De preferentiële regelingen ingevolge de ACS-EEG-Overeenkomst van Lomé staan de invoer in de EEG van 1,42 miljoen ton ruwe rietsuiker per jaar van 1975 t/m 1980 toe waarvoor geen invoerrechten zullen worden geheven. Dit cijfer houdt een aanzienlijke vermindering van de aanvoer van beschikbare ruwe rietsuiker in. Voordien beliep de jaarlijkse import - conform de CSA - 1,74 miljoen ton, waarop de huidige capaciteit van deze zeer kapitaalintensieve industrie in het Verenigd Koninkrijk was gebaseerd. De in deze zaak behandelde overeenkomsten zijn met suikerexporteurs in elf ACS-landen, twee LGO en India gesloten voor de levering aan de aankopende vennootschappen van 1 134 000 ton per jaar tot 1980. Zoals bijkt uit de tabel in punt 11 behield een aantal van de betrokken landen een bepaalde optiehoeveelheid die zij desgewenst elders konden verkopen. Terwijl de aankopende vennootschappen deze hoeveelheid onder optie wellicht geheel of gedeeltelijk zouden kunnen kopen, bestond de mogelijkheid dat zij daartoe niet in staat zouden zijn. 10. De verbintenis tot levering ingevolge de Overeenkomst van Lomé betreft de Gemeenschap als geheel en niet alleen specifiek het Verenigd Koninkrijk. De aankopende vennootschappen hebben de in deze beschikking behandelde overeenkomsten gesloten uit economische noodzaak voor hun commerciële voortbestaan. Er blijft echter voor hen een aanzienlijke kloof te bestaan tussen hun raffinagecapaciteit en de hoeveelheid grondstof die hun door de overeenkomsten wordt gewaarborgd. Hun capaciteit bedraagt bijna 1,7 miljoen ton, terwijl uit hoofde van de overeenkomsten slechts 1,1 miljoen ton wordt gegarandeerd. De juridische achtergrond 11. Elk van de in deze zaak behandelde overeenkomsten is door vrije onderhandelingen tussen producent en afnemers tot stand gekomen. Een goed voorbeeld van een dergelijke overeenkomst wordt gevormd door die welke op 29 april 1976 werd gesloten tussen Tate and Lyle en Manbré Sugars Ltd (de Kopers) en de Barbados Sugar Producers Association Inc., de Barbados Sugar Factories Ltd en de Barbados Sugar Exporters Association Inc. (de Verkopers) (zaak nr. 29.266). Overeenkomsten in de vorm van briefwisseling betreffende de gegarandeerde prijzen voor de verkoopseizoenen 1976/1977 en 1977/1978 zijn gesloten tussen de EEG en (van de ACS-Staten) o.a. Barbados (8). De voornaamste elementen van de hoofdovereenkomst die is voortgekomen uit onderhandelingen tussen de partijen zijn o.a. de volgende bepalingen: a) de verkoper verbindt zich tot de verkoop en de koper tot de aankoop van suiker voor verscheping naar het Verenigd Koninkrijk conform de voorwaarden van de Overeenkomst en conform de gedurende de looptijd van de Overeenkomst eventueel toepasselijke EEG-regelingen. b) volgens het definitiegedeelte van de Overeenkomst: - betekent de "leveringsperiode" elke twaalfmaandelijkse periode van 1 juli t/m 30 juni gedurende de looptijd van de Overeenkomst; - betekent de "overeengekomen hoeveelheid" de ten aanzien van Barbados in artikel 3, lid 1, van het Protokol genoemde overeengekomen hoeveelheid (zo nodig) aangepast conform artikel 7 van het Protocol; - betekent "ACS-suiker": ruwe of witte rietsuiker van oorsprong uit suikerexporterende ACS-Staten, waarvan het in de handel brengen thans door het Protocol wordt geregeld; - betekent "de representatieve koers" de volgens de regels van