This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32002R1832
Commission Regulation (EC) No 1832/2002 of 1 August 2002, amending Annex I to Council Regulation (EEC) No 2658/87 on the tariff and statistical nomenclature and on the Common Customs Tariff
Verordening (EG) nr. 1832/2002 van de Commissie van 1 augustus 2002 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief
Verordening (EG) nr. 1832/2002 van de Commissie van 1 augustus 2002 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief
PB L 290 van 28.10.2002, p. 1–932
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2003; stilzwijgende opheffing door 32003R1789
Verordening (EG) nr. 1832/2002 van de Commissie van 1 augustus 2002 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief
Publicatieblad Nr. L 290 van 28/10/2002 blz. 0001 - 0932
Verordening (EG) nr. 1832/2002 van de Commissie van 1 augustus 2002 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Gelet op Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987(1), inzonderheid op de artikelen 9 en 12, Overwegende hetgeen volgt: (1) Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is een goederennomenclatuur vastgesteld, hierna "gecombineerde nomenclatuur" genoemd, die zowel aan de vereisten van het gemeenschappelijk douanetarief als aan die van de buitenlandse handelsstatistieken van de Gemeenschap en andere beleidsmaatregelen van de Gemeenschap in verband met de invoer en de uitvoer van goederen voldoet. (2) De gecombineerde nomenclatuur is opgenomen in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 samen met de autonome en de conventionele rechten en de bijzondere statistische maatstaven. (3) Het is passend bijlage I te moderniseren en te vereenvoudigen zoals vastgesteld in de maatregel SLIM (Simpler Legislation for the Internal Market - eenvoudiger regelgeving voor de interne markt). (4) Het is noodzakelijk de gecombineerde nomenclatuur te wijzigen teneinde rekening te houden met: 1. wijzigingen in de nomenclatuur van het geharmoniseerde systeem overeenkomstig de aanbeveling van de Internationale Douaneraad van 25 juni 1999 en de gevolgen daarvan voor het gemeenschappelijk douanetarief; 2. wijzigingen in de eisen betreffende statistieken en handelsbeleid; 3. technologische of commerciële ontwikkelingen; 4. de noodzaak tot aanpassing of verduidelijking van de teksten. (5) Bijlage I bevat aanpassingen van de rechten als gevolg van door de Raad vastgestelde bepalingen, met inbegrip van Besluit 94/800/EG van de Raad van 22 december 1994 betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap voor wat betreft de onder haar bevoegdheid vallende aangelegenheden, van de uit de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde (1986-1994) voortvloeiende overeenkomsten(2)(3). (6) Overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EEG) nr. 2658/87 stelt de Commissie bij verordening de volledige versie vast van de gecombineerde nomenclatuur samen met de autonome en conventionele rechten, zoals die voortvloeit uit de door de Raad of de Commissie vastgestelde bepalingen. Die verordening wordt uiterlijk op 31 oktober in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt en treedt met ingang van 1 januari van het daaropvolgende jaar in werking. (7) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité Douanewetboek, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 Bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening. Artikel 2 Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2003. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, 1 augustus 2002. Voor de Commissie Frederik Bolkestein Lid van de Commissie (1) PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 969/2002 (PB L 149 van 7.6.2002, blz. 20). (2) PB L 336 van 23.12.1994, blz. 1. (3) In bijlage I bij deze verordening zijn wijzigingen verwerkt die het gevolg zijn van de vaststelling van onderstaande bepalingen: - Besluit 96/611/EG van de Raad van 16 september 1996 (PB L 271 van 24.10.1996, blz. 31), - Besluiten 97/359/EG en 97/360/EG van de Raad van 24 maart 1997 (PB L 155 van 12.6.1997, blz. 1), - Verordening (EG) nr. 2216/97 van de Raad van 3 november 1997 (PB L 305 van 8.11.1997, blz. 1), - Verordening (EG) nr. 1110/1999 van de Raad van 10 mei 1999 (PB L 135 van 29.5.1999, blz. 1), - Verordening (EG) nr. 2559/2000 van de Raad van 16 november 2000 (PB L 293 van 22.11.2000, blz. 1), - Verordening (EG) nr. 1229/2001 van de Commissie van 19 juni 2001 (PB L 168 van 23.6.2001, blz. 5), - Verordening (EG) nr. 1230/2001 van de Commissie van 21 juni 2001 (PB L 168 van 23.6.2001, blz. 6), - Verordening (EG) nr. 1776/2001 van de Commissie van 7 september 2001 (PB L 240 van 8.9.2001, blz. 3), - Verordening (EG) nr. 1777/2001 van de Commissie van 7 september 2001 (PB L 240 van 8.9.2001, blz. 4), - Verordening (EG) nr. 1783/2001 van de Commissie van 10 september 2001 (PB L 241 van 11.9.2001, blz. 7), - Verordening (EG) nr. 2433/2001 van de Raad van 6 december 2001 (PB L 329 van 14.12.2001, blz. 4), - Verordening (EG) nr. 578/2002 van de Commissie van 20 maart 2002 (PB L 97 van 13.4.2002, blz. 1), - Verordening (EG) nr. 796/2002 van de Commissie van 6 mei 2002 (PB L 128 van 15.5.2002, blz. 8), - Verordening (EG) nr. 969/2002 van de Commissie van de 6 juni 2002 (PB L 149 van 7.6.2002, blz. 20). BIJLAGE I GECOMBINEERDE NOMENCLATUUR INHOUD >RUIMTE VOOR DE TABEL> >RUIMTE VOOR DE TABEL> >RUIMTE VOOR DE TABEL> EERSTE DEEL INLEIDENDE BEPALINGEN TITEL I ALGEMENE REGELS A. Algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur Voor de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur gelden de volgende bepalingen. 1. De tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden; voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en - voorzover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen - de navolgende regels. 2. a) De vermelding van een goed in een post heeft eveneens betrekking op dat goed in niet-complete of in niet-afgewerkte staat, voorzover dit de essentiële kenmerken van het complete of het afgewerkte goed vertoont. Deze vermelding heeft eveneens betrekking op een compleet of een afgewerkt goed of een op grond van de voorgaande volzin als zodanig aan te merken goed, indien het wordt aangeboden in gedemonteerde of in niet-gemonteerde staat. b) Onder een in een post vermelde stof wordt niet alleen verstaan die stof in zuivere staat, doch ook vermengd of verbonden met andere stoffen. Evenzo worden onder werken van een genoemde stof niet alleen verstaan die werken die geheel uit die stof bestaan, doch ook werken die gedeeltelijk uit die stof bestaan. De vorenbedoelde mengsels en samengestelde werken worden ingedeeld met inachtneming van de onder 3 vermelde beginselen. 3. Indien goederen met toepassing van het bepaalde onder 2 b) of om enige andere reden vatbaar zijn voor indeling onder twee of meer posten, geschiedt de indeling als volgt: a) de post met de meest specifieke omschrijving heeft voorrang boven posten met een meer algemene strekking. Indien echter twee of meer posten elk afzonderlijk slechts betrekking hebben op een gedeelte van de stoffen of bestanddelen waaruit een mengsel of een goed is samengesteld of op een gedeelte van de artikelen, in het geval van goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, worden die posten, met betrekking tot bedoelde mengsels en goederen, aangemerkt als even specifiek, zelfs indien een van de andere posten daarvan een volledigere of nauwkeurigere omschrijving geeft; b) mengsels, werken die zijn samengesteld uit of met verschillende stoffen dan wel zijn vervaardigd door samenvoeging van verschillende goederen, zomede goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, waarvan de indeling niet mogelijk is aan de hand van het bepaalde onder 3 a), worden ingedeeld naar de stof of naar het goed waaraan de mengsels, de werken, de stellen of de assortimenten hun wezenlijk karakter ontlenen, indien dit kan worden bepaald; c) in de gevallen waarin de indeling aan de hand van het bepaalde onder 3 a) en 3 b) niet mogelijk is, wordt van de verschillende in aanmerking komende posten, de post toegepast die in volgorde van nummering het laatst is geplaatst. 4. Goederen die niet kunnen worden ingedeeld overeenkomstig vorenstaande regels, worden ingedeeld onder de post die van toepassing is op de goederen waarmede zij de meeste overeenkomst vertonen. 5. Voor de hierna genoemde goederen gelden daarenboven de volgende regels: a) etuis, foedralen en koffers voor camera's, voor muziekinstrumenten of voor wapens, dozen voor tekeninstrumenten, juwelenkistjes en dergelijke bergingsmiddelen, speciaal gevormd of ingericht voor het opbergen van een bepaald artikel of van een stel of assortiment van artikelen, geschikt voor herhaald gebruik en aangeboden met de artikelen waarvoor ze bestemd zijn, worden ingedeeld onder dezelfde post als die artikelen indien zij van de soort zijn die normaal daarmee wordt verkocht. Deze regel geldt echter niet voor bergingsmiddelen die aan het geheel het wezenlijk karakter verlenen; b) behoudens het bepaalde onder 5 a) worden gevulde verpakkingsmiddelen(1) ingedeeld met de verpakte goederen indien zij van de soort zijn die normaal als verpakking voor die goederen wordt gebruikt. Deze regel is echter niet verplichtend voor verpakkingsmiddelen die klaarblijkelijk geschikt zijn voor herhaald gebruik. 6. Voor de indeling van goederen onder de onderverdelingen van een post zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van die onderverdelingen en de aanvullende aantekeningen, alsmede "mutatis mutandis" de vorenstaande regels, met dien verstande dat uitsluitend onderverdelingen van gelijke rangorde met elkaar kunnen worden vergeleken. Voor de toepassing van deze regel en voorzover niet anders is bepaald, zijn de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken eveneens van toepassing. B. Algemene bepalingen met betrekking tot het douanerecht 1. De conventionele rechten, genoemd in kolom 3 van de tabel der rechten, zijn van toepassing bij invoer van goederen van oorsprong uit landen die partij zijn bij de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel of waarmede de Europese Gemeenschap overeenkomsten heeft gesloten die de meestbegunstigingsclausule op het gebied van de tarieven bevatten; voorzover niet anders is bepaald, gelden deze conventionele rechten eveneens voor andere dan de hierboven bedoelde goederen die uit enig derde land worden ingevoerd. De conventionele rechten opgenomen in kolom 3 zijn vanaf 1 januari 2003 van toepassing. Indien de autonome rechten lager zijn dan de conventionele rechten, zijn de autonome rechten, die dan in een voetnoot worden aangegeven, van toepassing. 2. De bepalingen in punt 1 gelden niet indien voor goederen van oorsprong uit bepaalde landen speciale autonome rechten zijn vastgesteld of indien krachtens overeenkomsten preferentiële rechten van toepassing zijn. 3. De bepalingen in de punten 1 en 2 vormen geen belemmering voor de toepassing door de lidstaten van andere rechten dan die van het gemeenschappelijk douanetarief, voorzover een bepaling van het Gemeenschapsrecht dit rechtvaardigt. 4. Indien de rechten zijn uitgedrukt in procenten, betreft het waarderechten. 5. De vermelding "EA" betekent dat op de bedoelde producten een landbouwelement dat overeenkomstig bijlage 1 is vastgesteld van toepassing is. 6. De vermelding "AD S/Z" of "AD F/M" in de hoofdstukken 17 tot en met 19 betekent dat het maximumrecht bestaat uit een ad-valoremrecht plus een aanvullend recht dat van toepassing is op bepaalde soorten suiker of op meel. Dit aanvullend recht wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van bijlage 1. 7. De vermelding "[fmxeuro]/ % vol/hl" in hoofdstuk 22 betekent dat een specifiek recht van toepassing is, uitgedrukt in euro per volumepercentage alcohol per hectoliter. Zo wordt een drank met een alcohol-volumegehalte van 40 % als volgt belast, indien onderstaande specifieke rechten van toepassing zijn: - "1 [fmxeuro]/ % vol/hl" = 1 [fmxeuro] x 40 = 40 [fmxeuro] per hectoliter, of - "1 [fmxeuro]/ % vol/hl + 5 [fmxeuro]/hl" = 1 [fmxeuro] x 40 + 5 = 45 [fmxeuro] per hectoliter. De vermelding "MIN" (bijvoorbeeld "1,6 [fmxeuro]/ % vol/hl MIN 9 [fmxeuro]/hl") betekent dat het recht berekend overeenkomstig de hierboven vermelde regel, vergeleken moet worden met het minimumrecht (in dit voorbeeld "9 [fmxeuro]/hl") en dat het hoogste van de twee toegepast wordt. C. Algemene bepalingen die zowel op de nomenclatuur als op het douanerecht betrekking hebben 1. Behoudens bijzondere bepalingen worden de belastbare waarde voor naar de waarde belaste goederen en de waarde die bepalend is voor de indeling onder sommige posten of onderverdelingen van posten vastgesteld aan de hand van de bepalingen inzake de douanewaarde. 2. Voor de vaststelling van het belastbare gewicht voor naar het gewicht belaste goederen, en het gewicht dat bepalend is voor de indeling onder sommige posten of onderverdelingen van posten wordt verstaan: a) onder "brutogewicht", het gewicht van het goed vermeerderd met dat van al zijn bergingsmiddelen en verpakkingen; b) onder "nettogewicht" of "gewicht" zonder nadere aanduiding, het eigen gewicht van het goed ontdaan van al zijn bergingsmiddelen en verpakkingen. 3. De tegenwaarde in nationale valuta van de euro, voor lidstaten andere dan de deelnemende lidstaten vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 974/98 van de Raad(2) (hierna genoemd "niet-deelnemende lidstaten"), wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad(3), zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 82/97 van het Europees Parlement en de Raad(4). 4. Gunstige tariefbehandeling voor bepaalde goederen uit hoofde van hun bijzondere bestemming: Goederen met een bijzondere bestemming waarvoor het uit hoofde van deze bijzondere bestemming geldende douanerecht niet lager is dan het douanerecht dat van toepassing is wanneer indien met de bijzondere bestemming geen rekening wordt gehouden, worden ingedeeld onder de onderverdeling van de gecombineerde nomenclatuur die in deze bijzondere bestemming voorziet, zonder dat de bepalingen van de artikelen 291 tot en met 300 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 (PB L 253 van 11.10.1993) worden toegepast. TITEL II BIJZONDERE BEPALINGEN A. Producten bestemd voor bepaalde soorten schepen en voor boor- en werkeilanden 1. De heffing van de douanerechten wordt geschorst voor de producten die bestemd zijn voor de bouw, de reparatie, het onderhoud of de verbouwing van de in de volgende tabel aangegeven schepen, alsmede voor de producten die bestemd zijn voor de uitrusting van deze schepen. 2. De heffing van de douanerechten wordt geschorst voor: a) de producten die bestemd zijn voor de bouw, de reparatie, het onderhoud of de verbouwing van boor- of werkeilanden: 1. van onderverdeling ex 8430 49, die in of buiten de territoriale zee van de lidstaten vast op de zeebodem zijn of worden geplaatst, 2. van onderverdeling 8905 20, die al dan niet op de zeebodem kunnen worden geplaatst, alsmede voor de producten die bestemd zijn voor de uitrusting van deze boor- of werkeilanden. Worden eveneens aangemerkt als producten die bestemd zijn voor de bouw, de reparatie, het onderhoud, de verbouwing of de uitrusting van boor- en werkeilanden, de producten zoals brandstoffen, smeermiddelen en gassen, die noodzakelijk zijn voor de werking van de machines en toestellen die niet permanent op deze eilanden worden gebruikt en er geen integrerend deel van uitmaken, en die aan boord daarvan worden gebruikt voor de bouw, de reparatie, het onderhoud, de verbouwing of de uitrusting daarvan; b) de buizen, pijpen, kabels, alsmede de verbindingsstukken daarvoor, die de boor- en werkeilanden met de vaste wal verbinden. >RUIMTE VOOR DE TABEL> 3. Deze schorsingen worden afhankelijk gesteld van de voorwaarden vastgesteld bij de op dit gebied geldende communautaire bepalingen, met het oog op het douanetoezicht op de bestemming van deze producten. B. Burgerluchtvaartuigen en producten bestemd voor burgerluchtvaartuigen 1. Aan douanerechten worden niet onderworpen: - burgerluchtvaartuigen; - bepaalde producten bestemd om te worden gebruikt in burgerluchtvaartuigen om daarin of daaraan bij de bouw, de reparatie, het onderhoud, de gedeeltelijke vernieuwing, de wijziging of de verbouwing te worden opgenomen of verwerkt; - toestellen voor vliegoefeningen op de grond, alsmede delen en onderdelen daarvan, bestemd voor de burgerluchtvaart. Het betreft uitsluitend producten die vallen onder onderverdelingen(5) voorzien van een verwijzing naar een voetnoot met de volgende bewoording:"Indeling onder deze onderverdeling is onderworpen aan de voorwaarden en bepalingen, vastgesteld bij de op dit gebied geldende communautaire bepalingen (zie artikelen 291 t/m 300 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1) en latere wijzigingen). Zie eveneens titel II, punt B, van de inleidende bepalingen.". 2. Voor de toepassing van punt 1 worden onder "burgerluchtvaartuigen" verstaan: luchtvaartuigen andere dan die welke in de lidstaten door militaire of soortgelijke diensten worden gebruikt en militaire of daarmede gelijkgestelde kentekens dragen. 3. Voor de toepassing van punt 1, tweede gedachtestreepje, omvat de uitdrukking "bestemd voor burgerluchtvaartuigen" in alle betrokken onderverdelingen(6) eveneens de producten bestemd voor toestellen voor vliegoefeningen op de grond, bestemd voor de burgerluchtvaart. C. Farmaceutische producten 1. Vrijstelling van douanerechten wordt verleend voor de volgende categorieën farmaceutische producten: i) de in bijlage 3 opgenomen farmaceutische stoffen die bekend staan onder de CAS RN (Chemical Abstracts Service Registry Numbers) en de internationale generieke benamingen (INN); ii) zouten, esters en hydraten van de met INN aangeduide stoffen, die aangeduid worden door een combinatie van de INN van bijlage 3 en de voor- of achtervoegsels van bijlage 4, mits deze producten kunnen worden ingedeeld onder dezelfde zescijferige GS-onderverdeling als de corresponderende INN; iii) zouten, esters en hydraten van de met INN aangeduide stoffen, die zijn opgenomen in bijlage 5 en niet kunnen worden ingedeeld onder dezelfde zescijferige GS-onderverdeling als de corresponderende INN; iv) de farmaceutische tussenproducten die in bijlage 6 zijn opgenomen en worden aangeduid met een chemische naam en een CAS RN en die worden gebruikt bij de vervaardiging van farmaceutische producten. 2. Bijzondere gevallen: i) de INN omvatten uitsluitend de stoffen die zijn beschreven in de lijsten van aanbevolen en voorgestelde INN bekendgemaakt door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Indien het aantal door de INN omvatte stoffen minder is dan het aantal stoffen omvat door de CAS RN, dan worden uitsluitend de door de INN omvatte stoffen vrijgesteld van rechten; ii) wanneer een in bijlage 3 of 6 opgenomen product aangeduid wordt met een CAS RN dat overeenstemt met een bepaalde isomeer, komt uitsluitend deze isomeer in aanmerking voor vrijstelling; iii) de dubbele derivaten (zouten, esters en hydraten) van de met INN aangeduide stoffen, die aangeduid worden door een combinatie van de INN van bijlage 3 en de voor- of achtervoegsels van bijlage 4, voorzover deze producten kunnen worden ingedeeld onder dezelfde zescijferige GS-onderverdeling als de corresponderende INN, komen in aanmerking voor vrijstelling; voorbeeld: methylalaninaathydrochloride iv) wanneer een met een INN aangeduide stof van bijlage 3 een zout is (of een ester), komt geen enkel ander zout (of ester) van het zuur dat overeenstemt met de INN in aanmerking voor vrijstelling; voorbeeld: kaliumoxprenoaat (INN): vrijstelling. natriumoxprenoaat: geen vrijstelling. D. Forfaitaire heffing 1. Een forfaitair douanerecht van 3,5 % ad valorem is van toepassing op goederen: - vervat in door particulieren aan particulieren gerichte zendingen, of - die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers, voorzover het invoer betreft waaraan elk handelskarakter vreemd is. Dit forfaitaire douanerecht van 3,5 % is van toepassing wanneer de totale waarde van de aan douanerechten onderworpen goederen, per zending of per reiziger, niet meer dan 350 [fmxeuro] bedraagt. De goederen van hoofdstuk 24 welke deel uitmaken van een zending of van de persoonlijke bagage van reizigers in hoeveelheden die de maxima overschrijden welke in artikel 31 of in artikel 46 van Verordening (EEG) nr. 918/83 van de Raad(7), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 355/94(8), zijn vastgesteld, zijn van dit forfaitaire douanerecht uitgesloten. 2. Onder invoer zonder handelskarakter wordt verstaan invoer waarbij het gaat om goederen die deel uitmaken van: a) door particulieren aan particulieren gerichte zendingen, welke invoer tegelijkertijd: - een incidenteel karakter draagt, - uitsluitend bestaat uit goederen bestemd voor persoonlijk gebruik van de geadresseerde dan wel voor gebruik door leden van diens gezin, mits uit de aard of de hoeveelheid der goederen geen commerciële bijbedoelingen blijken, - zonder enige vorm van betaling door de afzender aan de geadresseerde wordt gezonden; b) persoonlijke bagage van reizigers, welke invoer tegelijkertijd: - een incidenteel karakter draagt, en - uitsluitend betrekking heeft op goederen bestemd voor persoonlijk gebruik van de reizigers dan wel voor gebruik door leden van hun gezin of bestemd om ten geschenke te worden aangeboden, mits uit de aard of de hoeveelheid der goederen geen commerciële bijbedoelingen blijken. 3. Het forfaitaire douanerecht is niet van toepassing op goederen die onder de in de punten 1 en 2 genoemde voorwaarden worden ingevoerd en ten aanzien waarvan de betrokkene, alvorens dat recht daarop wordt toegepast, heeft verzocht dat zij aan de daarvoor geldende rechten bij invoer worden onderworpen. In dat geval worden alle onder de invoer begrepen goederen, onverminderd de in de artikelen 29 tot en met 31 en 45 tot en met 49 van Verordening (EEG) nr. 918/83 bedoelde vrijstellingen, aan de daarvoor geldende rechten bij invoer onderworpen. Voor de toepassing van de eerste alinea worden onder rechten bij invoer verstaan zowel de douanerechten en heffingen van gelijke werking als de belastingen bij invoer die zijn vastgesteld in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid of in het kader van de specifieke regelingen die van toepassing zijn op bepaalde uit de verwerking van landbouwproducten verkregen goederen. 4. De niet-deelnemende lidstaten mogen het bedrag dat ontstaat door de omrekening van het bedrag van 350 [fmxeuro] in nationale valuta, afronden. 5. De niet-deelnemende lidstaten mogen de tegenwaarde van het bedrag van 350 [fmxeuro] in nationale valuta ongewijzigd handhaven, indien bij de jaarlijkse aanpassing zoals voorzien in artikel 18, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2913/92, de omrekening van dit bedrag, vóór de in punt 4 genoemde afronding, een wijziging van minder dan 5 % van de in nationale valuta uitgedrukte tegenwaarde of een verlaging van die tegenwaarde oplevert. E. Bergingsmiddelen en verpakkingsmiddelen De navolgende bepalingen zijn van toepassing op de onder a) en b) van algemene regel 5 omschreven bergings- en verpakkingsmiddelen die gelijktijdig met de goederen waarmee zij worden aangeboden of die zij bevatten in het vrije verkeer worden gebracht. 1. Indien de bergings- en verpakkingsmiddelen, overeenkomstig algemene regel 5, ingedeeld worden bij de goederen waarmee zij worden aangeboden of die zij bevatten, zijn zij: a) aan hetzelfde douanerecht onderworpen als het goed: - indien dit aan een douanerecht naar de waarde is onderworpen, of - indien zij in het belastbare gewicht van het goed dienen te worden begrepen; b) niet aan douanerecht onderworpen: - indien het goed niet aan douanerecht is onderworpen, of - indien dit naar een andere maatstaf is belast dan het gewicht of de waarde, of - indien het gewicht van die bergings- en verpakkingsmiddelen niet in het belastbare gewicht van het verpakte goed dient te worden begrepen. 2. Indien de in punt 1, onder a) en b), bedoelde bergings- of verpakkingsmiddelen verscheidene goederen van verschillende soort bevatten of met zulke goederen worden aangeboden, worden voor de vaststelling van het belastbare gewicht of de belastbare waarde van die goederen het gewicht en de waarde van bedoelde verpakkingsmiddelen omgeslagen over alle goederen naar evenredigheid van het gewicht of de waarde van elk goed. F. Gunstige tariefbehandeling in verband met de aard van de goederen 1. De volgende goederen komen, uit hoofde van hun aard, onder bepaalde voorwaarden voor een gunstige tariefbehandeling in aanmerking: - voor consumptie ongeschikte producten, - zaaigoed, - builgaas, niet geconfectioneerd, - bepaalde soorten druiven voor tafelgebruik, kaasfondues, Tokayerwijn, tabak en nitraat. De onderverdelingen waaronder deze goederen worden ingedeeld(9) zijn van een voetnoot voorzien die als volgt luidt: "Indeling onder deze onderverdeling is onderworpen aan de voorwaarden en bepalingen, vastgesteld in titel II, punt F, van de inleidende bepalingen". 2. De voor consumptie ongeschikte producten die in verband met hun aard voor een gunstige tariefbehandeling in aanmerking komen, zijn vermeld in bijlage 8, met de post waaronder zij worden ingedeeld en de naam en de hoeveelheid van de gebruikte denatureringsmiddelen. Deze producten worden geacht niet geschikt te zijn voor consumptie wanneer het te denatureren product en het denatureringsmiddel een homogeen mengsel vormen en de bestanddelen daarvan niet meer op lonende wijze kunnen worden afgescheiden. 3. De hieronder genoemde goederen worden onder posten ingedeeld die betrekking hebben op zaaigoed, voorzover zij aan de communautaire wetgeving terzake voldoen: - voor zaaidoeleinden bestemde suikermaïs, spelt, maïshybriden, rijst en sorghohybriden: Richtlijn 66/402/EEG van de Raad(10); - voor pootaardappelen: Richtlijn 2002/56/EG van de Raad van 13 juni 2002(11) - voor zaaidoeleinden bestemde oliehoudende zaden en vruchten: Richtlijn 2002/57/EG van de Raad van 13 juni 2002(12). Suikermaïs, spelt, maïshybriden, rijst, sorghohybriden of oliehoudende zaden en vruchten, van de soorten die niet onder de werkingssfeer van de landbouwwetgeving vallen, komen voor een gunstige tariefbehandeling in verband met de aard van het product in aanmerking, indien zij zonder enige twijfel voor zaaidoeleinden zijn bestemd. 4. Niet-geconfectioneerd builgaas komt voor een gunstige tariefbehandeling in aanmerking, mits dit weefsel van niet-uitwisbare merktekens is voorzien waaruit blijkt dat het voor het builen of soortgelijke industriële doeleinden is bestemd. 5. Druiven voor tafelgebruik, kaasfondue, Tokayerwijn, tabak en nitraat komen voor een gunstige tariefbehandeling in aanmerking, mits deze goederen worden aangeboden tezamen met een geviseerd certificaat waarbij de facturen zijn gevoegd waarop het (de) volgnummer(s) van het (de) overeenkomstige certificaat (certificaten) is (zijn) vermeld. De modellen van de certificaten en de voorschriften die bij de afgifte in acht moeten worden genomen, zijn opgenomen in bijlage 9. Opmerking Indien in kolom 1 van de tabel der rechten een post tussen haakjes is geplaatst, wil dat zeggen dat die post is vervallen (bijvoorbeeld: post [ 1519 ]). LIJST VAN DE TEKENS, AFKORTINGEN EN SYMBOLEN [starf ] Duidt de nieuwe codenummers aan [squf ] Kenmerkt de codenummers die het vorige jaar werden gebruikt, maar met verschillende inhoud AD F/M Aanvullend douanerecht meel AD S/Z Aanvullend douanerecht suiker b/f Fles cm/sec Centimeter(s) per seconde EA Agrarisch element [fmxeuro] Euro INN International non-proprietary name INNM International non-proprietary name modified ISO International Organization for Standardization Kbit 1024 bit kg/br Kilogram brutogewicht kg/net Kilogram nettogewicht kg/net eda Kilogram netto-uitlekgewicht 100 kg/net mas 100 kilogram in droge stof MAX Maximum Mbit 1048576 bit MIN Minimum ml/g Milliliter per gram mm/sec Millimeter(s) per seconde RON Research-octaangetal LIJST VAN BIJZONDERE MAATSTAVEN c/k Aantal karaat (1 metriekkaraat = 2 x 10- 4 kg) ce/el Aantal cellen ct/l Laadvermogen in metrieke ton(13) g Gram gi F/S Gram splijtbare isotopen GT Brutotonnage kg C5H14ClNO Kilogram cholinechloride kg H2O2 Kilogram waterstofperoxide kg K2O Kilogram kaliumoxide kg KOH Kilogram kaliumhydroxide (bijtende potas) kg met.am. Kilogram methylaminen kg N Kilogram stikstof kg NaOH Kilogram natriumhydroxide (bijtende soda) kg/net eda Kilogram netto-uitlekgewicht kg P2O5 Kilogram difosforpentaoxide (fosforzuuranhydride) kg 90 % sdt Kilogram drooggewicht ad 90 % kg U Kilogram uranium 1000 kWh 1000 kilowattuur l Liter 1000 l 1000 liter l alc. 100 % Liter zuivere alcohol (100 %) m Meter m2 Vierkante meter m3 Kubieke meter 1000 m3 1000 kubieke meter pa Aantal paren p/st Aantal stuks 100 p/st 100 stuks 1000 p/st 1000 stuks TJ Terajoule (verbrandingswarmte) TWEEDE DEEL TABEL DER RECHTEN AFDELING I LEVENDE DIEREN EN PRODUCTEN VAN HET DIERENRIJK Aantekeningen 1. Voorzover niet anders is bepaald, heeft de vermelding in deze afdeling van dieren van een bepaald geslacht of soort eveneens betrekking op de jonge dieren van dat geslacht of die soort. 2. Voorzover niet anders is bepaald, wordt in de nomenclatuur onder "gedroogd" eveneens verstaan: gedehydreerd, geëvaporeerd of gelyofiliseerd. HOOFDSTUK 1 LEVENDE DIEREN Aantekening 1. Dit hoofdstuk omvat alle levende dieren, met uitzondering van: a) vis, schaaldieren, weekdieren en andere ongewervelde waterdieren, bedoeld bij de posten 0301, 0306 en 0307; b) culturen van micro-organismen en andere producten, bedoeld bij post 3002; c) dieren bedoeld bij post 9508. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 2 VLEES EN EETBARE SLACHTAFVALLEN Aantekening 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) wat de posten 0201 tot en met 0208 en post 0210 betreft, producten die ongeschikt zijn voor menselijke comsumptie; b) darmen, blazen en magen van dieren (post 0504) en dierlijk bloed (post 0511 of 3002); c) dierlijk vet, ander dan bedoeld bij post 0209 (hoofdstuk 15). Aanvullende aantekeningen (GN) 1. A. Wordt aangemerkt als: a) "het hele geslachte rund" bedoeld bij de onderverdelingen 0201 10 en 0202 10: het hele geslachte rund na het uitbloeden, het ontdoen van de ingewanden en het villen, al dan niet met inbegrip van de kop, de poten en andere, aan het geslachte dier vastzittende slachtafvallen. Indien het hele geslachte dier zonder kop wordt aangeboden, moet de kop van de romp zijn gescheiden ter hoogte van de bovenste halswervel (atlaswervel). Indien het hele geslachte dier zonder poten wordt aangeboden, moeten de poten zijn afgescheiden ter hoogte van de voorkniegewrichten, respectievelijk spronggewrichten. Als "heel geslacht dier" dient eveneens te worden aangemerkt: het voorste deel van het geslachte dier dat alle beenderen, alsmede de hals en de schouders omvat, doch met meer dan tien paar ribben; b) "het halve geslachte rund" bedoeld bij de onderverdelingen 0201 10 en 0202 10: het product dat verkregen wordt door het scheiden van het hele dier in twee symmetrische delen door het midden van alle hals-, rug-, lenden- en staartwervels en door het midden van het borstbeen en het bekken. Als "half geslacht dier" dient eveneens te worden aangemerkt: het voorste deel van het halve geslachte dier dat alle beenderen, alsmede de hals en de schouder omvat, doch met meer dan tien ribben; c) "compensated quarters" bedoeld bij de onderverdelingen 0201 20 20 en 0202 20 10: het geheel dat wordt gevormd: - hetzij door voorvoeten, die alle beenderen alsmede de hals en de schouder omvatten en met tien ribben, en door achtervoeten, die alle beenderen, alsmede de stomp, de dikke en de dunne lendenen omvatten en met drie ribben, - hetzij door voorvoeten, die alle beenderen alsmede de hals en de schouder omvatten en met vijf ribben, waarbij de vang, de platte ribben en de naborst in hun geheel aan de voorvoet vastzitten, en door achtervoeten, die alle beenderen, alsmede de stomp, de dikke en de dunne lendenen omvatten en met acht delen van ribben. De voorvoeten en de achtervoeten, die "compensated quarters" vormen, moeten terzelfder tijd en in een gelijk aantal aan de douane worden aangeboden, waarbij het totale gewicht der voorvoeten gelijk moet zijn aan dat der achtervoeten. Er wordt evenwel een verschil in het gewicht van de twee gedeelten der zending toegestaan, mits dit verschil niet meer bedraagt dan 5 % van het zwaarste gedeelte (voorvoeten of achtervoeten); d) "voorspan" bedoeld bij de onderverdelingen 0201 20 30 en 0202 20 30: het voorste deel van het hele geslachte dier dat alle beenderen, alsmede de hals en de schouder omvat, met ten minste vier paar en ten hoogste tien paar ribben (waarbij de eerste vier paar hele ribben moeten zijn, terwijl de overige paren uit delen van ribben mogen bestaan), met of zonder vang; e) "voorvoet" bedoeld bij de onderverdelingen 0201 20 30 en 0202 20 30: het voorste deel van het halve geslachte dier dat alle beenderen, alsmede de hals en de schouder omvat, met ten minste vier en ten hoogste tien ribben (waarbij de eerste vier ribben hele ribben moeten zijn, terwijl de overige uit delen van ribben mogen bestaan), met of zonder vang; f) "achterspan" bedoeld bij de onderverdelingen 0201 20 50 en 0202 20 50: het achterste deel van het hele geslachte dier dat alle beenderen, alsmede de stompen, de dikke en de dunne lendenen en de haas omvat, met ten minste drie paar ribben of delen van ribben, met of zonder schenkel en met of zonder vang; g) "achtervoet" bedoeld bij de onderverdelingen 0201 20 50 en 0202 20 50: het achterste deel van het halve geslachte dier dat alle beenderen, alsmede de stompen, de dikke en de dunne lendenen en de haas omvat, met ten minste drie ribben of delen van ribben, met of zonder schenkel en met of zonder vang; h) 11. delen aangeduid als "crops" en "chucks and blades" bedoeld bij onderverdeling 0202 30 50: de tot de rug behorende gedeelten van de voorvoet met inbegrip van het bovenste gedeelte van de schouder, die uit de voorvoet met ten minste vier en ten hoogste tien ribben verkregen worden bij versnijding in een dwarsvlak, gaande van het verbindingspunt tussen de eerste rib en het eerste borstbeensegment naar het terugslagpunt van het middenrif bij de tiende rib; 22. delen aangeduid als "briskets" bedoeld bij onderverdeling 0202 30 50: het onderste gedeelte van de voorvoet, omvattende de puntborst, de borst en de naborst; B. De producten bedoeld bij letter A, onder a) tot en met g), kunnen worden aangeboden met of zonder wervelkolom. C. Voor de bepaling van het aantal ribben of delen van ribben bedoeld bij letter A worden slechts de ribben of delen van ribben die aan de wervelkolom vastzitten in aanmerking genomen. Indien de wervelkolom is verwijderd, worden alleen de ribben of delen van ribben in aanmerking genomen die anders aan de wervelkolom zouden hebben vastgezeten. 