EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62009CJ0339

Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 16 december 2010.
Skoma-Lux s. r. o. tegen Celní ředitelství Olomouc.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Nejvyšší správní soud - Tsjechische Republiek.
Gemeenschappelijk douanetarief - Tariefindeling - Gecombineerde nomenclatuur - Posten 2204 en 2206 - Gegiste drank op basis van verse druiven - Effectief alcoholvolumegehalte van 15,8 % tot 16,1 % - Toevoeging van maïsalcohol en bietsuiker tijdens bereiding.
Zaak C-339/09.

Jurisprudentie 2010 I-13251

ECLI identifier: ECLI:EU:C:2010:781

Zaak C‑339/09

Skoma-Lux s. r. o.

tegen

Celní ředitelství Olomouc

(verzoek van de Nejvyšší správní soud om een prejudiciële beslissing)

„Gemeenschappelijk douanetarief – Tariefindeling – Gecombineerde nomenclatuur – Posten 2204 en 2206 – Gegiste drank op basis van verse druiven – Effectief alcoholvolumegehalte van 15,8 % tot 16,1 % – Toevoeging van maïsalcohol en bietsuiker tijdens bereiding”

Samenvatting van het arrest

Gemeenschappelijk douanetarief – Tariefposten – Gegiste drank op basis van druiven waaraan tijdens bereiding bietsuiker en maïsalcohol zijn toegevoegd – Indeling in post 2206 van gecombineerde nomenclatuur

(Verordening nr. 2658/87 van de Raad, bijlage I, post 2206; verordening nr. 1719/2005 van de Commissie)

Verordening nr. 2658/87 met betrekking tot de tarief‑ en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1719/2005, moet aldus worden uitgelegd dat een gegiste drank op basis van verse druiven, die een alcoholgehalte van 15,8 % vol tot 16,1 % vol heeft, die in flessen van 0,75 liter in de handel wordt gebracht en waaraan tijdens de bereiding ervan bietsuiker en maïsalcohol zijn toegevoegd, onder post 2206 van de in bijlage I bij die verordening opgenomen gecombineerde nomenclatuur moet worden ingedeeld.

De bestemming van het product kan weliswaar een objectief indelingscriterium zijn wanneer die bestemming inherent is aan het product, waarbij de inherentie moet kunnen worden beoordeeld aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen van het product, doch is slechts een relevant criterium indien de indeling niet uitsluitend op basis van de objectieve kenmerken en eigenschappen van het product kan worden verricht.

(cf. punten 47‑48 en dictum)







ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer)

16 december 2010 (*)

„Gemeenschappelijk douanetarief – Tariefindeling – Gecombineerde nomenclatuur – Posten 2204 en 2206 – Gegiste drank op basis van verse druiven – Effectief alcoholvolumegehalte van 15,8 % tot 16,1 % – Toevoeging van maïsalcohol en bietsuiker tijdens bereiding”

In zaak C‑339/09,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Nejvyšší správní soud (Tsjechische Republiek) bij beslissing van 2 juli 2009, ingekomen bij het Hof op 24 augustus 2009, in de procedure

Skoma-Lux s. r. o.

tegen

Celní ředitelství Olomouc,

wijst

HET HOF (Eerste kamer),

samengesteld als volgt: A. Tizzano, kamerpresident, J.‑J. Kasel, A. Borg Barthet, E. Levits en M. Safjan (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: V. Trstenjak,

griffier: K. Malacek, administrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 9 september 2010,

gelet op de opmerkingen van:

–        Skoma-Lux s. r. o., vertegenwoordigd door M. Filouš, advokát,

–        het Celní ředitelství Olomouc, vertegenwoordigd door M. Brázda als gemachtigde,

–        de Tsjechische regering, vertegenwoordigd door M. Smolek als gemachtigde,

–        de Griekse regering, vertegenwoordigd door G. Kanellopoulos, Z. Chatzipavlou en V. Karra als gemachtigden,

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door L. Bouyon, L. Jelínek en M. Šimerdová als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van de posten 2204 en 2206 van de gecombineerde nomenclatuur die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief‑ en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1719/2005 van de Commissie van 27 oktober 2005 (PB L 286, blz. 1; hierna: „GN”).