het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de EEG geldende koers voor de omrekening van de interventieprijzen voor suiker van het Verenigd Koninkrijk van rekeneenheden in £ sterling; - betekent "het monetaire compenserende bedrag": het conform de EEG-verordening ontvangen of betaalde monetaire compenserende bedrag ten aanzien van elke naar het Verenigd Koninkrijk verscheepte hoeveelheid. c) gedurende de looptijd van de Overeenkomst (die geacht wordt op 28 februari 1975 te zijn aangevangen) verbindt de verkoper zich, onverpakte ruwe ACS-suiker uit Barbados aan de koper te verkopen in de hoeveelheden en onder de voorwaarden die in de Overeenkomst zijn aangegeven en verbindt de koper zich, deze suiker naar het Verenigd Koninkrijk in te voeren en daar te raffineren voor gebruik aldaar of elders in de EEG. De ingevolge de Overeenkomst verkochte suiker dient van goede gemiddelde kwaliteit te zijn en afkomstig te zijn van de oogst van het jaar van verscheping of het onmiddellijk daaraan voorafgaande jaar; d) de hoeveelheid krachtens de Overeenkomst gedurende de periode voor 30 juni 1975 nog te verschepen suiker is de in artikel 3, lid 3, van het Protocol aangegeven hoeveelheid witte suiker (29 600 ton) minus de gedurende die periode reeds verscheepte hoeveelheid speciale suiker (in metrieke ton wit-suikerwaarde uitgedrukt); e) voor alle leveringen ingevolge de Overeenkomst tot 31 december 1975 moet een prijs van 260 £ sterling per "long ton" worden betaald. De desbetreffende leveringen worden geacht suiker te hebben omvat welke ingevolge de bepalingen van de Overeenkomst wordt verscheept met in de periode t/m 31 december 1975 uit Barbados vertrokken schepen; f) voor alle daaropvolgende leveringen ingevolge de Overeenkomst na 31 december 1975 is de in £ sterling per long ton uitgedrukte prijs de gegarandeerde prijs voor ruwe suiker die voor de betrokken leveringsperiode is overeengekomen conform artikel 5 en artikel 4, lid 3, van Protocol nr. 3; g) van 1 juli t/m 31 december 1975 verbindt de koper zich, verscheping van een maximale hoeveelheid suiker te aanvaarden, opdat de totale door Barbados ingevolge Protocol nr. 3 gedurende 1975 verscheepte hoeveelheid op de overeengekomen hoeveelheid wordt gebracht; h) betaling geschiedt in £ sterling in Londen bij een door de verkoper aangewezen bank of agent; i) de bepalingen met betrekking tot hoeveelheden en leveringstermijnen kunnen worden gewijzigd binnen de volgens de EEG-regels en de eventueel toepasselijke regelingen toegestane limieten; j) wanneer de koper met een andere leverancier van ACS-suiker voorwaarden voor de aankoop overeenkomt die voor de verkoper gunstiger zijn dan de in de Overeenkomst vastgestelde voorwaarden, verbindt de koper zich ertoe, de verkoper onmiddellijk overeenkomstige voorwaarden aan te bieden. Voorts dient, wanneer een hogere dan de gegarandeerde prijs (conform artikel 5 en artikel 4, lid 3, van Protocol nr. 3) op grond van de marktomstandigheden door de koper wordt betaald aan een andere ACS-suikerproducent, deze hogere prijs eveneens aan de verkoper te worden aangeboden, behalve wanneer deze hogere prijs wordt gevormd door een speciale premie van een vast bedrag; k) vanaf 1 januari 1976 bindt de Overeenkomst partijen niet in dier voege dat kan worden afgeweken van tussen de Regering van het Verenigd Koninkrijk en suikerexporterende ACS-Staten