2. A. Wordt aangemerkt als: a) "hele en halve dieren" bedoeld bij de onderverdelingen 0203 11 10 en 0203 21 10: het geslachte varken (huisdier) na het uitbloeden, het ontdoen van de ingewanden en het verwijderen van de borstels en de klauwen. Het halve dier wordt verkregen door het hele geslachte dier te scheiden door de hals-, rug-, lenden- en staartwervels, door of langs het borstbeen en door het bekken. Het hele of halve dier kan al dan niet met inbegrip van de kop, met of zonder kinnebakspek, de poten, de bladreuzel, de nieren, de staart of het middenrif worden aangeboden. Het halve dier kan al dan niet met inbegrip van het ruggenmerg, de hersenen of de tong worden aangeboden. Hele en halve geslachte zeugen kunnen al dan niet met inbegrip van het uierweefsel (melkklier) worden aangeboden; b) "ham" bedoeld bij de onderverdelingen 0203 12 11, 0203 22 11, 0210 11 11 en 0210 11 31: het achterste (caudale) deel van het halve dier, met been, al dan niet met inbegrip van de poot, de schenkel, het zwoerd of het spek. De ham wordt van het halve dier zodanig gescheiden dat hij ten hoogste de laatste lendenwervel omvat; c) "voorstuk" bedoeld bij de onderverdelingen 0203 19 11, 0203 29 11, 0210 19 30 en 0210 19 60: het voorste (craniale) deel van het halve dier zonder kop, met of zonder kinnebakspek, met been, al dan niet met inbegrip van de poot, de schenkel, het zwoerd of het spek. Het voorstuk wordt van het halve dier zodanig gescheiden dat het ten hoogste de vijfde rugwervel omvat. Het bovenste (dorsale) deel van het voorstuk (de halskarbonade), ook indien met het schouderblad en het daarbij behorende spierweefsel, wordt aangemerkt als een deel van de karbonadestreng, wanneer het hoogstens juist onder de wervelkolom gescheiden is van het onderste (ventrale) deel van het voorstuk; d) "schouder" bedoeld bij de onderverdelingen 0203 12 19, 0203 22 19, 0210 11 19 en 0210 11 39: het onderste deel van het voorstuk, met been, ook indien met het schouderblad en het daarbij behorende spierweefsel, al dan niet met inbegrip van de poot, de schenkel, het zwoerd of het spek. Het schouderblad met het daarbij behorende spierweefsel afzonderlijk aangeboden, wordt aangemerkt als deel van de schouder en blijft tot deze post behoren; e) "karbonadestreng" bedoeld bij de onderverdelingen 0203 19 13, 0203 29 13, 0210 19 40 en 0210 19 70: het bovenste deel van het halve dier, met been, van de eerste halswervel tot en met de staartwervels, al dan niet met inbegrip van het haasje, het schouderblad, het zwoerd of het spek. De karbonadestreng wordt juist onder de wervelkolom gescheiden van het onderste deel van het halve dier; f) "buik" bedoeld bij de onderverdelingen 0203 19 15, 0203 29 15, 0210 12 11 en 0210 12 19: het onderste deel van het halve dier tussen ham en schouder, ook genaamd "buikspek", met of zonder been, maar met het zwoerd en het spek; g) "half baconvarken" bedoeld bij onderverdeling 0210 19 10: het halve dier, ontdaan van de kop, de wang, het kinnebakspek, de poten, de staart, de bladreuzel, de nier, het haasje, het schouderblad, het borstbeen, de wervelkolom, het heupbeen en het middenrif; h) "spencer" bedoeld bij onderverdeling 0210 19 10: het halve baconvarken zonder de ham, ook indien uitgebeend; ij) "3/4-side" bedoeld bij onderverdeling 0210 19 20: het halve baconvarken, zonder het voorstuk, ook indien uitgebeend; k) "middle" bedoeld bij onderverdeling 0210 19 20: het halve baconvarken zonder de ham en zonder het voorstuk, ook indien uitgebeend. Tot deze onderverdeling behoren ook delen van de "middle" die weefsel van de karbonadestreng en van de buik in de natuurlijke verhouding van de hele "middle" bevatten. B. De delen afkomstig van de deelstukken bedoeld bij letter A, onder f), vallen alleen onder dezelfde onderverdelingen als zij het zwoerd en het spek bevatten. Worden de deelstukken van de onderverdelingen 0210 11 11, 0210 11 19, 0210 11 31, 0210 11 39, 0210 19 30 en 0210 19 60 gesneden van halve baconvarkens, waaruit reeds de bij letter A, onder g), genoemde beenderen verwijderd zijn, dan is de lijn voor het snijden gelijk aan die welke is vastgesteld bij letter A, respectievelijk onder b), c) of d). Deze deelstukken of delen daarvan dienen in alle gevallen been te bevatten. C. Vallen onder meer onder de onderverdelingen 0206 30 30, 0206 49 20 en 0210 99 49, de hele of halve kop van het geslachte varken (huisdier), met of zonder de hersenen, de wang of de tong, alsmede delen daarvan. De kop wordt van het hele of halve dier gescheiden: - langs een rechte snede evenwijdig met de schedel; - langs een snede die tot de ooghoogte evenwijdig loopt met de schedel en vervolgens haaks schuin naar de snuit, waarbij het kinnebakspek blijft vastzitten aan het hele of halve dier. Als delen van de kop worden ook aangemerkt de wang, de snuit en de oren, evenals het aan de kop overblijvende vlees voornamelijk van het achterhoofd. De afzonderlijk aangeboden delen zonder been van het voorstuk (doorregen halsspek, kinnebakspek, of niet van elkaar gescheiden kinnebakspek en doorregen halsspek) vallen echter naar gelang van de aanbiedingsvorm onder de onderverdeling 0203 19 55, 0203 29 55, 0210 19 51 of 0210 19 81. D. Als "spek" bedoeld bij de onderverdelingen 0209 00 11 en 0209 00 19, wordt aangemerkt het vetweefsel van alle delen van het dier, dat zich onder het zwoerd van het dier bevindt en dat daarmee verbonden is. Het gewicht van het vetweefsel moet in ieder geval hoger zijn dan het gewicht van het zwoerd. De onderverdelingen omvatten eveneens spek dat ontdaan is van het zwoerd. E. Als "gedroogd of gerookt" bedoeld bij de onderverdelingen 0210 11 31, 0210 11 39, 0210 12 19 en 0210 19 60 tot en met 0210 19 89, worden aangemerkt de producten waarvan de verhouding water/proteïne (stikstofgehalte x 6,25) in het vlees 2,8 of minder bedraagt. Het stikstofgehalte wordt bepaald volgens de ISO-methode 937-1978. 3. A. Wordt aangemerkt als: a) "het hele geslachte dier" bedoeld bij de onderverdelingen 0204 10, 0204 21, 0204 30, 0204 41, 0204 50 11 en 0204 50 51: het hele geslachte dier na het uitbloeden, het ontdoen van de ingewanden en het villen, al dan niet met inbegrip van de kop, de poten en andere aan het geslachte dier vastzittende slachtafvallen. Indien het hele geslachte dier zonder kop wordt aangeboden, moet de kop van de romp zijn gescheiden ter hoogte van de bovenste halswervel (atlaswervel). Indien het hele geslachte dier zonder poten wordt aangeboden, moeten de poten zijn afgescheiden ter hoogte van de voorkniegewrichten, onderscheidenlijk spronggewrichten; b) "het halve geslachte dier" bedoeld bij de onderverdelingen 0204 10, 0204 21, 0204 30, 0204 41, 0204 50 11 en 0204 50 51: het product dat verkregen wordt door het scheiden van het hele dier in twee symmetrische delen door het midden van alle hals-, rug-, lenden- en staartwervels en door het midden van het borstbeen en het bekken; c) "voorstuk" bedoeld bij de onderverdelingen 0204 22 10, 0204 42 10, 0204 50 13 en 0204 50 53: het voorste deel van het geslachte dier, met of zonder de borst, dat alle beenderen, alsmede de schouders, de hals en de ribben van vet ontdaan, omvat. Dit deel wordt door een snede loodrecht op de wervelkolom afgescheiden en omvat ten minste vijf en ten hoogste zeven paar ribben of delen van ribben; d) "half voorstuk" bedoeld bij de onderverdelingen 0204 22 10, 0204 42 10, 0204 50 13 en 0204 50 53: het voorste deel van het halve geslachte dier, met of zonder de borst, dat alle beenderen, alsmede de schouder, de hals en de ribben van vet ontdaan, omvat. Dit deel wordt door een snede loodrecht op de wervelkolom afgescheiden en omvat ten minste vijf en ten hoogste zeven ribben of delen van ribben; e) "nierstuk en zadel" bedoeld bij de onderverdelingen 0204 22 30, 0204 42 30, 0204 50 15 en 0204 50 55: het gedeelte van het geslachte dier dat overblijft na afscheiding van het achterstel en van het voorstuk, met of zonder nieren. Het van het nierstuk afgescheiden zadel moet ten minste vijf lendenwervels omvatten. Het van het zadel afgescheiden nierstuk moet ten minste vijf paar ribben of delen van ribben omvatten; f) "half nierstuk en zadel" bedoeld bij de onderverdelingen 0204 22 30, 0204 42 30, 0204 50 15 en 0204 50 55: het gedeelte van het halve geslachte dier dat overblijft na afscheiding van het halve achterstel en van het halve voorstuk, met of zonder nieren. Het van het halve nierstuk afgescheiden halve zadel moet ten minste vijf lendenwervels omvatten. Het van het halve zadel afgescheiden halve nierstuk moet ten minste vijf ribben of delen van ribben omvatten; g) "achterstel" bedoeld bij de onderverdelingen 0204 22 50, 0204 42 50, 0204 50 19 en 0204 50 59: het achterste deel van het geslachte dier dat alle beenderen, alsmede de poten omvat. Dit deel wordt door een snede loodrecht op de wervelkolom afgescheiden ter hoogte van de zesde lendenwervel iets onder het darmbeen of ter hoogte van de vierde staartwervel, door het darmbeen, voor het bekken; h) "half achterstel" bedoeld bij de onderverdelingen 0204 22 50, 0204 42 50, 0204 50 19 en 0204 50 59: het achterste deel van het halve geslachte dier dat alle beenderen, alsmede de poot omvat. Dit deel wordt door een snede loodrecht op de wervelkolom afgescheiden ter hoogte van de zesde lendenwervel iets onder het darmbeen of ter hoogte van de vierde staartwervel, door het darmbeen, voor het bekken. B. Voor de bepaling van het aantal ribben of delen van ribben bedoeld bij letter A worden slechts ribben of delen van ribben die aan de wervelkolom vastzitten in aanmerking genomen. 4. Wordt aangemerkt als: a) "delen van pluimvee, met been" bedoeld bij de onderverdelingen 0207 13 20 tot en met 0207 13 60, 0207 14 20 tot en met 0207 14 60, 0207 26 20 tot en met 0207 26 70, 0207 27 20 tot en met 0207 27 70, 0207 35 21 tot en met 0207 35 63 en 0207 36 21 tot en met 0207 36 63: de daarin genoemde delen, waarin alle beenderen nog aanwezig zijn. De hierboven genoemde delen van pluimvee, waaruit een gedeelte van de beenderen is verwijderd, vallen onder de onderverdeling 0207 13 70, 0207 14 70, 0207 26 80, 0207 35 79 of 0207 36 79; b) "helften" bedoeld bij de onderverdelingen 0207 13 20, 0207 14 20, 0207 26 20, 0207 27 20, 0207 35 21, 0207 35 23, 0207 35 25, 0207 36 21, 0207 36 23 en 0207 36 25: helften van hele dieren, verkregen door een snede langs het borstbeen en de wervelkolom; c) "kwarten" bedoeld bij de onderverdelingen 0207 13 20, 0207 14 20, 0207 26 20, 0207 27 20, 0207 35 21, 0207 35 23, 0207 35 25, 0207 36 21, 0207 36 23 en 0207 36 25: achterkwarten of voorkwarten, verkregen door een dwarse doorsnede van helften; d) "hele vleugels, ook indien zonder spits" bedoeld bij de onderverdelingen 0207 13 30, 0207 14 30, 0207 26 30, 0207 27 30, 0207 35 31 en 0207 36 31: delen van pluimvee, bestaande uit het opperarmbeen, de ellepijp en het spaakbeen met de daaraan gehechte spiermassa. De vleugelspits, met inbegrip van de beentjes van de carpus, kan al dan niet verwijderd zijn. De sneden worden gemaakt in de gewrichten; e) "borsten" bedoeld bij de onderverdelingen 0207 13 50, 0207 14 50, 0207 26 50, 0207 27 50, 0207 35 51, 0207 35 53, 0207 36 51 en 0207 36 53: delen van pluimvee, bestaande uit het borstbeen en de ribben aan weerszijden daarvan, met de daaraan gehechte spiermassa; f) "dijen" bedoeld bij de onderverdelingen 0207 13 60, 0207 14 60, 0207 35 61, 0207 35 63, 0207 36 61 en 0207 36 63: delen van pluimvee, bestaande uit het dijbeen, het scheenbeen en het kuitbeen met de daaraan gehechte spiermassa. De twee sneden worden gemaakt in de gewrichten; g) "onderdijen van kalkoenen" bedoeld bij de onderverdelingen 0207 26 60 en 0207 27 60: delen van kalkoenen, bestaande uit het scheenbeen en het kuitbeen met de daaraan gehechte spiermassa. De twee sneden worden gemaakt in de gewrichten; h) "kalkoendijen, andere dan onderdijen" bedoeld bij de onderverdelingen 0207 26 70 en 0207 27 70: delen van kalkoenen, bestaande uit het dijbeen met de daaraan gehechte spiermassa, of uit het dijbeen, het scheenbeen en het kuitbeen met de daaraan gehechte spiermassa. De twee sneden worden gemaakt in de gewrichten; ij) "zogenaamde ganzen- of eendenpaletots" bedoeld bij de onderverdelingen 0207 35 71 en 0207 36 71: ganzen of eenden die worden aangeboden geplukt, geheel schoongemaakt, zonder kop en zonder poten, en waaruit de beenderen van het karkas (borstbeen, ribben, wervelkolom en heiligbeen) zijn verwijderd doch waarin scheen-, dij- en opperarmbeenderen nog aanwezig zijn. 5. Het douanerecht dat van toepassing is voor mengsels die onder dit hoofdstuk vallen, zal als volgt zijn: a) op mengsels, waarvan een bestanddeel ten minste 90 gewichtspercenten uitmaakt, wordt het recht bij invoer toegepast waaraan dit bestanddeel is onderworpen; b) op andere mengsels wordt het recht bij invoer toegepast van het bestanddeel dat aan het hoogste recht bij invoer is onderworpen. 6. a) Niet-gekookt en niet-gebakken, gekruid vlees valt onder hoofdstuk 16. Als "gekruid vlees" wordt aangemerkt, vlees, niet gekookt en niet gebakken, dat, waarneembaar met het blote oog of duidelijk waarneembaar aan de smaak, inwendig of over de totale oppervlakte is gekruid. b) De producten van post 0210 blijven onder deze post ingedeeld, wanneer daaraan tijdens de vervaardiging kruiden zijn toegevoegd, voorzover daardoor hun karakter van product van post 0210 niet wordt gewijzigd. 7. Voor de toepassing van post 0210 worden vlees en eetbare slachtafvallen als "gezouten of gepekeld" aangemerkt, indien zij, in alle delen, inwendig en homogeen zijn gezouten en een totaal zoutgehalte van 1,2 of meer gewichtspercenten bevatten. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 3 VIS, SCHAALDIEREN, WEEKDIEREN EN ANDERE ONGEWERVELDE WATERDIEREN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) zoogdieren bedoeld bij post 0106; b) vlees van zoogdieren bedoeld bij post 0106 (post 0208 of 0210); c) vis (levers, kuit en hom daaronder begrepen), schaaldieren, weekdieren en andere ongewervelde waterdieren, dood en naar hun aard of naar de toestand waarin zij zich bevinden ongeschikt voor menselijke consumptie (hoofdstuk 5); meel, poeder en pellets van vis, van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren, ongeschikt voor menselijke consumptie (post 2301); d) kaviaar en kaviaarsurrogaten bereid uit kuit (post 1604). 2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden als "pellets" aangemerkt, producten die, door druk of door toevoeging van een bindmiddel in een kleine hoeveelheid, in de vorm van cilinders, bolletjes, enz., zijn geagglomereerd. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 4 MELK EN ZUIVELPRODUCTEN; VOGELEIEREN; NATUURHONIG; EETBARE PRODUCTEN VAN DIERLIJKE OORSPRONG, ELDERS GENOEMD NOCH ELDERS ONDER BEGREPEN Aantekeningen 1. Als "melk" wordt aangemerkt volle melk of geheel of gedeeltelijk afgeroomde melk. 2. Voor de toepassing van post 0405: a) worden als "boter" aangemerkt, natuurlijke boter, boter van wei en "gerecombineerde" boter (vers, gezouten of ranzig, ook indien in luchtdichte verpakkingen) uitsluitend verkregen van melk, met een melkvetgehalte van 80 of meer doch niet meer dan 95 gewichtspercenten, met een gehalte aan vetvrije vaste melkbestanddelen van niet meer dan 2 gewichtspercenten en met een watergehalte van niet meer dan 16 gewichtspercenten. Boter bevat geen toegevoegde emulgeermiddelen, maar mag natriumchloride, voedingskleurstoffen, neutraliserende zouten en onschadelijke culturen van melkzuurbacteriën bevatten; b) worden als "zuivelpasta's" aangemerkt, smeerbare emulsies van het type water-in-olie, die melkvet als enige vetstof bevatten en waarvan het melkvetgehalte 39 of meer doch minder dan 80 gewichtspercenten bedraagt. 3. Producten verkregen door de concentratie van wei waaraan melk of melkvet is toegevoegd, worden als kaas ingedeeld onder post 0406, voorzover zij voldoen aan de drie volgende criteria: a) een melkvetgehalte, berekend op de droge stof, van 5 gewichtspercenten of meer; b) een gehalte aan droge stof van ten minste 70 doch niet meer dan 85 gewichtspercenten; c) in vorm gebracht zijn of geschikt zijn om in vorm gebracht te worden. 4. Dit hoofdstuk omvat niet: a) producten verkregen uit wei, bevattende meer dan 95 gewichtspercenten lactose, uitgedrukt in kristalwatervrije lactose berekend op de droge stof (post 1702); b) albuminen (daaronder begrepen concentraten van twee of meer weiproteïnen, bevattende meer den 80 gewichtspercenten weiproteïnen, berekend op de droge stof) (post 3502) en globulinen (post 3504). Aanvullende aantekeningen 1. Voor de toepassing van onderverdeling 0404 10 worden als "gewijzigde wei" aangemerkt, producten die bestaan uit weibestanddelen, dat wil zeggen wei waaruit de lactose, de proteïnen of de mineralen geheel of gedeeltelijk zijn verwijderd, wei waaraan natuurlijke weibestanddelen zijn toegevoegd en producten verkregen door het mengen van natuurlijke weibestanddelen. 2. Voor de toepassing van onderverdeling 0405 10 omvat het begrip "boter" niet gedehydrateerde boter of ghee (onderverdeling 0405 90). Aanvullende aantekeningen (GN) 1. Het van toepassing zijnde douanerecht op mengsels vallende onder de posten 0401 tot en met 0406 wordt als volgt vastgesteld: a) voor mengsels waarvan een van de bestanddelen ten minste 90 gewichtspercenten uitmaakt, is het douanerecht voor dat bestanddeel van toepassing; b) voor andere mengsels is het douanerecht van het bestanddeel van toepassing dat leidt tot het hoogste bedrag aan douanerechten. 2. Voor de toepassing van de onderverdelingen 0406 90 02 en 0406 90 03 worden aangemerkt als "platte cilindrische vorm met standaardgewicht" de platte cilindrische vormen met het volgende nettogewicht: - Emmentaler: van 60 of meer doch niet meer dan 130 kg, - Gruyère en Sbrinz: van 20 of meer doch niet meer dan 45 kg, - Bergkäse: van 20 of meer doch niet meer dan 60 kg, - Appenzell: van 6 of meer doch niet meer dan 8 kg. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 5 ANDERE PRODUCTEN VAN DIERLIJKE OORSPRONG, ELDERS GENOEMD NOCH ELDERS ONDER BEGREPEN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) voor menselijke consumptie geschikte producten, andere dan darmen, blazen en magen van dieren, in hun geheel of in stukken, en bloed van dieren (vloeibaar of gedroogd); b) huiden, vellen en pelterijen, andere dan de producten bedoeld bij post 0505 en andere dan bij post 0511 bedoelde snippers en dergelijk afval van ongelooide huiden en vellen (hoofdstuk 41 of 43); c) textielgrondstoffen van dierlijke oorsprong, andere dan paardenhaar (crin) en afval van paardenhaar (afdeling XI); d) gerede knotten voor borstelwerk (post 9603). 2. Mensenhaar, op gelijke lengte gesorteerd, doch niet gericht (dat wil zeggen niet met respectievelijk de topeinden en de worteleinden bij elkaar), wordt aangemerkt als onbewerkt mensenhaar (post 0501). 3. In de nomenclatuur wordt onder "ivoor" verstaan: slagtanden van olifanten, van nijlpaarden, van walrussen, van narwallen of van wilde zwijnen, horens van neushoorns, alsmede tanden van alle dieren. 4. In de nomenclatuur wordt als "paardenhaar (crin)" aangemerkt het haar van de manen of van de staart van paardachtigen of van runderen. >RUIMTE VOOR DE TABEL> AFDELING II PRODUCTEN VAN HET PLANTENRIJK Aantekening 1. Voor de toepassing van deze afdeling worden als "pellets" aangemerkt, producten die, door druk of door toevoeging van een bindmiddel in een hoeveelheid van niet meer dan 3 gewichtspercenten, in de vorm van cilinders, bolletjes, enz., zijn geagglomereerd. HOOFDSTUK 6 LEVENDE PLANTEN EN PRODUCTEN VAN DE BLOEMENTEELT Aantekeningen 1. Behoudens de in het tweede gedeelte van post 0601 genoemde uitzondering, omvat dit hoofdstuk uitsluitend producten die gewoonlijk door tuinders, boomkwekers en bloemisten worden geleverd om te worden geplant of voor versiering. Van dit hoofdstuk zijn evenwel uitgezonderd: aardappelen, uien, sjalotten, knoflook en de andere producten bedoeld bij hoofdstuk 7. 2. Bloemstukken, bloemenmanden, kransen en dergelijke artikelen worden gelijkgesteld met bloemen of met loof, bedoeld bij post 0603 of 0604, waarbij geen rekening wordt gehouden met hulpmiddelen van andere stoffen. Collages en dergelijke decoratieve platen, bedoeld bij post 9701, vallen echter niet onder dit hoofdstuk. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 7 GROENTEN, PLANTEN, WORTELS EN KNOLLEN, VOOR VOEDINGSDOELEINDEN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet de voedergewassen bedoeld bij post 1214. 2. Voor de toepassing van de posten 0709 tot en met 0712 worden als "groenten" mede aangemerkt: eetbare paddestoelen, truffels, olijven, kappers, pompoenen, aubergines, suikermaïs (Zea mays var. saccharata), vruchten van de geslachten "Capsicum" en "Pimenta", venkel en moeskruiden zoals peterselie, kervel, dragon, kers en gekweekte marjolein (Majorana hortensis of Origanum majorana). 3. Post 0712 omvat alle bij de posten 0701 tot en met 0711 bedoelde groentesoorten, voorzover zij zijn gedroogd, andere dan: a) gedroogde zaden van peulgroenten (post 0713); b) suikermaïs in de vormen bedoeld bij de posten 1102 tot en met 1104; c) meel, gries, poeder, vlokken, korrels en pellets, van aardappelen (post 1105); d) meel, gries en poeder van de bij post 0713 bedoelde gedroogde zaden van peulgroenten (post 1106). 4. Gedroogde, fijngemaakte of gemalen vruchten van de geslachten "Capsicum" en "Pimenta" worden evenwel niet onder dit hoofdstuk ingedeeld (post 0904). Aanvullende aantekening (GN) 1. Worden aangemerkt als "pellets van meel en gries", bedoeld bij onderverdeling 0714 10 10, de pellets die na in water te zijn gedispergeerd voor ten minste 95 gewichtspercenten, berekend op de droge stof, gaan door een zeef van metaaldoek met een maaswijdte van 2 mm. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 8 FRUIT; SCHILLEN VAN CITRUSVRUCHTEN EN VAN MELOENEN Aantekeningen 1. Vruchten (noten daaronder begrepen) die niet eetbaar zijn, worden niet onder dit hoofdstuk ingedeeld. 2. Gekoelde vruchten worden onder dezelfde post ingedeeld als de overeenkomstige verse vruchten. 3. Gedroogde vruchten bedoeld bij dit hoofdstuk mogen gedeeltelijk zijn gerehydrateerd of zijn behandeld met het oog op: a) aanvullende verduurzaming of stabilisatie (bijvoorbeeld door lichte warmtebehandeling, zwavelen, toevoegen van sorbinezuur of van kaliumsorbaat), b) het verbeteren of het behouden van hun uiterlijk (bijvoorbeeld door het toevoegen van plantaardige olie of van kleine hoeveelheden glucosestroop), voorzover zij het karakter van gedroogde vruchten behouden. Aanvullende aantekeningen (GN) 1. Het gehalte aan diverse suikers, berekend als sacharose ("suikergehalte"), van de producten bedoeld bij dit hoofdstuk, is gelijk aan het getal dat de refractometer - gebruikt volgens de methode voorzien in de bijlage van Verordening (EEG) nr. 558/93 - aanwijst bij 20 °C en vermenigvuldigd met 0,95. 2. Voor de toepassing van de onderverdelingen 0811 90 11, 0811 90 31 en 0811 90 85 worden als "tropische vruchten" aangemerkt: guaves, manga's, manggistans, papaja's, tamarindevruchten, cashewappelen, litchis, nangka's ("jackfruit"), sapodilla's, passievruchten, carambola's en pitahaya's. 3. Voor de toepassing van de onderverdelingen 0811 90 11, 0811 90 31, 0811 90 85, 0812 90 70 en 0813 50 31 worden als "tropische noten" aangemerkt: kokosnoten, cashewnoten, paranoten, arecanoten (of betelnoten), colanoten en Australische noten. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 9 KOFFIE, THEE, MATÉ EN SPECERIJEN Aantekeningen 1. Producten bedoeld bij de posten 0904 tot en met 0910 worden, indien ze onderling vermengd zijn, ingedeeld als volgt: a) mengsels van onder eenzelfde post vallende producten blijven onder die post ingedeeld; b) mengsels van onder verschillende posten vallende producten worden ingedeeld onder post 0910. Toevoeging van andere stoffen aan de producten bedoeld bij de posten 0904 tot en met 0910 (de onder a) en b) hiervoor bedoelde mengsels daaronder begrepen) is niet van invloed op de indeling daarvan, voorzover de op deze wijze verkregen mengsels het essentiële karakter van de in die posten bedoelde producten behouden. In andere gevallen worden deze mengsels van dit hoofdstuk uitgezonderd. Zij worden onder post 2103 ingedeeld indien het samengestelde kruiderijen of dergelijke producten zijn. 2. Staartpeper van de soort "Piper cubeba" en de andere producten bedoeld bij post 1211 worden niet onder dit hoofdstuk ingedeeld. Aanvullende aantekening (GN) 1. Op de in aantekening 1, onder a), op dit hoofdstuk bedoelde mengsels is dat douanerecht van toepassing dat geldt voor het bestanddeel van het mengsel met het hoogste douanerecht. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 10 GRANEN Aantekeningen 1. a) De producten genoemd in de posten van dit hoofdstuk vallen alleen onder deze posten als het graankorrels betreft, ook indien in de aar, in de kolf of op de stengel; b) dit hoofdstuk omvat niet, gepelde of op andere wijze bewerkte granen. Gedopte, geslepen, gepolijste, geglansde of voorgekookte (parboiled) rijst en breukrijst blijven evenwel ingedeeld onder post 1006. 2. Suikermaïs valt niet onder post 1005 (hoofdstuk 7). Aanvullende aantekening 1. Als "harde tarwe" wordt aangemerkt, tarwe van de soort "Triticum durum", alsmede de door kruising van verschillende variëteiten van "Triticum durum" verkregen hybriden die hetzelfde aantal (28) chromosomen bevatten. Aanvullende aantekeningen (GN) 1. Wordt aangemerkt als: a) "rondkorrelige rijst", bedoeld bij de onderverdelingen 1006 10 21, 1006 10 92, 1006 20 11, 1006 20 92, 1006 30 21, 1006 30 42, 1006 30 61 en 1006 30 92: rijst waarvan de korrels een lengte hebben van niet meer dan 5,2 mm en waarvan de verhouding lengte/breedte kleiner is dan 2; b) "halflangkorrelige rijst", bedoeld bij de onderverdelingen 1006 10 23, 1006 10 94, 1006 20 13, 1006 20 94, 1006 30 23, 1006 30 44, 1006 30 63 en 1006 30 94: rijst waarvan de korrels een lengte hebben van meer dan 5,2 doch niet meer dan 6,0 mm en waarvan de verhouding lengte/breedte kleiner is dan 3; c) "langkorrelige rijst", bedoeld bij de onderverdelingen 1006 10 25, 1006 10 27, 1006 10 96, 1006 10 98, 1006 20 15, 1006 20 17, 1006 20 96, 1006 20 98, 1006 30 25, 1006 30 27, 1006 30 46, 1006 30 48, 1006 30 65, 1006 30 67, 1006 30 96 en 1006 30 98: rijst waarvan de korrels een lengte hebben van meer dan 6,0 mm; d) "padie", bedoeld bij de onderverdelingen 1006 10 21, 1006 10 23, 1006 10 25, 1006 10 27, 1006 10 92, 1006 10 94, 1006 10 96 en 1006 10 98: rijst waarvan na het dorsen het kroonkafje niet is verwijderd; e) "gedopte rijst", bedoeld bij de onderverdelingen 1006 20 11, 1006 20 13, 1006 20 15, 1006 20 17, 1006 20 92, 1006 20 94, 1006 20 96 en 1006 20 98: rijst waarvan alleen het kroonkafje is verwijderd. Hieronder valt met name rijst die in de handel wordt aangeduid als "bruine rijst", "cargorijst", "loonzainrijst" en "riso sbramato"; f) "halfwitte rijst", bedoeld bij de onderverdelingen 1006 30 21, 1006 30 23, 1006 30 25, 1006 30 27, 1006 30 42, 1006 30 44, 1006 30 46 en 1006 30 48: rijst waarvan het kroonkafje, een gedeelte van de kiem en alle of een deel van de buitenlagen van het zilvervlies zijn verwijderd, maar niet de binnenlagen; g) "volwitte rijst", bedoeld bij de onderverdelingen 1006 30 61, 1006 30 63, 1006 30 65, 1006 30 67, 1006 30 92, 1006 30 94, 1006 30 96 en 1006 30 98: rijst waarvan het kroonkafje, alle buiten- en binnenlagen van het zilvervlies, de gehele kiem in het geval van langkorrelige rijst en halflangkorrelige rijst, en ten minste een deel van de kiem in geval van rondkorrelige rijst zijn verwijderd, ook indien er overlangse witte strepen overblijven op ten hoogste 10 % van de korrels; h) "breukrijst", bedoeld bij onderverdeling 1006 40: brokstukken van korrels waarvan de lengte gelijk is aan of kleiner is dan 3/4 van de gemiddelde lengte van de gehele korrel. 2. Het van toepassing zijnde douanerecht op mengsels vallende onder dit hoofdstuk wordt als volgt vastgesteld: a) voor mengsels waarvan een van de bestanddelen ten minste 90 gewichtspercenten uitmaakt, is het douanerecht voor dat bestanddeel van toepassing; b) voor andere mengsels is het douanerecht van het bestanddeel van toepassing dat leidt tot het hoogste bedrag aan douanerechten. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 11 PRODUCTEN VAN DE MEELINDUSTRIE; MOUT; ZETMEEL; INULINE; TARWEGLUTEN Aantekeningen 1. Van dit hoofdstuk zijn uitgezonderd: a) koffiesurrogaten bestaande uit gebrande mout (post 0901 of 2101); b) meel, gries, griesmeel en zetmeel, bereid als bedoeld bij post 1901; c) cornflakes en andere producten bedoeld bij post 1904; d) groenten, bereid of verduurzaamd, bedoeld bij de posten 2001, 2004 en 2005; e) farmaceutische producten (hoofdstuk 30); f) zetmeel met de kenmerken van parfumerieën, van toiletartikelen of van cosmetische producten (hoofdstuk 33). 2. A. Producten verkregen door het malen van de granen die in de onderstaande tabel zijn opgenomen, vallen onder dit hoofdstuk indien zij, in gewichtspercenten berekend op de droge stof, tegelijkertijd: a) een zetmeelgehalte hebben (bepaald volgens de gewijzigde polarimetrische methode van Ewers) dat hoger is dan het in kolom 2 van deze tabel vermelde gehalte, en b) een asgehalte hebben (na aftrek van eventueel toegevoegde mineralen) dat niet uitgaat boven het in kolom 3 van deze tabel vermelde gehalte. Indien zij hieraan niet voldoen, worden zij onder post 2302 ingedeeld. Graankiemen, in hun geheel, geplet, in vlokken of gemalen, worden echter altijd onder post 1104 ingedeeld. B. De op grond van het vorenstaande onder dit hoofdstuk in te delen producten worden onder post 1101 of 1102 ingedeeld indien het aantal gewichtspercenten van het product, dat door een zeef van metaaldoek met een in de onderstaande tabel in kolom 4 of in kolom 5 aangegeven maaswijdte gaat, ten minste gelijk is aan het achter de desbetreffende graansoort in die kolommen vermelde percentage. Indien zij hieraan niet voldoen, worden zij onder post 1103 of 1104 ingedeeld. >RUIMTE VOOR DE TABEL> 3. Als "gries" en "griesmeel" bedoeld bij post 1103 worden aangemerkt de door het vermalen of fijnmalen van graankorrels verkregen producten die aan de volgende voorwaarden voldoen: a) uit maïs verkregen producten moeten voor ten minste 95 gewichtspercenten door een zeef van metaaldoek met een maaswijdte van 2 mm kunnen gaan; b) uit andere granen verkregen producten moeten voor ten minste 95 gewichtspercenten door een zeef van metaaldoek met een maaswijdte van 1,25 mm kunnen gaan. Aanvullende aantekeningen (GN) 1. Het van toepassing zijnde douanerecht op mengsels vallende onder dit hoofdstuk wordt als volgt vastgesteld: a) voor mengsels waarvan een van de bestanddelen ten minste 90 gewichtspercenten uitmaakt, is het douanerecht voor dat bestanddeel van toepassing; b) voor andere mengsels is het douanerecht van het bestanddeel van toepassing dat leidt tot het hoogste bedrag aan douanerechten. 2. Als "meel", "gries" en "poeder" bedoeld bij post 1106 worden aangemerkt producten, andere dan gedroogd en geraspt vruchtvlees van kokosnoot, die door malen of door een andere werkwijze voor het fijnmaken zijn verkregen van gedroogde zaden van peulgroenten bedoeld bij post 0713, van sago en van wortels of knollen bedoeld bij post 0714 of van vruchten bedoeld bij hoofdstuk 8, die aan de volgende voorwaarden voldoen: a) producten verkregen van gedroogde zaden van peulgroenten bedoeld bij post 0713, van sago en van wortels of knollen bedoeld bij post 0714 of van vruchten bedoeld bij hoofdstuk 8 (met uitzondering van de noten bedoeld bij de posten 0801 en 0802) moeten voor ten minste 95 gewichtspercenten door een zeef van metaaldoek met een maaswijdte van 2 mm kunnen gaan; b) producten verkregen van noten bedoeld bij de posten 0801 en 0802 moeten voor ten minste 50 gewichtspercenten door een zeef van metaaldoek met een maaswijdte van 2,5 mm kunnen gaan. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 12 OLIEHOUDENDE ZADEN EN VRUCHTEN; ALLERLEI ZADEN, ZAAIGOED EN VRUCHTEN; PLANTEN VOOR INDUSTRIEEL EN VOOR GENEESKUNDIG GEBRUIK; STRO EN VOEDER Aantekeningen 1. Als oliehoudende zaden bedoeld bij post 1207 worden onder meer aangemerkt: palmnoten en palmpitten, katoenzaad, ricinuszaad, sesamzaad, mosterdzaad, saffloerzaad, papaverzaad en kariténoten. Van deze post zijn daarentegen uitgezonderd de producten bedoeld bij de posten 0801 en 0802, alsmede olijven (hoofdstuk 7 of 20). 2. Post 1208 omvat niet alleen meel waaruit de olie niet is afgescheiden, doch ook meel waaruit de olie gedeeltelijk is afgescheiden, alsmede meel waaruit de olie eerst is afgescheiden en vervolgens weer geheel of gedeeltelijk is toegevoegd. Van deze post zijn daarentegen uitgezonderd de bij de posten 2304 tot en met 2306 bedoelde afvallen. 3. Bietenzaad, graszaad en zaad van andere weidegewassen, zaad van sierbloemen, groentezaad, zaad van vruchtbomen en van andere bomen en zaad van wikken (andere dan die van de soort "Vicia faba") en van lupine worden aangemerkt als zaaigoed bedoeld bij post 1209. Van deze post zijn daarentegen uitgezonderd, ook indien zij bestemd zijn om als zaaigoed te dienen: a) zaad van peulgroenten en suikermaïs (hoofdstuk 7); b) specerijen en andere producten, bedoeld bij hoofdstuk 9; c) granen (hoofdstuk 10); d) producten bedoeld bij de posten 1201 tot en met 1207 en 1211. 4. Post 1211 omvat onder meer planten en plantendelen van de volgende soorten: bazielkruid, bernagie, ginseng, hysop, zoethout, munt van alle soorten, rozemarijn, wijnruit, salie en absint. Van deze post zijn daarentegen uitgezonderd: a) farmaceutische producten bedoeld bij hoofdstuk 30; b) parfumerieën, toiletartikelen en cosmetische producten, bedoeld bij hoofdstuk 33; c) insectendodende middelen, schimmelwerende middelen, onkruidbestrijdingsmiddelen, desinfecteermiddelen en dergelijke producten, bedoeld bij post 3808. 5. Voor de toepassing van post 1212 worden niet als "zeewier en andere algen" aangemerkt: a) dode, eencellige micro-organismen bedoeld bij post 2102; b) culturen van micro-organismen bedoeld bij post 3002; c) meststoffen bedoeld bij de posten 3101 en 3105. Aanvullende aantekening 1. Voor de toepassing van onderverdeling 1205 10 wordt als "kool- en raapzaad met een laag gehalte aan erucazuur" aangemerkt, kool- en raapzaad dat een vaste olie oplevert met een gehalte aan erucazuur van minder dan 2 gewichtspercenten en een vast bestanddeel met een gehalte aan glucosinolaten van minder dan 30 micromol per gram. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 13 GOMMEN, HARSEN EN ANDERE PLANTENSAPPEN EN PLANTENEXTRACTEN Aantekening 1. Zoethoutextract (drop), pyretrumextract, hopextract, aloë-extract en opium worden aangemerkt als plantensappen en plantenextracten, bedoeld bij post 1302. Daarentegen zijn van post 1302 uitgezonderd: a) zoethoutextract (drop) met meer dan 10 gewichtspercenten sacharose of toebereid als suikergoed (post 1704); b) moutextract (post 1901); c) koffie-extract, thee-extract en maté-extract (post 2101); d) dranken bestaande uit plantensappen en plantenextracten met alcohol (hoofdstuk 22); e) natuurlijke kamfer, glycyrrizine en de andere producten bedoeld bij de posten 2914 en 2938; f) concentraten van papaverbolkaf, met een gehalte aan alkaloïden van 50 gewichtspercenten of meer (post 2939); g) geneesmiddelen bedoeld bij de posten 3003 en 3004, alsmede reagentia voor het bepalen van bloedgroepen of van bloedfactoren (post 3006); h) looi- en verfextracten (post 3201 of 3203); ij) etherische oliën, vast of vloeibaar, en harsaroma's, door extractie verkregen oleoharsen, alsmede gedistilleerd aromatisch water, waterige oplossingen van etherische oliën en bereidingen op basis van reukstoffen, van de soort gebruikt voor de vervaardiging van dranken (hoofdstuk 33); k) natuurlijke rubber, balata, gutta-percha, guayule, chicle en dergelijke natuurlijke gommen (post 4001). >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 14 STOFFEN VOOR HET VLECHTEN EN ANDERE PRODUCTEN VAN PLANTAARDIGE OORSPRONG, ELDERS GENOEMD NOCH ELDERS ONDER BEGREPEN Aantekeningen 1. Plantaardige stoffen en plantaardige vezels, van de soort hoofdzakelijk gebruikt bij de fabricage van textiel, ongeacht de wijze van bewerking, alsmede plantaardig materiaal dat, door de bewerking die het heeft ondergaan, uitsluitend toepassing vindt als textielgrondstof, zijn van dit hoofdstuk uitgezonderd en worden ingedeeld onder afdeling XI. 2. Bamboe (ook indien gespleten, overlangs gezaagd, op maat gesneden, aan de uiteinden afgerond, gebleekt, onbrandbaar gemaakt, gepolijst of geverfd), gespleten teen, gespleten riet en dergelijke, alsmede pitriet en rottingstrippen worden onder post 1401 ingedeeld. Spaanhout en hout in repen of in linten worden niet ingedeeld onder post 1401, doch onder post 4404. 3. Houtwol wordt niet ingedeeld onder post 1402, doch onder post 4405. 4. Gerede knotten voor borstelwerk worden niet ingedeeld onder post 1403, doch onder post 9603. >RUIMTE VOOR DE TABEL> AFDELING III VETTEN EN OLIËN (DIERLIJKE EN PLANTAARDIGE) EN DISSOCIATIEPRODUCTEN DAARVAN; BEWERKT SPIJSVET; WAS VAN DIERLIJKE OF VAN PLANTAARDIGE OORSPRONG HOOFDSTUK 15 VETTEN EN OLIËN (DIERLIJKE EN PLANTAARDIGE) EN DISSOCIATIEPRODUCTEN DAARVAN; BEWERKT SPIJSVET; WAS VAN DIERLIJKE OF VAN PLANTAARDIGE OORSPRONG Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) spek, varkensvet en vet van gevogelte, bedoeld bij post 0209; b) cacaoboter, cacaovet en cacao-olie daaronder begrepen (post 1804); c) bereidingen voor menselijke consumptie, bevattende meer dan 15 gewichtspercenten producten bedoeld bij post 0405 (in het algemeen hoofdstuk 21); d) kanen (post 2301) en afvallen bedoeld bij de posten 2304 tot en met 2306; e) vetzuren; bereide was; tot farmaceutische producten, verf, vernis, zeep, parfumerieën, toiletartikelen of cosmetische producten verwerkte vetstoffen; gesulfoneerde olie en andere producten, bedoeld bij afdeling VI; f) uit olie verkregen factis (rubbersurrogaat) (post 4002). 2. Met behulp van oplosmiddelen uit olijven verkregen olie wordt niet ingedeeld onder post 1509 (post 1510). 3. Enkel gedenatureerde vetten en oliën of fracties daarvan vallen niet onder post 1518; deze producten worden ingedeeld onder de post die van toepassing is op de overeenkomstige niet-gedenatureerde vetten en oliën of fracties daarvan. 4. Soapstock, oliedroesem of oliebezinksel, stearinepek, wolvetpek en glycerolpek worden onder post 1522 ingedeeld. Aanvullende aantekening 1. Voor de toepassing van de onderverdelingen 1514 11 en 1514 19 wordt als "koolzaad- en raapzaadolie met een laag gehalte aan erucazuur" aangemerkt, de vaste olie met een gehalte aan erucazuur van minder dan 2 gewichtspercenten. Aanvullende aantekeningen (GN) 1. Voor de toepassing van de onderverdelingen 1507 10, 1508 10, 1510 00 10, 1511 10, 1512 11, 1512 21, 1513 11, 1513 21, 1514 11, 1514 91, 1515 11, 1515 21, 1515 50 11, 1515 50 19, 1515 90 21, 1515 90 29, 1515 90 40 tot en met 1515 90 59 en 1518 00 31: a) worden door persing verkregen vloeibare of vaste plantaardige oliën aangemerkt als "ruw", indien zij geen andere behandeling hebben ondergaan dan: - het decanteren gedurende een voor de desbetreffende oliesoort gebruikelijke tijdsduur, - het centrifugeren of het filtreren, voorzover het scheiden van de olie en de oorspronkelijk daarin voorkomende vaste bestanddelen alleen is geschied met behulp van een mechanische kracht, zoals met behulp van de zwaartekracht (bezinken), met behulp van de middelpuntvliedende kracht (centrifugeren) of door middel van filterpersen of andere persen, derhalve op een andere wijze dan door adsorptie of dan volgens een andere natuurkundige of scheikundige werkwijze; b) worden door extractie verkregen vloeibare of vaste plantaardige oliën aangemerkt als "ruw", indien zij niet door hun kleur, geur of smaak en evenmin door hun bij de voor de desbetreffende oliesoorten gebruikelijke analyses blijkende eigenschappen verschillen van door persing verkregen plantaardige oliën en vetten; c) worden eveneens aangemerkt als "ruw": ontslijmde sojaolie en van gossypol ontdane katoenzaadolie. 2. A. Als olijfolie in de zin van de posten 1509 en 1510 wordt enkel aangemerkt olie die uitsluitend afkomstig is van de behandeling van olijven en die wat het met behulp van de in de bijlagen V, X. A en X. B bij Verordening (EEG) nr. 2568/91 beschreven methoden vastgestelde gehalte aan vetzuren en sterolen volgens de analysegegevens betreft de volgende kenmerken heeft: Tabel I Vetzuurgehalte in gewichtsprocent van het totale gehalte aan vetzuren >RUIMTE VOOR DE TABEL> Tabel II Sterolgehalte in gewichtsprocent van het totale gehalte aan sterolen >RUIMTE VOOR DE TABEL> Tot olijfolie in de zin van de posten 1509 en 1510 worden niet gerekend chemisch gewijzigde olijfolie (met name opnieuw veresterde olijfolie) en mengsels van olijfolie met olie van een andere soort. De aanwezigheid van opnieuw veresterde olijfolie of olie van een andere soort wordt vastgesteld met behulp van de in bijlage VII bij Verordening (EEG) nr. 2568/91 beschreven methode. B. Als olijfolie in de zin van onderverdeling 1509 10 worden enkel aangemerkt de in de hiernavolgende punten I en II gedefinieerde oliën uit olijven die zijn verkregen langs zuiver mechanische weg of via andere natuurkundige procédés onder omstandigheden, met name thermische, waardoor de kwaliteit van de olie niet wordt aangetast, en die geen andere behandeling hebben ondergaan dan wassen, decanteren, centrifugeren en filtreren, met uitsluiting van oliën die uit olijven zijn verkregen met gebruikmaking van oplosmiddelen (post 1510). I. Als "olijfolie voor verlichting verkregen bij de eerste persing (lampolie)" in de zin van onderverdeling 1509 10 10 wordt, ongeacht het zuurgehalte, aangemerkt olijfolie met de volgende kenmerken: a) gehalte aan was, ten hoogste 300 mg/kg; b) gehalte aan erythrodiol + uvaol, ten hoogste 4,5 %; c) gehalte aan verzadigde vetzuren op de 2-positie van de triglyceriden, ten hoogste 1,3 %; d) som van de transisomeren van oliezuur, ten hoogste 0,10 %, en som van de transisomeren van linolzuur + linoleenzuur, ten hoogste 0,10 %; e) gehalte aan stigmastadiënen, ten hoogste 0,50 mg/kg; f) verschil tussen HPCL-samenstelling en theoretische samenstelling van de triglyceriden met ECN42, ten hoogste 0,3 en g) een of meer van de volgende kenmerken: 1. peroxidegetal hoger dan 20 meq actieve zuurstof/kg; 2. totaalgehalte aan vluchtige gehalogeneerde oplosmiddelen van meer dan 0,20 mg/kg of meer dan 0,1 mg/kg voor ten minste een daarvan; 3. een extinctiecoëfficiënt K270 hoger dan 0,25 en, na behandeling van de olie over een kolom geactiveerd aluminiumoxide, niet hoger dan 0,11; oliën met een gehalte aan vrije vetzuren, berekend als oliezuur, hoger dan 3,3 g/100 g mogen na behandeling over een kolom geactiveerd aluminiumoxide volgens de methode in bijlage IX van Verordening (EEG) nr. 2568/91 een extinctiecoëfficiënt K270 hebben hoger dan 0,10; in dat geval moeten de oliën, na neutralisering en ontkleuring in het laboratorium, in overeenstemming met de in bijlage XIII van de bovengenoemde verordening aangegeven methode, de volgende kenmerken hebben: - extinctiecoëfficiënt K270 niet hoger dan 1,20, - variatie van de extinctiecoëfficiënt (ΔK) in de nabijheid van 270 nm hoger dan 0,01 en niet hoger dan 0,16, dat wil zeggen: >RUIMTE VOOR DE TABEL> 4. organoleptische kenmerken waarbij overeenkomstig bijlage XII bij Verordening (EEG) nr. 2568/91 een mediaan voor de gebreken waarneembaar wordt die hoger is dan 6. II. Als "andere olijfolie verkregen bij de eerste persing" in de zin van onderverdeling 1509 10 90 wordt aangemerkt olijfolie met de volgende kenmerken: a) zuurtegraad, berekend als oliezuur, ten hoogste 3,3 g/100 g; b) peroxidegetal, ten hoogste 20 meq actieve zuurstof/kg; c) gehalte aan was, ten hoogste 250 mg/kg; d) totaalgehalte aan vluchtige gehalogeneerde oplosmiddelen, ten hoogste 0,20 mg/kg en in ieder geval ten hoogste 0,10 mg/kg voor ieder ervan; e) extinctiecoëfficiënt K270 niet hoger dan 0,25 en, na behandeling van de olie over een kolom geactiveerd aluminiumoxide, niet hoger dan 0,10; f) variatie van de extinctiecoëfficiënt (ΔK) in de nabijheid van 270 nm, ten hoogste 0,01; g) organoleptische kenmerken waarbij overeenkomstig bijlage XII bij Verordening (EEG) nr. 2568/91 een mediaan voor de gebreken waarneembaar wordt die niet hoger is dan 6. h) gehalte aan erythrodiol + uvaol, ten hoogste 4,5 %; ij) gehalte aan verzadigde vetzuren op de 2-positie van de triglyceriden, ten hoogste 1,3 %; k) som van de transisomeren van oliezuur, ten hoogste 0,05 % en som van de transisomeren van linolzuur, + linoleenzuur, ten hoogste 0,05 %; l) gehalte aan stigmastadiënen, ten hoogste 0,15 mg/kg. m) verschil tussen HPCL-samenstelling en theoretische samenstelling van de triglyceriden met ECN42, ten hoogste 0,2. C. Als olijfolie in de zin van onderverdeling 1509 90 wordt aangemerkt olijfolie die is verkregen door behandeling van olie van de onderverdelingen 1509 10 10 en/of 1509 10 90, ook indien versneden met olijfolie verkregen bij de eerste persing, met de volgende kenmerken: a) zuurtegraad, berekend als oliezuur, ten hoogste 1,5 g/100 g; b) gehalte aan was, ten hoogste 350 mg/kg; c) extinctiecoëfficiënt K270, ten hoogste 1,0; d) variatie van de extinctiecoëfficiënt (ΔK) in de nabijheid van 270 nm, niet hoger dan 0,13; e) gehalte aan erythrodiol + uvaol, ten hoogste 4,5 %; f) gehalte aan verzadigde vetzuren op de 2-positie van de triglyceriden, ten hoogste 1,5 %; g) som van de transisomeren van oliezuur, ten hoogste 0,20 % en som van de transisomeren van linolzuur + linoleenzuur, ten hoogste 0,30 %; h) verschil tussen HPCL-samenstelling en theoretische samenstelling van de triglyceriden met ECN42, ten hoogste 0,3. D. Als ruwe oliën in de zin van onderverdeling 1510 00 10 worden met name aangemerkt de oliën uit afvallen van olijven met de volgende kenmerken: a) zuurtegraad, berekend als oliezuur, hoger dan 0,5 g/100 g; b) gehalte aan erythrodiol + uvaol, hoger dan 4,5 %; c) gehalte aan verzadigde vetzuren op de 2-positie van de triglyceriden, ten hoogste 1,8 %; d) som van de transisomeren van oliezuur, ten hoogste 0,20 %, en som van de transisomeren van linolzuur + linoleenzuur, ten hoogste 0,10 %; e) verschil tussen HPCL-samenstelling en theoretische samenstelling van de triglyceriden met ECN42, ten hoogste 0,6. E. Als oliën van onderverdeling 1510 00 90 worden aangemerkt zowel de oliën die zijn verkregen door behandeling van de oliën van onderverdeling 1510 00 10, ook indien versneden met olijfolie verkregen bij de eerste persing, als de oliën die niet de kenmerken hebben als bedoeld in de aanvullende aantekeningen 2. B, 2. C en 2. D, op voorwaarde dat het gehalte aan verzadigde vetzuren op de 2-positie van de triglyceriden ten hoogste 2,0 % bedraagt en de som van de transisomeren van oliezuur niet hoger is dan 0,40 % en die van de transisomeren van linolzuur + translinoleenzuur niet hoger dan 0,35 % en een verschill tussen HPCL-samenstelling en theoretische samenstelling van de triglyceriden met ECN42 ten hoogste 0,5. 3. Tot de onderverdelingen 1522 00 31 en 1522 00 39 behoren niet: a) afvallen, afkomstig van de bewerking van vetstoffen, die olie bevatten waarvan het joodgetal, bepaald volgens de in bijlage XVI van Verordening (EEG) nr. 2568/91 vastgestelde methode, kleiner is dan 70 of groter dan 100; b) afvallen, afkomstig van de bewerking van vetstoffen, die olie bevatten met een joodgetal tussen 70 en 100, maar waarbij het oppervlak van de piek die overeenkomt met de retentietijd van bètasitosterol(14), bepaald volgens de methode in bijlage V van Verordening (EEG) nr. 2568/91, minder bedraagt dan 93 % van het totale oppervlak van de sterolpieken. 4. Voor de vaststelling van de kenmerken van bovengenoemde producten worden de analysemethoden gebruikt die zijn beschreven in de bijlagen van Verordening (EEG) nr. 2568/91. Daarom dient ook rekening te worden gehouden met de opmerkingen onderaan de bladzijde van bijlage I bij vorengenoemde verordening. >RUIMTE VOOR DE TABEL> AFDELING IV PRODUCTEN VAN DE VOEDSELINDUSTRIE; DRANKEN, ALCOHOLHOUDENDE VLOEISTOFFEN EN AZIJN; TABAK EN TOT VERBRUIK BEREIDE TABAKSSURROGATEN Aantekening 1. Voor de toepassing van deze afdeling worden als "pellets" aangemerkt, producten die, door druk of door toevoeging van een bindmiddel in een hoeveelheid van niet meer dan 3 gewichtspercenten, in de vorm van cilinders, bolletjes, enz., zijn geagglomereerd. HOOFDSTUK 16 BEREIDINGEN VAN VLEES, VAN VIS, VAN SCHAALDIEREN, VAN WEEKDIEREN OF VAN ANDERE ONGEWERVELDE WATERDIEREN Aantekeningen 1. Vlees, slachtafvallen, vis, schaaldieren, weekdieren en andere ongewervelde waterdieren, bereid of verduurzaamd op een wijze als bedoeld in hoofdstuk 2 of 3 of bij post 0504, worden niet ingedeeld onder dit hoofdstuk. 2. Bereidingen voor menselijke consumptie worden ingedeeld onder dit hoofdstuk voorzover zij meer dan 20 gewichtspercenten worst, vlees, slachtafvallen, bloed, vis, schaaldieren, weekdieren of andere ongewervelde waterdieren, afzonderlijk of tezamen genomen, bevatten. Indien deze bereidingen twee of meer van de voorgenoemde producten bevatten, worden zij ingedeeld onder de post van dit hoofdstuk die betrekking heeft op het bestanddeel dat in de samenstelling met het hoogste gewicht voorkomt. Deze bepalingen zijn niet van toepassing op de gevulde producten bedoeld bij post 1902 of op de bereidingen bedoeld bij de posten 2103 en 2104. Voor bereidingen die lever bevatten is het bepaalde in de tweede zin echter niet van toepassing voor de vaststelling van de onderverdelingen binnen de posten 1601 en 1602. Aanvullende aantekeningen 1. Voor de toepassing van onderverdeling 1602 10 worden als "gehomogeniseerde bereidingen" aangemerkt, bereidingen en conserven, van fijn gehomogeniseerd vlees, slachtafvallen of bloed, opgemaakt voor de verkoop in het klein als kindervoeding of als dieetvoeding, in verpakkingen met een nettogewicht van niet meer dan 250 g. Voor de toepassing van deze bepaling wordt geen rekening gehouden met kleine hoeveelheden ingrediënten, die aan de bereidingen zijn toegevoegd als smaakgevend middel, als conserveringsmiddel of voor een ander doel. Die bereidingen mogen kleine hoeveelheden zichtbare deeltjes vlees of slachtafvallen bevatten. Deze onderverdeling heeft voorrang op alle andere onderverdelingen van post 1602. 2. De vis en de schaaldieren die in de onderverdelingen van de posten 1604 en 1605 enkel onder hun gewone benaming worden genoemd, zijn van dezelfde soorten als degene die in hoofdstuk 3 onder dezelfde benaming zijn aangeduid. Aanvullende aantekeningen (GN) 1. Voor de toepassing van de onderverdelingen 1602 31 11, 1602 32 11, 1602 39 21, 1602 50 10, 1602 90 61, 1602 90 72 en 1602 90 74 worden als "niet gekookt en niet gebakken" aangemerkt, de producten die geen warmtebehandeling hebben ondergaan of die een warmtebehandeling hebben ondergaan die niet voldoende is om alle in de producten aanwezige vleeseiwitten te doen stollen, waardoor zij, voorzover het betreft producten van de onderverdelingen 1602 50 10, 1602 90 61, 1602 90 72 en 1602 90 74, als zij op het dikste gedeelte worden doorgesneden, op het snijvlak sporen van een rozeachtige vloeistof vertonen. 2. Voor de toepassing van de onderverdelingen 1602 41 10, 1602 42 10 en 1602 49 11 tot en met 1602 49 15 worden als "delen daarvan" uitsluitend aangemerkt, de bereidingen en conserven van vlees die stukken vlees bevatten, waarvan het op grond van de afmetingen en de aard van het samenhangende spierweefsel duidelijk is dat zij, naar gelang van het geval, afkomstig zijn van de ham, de karbonadestreng, de halskarbonade of de schouder van varkens (huisdieren). >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 17 SUIKER EN SUIKERWERK Aantekening 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) suikerwerk dat cacao bevat (post 1806); b) chemisch zuivere suikers (andere dan sacharose, lactose, maltose, glucose en fructose (levulose)) en andere producten, bedoeld bij post 2940; c) geneesmiddelen en andere producten, bedoeld bij hoofdstuk 30. Aanvullende aantekening 1. Voor de toepassing van de onderverdelingen 1701 11 en 1701 12 wordt als "ruwe suiker" aangemerkt, suiker waarvan het aantal gewichtspercenten sacharose, in droge toestand, overeenkomt met een polarisatiegraad van minder dan 99,5. Aanvullende aantekeningen (GN) 1. Voor de toepassing van de onderverdelingen 1701 11 10, 1701 11 90, 1701 12 10 en 1701 12 90 wordt aangemerkt als "ruwe suiker" suiker die niet is gearomatiseerd en waaraan geen kleurstoffen noch andere stoffen zijn toegevoegd en die in droge toestand minder dan 99,5 gewichtspercenten sacharose bevat, bepaald met behulp van de polarimeter. 2. Het recht dat van toepassing is op ruwe suiker die onder de onderverdelingen 1701 11 10 en 1701 12 10 valt en waarvoor het rendement dat is vastgesteld overeenkomstig bijlage I, punt II, van Verordening (EG) nr. 1260/2001, afwijkt van 92 %, wordt als volgt berekend: het aangegeven recht wordt vermenigvuldigd met een aanpassingscoëfficiënt die verkregen wordt door het percentage van het rendement dat is vastgesteld volgens de hiervoor genoemde maatregel, door 92 te delen. 3. Voor de toepassing van onderverdeling 1701 99 10 wordt aangemerkt als "witte suiker" suiker die niet is gearomatiseerd en waaraan geen kleurstoffen noch andere stoffen zijn toegevoegd en die in droge toestand 99,5 of meer gewichtspercenten sacharose bevat, bepaald met behulp van de polarimeter. 4. Voor de berekening van het recht dat van toepassing is op de producten die vallen onder de onderverdelingen 1702 20 10, 1702 60 80, 1702 60 95, 1702 90 60, 1702 90 71, 1702 90 80 en 1702 90 99 wordt het sacharosegehalte, inclusief het gehalte aan andere suikers, omgerekend in sacharose, bepaald volgens de methoden die zijn vastgesteld bij artikel 5, leden 2 en 4, van Verordening (EG) nr. 1423/95. 5. Voor de toepassing van de onderverdelingen 1702 30 10, 1702 40 10, 1702 60 10 en 1702 90 30 wordt aangemerkt als "isoglucose" het uit glucose of glucosepolymeren verkregen product, dat ten minste 10 gewichtspercenten fructose bevat, berekend op de droge stof. Voor de berekening van het recht dat van toepassing is op de producten die onder de in de vorige alinea genoemde onderverdelingen vallen, wordt het gehalte aan droge stof bepaald overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1423/95. 6. Als "inulinestroop" wordt aangemerkt: a) voor de toepassing van onderverdeling 1702 60 80 het onmiddellijk na hydrolyse van inuline of oligofructose verkregen product, dat in droge toestand meer dan 50 % vrije fructose of fructose in de vorm van sacharose bevat; b) voor de toepassing van onderverdeling 1702 90 80 het onmiddellijk na hydrolyse van inuline of oligofructose verkregen product, dat in droge toestand ten minste 10 doch niet meer dan 50 % vrije fructose of fructose in de vorm van sacharose bevat. 7. De onder onderverdeling 1704 90 in te delen goederen die als assortiment worden aangeboden, worden onderworpen aan een agrarisch element (EA) vastgesteld naar het gemiddelde gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen, melkproteïnen, sacharose, isoglucose, glucose en zetmeel, berekend over het gehele assortiment. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 18 CACAO EN BEREIDINGEN DAARVAN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet de bereidingen en producten, bedoeld bij de posten 0403, 1901, 1904, 1905, 2105, 2202, 2208, 3003 en 3004. 2. Post 1806 omvat suikerwerk dat cacao bevat en andere bereidingen voor menselijke consumptie die cacao bevatten, met uitzondering van die bedoeld bij aantekening 1 hiervoor. Aanvullende aantekeningen (GN) 1. De onder de onderverdelingen 1806 20, 1806 31, 1806 32 en 1806 90 in te delen goederen die als assortiment worden aangeboden, worden onderworpen aan een agrarisch element (EA) vastgesteld naar het gemiddelde gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen, melkproteïnen, sacharose, isoglucose, glucose en zetmeel, berekend over het gehele assortiment. 2. De onderverdelingen 1806 90 11 en 1806 90 19 omvatten niet producten die enkel uit een soort chocolade zijn samengesteld. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 19 BEREIDINGEN VAN GRAAN, VAN MEEL, VAN ZETMEEL OF VAN MELK; GEBAK Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) bereidingen voor menselijke consumptie bevattende meer dan 20 gewichtspercenten worst, vlees, slachtafvallen, bloed, vis, schaaldieren, weekdieren of andere ongewervelde waterdieren, afzonderlijk of tezamen genomen (hoofdstuk 16); de gevulde producten bedoeld bij post 1902 worden evenwel steeds onder die post ingedeeld; b) meel- en zetmeelpreparaten (katten- en hondenbrood, enz.) die speciaal bereid zijn voor de voeding van dieren (post 2309); c) geneesmiddelen en andere producten, bedoeld bij hoofdstuk 30. 2. Voor de toepassing van post 1901 wordt verstaan onder: a) "gries", gries van granen bedoeld bij hoofdstuk 11; b) "meel" en "griesmeel": 1. meel en griesmeel, van granen, bedoeld bij hoofdstuk 11; 2. meel, griesmeel en poeder, van plantaardige oorsprong, bedoeld bij ongeacht welk hoofdstuk, ander dan meel, gries, griesmeel en poeder, van gedroogde groenten (post 0712), van aardappelen (post 1105) of van gedroogde zaden van peulgroenten (post 1106). 3. Post 1904 omvat niet: bereidingen bevattende meer dan 6 gewichtspercenten cacao, berekend op een geheel ontvette basis, of bekleed met chocolade of met andere bereidingen voor menselijke consumptie die cacao bevatten bedoeld bij post 1806 (post 1806). 4. Voor de toepassing van post 1904 betekent de uitdrukking "op andere wijze bereid" dat de granen een verdere bereiding of behandeling hebben ondergaan dan bedoeld bij de posten van of de aantekeningen op de hoofdstukken 10 en 11. Aanvullende aantekeningen (GN) 1. De onder de onderverdelingen 1905 31, 1905 32, 1905 40 en 1905 90 in te delen goederen die als assortiment worden aangeboden, worden onderworpen aan een agrarisch element (EA) vastgesteld naar het gemiddelde gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen, melkproteïnen, sacharose, isoglucose, glucose en zetmeel, berekend over het gehele assortiment. 2. Als "koekjes en biscuits, gezoet" bedoeld bij onderverdeling 1905 31 worden slechts aangemerkt koekjes en biscuits, gezoet, met een vochtgehalte van niet meer dan 12 gewichtspercenten en een vetgehalte van niet meer dan 35 gewichtspercenten. (De stoffen gebruikt voor het vullen, voor de tussenlaag of voor het bedekken van de koekjes of biscuits worden bij het berekenen van de gehaltes niet in aanmerking genomen.) 3. Onderverdeling 1905 32 omvat niet: wafels en wafeltjes met een gehalte aan water van meer dan 10 gewichtspercenten (onderverdeling 1905 90 40). >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 20 BEREIDINGEN VAN GROENTEN, VAN VRUCHTEN EN VAN ANDERE PLANTENDELEN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) groenten en vruchten, bereid of verduurzaamd op een wijze genoemd in de hoofdstukken 7, 8 en 11; b) bereidingen voor menselijke consumptie bevattende meer dan 20 gewichtspercenten worst, vlees, slachtafvallen, bloed, vis, schaaldieren, weekdieren of andere ongewervelde waterdieren, afzonderlijk of tezamen genomen (hoofdstuk 16); c) samengestelde gehomogeniseerde producten voor menselijke consumptie, bedoeld bij post 2104. 2. De posten 2007 en 2008 omvatten niet: vruchtengelei, vruchtenmoes, door een suikerlaag omgeven amandelen en dergelijke producten, in de vorm van suikergoed (post 1704) of van chocoladewerk (post 1806). 3. Onder de posten 2001, 2004 en 2005 vallen, naar gelang van het geval, uitsluitend producten bedoeld bij hoofdstuk 7 of bij de posten 1105 en 1106 (andere dan meel, gries en poeder van de producten van hoofdstuk 8) die bereid of verduurzaamd zijn op een andere wijze dan bedoeld bij aantekening 1, onder a). 4. Tomatensap dat 7 of meer gewichtspercenten droge stof bevat, wordt ingedeeld onder post 2002. 5. Voor de toepassing van post 2007 wordt onder "door koken of stoven verkregen" verstaan, verkregen door een warmtebehandeling bij atmosferische druk of bij verminderde druk met het oog op de verhoging van de viscositeit van het product door vermindering van het watergehalte of door andere middelen. 6. Voor de toepassing van post 2009 wordt onder "ongegiste sappen, zonder toegevoegde alcohol" verstaan, sappen met een alcohol-volumegehalte (zie aantekening 2 op hoofdstuk 22) van niet meer dan 0,5 % vol. Aanvullende aantekeningen 1. Voor de toepassing van onderverdeling 2005 10 worden als "gehomogeniseerde groenten" aangemerkt, bereidingen van fijn gehomogeniseerde groenten, opgemaakt voor de verkoop in het klein als kindervoeding of als dieetvoeding, in verpakkingen met een nettogewicht van niet meer dan 250 g. Voor de toepassing van deze bepaling wordt geen rekening gehouden met kleine hoeveelheden ingrediënten, die aan de bereidingen zijn toegevoegd als smaakgevend middel, als conserveringsmiddel of voor een ander doel. Die bereidingen mogen kleine hoeveelheden zichtbare deeltjes groenten bevatten. Deze onderverdeling heeft voorrang op alle andere onderverdelingen van post 2005. 2. Voor de toepassing van onderverdeling 2007 10 worden als "gehomogeniseerde bereidingen" aangemerkt, bereidingen van fijn gehomogeniseerde vruchten, opgemaakt voor de verkoop in het klein als kindervoeding of als dieetvoeding, in verpakkingen met een nettogewicht van niet meer dan 250 g. Voor de toepassing van deze bepaling wordt geen rekening gehouden met kleine hoeveelheden ingrediënten, die aan de bereidingen zijn toegevoegd als smaakgevend middel, als conserveringsmiddel of voor een ander doel. Die bereidingen mogen kleine hoeveelheden zichtbare deeltjes vruchten bevatten. Deze onderverdeling heeft voorrang op alle andere onderverdelingen van post 2007. 3. Voor de toepassing van de onderverdelingen 2009 12, 2009 21, 2009 31, 2009 41, 2009 61 en 2009 71 wordt onder "Brix-waarde" verstaan, de graden Brix die rechtstreeks worden afgelezen van een Brix-hydrometer of de refractie-index uitgedrukt als percentage van het sacharosegehalte gemeten met een refractometer, bij een temperatuur van 20 °C of na correctie voor 20 °C indien de meting wordt verricht bij een andere temperatuur. Aanvullende aantekeningen (GN) 1. Voor de toepassing van post 2001 dienen groenten, vruchten en andere eetbare plantendelen, bereid of verduurzaamd in azijn of azijnzuur, een gehalte te hebben aan vrij, vluchtig zuur van 0,5 gewichtspercent of meer, berekend als azijnzuur. Bovendien mag het zoutgehalte van paddestoelen van onderverdeling 2001 90 50 niet meer bedragen dan 2,5 gewichtspercenten. 2. a) Het gehalte aan diverse suikers, berekend als sacharose ("suikergehalte"), van de producten bedoeld bij dit hoofdstuk, is gelijk aan het getal dat de refractometer - gebruikt volgens de methode voorzien in de bijlage van Verordening (EEG) nr. 558/93 - aanwijst bij 20 °C, vermenigvuldigd met: - 0,93 voor de producten bedoeld bij de onderverdelingen 2008 20 tot en met 2008 80, 2008 92 en 2008 99; - 0,95 voor de producten bedoeld bij de andere posten. b) De "Brix-waarde" zoals gebruikt in de onderverdelingen van post 2009, is gelijk aan het getal dat de refractometer - gebruikt volgens de methode voorzien in de bijlage van Verordening (EEG) nr. 558/93 - aanwijst bij 20 °C. 3. De producten bedoeld bij de onderverdelingen 2008 20 tot en met 2008 80, 2008 92 en 2008 99 worden geacht toegevoegde suiker te bevatten, indien hun suikergehalte meer bedraagt dan de hierna vermelde gewichtspercentages, naar gelang van de soort van de vruchten of andere eetbare plantendelen: - ananas, druiven: 13 %, - andere vruchten, gemengde vruchten daaronder begrepen of andere eetbare plantendelen: 9 %. 4. Voor de toepassing van de onderverdelingen 2008 30 11 tot en met 2008 30 39, 2008 40 11 tot en met 2008 40 39, 2008 50 11 tot en met 2008 50 59, 2008 60 11 tot en met 2008 60 39, 2008 70 11 tot en met 2008 70 59, 2008 80 11 tot en met 2008 80 39, 2008 92 12 tot en met 2008 92 38 en 2008 99 11 tot en met 2008 99 40 wordt verstaan onder: - "effectief alcohol-massagehalte": het aantal kilogrammen zuivere alcohol aanwezig in 100 kg van het product; - "% mas": het symbool voor het alcohol-massagehalte. 5. a) Het gehalte aan toegevoegde suiker van de producten bedoeld bij post 2009 is gelijk aan hun suikergehalte verminderd met het hierna vermelde getal, naar gelang van de soort van het sap: - sap van citroenen of van tomaten: 3, - sap van appelen: 11, - sap van druiven: 15, - sap van andere vruchten of van groenten, mengsels daaronder begrepen: 13. b) Vruchtensappen met toegevoegde suiker en met een Brix-waarde van niet meer dan 67 en bevattende minder dan 50 gewichtspercenten vruchtensap in zijn natuurlijke staat, verkregen uit vruchten of door verdunning van geconcentreerd vruchtensap, verliezen hun oorspronkelijke karakter van vruchtensappen bedoeld bij post 2009. 6. Voor de toepassing van de onderverdelingen 2009 69 51 en 2009 69 71 wordt als "geconcentreerd druivensap (druivenmost daaronder begrepen)" aangemerkt: druivensap (druivenmost daaronder begrepen) waarvoor bij een temperatuur van 20 °C volgens de refractometermethode als bedoeld in de bijlage van Verordening (EEG) nr. 558/93 geen lagere uitkomst dan 50,9 % wordt verkegen. 7. Voor de toepassing van de onderverdelingen 2001 90 91, 2006 00 35, 2006 00 91, 2007 10 91, 2007 99 93, 2008 19 11, 2008 19 59, 2008 92 12, 2008 92 16, 2008 92 32, 2008 92 36, 2008 92 51, 2008 92 72, 2008 92 76, 2008 92 92, 2008 92 94, 2008 92 97, 2008 99 36, 2008 99 38, 2009 80 36, 2009 80 73, 2009 80 88, 2009 80 97, 2009 90 92, 2009 90 95 en 2009 90 97 worden als "tropische vruchten" aangemerkt: guaves, manga's, manggistans, papaja's, tamarindevruchten, cashewappelen, litchis, nangka's ("jackfruit"), sapodilla's, passievruchten, carambola's en pitahaya's. 8. Voor de toepassing van de onderverdelingen 2001 90 91, 2006 00 35, 2006 00 91, 2007 99 93, 2008 19 11, 2008 19 51, 2008 19 59, 2008 92 12, 2008 92 16, 2008 92 32, 2008 92 36, 2008 92 51, 2008 92 72, 2008 92 76, 2008 92 92, 2008 92 94 en 2008 92 97 worden als "tropische noten" aangemerkt: kokosnoten, cashewnoten, paranoten, arecanoten (of betelnoten), colanoten en Australische noten. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 21 DIVERSE PRODUCTEN VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) gemengde groenten bedoeld bij post 0712; b) gebrande koffiesurrogaten die koffie bevatten, ongeacht in welke verhouding (post 0901); c) gearomatiseerde thee (post 0902); d) specerijen en andere producten, bedoeld bij de posten 0904 tot en met 0910; e) bereidingen voor menselijke consumptie, bevattende meer dan 20 gewichtspercenten worst, vlees, slachtafvallen, bloed, vis, schaaldieren, weekdieren of andere ongewervelde waterdieren, afzonderlijk of tezamen genomen (hoofdstuk 16); de producten bedoeld bij de posten 2103 en 2104 worden evenwel steeds onder die posten ingedeeld; f) gist opgemaakt als geneesmiddel en de andere producten, bedoeld bij de posten 3003 en 3004; g) bereide enzymen bedoeld bij post 3507. 2. Extracten van de surrogaten bedoeld bij aantekening 1, onder b), hiervoor worden ingedeeld onder post 2101. 3. Voor de toepassing van post 2104 worden als "samengestelde gehomogeniseerde producten voor menselijke consumptie" aangemerkt, bereidingen van een fijn gehomogeniseerd mengsel van twee of meer basisbestanddelen zoals vlees, vis, groenten en vruchten, opgemaakt voor de verkoop in het klein als kindervoeding of als dieetvoeding, in verpakkingen met een nettogewicht van niet meer dan 250 g. Voor de toepassing van deze bepaling wordt geen rekening gehouden met kleine hoeveelheden ingrediënten, die aan het mengsel zijn toegevoegd als smaakgevend middel, als conserveringsmiddel of voor een ander doel. Die bereidingen mogen kleine hoeveelheden zichtbare deeltjes bevatten. Aanvullende aantekeningen (GN) 1. Als "saus" bedoeld bij de onderverdelingen 2103 20 00 en 2103 90 90 wordt niet aangemerkt een bereiding van groenten, vruchten of andere eetbare plantendelen, indien deze ingrediënten, na het spoelen met water bij een temperatuur van 20 °C, voor minder dan 80 gewichtspercenten, berekend op de oorspronkelijke bereiding, door een zeef van metaaldoek met een maaswijdte van 5 mm kunnen gaan. 2. Voor de toepassing van de onderverdelingen 2106 10 20 en 2106 90 92 worden als "zetmeel" eveneens aangemerkt de afbraakproducten van zetmeel. 