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Skoma-Lux s. r. o. (hierna: „Skoma-Lux”) en het Celní ředitelství Olomouc (hoofddouanekantoor Olomouc) over de indeling in de GN van in de Tsjechische Republiek ingevoerde „rode dessertwijn Kagor VK”.

 Toepasselijke bepalingen

3        De bij verordening nr. 2658/87 ingevoerde GN is gebaseerd op het wereldwijd geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (hierna: „GS”), dat is opgesteld door de Internationale Douaneraad, thans de Werelddouaneorganisatie, en is ingevoerd bij het Internationaal Verdrag van Brussel van 14 juni 1983, dat namens de Europese Gemeenschap is goedgekeurd bij besluit 87/369/EEG van de Raad van 7 april 1987 (PB L 198, blz. 1). De GN stemt, wat de posten en de uit zes cijfers bestaande postonderverdelingen betreft, overeen met het GS; alleen de postonderverdelingen met een zevende en achtste cijfer zijn specifiek voor de GN.

4        Om de toepassing van het geharmoniseerde systeem te preciseren, publiceert de Werelddouaneorganisatie geregeld toelichtingen bij het geharmoniseerde systeem (hierna: „GS-toelichtingen”). Verder stelt ook de Europese Commissie op grond van artikel 9, lid 1, sub a, tweede streepje, van verordening nr. 2658/87 toelichtingen bij de GN op om de toepassing ervan te verzekeren. Deze toelichtingen, die geregeld in het Publicatieblad van de Europese Unie worden gepubliceerd, vervangen de GS-toelichtingen niet, maar moeten als een aanvulling daarvan worden beschouwd, die samen met deze laatste moeten worden geraadpleegd.

5        In de versie van het GS uit 2002, die van toepassing is op de feiten in het hoofdgeding, draagt post 2204 het opschrift „Wijn van verse druiven, wijn waaraan alcohol is toegevoegd daaronder begrepen; druivenmost, andere dan bedoeld bij post 2009”.

6        In de GS-toelichtingen betreffende post 2204 staat te lezen:

„2204.10  – mousserende wijn

                           – andere wijn; druivenmost waarvan de gisting door toevoegen van alcohol is verhinderd of gestuit:

2204.21 – – in verpakkingen inhoudende niet meer dan 2 liter

2204.29  – – andere

2204.30  – andere druivenmost

I.       Wijn van verse druiven

De wijn die onder deze post wordt ingedeeld, is uitsluitend het eindproduct van de alcoholische gisting van most van verse druiven.

Deze post omvat:

[...]

4.       likeurwijnen (ook genoemd dessertwijnen, enz.). Dit zijn wijnen met een hoog alcoholgehalte die in de regel bereid worden uit druivenmost die veel suiker bevat, waarvan bij de gisting slecht een deel in alcohol wordt omgezet. Zij worden soms verkregen door toevoeging van ingedikte most, van mistella of van alcohol. Van de likeurwijnen kunnen worden genoemd: Canarische wijn, Cyprische wijn, Lacrima Christi, Madeira, Malaga, Marsala, Port, Malvezij, Samos, Sherry (Xeres), enz.

[...]”

7        De versie van het GS uit 2002 bevat ook post 2206 met als opschrift „Andere gegiste dranken (bijvoorbeeld appelwijn, perenwijn, honigdrank); mengsels van gegiste dranken en mengsels van gegiste dranken met alcoholvrije dranken, elders genoemd noch elders onder begrepen”.

8        In de GS-toelichtingen betreffende post 2206 staat te lezen:

„Deze post omvat gegiste dranken van alle soorten, andere dan die bedoeld bij de posten 2203 tot en met 2205.

Onder deze post worden onder meer ingedeeld:

[...]