te treffen regelingen op grond van het besluit van de Raad van 19 november 1974 ten einde - indien de marktomstandigheden zulks rechtvaardigen - hetzij een verhoging van de gegarandeerde prijs hetzij een alternatieve prijs te verkrijgen, op een vergelijkbare basis als in 1975 gold, om een regelmatige en voldoende aanvoer van ACS-suiker aan het Verenigd Koninkrijk te waarborgen; l) de Overeenkomst blijft van kracht tot 30 juni 1980, tenzij de verkoper besluit deze tot 30 juni 1982 te verlengen, waarvan hij schriftelijk mededeling doet aan de koper vóór 1 juli 1979; m) indien Protocol nr. 3 gedurende een eventuele verlenging van de Overeenkomst wordt herzien, plegen de partijen overleg en brengen zij zo nodig passende wijzigingen aan. De jaarlijkse "overeengekomen hoeveelheden", die door het Protocol na juni 1975 worden voorgeschreven en de jaarlijkse hoeveelheden die aan de aankopende vennootschappen door de exporteurs in elk land ingevolge de afzonderlijke overeenkomsten moeten worden geleverd, zijn: "(in ton/wit-suikerwaarde) (1)"" ID="1">29.266> ID="2">Barbados> ID="3">49 300> ID="4">19 299> ID="5">-> ID="6">5 609"> ID="1">29.267> ID="2">Belize> ID="3">39 400> ID="4">35 460> ID="5">3 940> ID="6">-"> ID="1">29.506> ID="2">Congo> ID="3">10 000> ID="4">10 000> ID="5">-> ID="6">-"> ID="1">29.270> ID="2">Fiji> ID="3">163 600> ID="4">163 600> ID="5">-> ID="6">-"> ID="1">29.268> ID="2">Guyana> ID="3">157 700> ID="4">129 311> ID="5">14 368> ID="6">14 021"> ID="1">29.271> ID="2">India> ID="3">25 000> ID="4">25 000> ID="5">-> ID="6">-"> ID="1">29.272> ID="2">Jamaica> ID="3">118 300> ID="4">106 470> ID="5">11 830> ID="6">-"> ID="1">29.381> ID="2">Malawi> ID="3">20 000> ID="4">5 000> ID="5">-> ID="6">-"> ID="1">29.273> ID="2">Mauritius> ID="3">487 200> ID="4">440 464> ID="5">64 736> ID="6">-"> ID="1">29.274> ID="2">St. Kitts> ID="3">14 800> ID="4">13 320> ID="5">1 480> ID="6">-"> ID="1">29.275> ID="2">Swaziland> ID="3">116 400> ID="4">116 400> ID="5">-> ID="6">-"> ID="1">29.276> ID="2">Tanzania> ID="3">10 000> ID="4">10 000> ID="5">-> ID="6">-"> ID="1">29.269> ID="2">Trinidad & Tobago> ID="3">69 000> ID="4">54 528> ID="5">6 059> ID="6">8 413"> ID="1">29.277> ID="2">Oeganda> ID="3">5 000> ID="4">5 000> ID="5">-> ID="6">-""> (Deze lijst omvat alle overeenkomsten die onder deze beschikking vallen) 12. Zoals blijkt hebben twee landen zich verbonden minder dan de helft van hun jaarlijkse "overeengekomen hoeveelheid" te verkopen; zes landen hebben zich een "hoeveelheid onder optie" voorbehouden welke neerkomt op ongeveer 10 % van hun "overeengekomen hoeveelheid", en welke zij desgewenst aan andere kopers mogen verkopen, drie staten hebben nog een hoeveelheid aangehouden voor levering van traditionele speciale suikersoorten aan de EEG; zes staten hebben zich verbonden hun gehele "overeengekomen hoeveelheid" aan raffinaderijen in het Verenigd Koninkrijk te verkopen. Of de verkopers die een optie hebben bedongen om 10 % elders in de Gemeenschap te kunnen verkopen dit zullen doen, zal afhangen van de vraag of dit voor hen commercieel voordelig is. 13. De aan de suikerproducenten door de aankopende vennootschappen te betalen prijs voor verschepingen tot en met 31 december 1975 bedroeg 260 £ per long ton, de prijs die de producerende landen door de Regering van het Verenigd Koninkrijk met toestemming van de Gemeenschap werd gewaarborgd. Voor