3. Voor de toepassing van onderverdeling 2106 90 10 worden als "fondues" aangemerkt, preparaten met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van 12 of meer doch minder dan 18 gewichtspercenten, verkregen op basis van gesmolten kaas bij de bereiding waarvan geen andere dan emmentalerkaas of gruyèrekaas, met toevoeging van witte wijn, brandewijn van kersen (kirsch), zetmeel en specerijen zijn gebruikt, in verpakkingen met een netto-inhoud per onmiddellijke verpakking van niet meer dan 1 kg. Indeling onder deze onderverdeling is bovendien onderworpen aan de voorwaarde dat een certificaat wordt overgelegd, dat is afgegeven onder de voorwaarden en bepalingen, vastgesteld bij de op dit gebied geldende communautaire bepalingen. 4. Voor de toepassing van onderverdeling 2106 90 20 worden als "samengestelde alcoholhoudende preparaten, andere dan op basis van reukstoffen, van de soort gebruikt voor de vervaardiging van dranken" aangemerkt preparaten met een alcohol-volumegehalte van meer dan 0,5 % vol. 5. Voor de toepassing van onderverdeling 2106 90 30 wordt als "isoglucose" aangemerkt, het uit glucose of glucosepolymeren verkregen product dat 10 of meer gewichtspercenten fructose bevat, berekend op de droge stof. Voor de berekening van het recht dat van toepassing is op de producten die onder onderverdeling 2106 90 30 vallen, wordt het gehalte aan droge stof bepaald overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1423/95. 6. Voor de berekening van het recht dat van toepassing is op de producten die onder onderverdeling 2106 90 59 vallen, wordt het sacharosegehalte, inclusief het gehalte aan andere suikers, omgerekend in sacharose, bepaald volgens de methode die is vastgesteld bij artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1423/95. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 22 DRANKEN, ALCOHOLHOUDENDE VLOEISTOFFEN EN AZIJN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) producten bedoeld bij dit hoofdstuk (andere dan die bedoeld bij post 2209) bereid voor keukengebruik, waardoor zij ongeschikt zijn geworden om als drank te worden gebruikt (in het algemeen post 2103); b) zeewater (post 2501); c) gedistilleerd water, conductometrisch zuiver water en dergelijk zuiver water (post 2851); d) waterige oplossingen die meer dan 10 gewichtspercenten azijnzuur bevatten (post 2915); e) geneesmiddelen bedoeld bij de posten 3003 en 3004; f) parfumerieën en toiletartikelen (hoofdstuk 33). 2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk en van de hoofdstukken 20 en 21 dient het alcohol-volumegehalte vastgesteld te worden bij een temperatuur van 20 °C. 3. Voor de toepassing van post 2202 wordt onder "alcoholvrije dranken" verstaan, dranken met een alcohol-volumegehalte van niet meer dan 0,5 % vol. Alcoholhoudende dranken worden naar gelang van het geval ingedeeld onder de posten 2203 tot en met 2206 of onder post 2208. Aanvullende aantekening 1. Voor de toepassing van onderverdeling 2204 10 wordt als "mousserende wijn" aangemerkt, wijn bewaard in gesloten recipiënten, die bij een temperatuur van 20 °C een overdruk van 3 bar of meer vertoont. Aanvullende aantekeningen (GN) 1. Onderverdeling 2202 10 00 omvat water, mineraalwater en spuitwater daaronder begrepen, waaraan suiker of andere zoetstoffen zijn toegevoegd of dat is gearomatiseerd, voorzover het als zodanig als drank kan worden gebruikt. 2. Voor de toepassing van de posten 2204 en 2205 en van onderverdeling 2206 00 10 wordt, naar gelang van het geval, verstaan onder: a) effectief alcohol-volumegehalte: het aantal volume-eenheden zuivere alcohol bij een temperatuur van 20 °C, aanwezig in 100 volume-eenheden van het betrokken product bij die temperatuur; b) potentieel alcohol-volumegehalte: het aantal volume-eenheden zuivere alcohol bij een temperatuur van 20 °C dat kan ontstaan door totale vergisting van de suiker die in 100 volume-eenheden van het betrokken product bij die temperatuur aanwezig is; c) totaal alcohol-volumegehalte: de som van het effectief en het potentieel alcohol-volumegehalte; d) natuurlijk alcohol-volumegehalte: het totaal alcohol-volumegehalte van het betrokken product, voordat verrijking heeft plaatsgevonden; e) % vol: het symbool van het alcohol-volumegehalte. 3. Voor de toepassing van onderverdeling 2204 30 10 wordt als "gedeeltelijk gegiste druivenmost" aangemerkt, het product dat is verkregen door de vergisting van druivenmost en dat een effectief alcohol-volumegehalte heeft van meer dan 1 % vol en minder dan 3/5 van het totale alcohol-volumegehalte. 4. Voor de toepassing van de onderverdelingen 2204 21 en 2204 29: A. wordt onder "totaal gehalte aan droge stof" verstaan, het in grammen per liter uitgedrukte gehalte van alle in het product aanwezige stoffen die onder bepaalde natuurkundige omstandigheden niet in dampvorm overgaan. Het totale gehalte aan droge stof moet worden bepaald bij een temperatuur van 20 °C volgens de densimeter; B. a) heeft de aanwezigheid van de onder de punten I, II, III en IV vermelde totale gehalten aan droge stof geen invloed op de indeling van de producten bedoeld bij de onderverdelingen 2204 21 11 tot en met 2204 21 99 en 2204 29 12 tot en met 2204 29 99, te weten voorzover het betreft: I. producten met een effectief alcohol-volumegehalte van niet meer dan 13 % vol: 90 g of minder aan droge stof per liter; II. producten met een effectief alcohol-volumegehalte van meer dan 13 doch niet meer dan 15 % vol: 130 g of minder aan droge stof per liter; III. producten met een effectief alcohol-volumegehalte van meer dan 15 doch niet meer dan 18 % vol: 130 g of minder aan droge stof per liter; IV. producten met een effectief alcohol-volumegehalte van meer dan 18 doch niet meer dan 22 % vol: 330 g of minder aan droge stof per liter. Producten met een totaal gehalte aan droge stof dat uitgaat boven het maximum van elke hiervoor genoemde categorie, worden ingedeeld in de daaropvolgende categorie, met dien verstande dat, indien het totaal gehalte aan droge stof meer dan 330 g/l bedraagt, de producten onder de onderverdelingen 2204 21 99 en 2204 29 99 worden ingedeeld; b) de onder a) van deze aantekening opgenomen regels zijn niet van toepassing ten aanzien van producten bedoeld bij de onderverdelingen 2204 21 93, 2204 21 97, 2204 29 93 en 2204 29 97. 5. De onderverdelingen 2204 21 11 tot en met 2204 21 99 en 2204 29 12 tot en met 2204 29 99 omvatten onder meer: a) druivenmost, waarvan de gisting door toevoegen van alcohol is verhinderd of gestuit, te weten het product dat: - een effectief alcohol-volumegehalte bezit van 12 of meer doch minder dan 15 % vol, en - verkregen is door een product verkregen door distillatie van wijn toe te voegen aan niet-gegiste druivenmost met een natuurlijk alcohol-volumegehalte van 8,5 % vol of meer; b) distillatiewijn, te weten het product dat: - een effectief alcohol-volumegehalte bezit van 18 of meer doch niet meer dan 24 % vol, - uitsluitend is verkregen door een niet gerectificeerd product, verkregen door distillatie van wijn, dat een effectief alcohol-volumegehalte bezit van niet meer dan 86 % vol, toe te voegen aan wijn die geen suikerresidu bevat, en - een gehalte aan vluchtige zuren bezit van niet meer dan 1,5 g/l, uitgedrukt in azijnzuur; c) likeurwijn, te weten het product dat: - een totaal alcohol-volumegehalte bezit van 17,5 % vol of meer alsmede een effectief alcohol-volumegehalte van 15 of meer doch niet meer dan 22 % vol, en - verkregen is uit druivenmost of wijn, welke producten afkomstig moeten zijn van wijnstoksoorten, die in het derde land van oorsprong zijn toegelaten voor de productie van likeurwijn en een natuurlijk alcohol-volumegehalte van 12 % vol of meer moeten bezitten, en wel - door bevriezing, of - door toevoeging, tijdens of na de gisting, van - hetzij een product verkregen door distillatie van wijn, - hetzij geconcentreerde druivenmost of, voor sommige kwaliteitslikeurwijnen welke voorkomen op een nader vast te stellen lijst en waarvoor zulks vanouds gebruikelijk is, druivenmost die is geconcentreerd door de rechtstreekse werking van vuur en die, afgezien van deze bewerking, aan de definitie van geconcentreerde druivenmost beantwoordt, - hetzij een mengsel van deze producten. Sommige kwaliteitslikeurwijnen welke voorkomen op een nader vast te stellen lijst, kunnen evenwel worden verkregen uit verse, niet-gegiste druivenmost, zonder dat deze most een natuurlijk alcohol-volumegehalte van 12 % vol of meer behoeft te hebben. 6. Voor de toepassing van de onderverdelingen 2204 21 11 tot en met 2204 21 78, 2204 21 81, 2204 21 82, 2204 29 12 tot en met 2204 29 58, 2204 29 81 en 2204 29 82 worden aangemerkt als "in bepaalde gebieden voortgebrachte kwaliteitswijnen (v.q.p.r.d.)", wijnen van oorsprong uit de Europese Gemeenschap, die voldoen aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1), alsmede aan de ter uitvoering van deze verordening vastgestelde voorschriften, en die zijn omschreven in de nationale wetgevingen. 7. Voor de toepassing van de onderverdelingen 2204 30 92 en 2204 30 96 wordt als "geconcentreerde druivenmost" aangemerkt: druivenmost waarvoor bij een temperatuur van 20 °C volgens de refractometermethode, als bedoeld in de bijlage van Verordening (EEG) nr. 558/93, geen lagere uitkomst dan 50,9 % wordt verkregen. 8. Voor de toepassing van post 2205 worden enkel als "vermout en andere wijn van verse druiven, bereid met aromatische planten of met aromatische stoffen" aangemerkt: dergelijke producten, met een effectief alcohol-volumegehalte van 7 % vol of meer. 9. Voor de toepassing van onderverdeling 2206 00 10 wordt als "piquette" aangemerkt: het product dat is verkregen door gisting van onbewerkte draf van druiven, afgetrokken in water, of door uitloging met water, van de gegiste draf van druiven. 10. Voor de toepassing van de onderverdelingen 2206 00 31 en 2206 00 39 worden als "mousserend" aangemerkt: - gegiste dranken, verpakt in flessen, gesloten door middel van een champignonvormige stop, terwijl de afsluiting daarvan door draden, banden of anderszins is geborgd; - gegiste dranken, anders aangeboden, met een overdruk van 1,5 bar of meer bij 20 °C. 11. Voor de toepassing van de onderverdelingen 2209 00 11 en 2209 00 19 wordt als "wijnazijn" aangemerkt: azijn die uitsluitend is verkregen door azijnzure vergisting van wijn en die een totaal gehalte aan zuren bezit van 60 g/l of meer, uitgedrukt in azijnzuur. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 23 RESTEN EN AFVAL VAN DE VOEDSELINDUSTRIE; BEREID VOEDSEL VOOR DIEREN Aantekening 1. Post 2309 omvat mede producten van de soort gebruikt voor het voederen van dieren, elders genoemd noch elders onder begrepen, verkregen door het behandelen van plantaardige of dierlijke zelfstandigheden, en wel zodanig dat het wezenlijk karakter van die zelfstandigheden verloren is gegaan. Plantaardige afval, plantaardige residuen en bijproducten van vorenbedoelde behandeling vallen echter niet onder deze post. Aanvullende aantekening 1. Voor de toepassing van onderverdeling 2306 41 wordt als "kool,,kool- en raapzaad met een laag gehalte aan erucazuur" aangemerkt, zaad bedoeld bij aanvullende aantekening 1 op hoofdstuk 12. Aanvullende aantekeningen (GN) 1. De onderverdelingen 2303 10 11 en 2303 10 19 omvatten uitsluitend de afvallen verkregen bij de vervaardiging van maïszetmeel, met uitzondering van mengsels van dergelijke afvallen met producten verkregen uit andere planten of met producten verkregen bij de vervaardiging van maïszetmeel door middel van een andere dan de natte methode. Het gehalte aan zetmeel, overeenkomstig de methode opgenomen in bijlage I, titel 1, bij Richtlijn 72/199/EEG, berekend op de droge stof, mag niet meer bedragen dan 28 gewichtspercenten en het gehalte aan vet, overeenkomstig methode A opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 84/4/EEG, berekend op de droge stof, mag niet meer bedragen dan 4,5 gewichtspercenten. 2. Onderverdeling 2306 70 00 omvat uitsluitend de afvallen verkregen bij de winning van olie uit maïskiemen met de volgende gehalten, berekend in gewichtspercenten op de droge stof: a) producten met een vetgehalte van minder dan 3 gewichtspercenten: - zetmeelgehalte: minder dan 45 gewichtspercenten; - proteïnegehalte (stikstof x 6,25): 11,5 of meer gewichtspercenten; b) producten met een vetgehalte van 3 of meer doch niet meer dan 8 gewichtspercenten: - zetmeelgehalte: minder dan 45 gewichtspercenten; - proteïnegehalte (stikstof x 6,25): 13 of meer gewichtspercenten. Deze afvallen mogen voorts geen bestanddelen bevatten die niet van de maïskorrel afkomstig zijn. Voor de bepaling van het zetmeel- en proteïnegehalte zijn de methoden van toepassing die zijn omschreven in Richtlijn 72/199/EEG van de Commissie, bijlage I, titels 1 en 2. Voor de bepaling van het vetgehalte en het vochtgehalte zijn de methoden van toepassing die zijn omschreven in de bijlage bij Richtlijn 71/393/EEG van de Commissie, respectievelijk deel 4, methode A, en deel 1. Producten die bestanddelen van maïs bevatten die niet aan het oliewinningsproces onderworpen zijn geweest en aan de werkelijke afvallen zijn toegevoegd, zijn van deze onderverdeling uitgezonderd. 3. Voor de toepassing van de onderverdelingen 2307 00 11, 2307 00 19, 2308 00 11 en 2308 00 19, wordt verstaan onder: - effectief alcohol-massagehalte: het aantal kg zuivere alcohol, aanwezig in 100 kg van het product; - potentieel alcohol-massagehalte: het aantal kg zuivere alcohol dat kan ontstaan door totale vergisting van de suiker die in 100 kg van het product aanwezig is; - totaal alcohol-massagehalte: de som van het effectief en het potentieel alcohol-massagehalte; - % mas: het symbool voor het alcohol-massagehalte. 4. Voor de toepassing van de onderverdelingen 2309 10 11 tot en met 2309 10 70 en 2309 90 31 tot en met 2309 90 70 worden als "zuivelproducten" aangemerkt, de producten bedoeld bij de posten 0401, 0402, 0404, 0405 en 0406 en de onderverdelingen 0403 10 11 tot en met 0403 10 39, 0403 90 11 tot en met 0403 90 69, 1702 11 00, 1702 19 00 en 2106 90 51. 5. Onderverdeling 2309 90 20 omvat uitsluitend afvallen verkregen bij de vervaardiging van maïszetmeel, met uitzondering van mengsels van dergelijke afvallen met producten verkregen uit andere planten of met producten verkregen bij de vervaardiging van maïszetmeel door middel van een andere dan de natte methode, bevattende: - resten van het zeven van maïs, gebruikt voor de vervaardiging van maïszetmeel door middel van de natte methode, tot een hoeveelheid van niet meer dan 15 gewichtspercenten en/of - resten van zwelwater van maïs afkomstig van de behandeling van maïs door middel van de natte methode, gebruikt voor de vervaardiging van alcohol of van andere producten uit zetmeel. Deze afvallen kunnen bovendien resten, ontstaan bij de winning van olie uit maïskiemen, verkregen door middel van de natte methode, bevatten. Het gehalte aan zetmeel, overeenkomstig de methode opgenomen in bijlage I, titel 1, bij Richtlijn 72/199/EEG, berekend op de droge stof, mag niet meer bedragen dan 28 gewichtspercenten, het gehalte aan vet, overeenkomstig methode A, opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 84/4/EEG van de Commissie, berekend op de droge stof, mag niet meer bedragen dan 4,5 gewichtspercenten en het gehalte aan proteïne mag niet meer bedragen dan 40 gewichtspercenten, berekend op het droge gewicht overeenkomstig bijlage I, titel 2, bij Richtlijn 72/199/EEG. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 24 TABAK EN TOT VERBRUIK BEREIDE TABAKSSURROGATEN Aantekening 1. Medicinale sigaretten worden niet onder dit hoofdstuk ingedeeld (hoofdstuk 30). >RUIMTE VOOR DE TABEL> AFDELING V MINERALE PRODUCTEN HOOFDSTUK 25 ZOUT; ZWAVEL; AARDE EN STEEN; GIPS, KALK EN CEMENT Aantekeningen 1. Voorzover uit de context van de posten of uit aantekening 4 op dit hoofdstuk niet het tegendeel blijkt, vallen onder dit hoofdstuk uitsluitend: producten in ruwe staat en producten die zijn gewassen (ook met behulp van chemicaliën die onzuiverheden verwijderen zonder de aard van het product te wijzigen), fijngestampt, gemalen, geslibd, gezeefd of gekalibreerd, ook indien geconcentreerd door flotatie, door magnetische afscheiding of door andere mechanische of fysische werkwijzen (met uitzondering van kristallisatie). Producten die gebrand of geroost zijn of zijn verkregen door vermenging, dan wel een bewerking hebben ondergaan die uitgaat boven de in de verschillende posten aangegeven bewerkingen, zijn evenwel van dit hoofdstuk uitgezonderd. Aan de producten van dit hoofdstuk mag een zelfstandigheid zijn toegevoegd om het verstuiven tegen te gaan, voorzover deze toevoeging de producten niet méér geschikt maakt voor bijzondere toepassingen dan voor hun gebruik in het algemeen. 2. Dit hoofdstuk omvat niet: a) gesublimeerde of geprecipiteerde zwavel en colloïdale zwavel (post 2802); b) natuurlijke ijzerhoudende verfaarden die in totaal 70 of meer gewichtspercenten ijzerverbindingen, berekend als Fe2O3, bevatten (post 2821); c) geneesmiddelen en andere producten, bedoeld bij hoofdstuk 30; d) parfumerieën, toiletartikelen en cosmetische producten (hoofdstuk 33); e) stenen voor bestrating, plaveien en trottoirbanden (post 6801); blokjes en dergelijke voor mozaïeken (post 6802); dakleien en leien voor bouwwerken (post 6803); f) edelstenen en halfedelstenen (post 7102 of 7103); g) gecultiveerde kristallen (andere dan optische elementen), wegende per stuk 2,5 g of meer, van natriumchloride of van magnesiumoxide, bedoeld bij post 3824; optische elementen van natriumchloride of van magnesiumoxide (post 9001); h) biljartkrijt (post 9504); ij) schrijf- of tekenkrijt en kleermakerskrijt (post 9609). 3. Producten die zowel onder post 2517 als onder een andere post van hoofdstuk 25 kunnen vallen, worden ingedeeld onder post 2517. 4. Post 2530 omvat onder meer: vermiculiet, perliet en chloriet, niet geëxpandeerd; verfaarden, ook indien gebrand of onderling vermengd; natuurlijk ijzerglimmer; meerschuim, ook in gepolijste stukken, en barnsteen (amber); samengekit meerschuim en samengekit barnsteen (ambroïde), enkel gemouleerd in platen, staven of in dergelijke vormen; git; strontianiet (natuurlijk strontiumcarbonaat), ook indien gebrand, met uitzondering van strontiumoxide; stukken en scherven van aardewerk, brokken steen en brokken beton. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 26 ERTSEN, SLAKKEN EN ASSEN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) slakken en dergelijke industriële afvallen, tot macadam verwerkt (post 2517); b) natuurlijk magnesiumcarbonaat (magnesiet), ook indien gebrand of gesinterd (post 2519); c) slib afkomstig uit opslagtanks van aardolie, dat hoofdzakelijk dergelijke olie bevat (post 2710); d) fosfaatslakken als bedoeld bij hoofdstuk 31; e) slakkenwol, steenwol en dergelijke minerale wol (post 6806); f) resten en afvallen van edele metalen of van metalen geplateerd met edele metalen; andere resten en afvallen bevattende edele metalen of verbindingen van edele metalen, van de soort hoofdzakelijk gebruikt voor het terugwinnen van edele metalen (post 7112); g) door het smelten van ertsen verkregen kopersteen, matten van nikkel of matten van kobalt (afdeling XV). 2. Voor de toepassing van de posten 2601 tot en met 2617 worden onder "ertsen" verstaan: ertsen die worden gebruikt in de metallurgie voor het winnen van kwikzilver, van de metalen bedoeld bij post 2844 of van de metalen bedoeld bij de afdelingen XIV en XV, ook indien zij bestemd zijn voor andere doeleinden, mits zij geen andere bewerkingen hebben ondergaan dan gebruikelijk is in de metallurgie. 3. Post 2620 heeft uitsluitend betrekking op: a) assen en residuen van de soorten die in de industrie worden gebruikt voor het daaruit winnen van metaal of voor het vervaardigen van chemische metaalverbindingen, met uitzondering van assen en residuen afkomstig van de verbranding van stedelijk afval (post 2621); b) assen en residuen die arseen bevatten, ook indien zij metalen bevatten, van de soort gebruikt voor het winnen van arseen of van metalen of voor het vervaardigen van chemische verbindingen daarvan. Aanvullende aantekeningen 1. Voor de toepassing van onderverdeling 2620 21 wordt onder "slib van loodhoudende benzine en slib van loodhoudende antiklopmiddelen" verstaan, slib afkomstig uit opslagtanks van loodhoudende benzine en loodhoudende antiklopmiddelen (bijvoorbeeld tetraëthyllood) en hoofdzakelijk bestaande uit lood, loodverbindingen en ijzeroxide. 2. Assen en residuen die arseen, kwik, thallium of mengsels daarvan bevatten, van de soort gebruikt voor het winnen van arseen of van deze metalen of voor het vervaardigen van chemische verbindingen daarvan, moeten worden ingedeeld onder onderverdeling 2620 60. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 27 MINERALE BRANDSTOFFEN, AARDOLIE EN DISTILLATIEPRODUCTEN DAARVAN; BITUMINEUZE STOFFEN; MINERALE WAS Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) geïsoleerde chemisch welbepaalde organische verbindingen; deze uitzondering heeft geen betrekking op zuiver methaan en op zuiver propaan, die onder post 2711 worden ingedeeld; b) geneesmiddelen bedoeld bij de posten 3003 en 3004; c) gemengde onverzadigde koolwaterstoffen bedoeld bij de posten 3301, 3302 en 3805. 2. De uitdrukkingen "aardolie" en "olie uit bitumineuze mineralen", die gebezigd zijn in de tekst van post 2710, worden geacht niet alleen betrekking te hebben op aardolie en op olie uit bitumineuze mineralen, doch eveneens op soortgelijke olie en op hoofdzakelijk uit gemengde onverzadigde koolwaterstoffen bestaande olie, waarin het gewicht van de niet-aromatische bestanddelen dat van de aromatische bestanddelen overtreft, ongeacht de wijze waarop deze producten zijn verkregen. Deze uitdrukkingen hebben echter geen betrekking op vloeibare synthetische polyolefinen die voor minder dan 60 % van hun volume overdistilleren bij 300 °C, herleid tot een druk van 1013 mbar met toepassing van een lagedrukdistillatiemethode (hoofdstuk 39). 3. Voor de toepassing van post 2710 worden als "afvalolie" aangemerkt, afvalstoffen die hoofdzakelijk aardolie of olie uit bitumineuze mineralen bevatten (zoals omschreven in aantekening 2 op dit hoofdstuk), ook indien gemengd met water. Tot deze afvalstoffen behoren onder meer: a) olie die niet langer geschikt is voor zijn oorspronkelijke gebruik (bijvoorbeeld afgewerkte smeerolie, afgewerkte hydraulische olie en afgewerkte transformatorolie); b) slib afkomstig uit opslagtanks van aardolie, dat hoofdzakelijk dergelijke olie bevat en een hoge concentratie additieven (bijvoorbeeld chemicaliën) van de soort gebruikt bij het vervaardigen van primaire producten; c) oliën in de vorm van emulsies in water of van mengsels met water, zoals die afkomstig van het lekken van olie, van het reinigen van opslagtanks of van het gebruik van boor-, draai- of snijoliën bij machinale bewerkingen. Aanvullende aantekeningen 1. Voor de toepassing van onderverdeling 2701 11 wordt als "antraciet" aangemerkt, steenkool met een gehalte aan vluchtige stoffen (berekend op het droge, mineraalvrije product) van niet meer dan 14 %. 2. Voor de toepassing van onderverdeling 2701 12 wordt als "bitumineuze steenkool" aangemerkt, steenkool met een gehalte aan vluchtige stoffen (berekend op het droge, mineraalvrije product) van meer dan 14 % en met een calorische waarde (berekend op het vochtige, mineraalvrije product) van 5833 kcal/kg of meer. 3. Voor de toepassing van de onderverdelingen 2707 10, 2707 20, 2707 30, 2707 40 en 2707 60 worden als "benzol (benzeen)", "toluol (tolueen)", "xylol (xylenen)", "naftaleen" en "fenolen" aangemerkt, producten die respectievelijk meer dan 50 gewichtspercenten benzeen, tolueen, xyleen, naftaleen of fenolen bevatten. 4. Voor de toepassing van onderverdeling 2710 11 worden als "lichte oliën en preparaten" aangemerkt, de oliën en preparaten die, distillatieverliezen inbegrepen, voor ten minste 90 % van hun volume overdistilleren bij 210 °C, een en ander bepaald volgens de methode ASTM D 86. Aanvullende aantekeningen (GN)(15) 1. Voor de toepassing van post 2710 worden aangemerkt als: a) "speciale lichte oliën" (onderverdelingen 2710 11 21 en 2710 11 25), de lichte oliën omschreven onder aanvullende aantekening 4 op dit hoofdstuk, die geen antiklopmiddelen bevatten en waarvan het verschil tussen de temperatuur waarbij, distillatieverliezen inbegrepen, 5 % van hun volume overdistilleert, en de temperatuur waarbij, distillatieverliezen inbegrepen, 90 % van hun volume overdistilleert, niet meer bedraagt dan 60 °C; b) "white spirit" (onderverdeling 2710 11 21), de onder a) hiervoor bedoelde speciale lichte oliën, waarvan het ontvlammingspunt, bepaald volgens de methode Abel-Pensky(16), boven 21 °C ligt; c) "halfzware oliën" (onderverdelingen 2710 19 11 tot en met 2710 19 29), de oliën en preparaten die, distillatieverliezen inbegrepen, voor minder dan 90 % bij 210 °C en voor ten minste 65 % bij 250 °C van hun volume overdistilleren, een en ander bepaald volgens de methode ASTM D 86; d) "zware oliën" (onderverdelingen 2710 19 31 tot en met 2710 19 99), de oliën en preparaten die, distillatieverliezen inbegrepen, voor minder dan 65 % van hun volume overdistilleren bij 250 °C, een en ander bepaald volgens de methode ASTM D 86, of waarvan het distillatiepercentage bij 250 °C volgens deze methode niet kan worden vastgesteld; e) "gasolie" (onderverdelingen 2710 19 31 tot en met 2710 19 49), de onder d) hiervoor bedoelde zware oliën die, distillatieverliezen inbegrepen, voor ten minste 85 % van hun volume overdistilleren bij 350 °C, een en ander bepaald volgens de methode ASTM D 86; f) "stookolie" (onderverdelingen 2710 19 51 tot en met 2710 19 69), de onder d) hiervoor bedoelde zware oliën, andere dan gasolie, bedoeld onder e) hiervoor, die gelet op de kleur na verdunning (K) een viscositeit (V) hebben, welke - hetzij gelijk is aan of lager is dan de waarden van regel I van onderstaande tabel, indien het gehalte aan sulfaatas, bepaald volgens de methode ASTM D 874, minder bedraagt dan 1 % en indien de verzepingsindex, bepaald volgens de methode ASTM D 939-54, lager ligt dan 4; - hetzij hoger is dan de waarden van regel II van onderstaande tabel, indien het vloeipunt, bepaald volgens de methode ASTM D 97, 10 °C of meer bedraagt; - hetzij ligt tussen de waarden vermeld in de regels I en II van onderstaande tabel of gelijk is aan de waarden van regel II van die tabel, indien zij, bij distillatie volgens de methode ASTM D 86, voor ten minste 25 % van hun volume overdistilleren bij 300 °C of indien, wanneer zij voor minder dan 25 % van hun volume overdistilleren bij 300 °C, hun vloeipunt, bepaald volgens de methode ASTM D 97, hoger is dan minus 10 °C; dit is uitsluitend van toepassing op oliën met een kleur na verdunning (K) die lager is dan 2. Vergelijkingstabel kleur na verdunning (K) / viscositeit (V) >RUIMTE VOOR DE TABEL> Onder "viscositeit (V)" wordt verstaan, de kinematische viscositeit bij 50 °C, uitgedrukt in 10- 6 m2 s- 1, bepaald volgens de methode ASTM D 445. Onder "kleur na verdunning (K)" wordt verstaan, de kleur die het product heeft verkregen, na verdunning van een volume-eenheid met 100 gelijke volume-eenheden tetrachloorkoolstof, bepaald volgens de methode ASTM D 1500. De kleur moet dadelijk na de verdunning van het product worden bepaald. De kleur van de stookolie bedoeld bij de onderverdelingen 2710 19 51 tot en met 2710 19 69 moet een natuurlijke zijn. Deze onderverdelingen omvatten niet de onder d) hiervoor bedoelde zware oliën waarvoor niet kan worden vastgesteld: - hetzij het distillatiepercentage (nul wordt hierbij ook als een percentage beschouwd) bij 250 °C, een en ander bepaald volgens de methode ASTM D 86; - hetzij de kinematische viscositeit bij 50 °C, een en ander bepaald volgens de methode ASTM D 445; - hetzij de kleur na verdunning (K), bepaald volgens de methode ASTM D 1500. Deze producten worden ingedeeld onder de onderverdelingen 2710 19 71 tot en met 2710 19 99. 2. Voor de toepassing van post 2712 wordt als "ruwe vaseline" (onderverdeling 2712 10 10) aangemerkt, vaseline met een natuurlijke kleur van meer dan 4,5, bepaald volgens de methode ASTM D 1500. 3. Voor de toepassing van de onderverdelingen 2712 90 31 tot en met 2712 90 39 worden als "ruw" aangemerkt, de producten: a) met een oliegehalte van ten minste 3,5 bepaald volgens de methode ASTM D 721, indien de viscositeit bij 100 °C, bepaald volgens de methode ASTM D 445, minder dan 9 x 10- 6 m2 s- 1 bedraagt; of b) met een natuurlijke kleur van meer dan 3, bepaald volgens de methode ASTM D 1500, indien de viscositeit bij 100 °C, bepaald volgens de methode ASTM D 445, ten minste 9 x 10- 6 m2 s- 1 bedraagt. 4. Onder "aangewezen behandeling" in de zin van de posten 2710 tot en met 2712 worden de volgende bewerkingen verstaan: a) vacuümdistillatie; b) herdistillatie volgens een proces van ver doorgevoerde splitsing; c) kraken; d) reforming; e) extractie met behulp van selectieve oplosmiddelen; f) een bewerking bestaande uit alle navolgende behandelingen: behandelen met geconcentreerd zwavelzuur, met rokend zwavelzuur of met zwavelzuuranhydride, neutraliseren met behulp van alkalische stoffen, ontkleuren en zuiveren met behulp van van nature actieve aarde, van geactiveerde aarde, van actieve koolstof of van bauxiet; g) polymeriseren; h) alkyleren; ij) isomeriseren; k) uitsluitend voor de producten van de onderverdelingen 2710 19 31 tot en met 2710 19 99: ontzwavelen met gebruikmaking van waterstof, waardoor het zwavelgehalte van de behandelde producten met ten minste 85 % wordt verlaagd (methode ASTM D 1266- 59 T); l) uitsluitend voor de producten van post 2710: ontparaffineren, anders dan door enkel filtreren; m) uitsluitend voor de producten van de onderverdelingen 2710 19 31 tot en met 2710 19 99: behandelen met waterstof, uitgezonderd ontzwavelen, waarbij de waterstof actief deelneemt aan een scheikundige reactie die, met behulp van een katalysator, onder een druk van meer dan 20 bar en bij een temperatuur van meer dan 250 °C wordt teweeggebracht. Eindbehandeling met waterstof van smeeroliën bedoeld bij de onderverdelingen 2710 19 71 tot en met 2710 19 99, die in het bijzonder ten doel heeft de kleur of de stabiliteit te verbeteren (bijvoorbeeld "hydrofinishing" of ontkleuren), wordt daarentegen niet aangemerkt als een aangewezen behandeling; n) uitsluitend voor de producten van de onderverdelingen 2710 19 51 tot en met 2710 19 69: atmosferische distillatie, mits deze producten, distillatieverliezen inbegrepen, voor minder dan 30 % van hun volume overdistilleren bij 300 °C, een en ander bepaald volgens de methode ASTM D 86. Wanneer deze producten, distillatieverliezen inbegrepen, voor 30 % of meer van hun volume overdistilleren bij 300 °C, een en ander bepaald volgens de methode ASTM D 86, worden de hoeveelheden producten, die eventueel bij de atmosferische distillatie worden verkregen en die vallen onder de onderverdelingen 2710 11 11 tot en met 2710 11 99 of 2710 19 11 tot en met 2710 19 29, onderworpen aan de rechten opgenomen bij de onderverdelingen 2710 19 61 tot en met 2710 19 69, berekend naar de soort en de waarde van de gebruikte producten en op basis van het nettogewicht van de verkregen producten. Deze bepaling is niet van toepassing op de verkregen producten, die bestemd zijn om, binnen een termijn van ten hoogste zes maanden en onder andere door de bevoegde autoriteiten vast te stellen voorwaarden en bepalingen, een aangewezen behandeling te ondergaan of om chemisch te worden verwerkt volgens een andere werkwijze dan een aangewezen behandeling; o) uitsluitend voor de producten van de onderverdelingen 2710 19 71 tot en met 2710 19 99: behandelen met gebruikmaking van hoogfrequente glimontlading; p) uitsluitend voor de producten van onderverdeling 2712 90 31: olieafscheiding door gefractioneerde kristallisatie. Indien aan de vorengenoemde behandelingen op technische gronden een voorbehandeling moet voorafgaan, geldt de vrijstelling alleen voor de hoeveelheden producten die bestemd zijn om aan bovengenoemde aangewezen behandelingen te worden onderworpen en deze behandelingen ook werkelijk ondergaan; de vrijstelling geldt eveneens voor de eventuele verliezen bij de voorbehandeling. 5. De hoeveelheden producten, die eventueel worden verkregen bij de chemische verwerking of bij de voorbehandeling, indien deze op technische gronden moet voorafgaan, en welke vallen onder de posten 2710 en 2711 en de onderverdelingen 2707 10 10, 2707 20 10, 2707 30 10, 2707 50 10, 2712 10, 2712 20, 2712 90 31 tot en met 2712 90 99, 2713 90 en 2901 10 10 worden onderworpen aan de rechten, opgenomen voor producten "bestemd voor ander gebruik", berekend naar de soort en de waarde van de gebruikte producten en op basis van het nettogewicht van de verkregen producten. Deze bepaling is niet van toepassing op de onder de posten 2710 tot en met 2712 vallende producten, indien deze bestemd zijn om, binnen een termijn van ten hoogste zes maanden en onder andere door de bevoegde autoriteiten vast te stellen voorwaarden en bepalingen, een aangewezen behandeling te ondergaan of om opnieuw chemisch te worden verwerkt. >RUIMTE VOOR DE TABEL> AFDELING VI PRODUCTEN VAN DE CHEMISCHE EN VAN DE AANVERWANTE INDUSTRIEËN Aantekeningen 1. a) Producten (andere dan radioactieve metaalertsen) die beantwoorden aan de omschrijving van post 2844 of 2845 moeten worden ingedeeld onder die posten en niet onder een andere post van de nomenclatuur. b) Behoudens het bepaalde onder a) hiervoor, moeten producten die beantwoorden aan de omschrijving van post 2843 of 2846 worden ingedeeld onder die posten en niet onder een andere post van afdeling VI. 2. Behoudens het bepaalde in aantekening 1 hiervoor, moeten alle producten die behoren tot een der posten 3004, 3005, 3006, 3212, 3303, 3304, 3305, 3306, 3307, 3506, 3707 of 3808, hetzij omdat ze zijn opgemaakt voor de verkoop in het klein, hetzij omdat ze voorkomen in afgemeten hoeveelheden, worden ingedeeld onder die posten en niet onder een andere post van de nomenclatuur. 