10.      gemberbier en kruidenbier; dit zijn bruisende dranken gemaakt van suiker en water, waaraan gember of kruiden zijn toegevoegd en die door toevoeging van gist aan het gisten zijn gebracht.

Al deze dranken kunnen van nature mousserend zijn of door toevoeging van kooldioxide mousserend worden gemaakt. Zij blijven ook onder deze post ingedeeld wanneer alcohol is toegevoegd of het alcoholgehalte is verhoogd door een tweede gisting, voor zover zij de aard van de onder deze post ingedeelde producten behouden.

[...]”

9        De op de feiten van het hoofdgeding toepasselijke versie van de GN is opgenomen in verordening nr. 1719/2005, die in werking is getreden op 1 januari 2006.

10      Het eerste deel van de GN bevat een aantal inleidende bepalingen. In titel I, „Algemene regels”, afdeling A, „Algemene regels voor de interpretatie van de [GN]”, van dit eerste deel wordt bepaald:

„Voor de indeling van goederen in de [GN] gelden de volgende bepalingen.

1.      De tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden; voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en – voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen – de navolgende regels.

[...]”

11      Het tweede deel van GN bevat de tabel der rechten. Afdeling IV, met als opschrift „Producten van de voedselindustrie; dranken, alcoholhoudende vloeistoffen en azijn; tabak en tot verbruik bereide tabakssurrogaten”, van dit deel bevat een hoofdstuk 22, „Dranken, alcoholhoudende vloeistoffen en azijn”. Dit hoofdstuk bevat onder meer de posten 2203 tot en met 2206, die als volgt zijn geformuleerd:

„2203 00 Bier van mout:

                           [...]

2204                Wijn van verse druiven, wijn waaraan alcohol is toegevoegd daaronder begrepen; druivenmost, andere dan bedoeld bij post 2009:

                           [...]

2205               Vermout en andere wijn van verse druiven, bereid met aromatische planten of met aromatische stoffen:

                           [...]

2206 00 Andere gegiste dranken (bijvoorbeeld appelwijn, perenwijn, honigdrank); mengsels van gegiste dranken en mengsels van gegiste dranken met alcoholvrije dranken, elders genoemd noch elders onder begrepen:

                           [...]”

12      Hoofdstuk 22 van de tabel der rechten bevat ook de volgende aanvullende aantekeningen:

„[...]

5.      De onderverdelingen 2204 21 11 tot en met 2204 21 99 en 2204 29 12 tot en met 2204 29 99 omvatten onder meer:

a)       druivenmost, waarvan de gisting door toevoegen van alcohol is verhinderd of gestuit, te weten het product dat:

–        een effectief alcoholvolumegehalte bezit van 12 of meer doch minder dan 15 % vol, en

–        verkregen is door een product verkregen door distillatie van wijn toe te voegen aan niet-gegiste druivenmost met een natuurlijk alcoholvolumegehalte van 8,5 % vol of meer;

b)       distillatiewijn, te weten het product dat:

–        een effectief alcoholvolumegehalte bezit van 18 of meer doch niet meer dan 24 % vol,

–        uitsluitend is verkregen door een niet gerectificeerd product, verkregen door distillatie van wijn, dat een effectief alcoholvolumegehalte bezit van niet meer dan 86 % vol, toe te voegen aan wijn die geen suikerresidu bevat, en

–        een gehalte aan vluchtige zuren bezit van niet meer dan 1,5 g/l, uitgedrukt in azijnzuur;

c)       likeurwijn, te weten het product dat:

–        een totaal alcoholvolumegehalte bezit van 17,5 % vol of meer alsmede een effectief alcoholvolumegehalte van 15 of meer doch niet meer dan 22 % vol, en

–        verkregen is uit druivenmost of wijn, welke producten afkomstig moeten zijn van wijnstoksoorten, die in het derde land van oorsprong zijn toegelaten voor de productie van likeurwijn en een natuurlijk alcoholvolumegehalte van 12 % vol of meer moeten bezitten, en wel