verschepingen daarna zal de prijs die krachtens de overeenkomsten moet worden betaald worden gegrond op de garantieprijs voor ruwe suiker als overeengekomen conform artikel 5, lid 4, van Protocol nr. 3. De prijs zal in feite uit drie elementen zijn samengesteld: i) een bedrag dat niet hoger is dan de prijs die de exporterende landen door de Gemeenschap wordt gewaarborgd. (Deze prijs - in rekeneenheden uitgedrukt - wordt jaarlijks overeengekomen tussen de Gemeenschap en de betrokken ACS-landen "binnen de in de Gemeenschap geldende prijsschalen, waarbij rekening wordt gehouden met alle relevante economische factoren"). ii) in bepaalde gevallen een geringe speciale premie welke hetzij wordt uitgedrukt in een enkel bedrag per ton in 1975 geleverde suiker, hetzij als een geringer bedrag per ton geleverd gedurende elk van de vijf jaren van de garantie, en iii) een deel van een eventueel "extra bedrag" dat de aankopende ondernemingen bij de afzet van suiker op de markt kunnen verkrijgen, na aftrek van de raffinagekosten. 14. De partijen hebben geen wederverkoopprijzen vastgesteld. Overeenkomstig de toepasselijke nationale en communautaire regelingen zijn de verkoopprijzen van uit ruwe rietsuiker geraffineerde suiker afhankelijk van de marktomstandigheden binnen de Gemeenschap. De bij de overeenkomsten betrokken prijsstructuur (zie punt 13) maakt het de exporterende landen mogelijk hogere marktprijzen te verkrijgen dan de door de Gemeenschap gegarandeerde prijzen. 15. De overeenkomsten dateren van 28 februari 1975, met uitzondering van de Overeenkomst met Malawi, die van 1 juli 1976 dateert en van die met de Volksrepubliek Kongo van 15 juli 1977. Zij gelden alle tot 30 juni 1980 met in alle gevallen, behalve dat van de Kongo, de mogelijkheid van een verlenging voor twee jaar. Deze geldigheidsduur stemt overeen met die van de Overeenkomst van Lomé, die immers vijf jaar na haar inwerkingtreding, op 1 maart 1980, afloopt. Achttien maanden vóór die datum dienen onderhandelingen te worden aangegaan ten einde te onderzoeken welke bepalingen daarvoor in de plaats moeten komen. Protocol nr. 3, waarop deze beschikking betrekking heeft, is echter gesloten "voor een onbepaalde periode" (artikel 1, lid 1), en in geval de Overeenkomst buiten werking treedt zijn de suikerleverende landen en de Gemeenschap overeengekomen de nodige institutionele bepalingen vast te stellen om er voor te zorgen dat de bepalingen van Protocol nr. 3 van toepassing blijven. Na 1 maart 1980 zal het Protocol van kracht moeten blijven, of kan het door de Gemeenschap ten aanzien van elke ACS-Staat alsmede door elke ACS-Staat ten aanzien van de Gemeenschap worden opgezegd, met inachtneming van een opzeggingstermijn van twee jaar (artikel 10). 16. Uit het feit dat dit Protocol voor onbepaalde tijd is gesloten (artikel 1, lid 1) en het feit dat de algemene vrijwaringsclausule van de Overeenkomst van Lomé (artikel 10) er niet op van toepassing is (artikel 1, lid 2) blijkt, hoeveel belang de ondertekenende staten en de EEG eraan hechten. 