Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52017AE6184

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité — Een evenwichtig systeem voor toezicht op de inachtneming van intellectuele eigendom met het oog op de hedendaagse maatschappelijke uitdagingen (COM(2017) 707 final), over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité — Richtsnoeren inzake bepaalde aspecten van Richtlijn 2004/48 EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (COM(2017) 708 final) en over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité inzake de EU-benadering van essentiële octrooien (COM(2017) 712 final)

    EESC 2017/06184

    PB C 237 van 6.7.2018, p. 32–37 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    6.7.2018   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 237/32


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité — Een evenwichtig systeem voor toezicht op de inachtneming van intellectuele eigendom met het oog op de hedendaagse maatschappelijke uitdagingen

    (COM(2017) 707 final)

    over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité — Richtsnoeren inzake bepaalde aspecten van Richtlijn 2004/48 EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten

    (COM(2017) 708 final) en

    over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité inzake de EU-benadering van essentiële octrooien

    (COM(2017) 712 final)

    (2018/C 237/05)

    Rapporteur:

    Franca SALIS-MADINIER

    Raadpleging

    Europese Commissie, 18.1.2018

    Rechtsgrondslag

    Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

    Bevoegde afdeling

    Interne Markt, Productie en Consumptie

    Goedkeuring door de afdeling

    9.3.2018

    Goedkeuring door de voltallige vergadering

    14.3.2018

    Zitting nr.

    533

    Stemuitslag

    (voor/tegen/onthoudingen)

    180/0/3

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1.

    De innovatie-unie is een van de meest waardevolle initiatieven van de Europa 2020-strategie. Met het oog hierop is het van essentieel belang dat het Europese innovatieproces wordt gestimuleerd door in de lidstaten gevestigde bedrijven aan te moedigen.

    1.2.

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) staat achter het streven van de Commissie inzake de harmonisatie van rechtsstelsels en de interpretatie van de richtlijn betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten („de IPRED-richtlijn”) (1) van 2004, die de maatregelen, procedures en rechtsmiddelen betreft die noodzakelijk zijn om de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (IER) in civiele procedures te waarborgen, en die vaststelt hoe de schadevergoeding voor IER-houders in de lidstaten kan worden berekend.

    1.3.

    Het Comité benadrukt dat het in het algemeen belang van de gehele samenleving is om de toegevoegde waarde van IE eerlijk te verdelen onder de verschillende belanghebbenden, teneinde de welvaart in Europa, de eerbiediging van de rechten van houders van IER en de veiligheid en gezondheid van de consumenten te waarborgen.

    1.4.

    Het EESC onderschrijft de beginselen van billijkheid, redelijkheid en non-discriminatie („Fairness, Reasonableness And Non-Discrimination” — FRAND) die ten grondslag liggen aan octrooien die essentieel zijn voor de toepassing van een norm („standaard-essentiële octrooien” — SEP’s). Het Comité is van mening dat dergelijke beginselen ook, mutatis mutandis, kunnen worden toegepast op auteursrechten, naburige rechten, octrooien, merken, tekeningen, modellen enz.

    1.5.

    Het Comité beveelt aan om de beginselen die voor technische „normen” gelden aan te vullen met sociale „normen” om een evenwicht te waarborgen tussen particuliere actoren en publieke investeerders die in het algemeen belang handelen.

    1.6.

    Het is vooral van belang de juiste balans te vinden tussen een gepaste erkenning van IER en de ontwikkeling van innovaties die de samenleving als geheel ten goede kunnen komen. Zonder afbreuk te willen doen aan het grondrecht om particuliere rechten via de rechter af te dwingen, stelt het Comité dat, indien bepaalde belangen in strijd zijn met het algemeen belang, een beroep moet worden gedaan op arbitrage die het algemeen belang dient.

    1.7.

    Het EESC dringt aan op regelgeving die jonge onderzoekers aanmoedigt om hun kennis en vaardigheden te gebruiken om nieuwe bedrijfsprojecten te starten. De EU-lidstaten moeten met name maatregelen nemen zoals betaalbare prijzen die jonge ondernemers in staat stellen hun innovatieve projecten te ontwikkelen.

    1.8.

    Het EESC is van mening dat het in de strijd tegen namaak belangrijk is om de betrokken partijen (2) (bedrijven, makers, uitvinders, kunstenaars (3), consumenten (4), intermediairs, „rechthebbenden” (5) enz.) correct in kaart te brengen op basis van de aard van het intellectuele-eigendomsrecht (octrooien, ontwerpen en modellen) en dat partijen in onderling overleg moeten bepalen wie de houder van het intellectuele-eigendomsrecht is.