–        door bevriezing, of

–        door toevoeging, tijdens of na de gisting, van

–        hetzij een product verkregen door distillatie van wijn,

–        hetzij geconcentreerde druivenmost of, voor sommige kwaliteitslikeurwijnen welke voorkomen op een nader vast te stellen lijst en waarvoor zulks vanouds gebruikelijk is, druivenmost die is geconcentreerd door de rechtstreekse werking van vuur en die, afgezien van deze bewerking, aan de definitie van geconcentreerde druivenmost beantwoordt,

–        hetzij een mengsel van deze producten.

[...]”

 Hoofdgeding en prejudiciële vraag

13      Op 18 januari 2006 heeft Skoma-Lux bij het Celní úřad Olomouc (douanekantoor Olomouc) een aangifte voor het vrije verkeer ingediend voor onder de benaming „rode dessertwijn Kagor VK” in de handel gebrachte goederen. Deze uit Moldavië afkomstige goederen zijn aangegeven onder post 2204 van de GN.

14      In het kader van een controle van deze douaneaangifte heeft het Celní úřad Olomouc een monster van deze goederen genomen om de oorsprong van de alcohol, de suiker en het water in deze goederen na te gaan. Uit de verrichte analyse blijkt dat dit monster ten minste 25 % suiker van een andere oorsprong dan van druivensap bevatte en dat deze waarschijnlijk bestond uit een mengsel van druivensap, bietsuiker en door hydrolyse van maïszetmeel verkregen suiker. Volgens dezelfde analyse is die dessertwijn bereid uit aangezoet druivensap waaraan maïsalcohol is toegevoegd, die de gisting heeft gestopt.

15      Op 28 november 2006 heeft het Celní úřad Olomouc op grond van het resultaat van die analyse beslist dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde wijn onder post 2206 van de GN moest worden ingedeeld omdat het niet ging om een likeurwijn aangezien tijdens de bereiding ervan geen door distillatie van wijn verkregen product, maar alcohol van een andere oorsprong was toegevoegd.

16      Op 5 april 2007 heeft het Celní ředitelství Olomouc het door Skoma-Lux tegen de beslissing van het Celní úřad Olomouc ingestelde administratief beroep verworpen.

17      Op 4 december 2007 heeft de Krajský soud v Ostravě (regionale rechtbank te Ostrava) de beslissing van het Celní ředitelství Olomouc nietig verklaard en de zaak voor een nieuw onderzoek naar deze instantie teruggewezen. De Krajský soud v Ostravě heeft geoordeeld dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde goederen onder post 2204 van de GN moesten worden ingedeeld, met name op grond van de overweging dat de toevoeging van suiker of alcohol van om het even welke oorsprong geen wijziging brengt in de wezenlijke kenmerken van deze goederen, te weten wijn bereid van verse druiven.

18      Tegen de beslissing van de Krajský soud v Ostravě heeft het Celní ředitelství Olomouc cassatieberoep ingesteld bij de Nejvyšší správní soud (Hoogste administratieve rechterlijke instantie). Deze laatste is van mening dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde goederen onder post 2206 van de GN moeten worden ingedeeld, op grond van de overweging dat, aangezien is aangetoond dat de betrokken wijn maïsalcohol bevat, hij niet uitsluitend van druiven is bereid.

19      Van oordeel dat de uitkomst van het bij hem aanhangige geding echter afhankelijk is van de uitlegging van de toepasselijke regeling van de Unie, heeft de Nejvyšší správní soud de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vraag gesteld:

„Moeten wijnen met een alcoholgehalte van 15,8 % tot 16,1 % vol die onder de benaming ‚rode dessertwijn Kagor VK’ in flessen van 0,75 liter in de handel worden gebracht en waaraan tijdens de bereiding ervan niet van verse druiven afkomstige stoffen, namelijk bietsuiker en maïsalcohol, zijn toegevoegd, onder post 2204 of onder post 2206 van de [GN] worden ingedeeld?”