17. Dit Protocol is door de Gemeenschap gesloten tegen de achtergrond van het suikerbeleid van de EEG binnen het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Garantieprijzen en produktiequota's voor rietsuiker binnen de Lid-Staten maken deel uit van dit suikerbeleid. Artikel 39 van het EEG-Verdrag vermeldt als specifieke doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid onder meer het stabiliseren van de markten, het veilig stellen van de voorziening en het verzekeren van redelijke prijzen bij de levering aan verbruikers. De bepalingen van de Overeenkomst van Lomé dragen, als uitgevoerd door de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 3330/74 bij tot de verwezenlijking van deze doeleinden door te zorgen voor een extra bron van ruwe suiker buiten het grondgebied van de Gemeenschap voor fabrikanten van suikerprodukten die binnen dit grondgebied gevestigd zijn. 18. Ten aanzien van het systeem dat binnen de Gemeenschap geldt vindt men drie categorieën quota's binnen welke de suikerproducerende industrie in elk van de Lid-Staten moet handelen. Elke Lid-Staat krijgt ieder jaar een "A" quota toegewezen dat wordt vastgesteld door de Raad van Ministers en dat de nationale regering verdeelt onder de suikerproducenten in de betrokken staat. Elke producent wordt voor zijn "A" quota de volle interventieprijs gewaarborgd - die elk jaar door de Raad van ministers van Landbouw wordt vastgesteld. Voorts wordt iedere producent een "B" quota toegekend welke jaarlijks door de Raad wordt vastgesteld en wordt uitgedrukt in een percentage van de "A" quota. De producent heeft met betrekking daartoe ook het recht op de volle interventieprijs, maar is op zijn beurt verplicht een bepaald percentage van die prijs - een "produktieheffing" - aan de Gemeenschap terug te betalen ter bestrijding van de verliezen bij het in de handel brengen van deze suiker. De derde categorie is de zogenaamde "C" suiker; deze term wordt, hoewel er geen hoeveelheid wordt genoemd, toegepast op alle suiker die boven de hoeveelheden in de "A" quota en de "B" quota wordt geproduceerd en ten aanzien waarvan de producent een interventieprijs wordt gewaarborgd. "C" suiker moet door de producenten buiten de Gemeenschap worden verkocht voor een bepaalde datum in elk jaar. Een producent die A en B "quota"-suiker naar landen buiten de Gemeenschap wil exporteren kan recht hebben op "uitvoerrestituties" krachtens het systeem dat is voorgeschreven in Verordening (EEG) nr. 3330/74. Deze "uitvoerrestituties" worden aan een exporteur uitgekeerd aan wie de transactie in het kader van de inschrijving voor restitutie uit EOGFL-gelden wordt gegund. III. NIET-TOEPASSELIJKHEID VAN ARTIKEL 85, LID 1, VAN HET EEG-VERDRAG 19. Overwegende dat volgens artikel 85, lid 1, van het EEG-Verdrag onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt en verboden zijn overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen, welke de handel tussen Lid-Staten ongunstig kunnen beïnvloeden en ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst; 20. Overwegende dat de overeenkomsten tussen de aankopende vennootschappen en de vennootschappen in de exporterende staten overeenkomsten tussen ondernemingen zijn; dat deze overeenkomsten, ter wille van een juiste beoordeling van de werking en van in het licht van artikel 85, lid 1, van het Verdrag, gezamenlijk moeten worden beschouwd, aangezien zij te zamen een aanzienlijk deel van de aanvoerbronnen voor ruwe suiker uit suikerriet die binnen de EEG voor raffinaderijen beschikbaar zijn binden, waarvoor geen invoerheffing zou gelden; dat elk van deze overeenkomsten is gesloten voor vijf jaar en, met slechts één uitzondering, door de verkoper voor twee jaar kon