    1.9.

    In de strijd tegen namaak is het van groot belang dat de consument zich meer bewust wordt van wat „immateriële” eigendom inhoudt, zodat hij een grotere maatschappelijke verantwoordelijkheid aan de dag legt voor „immateriële” goederen, die vergelijkbaar is met de gangbare praktijk op het gebied van „materiële” goederen, met dien verstande dat de consument, voor wat het auteursrecht betreft, zijn recht op het maken van kopieën voor privégebruik behoudt. Het EESC is zeer ingenomen met de mediacampagnes die door het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) en het Europees Waarnemingscentrum voor inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten zijn opgezet om het bewustzijn over inbreuken op IER te vergroten, en mocht in de toekomst worden voorgesteld om deze campagnes uit te breiden en te herhalen, dan staat het EESC daar vierkant achter.

    1.10.

    Het Comité is van mening dat het openbronbeginsel (open source) correct moet worden toegepast op het gebied van publiek onderzoek. In universitaire onderzoekscentra wordt vaak gewerkt met het openbronmodel, dat een passend rechtskader verdient.

    1.11.

    Het Comité staat achter een grotere rol voor het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO).

    1.12.

    Om de conflictbeheersing te verbeteren, beveelt het EESC aan om een Europees bemiddelingsnetwerk op te richten dat overeenkomstig de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie werkt.

    1.13.

    Om intellectuele-eigendomsrechten beter te handhaven, onderschrijft het Comité alle aanbevelingen van de Commissie ter verbetering van het juridisch overleg.

    2.   Voorstel van de Commissie

    2.1.

    Systemen voor intellectuele eigendom (IE) vormen een belangrijk instrument om innovatie en groei te bevorderen en bieden ondernemingen, makers en uitvinders de kans om hun investeringen in kennis en creatieve inspanningen rendabel te maken. Uit studies komt naar voren dat sectoren waarin intellectuele-eigendomsrechten (IER) een belangrijke rol spelen naar schatting goed zijn voor ongeveer 42 % van het bnp van de EU (met een jaarlijkse waarde van zo’n 5,7 biljoen EUR), voor 38 % van alle banen, en bijdragen aan wel 90 % van de uitvoer van de EU (6).

    2.2.

    De digitale revolutie heeft een reeks nieuwe mogelijkheden geschapen, maar heeft ook nieuwe en grotere risico's met zich meegebracht voor de IER in de EU doordat zij de onlinehandel van nagemaakte goederen en content heeft vergemakkelijkt, consumenten in verwarring heeft gebracht over wat namaak en wat origineel en legaal is, en het moeilijker heeft gemaakt om criminelen te ontmaskeren. Dit heeft gezorgd voor een algemene toename van het aantal IER-inbreuken.

    2.3.

    Momenteel bestaat 2,5 % van de wereldhandel uit nagemaakte of vervalste goederen, wat zeer nadelig is voor de Europese industrie (7). Dat geldt met name voor sectoren waarin EU-bedrijven wereldwijd vooroplopen.

    2.4.

    Het huidige pakket maatregelen van de Commissie beoogt de toepassing en handhaving van IER binnen de EU-lidstaten, aan onze grenzen en op internationaal niveau te verbeteren. Het pakket omvat:

    een mededeling over een evenwichtig systeem voor toezicht op de inachtneming van intellectuele eigendom met het oog op de hedendaagse maatschappelijke uitdagingen (COM(2017) 707 final);

    een mededeling houdende richtsnoeren inzake de toepassing van de richtlijn betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten („de IPRED-richtlijn”) (COM(2017) 708 final);

    een werkdocument met een evaluatie van de IPRED-richtlijn (SWD(2017) 431 final en SWD(2017) 432 final);

    een mededeling betreffende octrooien die essentieel zijn voor de toepassing van een norm (COM(2017) 712 final);

    een werkdocument van de diensten van de Commissie betreffende het memorandum van overeenstemming inzake de verkoop van nagemaakte goederen via het internet (SWD(2017) 430 final).

    2.5.