 Beantwoording van de prejudiciële vraag

 Ontvankelijkheid

20      In haar opmerkingen stelt Skoma-Lux in wezen dat de kenmerken van de rode dessertwijn Kagor VK niet overeenstemmen met die van de in de prejudiciële vraag beschreven goederen. Volgens Skoma-Lux is die wijn namelijk verkregen door de gisting van druivenmost, welke gisting door de toevoeging van wijnalcohol of wijndistillaat is gestopt om het gewenste alcoholgehalte te verkrijgen.

21      In dit verband zij eraan herinnerd dat het in het kader van de procedure van artikel 267 VWEU uitsluitend een zaak is van de nationale rechter aan wie het geschil is voorgelegd en die de verantwoordelijkheid voor de te geven rechterlijke beslissing draagt, om, gelet op de bijzonderheden van het geval, zowel de noodzaak van een prejudiciële beslissing voor het wijzen van zijn vonnis te beoordelen, als de relevantie van de vragen die hij aan het Hof voorlegt. Wanneer de gestelde vragen betrekking hebben op de uitlegging van het recht van de Unie, is het Hof dus in beginsel verplicht daarop te antwoorden (zie met name arresten van 13 maart 2001, PreussenElektra, C‑379/98, Jurispr. blz. I‑2099, punt 38, en 8 september 2010, Stoß e.a., C‑316/07, C‑358/07–C‑360/07, C‑409/07 en C‑410/07, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 51).

22      Volgens vaste rechtspraak rust er een vermoeden van relevantie op de vragen betreffende de uitlegging van het recht van de Unie die de nationale rechter heeft gesteld binnen het onder zijn verantwoordelijkheid geschetste feitelijke en juridische kader, waarvan het Hof de juistheid niet behoeft na te gaan (zie met name arrest van 7 juni 2007, Van der Weerd e.a., C‑222/05–C‑225/05, Jurispr. blz. I‑4233, punt 22 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

23      Verder zij eraan herinnerd dat wanneer het Hof een prejudiciële vraag op het gebied van de tariefindeling krijgt voorgelegd, het veeleer tot taak heeft de nationale rechter de criteria aan te reiken aan de hand waarvan deze de betrokken producten correct in de GN kan indelen, dan zelf deze indeling te verrichten, temeer daar het Hof niet altijd over de daarvoor noodzakelijke gegevens beschikt. De nationale rechter lijkt hiertoe in elk geval beter te zijn toegerust. Om de nationale rechter een nuttig antwoord te geven kan het Hof hem echter, in een geest van samenwerking met de nationale rechters, alle aanwijzingen geven die het noodzakelijk acht (zie met name arrest van 16 juli 2009, Pärlitigu, C‑56/08, Jurispr. blz. I‑6719, punt 23 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

24      Bijgevolg dient het Hof, zoals de Commissie betoogt, de hem voorgelegde vraag aldus te herformuleren dat zij erop is gericht te vernemen of een gegiste drank op basis van verse druiven, die een alcoholgehalte van 15,8 % vol tot 16,1 % vol heeft, die in flessen van 0,75 liter in de handel wordt gebracht en waaraan tijdens de bereiding ervan bietsuiker en maïsalcohol zijn toegevoegd (hierna: „betrokken drank”), onder post 2204 dan wel onder post 2206 van de GN moet worden ingedeeld.

 Toepassing van verordening (EG) nr. 600/2006

25      In zijn verwijzingsbeslissing verwijst de Nejvyšší správní soud naar verordening (EG) nr. 600/2006 van de Commissie van 18 april 2006 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur (PB L 106, blz. 5). Deze verordening is vastgesteld krachtens artikel 9, lid 1, sub a, van verordening nr. 2658/87, dat de Commissie machtigt, de inhoud van een tariefpost te verduidelijken. Volgens eerstgenoemde verordening moet een product waarvan de kenmerken overeenstemmem met die van de betrokken drank, worden ingedeeld onder post 2206 van de GN.