worden verlengd; dat zij betrekking hebben op koop en verkoop en beogen waarborgen op lange termijn voor afzet binnen de Gemeenschap te scheppen voor de producerende landen en voor aanvoer op lange termijn voor de kopers in het Verenigd Koninkrijk; dat in ieder van deze overeenkomsten een bepaling is opgenomen voor herziening van de prijs naar boven, indien een van de verkopers een hogere prijs zou ontvangen dan de andere; 21. Overwegende dat er evenwel geen aanwijzing is dat de koper monopolistische macht zou kunnen uitoefenen; dat de hoeveelheid ruwe suiker die in Protocol nr. 3 wordt genoemd door de Gemeenschap moet worden aanvaard, maar de Gemeenschap niet behoeft te zijn binnengekomen via de bestaande raffinaderijen; dat deze overeenkomsten door de verkopers vrijelijk zijn aangegaan; dat zij geen concurrentiebeperkende werking hebben die verder gaat dan de commerciële verplichtingen van kopers en verkopers jegens elkaar die gewoonlijk in dit type overeenkomsten op lange termijn voorkomen; 22. Overwegende dat er van de zijde van de suikerbietenfabrieken in de Gemeenschap enige belangstelling lijkt te bestaan om een deel van de preferentiële suiker te verwerven en dat in dit verband dient te worden opgemerkt dat de overeenkomsten niet in de weg staan dat er aanvoer beschikbaar komt voor andere ondernemingen die belang stellen in de raffinage van deze suiker; dat deze aanvoer beschikbaar blijft uit: 1. Ongeveer 170 000 ton preferentiële suiker die niet conform de overeenkomsten formeel is toegewezen (optie- en andere hoeveelheden); 2. ruwe rietsuiker die in de Franse Overzeese Departementen is geproduceerd en niet is vastgelegd in overeenkomsten op lange termijn met Franse raffinaderijen; 23. Overwegende dat de overeenkomsten, naar dient te worden opgemerkt, zijn gesloten onder omstandigheden die de eerdere regelingen vervingen krachtens welke deze ruwe suiker in de Gemeenschap werd geïmporteerd; dat dit type overeenkomsten op lange termijn tot stand is gebracht op verzoek van de ontwikkelingslanden en wordt beschouwd als de beste wijze van voortzetting van traditionele handelspatronen in samenhang met gewijzigde omstandigheden en dat zij vallen binnen de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag; 24. Overwegende dat de overeenkomsten op zichzelf er, gezien het bovenstaande, niet toe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst; dat zij derhalve niet vallen onder artikel 85, lid 1, van het EEG-Verdrag. Toepassing van artikel 2 van Verordening nr. 17 25. Overwegende dat de Commissie kan vaststellen dat er op grond van de haar bekende gegevens en met het oog op de rechtstoestand voor haar geen aanleiding bestaat op te treden krachtens artikel 85, lid 1, van het Verdrag en dat voor de betrokken overeenkomsten een negatieve verklaring kan worden afgegeven - zolang de feitelijke en juridische toestand dezelfde blijft als op de datum van deze beschikking. 