    Het pakket bevat maatregelen die in vier grote categorieën kunnen worden ingedeeld:

    1)

    maatregelen die het voor belanghebbenden in verband met intellectuele-eigendomsrechten gemakkelijker maken te profiteren van een homogeen, billijk en doeltreffend systeem voor rechtshandhaving in de EU;

    2)

    acties ter ondersteuning van initiatieven van het bedrijfsleven ter bestrijding van IE-inbreuken;

    3)

    initiatieven voor de versterking van de capaciteit van douane- en andere autoriteiten voor de handhaving van IER;

    4)

    maatregelen ter versterking van de inspanningen om IE-inbreuken op mondiale schaal te bestrijden, door het bevorderen van beste praktijken en de samenwerking met derde landen te intensiveren.

    3.   Algemene opmerkingen

    3.1.

    De door de Commissie voorgestelde teksten zijn relevant en hebben betrekking op een groot aantal aspecten van het intellectuele-eigendomsrecht. De voorstellen van het EESC zijn gericht op het vaststellen van maatregelen en formuleren van aanbevelingen om de handhaving van IER te versterken in het licht van het institutionele mandaat van het EESC, dat zich vooral richt op sociale en economische perspectieven.

    3.2.

    De drie mededelingen van de Commissie moeten als één geheel worden beschouwd en alle aspecten van het intellectuele-eigendomsrecht omvatten. Hoewel de nadruk wordt gelegd op het memorandum van overeenstemming en de vrij beperkte interpretatie van de standaard-essentiële octrooien (SEP's) en de FRAND-beginselen, bestaat het risico dat de raadpleging beperkt blijft tot innovaties in de digitale wereld. Met onze opmerkingen en aanbevelingen willen we echter de aandacht vestigen op alle gebieden van het intellectuele-eigendomsrecht.

    3.3.

    Het EESC deelt de bezorgdheid van de Commissie over de risico's waaraan IER als gevolg van de digitalisering worden blootgesteld, maar stelt voor om de kwestie van intellectuele-eigendomsrechten, creativiteit en innovatie vanuit een zowel juridisch als sociaal perspectief te benaderen, teneinde deze rechten beter te beschermen.

    3.4.

    Met deze voorstellen op het gebied van IER wil de Commissie de economische groei versterken en de werkgelegenheid in Europa vergroten. Het Comité staat achter deze doelstellingen, maar is van mening dat innovatie en creatie gebaseerd zijn op de creativiteit van het individu en van het team waartoe de maker of uitvinder behoort. Creativiteit is een intrinsieke eigenschap van de mens en een conditio sine qua non voor innovatie.

    3.5.

    Het EESC pleit in dit verband voor een duidelijker Europees kader voor de overdracht van rechten tussen de verschillende belanghebbenden. In het kader van de bestaande nationale en Europese regelgeving valt het niet binnen het bestek van deze raadpleging over de IPRED-richtlijn om „rechthebbenden” zoals makers, bedrijven, intermediairs of uitgevers concreet te definiëren, aangezien zij gedefinieerd zijn in de Europese en nationale materiële wetgeving inzake IER, niet in de IPRED.

    3.5.1.

    Het intellectuele-eigendomsrecht omvat een breed scala aan perspectieven (auteursrecht en naburige rechten, octrooien, handelsmerken, industriële ontwerpen, geografische aanduidingen enz.). Als we uiteindelijk één Europese interne markt willen verwezenlijken, zullen we naar een gemeenschappelijk begrip toe moeten werken en aandacht moeten besteden aan het nauwkeuriger definiëren van het begrip „rechthebbende” door de voorwaarden te scheppen waardoor alle belanghebbenden hun belangen en geschillen kunnen bespreken en beslechten. Het Comité beveelt aan dat het nationale en het Europese niveau beter op elkaar worden afgestemd om conflicten of dubbelzinnigheden te voorkomen.

    3.6.

    Het EESC is van mening dat de richtlijn weliswaar geen uniform kader voor heel Europa kan bieden, maar dat zij de lidstaten er wel toe kan aanzetten om een basis te leggen voor harmonisatiebeginselen, bijv. door specifieke en op maat gesneden „codes” voor elk intellectuele-eigendomsrecht op te stellen. Het EESC is een groot voorstander van de toepassing van ethische beginselen als eerlijkheid, evenredigheid en non-discriminatie op IER.

    3.7.

    Het EESC steunt de initiatieven van de Commissie inzake de toegankelijkheid van gegevens. Het is duidelijk dat een Europese benadering van het intellectuele-eigendomsrecht belangrijke schaalvoordelen oplevert en dus nieuwe kansen biedt voor de economie in termen van groei en werkgelegenheidsschepping.