26      In haar opmerkingen verklaart de Commissie dienaangaande dat die verordening is vastgesteld naar aanleiding van uiteenlopende tariefindelingen van de rode dessertwijn Kagor VK door douaneautoriteiten van de lidstaten.

27      Het is echter vaste rechtspraak dat een verordening waarin de voorwaarden voor de indeling onder een post of een postonderverdeling worden vastgesteld, constitutief van aard is en geen terugwerkende kracht kan hebben (zie met name arresten van 7 juni 2001, CBA Computer, C‑479/99, Jurispr. blz. I‑4391, punt 31, en 27 november 2008, Metherma, C‑403/07, Jurispr. blz. I‑8921, punt 39).

28      Volgens punt 1 van de considerans van verordening nr. 600/2006 is deze verordening vastgesteld om de uniforme toepassing van de GN te waarborgen. Vaststaat echter dat die verordening in werking is getreden op 9 mei 2006, dus na de indiening van de aangifte voor het vrije verkeer met de betrekking tot de in het hoofdgeding aan de orde zijnde goederen, en dat aan deze verordening geen terugwerkende kracht is verleend.

29      In die omstandigheden is verordening nr. 600/2006 niet van toepassing op het hoofdgeding. De prejudiciële vraag moet dus worden beantwoord tegen de achtergrond van verordening nr. 2658/87, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1719/2005.

 Ten gronde

 Bij het Hof ingediende opmerkingen

30      Skoma-Lux betoogt dat de bijzondere organoleptische kenmerken en de objectieve eigenschappen van de betrokken drank, alsook het gebruik waarvoor deze is bestemd, overeenstemmen met die van de onder post 2204 van de GN vallende goederen. De douanekantoren van verschillende lidstaten hebben dan ook bindende tariefinlichtingen gegeven volgens welke de rode dessertwijn Kagor VK onder die post moet worden ingedeeld.

31      Het Celní ředitelství Olomouc is van mening dat volgens de GS-toelichtingen die drank onder post 2206 van de GN moet worden ingedeeld omdat hij alcohol bevat die niet van wijndistillaat afkomstig is.

32      De Tsjechische Regering wijst erop dat de alcohol in de onder post 2204 van de GN vallende dranken uitsluitend door de gisting van druiven moet zijn ontstaan. Aangezien de betrokken drank ten dele andere alcohol dan wijnalcohol bevat, valt hij onder post 2206 van de GN, die alle gegiste dranken omvat die niet onder andere posten van hoofdstuk 22 van de GN kunnen worden ingedeeld.

33      Volgens de Griekse regering valt de betrokken drank onder post 2206 van de GN. Enerzijds kan hij immers, gelet op aanvullende aantekening 5 bij hoofdstuk 22 van de GN, niet onder post 2204 worden ingedeeld omdat de voor de bereiding ervan gebruikte ethylalcohol niet afkomstig is van wijndistillaat. Anderzijds omvat post 2206 van de GN dranken waarvoor de toevoeging van ethylalcohol van maïs is toegestaan op voorwaarde dat de wezenlijke aard van het basisproduct behouden blijft, hetgeen met deze drank het geval is.

34      De Commissie is van mening dat de GS-toelichtingen niet verbieden dat aan de wijn alcohol wordt toegevoegd die niet afkomstig is van druiven. Bijgevolg dient de betrokken drank in beginsel te worden ingedeeld onder post 2204 van de GN. Indien echter door de toevoeging van bietsuiker en maïsalcohol tijdens de bereiding de aard van gegiste drank op basis van verse druiven dermate wordt gewijzigd dat de eigenschappen van het product aanzienlijk afwijken van de organoleptische en chemische eigenschappen die in de internationale of nationale normen voor de onder post 2204 van de GN vallende producten worden bepaald, en inzonderheid wanneer ten minste de helft van het effectieve alcoholvolumegehalte van de drank niet afkomstig is van verse druiven, dient de betrokken drank volgens de Commissie onder post 2206 van de GN te worden ingedeeld. Het staat aan de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat om de omvang van die afwijking te bepalen.