3. Goederen aangeboden in stellen of assortimenten en bestaande uit twee of meer bestanddelen die geheel of gedeeltelijk tot een der posten van deze afdeling behoren en waarvan kan worden onderkend dat zij bestemd zijn om, door vermenging, een product bedoeld bij afdeling VI of VII te verkrijgen, worden ingedeeld onder de post die betrekking heeft op dit product, mits: a) duidelijk kan worden onderkend dat zij, gezien de wijze van opmaak, bestemd zijn om gezamenlijk te worden gebruikt, zonder eerst opnieuw te worden verpakt; b) zij gelijktijdig worden aangeboden; c) onderkend kan worden dat zij, gezien aard of hoeveelheid, elkaars complement zijn. HOOFDSTUK 28 ANORGANISCHE CHEMISCHE PRODUCTEN; ANORGANISCHE OF ORGANISCHE VERBINDINGEN VAN EDELE METALEN, VAN RADIOACTIEVE ELEMENTEN, VAN ZELDZAME AARDMETALEN EN VAN ISOTOPEN Aantekeningen 1. De posten van dit hoofdstuk hebben, voorzover uit de context niet het tegendeel blijkt, uitsluitend betrekking op: a) geïsoleerde chemische elementen en geïsoleerde chemisch welbepaalde verbindingen, ook indien zij onzuiverheden bevatten; b) waterige oplossingen van de producten, bedoeld onder a) hiervoor; c) andere oplossingen van de hiervoor onder a) bedoelde producten, voorzover deze oplossingen gebruikelijke en noodzakelijke bereidingsvormen zijn die uitsluitend zijn gekozen om veiligheidsredenen of om de producten geschikt te maken voor vervoer en voorzover de oplosmiddelen de producten niet méér geschikt maken voor bijzondere toepassingen dan voor hun gebruik in het algemeen; d) producten bedoeld onder a), b) of c) hiervoor, waaraan een stabilisator (zelfstandigheden om het klonteren tegen te gaan daaronder begrepen) is toegevoegd, nodig voor de houdbaarheid of voor het vervoer; e) producten bedoeld onder a), b), c) of d) hiervoor, waaraan een zelfstandigheid is toegevoegd om het verstuiven tegen te gaan of waaraan een kleurmiddel is toegevoegd om het onderkennen ervan te vergemakkelijken dan wel om veiligheidsredenen, voorzover deze toevoegingen de producten niet méér geschikt maken voor bijzondere toepassingen dan voor hun gebruik in het algemeen. 2. Naast dithionieten en sulfoxylaten, gestabiliseerd met organische stoffen (post 2831), de anorganische carbonaten en peroxocarbonaten (post 2836), de cyaniden, oxycyaniden en complexe cyaniden van anorganische basen (post 2837), de anorganische fulminaten, cyanaten en thiocyanaten (post 2838), de organische producten begrepen onder de posten 2843 tot en met 2846 en de carbiden (post 2849), worden alleen de hieronder genoemde koolstofverbindingen onder dit hoofdstuk ingedeeld: a) oxiden van koolstof, waterstofcyanide (blauwzuur), knalzuur, isocyaanzuur, thiocyaanzuur en andere al dan niet complexe cyaanzuren (post 2811); b) carbonylhalogeniden (post 2812); c) koolstofdisulfide (post 2813); d) thiocarbonaten, selenocarbonaten en tellurocarbonaten, selenocyanaten en tellurocyanaten, tetrathiocyanatodiamine chromaten (reineckaten) en andere complexe anorganische cyanaten (post 2842); e) waterstofperoxide in vaste toestand gebracht met ureum (post 2847), koolstofoxidesulfide, thiocarbonylhalogeniden, cyaan, cyaanhalogeniden, cyaanamide en metaalverbindingen van cyaanamide (post 2851), met uitzondering van calciumcyaanamide, ook indien zuiver (hoofdstuk 31). 3. Behoudens het bepaalde in aantekening 1 op afdeling VI, omvat dit hoofdstuk niet: a) natriumchloride en magnesiumoxide, ook indien zuiver, en andere producten bedoeld bij afdeling V; b) producten die zowel tot de anorganische verbindingen als tot de organische verbindingen zijn te rekenen, andere dan die bedoeld bij aantekening 2 hiervoor; c) producten bedoeld bij de aantekeningen 2, 3, 4 en 5 op hoofdstuk 31; d) anorganische producten van de soort gebruikt als "lichtgevende stoffen" (luminoforen) bedoeld bij post 3206; glasfritten en ander glas, in de vorm van poeder, van korreltjes, van schilfers of van vlokken, bedoeld bij post 3207; e) kunstmatig grafiet (post 3801), preparaten en ladingen, voor brandblusapparaten, alsmede brandblusbommen (post 3813), radeervloeistoffen in verpakkingen voor de verkoop in het klein (post 3824) en gecultiveerde kristallen - andere dan optische elementen - van alkalimetaalhalogeniden of van aardalkalimetaalhalogeniden, wegende per stuk 2,5 g of meer (post 3824); f) natuurlijke, synthetische of gereconstrueerde edelstenen of halfedelstenen en poeder en stof van dergelijke stenen (posten 7102 tot en met 7105), alsmede edele metalen en legeringen daarvan bedoeld bij hoofdstuk 71; g) metalen, ook indien zuiver, legeringen van metalen en cermets, gesinterde metaalcarbiden daaronder begrepen (metaalcarbiden gesinterd met een metaal), bedoeld bij afdeling XV; h) optische elementen, bijvoorbeeld van alkalimetaalhalogeniden of van aardalkalimetaalhalogeniden (post 9001). 4. Chemisch welbepaalde complexe zuren, bestaande uit een verbinding van een anorganisch zuur bedoeld bij onderdeel II, en een metaalzuur (hydroxide) bedoeld bij onderdeel IV, worden ingedeeld onder post 2811. 5. De posten 2826 tot en met 2842 hebben alleen betrekking op de zouten en peroxozouten van metalen of van ammonium. Voorzover uit de context niet het tegendeel blijkt, worden dubbelzouten en complexe zouten ingedeeld onder post 2842. 6. Onder post 2844 worden slechts de hierna genoemde producten ingedeeld: a) technetium (atoomnummer 43), promethium (atoomnummer 61), polonium (atoomnummer 84) en alle elementen met een atoomnummer hoger dan 84; b) natuurlijke en kunstmatige radioactieve isotopen (isotopen van edele of onedele metalen bedoeld bij de afdelingen XIV en XV daaronder begrepen), ook indien onderling vermengd; c) anorganische of organische verbindingen van de hiervoor bedoelde elementen en isotopen, al dan niet chemisch welbepaald, ook indien onderling vermengd; d) legeringen, dispersies (cermets daaronder begrepen), keramische producten en mengsels die de hiervoor bedoelde elementen of isotopen dan wel anorganische of organische verbindingen daarvan bevatten en een specifieke radioactiviteit hebben van meer dan 74 Bq/g (0,002 µCi/g); e) gebruikte (bestraalde) splijtstofelementen van kernreactoren; f) radioactieve afvalstoffen, ook indien zij nog bruikbaar zijn. Voor de toepassing van deze aantekening en van de posten 2844 en 2845 wordt onder "isotopen" verstaan: - geïsoleerde nucliden, met uitzondering van de chemische elementen die in de natuur monoïsotopisch voorkomen, - mengsels van isotopen van hetzelfde element, verrijkt aan een of meer van hun isotopen, dat wil zeggen elementen waarvan de natuurlijke isotopensamenstelling kunstmatig is gewijzigd. 7. Post 2848 omvat eveneens koperfosfide (fosforkoper) bevattende meer dan 15 gewichtspercenten fosfor. 8. Chemische elementen, zoals silicium en seleen (selenium), die met het oog op hun gebruik voor elektronische doeleinden gedoopt zijn, worden onder hoofdstuk 28 ingedeeld, indien zij ruw getrokken zijn of voorkomen in de vorm van cilinders of staven. In de vorm van schijven, plaatjes of dergelijke, worden zij onder post 3818 ingedeeld. Aanvullende aantekening (GN) 1. Tenzij anders bepaald, worden onder de zouten, die in een onderverdeling van een post zijn genoemd, mede begrepen de zure en basische zouten. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 29 ORGANISCHE CHEMISCHE PRODUCTEN Aantekeningen 1. De posten van dit hoofdstuk hebben, voorzover uit de context niet het tegendeel blijkt, uitsluitend betrekking op: a) geïsoleerde chemisch welbepaalde organische verbindingen, ook indien zij onzuiverheden bevatten; b) mengsels van isomeren van eenzelfde organische verbinding (ook indien deze mengsels onzuiverheden bevatten), met uitzondering van mengsels van isomeren (andere dan stereo-isomeren) van al dan niet verzadigde acyclische koolwaterstoffen (hoofdstuk 27); c) producten bedoeld bij de posten 2936 tot en met 2939, ethers, acetalen en esters van suikers en zouten daarvan, bedoeld bij post 2940 en producten bedoeld bij post 2941, al dan niet chemisch welbepaald; d) waterige oplossingen van de producten bedoeld onder a), b) en c) hiervoor; e) andere oplossingen van de onder a), b) en c) hiervoor bedoelde producten, voorzover deze oplossingen gebruikelijke en noodzakelijke bereidingsvormen zijn die uitsluitend zijn gekozen om veiligheidsredenen of om de producten geschikt te maken voor vervoer en voorzover de oplosmiddelen de producten niet méér geschikt maken voor bijzondere toepassingen dan voor hun gebruik in het algemeen; f) producten bedoeld onder a), b), c), d) of e) hiervoor, waaraan een stabilisator (zelfstandigheden om het klonteren tegen te gaan daaronder begrepen) is toegevoegd, nodig voor de houdbaarheid of voor het vervoer; g) producten bedoeld onder a), b), c), d), e) of f) hiervoor, waaraan een zelfstandigheid is toegevoegd om het verstuiven tegen te gaan of waaraan een kleurmiddel of een reukstof is toegevoegd om het onderkennen ervan te vergemakkelijken dan wel om veiligheidsredenen, voorzover deze toevoegingen de producten niet méér geschikt maken voor bijzondere toepassingen dan voor hun gebruik in het algemeen; h) de navolgende producten, voorzover zij zijn gebracht op standaardconcentraties en bestemd zijn voor de vervaardiging van azokleurstoffen: diazoniumzouten, koppelmiddelen voor deze zouten, alsmede diazoteerbare aminen en zouten daarvan. 2. Dit hoofdstuk omvat niet: a) producten bedoeld bij post 1504, alsmede ruwe glycerol bedoeld bij post 1520; b) ethylalcohol (posten 2207 en 2208); c) methaan en propaan (post 2711); d) de koolstofverbindingen, die genoemd zijn in aantekening 2 op hoofdstuk 28; e) ureum (post 3102 of 3105); f) kleurstoffen van plantaardige of van dierlijke oorsprong (post 3203), synthetische organische kleurstoffen, synthetische organische producten van de soort gebruikt als fluorescerende heldermakende stoffen of als "lichtgevende stoffen" (luminoforen) (post 3204), alsmede kleur- en verfstoffen opgemaakt voor de verkoop in het klein (post 3212); g) enzymen (post 3507); h) metaldehyd, hexamethyleentetramine en dergelijke producten, in tabletten, in staafjes of in dergelijke vormen, die wijzen op het gebruik daarvan als brandstof, alsmede vloeibare brandstof en vloeibaar gemaakt brandbaar gas in recipiënten van de soort gebruikt voor het vullen van aanstekers en met een inhoudsruimte van niet meer dan 300 cm3 (post 3606); ij) preparaten en ladingen voor brandblusapparaten, alsmede brandblusbommen (post 3813) en radeervloeistoffen in verpakkingen voor de verkoop in het klein (post 3824); k) optische elementen, bijvoorbeeld van ethyleendiaminetartraat (post 9001). 3. Een product dat kan worden ingedeeld onder twee of meer posten van dit hoofdstuk, moet geacht worden te behoren tot de post die in volgorde van nummering het laatst is geplaatst. 4. De vermelding van halogeen-, sulfo-, nitro- en nitrosoderivaten in de posten 2904 tot en met 2906, 2908 tot en met 2911 en 2913 tot en met 2920 heeft ook betrekking op van deze derivaten nader afgeleide halogeen-, sulfo-, nitro- en nitrosoverbindingen (bijvoorbeeld sulfohalogeen-, nitrohalogeen-, nitrosulfo- en nitrosulfohalogeenderivaten). De nitro- en nitrosogroepen worden niet aangemerkt als stikstofhoudende groepen in de zin van post 2929. Voor de toepassing van de posten 2911, 2912, 2914, 2918 en 2922 worden als "zuurstofhoudende groepen" uitsluitend aangemerkt, de groepen genoemd in de tekst van de posten 2905 tot en met 2920 (de kenmerkende organische zuurstofhoudende groepen). 5. a) Esters waarvan alle componenten behoren tot een der posten van de onderdelen I tot en met VII worden ingedeeld onder de post, waartoe die component behoort, die valt onder de in volgorde van nummering het laatst geplaatste post; b) esters waarvan de componenten enkel bestaan uit ethylalcohol en uit organische verbindingen bedoeld bij de onderdelen I tot en met VII worden ingedeeld onder de post waartoe laatstbedoelde verbindingen behoren; c) behoudens het bepaalde in aantekening 1 op afdeling VI en in aantekening 2 op hoofdstuk 28 worden: 1. anorganische zouten van organische verbindingen zoals verbindingen met een zuurvormende groep, met een fenolische of met een enolische hydroxylgroep of organische basen, bedoeld bij de onderdelen I tot en met X of bij post 2942, ingedeeld onder de post die betrekking heeft op deze organische verbinding; 2. zouten gevormd door organische verbindingen bedoeld bij de onderdelen I tot en met X of bij post 2942, ingedeeld onder de post waartoe de base of het zuur (fenolische of enolische hydroxylgroepen daaronder begrepen) waarmede zij gevormd zijn behoort en die in volgorde van nummering het laatst geplaatst is; d) metaalalcoholaten worden ingedeeld onder de post waartoe de daarmee overeenkomende alcoholen behoren, behalve in het geval van ethylalcohol (post 2905); e) carbonzuurhalogeniden worden ingedeeld onder de post waartoe de daarmee overeenkomende zuren behoren. 6. De verbindingen bedoeld bij de posten 2930 en 2931 zijn organische verbindingen waarvan de moleculen naast waterstof-, zuurstof- of stikstofatomen, atomen van andere niet-metalen of van metalen (zoals zwavel, arseen, kwik of lood) bevatten, die rechtstreeks aan de koolstofatomen zijn gebonden. De posten 2930 (organische zwavelverbindingen) en 2931 (andere organische verbindingen van niet-metalen en van metalen) omvatten geen sulfo- of halogeenderivaten (sulfohalogeenderivaten daaronder begrepen) waarin - afgezien van rechtstreekse bindingen tussen koolstof en koolstof, waterstof, zuurstof of stikstof - enkel rechtstreekse bindingen tussen koolstof en zwavel en/of halogenen voorkomen, die aan deze verbindingen het karakter verlenen van sulfo- of halogeenderivaten. 7. Onder de posten 2932, 2933 en 2934 worden niet ingedeeld: epoxiden met een drieringsysteem, ketonperoxiden, cyclische polymeren van aldehyden of van thioaldehyden, anhydriden van meerwaardige carbonzuren, cyclische esters van meerwaardige alcoholen of fenolen met meerwaardige zuren, alsmede imiden van meerwaardige zuren. Deze bepaling is alleen van toepassing, indien de heterocyclische structuur uitsluitend voortkomt uit de ringvormende functie of functies die hiervoor zijn bedoeld. 8. Voor de toepassing van post 2937: a) zijn onder "hormonen" eveneens begrepen hormoonvrijmakende of hormoonstimulerende factoren, hormoonremmers en hormoonantagonisten (antihormonen); b) heeft de uitdrukking "die hoofdzakelijk als hormonen worden gebruikt" niet alleen betrekking op hormoonderivaten en op structuuranalogons die hoofdzakelijk worden gebruikt om hun hormonale eigenschap, doch eveneens op derivaten en structuuranalogons die hoofdzakelijk worden gebruikt als tussenproducten bij de synthese van producten bedoeld bij deze post. Aanvullende aantekening 1. Derivaten van een chemische verbinding worden ingedeeld onder dezelfde onderverdeling als de desbetreffende chemische verbinding, voorzover zij elders niet meer specifiek zijn omschreven en er geen laatste onderverdeling "andere" bestaat in de reeks onderverdelingen van gelijke rangorde. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 30 FARMACEUTISCHE PRODUCTEN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) dieetvoeding, veredelde voedingsmiddelen, voedingsmiddelen voor diabetici, voedingssupplementen, opwekkende dranken (tonica) en mineraalwater, andere dan voedingspreparaten die langs intraveneuze weg worden toegediend (afdeling IV); b) gips, speciaal gebrand of fijn gemalen voor tandtechnisch gebruik (post 2520); c) medicinaal gedistilleerd aromatisch water en medicinale oplossingen van etherische oliën in water (post 3301); d) preparaten bedoeld bij de posten 3303 tot en met 3307, ook indien met therapeutische of profylactische eigenschappen; e) zeep en andere producten bedoeld bij post 3401, waaraan medicinale zelfstandigheden zijn toegevoegd; f) preparaten van gips voor tandtechnisch gebruik (post 3407); g) niet voor therapeutisch of profylactisch gebruik bereide bloedalbumine (post 3502). 2. Voor de toepassing van post 3002 worden als "gewijzigde immunologische producten" uitsluitend aangemerkt, monoklonale antilichamen (MAB's, MAK's), fragmenten van antilichaam, verbindingen van antilichaam en verbindingen van fragmenten van antilichaam. 3. Voor de toepassing van de posten 3003 en 3004 en van aantekening 4, onder d), op dit hoofdstuk worden aangemerkt: a) als onvermengde producten: 1. onvermengde producten opgelost in water; 2. alle producten bedoeld bij hoofdstuk 28 of 29; 3. enkelvoudige plantenextracten bedoeld bij post 1302, die enkel zijn getitreerd of opgelost in ongeacht welk oplosmiddel; b) als vermengde producten: 1. colloïdale oplossingen en suspensies (andere dan colloïdale zwavel); 2. plantenextracten verkregen door behandeling van mengsels van plantaardige stoffen; 3. zouten en concentraten verkregen door verdamping van natuurlijke mineraalwaters. 4. Onder post 3006, met uitsluiting van enige andere post in de nomenclatuur, worden alleen de volgende producten ingedeeld: a) steriel catgut, dergelijk steriel hechtdraad en -garen en steriele kleefstoffen, voor het dichten van wonden in de chirurgie; b) steriele laminaria; c) steriele bloedstelpende artikelen, die door het lichaam worden geabsorbeerd, voor de chirurgie en voor de tandheelkunde; d) röntgencontrastmiddelen, alsmede reageermiddelen voor het stellen van een diagnose, bestemd om aan de patiënt zelf te worden toegediend en bestaande uit een onvermengd product in afgemeten hoeveelheid dan wel uit een mengsel van twee of meer producten; e) reagentia voor het bepalen van bloedgroepen of van bloedfactoren; f) tandcement en andere producten voor tandvulling; beendercement; g) tassen, dozen, trommels en dergelijke, gevuld met artikelen voor eerste hulp bij ongelukken; h) chemische anticonceptionele preparaten van hormonen, van andere producten bedoeld bij post 2937 of van spermiciden; ij) bereidingen in de vorm van een gel die worden toegepast bij de mens- of diergeneeskunde op bepaalde delen van het lichaam als glijmiddel bij chirurgische handelingen of medisch onderzoek of als koppelmiddel tussen het lichaam en de medische instrumenten; k) farmaceutische afvallen, dit zijn farmaceutische producten die ongeschikt zijn voor hun oorspronkelijk gebruiksdoel ten gevolge van, bijvoorbeeld, het verstrijken van de houdbaarheidsdatum. Aanvullende aantekening (GN) 1. Tot post 3004 behoren plantaardige geneeskrachtige bereidingen en bereidingen op basis van de volgende actieve bestanddelen: vitaminen, mineralen, essentiële aminozuren of vetzuren, opgemaakt voor de verkoop in het klein. Deze bereidingen worden onder post 3004 ingedeeld, indien op het etiket, op de verpakking of in de bijsluiter de volgende aanwijzingen zijn vermeld: a) de ziekten, aandoeningen of symptomen waartegen zij moeten worden gebruikt; b) de concentratie van de actieve stof of de stoffen die zij bevatten; c) de dosering; en d) de wijze van toediening. Tot deze post behoren eveneens homeopathische geneeskrachtige bereidingen, indien zij aan de vorenstaande voorwaarden onder a), c) en d) voldoen. In geval van bereidingen op basis van vitaminen, mineralen, essentiële aminozuren of vetzuren, dient het gehalte aan ten minste een van deze stoffen per op het etiket aangegeven aanbevolen dagelijkse dosis aanzienlijk hoger te zijn dan de voor het behoud van de algemene gezondheid of het welzijn aanbevolen dagelijkse hoeveelheid. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 31 MESTSTOFFEN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) dierlijk bloed bedoeld bij post 0511; b) geïsoleerde producten van welbepaalde chemische samenstelling, andere dan in de aantekeningen 2, onder A, 3, onder A, 4, onder A, of 5 hierna genoemd; c) gecultiveerde kristallen van kaliumchloride (geen optische elementen zijnde), wegende per stuk 2,5 g of meer (post 3824); optische elementen van kaliumchloride (post 9001). 2. Post 3102 omvat uitsluitend de navolgende producten, voorzover zij niet zijn opgemaakt op de in post 3105 bedoelde wijze: A. 1. natriumnitraat, ook indien zuiver; 2. ammoniumnitraat, ook indien zuiver; 3. dubbelzouten, ook indien zuiver, van ammoniumsulfaat en ammoniumnitraat; 4. ammoniumsulfaat, ook indien zuiver; 5. dubbelzouten (ook indien zuiver) of mengsels van calciumnitraat en ammoniumnitraat; 6. dubbelzouten (ook indien zuiver) of mengsels van calciumnitraat en magnesiumnitraat; 7. calciumcyaanamide, ook indien zuiver, al dan niet geïmpregneerd met olie; 8. ureum, ook indien zuiver; B. meststoffen bestaande uit mengsels van onder A hiervoor genoemde producten; C. meststoffen bestaande uit mengsels van ammoniumchloride of van onder A en B hiervoor genoemde producten en krijt, gips of andere niet-vruchtbaarmakende anorganische stoffen; D. vloeibare meststoffen bestaande uit de onder A.2 of A.8 hiervoor genoemde producten of uit mengsels van deze producten, opgelost in water of in ammoniakwater. 3. Post 3103 omvat uitsluitend de navolgende producten, voorzover zij niet zijn opgemaakt op de in post 3105 bedoelde wijze: A. 1. fosfaatslakken; 2. natuurlijke fosfaten bedoeld bij post 2510, geroost, gebrand of die een verdere warmtebehandeling hebben ondergaan dan voor het verwijderen van onzuiverheden noodzakelijk is; 3. superfosfaat (gewoon, dubbel of tripel); 4. calciumwaterstoforthofosfaat met 0,2 of meer gewichtspercenten fluor, berekend op het droge kristalwatervrije product; B. meststoffen bestaande uit mengsels van onder A hiervoor genoemde producten, zonder rekening te houden met de fluorgehaltebegrenzing; C. meststoffen bestaande uit mengsels van onder A en B hiervoor genoemde producten (zonder rekening te houden met de fluorgehaltebegrenzing) en krijt, gips of andere niet-vruchtbaarmakende anorganische stoffen. 4. Post 3104 omvat uitsluitend de navolgende producten, voorzover zij niet zijn opgemaakt op de in post 3105 bedoelde wijze: A. 1. ruwe natuurlijke kalizouten (carnalliet, kaïniet, sylviniet en andere); 2. kaliumchloride, ook indien zuiver, onder voorbehoud van de bepalingen van aantekening 1, onder c); 3. kaliumsulfaat, ook indien zuiver; 4. kaliummagnesiumsulfaat, ook indien zuiver; B. meststoffen bestaande uit mengsels van onder A hiervoor genoemde producten. 5. Ammoniumdiwaterstoforthofosfaat en diammoniumwaterstoforthofosfaat, ook indien zuiver of onderling vermengd, worden ingedeeld onder post 3105. 6. Voor de toepassing van post 3105 worden als "andere meststoffen" uitsluitend aangemerkt, producten van de soort gebruikt als meststof en die, als wezenlijk bestanddeel, ten minste een van de vruchtbaarmakende elementen stikstof, fosfor en kalium bevatten. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 32 LOOI- EN VERFEXTRACTEN; LOOIZUUR (TANNINE) EN DERIVATEN DAARVAN; PIGMENTEN EN ANDERE KLEUR- EN VERFSTOFFEN; VERF EN VERNIS; MASTIEK; INKT Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) geïsoleerde chemisch welbepaalde producten, andere dan die begrepen onder post 3203 of 3204, de anorganische stoffen van de soort gebruikt als "lichtgevende stoffen" (luminoforen) (post 3206), glas verkregen uit gesmolten siliciumdioxide of uit gesmolten kwarts, in de vormen bedoeld bij post 3207, en de kleur- en verfstoffen, opgemaakt voor de verkoop in het klein, bedoeld bij post 3212; b) tannaten en andere looizuurderivaten van de producten bedoeld bij de posten 2936 tot en met 2939, 2941 en 3501 tot en met 3504; c) asfaltmastiek en andere bitumineuze mastiek (post 2715). 2. Mengsels van gestabiliseerde diazozouten en koppelmiddelen, voor de vervaardiging van azokleurstoffen, worden onder post 3204 ingedeeld. 3. Onder de posten 3203, 3204, 3205 en 3206 worden eveneens ingedeeld de preparaten op basis van kleurstoffen (daaronder begrepen, voorzover het post 3206 betreft, de pigmenten bedoeld bij post 2530 en de metaalschilfers en metaalpoeders bedoeld bij hoofdstuk 28), van de soort gebruikt voor het kleuren van stoffen of als bestanddeel bij de vervaardiging van kleurpreparaten. Daarentegen omvatten deze posten niet de pigmenten in niet-waterige dispersies, in vloeibare vorm of als pasta, van de soort gebruikt bij de vervaardiging van verf (post 3212), noch de andere preparaten bedoeld bij de posten 3207, 3208, 3209, 3210, 3212, 3213 en 3215. 4. Oplossingen van producten bedoeld bij de posten 3901 tot en met 3913 (andere dan collodion) in vluchtige organische oplosmiddelen vallen onder post 3208, indien zij meer dan 50 gewichtspercenten oplosmiddelen bevatten. 5. De in dit hoofdstuk gebezigde uitdrukkingen "kleurstoffen" en "verfstoffen" omvatten niet producten van de soort gebruikt als vulstof in olieverf, ook niet indien zij geschikt zouden zijn om als pigment voor waterverf te dienen. 6. Met "stempelfoliën" in de zin van post 3212 worden uitsluitend bedoeld foliën voor het stempelen van bijvoorbeeld boekbanden, lederwaren of hoedbanden, en die bestaan uit: a) metaalpoeder (stuifpoeder), ook van edel metaal, of pigmenten, gebonden met lijm, met gelatine of met andere bindmiddelen; b) metalen (edele metalen daaronder begrepen) of pigmenten, door elektrolyse, verstuiving of een dergelijke werkwijze aangebracht op een drager van papier, van kunststof of van andere stoffen. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 33 ETHERISCHE OLIËN EN HARSAROMA'S; PARFUMERIEËN, TOILETARTIKELEN EN COSMETISCHE PRODUCTEN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) natuurlijke oleoharsen en plantaardige extracten bedoeld bij de posten 1301 en 1302; b) zeep en andere producten, bedoeld bij post 3401; c) terpentijnolie, houtterpentijnolie, sulfaatterpentijnolie en andere producten, bedoeld bij post 3805. 2. Als "reukstoffen" in de zin van post 3302 worden slechts aangemerkt de stoffen bedoeld bij post 3301, geurige bestanddelen die uit dergelijke stoffen zijn geïsoleerd en synthetische aromatische stoffen. 3. De posten 3303 tot en met 3307 omvatten onder meer al dan niet vermengde producten (ander dan gedistilleerd aromatisch water en waterige oplossingen van etherische oliën), geschikt om als product van deze posten te worden gebruikt en die met het oog hierop zijn opgemaakt voor de verkoop in het klein. 4. Als "parfumerieën, toiletartikelen en cosmetische producten" in de zin van post 3307 worden onder meer de volgende producten aangemerkt: zakjes met welriekende plantendelen; preparaten die bij verbranding een welriekende geur verspreiden; geparfumeerd papier en papier geïmpregneerd of bedekt met cosmetische producten; vloeistoffen voor contactlenzen; watten, vilt en gebonden textielvlies, geïmpregneerd, bekleed of bedekt met parfum of met cosmetische producten; toiletartikelen voor dieren. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 34 ZEEP, ORGANISCHE TENSIOACTIEVE PRODUCTEN; WASMIDDELEN, SMEERMIDDELEN, KUNSTWAS, BEREIDE WAS, POETS- EN ONDERHOUDSMIDDELEN, KAARSEN EN DERGELIJKE ARTIKELEN, MODELLEERPASTA'S, TANDTECHNISCHE WASPREPARATEN EN TANDTECHNISCHE PREPARATEN OP BASIS VAN GEBRAND GIPS Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) mengsels en bereidingen voor menselijke consumptie, van dierlijke of plantaardige vetten of oliën van de soort gebruikt als preparaten voor het insmeren van bakvormen (post 1517); b) geïsoleerde chemisch welbepaalde verbindingen; c) shampoo, tandreinigingsmiddelen, scheercrème en -schuim, alsmede badpreparaten, zeep of andere tensioactieve stoffen bevattend (post 3305, 3306 of 3307). 2. Voor de toepassing van post 3401 wordt uitsluitend als "zeep" aangemerkt, zeep die oplosbaar is in water. Zeep en andere onder post 3401 in te delen producten mogen toegevoegde zelfstandigheden bevatten (bijvoorbeeld desinfecteermiddelen, schuurmiddelen, vulstoffen, medicinale producten). Indien schuurmiddelen zijn toegevoegd is post 3401 echter alleen van toepassing op producten in de vorm van staven, gestempelde stukken, gestempelde fantasievormen of broden. In andere vormen worden de producten aangemerkt als schuurpasta's, schuurpoeders en dergelijke preparaten, bedoeld bij post 3405. 3. Voor de toepassing van post 3402 worden als "organische tensioactieve producten" aangemerkt, producten die, indien gemengd met water in een concentratie van 0,5 % bij een temperatuur van 20 °C en gedurende een uur bij dezelfde temperatuur in rust gelaten: a) een doorzichtige of doorschijnende vloeistof of een stabiele emulsie opleveren, zonder afscheiding van onoplosbare deeltjes; b) de oppervlaktespanning van water verminderen tot 4,5 x 10- 2 N/m (45 dyne/cm) of minder. 4. Met de in post 3403 genoemde "aardolie en olie verkregen uit bitumineuze mineralen" worden bedoeld de producten, omschreven in aantekening 2 op hoofdstuk 27. 5. Behoudens de hierna genoemde uitzonderingen worden als "kunstwas en bereide was", genoemd in post 3404, uitsluitend aangemerkt: A. chemisch bereide producten met een wasachtig karakter, ook indien in water oplosbaar; B. producten verkregen door het onderling vermengen van verschillende wassoorten; C. producten met een wasachtig karakter die behalve was of paraffine, vetten, harsen, minerale stoffen of andere stoffen bevatten. Post 3404 omvat daarentegen niet: a) producten bedoeld bij de posten 1516, 3402 en 3823, ook indien zij een wasachtig karakter hebben; b) onvermengde dierlijke en onvermengde plantaardige was, ook indien geraffineerd of gekleurd, bedoeld bij post 1521; c) minerale was en dergelijke producten bedoeld bij post 2712, ook indien onderling vermengd of enkel gekleurd; d) was vermengd met, dan wel gedispergeerd of opgelost in een vloeistof (bijvoorbeeld post 3405 of 3809). >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 35 EIWITSTOFFEN; GEWIJZIGD ZETMEEL; LIJM; ENZYMEN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) gist (post 2102); b) bloedfracties (andere dan bloedalbumine die niet is geprepareerd voor therapeutische of profylactische doeleinden), geneesmiddelen en andere producten bedoeld bij hoofdstuk 30; c) enzympreparaten voor het voorlooien (post 3202); d) enzympreparaten voor het inweken of voor het wassen en andere producten bedoeld bij hoofdstuk 34; e) geharde proteïnen (post 3913); f) producten van de grafische industrie, op een drager van gelatine (hoofdstuk 49). 2. Voor de toepassing van post 3505 wordt onder "dextrine" verstaan: afbraakproducten van zetmeel met een gehalte aan reducerende suiker, berekend op de droge stof en uitgedrukt als dextrose, van niet meer dan 10 %. Indien de desbetreffende producten een hoger gehalte aan reducerende suiker hebben, worden zij onder post 1702 ingedeeld. Aanvullende aantekening (GN) 1. Post 3504 omvat onder meer de melkproteïneconcentraten met een proteïnegehalte van meer dan 85 gewichtspercenten, berekend op de droge stof. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 36 KRUIT EN SPRINGSTOFFEN; PYROTECHNISCHE ARTIKELEN; LUCIFERS; VONKENDE LEGERINGEN; ONTVLAMBARE STOFFEN Aantekeningen 1. Behoudens het bepaalde in aantekening 2, onder a) en b), hierna, omvat dit hoofdstuk geen geïsoleerde chemisch welbepaalde verbindingen. 2. Als "artikelen uit ontvlambare stoffen" in de zin van post 3606 worden uitsluitend aangemerkt: a) metaldehyd, hexamethyleentetramine en dergelijke producten, in tabletten, in staafjes of in dergelijke vormen, die wijzen op het gebruik daarvan als brandstof, en voorts alcoholhoudende brandstoffen en dergelijke bereide brandstoffen, in vaste vorm of in pasta; b) vloeibare brandstof en vloeibaar gemaakt brandbaar gas in recipiënten van de soort gebruikt voor het vullen van aanstekers en met een inhoudsruimte van niet meer dan 300 cm3; c) harstoortsen en harsfakkels, vuurmakers en dergelijke. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 37 PRODUCTEN VOOR FOTOGRAFIE EN CINEMATOGRAFIE Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat geen resten en afval. 2. In dit hoofdstuk heeft de term "fotografisch" betrekking op het proces door middel waarvan, al dan niet rechtstreeks, zichtbare beelden worden gevormd door de inwerking van licht of van andere vormen van straling op lichtgevoelige oppervlakken. Aanvullende aantekeningen (GN) 1. Bijeenbehorende films, op een waarvan enkel geluid is vastgelegd, terwijl op de andere enkel beelden zijn vastgelegd, worden niet tezamen, doch afzonderlijk naar hun aard ingedeeld. 2. Voor de toepassing van onderverdeling 3706 90 51 worden onder filmjournaals verstaan, films met een lengte van minder dan 330 m, die betrekking hebben op actualiteiten van politieke, sportieve, militaire, wetenschappelijke, literaire, folkloristische, toeristische, mondaine of dergelijke aard. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 38 DIVERSE PRODUCTEN VAN DE CHEMISCHE INDUSTRIE Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) geïsoleerde chemisch welbepaalde verbindingen andere dan de hierna genoemde: 1. kunstmatig grafiet (post 3801); 2. insectendodende middelen, rattenbestrijdingsmiddelen, schimmelwerende middelen, onkruidbestrijdingsmiddelen, middelen om het kiemen tegen te gaan, middelen om de plantengroei te regelen, desinfecteermiddelen en dergelijke producten, opgemaakt in de in post 3808 omschreven vormen of verpakkingen; 3. brandblusmiddelen in de vorm van ladingen voor brandblusapparaten of in de vorm van brandblusbommen (post 3813); 4. de in aantekening 2 hierna bedoelde gecertificeerde referentiematerialen; 5. de in aantekening 3, onder a) en c), hierna bedoelde producten; b) mengsels van chemicaliën met voedingsstoffen of met andere stoffen die voedingswaarde bezitten, van de soort gebruikt bij de bereiding van producten voor menselijke consumptie (in het algemeen post 2106); c) assen en residuen (slib, ander dan slib van afvalwater, daaronder begrepen) die metalen, arseen of mengsels daarvan bevatten en die voldoen aan de voorwaarden van aantekening 3, onder a) of b), op hoofdstuk 26 (post 2620); d) geneesmiddelen (post 3003 of 3004); e) onwerkzaam geworden katalysatoren van de soort gebruikt voor de winning van onedele metalen of voor de vervaardiging van chemische verbindingen van onedele metalen (post 2620), onwerkzaam geworden katalysatoren van de soort voornamelijk gebruikt voor het terugwinnen van edele metalen (post 7112) en katalysatoren die bestaan uit metalen of uit metaallegeringen in de vorm van bijvoorbeeld fijn poeder of metaaldoek (afdeling XIV of XV). 2. A. Voor de toepassing van post 3822 worden als "gecertificeerde referentiematerialen" aangemerkt, referentiematerialen die worden begeleid door een certificaat waarop staan vermeld de waarde van de gecertificeerde eigenschappen, de methoden die zijn gebruikt om deze waarden vast te stellen en de graad van nauwkeurigheid van elke waarde en die geschikt zijn voor analytische, kalibrerings- of referentiedoeleinden. B. Met uitzondering van de producten bedoeld bij de hoofdstukken 28 en 29, heeft post 3822 voor de indeling van gecertificeerde referentiematerialen voorrang boven alle andere posten van de nomenclatuur. 3. Post 3824 omvat onder meer de navolgende goederen, die niet onder een andere post van de nomenclatuur mogen worden ingedeeld, te weten: a) gecultiveerde kristallen (andere dan optische elementen), wegende per stuk 2,5 g of meer, van magnesiumoxide of van alkalimetaalhalogeniden of van aardalkalimetaalhalogeniden; b) foezelolie; dippelolie; c) radeervloeistoffen opgemaakt voor de verkoop in het klein; d) producten voor het corrigeren van stencils en andere correctievloeistoffen, opgemaakt voor de verkoop in het klein; e) segerkegels en dergelijke artikelen. 