    3.8.

    Het economisch proces vindt plaats tussen de persoon die creëert en de consument die producten koopt. Er is een hele reeks economische activiteiten waarbij verschillende belangen moeten worden verenigd. De consument bevindt zich aan het eind van dit proces. Consumenten zijn vaak het slachtoffer van namaak en piraterij, omdat ze te hoge prijzen betalen voor namaakproducten.

    3.8.1.

    Digitalisering heeft voor talloze innovaties gezorgd. In de digitale wereld is het innovatietempo bijzonder hoog. Dit roept vragen op over veiligheid en vertrouwelijkheid en maakt de bescherming van „intellectuele eigendom” veel moeilijker maar niet onmogelijk. Alle partijen, vooral partijen die op het internet aanwezig zijn, moeten nauwgezet in kaart worden gebracht zodat nepsites die er oneerlijke handelspraktijken op na houden, kunnen worden ontmaskerd.

    3.8.2.

    Het EESC kan zich vinden in de voorstellen van de Commissie voor het verlenen van licenties en het toezicht op de naleving van rechten. Het EESC betreurt echter dat de voorstellen van de Commissie inzake de oplossing van belangenconflicten beperkt blijven tot juridische geschillen (eengemaakt octrooigerecht) en geen concrete instrumenten aanreiken, zoals een centrum voor bemiddeling waar belanghebbenden zelf hun belangenconflicten in verband met algemene wettelijke voorschriften oplossen en een wederzijdse dialoog aangaan alvorens naar de rechter te stappen.

    3.8.3.

    De Commissie heeft een en ander geanalyseerd en is van mening dat een specifiek platform een belangrijke meerwaarde kan bieden. Een „IER-platform”, bij voorkeur met een grondwettelijk erkende status, kan een geschikt instrument zijn om de buitengerechtelijke dialoog tussen de representatieve belanghebbenden te organiseren en coördineren, zodat bemiddeling, arbitrage en verzoening mogelijk wordt. Dit platform voorziet in de behoeften door ervoor te zorgen dat partijen rond de tafel gaan zitten om hun zorgen en verschillende standpunten te bespreken en passende gedragscodes op te stellen.

    3.8.4.

    Via dit platform kunnen de reeds in Europa bestaande goede praktijken worden verzameld, die als basis kunnen dienen voor anderen. Het EESC vertegenwoordigt zelf het maatschappelijk middenveld als geheel, waar overleg wordt gepleegd op Europees en nationaal niveau, maar dit blijft vrij algemeen en het zou mogelijk moeten zijn om in nauwer contact te treden met specifieke beroepsgroepen, zoals schrijvers, journalisten en uitgevers, en ook onderzoekers en instellingen erbij te betrekken om tot een juiste toewijzing van eigendomsrechten te komen en geschillen te vermijden.

    4.   Specifieke opmerkingen

    4.1.   Innovatie in Europa

    4.1.1.

    Innovatie vormt de kern van de Europa 2020-strategie. De innovatie van in Europa gevestigde bedrijven moet worden gestimuleerd en bestendigd. Er worden veel innovatieve projecten ontwikkeld door start-ups en kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's), die vaak een zwakke financiële basis hebben en gemakkelijk ten prooi vallen aan overnames door grote bedrijven die hen op lange termijn naar andere continenten verplaatsen. Met als gevolg dat Europa niet profiteert van hun toegevoegde economische waarde en ook niet van de werkgelegenheid die zij scheppen.

    4.1.2.

    Kmo's verspreiden zich over heel Europa ten koste van traditionele grote ondernemingen. Soms verdwijnen traditionele bedrijven als gevolg van de ontwikkeling van nieuwe ondernemingen. In deze bedrijven zijn de transitieprocessen de sleutel tot innovatie. Hierbij moet bijzondere aandacht worden besteed aan de werknemers, zodat zij dankzij vooraf geplande en aangepaste opleidingsprogramma's in de race kunnen blijven.

    4.2.   Ethische beginselen

    4.2.1.

    Net zoals de Commissie de FRAND-beginselen voorstelt in het kader van standaard-essentiële octrooien, pleit het Comité ervoor om mutatis mutandis beginselen en normen van billijkheid toe te passen op andere terreinen van het intellectuele-eigendomsrecht. De FRAND-beginselen impliceren strikt gezien echter een juridische beperking van het octrooirecht. Deze beginselen kunnen niet zonder meer in andere sectoren worden toegepast, maar moeten van geval tot geval worden bekeken en besproken (8).