 Antwoord van het Hof

35      Het is vaste rechtspraak dat, in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in de regel moet worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, zoals deze in de tekst van de post van de GN en in de aantekeningen bij de afdeling of het hoofdstuk zijn omschreven (zie met name arresten van 18 juli 2007, Olicom, C‑142/06, Jurispr. blz. I‑6675, punt 16, en 20 mei 2010, Data I/O, C‑370/08, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 29).

36      Verder dient eraan te worden herinnerd dat zowel de aantekeningen bij de hoofdstukken van het gemeenschappelijk douanetarief als de GS‑toelichtingen belangrijke middelen vormen ter verzekering van een uniforme toepassing van dit tarief en als zodanig als waardevolle hulpmiddelen bij de uitlegging ervan kunnen worden beschouwd (zie met name arresten van 20 november 1997, Wiener SI, C‑338/95, Jurispr. blz. I‑6495, punt 11, en 29 april 2010, Roeckl Sporthandschuhe, C‑123/09, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 29).

37      In het onderhavige geval is in de tekst van post 2204 van het GS sprake van „wijn van verse druiven, wijn waaraan alcohol is toegevoegd daaronder begrepen”. In de GS‑toelichtingen betreffende deze post wordt met betrekking tot wijn van verse druiven gepreciseerd dat de wijn die onder deze post wordt ingedeeld, uitsluitend het eindproduct is van de alcoholische gisting van most van verse druiven.

38      De onder post 2204 vallende wijnen van verse druiven omvatten de likeurwijnen, ook dessertwijnen genoemd. Niet betwist wordt dat het alcoholvolumegehalte van de betrokken drank overeenstemt met het in aanvullende aantekening 5, sub c, bij hoofdstuk 22 van de GN genoemde alcoholvolumegehalte van likeurwijnen. Betwist wordt evenmin dat die drank niet voldoet aan de in aanvullende aantekening 5, sub a en b, gestelde voorwaarden, die respectievelijk betrekking hebben op druivenmost waarvan de gisting door toevoeging van alcohol is verhinderd of gestuit, en distillatiewijn.

39      Bovendien wordt in aanvullende aantekening 5, sub c, bij hoofdstuk 22 van de GN voor de likeurwijnen alleen toegestaan dat tijdens of na de gisting, hetzij een product verkregen door distillatie van wijn, hetzij geconcentreerde druivenmost, hetzij een mengsel van deze producten wordt toegevoegd.

40      Anders dan de Commissie stelt, blijkt uit de GS-toelichtingen bij post 2204, gelezen in samenhang met aanvullende aantekening 5, sub c, bij hoofdstuk 22 van de GN, dus duidelijk en ondubbelzinnig dat de alcohol in een likeurwijn, ongeacht of hij voortkomt uit de alcoholische gisting dan wel is toegevoegd, uitsluitend van druiven afkomstig moet zijn.

41      Hieruit volgt dat de betrokken drank, waaraan tijdens de bereiding ervan maïsalcohol is toegevoegd, niet onder post 2204 van de GN kan worden ingedeeld, zonder dat behoeft te worden onderzocht of een likeurwijn in de zin van die post bietsuiker mag bevatten.

42      Nu dit is uitgemaakt, staat vast dat de betrokken drank, gelet op de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, voldoet aan de voorwaarden voor indeling onder post 2206 van de GN.

43      Die post omvat immers de „Andere gegiste dranken (bijvoorbeeld appelwijn, perenwijn, honigdrank); mengsels van gegiste dranken en mengsels van gegiste dranken met alcoholvrije dranken, elders genoemd noch elders onder begrepen”. In de GS-toelichtingen wordt gepreciseerd dat deze post gegiste dranken van alle soorten, andere dan die bedoeld bij de posten 2203 tot en met 2205, omvat.