4. In de nomenclatuur wordt als "stedelijk afval" aangemerkt, afval van de soort die wordt ingezameld bij huishoudens, hotels, restaurants, ziekenhuizen, winkels, kantoren, enz., straat- en stoepveegsel, alsmede bouw- en sloopafval. Stedelijk afval bevat in het algemeen een grote verscheidenheid aan materialen, zoals kunststof, rubber, hout, papier, textiel, glas, metaal, voedingsmiddelen, kapot meubilair en andere beschadigde of afgedankte artikelen. De uitdrukking "stedelijk afval" heeft echter geen betrekking op: a) afzonderlijke materialen of artikelen die van het afval zijn gescheiden, zoals afvallen van kunststof, van rubber, van hout, van papier, van textiel, van glas of van metaal en gebruikte batterijen, die hun eigen indeling volgen; b) industrieel afval; c) farmaceutische afvallen als bedoeld bij aantekening 4, onder k), op hoofdstuk 30; d) klinisch afval als bedoeld bij aantekening 6, onder a), hierna. 5. Voor de toepassing van post 3825 wordt onder "slib van afvalwater" verstaan, slib afkomstig van stations voor rioolwaterzuivering, met inbegrip van afval van de voorbehandeling, schuimsel en niet-gestabiliseerd slib. Gestabiliseerd slib dat geschikt is om te worden gebruikt als meststof is uitgezonderd (hoofdstuk 31). 6. Voor de toepassing van post 3825 wordt onder "andere afvallen" verstaan: a) klinisch afval, dat wil zeggen verontreinigd afval afkomstig van medisch onderzoek, diagnostische handelingen of andere medische, chirurgische, tandheelkundige of veeartsenijkundige behandelingen, dat dikwijls ziektekiemen en farmaceutische stoffen bevat en op een speciale wijze moet worden vernietigd (bijvoorbeeld vervuilde zwachtels, gebruikte handschoenen en gebruikte naalden); b) afval van organische oplosmiddelen; c) afvallen van beitsvloeimiddelen voor metalen, van hydraulische vloeistoffen, van remvloeistoffen en van antivriesvloeistoffen; d) andere afvallen van de chemische of van aanverwante industrieën. De uitdrukking "andere afvallen" heeft geen betrekking op afvallen die hoofdzakelijk aardolie of olie uit bitumineuze mineralen bevatten (post 2710). Aanvullende aantekening 1. Voor de toepassing van de onderverdelingen 3825 41 en 3825 49 wordt onder "afval van organische oplosmiddelen" verstaan, afval dat hoofdzakelijk organische oplosmiddelen bevat, in de staat waarin het wordt aangeboden niet geschikt voor het oorspronkelijk doel, al dan niet bestemd voor het terugwinnen van oplosmiddelen. >RUIMTE VOOR DE TABEL> AFDELING VII KUNSTSTOF EN WERKEN DAARVAN; RUBBER EN WERKEN DAARVAN Aantekeningen 1. Goederen aangeboden in stellen of assortimenten en bestaande uit twee of meer bestanddelen die geheel of gedeeltelijk tot deze afdeling behoren en waarvan kan worden onderkend dat zij bestemd zijn om, door vermenging, een product bedoeld bij afdeling VI of VII te verkrijgen, worden ingedeeld onder de post die betrekking heeft op dat product, mits: a) duidelijk kan worden onderkend dat zij, gezien de wijze van opmaak, bestemd zijn om gezamenlijk te worden gebruikt, zonder eerst opnieuw te worden verpakt; b) zij gelijktijdig worden aangeboden; c) onderkend kan worden dat zij, gezien aard of hoeveelheid, elkaars complement zijn. 2. Met uitzondering van de bij de posten 3918 en 3919 bedoelde artikelen worden onder hoofdstuk 49 ingedeeld kunststof en rubber, alsmede werken daarvan, waarop gedrukte teksten of illustraties voorkomen, die een meer dan bijkomstig karakter hebben bij het primaire gebruik van de goederen. HOOFDSTUK 39 KUNSTSTOF EN WERKEN DAARVAN Aantekeningen 1. In de nomenclatuur worden als "kunststof" aangemerkt, die stoffen bedoeld bij de posten 3901 tot en met 3914, die de eigenschap hebben of gehad hebben om, tijdens de polymerisatie of in een later stadium, onder inwerking van uitwendige krachten (meestal warmte en druk, eventueel onder toevoeging van een oplosmiddel of van een weekmaker), door gieten, persen, extruderen, walsen of elk ander proces een bepaalde vorm aan te nemen en die vorm te bewaren, ook nadat bedoelde uitwendige krachten niet meer inwerken. In de nomenclatuur wordt onder "kunststof" mede begrepen, vulkanfiber. Dit begrip heeft echter geen betrekking op stoffen die worden aangemerkt als textielstoffen bedoeld bij afdeling XI. 2. Dit hoofdstuk omvat niet: a) was bedoeld bij de posten 2712 en 3404; b) geïsoleerde chemisch welbepaalde organische verbindingen (hoofdstuk 29); c) heparine en zouten daarvan (post 3001); d) oplossingen (andere dan collodion) van producten bedoeld bij de posten 3901 tot en met 3913 in vluchtige organische oplosmiddelen, indien zij meer dan 50 gewichtspercenten oplosmiddelen bevatten (post 3208); stempelfoliën bedoeld bij post 3212; e) organische tensioactieve producten en bereidingen bedoeld bij post 3402; f) natuurlijke harsen door smelten gewijzigd en gomesters (post 3806); g) reageermiddelen voor diagnose of voor laboratoriumgebruik, op een drager van kunststof; h) synthetische rubber, omschreven in hoofdstuk 40, alsmede werken daarvan; ij) zadel- en tuigmakerswerk (post 4201), koffers, handtassen en andere bergingsmiddelen bedoeld bij post 4202; k) vlechtwerk en mandenmakerswerk bedoeld bij hoofdstuk 46; l) wandbekleding bedoeld bij post 4814; m) goederen bedoeld bij afdeling XI (textielstoffen en textielwaren); n) artikelen bedoeld bij afdeling XII (bijvoorbeeld schoeisel, hoofddeksels, paraplu's, parasols, wandelstokken, zwepen, rijzwepen en delen van deze artikelen); o) fancybijouterieën bedoeld bij post 7117; p) artikelen bedoeld bij afdeling XVI (machines en toestellen, elektrotechnisch materieel); q) delen van vervoermaterieel bedoeld bij afdeling XVII; r) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 90 (bijvoorbeeld optische elementen, brilmonturen, tekeninstrumenten); s) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 91 (bijvoorbeeld horlogekasten en kasten voor klokken en voor pendules); t) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 92 (bijvoorbeeld muziekinstrumenten en delen daarvan); u) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 94 (bijvoorbeeld meubelen, verlichtingstoestellen, lichtreclames, geprefabriceerde bouwwerken); v) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 95 (bijvoorbeeld speelgoed, spellen, sportartikelen); w) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 96 (bijvoorbeeld borstels, knopen, treksluitingen, kammen, mondstukken en stelen voor pijpen of voor sigarettenpijpjes en dergelijke, delen van thermosflessen en dergelijke, pennen, vulpotloden). 3. Onder de posten 3901 tot en met 3911 worden alleen ingedeeld, producten die door chemische synthese zijn verkregen en die in de volgende categorieën vallen: a) vloeibare synthetische polyolefinen die voor minder dan 60 % van hun volume overdistilleren bij 300 °C, herleid tot een druk van 1013 mbar met toepassing van een lage druk distillatiemethode (posten 3901 en 3902); b) licht gepolymeriseerde harsen van het cumaronindeentype (post 3911); c) andere synthetische polymeren met gemiddeld ten minste 5 monomeereenheden; d) siliconen (post 3910); e) resolen (post 3909) en andere prepolymeren. 4. Onder "copolymeren" worden verstaan, die polymeren waarin geen enkele monomeereenheid voor 95 of meer gewichtspercenten van het totale polymeergehalte aanwezig is. Voorzover niet anders is bepaald, worden, voor de toepassing van dit hoofdstuk, copolymeren (copolycondensatieproducten, copolyadditieproducten, blokcopolymeren en geënte copolymeren daaronder begrepen) en mengsels van polymeren ingedeeld onder de post die betrekking heeft op het polymeer van die comonomeereenheid die in gewicht overheerst over iedere andere afzonderlijke comonomeereenheid. Voor de toepassing van deze aantekening worden samenstellende comonomeereenheden van polymeren die onder dezelfde post vallen, bij elkaar opgeteld. Indien geen enkele comonomeereenheid overheerst, wordt voor de copolymeren of voor de mengsels van polymeren, naar gelang van het geval, van de verschillende nog in aanmerking komende posten, de post toegepast die in volgorde van nummering het laatst is geplaatst. 5. Chemisch gewijzigde polymeren, waarin uitsluitend zijgroepen van de hoofdketen door chemische reactie zijn gewijzigd, worden ingedeeld onder de post die van toepassing is op het niet-gewijzigd polymeer. Deze bepaling is niet van toepassing op geënte copolymeren. 6. Voor de toepassing van de posten 3901 tot en met 3914 worden uitsluitend de volgende vormen als "primaire vormen" aangemerkt: a) vloeistoffen en pasta's, dispersies (emulsies en suspensies) en oplossingen daaronder begrepen; b) blokken in onregelmatige vorm, stukken, klonters, poeder (vormpoeder daaronder begrepen), korrels, vlokken en dergelijke. 7. Onder post 3915 worden niet ingedeeld, resten en afval van een enkele thermoplastische stof die zijn verwerkt tot primaire vormen (posten 3901 tot en met 3914). 8. Voor de toepassing van post 3917 worden als "buizen" en "slangen" aangemerkt, holle producten, zowel halffabrikaten als afgewerkte producten (bijvoorbeeld geribde tuinslang, geperforeerde buizen), van de soort gewoonlijk gebruikt voor het geleiden, het vervoeren of het verdelen van gas of van vloeistof. Hieronder worden mede begrepen kunstdarmen en andere platte buizen. Met uitzondering van de eerder genoemde kunstdarmen en andere platte buizen worden echter niet als buizen doch als profielen aangemerkt: producten met een inwendige dwarsdoorsnede, anders dan rond, ovaal of rechthoekig (waarbij de lengte niet meer bedraagt dan anderhalfmaal de breedte) of anders dan in de vorm van een regelmatige veelhoek. 9. Voor de toepassing van post 3918 wordt onder "wand- en plafondbekleding van kunststof" verstaan: producten op rollen met een breedte van 45 cm of meer, geschikt voor het bekleden van muren of van plafonds, bestaande uit op een drager van ongeacht welke stof (andere dan papier) blijvend bevestigde laag kunststof die is gegreineerd, gegaufreerd, gekleurd, met motieven bedrukt of op andere wijze aan de voorzijde versierd. 10. Voor de toepassing van de posten 3920 en 3921 worden onder "platen, vellen, foliën, stroken en strippen" uitsluitend verstaan: platen, vellen, foliën, stroken en strippen (andere dan bedoeld bij hoofdstuk 54), alsmede blokken van regelmatige geometrische vorm, ook indien bedrukt of op andere wijze aan het oppervlak bewerkt, niet versneden of enkel vierkant of rechthoekig versneden (ook indien zij door dit versnijden het karakter van gebruiksklare artikelen hebben verkregen), doch niet verder bewerkt. 11. Onder post 3925 worden uitsluitend de volgende goederen ingedeeld, voorzover zij niet kunnen worden aangemerkt als goederen bedoeld bij een der voorgaande posten van onderdeel II: a) reservoirs, tanks (septische daaronder begrepen), vaten en dergelijke bergingsmiddelen, met een inhoudsruimte van meer dan 300 l; b) bouwelementen, bijvoorbeeld vloer-, wand-, tussenschot-, plafond-of dakelementen; c) dakgoten en hulpstukken daarvoor; d) deuren en ramen, alsmede kozijnen daarvoor en drempels voor deuren; e) balkons, balustrades, omheiningen, hekken en dergelijke afsluitingen; f) blinden, jaloezieën, rolgordijnen en dergelijke artikelen, alsmede delen en toebehoren daarvoor; g) grote rekken om te worden gemonteerd en blijvend te worden bevestigd, bijvoorbeeld in winkels, werkplaatsen, pakhuizen; h) bouwkundige versieringsmotieven, bijvoorbeeld profiellijsten, koepels, architraven; ij) garnituren en beslag om blijvend te worden bevestigd in of op deuren, vensters, trappen, muren of andere delen van gebouwen, bijvoorbeeld knoppen, grepen, haken, consoles, handdoekrekjes, platen voor schakelaars en andere beschermende platen. Aanvullende aantekeningen 1. Binnen een post van dit hoofdstuk worden polymeren (copolymeren daaronder begrepen) en chemisch gewijzigde polymeren ingedeeld overeenkomstig de volgende bepalingen: a) indien er een onderverdeling "andere" bestaat in een reeks onderverdelingen van gelijke rangorde: 1. de vermelding in een onderverdeling van een polymeer door middel van het voorvoegsel "poly" (bijvoorbeeld polyethyleen, polyamide-6, 6) betekent dat de samenstellende monomeereenheid of monomeereenheden van het genoemde polymeer, samen genomen 95 of meer gewichtspercenten van het totale polymeergehalte dienen uit te maken; 2. de copolymeren genoemd in de onderverdelingen 3901 30, 3903 20, 3903 30 en 3904 30 worden onder die onderverdelingen ingedeeld, voorzover de comonomeereenheden van de genoemde copolymeren 95 of meer gewichtspercenten van het totale polymeergehalte uitmaken; 3. chemisch gewijzigde polymeren worden ingedeeld onder de onderverdeling "andere", voorzover de chemisch gewijzigde polymeren niet specifieker zijn begrepen onder een andere onderverdeling; 4. polymeren die niet voldoen aan hetgeen is bepaald onder 1, 2 of 3, worden ingedeeld onder de onderverdeling van de overblijvende onderverdelingen in de reeks, die polymeren omvat van die monomeereenheid die in gewicht overheerst over iedere andere afzonderlijke comonomeereenheid. Te dien einde worden samenstellende monomeereenheden van polymeren die onder dezelfde onderverdeling vallen, bij elkaar opgeteld. Slechts de samenstellende comonomeereenheden van de polymeren vallende binnen de reeks onderverdelingen van gelijke rangorde, dienen te worden vergeleken; b) indien er geen onderverdeling "andere" bestaat in een reeks onderverdelingen van gelijke rangorde: 1. polymeren worden ingedeeld onder de onderverdeling die polymeren omvat van die comonomeereenheid die in gewicht overheerst over iedere andere afzonderlijke comonomeereenheid. Te dien einde worden samenstellende monomeereenheden van polymeren die onder dezelfde onderverdeling vallen, bij elkaar opgeteld. Slechts de samenstellende comonomeereenheden van de polymeren vallende binnen de reeks onderverdelingen van gelijke rangorde, dienen te worden vergeleken; 2. chemisch gewijzigde polymeren worden ingedeeld onder de onderverdeling die overeenkomt met het ongewijzigde polymeer. Mengsels van polymeren worden ingedeeld onder dezelfde onderverdeling als polymeren van dezelfde monomeereenheden, in dezelfde verhouding. 2. Voor de toepassing van onderverdeling 3920 43 omvat de term "weekmakers" eveneens secundaire weekmakers. Aanvullende aantekening (GN) 1. Tot hoofdstuk 39 behoren handschoenen, (met of zonder vingers) en wanten, geïmpregneerd, bekleed of bedekt met kunststof met celstructuur, ongeacht of zij: - zijn geconfectioneerd uit weefsel, ander dan bedoeld bij post 5903, dat geïmpregneerd, bekleed of bedekt is met kunststof met celstructuur, dan wel - zijn geconfectioneerd uit niet-geïmpregneerd noch-bekleed noch bedekt weefse en vervolgens zijn geïmpregneerd, bekleed of bedekt met kunststof met celsstructuur, voorzover het weefsel slechts als drager dient (aantekening 2, onder a), punt 5, op hoofdstuk 59). >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 40 RUBBER EN WERKEN DAARVAN Aantekeningen 1. Voorzover niet anders is bepaald, wordt in de nomenclatuur onder "rubber" verstaan, de volgende, al dan niet gevulkaniseerde of geharde producten: natuurlijke rubber, balata, gutta-percha, guayule, chicle en soortgelijke natuurlijke gommen, synthetische rubber, uit olie vervaardigde factis, alsmede de regeneratieproducten van die producten. 2. Dit hoofdstuk omvat niet: a) goederen bedoeld bij afdeling XI (textielstoffen en textielwaren); b) schoeisel en delen daarvan, bedoeld bij hoofdstuk 64; c) hoofddeksels en delen daarvan, badmutsen daaronder begrepen, bedoeld bij hoofdstuk 65; d) delen van mechanische of van elektrische machines, toestellen en apparaten, alsmede artikelen voor elektrotechnisch gebruik en delen daarvan, bedoeld bij afdeling XVI, van geharde rubber; e) artikelen bedoeld bij de hoofdstukken 90, 92, 94 en 96; f) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 95 andere dan handschoenen (met of zonder vingers) en wanten en andere dan de artikelen bedoeld bij de posten 4011 tot en met 4013. 3. Voor de toepassing van de posten 4001 tot en met 4003 en van post 4005 worden uitsluitend de volgende vormen als "primaire vormen" aangemerkt: a) vloeistoffen en pasta's (latex, ook indien voorgevulkaniseerd, alsmede andere dispersies en oplossingen, daaronder begrepen); b) blokken in onregelmatige vorm, klonters, poeder, korrels, stukjes en dergelijke. 4. Onder "synthetische rubber" bedoeld bij aantekening 1 op dit hoofdstuk en bij post 4002 worden verstaan: a) onverzadigde synthetische stoffen die op niet-omkeerbare wijze door vulkanisatie met zwavel kunnen worden omgezet in niet-thermoplastische producten die niet afbreken indien zij, bij een temperatuur tussen 18 en 29 °C, uitgerekt worden tot driemaal hun aanvankelijke lengte en die, na te zijn uitgerekt tot tweemaal hun aanvankelijke lengte, binnen vijf minuten weer krimpen tot een lengte, niet groter dan anderhalfmaal hun aanvankelijke lengte. Voor de toepassing van deze test mogen stoffen die nodig zijn voor de dwarsbinding, zoals vulkanisatieactiveermiddelen en vulkanisatieversnellers, worden toegevoegd; de aanwezigheid van stoffen bedoeld bij aantekening 5, onder b), de punten 2 en 3, is eveneens toegestaan. Daarentegen is de aanwezigheid van stoffen die niet nodig zijn voor de dwarsbinding, zoals verdunners, weekmakers en vulstoffen, niet toegestaan; b) thioplasten (TM); c) natuurlijke rubber gewijzigd door enting of vermenging met kunststof, gedepolymeriseerde natuurlijke rubber en mengsels van onverzadigde synthetische stoffen met verzadigde synthetische hoge polymeren, een en ander voorzover dit product voldoet aan de eisen die onder a) hiervoor zijn gesteld met betrekking tot vulkanisatie, elasticiteit en vormhernemende eigenschap. 5. a) De posten 4001 en 4002 omvatten niet, rubber of mengsels van rubber waaraan, voor of na de coagulatie, zijn toegevoegd: 1. vulkanisatieversnellers, -vertragers, -activeermiddelen of andere vulkanisatiemiddelen (andere dan die toegevoegd voor de vervaardiging van voorgevulkaniseerde latex); 2. pigmenten en andere kleurstoffen, andere dan die uitsluitend toegevoegd voor identificatiedoeleinden; 3. weekmakers en verdunners, andere dan minerale olie in het geval van met olie verdunde rubber ("oil-extended rubber"), vulstoffen, organische oplosmiddelen of enig andere zelfstandigheid, andere dan de onder b) toegestane toevoegingen. b) Rubber en mengsels van rubber, die de hiernavolgende zelfstandigheden bevatten, blijven al naar het geval, ingedeeld onder post 4001 of 4002, voorzover het karakter van ruwe producten behouden blijft: 1. emulsifieermiddelen of antikleefmiddelen; 2. kleine hoeveelheden afbraakproducten van emulsifieermiddelen; 3. zeer kleine hoeveelheden van de volgende stoffen: hittegevoelige middelen (gewoonlijk voor het verkrijgen van hittegevoelige latex), kationische tensioactieve producten (gewoonlijk voor het verkrijgen van elektropositieve latex), antioxydanten, coaguleermiddelen, middelen om korrelvorming te bevorderen, antivriesmiddelen, peptisatiemiddelen, conserveermiddelen, stabilisatiemiddelen, middelen om de viscositeit te regelen en andere dergelijke speciale additieven. 6. Voor de toepassing van post 4004 wordt onder "resten en afval" verstaan, resten en afval ontstaan bij de vervaardiging of verwerking van rubber, alsmede werken van rubber die door versnijding, slijtage of om andere redenen als zodanig definitief onbruikbaar zijn. 7. Niet-overtrokken, gevulkaniseerd rubberdraad, ongeacht het profiel, waarvan de grootste afmeting van de dwarsdoorsnede meer bedraagt dan 5 mm, wordt onder post 4008 ingedeeld. 8. Onder post 4010 worden ingedeeld: drijfriemen, drijfsnaren en transportbanden van textielweefsel, geïmpregneerd, bekleed, bedekt of met inlagen van rubber, alsmede drijfriemen, drijfsnaren en transportbanden, vervaardigd van garen of bindgaren van textielstof dat is geïmpregneerd, bekleed, bedekt of ommanteld met rubber. 9. Voor de toepassing van de posten 4001, 4002, 4003, 4005 en 4008 worden onder "platen, vellen of strippen" uitsluitend verstaan platen, vellen, strippen en blokken van regelmatige vorm, die niet zijn versneden of die enkel vierkant of rechthoekig zijn gesneden (ook indien zij daardoor het karakter van afgewerkte artikelen hebben verkregen), doch die geen verdere bewerking hebben ondergaan dan een eenvoudige bewerking aan het oppervlak (bedrukken of anderszins). De staven en profielen, bedoeld bij post 4008 mogen op lengte zijn gesneden, maar mogen geen andere bewerking hebben ondergaan dan een bewerking aan het oppervlak. Aanvullende aantekening (GN) 1. Tot hoofdstuk 40 behoren handschoenen (met of zonder vingers) en wanten, geïmpregneerd, bekleed of bedekt met rubber met celstructuur, ongeacht of zij: - zijn geconfectioneerd uit weefsel, ander dan bedoeld bij post 5906, dat geïmpregneerd, bekleed of bedekt is met rubber met celstructuur, dan wel - zijn geconfectioneerd uit niet-geïmpregneerd, noch bekleed noch bedekt weefsel en vervolgens zijn geïmpregneerd, bekleed of bedekt met rubber met celstructuur,, voorzover het weefsel slechts als drager dient (aantekening 4, laatste alinea, op hoofdstuk 59). >RUIMTE VOOR DE TABEL> AFDELING VIII HUIDEN, VELLEN, LEDER EN PELTERIJEN, LEDERWAREN EN BONTWERK; ZADEL- EN TUIGMAKERSWERK; REISARTIKELEN, HANDTASSEN EN DERGELIJKE BERGINGSMIDDELEN; WERKEN VAN DARMEN HOOFDSTUK 41 HUIDEN EN VELLEN (ANDERE DAN PELTERIJEN), ALSMEDE LEDER Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) snippers en dergelijk afval van ongelooide huiden of vellen (post 0511); b) met veren of met dons bezette vogelhuiden en delen daarvan, bedoeld bij post 0505 of 6701; c) niet-onthaarde huiden en vellen, ongelooid, gelooid of anderszins bereid, bedoeld bij hoofdstuk 43. Tot hoofdstuk 41 behoren evenwel: niet-onthaarde, ongelooide huiden en vellen van runderen (buffels daaronder begrepen), van paarden en van paardachtigen, van schapen (andere dan Astrakan-, Breitschwanz-, Karakoel-, Persianer en dergelijke lammeren, alsmede Indische, Chinese, Mongoolse en Tibetaanse lammeren), van geiten (andere dan zogenaamde Yemengeiten, Mongoolse geiten en Tibetaanse geiten), van varkens (muskuszwijnen daaronder begrepen), van gemzen, van gazellen, van rendieren, van elanden, van herten, van reeën en van honden. 2. A. De posten 4104 tot en met 4106 omvatten geen huiden en vellen die een looiproces (een voorlooiproces daaronder begrepen) hebben ondergaan dat omkeerbaar is (posten 4101 tot en met 4103, naar gelang van het geval); B. Voor de toepassing van de posten 4104 tot en met 4106 heeft de uitdrukking "niet-afgewerkt leder ('crust')" eveneens betrekking op huiden en vellen die voorafgaand aan het drogen opnieuw zijn gelooid, gekleurd of nat ingevet ("fat-liquored"). 3. In de nomenclatuur wordt onder "kunstleder" verstaan: de onder post 4115 in te delen stoffen. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 42 LEDERWAREN; ZADEL- EN TUIGMAKERSWERK; REISARTIKELEN, HANDTASSEN EN DERGELIJKE BERGINGSMIDDELEN; WERKEN VAN DARMEN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) steriel catgut en dergelijke steriele hechtmiddelen voor chirurgisch gebruik (post 3006); b) kleding en kledingtoebehoren (andere dan handschoenen (met of zonder vingers) en wanten), van leder, gevoerd met echt bont of met namaakbont, of waarop, aan de buitenzijde, delen van echt bont of van namaakbont zijn aangebracht, indien bedoelde delen meer betekenen dan een eenvoudige garnering (posten 4303 en 4304); c) geconfectioneerde artikelen bedoeld bij post 5608; d) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 64; e) hoofddeksels en delen daarvan, bedoeld bij hoofdstuk 65; f) zwepen, rijzwepen en andere artikelen, bedoeld bij post 6602; g) manchetknopen, armbanden en andere fancybijouterieën (post 7117); h) toebehoren en artikelen voor garnering van zadel- en tuigmakerswerk (bijvoorbeeld bitten, stijgbeugels, gespen), indien afzonderlijk aangeboden (in het algemeen afdeling XV); ij) snaren voor muziekinstrumenten, vellen voor trommels en voor andere muziekinstrumenten en andere delen van muziekinstrumenten (post 9209); k) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 94 (bijvoorbeeld meubelen, verlichtingsartikelen); l) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 95 (bijvoorbeeld speelgoed, spellen, sportartikelen); m) knopen, drukknopen, knoopvormen en andere delen van knopen, alsmede knopen in voorwerpsvorm, bedoeld bij post 9606. 2. A. Post 4202 omvat, naast de uitzonderingen genoemd in aantekening 1 op dit hoofdstuk, niet: a) draagtassen van kunststof in vellen, ook indien bedrukt, met handvat, niet geschikt voor herhaald gebruik (post 3923); b) artikelen van vlechtstoffen (post 4602). B. Artikelen bedoeld bij de posten 4202 en 4203 die delen bevatten van edel metaal, van metaal geplateerd met edel metaal, van echte of gekweekte parels of van edel- of halfedelstenen (natuurlijke, synthetische of gereconstrueerde) blijven onder deze posten ingedeeld, zelfs indien dergelijke delen meer betekenen dan een eenvoudig toebehoren of een eenvoudige garnering, voorzover de artikelen niet hun wezenlijke karakter aan deze delen ontlenen. Indien echter de artikelen hun wezenlijke karakter aan deze delen ontlenen, worden zij ingedeeld onder hoofdstuk 71. 3. Voor de toepassing van post 4203 wordt onder "kleding en kledingtoebehoren" onder meer verstaan: handschoenen (met of zonder vingers) en wanten (die voor sport of voor bescherming daaronder begrepen), voorschoten en andere uitrustingsstukken voor individuele bescherming, ongeacht voor welk ambacht of voor welk bedrijf, alsmede bretels, gordels, koppelriemen, draagbanden en polsgewrichtsbanden. Horlogebandjes worden echter ingedeeld onder post 9113. Aanvullende aantekening (GN) 1. Voor de toepassing van de onderverdelingen van post 4202 wordt onder "buitenkant" verstaan het materiaal dat aan de buitenzijde van het bergingsmiddel zichtbaar is met het blote oog, ook indien dit materiaal de buitenste laag vormt van een samengestelde stof die het buitenmateriaal van het bergingsmiddel vormt. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 43 PELTERIJEN EN BONTWERK; NAMAAKBONT Aantekeningen 1. Afgezien van de pelterijen bedoeld bij post 4301, moet in de nomenclatuur onder "bont (pelterijen)" worden verstaan, de niet-onthaarde, gelooide of anderszins bereide huiden en vellen van alle dieren. 2. Dit hoofdstuk omvat niet: a) met veren of met dons bezette vogelhuiden en delen daarvan, bedoeld bij post 0505 of 6701; b) niet-onthaarde, ongelooide huiden en vellen van de soorten die op grond van aantekening 1, onder c), op hoofdstuk 41 onder dat hoofdstuk worden ingedeeld; c) handschoenen (met of zonder vingers) en wanten, waaraan naast leder ook bont of namaakbont is verwerkt (post 4203); d) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 64; e) hoofddeksels en delen daarvan, bedoeld bij hoofdstuk 65; f) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 95 (bijvoorbeeld speelgoed, spellen, sportartikelen). 3. Onder post 4303 worden eveneens ingedeeld, pelterijen en delen daarvan, samengevoegd met andere materialen, alsmede pelterijen en delen daarvan die tot kleding, tot delen van kleding, tot toebehoren van kleding of tot andere artikelen aaneengenaaid zijn. 4. Onder post 4303 of 4304 worden ingedeeld, kleding en kledingtoebehoren van alle soorten (andere dan die welke volgens aantekening 2 op dit hoofdstuk zijn uitgezonderd), gevoerd met bont of met namaakbont, of waarop, aan de buitenzijde, bont of namaakbont is aangebracht, indien bedoelde delen meer betekenen dan een eenvoudige garnering. 5. In de nomenclatuur wordt onder "namaakbont" verstaan, imitaties van bont, verkregen door het oplijmen of het opnaaien van wol, van haar of van andere vezels op leder, op weefsel of op andere materialen, met uitzondering evenwel van door weven of door breien verkregen namaakbont (in het algemeen post 5801 of 6001). >RUIMTE VOOR DE TABEL> AFDELING IX HOUT, HOUTSKOOL EN HOUTWAREN; KURK EN KURKWAREN; VLECHTWERK EN MANDENMAKERSWERK HOOFDSTUK 44 HOUT, HOUTSKOOL EN HOUTWAREN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) hout in spaanders, schaafkrullen of splinters, dan wel fijngemaakt, gemalen of in poedervorm, van de soort hoofdzakelijk gebruikt in de reukwerkindustrie, in de geneeskunde, voor insecten- of parasietenbestrijding of voor dergelijke doeleinden (post 1211); b) bamboe en andere houtachtige stoffen van de soort voornamelijk gebruikt voor vlechtwerk, onbewerkt, ook indien gespleten, overlangs gezaagd of op lengte gesneden (post 1401); c) hout in spaanders, schaafkrullen of splinters, dan wel gemalen of in poedervorm, van de soort hoofdzakelijk gebruikt voor het verven of voor het looien (post 1404); d) actieve kool (post 3802); e) artikelen bedoeld bij post 4202; f) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 46; g) schoeisel en delen daarvan, bedoeld bij hoofdstuk 64; h) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 66 (bijvoorbeeld paraplu's, wandelstokken en delen daarvan); ij) artikelen bedoeld bij post 6808; k) fancybijouterieën bedoeld bij post 7117; l) artikelen bedoeld bij afdeling XVI of bij afdeling XVII (bijvoorbeeld delen van machines, etuis, kappen en kasten voor machines en toestellen, wagenmakerswerk); m) artikelen bedoeld bij afdeling XVIII (bijvoorbeeld kasten voor klokken en pendules, muziekinstrumenten en delen daarvan); n) delen van wapens (post 9305); o) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 94 (bijvoorbeeld meubelen, verlichtingstoestellen, geprefabriceerde bouwwerken); p) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 95 (bijvoorbeeld speelgoed, spellen, sportartikelen); q) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 96 (bijvoorbeeld pijpen en delen daarvan, knopen, potloden), andere dan borstelhouten en stelen van hout voor artikelen bedoeld bij post 9603; r) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 97 (bijvoorbeeld kunstvoorwerpen). 2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt als "verdicht hout" aangemerkt, massief of opeengelijmd hout, dat een chemische of fysische behandeling heeft ondergaan (voor het opeengelijmde hout verder gaande dan nodig om de samenhang te verzekeren) zodanig dat een beduidende verhoging van de dichtheid en van de hardheid, alsmede een groter weerstandsvermogen tegen mechanische, chemische of elektrische invloeden is teweeggebracht. 3. Voor de toepassing van de posten 4414 tot en met 4421 worden artikelen van spaanplaat en dergelijke platen, van vezelplaat, van gelaagd hout of van verdicht hout gelijkgesteld met de daarmee overeenkomende artikelen van hout. 4. Producten bedoeld bij post 4410, 4411 of 4412 mogen op dezelfde wijze zijn geprofileerd als het hout bedoeld bij post 4409; zij mogen bovendien zijn gebogen, gegolfd, van gaten voorzien, gesneden of op andere wijze in een andere dan vierkante of rechthoekige vorm gebracht, dan wel een andere bewerking hebben ondergaan, voorzover zij daardoor niet het karakter hebben verkregen van artikelen bedoeld bij andere posten. 5. Post 4417 omvat niet gereedschappen waarvan het snijdende of het werkzame deel wordt gevormd door een van de stoffen genoemd in aantekening 1 op hoofdstuk 82. 6. Behoudens het bepaalde in aantekening 1 hiervoor en voorzover uit de context niet het tegendeel blijkt, is de vermelding van "hout" in een post van dit hoofdstuk eveneens van toepassing op bamboe en andere houtachtige stoffen. Aanvullende aantekening 1. Voor de toepassing van de onderverdelingen 4403 41 tot en met 4403 49, 4407 24 tot en met 4407 29, 4408 31 tot en met 4408 39 en 4412 13 tot en met 4412 99 wordt onder "tropisch hout" een van de volgende soorten hout verstaan: abura, acajou d'Afrique, afrormosia, ako, alan, andiroba, aningré, avodiré, azobé, balau, balsa, bossé clair, bossé foncé, cativo, cedro, dabema, dark red meranti, dibétou, doussié, framiré, freijo, fromager, fuma, geronggang, ilomba, imbuia, ipé, iroko, jaboty, jelutong, jequitiba, jongkong, kapur, kempas, keruing, kosipo, kotibé, koto, light red meranti, limba, louro, maçaranduba, mahogany, makoré, mandioqueira, mansonia, mengkulang, meranti bakau, merawan, merbau, merpauh, mersawa, moabi, niangon, nyatoh, obeche, okoumé, onzabili, orey, ovengkol, ozigo, padauk, paldao, palissandre de Guatemala, palissandre de Para, palissandre de Rio, palissandre de Rose, pau amarelo, pau marfim, pulai, punah, quaruba, ramin, sapelli, saqui-saqui, sepetir, sipo, sucupira, suren, tauari, teak, tiama, tola, virola, white lauan, white meranti, white seraya, yellow meranti. Aanvullende aantekeningen (GN) 1. Als houtmeel bedoeld bij post 4405, wordt aangemerkt hout in poedervorm, dat bij gebruik van een zeef met een maaswijdte van 0,63 mm niet meer dan 8 gewichtspercenten achterblijvende deeltjes bevat. 2. Voor de toepassing van de onderverdelingen 4414 00 10, 4418 10 10, 4418 20 10, 4419 00 10, 4420 10 11 en 4420 90 91 wordt onder tropische houtsoorten verstaan, de houtsoorten okoumé, obeche, sapelli, sipo, acajou d'Afrique, makoré, iroko, tiama, mansonia, ilomba, dibétou, limba, azobé, dark red meranti, light red meranti, meranti bakau, white lauan, white meranti, white seraya, yellow meranti, alan, keruing, ramin, kapur, teak, jongkong, merbau, jelutong, kempas, virola, mahogany (Swietenia spp.), imbuia, balsa, palissandre de Rio, palissandre de Para en palissandre de Rose. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 45 KURK EN KURKWAREN Aantekening 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) schoeisel en delen daarvan, bedoeld bij hoofdstuk 64; b) hoofddeksels en delen daarvan, bedoeld bij hoofdstuk 65; c) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 95 (bijvoorbeeld speelgoed, spellen, sportbenodigdheden). >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 46 VLECHTWERK EN MANDENMAKERSWERK Aantekeningen 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden aangemerkt als "vlechtstoffen": materialen in een zodanige toestand of vorm, dat zij geschikt zijn om te worden gevlochten, ineengestrengeld of volgens een soortgelijk procédé te worden behandeld. Daaronder worden onder meer begrepen: stro, teen, wilgenrijs, bamboe, bies, riet, houtrepen, stroken van ander plantaardig materiaal (bijvoorbeeld stroken van bast, smalle bladeren en raffia of andere stroken verkregen van brede bladeren), niet-gesponnen natuurlijke textielvezels, monofilament, alsmede strippen en dergelijke vormen, van kunststof, strippen van papier. Hieronder vallen echter niet: leder of kunstleder in repen, vilt of gebonden textielvlies in stroken, mensenhaar, paardenhaar, voorgesponnen of gesponnen textielmateriaal (lonten, garens, enz.), monofilament, alsmede strippen en dergelijke vormen, bedoeld bij hoofdstuk 54. 