26. Overwegende dat na de publikatie conform artikel 19, lid 3, van Verordening nr. 17 in Publikatieblad nr. C 229 van 27 september 1978 één opmerking van een derde partij bij de Commissie is binnengekomen; dat deze betrekking had op de wens van een suikerbietenfabriek in de Gemeenschap om beperkte aanvoer van witte suiker te verkrijgen en de feitelijke of juridische beoordeling welke in deze beschikking van de betrokken overeenkomsten is gegeven niet raakt, HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN: Artikel 1 Er bestaat voor de Commissie, op grond van de haar bekende gegevens, geen aanleiding om krachtens artikel 85, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap op te treden tegen de veertien aangemelde overeenkomsten welke door Tate and Lyle Refineries Ltd en Manbré Sugars Ltd met de ondernemingen vermeld in de bijlage van deze beschikking zijn gesloten betreffende de levering van ruwe suiker uit suikerriet op lange termijn. Artikel 2 Deze beschikking is gericht tot elk der ondernemingen genoemd in de bijlage van deze beschikking en bovendien tot: - Tate and Lyle Refineries Ltd, Leon House, High Street, Croydon, Verenigd Koninkrijk; - Manbré Sugars Ltd, Winslow Road, Hammersmith, London W. 6, Verenigd Koninkrijk. Gedaan te Brussel, 7 december 1979. Voor de Commissie Raymond VOUEL Lid van de Commissie (1) De wit-suikerwaarde wordt berekend aan de hand van een op ruwe suiker gebaseerde formule.(1) PB nr. 13 van 21. 2. 1962, blz. 204/62.(2) Jurispr. 1975, gevoegde zaken 40 tot 48, 50, 54 tot 56, 111, 113 en 114/73, blz. 2022 en 2023, overwegingen 613 tot 621.(2) Zie Verordening (EEG) nr. 2623/75 van de Raad van 13 oktober 1975 (PB nr. L 268 van 17. 10. 1975, blz. 1).(3) PB nr. L 25 van 30. 1. 1976, blz. 1-40, 114 en 115.(4) PB nr. L 359 van 31. 12. 1974, blz. 1.(5) PB nr. L 167 van 26. 6. 1976, blz. 9 en 10.(6) PB nr. L 268 van 17. 10. 1975, blz. 43 en 44.(7) PB nr. L 190 van 23. 7. 1975, blz. 36.(8) De eerste, van 14 juli 1976, is gepubliceerd in PB nr. L 176, blz. 3, en Verordening (EEG) nr. 1654/76 van de Raad houdende vaststelling van de gegarandeerde prijzen voor rietsuiker voor 1976/1977 is verschenen in PB nr. L 176 van 1 juli 1976, blz. 3, terwijl de tweede, van 6 juli 1977, is bekendgemaakt in PB nr. L 168 van 6 juli 1977, blz. 43, evenals Verordening (EEG) nr. 1508/77 van de Raad inzake het sluiten van de Overeenkomst (blz. 42). BIJLAGE "" ID="1">16. 7. 1976> ID="2">Barbados Sugar Producers Association Inc., Eagle Hall, 13 Barbados Barbados Sugar Factories Ltd Inc., Eagle Hall, 13 Barbados Barbados Sugar Exporters Association, Bridgetown, Barbados> ID="3">gezamenlijk en individueel handelend"> ID="1">16. 7. 1976> ID="2">Belize Sugar Industries Ltd, Great Tower Street 21, London"> ID="1">16. 7. 1976> ID="2">The Fiji Sugar Corporation Ltd, Suva, Fidji"> ID="1">16. 7. 1976> ID="2">Bookers Sugar Company Ltd (Guayana) Cannon Street 83, Londen"> ID="1">16. 7. 1976> ID="2">The Sugar Industry Authority of Jamaica Kingston 10, Jamaica"> ID="1">16. 7. 1976> ID="2">The Mauritius Sugar Syndicate, Plantation House, Port Louis, Mauritius"> ID="1">16. 7. 1976> ID="2">The St Kitts (Basseterre) Sugar Factory Ltd, Basse Terre, St Kitts"> ID="1">16. 7. 1976> ID="2">The Swaziland Sugar Association, Mbabane, Swaziland"> ID="1">16. 7. 1976> ID="2">Sugar Development Corporation Tanzania, Dar es Salam, Tanzania"> ID="1">16. 7. 1976> ID="2">Caroni Ltd (Trinidad en Tobago), Couva, Trinidad"> ID="1">16. 7. 1976> ID="2">Food and Beverages Ltd of Uganda, Kampala, Oeganda"> ID="1">19. 7. 1976> ID="2">The State Trading Corporation of India Ltd, Chandralok, 36 Yanbath, New Delhi, India"> ID="1">15. 2. 1977> ID="2">The Sugar Corporation of Malawi Ltd, Limbe, Malawi"> ID="1">26. 8. 1977> ID="2">Société congolaise agro-industrielle, Nkayi, Volksrepubliek Kongo">