    4.2.2.

    Zo moet ook het open source-beginsel worden toegepast, zonder publiek onderzoek in de weg te staan. Overheidsinstellingen financieren vaak wetenschappelijk onderzoek, waarvan de artikelen vóór hun publicatie in vakbladen moeten worden getoetst door vakgenoten („peer review”) die het werk van de onderzoekers kritisch bestuderen. Deze vakbladen zijn beschikbaar in universitaire onderzoekscentra via digitale en mondiale netwerken, zoals het „web of science”. Om hier toegang toe te krijgen, moet de universiteit een fors bedrag betalen, terwijl hiervoor eigenlijk redelijke prijzen zouden moeten gelden. Universiteiten zouden niet opnieuw hoeven te betalen om hun studenten inzage te verlenen in eerder verricht onderzoek. Deze dubbele besteding van overheidsgelden lijkt ons niet effectief en is bovendien in strijd met wat als rechtvaardig en redelijk kan worden beschouwd.

    4.3.   Sociale bescherming

    4.3.1.

    85 % van de uitvindingen wordt gedaan door mensen in loondienst. Dat is een grote uitdaging voor de Commissie, die een evenwichtig stelsel voor de handhaving van IER wil invoeren, in antwoord op de huidige maatschappelijke uitdagingen (9). Een evenwichtig stelsel omvat ook de sociale bescherming van creatieve werknemers en kan de positie van kunstenaars en onderzoekers aanzienlijk verbeteren.

    5.   Instrumenten om de belangen van betrokken partijen beter te beschermen en te behartigen

    5.1.   De belanghebbende partijen organiseren (10)

    5.1.1.

    Bij een intersectorale benadering kunnen goede praktijken worden overgenomen door andere sectoren: organisaties die journalisten vertegenwoordigen kunnen bijvoorbeeld met de beroepsorganisatie van uitgevers onderhandelen over de overdracht van hun auteursrecht in ruil voor een eerlijk loon, en vervolgens over het gebruik van hun teksten in andere (digitale) toepassingen. Journalisten kunnen ook overeenkomsten sluiten over de principes van persvrijheid, de bescherming van klokkenluiders, afspraken met betrekking tot de vertrouwelijkheid van gegevens en het auteursrecht van lezers.

    5.1.2.

    Om een geloofwaardig bovenwettelijk kader te ontwikkelen, moeten alle belanghebbenden in onderling overleg voorwaarden vaststellen voor de overdracht van IER en de uitvoering van passende en uitvoerbare sectorale gedragscodes of overeenkomsten die zijn afgestemd op de specifieke situatie en verband houden met de specifieke kenmerken van de sector en het betrokken rechtsgebied.

    5.1.3.

    Een IER-platform voor overleg en dialoog tussen de betrokken partijen zou een besluit kunnen nemen over het toepassingsgebied van de via onderhandelingen tot stand gekomen overeenkomsten. De nationale en Europese belangen worden al sinds jaar en dag evenwichtig verwoord binnen het Europees overleg. Dit overlegforum zou ook een bemiddelende rol kunnen spelen door de vertegenwoordigers van auteurs, onderzoekers, kunstenaars, ngo's, sociale partners (vakbonden en werkgevers), universiteiten, beroepsorganisaties, intermediairs en openbare instellingen in staat te stellen om samen met de Commissie en Europese instellingen als het EUIPO en het Waarnemingscentrum deel te nemen aan het juridisch overleg.

    5.2.   De consumenten organiseren en bewust maken

    5.2.1.

    Bestrijding van namaak houdt ook in dat de consument bewuster moet worden gemaakt door middel van mediacampagnes om de handhaving van IER te verbeteren, met dien verstande dat de consument, voor wat het auteursrecht betreft, zijn recht op het maken van kopieën voor privégebruik behoudt. Bovendien moeten deze campagnes de consument bewuster maken van de gezondheids- en veiligheidsrisico's die aan het gebruik van sommige namaakproducten verbonden zijn.

    5.3.   Verbetering van de doeltreffendheid van de justitiële handhavingssystemen

    5.3.1.