44      Ten eerste volgt uit het voorgaande dat de betrokken drank niet onder post 2204 van de GN kan vallen. Gelet op de samenstelling ervan kan hij evenmin worden ingedeeld onder post 2203 00 van de GN, betreffende „Bier van mout”, of onder post 2205, betreffende „Vermout en andere wijn van verse druiven, bereid met aromatische planten of met aromatische stoffen”.

45      Ten tweede dient, ter zake van de toevoeging van alcohol en suiker aan de betrokken drank, te worden opgemerkt dat in de GS-toelichtingen betreffende post 2206 wordt verklaard dat dranken ook onder deze post ingedeeld blijven wanneer er alcohol is aan toegevoegd. Een drank waaraan tijdens de bereiding ervan suiker is toegevoegd, kan overigens onder post 2206 worden ingedeeld. In die zin wordt in GS-toelichting 10 bij post 2206 verklaard dat gemberbier en kruidenbier, die worden gemaakt van suiker, water en gember of bepaalde kruiden, onder die post worden ingedeeld.

46      Ten derde staat volgens de GS-toelichtingen betreffende post 2206 de toevoeging van alcohol aan onder deze post vallende dranken niet eraan in de weg dat die dranken onder die post ingedeeld blijven, voor zover zij de kenmerken van de onder deze post ingedeelde producten, te weten de kenmerken van gegiste dranken, behouden. Welnu, uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat de betrokken drank de smaak, de kleur en de geur van een van druiven bereide drank heeft. Bijgevolg heeft hij de bijzondere organoleptische kenmerken van een gegiste drank niet verloren (zie in die zin arrest van 7 mei 2009, Siebrand, C‑150/08, Jurispr. blz. I‑3941, punt 37).

47      Wat ten vierde het argument van Skoma-Lux betreft dat de rode dessertwijn Kagor VK onder post 2204 van de GN moet worden ingedeeld omdat hij bestemd is om als wijn te worden gedronken, dient eraan te worden herinnerd dat de bestemming van het product inderdaad een objectief indelingscriterium kan zijn wanneer die bestemming inherent is aan het product, waarbij de inherentie moet kunnen worden beoordeeld aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen van het product (zie arrest van 15 februari 2007, RUMA, C‑183/06, Jurispr. blz. I‑1559, punt 36, en arrest Roeckl Sporthandschuhe, reeds aangehaald, punt 28). De bestemming van het product is echter slechts een relevant criterium indien de indeling niet uitsluitend op basis van de objectieve kenmerken en eigenschappen van het product kan worden verricht (zie in die zin arrest van 16 december 1976, Industriemetall LUMA, 38/76, Jurispr. blz. 2027, punt 7). Uit het voorgaande volgt echter dat de betrokken drank, gelet op de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, duidelijk en uitsluitend onder post 2206 van de GN valt.

48      Gelet op een en ander dient op de vraag te worden geantwoord dat verordening nr. 2658/87, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1719/2005, aldus moet worden uitgelegd dat een gegiste drank op basis van verse druiven, die een alcoholgehalte van 15,8 % vol tot 16,1 % vol heeft, die in flessen van 0,75 liter in de handel wordt gebracht en waaraan tijdens de bereiding ervan bietsuiker en maïsalcohol zijn toegevoegd, onder post 2206 van de GN moet worden ingedeeld.

 Kosten

49      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Eerste kamer) verklaart voor recht:

Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief‑ en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1719/2005 van de Commissie van 27 oktober 2005, moet aldus worden uitgelegd dat een gegiste drank op basis van verse druiven, die een alcoholgehalte van 15,8 % vol tot 16,1 % vol heeft, die in flessen van 0,75 liter in de handel wordt gebracht en waaraan tijdens de bereiding ervan bietsuiker en maïsalcohol zijn toegevoegd, onder post 2206 van de in bijlage I bij de verordening opgenomen gecombineerde nomenclatuur moet worden ingedeeld.

ondertekeningen


* Procestaal: Tsjechisch.

Top