    Om de doeltreffendheid van de justitiële handhavingssystemen te verbeteren, steunt het Comité de voorstellen van de Commissie (11), die de lidstaten oproept om „gerechtelijke beslissingen (…) systematisch te publiceren” en een belangrijke rol toe te kennen aan het EUIPO en het Waarnemingscentrum. Het is aan de Commissie om te beslissen welk orgaan het meest geschikt is om het debat tussen belanghebbenden binnen een „IER-platform” te organiseren, indien dit het IER-beleid in Europa coherenter maakt en beter afstemt op de interne markt. Het EESC is ook van mening dat moet worden nagegaan of er andere instrumenten voor alternatieve geschillenbeslechting (ADR) moeten worden ontwikkeld om het beginsel van billijkheid te waarborgen.

    5.3.2.

    Hoewel de Commissie zich niet heeft gebogen over de strafrechtelijke bescherming van intellectuele-eigendomsrechten op Europees niveau, steunt het EESC de Commissie in haar streven om de eerbiediging van IER wereldwijd te verbeteren. Met het oog hierop dient de samenwerking tussen de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom (WIPO) en het EUIPO te worden verstevigd.

    6.   Evaluatie van de mededeling van de Commissie

    6.1.

    Het EESC stelt vast dat de aanbevelingen van de Commissie vooral betrekking hebben op juridische kwesties.

    6.2.

    Zonder afbreuk te doen aan de rechtsgang, zou het wenselijk zijn een sterker kader voor juridische bemiddeling tussen betrokken partijen tot stand te brengen om voorstellen voor bemiddeling uit te werken. Een bemiddelingsprocedure kan conflicten tussen de verschillende partijen oplossen en ingewikkelde, kostbare en tijdrovende juridische procedures vermijden. Dit beginsel wordt al gehanteerd in het eenheidsoctrooisysteem, dat een Centrum voor octrooiarbitrage en -bemiddeling heeft. Het EESC steunt de inspanningen van de Commissie om deze kwestie in samenwerking met het EUIPO verder te onderzoeken en staat achter het idee op andere gebieden van intellectuele-eigendomsrechten.

    6.3.

    Het Comité steunt de oproep van de Commissie aan het bedrijfsleven om de benodigde stappen op het gebied van zorgvuldigheid te nemen in de strijd tegen IE-inbreuken. Het is echter wenselijk vooraf specifieke institutionele instrumenten in het leven te roepen om ervoor te zorgen dat alle belanghebbende partijen samen rond de tafel gaan zitten om een dialoog aan te gaan of (indien deze al bestaat, bijv. in de vorm van een memorandum van overeenstemming) voort te zetten en de IER aan de rechtmatige eigenaar toe te wijzen. Het sluiten van vrijwillige overeenkomsten waarbij rechthebbenden, internetplatforms, onlineadverteerders, verzendbedrijven en financiële dienstverleners partij zijn, moet worden gestimuleerd.

    Brussel, 14 maart 2018.

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Georges DASSIS


    (1)  PB L 195 van 2.6.2004, blz. 16.

    (2)  COM(2017) 707 final, blz. 3, punt 1: „maatregelen die het voor belanghebbenden in verband met intellectuele-eigendomsrechten gemakkelijker maken te profiteren van een homogeen, billijk en doeltreffend systeem voor rechtshandhaving in de EU”.

    (3)  COM(2017) 708 final, inleiding, vierde alinea, tweede zin: „Dat komt doordat de richtlijn voorziet in minimale harmonisatie (artikel 2 staat uitdrukkelijk toe om in nationale wetgevingen instrumenten op te nemen die gunstiger zijn voor rechthebbenden).”

    (4)  COM(2017) 712 final, blz. 1, eerste alinea, tweede zin.

    (5)  COM(2017) 707 final, blz. 4, eerste alinea: „(…) waarbij ervoor wordt gezorgd dat octrooihouders worden beloond voor hun investeringen in O&O en normalisatie-activiteiten en daardoor worden gestimuleerd om hun beste technologieën aan te bieden voor opname in normen.”

    (6)  Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO), Intellectual property rights in intensive industries and economic performance in the EU, 2016.

    (7)  Volgens een recente studie bestaat 5 % van alle invoer in de EU uit nagemaakte en door piraterij verkregen goederen, wat overeenkomt met naar schatting 85 miljard EUR aan illegale handel.

    (8)  Zie paragraaf 1.6.

    (9)  COM(2017) 707 final.

    (10)  Zie paragraaf 3.8.1.

    (11)  COM(2017) 707 final, blz. 8.


    Top