2. Dit hoofdstuk omvat niet: a) wandbekleding als bedoeld bij post 4814; b) bindgaren, touw en kabel, ook indien gevlochten (post 5607); c) schoeisel, hoofddeksels en delen daarvan, bedoeld bij hoofdstuk 64 of 65; d) vervoermiddelen en bakken daarvoor, uit mandenmakerswerk (hoofdstuk 87); e) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 94 (bijvoorbeeld meubelen, verlichtingstoestellen). 3. Voor de toepassing van post 4601 worden aangemerkt als "vlechtstoffen, vlechten en dergelijke artikelen van vlechtstoffen, samengebonden": artikelen verkregen door het naast elkaar plaatsen en in de vorm van banen aaneenbinden van vlechtstoffen, van vlechten of van dergelijke artikelen van vlechtstoffen, ook indien textielgaren als bindmateriaal is gebezigd. >RUIMTE VOOR DE TABEL> AFDELING X HOUTPULP EN PULP VAN ANDERE CELLULOSEHOUDENDE VEZELSTOFFEN; PAPIER EN KARTON VOOR HET TERUGWINNEN (RESTEN EN AFVAL); PAPIER EN KARTON, ALSMEDE ARTIKELEN DAARVAN HOOFDSTUK 47 HOUTPULP EN PULP VAN ANDERE CELLULOSEHOUDENDE VEZELSTOFFEN; PAPIER EN KARTON VOOR HET TERUGWINNEN (RESTEN EN AFVAL) Aantekening 1. Voor de toepassing van post 4702 wordt als "houtcellulose voor oplossingen ('dissolving grades')" aangemerkt, houtcellulose waarvan, na een uur inwerking bij 20 °C van natronloog met een gehalte aan natriumhydroxide van 18 %, een niet oplosbare fractie overblijft van 92 of meer gewichtspercenten voorzover het natron- of sulfaatcellulose betreft, of van 88 of meer gewichtspercenten voorzover het sulfietcellulose betreft, met dien verstande dat het asgehalte aan sulfietcellulose niet meer mag bedragen dan 0,15 gewichtspercent. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 48 PAPIER EN KARTON; CELLULOSE-, PAPIER- EN KARTONWAREN Aantekeningen 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk en voorzover niet anders is bepaald, omvat de benaming "papier" zowel papier als karton, ongeacht de dikte of het gewicht per m2. 2. Dit hoofdstuk omvat niet: a) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 30; b) stempelfoliën bedoeld bij post 3212; c) geparfumeerd papier en papier, geïmpregneerd of bedekt met cosmetische producten (hoofdstuk 33); d) papier en cellulosewatten, geïmpregneerd of bedekt met zeep of met detergentia (post 3401), dan wel met poetsmiddelen, met polijstmiddelen, met schuurpasta's of met dergelijke preparaten (post 3405); e) lichtgevoelig papier of karton, bedoeld bij de posten 3701 tot en met 3704; f) papier geïmpregneerd met reageermiddelen voor diagnose of voor laboratoriumgebruik (post 3822); g) gelaagde kunststof met inlagen van papier of van karton en producten bestaande uit een laag papier of karton voorzien van een deklaag van of bekleed met kunststof, voorzover de dikte van de kunststof de helft van de totale dikte overtreft, alsmede werken daarvan, ander dan wandbekleding bedoeld bij post 4814 (hoofdstuk 39); h) artikelen bedoeld bij post 4202 (bijvoorbeeld reisartikelen); ij) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 46 (vlechtwerk en mandenmakerswerk); k) papiergarens en textielwaren daarvan (afdeling XI); l) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 64 of 65; m) schuur-, slijp- en polijstmiddelen, op een onderlaag van papier of van karton (post 6805) en mica bevestigd op papier of op karton (post 6814); papier en karton, bedekt met micapoeder valt daarentegen onder dit hoofdstuk; n) bladmetaal op een drager van papier of van karton (afdeling XV); o) artikelen bedoeld bij post 9209; p) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 95 (bijvoorbeeld speelgoed, spellen, sportbenodigdheden) of hoofdstuk 96 (bijvoorbeeld knopen). 3. Behoudens het bepaalde bij aantekening 7 worden onder de posten 4801 tot en met 4805 ingedeeld papier en karton, door kalanderen of anderszins gladgemaakt, gesatineerd, gelustreerd, geglansd, gepolijst of op een dergelijke wijze afgewerkt, dan wel van een onecht watermerk voorzien of dat een oppervlaktelijming heeft ondergaan, alsmede papier, karton, cellulosewatten en vliezen van cellulosevezels, in de massa (anders dan aan het oppervlak) gekleurd of gemarmerd, ongeacht de toegepaste werkwijze. Voorzover bij post 4803 niet anders is bepaald, worden papier, karton, cellulosewatten en vliezen van cellulosevezels, die een andere bewerking hebben ondergaan niet onder de voornoemde posten ingedeeld. 4. In dit hoofdstuk wordt onder "courantenpapier" verstaan, papier, niet gestreken en niet voorzien van een deklaag, van de soort gebruikt voor het drukken van kranten, dat voor 65 of meer gewichtspercenten van de totale vezelmassa bestaat uit houtvezels verkregen via een mechanisch of chemisch-mechanisch procédé, dat niet of zeer licht is gelijmd, waarvan het indicatiecijfer voor de oppervlakteruwheid volgens het Parker Print Surf-apparaat (1 MPa) aan elk der zijden hoger ligt dan 2,5 micrometer en met een gewicht van 40 of meer doch niet meer dan 65 g/m2. 5. Voor de toepassing van post 4802 worden onder "papier en karton van de soort gebruikt om te worden beschreven of bedrukt of voor andere grafische doeleinden" en "papier en karton, niet-geperforeerd, voor ponskaarten of ponsband", verstaan papier en karton hoofdzakelijk vervaardigd van gebleekte pulp of van pulp verkregen langs mechanische of chemisch-mechanische weg en dat voldoet aan een van de volgende criteria: - papier en karton met een gewicht van niet meer dan 150 g/m2: a) bevattende 10 % of meer langs mechanische of chemisch-mechanische weg verkregen vezels, en 1. met een gewicht van niet meer dan 80 g/m2, of 2. gekleurd in de massa; of b) bevattende meer dan 8 % as, en 1. met een gewicht van niet meer dan 80 g/m2, of 2. gekleurd in de massa; of c) bevattende meer dan 3 % as en met een witheid van 60 % of meer; of d) bevattende meer dan 3 % doch niet meer dan 8 % as, met een witheid van minder dan 60 % en met een indicatiecijfer voor de berststerkte van niet meer dan 2,5 kPa·m2/g; of e) bevattende niet meer dan 3 % as, met een witheid van 60 % of meer en met een indicatiecijfer voor de berststerkte van niet meer dan 2,5 kPa·m2/g. - papier en karton met een gewicht van meer dan 150 g/m2: a) gekleurd in de massa; of b) met een witheid van 60 % of meer, en 1. met een dikte van niet meer dan 225 micrometer, of 2. met een dikte van meer dan 225 micrometer doch niet meer dan 508 micrometer en met een asgehalte van meer dan 3 %; of c) met een witheid van minder dan 60 %, met een dikte van niet meer dan 254 micrometer en met een asgehalte van meer dan 8 %. Post 4802 omvat echter niet filtreerpapier en -karton (papier voor theezakjes daaronder begrepen), viltpapier en -karton. 6. In dit hoofdstuk wordt onder "kraftpapier en kraftkarton" verstaan, papier en karton dat voor 80 of meer gewichtspercenten van de totale vezelmassa uit met behulp van het sulfaat-of natronproces ontsloten vezels bestaat. 7. Voorzover uit de tekst van de posten niet het tegendeel blijkt, worden papier, karton, cellulosewatten en vliezen van cellulosevezels, die kunnen worden ingedeeld onder meer dan een der posten 4801 tot en met 4811, ingedeeld onder de post die in de volgorde van nummering het laatst geplaatst is. 8. Onder de posten 4801 en 4803 tot en met 4809 vallen uitsluitend papier, karton, cellulosewatten en vliezen van cellulosevezels: a) in stroken of op rollen van meer dan 36 cm breedte; of b) in vierkante of rechthoekige bladen waarvan in ongevouwen staat de lengte van een zijde meer dan 36 cm en de lengte van de andere zijde meer dan 15 cm bedraagt. 9. Voor de toepassing van post 4814 wordt als "behangselpapier en dergelijke wandbekleding" aangemerkt: a) papier op rollen, met een breedte van 45 of meer doch niet meer dan 160 cm, geschikt voor het bekleden van muren of van plafonds: 1. gegreineerd, gegaufreerd, aan het oppervlak gekleurd, met motieven bedrukt of op andere wijze aan het oppervlak versierd (bijvoorbeeld met scheerhaar), ook indien voorzien van een deklaag van of bekleed met doorzichtige beschermende kunststof; 2. met een korrelig oppervlak verkregen door in het papier verwerkte hout-, stro- of andere deeltjes; 3. aan de voorzijde voorzien van een deklaag van of bekleed met kunststof die is gegreineerd, gegaufreerd, gekleurd, met motieven bedrukt of op andere wijze versierd; of 4. aan de voorzijde bedekt met vlechtstoffen, ook indien deze zijn samengebonden of plat geweven; b) randen of boorden en friezen, van papier, op bovenstaande wijze behandeld, ook indien op rollen, geschikt voor het bekleden van muren of van plafonds; c) wandbekleding van papier, bestaande uit verschillende panelen, op rollen of in bladen, op zodanige wijze bedrukt dat zij een landschap, voorstelling of motief vormen nadat zij op de wand zijn aangebracht. Producten op een drager van papier of karton, die zowel geschikt zijn voor vloerbedekking als voor wandbekleding, worden ingedeeld onder post 4815. 10. Post 4820 omvat niet losse vellen of kaarten, op maat gesneden, ook indien bedrukt, gegaufreerd, gegreineerd of geperforeerd. 11. Onder post 4823 valt onder meer papier en karton met geponste patronen voor jacquardmachines en dergelijke machines, alsmede kantpapier. 12. Met uitzondering van de bij de posten 4814 en 4821 bedoelde artikelen worden onder hoofdstuk 49 ingedeeld papier, karton en cellulosewatten, alsmede werken daarvan, waarop gedrukte teksten of illustraties voorkomen, die een meer dan bijkomstig karakter hebben bij het primaire gebruik van de goederen. Aanvullende aantekeningen 1. Voor de toepassing van de onderverdelingen 4804 11 en 4804 19 wordt onder "kraftliner" verstaan, machineglad of eenzijdig glad papier en karton, op rollen, dat voor 80 of meer gewichtspercenten van de totale vezelmassa uit met behulp van het sulfaat- of natronproces ontsloten houtvezels bestaat, met een gewicht van meer dan 115 g/m2 en met een minimum Mullen berststerkte als aangegeven in de volgende tabel, of voor ieder ander gewicht het lineair geïnterpoleerde of geëxtrapoleerde equivalent: >RUIMTE VOOR DE TABEL> 2. Voor de toepassing van de onderverdelingen 4804 21 en 4804 29 wordt onder "kraftpapier voor de vervaardiging van grote zakken" verstaan, machineglad papier, op rollen, dat voor 80 of meer gewichtspercenten van de totale vezelmassa uit met behulp van het sulfaat- of natronproces ontsloten vezels bestaat, met een gewicht van 60 of meer doch niet meer dan 115 g/m2 en dat voldoet aan een van de volgende criteria: a) met een indicatiecijfer voor de berststerkte bepaald volgens Mullen, van 3,7 kPa·m2/g of meer en een rekbaarheid van meer dan 4,5 % in de dwarsrichting en van meer dan 2 % in de lengterichting; b) met minima voor scheurweerstand en treksterkte die niet lager mogen zijn dan aangegeven in de navolgende tabel, of voor ieder ander gewicht het lineair geïnterpoleerde equivalent: >RUIMTE VOOR DE TABEL> 3. Voor de toepassing van onderverdeling 4805 11 wordt onder "halfchemisch papier voor riffels" verstaan, papier op rollen, dat voor 65 of meer gewichtspercenten van de totale vezelmassa uit langs halfchemische weg verkregen ongebleekte vezels van loofhout bestaat en een samendrukbaarheid heeft van meer dan 1,8 newton/g/m2, bepaald volgens de CMT 30 methode (Corrugated Medium Test na conditionering gedurende 30 minuten) bij een relatieve vochtigheid van 50 % en bij een temperatuur van 23 °C. 4. Onderverdeling 4805 12 omvat papier, op rollen, hoofdzakelijk samengesteld uit langs halfchemische weg verkregen pulp van stro, met een gewicht van 130 g/m2 of meer en een samendrukbaarheid van meer dan 1,4 newton/g/m2, bepaald volgens de CMT 30 methode (Corrugated Medium Test na conditionering gedurende 30 minuten) bij een relatieve vochtigheid van 50 % en bij een temperatuur van 23 °C. 5. De onderverdelingen 4805 24 en 4805 25 omvatten papier en karton, uitsluitend of hoofdzakelijk samengesteld uit pulp van teruggewonnen papier of karton (resten en afval). Zogenaamde "testliner" kan aan het oppervlak ook zijn voorzien van een laag papier die is gekleurd of is samengesteld uit gebleekte of ongebleekte, niet-teruggewonnen pulp. Deze producten hebben een indicatiecijfer voor de berststerkte bepaald volgens Mullen van 2 kPa·m2/g of meer. 6. Voor de toepassing van onderverdeling 4805 30 wordt als "sulfietpakpapier" aangemerkt, eenzijdig glad papier, dat voor meer dan 40 gewichtspercenten van de totale vezelmassa uit met behulp van het sulfietproces ontsloten houtvezels bestaat, met een asgehalte van niet meer dan 8 % en met een indicatiecijfer voor de berststerkte bepaald volgens Mullen van 1,47 kPa·m2/g of meer. 7. Voor de toepassing van onderverdeling 4810 22 wordt als "licht gestreken papier (zogenaamd L.W.C.-papier)" aangemerkt, aan beide zijden gestreken papier met een totaal gewicht van niet meer dan 72 g/m2 en met een strijklaag, per zijde, van niet meer dan 15 g/m2, op een drager die voor 50 of meer gewichtspercenten van de totale vezelmassa uit langs mechanische weg verkregen houtvezels bestaat. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 49 ARTIKELEN VAN DE UITGEVERIJ, VAN DE PERS OF VAN EEN ANDERE GRAFISCHE INDUSTRIE; GESCHREVEN OF GETYPTE TEKSTEN EN PLANNEN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) fotografische negatieven of positieven, op transparante drager (hoofdstuk 37); b) kaarten, plattegronden en globes, in reliëf, ook indien bedrukt (post 9023); c) speelkaarten en andere artikelen bedoeld bij hoofdstuk 95; d) originele gravures, etsen en litho's (post 9702), postzegels, fiscale zegels, gefrankeerde enveloppen en postkaarten, eerstedagenveloppen en dergelijke artikelen, bedoeld bij post 9704, alsmede antiquiteiten, zijnde voorwerpen ouder dan honderd jaar en andere artikelen, bedoeld bij hoofdstuk 97. 2. Voor de toepassing van hoofdstuk 49 wordt onder "drukwerk" en "gedrukt" mede verstaan: gereproduceerd door een stencilmachine, verkregen met behulp van een automatische gegevensverwerkende machine of door gaufreren, fotograferen, fotokopiëren, thermokopiëren of typen. 3. Gekartonneerde of ingebonden couranten en gekartonneerde of ingebonden tijdschriften, alsmede verzamelingen van couranten en van tijdschriften in een omslag, vallen onder post 4901, ook indien zij reclame bevatten. 4. Onder post 4901 vallen eveneens: a) verzamelingen van gedrukte reproducties van kunstwerken, van tekeningen, enz., zijnde complete werken met doorlopend genummerde bladzijden, die een boek in een of meer delen vormen, voorzover deze reproducties vergezeld zijn van een op die kunstwerken of op hun makers betrekking hebbende tekst; b) verzamelingen van platen, die als supplement bij een boek zijn gevoegd; c) katernen en losse vellen, ongeacht het formaat daarvan, die een compleet boek of een deel daarvan uitmaken en bestemd zijn om te worden gebrocheerd, gekartonneerd, ingenaaid of ingebonden. Katernen en losse vellen, waarop enkel illustraties of gravures voorkomen, maar geen tekst, behoren evenwel, ongeacht het formaat daarvan, tot post 4911. 5. Behoudens het bepaalde bij aantekening 3 op dit hoofdstuk wordt drukwerk hoofdzakelijk bedoeld voor het maken van reclame (bijvoorbeeld brochures, prospectussen, door handelsgroeperingen uitgegeven catalogi en jaarboeken, toeristische propaganda), niet onder post 4901 ingedeeld. Dergelijk drukwerk valt onder post 4911. 6. Voor toepassing van post 4903 worden als "prentenalbums en prentenboeken, voor kinderen" aangemerkt, albums en boeken, voor kinderen, die hun waarde hoofdzakelijk ontlenen aan de plaatjes en waarvan de tekst slechts bijzaak is. >RUIMTE VOOR DE TABEL> AFDELING XI TEXTIELSTOFFEN EN TEXTIELWAREN Aantekeningen 1. Deze afdeling omvat niet: a) dierlijk haar voor borstelwerk (post 0502); paardenhaar (crin) en afval daarvan (post 0503); b) mensenhaar en werken daarvan (posten 0501, 6703 en 6704); persdoeken en grove weefsels van mensenhaar, van de soort gewoonlijk gebruikt in oliepersen of voor dergelijk technisch gebruik, behoren evenwel tot post 5911; c) linters van katoen en andere plantaardige producten bedoeld bij hoofdstuk 14; d) asbest bedoeld bij post 2524, alsmede werken van asbest en andere producten bedoeld bij post 6812 of 6813; e) artikelen bedoeld bij post 3005 of 3006 (bijvoorbeeld watten, gaas, verband en dergelijke artikelen, voor medische, chirurgische, tandheelkundige of veeartsenijkundige doeleinden, steriele hechtmiddelen voor chirurgisch gebruik); garens gebruikt voor het schoonmaken tussen de tanden (floszijde), opgemaakt voor de verkoop in het klein, bedoeld bij post 3306; f) lichtgevoelig textiel bedoeld bij de posten 3701 tot en met 3704; g) monofilamenten waarvan de grootste afmeting van de dwarsdoorsnede meer dan 1 mm bedraagt, strippen en artikelen van dergelijke vorm (bijvoorbeeld kunststro) met een schijnbare breedte van meer dan 5 mm, van kunststof (hoofdstuk 39), alsmede vlechten, weefsels en ander mandenmakerswerk van deze artikelen (hoofdstuk 46); h) weefsels, brei- en haakwerk, vilt en gebonden textielvlies, geïmpregneerd met kunststof, voorzien van een deklaag van kunststof of met inlagen van kunststof, alsmede werken daarvan, bedoeld bij hoofdstuk 39; ij) weefsels, brei- en haakwerk, vilt en gebonden textielvlies, geïmpregneerd met rubber, voorzien van een deklaag van rubber of met inlagen van rubber, alsmede werken daarvan, bedoeld bij hoofdstuk 40; k) niet-onthaarde huiden en vellen (hoofdstuk 41 of 43) en werken van bont of van namaakbont, bedoeld bij post 4303 of 4304; l) artikelen van textielstoffen bedoeld bij post 4201 of 4202; m) producten en artikelen bedoeld bij hoofdstuk 48 (bijvoorbeeld cellulosewatten); n) schoeisel en delen daarvan, beenkappen, slobkousen en dergelijke artikelen bedoeld bij hoofdstuk 64; o) hoofddeksels, haarnetjes daaronder begrepen, alsmede delen daarvan, bedoeld bij hoofdstuk 65; p) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 67; q) textielstoffen bedekt met schuur-, slijp- of polijstmiddelen (post 6805), alsmede koolstofvezels en werken daarvan bedoeld bij post 6815; r) glasvezels en werken daarvan; etskant en borduurwerk zonder zichtbaar grondweefsel, vervaardigd met borduurgaren van glasvezels (hoofdstuk 70); s) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 94 (bijvoorbeeld meubelen, artikelen voor bedden, verlichtingstoestellen); t) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 95 (bijvoorbeeld speelgoed, spellen, sportartikelen, netten); u) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 96 (bijvoorbeeld borstels, reisnaaigarnituren, treksluitingen, inktlinten voor schrijfmachines); v) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 97. 2. A. Textielwaren bedoeld bij de hoofdstukken 50 tot en met 55 of bij post 5809 of 5902, die uit twee of meer textielstoffen bestaan, worden ingedeeld onder de post die betrekking heeft op de textielstof die in de samenstelling met het hoogste gewicht voorkomt. Indien geen van de textielstoffen in gewicht overheerst, worden de textielwaren ingedeeld alsof zij volledig uit de textielstof bestaan die valt onder de post die, van de verschillende in aanmerking komende posten, in volgorde van nummering het laatst is geplaatst. B. Voor de toepassing van deze regel geldt bovendien het volgende: a) omwoeld paardenhaar (post 5110) en metaalgarens (post 5605) worden geacht voor hun totale gewicht een textielstof te zijn; de draden van metaal worden, voor de indeling van de weefsels waarin zij zijn verwerkt, aangemerkt als textiel; b) bij de indeling wordt in de eerste plaats het van toepassing zijnde hoofdstuk vastgesteld en daarna de van toepassing zijnde post van dat hoofdstuk, waarbij alle textielstoffen, die niet tot dat hoofdstuk behoren, buiten beschouwing worden gelaten; c) de hoofdstukken 54 en 55 worden aangemerkt als een enkel hoofdstuk, indien de textielwaren zowel textielstoffen bedoeld bij de hoofdstukken 54 en 55 als bedoeld bij andere hoofdstukken bevatten; d) de textielstoffen bedoeld bij eenzelfde hoofdstuk of bij eenzelfde post, worden als een textielstof aangemerkt. C. De in de letters A en B vervatte regels gelden ook ten aanzien van de garens bedoeld bij de aantekeningen 3, 4, 5 of 6 hierna. 3. A. In deze afdeling worden, behoudens de in letter B hierna gemaakte uitzonderingen, aangemerkt als "bindgaren, touw en kabel", de garens (eendraads, getwijnd of gekabeld): a) van zijde of van afval van zijde, van meer dan 20000 decitex; b) van synthetische of van kunstmatige vezels (die verkregen uit meer dan een monofilament bedoeld bij hoofdstuk 54 daaronder begrepen), van meer dan 10000 decitex; c) van hennep of van vlas: - gepolijst of geglansd, van 1429 decitex of meer, - niet gepolijst en niet geglansd, van meer dan 20000 decitex; d) van kokosvezels, samengesteld uit drie of meer draden; e) van andere plantaardige vezels, van meer dan 20000 decitex; f) die zijn gewapend met metaaldraad. B. De in letter A vervatte regels gelden niet ten aanzien van: a) garens van wol, van haar of van paardenhaar en papiergarens, andere dan die gewapend met metaaldraad; b) kabel van synthetische of kunstmatige filamenten, bedoeld bij hoofdstuk 55 en multifilamenten zonder twist of met twist van minder dan 5 toeren (slagen) per meter, bedoeld bij hoofdstuk 54; c) poil de Messine (crin de Florence) bedoeld bij post 5006 en monofilamenten bedoeld bij hoofdstuk 54; d) metaalgarens bedoeld bij post 5605; de indeling van met metaaldraad gewapende textielgarens is geregeld in letter A, onder f), hiervoor; e) chenillegarens, omwoelde garens en kettingsteekgarens, bedoeld bij post 5606. 4. A. Voor de toepassing van de hoofdstukken 50, 51, 52, 54 en 55 worden, behoudens de in letter B hierna gemaakte uitzonderingen, aangemerkt als "opgemaakt voor de verkoop in het klein", de garens (eendraads, getwijnd of gekabeld) die zijn opgemaakt: a) op kaarten, klossen, buisjes en dergelijke opwindmiddelen, met een gewicht (het gewicht van het opwindmiddel meegerekend) van niet meer dan: 1. 85 g voor zijde, voor afval van zijde en voor synthetische of kunstmatige filamenten; 2. 125 g voor andere textielstoffen; b) in bollen, kluwens of strengen met een gewicht van niet meer dan: 1. 85 g voor synthetische of kunstmatige filamenten van minder dan 3000 decitex, voor zijde en voor afval van zijde; 2. 125 g voor andere garens van minder dan 2000 decitex; 3. 500 g voor andere garens; c) in strengen, die door een of meer verdeeldraden zijn onderverdeeld in van elkaar gescheiden strengetjes van gelijk gewicht, dat niet hoger is dan: 1. 85 g voor zijde, voor afval van zijde en voor synthetische of kunstmatige filamenten; 2. 125 g voor andere garens. B. De in letter A vervatte regels gelden niet ten aanzien van: a) eendraadsgarens, ongeacht de textielstof waaruit zij zijn vervaardigd, met uitzondering van: 1. eendraadsgarens van wol of van fijn haar, ongebleekt; 2. eendraadsgarens van wol of van fijn haar, gebleekt, geverfd of bedrukt, van meer dan 5000 decitex; b) getwijnde of gekabelde garens, ongebleekt: 1. van zijde of van afval van zijde, ongeacht de opmaak; 2. van andere textielstoffen (met uitzondering van wol en van fijn haar) in strengen; c) getwijnde of gekabelde garens, van zijde of van afval van zijde, gebleekt, geverfd of bedrukt, van niet meer dan 133 decitex; d) eendraadsgarens, getwijnde of gekabelde garens, ongeacht de textielstof waaruit zij zijn vervaardigd, opgemaakt: 1. op kruisgehaspelde strengen; 2. op een opwindmiddel of op enigerlei andere wijze, waaruit het gebruik van die garens in de textielindustrie blijkt (bijvoorbeeld op buisjes voor twijnmachines, op cops, op spoelen of op kegelvormige pijpjes, dan wel als cocons voor borduurmachines). 5. Voor de toepassing van de posten 5204, 5401 en 5508 worden als "naaigarens" aangemerkt, getwijnde of gekabelde garens, die aan de volgende voorwaarden voldoen: a) opgemaakt op een opwindmiddel (bijvoorbeeld klossen of buisjes) met een gewicht (het gewicht van het opwindmiddel meegerekend) van niet meer dan 1000 g; b) geappreteerd met het oog op hun gebruik als naaigaren; en c) met een "Z"-eindtwist. 6. Voor de toepassing van deze afdeling worden als "garens met een hoge sterktegraad" aangemerkt, garens met een sterktegraad, uitgedrukt in cN/tex (centinewton per tex), van meer dan: >RUIMTE VOOR DE TABEL> 7. Voor de toepassing van deze afdeling worden aangemerkt als "geconfectioneerd": a) artikelen die anders dan vierkant of rechthoekig zijn gesneden; b) artikelen die als zodanig dan wel na enkel te zijn gesneden, kunnen worden gebruikt zonder te worden genaaid of zonder een andere aanvullende bewerking te ondergaan (bijvoorbeeld sommige dweilen, handdoeken, tafelkleden, hoofddoeken, dekens); c) artikelen waarvan de boorden zijn gezoomd, ongeacht op welke wijze, ook indien met een rolnaad, alsmede artikelen afgezet met geknoopte franje die is verkregen, hetzij met behulp van de draden van het weefsel zelf, hetzij door het aanbrengen van draden; weefsels aan het stuk waarvan de randen wegens het ontbreken van zelfkanten zijn afgezet om rafelen te voorkomen, worden echter niet als "geconfectioneerd" aangemerkt; d) artikelen die zijn gesneden, ongeacht in welke vorm, en die, door het uittrekken van draden, van motieven, enz. zijn voorzien; e) artikelen die zijn aaneengenaaid, aaneengelijmd of anderszins aaneengezet (met uitzondering van stukken van eenzelfde soort textiel, die aan de uiteinden zijn aaneengehecht teneinde een stuk met een grotere lengte te verkrijgen en met uitzondering van stoffen die bestaan uit twee of meer op elkaar gelegde en daarna aaneengestikte lagen textiel, ook indien met een tussenlaag van watten); f) artikelen, in vorm gebreid of gehaakt, afzonderlijk aangeboden dan wel aangeboden in twee of meer eenheden aan het stuk. 8. Voor de toepassing van de hoofdstukken 50 tot en met 60: a) hebben de hoofdstukken 50 tot en met 55 en 60 en, voorzover uit de context niet het tegendeel blijkt, de hoofdstukken 56 tot en met 59 geen betrekking op artikelen die, volgens aantekening 7 hiervoor, als geconfectioneerd zijn aan te merken; b) de hoofdstukken 50 tot en met 55 en 60 omvatten geen artikelen bedoeld bij de hoofdstukken 56 tot en met 59. 9. Als weefsels in de zin van de hoofdstukken 50 tot en met 55 worden eveneens aangemerkt producten bestaande uit lagen evenwijdig liggende textieldraden, die zodanig op elkaar zijn geplaatst, dat de draden van de verschillende lagen elkaar onder een scherpe of een rechte hoek kruisen en op die kruispunten met behulp van een kleefstof of door thermisch lassen aan elkaar zijn gehecht. 10. Elastische producten bestaande uit textielstoffen gecombineerd met rubberdraden worden ingedeeld onder deze afdeling. 11. Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder "geïmpregneerd" mede verstaan "gedipt". 12. Voor de toepassing van deze afdeling worden onder "polyamiden" mede verstaan "aramiden". 13. Tenzij uit de context het tegendeel blijkt, worden kledingstukken van textiel die onder verschillende posten vallen, ingedeeld onder hun eigen post, zelfs indien zij zijn opgemaakt in stellen of assortimenten voor de verkoop in het klein. Voor de toepassing van deze aantekening worden onder "kledingstukken van textiel" verstaan kledingstukken bedoeld bij de posten 6101 tot en met 6114 en 6201 tot en met 6211. Aanvullende aantekeningen 1. In deze afdeling en, in voorkomend geval, elders in de nomenclatuur worden aangemerkt als: a) "elastomeergarens": filamentgarens (monofilamenten daaronder begrepen) van synthetische textielstoffen, andere dan getextureerde garens, die niet afbreken indien zij uitgerekt worden tot driemaal hun aanvankelijke lengte en die, na te zijn uitgerekt tot tweemaal hun aanvankelijke lengte, binnen vijf minuten weer krimpen tot een lengte niet groter dan anderhalfmaal hun aanvankelijke lengte; b) "ongebleekte garens": 1. garens die de natuurlijke kleur hebben van de vezels waaruit zij zijn samengesteld en die niet gebleekt, niet geverfd (ook niet in de massa) of niet bedrukt zijn; 2. garens met een vage kleur (grisaillegarens) vervaardigd van rafelingen. Deze garens mogen zijn behandeld met een kleurloos appret of met een vluchtige kleurstof (die verdwijnt door het enkel wassen met zeep) en mogen in het geval van synthetische of kunstmatige vezels, in de specie zijn behandeld met een matteringsmiddel (bijvoorbeeld titaandioxide); c) "gebleekte garens": 1. garens die een bleekproces hebben ondergaan, of zijn vervaardigd van gebleekte vezels, of, voorzover niet anders is bepaald, wit zijn geverfd (ook indien in de massa), dan wel zijn behandeld met een wit appret; 2. garens bestaande uit een mengsel van ongebleekte en gebleekte vezels; 3. getwijnde of gekabelde garens bestaande uit ongebleekte en gebleekte garens: d) "gekleurde (geverfde of bedrukte) garens": 1. garens die, anders dan wit of met een vluchtige kleurstof, zijn geverfd (ook indien in de massa) of zijn bedrukt, dan wel zijn vervaardigd van geverfde of bedrukte vezels; 2. garens bestaande uit een mengsel van verschillend gekleurde vezels of van een mengsel van ongebleekte of gebleekte vezels met gekleurde vezels (jaspé- en melangegarens), dan wel met tussenruimten in een of meer kleuren zijn bedrukt (zogenaamde chinégarens); 3. garens vervaardigd van bedrukte lonten of van bedrukte voorgarens; 4. getwijnde of gekabelde garens bestaande uit ongebleekte of gebleekte garens en gekleurde garens. Vorenstaande definities zijn mutatis mutandis van toepassing op monofilamenten, strippen en artikelen van dergelijke vorm, bedoeld bij hoofdstuk 54; e) "ongebleekte weefsels": weefsels vervaardigd uit ongebleekte garens en die niet zijn gebleekt, noch geverfd of bedrukt. Deze weefsels mogen zijn behandeld met een kleurloos appret of met een vluchtige kleurstof; f) "gebleekte weefsels": 1. weefsels aan het stuk, die zijn gebleekt of, voorzover niet anders is bepaald, wit zijn geverfd dan wel zijn behandeld met een wit appret; 2. weefsels bestaande uit gebleekte garens; 3. weefsels bestaande uit ongebleekte en gebleekte garens; g) "geverfde weefsels": 1. weefsels aan het stuk, die anders dan wit (voorzover niet anders is bepaald), in een enkele kleur zijn geverfd of met een gekleurd appret, anders dan wit (voorzover niet anders is bepaald), zijn behandeld; 2. weefsels bestaande uit gekleurde garens van een kleur; h) "weefsels van verschillend gekleurd garen": weefsels (andere dan bedrukte weefsels): 1. bestaande uit garens van verschillende kleuren of van nuances van dezelfde kleur (andere dan de natuurlijke kleur van de vezels waaruit zij zijn samengesteld); 2. bestaande uit ongebleekte of gebleekte garens en gekleurde garens; 3. bestaande uit jaspé- of melangegarens. (In alle gevallen worden de garens gebruikt voor de zelfkanten en de stukeinden buiten beschouwing gelaten); ij) "bedrukte weefsels": weefsels aan het stuk, bedrukt, ook indien vervaardigd van verschillend gekleurde garens. (Als bedrukte weefsels worden eveneens aangemerkt: weefsels voorzien van dessins die, bijvoorbeeld, zijn aangebracht met penseel of verfspuit, door middel van transfers, met scheerhaar of door batikken.) Het merceriseren beïnvloedt geenszins de indeling van garens en weefsels volgens vorenstaande definities. De vorenstaande definities onder e) tot en met ij) zijn mutatis mutandis van toepassing op brei- en haakwerk aan het stuk; k) "platbinding": een weefselstructuur waarin iedere inslagdraad afwisselend over en onder de achtereenvolgende kettingdraden en iedere kettingdraad afwisselend over en onder de achtereenvolgende inslagdraden gaat. 2. A. Producten bedoeldbij de hoofdstukken 56 tot en met 63, bestaande uit twee of meer textielstoffen, worden aangemerkt als geheel samengesteld uit de textielstof die, overeenkomstig aantekening 2 op deze afdeling, bepalend zou zijn voor de indeling van de goederen bedoeld bij de hoofdstukken 50 tot en met 55 of post 5809 en die zijn samengesteld uit diezelfde textielstoffen. B. Voor de toepassing van deze regel wordt: a) in daartoe aanleiding gevende gevallen, alleen rekening gehouden met het gedeelte dat, aan de hand van algemene regel 3 voor de interpretatie van de nomenclatuur, de indeling bepaalt; b) voor de textielproducten bestaande uit een grondweefsel bedekt met een pool of met lussen, geen rekening gehouden met het grondweefsel; c) voor borduurwerk bedoeld bij post 5810, en voor artikelen daarvan, alleen rekening gehouden met het grondweefsel. Voor de indeling van etskant of van ander borduurwerk zonder zichtbaar grondweefsel, en van artikelen daarvan, wordt echter alleen rekening gehouden met de borduurgarens. HOOFDSTUK 50 ZIJDE >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 51 WOL, FIJN HAAR EN GROF HAAR; GARENS EN WEEFSELS VAN PAARDENHAAR (CRIN) Aantekening 1. Voor de toepassing van de nomenclatuur wordt verstaan onder: a) "wol", de natuurlijke vezel afkomstig van de vacht van schapen en van lammeren; b) "fijn haar", het haar van alpaca's, van lama's, van vicuna's (vigognes), van kamelen, van yakken, van angorageiten, van tibetgeiten, van kasjmiergeiten en van dergelijke geiten (met uitzondering van gewone geiten), van konijnen (angorakonijnen daaronder begrepen), van hazen, van bevers, van nutria's en van muskusratten; c) "grof haar", het haar van dieren niet genoemd onder a) of b) hiervoor, ander dan dierlijk haar voor borstelwerk (post 0502) en paardenhaar (crin) (post 0503). Aanvullende aantekening (GN) 1. Voor de toepassing van de onderverdelingen 5111 11 11, 5111 11 19, 5111 19 11 en 5111 19 19 worden aangemerkt als "loden weefsels", weefsels met linnenbinding met een gewicht van 250 of meer doch niet meer dan 450 g/m2, gevold, eenkleurig of met gemêleerde garens, vervaardigd uit eendraads (ongetwijnd) kaardgaren van wol gemengd met fijn haar. Deze weefsels mogen ook grof haar of kunstmatige of synthetische textielvezels bevatten. De vezels zijn in een richting gelegd door een oppervlaktebehandeling waardoor de weefsels waterafstotende eigenschappen hebben verkregen. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 52 KATOEN Aanvullende aantekening 1. Voor de toepassing van de onderverdelingen 5209 42 en 5211 42 worden aangemerkt als "denim", weefsels uit garens van verschillende kleuren, met een drie- of vierschachtskettingkeperbinding (die met een vierkantskruiskeperbinding daaronder begrepen), waarvan de kettingdraden van een en dezelfde kleur zijn en de inslagdraden ongebleekt, gebleekt of grijs geverfd zijn, dan wel zijn gekleurd in een lichtere kleurschakering dan de kettingdraden. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 53 ANDERE PLANTAARDIGE TEXTIELVEZELS; PAPIERGARENS EN WEEFSELS DAARVAN Aanvullende aantekening (GN) 1. A. Voor de toepassing van de onderverdelingen 5306 10 90, 5306 20 90 en 5308 20 90 worden, behoudens de onder B hierna gemaakte uitzonderingen, aangemerkt als "opgemaakt voor de verkoop in het klein", de garens (eendraads, getwijnd of gekabeld) die zijn opgemaakt: a) op kaarten, klossen, buisjes of dergelijke opwindmiddelen, dan wel in bollen of kluwens, met een maximumgewicht (het gewicht van het opwindmiddel meegerekend) van 200 g; b) in strengen of strengetjes met een maximumgewicht van 125 g; c) in strengen, die door een of meer verdeeldraden zijn onderverdeeld in van elkaar gescheiden strengetjes van gelijk gewicht, dat niet hoger is dan 125 g. B. De onder A vervatte regels gelden niet ten aanzien van: a) getwijnde of gekabelde garens, ongebleekt, in strengen; b) getwijnde garens of gekabelde garens, opgemaakt: 1. op kruisgehaspelde strengen; 2. op een opwindmiddel of op enigerlei andere wijze, waaruit het gebruik van die garens in de textielindustrie blijkt (bijvoorbeeld op buisjes voor twijnmachines, op cops, op spoelen of op kegelvormige pijpjes, dan wel als cocons voor borduurmachines). >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 54 SYNTHETISCHE OF KUNSTMATIGE FILAMENTEN Aantekeningen 1. Voor de toepassing van de nomenclatuur worden onder "synthetische of kunstmatige vezels" verstaan, stapelvezels en filamenten van organische polymeren, op industriële wijze verkregen: a) door polymerisatie van organische monomeren, zoals polyamiden, polyesters, polyurethanen en polyvinylderivaten; b) door chemische omzetting van natuurlijke organische polymeren (bijvoorbeeld cellulose, caseïne, proteïnen, wieren), zoals viscoserayon, celluloseacetaat, cupro enalginaat. Als "synthetische" vezels worden aangemerkt de vezels omschreven onder a) hiervoor; als "kunstmatige" vezels worden aangemerkt de vezels omschreven onder b) hiervoor. De begrippen "synthetische" en "kunstmatige" hebben dezelfde betekenis als hiervoor, indien gebruikt in samenhang met "textielstoffen". 2. De posten 5402 en 5403 omvatten niet de kabel (lonten) van synthetische of van kunstmatige filamenten, bedoeld bij hoofdstuk 55. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 55 SYNTHETISCHE OF KUNSTMATIGE STAPELVEZELS Aantekening 1. Voor de toepassing van de posten 5501 en 5502 wordt als "kabel" van synthetische of van kunstmatige filamenten aangemerkt, kabel verkregen door samenbundeling van parallel liggende filamenten van gelijke lengte, overeenkomende met de lengte van de kabel, die voldoet aan de volgende voorwaarden: a) de lengte van de kabel moet meer dan 2 m bedragen; b) de twist in de kabel moet minder dan 5 toeren (slagen) per m bedragen; c) de garennummering moet minder dan 67 decitex per filament bedragen; d) voorzover het kabel van synthetische filamenten betreft moet die zijn verstrekt en daardoor geen grotere rek hebben dan tot het dubbele van de lengte; e) de garennummering moet meer dan 20000 decitex per kabel bedragen. Kabel met een lengte van niet meer dan 2 m valt onder post 5503 of 5504. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 56 WATTEN, VILT EN GEBONDEN TEXTIELVLIES; SPECIALE GARENS; BINDGAREN, TOUW EN KABEL, ALSMEDE WERKEN DAARVAN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) watten, vilt en gebonden textielvlies, geïmpregneerd, bekleed of bedekt met stoffen of bereidingen (bijvoorbeeld parfum of cosmetische producten bedoeld bij hoofdstuk 33, zeep of detergentia bedoeld bij post 3401, schoensmeer, boenwas, poetsmiddelen of dergelijke preparaten bedoeld bij post 3405, wasverzachters bedoeld bij post 3809), waarbij de textielstof slechts als drager dient; b) textielproducten bedoeld bij post 5811; c) natuurlijke of kunstmatige schuur-, slijp- of polijstmiddelen, in poeder of in korrels, op een drager van vilt of van gebonden textielvlies (post 6805); d) samengekit of gereconstitueerd mica op een drager van vilt of van gebonden textielvlies (post 6814); e) bladmetaal op een drager van vilt of van gebonden textielvlies (afdeling XV). 2. Als "vilt" wordt eveneens aangemerkt, naaldgetouwvilt, alsmede producten die bestaan uit een vlies van textielvezels, waarvan de samenhang is versterkt door het geheel met een naai-breisteek te binden, waarbij de textielvezels zelf als stikmateriaal worden gebruikt (stitch-bonding). 3. Onder de posten 5602 en 5603 vallen respectievelijk vilt en gebonden textielvlies, geïmpregneerd, bekleed of bedekt met kunststof of rubber, dan wel met inlagen van deze stoffen, ongeacht de aard van deze stoffen (compact of met celstructuur). Post 5603 omvat eveneens gebonden textielvlies waarvan het bindmiddel uit kunststof of rubber bestaat. De posten 5602 en 5603 omvatten echter niet: a) vilt geïmpregneerd, bekleed of bedekt met kunststof of rubber, dan wel met inlagen van deze stoffen, bevattende niet meer dan 50 gewichtspercenten textielstof, evenals vilt volledig in kunststof of rubber ingebed (hoofdstuk 39 of 40); b) gebonden textielvlies, volledig in kunststof of rubber ingebed, dan wel aan beide zijden met deze stoffen bekleed of bedekt, voorzover deze bekleding of deklaag met het blote oog kan worden waargenomen en waarbij de door deze bewerkingen veroorzaakte kleurverandering buiten beschouwing wordt gelaten (hoofdstuk 39 of 40); c) vellen, platen of strippen van kunststof of van rubber, met celstructuur, verbonden met vilt of met gebonden textielvlies waarbij de textielstof slechts als drager dient (hoofdstuk 39 of 40). 4. Post 5604 omvat geen textielgarens, strippen en artikelen van dergelijke vorm bedoeld bij post 5404 of 5405, waarvan de impregnering, de deklaag of de bekleding niet met het blote oog kan worden waargenomen (in het algemeen hoofdstukken 50 tot en met 55); voor de toepassing van deze bepaling wordt de door de bedoelde bewerkingen veroorzaakte kleurverandering buiten beschouwing gelaten. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 57 TAPIJTEN Aantekeningen 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt als "tapijten" aangemerkt, vloerbedekking waarvan de bovenzijde uit textielstof bestaat. Artikelen die de kenmerken van tapijten vertonen, doch voor andere doeleinden worden gebruikt, worden eveneens als tapijten aangemerkt. 2. Dit hoofdstuk omvat geen ondertapijt. Aanvullende aantekening (GN) 1. Voor de toepassing van het vastgestelde maximum specifiek recht voor de tapijten bedoeld bij de onderverdelingen 5701 10 91 tot en met 5701 10 99 wordt de oppervlakte van de tapijten berekend zonder de eindstukken, de zelfkanten en de franjes. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 58 SPECIALE WEEFSELS; GETUFTE TEXTIELSTOFFEN; KANT; TAPISSERIEËN; PASSEMENTWERK; BORDUURWERK Aantekeningen 1. Van dit hoofdstuk zijn uitgezonderd de weefsels bedoeld bij aantekening 1 op hoofdstuk 59, geïmpregneerd, bekleed, bedekt of met inlagen, alsmede andere goederen bedoeld bij hoofdstuk 59. 2. Post 5801 omvat eveneens ongesneden inslagfluweel en -pluche, dat aan het oppervlak geen pool vertoont. 3. Voor de toepassing van post 5803 wordt als "weefsel met gaasbinding" aangemerkt, weefsel met over het gehele oppervlak of over een deel daarvan, twee soorten kettingdraden, waarvan de ene (slingerdraad) een halve slag, een hele slag of meer dan een hele slag rond de andere (gronddraad) is geslingerd, terwijl de inslagdraden door de aldus gevormde lussen lopen. 4. Geknoopte netten van bindgaren, touw of kabel, in banen of aan het stuk, zijn van post 5804 uitgezonderd en worden onder post 5608 ingedeeld. 5. Voor de toepassing van post 5806 worden als "lint" aangemerkt: a) weefsels met ketting en inslag (fluweel daaronder begrepen), in banden met een breedte van niet meer dan 30 cm en met echte zelfkanten, en van het stuk afgesneden stroken weefsel met een breedte van niet meer dan 30 cm, die zijn voorzien van aangeweven, gelijmde of anderszins aangebrachte onechte zelfkanten; b) weefsels met ketting en inslag, die buisvormig zijn geweven en waarvan de breedte - plat gemeten - niet meer dan 30 cm bedraagt; c) "biais" met omgevouwen randen, waarvan de breedte, in ongevouwen toestand, niet meer dan 30 cm bedraagt. Lint met aangeweven franje wordt onder post 5808 ingedeeld. 6. Als "borduurwerk" bedoeld bij post 5810 worden mede aangemerkt, oplegwerk en inlegwerk (applicatiewerk), verkregen door opnaaien of door innaaien van pailletten, van kralen of van motieven van textiel of van andere stoffen, alsmede borduurwerk uitgevoerd met metaaldraad of met glasgaren op een zichtbare grond van textiel. Naaldwerktapisserie is van post 5810 uitgezonderd en wordt ingedeeld onder post 5805. 7. Naast de producten bedoeld bij post 5809 omvat dit hoofdstuk eveneens goederen, vervaardigd van metaaldraad, van de soort gebezigd voor kleding, voor stoffering of voor dergelijk gebruik. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 59 WEEFSELS, GEÏMPREGNEERD, BEKLEED, BEDEKT OF MET INLAGEN; TECHNISCHE ARTIKELEN VAN TEXTIELSTOFFEN Aantekeningen 1. Voorzover uit de context niet het tegendeel blijkt, worden voor de toepassing van dit hoofdstuk als "weefsels" aangemerkt, de weefsels bedoeld bij de hoofdstukken 50 tot en met 55 en bij de posten 5803 en 5806, vlecht- en passementwerk en dergelijke versieringsartikelen, aan het stuk, bedoeld bij post 5808 en brei- en haakwerk bedoeld bij de posten 6002 tot en met 6006. 2. Post 5903 omvat: a) weefsels, geïmpregneerd, bekleed of bedekt met, dan wel met inlagen van kunststof, ongeacht het gewicht per vierkante meter en ongeacht de aard van de kunststof (compact of met celstructuur), andere dan: 1. weefsels waarvan de impregnering, de deklaag of de bekleding niet met het blote oog kan worden waargenomen (in het algemeen hoofdstukken 50 tot en met 55, 58 of 60); voor de toepassing van deze bepaling wordt de door de bedoelde bewerkingen veroorzaakte kleurverandering buiten beschouwing gelaten; 2. producten die bij een temperatuur gelegen tussen 15 °C en 30 °C niet zonder breken of barsten met de hand om een cilinder met een diameter van 7 mm kunnen worden opgerold (in het algemeen hoofdstuk 39); 3. producten bestaande uit een weefsel dat volledig in kunststof is ingebed of dat aan beide zijden met kunststof is bekleed of bedekt, voorzover deze bekleding of deklaag met het blote oog kan worden waargenomen en waarbij de door deze bewerkingen veroorzaakte kleurverandering buiten beschouwing wordt gelaten (hoofdstuk 39); 4. weefsels die op zodanige wijze gedeeltelijk met kunststof zijn bekleed of bedekt dat zij motieven vertonen (in het algemeen de hoofdstukken 50 tot en met 55, 58 of 60); 5. vellen, platen of strippen van kunststof met celstructuur, verbonden met weefsel, waarbij de textielstof slechts als drager dient (hoofdstuk 39); 6. textielproducten bedoeld bij post 5811; b) weefsels vervaardigd van textielgarens, van strippen of artikelen van dergelijke vorm, geïmpregneerd, bekleed, bedekt of ommanteld met kunststof, bedoeld bij post 5604. 3. Voor de toepassing van post 5905 wordt onder "wandbekleding van textielstof" verstaan: producten op rollen met een breedte van 45 cm of meer, geschikt voor het bekleden van muren of van plafonds, bestaande uit op een drager bevestigd textiel of uit textiel dat aan de achterzijde een behandeling heeft ondergaan (geïmpregneerd of bedekt, zodat lijmen mogelijk wordt). Deze post omvat echter geen wandbekleding bestaande uit scheerhaar of textielpoeder, dat rechtstreeks is aangebracht op een drager van papier (post 4814) of op een drager van textiel (in het algemeen post 5907). 4. Voor de toepassing van post 5906 wordt onder "gegummeerde weefsels" verstaan: a) weefsels, geïmpregneerd, bekleed of bedekt met, dan wel met inlagen van rubber, - met een gewicht van niet meer dan 1500 g/m2, of - met een gewicht van meer dan 1500 g/m2 en die meer dan 50 gewichtspercenten textielstoffen bevatten; b) weefsels vervaardigd van garens, van strippen of artikelen van dergelijke vorm, geïmpregneerd, bekleed, bedekt of ommanteld met rubber, bedoeld bij post 5604; c) producten, samengesteld uit parallel gelegde textielgarens, gebonden met rubber. Deze post omvat echter niet vellen, platen of strippen van rubber met celstructuur, verbonden met weefsel, waarbij het weefsel slechts als drager dient (hoofdstuk 40), en textielproducten bedoeld bij post 5811. 5. Post 5907 omvat niet: a) weefsels waarvan de impregnering, de deklaag of de bekleding niet met het blote oog kan worden waargenomen (in het algemeen hoofdstukken 50 tot en met 55, 58 of 60); voor de toepassing van deze bepaling wordt de door bedoelde bewerkingen veroorzaakte kleurverandering buiten beschouwing gelaten; b) beschilderd doek (ander dan voor theatercoulissen, voor achtergronden van studio's of voor dergelijk gebruik); c) weefsels die op zodanige wijze gedeeltelijk met scheerhaar, met kurkpoeder of met andere dergelijke producten bedekt zijn, dat zij motieven vertonen. Imitatiefluweel blijft echter onder deze post ingedeeld; d) weefsels die gewoon geappreteerd zijn met zetmeelpreparaten of met dergelijke preparaten; e) fineer op een drager van weefsel (post 4408); f) natuurlijke of kunstmatige schuur-, slijp- of polijstmiddelen in poeder of in korrels op een drager van weefsel (post 6805); g) samengekit of gereconstitueerd mica op een drager van weefsel (post 6814); h) bladmetaal op een drager van weefsel (afdeling XV). 6. Post 5910 omvat niet: a) drijfriemen, drijfsnaren en transportbanden uit textielstoffen, met een dikte van minder dat 3 mm, aan het stuk of op lengte gesneden; b) drijfriemen, drijfsnaren en transportbanden, geïmpregneerd, bekleed of bedekt met, dan wel met inlagen van rubber, alsmede die vervaardigd van garen of bindgaren van textielstof dat is geïmpregneerd, bekleed, bedekt of ommanteld met rubber (post 4010). 7. Post 5911 omvat de volgende producten, die geacht worden van de overige posten van afdeling XI te zijn uitgezonderd: a) de hierna limitatief opgesomde textielwaren, aan het stuk, op lengte of enkel vierkant of rechthoekig gesneden (andere dan textielwaren die het karakter hebben van producten bedoeld bij de posten 5908 tot en met 5910): - weefsels, vilt of met vilt gevoerd weefsel, bekleed of bedekt met, dan wel met inlagen van rubber, leder of andere stoffen, van de soort gebruikt voor de vervaardiging van kaardbeslag, alsmede dergelijke producten voor ander technisch gebruik, lint van fluweel, geïmpregneerd met rubber, voor het bekleden van kettingbomen daaronder begrepen; - builgaas; - persdoeken en grove weefsels (ook die van mensenhaar), van de soort gebruikt in oliepersen of voor dergelijk technisch gebruik; - al dan niet vervilte weefsels, ook indien geïmpregneerd of bedekt, van de soort gebezigd voor technisch gebruik, plat geweven met meervoudige ketting of inslag; - met metaal versterkte weefsels van de soort gebezigd voor technisch gebruik; - smeerkoord, vlechten, touw en dergelijke textielproducten voor smerings- of pakkingsdoeleinden, ook indien geïmpregneerd, bedekt of versterkt (gewapend); b) artikelen van textielstof voor technisch gebruik (andere dan de artikelen bedoeld bij de posten 5908 tot en met 5910) (bijvoorbeeld weefsels en vilt, eindeloos of voorzien van verbindingsstukken, van de soort gebruikt voor papiermachines en dergelijke machines (bijvoorbeeld voor pulp of asbestcement), polijstschijven, pakkingen, sluitringen en andere delen van machines, apparaten of toestellen). >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 60 BREI- EN HAAKWERK AAN HET STUK Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) gehaakte kant bedoeld bij post 5804; b) etiketten, insignes en dergelijke artikelen van brei- en haakwerk, bedoeld bij post 5807; c) brei- en haakwerk, geïmpregneerd, bekleed, bedekt of met inlagen, bedoeld bij hoofdstuk 59. Poolbrei- en poolhaakwerk, geïmpregneerd, bekleed, bedekt of met inlagen, blijft echter ingedeeld onder post 6001. 2. Dit hoofdstuk omvat eveneens stoffen vervaardigd van metaaldraad, van de soort gebezigd voor kleding, voor stoffering of voor dergelijk gebruik. 3. In de nomenclatuur worden als "breiwerk" mede aangemerkt, producten die met een naai-breisteek zijn doorstikt en waarin de steek wordt gevormd door textielgaren (stitch-bonding). >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 61 KLEDING EN KLEDINGTOEBEHOREN, VAN BREI- OF HAAKWERK Aantekeningen 1. Onder dit hoofdstuk worden uitsluitend ingedeeld geconfectioneerde artikelen van brei- of haakwerk. 2. Dit hoofdstuk omvat niet: a) artikelen bedoeld bij post 6212; b) oude kleren en dergelijke artikelen bedoeld bij post 6309; c) orthopedische artikelen, zoals breukbanden, medisch-chirurgische gordels en dergelijke (post 9021). 3. Voor de toepassing van de posten 6103 en 6104 worden: a) als "kostuums", "mantelpakken" en "broekpakken" aangemerkt, stellen of assortimenten van twee of drie kledingstukken van dezelfde stof aan de buitenzijde, bestaande uit: - een colbertjas of dergelijke jas, waarvan de buitenzijde, met uitzondering van de mouwen, bestaat uit vier of meer panden, ontworpen om het bovenlichaam te bedekken, eventueel vergezeld van een mouwloos vest, waarvan de voorkant vervaardigd is uit dezelfde stof als die van de buitenkant van de overige delen van het stel of assortiment en waarvan de rugzijde is vervaardigd van dezelfde stof als die van de voering van de jas; - een kledingstuk ontworpen om het onderlichaam te bedekken, zijnde een broek, een korte broek (andere dan zwembroek), een rok of een broekrok, zonder bretels en zonder borststuk. Alle samenstellende delen van kostuums, mantelpakken en broekpakken dienen van een stof van dezelfde structuur, kleur en samenstelling te zijn; zij dienen eveneens van dezelfde stijl en van gelijke of verenigbare maat te zijn. Zij mogen evenwel zijn voorzien van boordsel (strook stof genaaid in de naad) van een andere stof. Indien verschillende delen ontworpen om het onderlichaam te bedekken samen worden aangeboden (bijvoorbeeld lange en korte broek, rok of broekrok en broek), wordt de lange broek of, in het geval van dames- of meisjeskleding, de rok of broekrok aangemerkt als het essentiële deel; de andere delen dienen afzonderlijk in beschouwing te worden genomen. Als "kostuums" worden eveneens aangemerkt de navolgende ceremoniële of avondkostuums, ook indien zij niet voldoen aan alle voornoemde voorwaarden: - jacquetkostuums, bestaande uit een effen jas met laag hangende afgeronde achterpanden (jacquet) en een gestreepte broek; - rokkostuums, gewoonlijk gemaakt van zwarte stof, waarvan de jas van voren betrekkelijk kort is, zonder sluiting en waarvan de smalle, op de heupen uitgesneden panden langs achter afhangen; - smokings, waarbij de snit van de jas vrijwel gelijk is aan die van een gewone colbertjas (alhoewel iets meer van de borst vrijlatend), echter met revers van zijde of van imitatiezijde; b) als "ensembles" aangemerkt, stellen of assortimenten van verscheidene kledingstukken (andere dan de artikelen bedoeld bij de posten 6107, 6108 en 6109), gemaakt van dezelfde stof, opgemaakt voor de verkoop in het klein en bestaande uit: - een kledingstuk ontworpen om het bovenlichaam te bedekken, met dien verstande dat een pull-over als tweede kledingstuk voor het bovenlichaam aanwezig mag zijn, uitsluitend in het geval van een twinset en dat een vest als tweede kledingstuk voor het bovenlichaam in andere gevallen aanwezig mag zijn, - een of twee verschillende kledingstukken ontworpen om het onderlichaam te bedekken, zijnde een lange broek, een zogenaamde Amerikaanse overall, een korte broek (andere dan zwembroek), een rok of een broekrok. Alle samenstellende delen van een ensemble dienen van dezelfde structuur, stijl, kleur en samenstelling te zijn; zij dienen eveneens van gelijke of verenigbare maat te zijn. Als "ensembles" worden niet aangemerkt trainingspakken en skipakken, bedoeld bij post 6112. 4. De posten 6105 en 6106 omvatten niet kleding met zakken onder de taille, met een geribde boord of anderszins nauwsluitend aan de onderzijde, noch kleding die gemiddeld minder dan 10 steken per cm heeft, geteld in iedere richting op een staal metende ten minste 10 x 10 cm. Post 6105 omvat evenmin kleding zonder mouw. 5. Post 6109 omvat niet kleding met een geribde boord, een aantrekkoordje of anderszins nauwsluitend aan de onderzijde. 6. Voor de toepassing van post 6111 worden: a) als "kleding en kledingtoebehoren, voor baby's" aangemerkt, artikelen bestemd voor jonge kinderen met een lichaamslengte van niet meer dan 86 cm; luiers worden eveneens als babykleding aangemerkt; b) artikelen die zowel onder post 6111 als onder andere posten van dit hoofdstuk kunnen worden ingedeeld, onder post 6111 ingedeeld. 7. Voor de toepassing van post 6112 worden als "skipakken" aangemerkt, kledingstukken en stellen of assortimenten van kledingstukken, die naar uiterlijk en textuur herkenbaar zijn als bestemd om hoofdzakelijk te worden gedragen bij het skiën (alpine en langlauf). Zij bestaan uit: a) hetzij een "skioverall", zijnde een eendelig kledingstuk ontworpen om het boven- en onderlichaam te bedekken; naast de mouwen en de kraag mag dit kledingstuk voorzien zijn van zakken en van voetbandjes; b) hetzij een "ski-ensemble", zijnde een stel of assortiment van twee of drie kledingstukken, opgemaakt voor de verkoop in het klein en samengesteld uit: - een kledingstuk zoals een anorak, blouson of dergelijk artikel, met een treksluiting, eventueel vergezeld van een vest, - een broek, zelfs tot boven het middel reikend, of een zogenaamde Amerikaanse overall. Het "ski-ensemble" mag eveneens zijn samengesteld uit een skioverall als bedoeld onder a) en een gewatteerde mouwloze jas die over de overall gedragen wordt. Alle samenstellende delen van een ski-ensemble dienen gemaakt te zijn van een stof met dezelfde textuur, stijl en samenstelling, al dan niet van dezelfde kleur; zij dienen eveneens van gelijke of verenigbare maat te zijn. 8. Kleding die zowel kan worden ingedeeld onder post 6113, als onder andere posten van dit hoofdstuk, met uitzondering van post 6111, wordt onder post 6113 ingedeeld. 9. Kleding bedoeld bij dit hoofdstuk, aan de voorzijde links-over-rechts sluitend, wordt aangemerkt als heren- of jongenskleding; die aan de voorzijde rechts-over-links sluitend als dames- of meisjeskleding. Deze bepalingen zijn niet van toepassing wanneer de snit van het kledingstuk duidelijk weergeeft dat het kledingstuk is ontworpen voor het ene of het andere geslacht. Kleding waarvan niet kan worden onderkend dat zij heren- of jongenskleding, dan wel dames- of meisjeskleding is, wordt ingedeeld onder de post voor dames- of meisjeskleding. 10. Artikelen bedoeld bij dit hoofdstuk mogen zijn vervaardigd van metaaldraad. Aanvullende aantekeningen (GN) 1. Voor de toepassing van aantekening 3, onder b), op dit hoofdstuk dienen, onverminderd de overige bepalingen van genoemde aantekening, de samenstellende delen van een ensemble geheel te zijn vervaardigd van een en dezelfde stof. Hiertoe: - kan de gebruikte stof ongebleekt, gebleekt, geverfd, van verschillend gekleurd garen of bedrukt zijn, - blijft een van aangebreide ribboorden voorziene pull-over of vest als een deel van een "ensemble" aangemerkt, zelfs indien het kledingstuk dat bestemd is voor de bedekking van het onderlichaam geen aangebreide ribboord heeft, mits deze ribboorden niet zijn aangenaaid maar rechtstreeks bij het breien zijn verkregen. Stellen en assortimenten vervaardigd van verschillende stoffen worden niet als ensemble aangemerkt, zelfs indien zij slechts in kleur verschillen. Alle samenstellende delen van een ensemble dienen, opgemaakt voor de verkoop in het klein, samen als een enkele eenheid te worden aangeboden. Individuele verpakking of afzonderlijke etikettering van elk der samenstellende delen van zo'n enkele eenheid heeft geen invloed op de indeling als ensemble. 2. Voor de toepassing van post 6109 worden als borstrokken en onderhemden eveneens aangemerkt kledingstukken, zelfs indien fantasievol, bestemd om direct op de huid te worden gedragen, zonder kraag, met of zonder mouwen, ook indien voorzien van schouderbandjes. Deze kleding, bestemd om het bovenlichaam te bedekken, vertoont meestal meerdere overeenkomsten met T-shirts of met andere soorten meer klassieke borstrokken en onderhemden. 3. Post 6111 en de onderverdelingen 6116 10 20 en 6116 10 80 omvatten handschoenen (met of zonder vingers) en wanten, geïmpregneerd, bekleed of bedekt met kunststof of met rubber, ongeacht of zij zijn geconfectioneerd: - uit met kunststof of rubber geïmpregneerd, bekleed of bedekt brei- of haakwerk als bedoeld bij post 5903 of 5906, of - uit niet geïmpregneerd noch bekleed noch bedekt brei- of haakwerk en vervolgens zijn geïmpregneerd, bekleed of bedekt met kunststof of met rubber. Indien het brei- of haakwerk enkel als drager dient, vallen handschoenen (met of zonder vingers) en wanten, geïmpregneerd, bekleed of bedekt met kunststof met celstructuur of rubber met celstructuur, onder hoofdstuk 39 of 40, zelfs indien zij zijn geconfectioneerd uit niet geïmpregneerd noch bekleed noch bedekt brei- of haakwerk en vervolgens zijn geïmpregneerd, bekleed of bedekt met kunststof met celstructuur of rubber met celstructuur (aantekening 2, onder a), punt 5, en aantekening 4, laatste alinea, op hoofdstuk 59). >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 62 KLEDING EN KLEDINGTOEBEHOREN, ANDERE DAN VAN BREI- OF HAAKWERK Aantekeningen 1. Onder dit hoofdstuk worden slechts ingedeeld geconfectioneerde artikelen van textiel, met uitzondering van die van watten of die van brei- of haakwerk (andere dan bedoeld bij post 6212). 2. Dit hoofdstuk omvat niet: a) oude kleren en dergelijke artikelen, bedoeld bij post 6309; b) orthopedische artikelen, zoals breukbanden, medisch-chirurgische gordels en dergelijke (post 9021). 3. Voor de toepassing van de posten 6203 en 6204 worden: a) als "kostuums", "mantelpakken" en "broekpakken" aangemerkt, stellen of assortimenten van twee of drie kledingstukken van dezelfde stof aan de buitenzijde, bestaande uit: - een colbertjas of dergelijke jas, waarvan de buitenzijde, met uitzondering van de mouwen, bestaat uit vier of meer panden, ontworpen om het bovenlichaam te bedekken, eventueel vergezeld van een mouwloos vest, waarvan de voorkant vervaardigd is uit dezelfde stof als die van de buitenkant van de overige delen van het stel of assortiment en waarvan de rugzijde is vervaardigd van dezelfde stof als die van de voering van de jas; - een kledingstuk ontworpen om het onderlichaam te bedekken, zijnde een broek, een korte broek (andere dan zwembroek), een rok of een broekrok, zonder bretels en zonder borststuk. Alle samenstellende delen van kostuums, mantelpakken en broekpakken dienen van een stof van dezelfde structuur, kleur en samenstelling te zijn; zij dienen eveneens van dezelfde stijl en van gelijke of verenigbare maat te zijn. Zij mogen evenwel zijn voorzien van boordsel (strook stof genaaid in de naad) van een andere stof. Indien verschillende delen ontworpen om het onderlichaam te bedekken samen worden aangeboden (bijvoorbeeld lange en korte broek, rok of broekrok en broek), wordt de lange broek of, in het geval van dames- of meisjeskleding, de rok of broekrok aangemerkt als het essentiële deel; de andere delen dienen afzonderlijk in beschouwing te worden genomen. Als "kostuums" worden eveneens aangemerkt de navolgende ceremoniële of avondkostuums ook indien zij niet voldoen aan alle voornoemde voorwaarden: - jacquetkostuums, bestaande uit een effen jas met laag hangende afgeronde achterpanden (jacquet) en een gestreepte broek; - rokkostuums, gewoonlijk gemaakt van zwarte stof, waarvan de jas van voren betrekkelijk kort is, zonder sluiting en waarvan de smalle, op de heupen uitgesneden panden langs achter afhangen; - smokings, waarbij de snit van de jas vrijwel gelijk is aan die van een gewone colbertjas (alhoewel iets meer van de borst vrijlatend), echter met revers van zijde of van imitatiezijde; b) als "ensembles" aangemerkt, stellen of assortimenten van verscheidene kledingstukken (andere dan de artikelen bedoeld bij de posten 6207 en 6208), gemaakt van dezelfde stof, opgemaakt voor de verkoop in het klein en bestaande uit: - een kledingstuk ontworpen om het bovenlichaam te bedekken, met dien verstande dat een vest als tweede kledingstuk voor het bovenlichaam aanwezig mag zijn, - een of twee verschillende kledingstukken ontworpen om het onderlichaam te bedekken, zijnde een lange broek, een zogenaamde Amerikaanse overall, een korte broek (andere dan zwembroek), een rok of een broekrok. Alle samenstellende delen van een ensemble dienen van dezelfde structuur, stijl, kleur en samenstelling te zijn; zij dienen eveneens van gelijke of verenigbare maat te zijn. Als "ensembles" worden niet aangemerkt trainingspakken en skipakken, bedoeld bij post 6211. 4. Voor de toepassing van post 6209 worden: a) als "kleding en kledingtoebehoren, voor baby's" aangemerkt, artikelen voor jonge kinderen met een lichaamslengte van niet meer dan 86 cm; luiers worden eveneens als babykleding aangemerkt; b) artikelen die zowel onder post 6209 als onder andere posten van dit hoofdstuk kunnen worden ingedeeld, onder post 6209 ingedeeld. 5. Kleding die zowel kan worden ingedeeld onder post 6210 als onder andere posten van dit hoofdstuk, met uitzondering van post 6209, wordt onder post 6210 ingedeeld. 6. Voor de toepassing van post 6211 worden als "skipakken" aangemerkt, kledingstukken en stellen of assortimenten van kledingstukken, die naar uiterlijk en textuur herkenbaar zijn als bestemd om hoofdzakelijk te worden gedragen bij het skiën (alpine en langlauf). Zij bestaan uit: a) hetzij een "skioverall", zijnde een eendelig kledingstuk ontworpen om het boven- en onderlichaam te bedekken; naast de mouwen en de kraag mag dit kledingstuk voorzien zijn van zakken en van voetbandjes; b) hetzij een "ski-ensemble", zijnde een stel of assortiment van twee of drie kledingstukken, opgemaakt voor de verkoop in het klein en samengesteld uit: - een kledingstuk zoals een anorak, blouson of dergelijk artikel, met een treksluiting, eventueel vergezeld van een vest, - een broek, zelfs tot boven het middel reikend, of een zogenaamde Amerikaanse overall. Het "ski-ensemble" mag eveneens zijn samengesteld uit een skioverall als bedoeld onder a) en een gewatteerde mouwloze jas die over de overall gedragen wordt. Alle samenstellende delen van een ski-ensemble dienen gemaakt te zijn van een stof met dezelfde textuur, stijl en samenstelling, al dan niet van dezelfde kleur; zij dienen eveneens van gelijke of verenigbare maat te zijn. 7. De artikelen omschreven in post 6214, zoals foulards, die vierkant of nagenoeg vierkant zijn en waarvan geen der zijden langer is dan 60 cm, worden ingedeeld onder post 6213. Zakdoeken, waarvan een der zijden langer is dan 60 cm, worden ingedeeld onder post 6214. 8. Kleding bedoeld bij dit hoofdstuk, aan de voorzijde links-over-rechts sluitend, wordt aangemerkt als heren- of jongenskleding; die aan de voorzijde rechts-over-links sluitend als dames- of meisjeskleding. Deze bepalingen zijn niet van toepassing wanneer de snit van het kledingstuk duidelijk weergeeft dat het kledingstuk ontworpen is voor het ene of het andere geslacht. Kleding waarvan niet kan worden onderkend dat zij heren- of jongenskleding, dan wel dames- of meisjeskleding is, wordt ingedeeld onder de post voor dames- of meisjeskleding. 9. Artikelen bedoeld bij dit hoofdstuk mogen zijn vervaardigd van metaaldraad. Aanvullende aantekeningen (GN) 1. Voor de toepassing van aantekening 3, onder b), op dit hoofdstuk dienen, onverminderd de overige bepalingen van genoemde aantekening, de samenstellende delen van een ensemble geheel te zijn vervaardigd van een en dezelfde stof. Derhalve kan de gebruikte stof, naar gelang van het geval, ongebleekt, gebleekt, geverfd, van verschillend gekleurd garen of bedrukt zijn. Stellen en assortimenten vervaardigd van verschillende stoffen worden niet als ensemble aangemerkt, zelfs indien zij slechts in kleur verschillen. Alle samenstellende delen van een ensemble dienen, opgemaakt voor de verkoop in het klein, samen als een enkele eenheid te worden aangeboden. Individuele verpakking of afzonderlijke etikettering van elk der samenstellende delen van zo'n enkele eenheid heeft geen invloed op de indeling als ensemble. 2. De posten 6209 en 6216 omvatten onder meer handschoenen (met of zonder vingers) en wanten, geïmpregneerd, bekleed of bedekt met kunststof of met rubber, ongeacht of zij zijn geconfectioneerd: - uit met kunststof of rubber geïmpregneerd, bekleed of bedekt weefsel (ander dan brei- of haakwerk) als bedoeld bij post 5903 of 5906, of - uit niet geïmpregneerd noch bekleed noch bedekt weefsel (ander dan brei- of haakwerk) en vervolgens zijn geïmpregneerd, bekleed of bedekt met kunststof of met rubber. Indien het weefsel (ander dan brei- of haakwerk) enkel als drager dient, vallen handschoenen (met of zonder vingers) en wanten, geïmpregneerd, bekleed of bedekt met kunststof met celstructuur of rubber met celstructuur, onder hoofdstuk 39 of 40, zelfs indien zij zijn geconfectioneerd uit niet geïmpregneerd noch bekleed noch bedekt weefsel (ander dan brei- of haakwerk) en vervolgens zijn geïmpregneerd, bekleed of bedekt met kunststof met celstructuur of rubber met celstructuur (aantekening 2, onder a), punt 5 en aantekening 4, laatste alinea, op hoofdstuk 59). >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 63 ANDERE GECONFECTIONEERDE ARTIKELEN VAN TEXTIEL; STELLEN OF ASSORTIMENTEN; OUDE KLEREN EN DERGELIJKE; LOMPEN EN VODDEN Aantekeningen 1. Onderdeel I omvat uitsluitend geconfectioneerde artikelen van textiel. 2. Onderdeel I omvat niet: a) artikelen bedoeld bij de hoofdstukken 56 tot en met 62; b) oude kleren en dergelijke, bedoeld bij post 6309. 3. Post 6309 omvat uitsluitend: a) artikelen van textiel: - kleding en kledingtoebehoren, alsmede delen daarvan, - dekens, - tafel-, bedden- en huishoudlinnen, - artikelen voor stoffering, andere dan de tapijten bedoeld bij de posten 5701 tot en met 5705 en de tapisserieën bedoeld bijpost 5805; b) schoeisel en hoofddeksels, andere dan van asbest. Om te kunnen worden ingedeeld onder deze post moeten de hiervoor genoemde artikelen voldoen aan de volgende voorwaarden: - duidelijke sporen van gebruik vertonen, en - in bulk dan wel verpakt in balen, in zakken of in dergelijke verpakkingsmiddelen worden aangeboden. >RUIMTE VOOR DE TABEL> AFDELING XII SCHOEISEL, HOOFDDEKSELS, PARAPLU'S, PARASOLS, WANDELSTOKKEN, ZITSTOKKEN, ZWEPEN, RIJZWEPEN, ALSMEDE DELEN DAARVAN; GEPREPAREERDE VEREN EN ARTIKELEN VAN VEREN; KUNSTBLOEMEN; WERKEN VAN MENSENHAAR HOOFDSTUK 64 SCHOEISEL, BEENKAPPEN EN DERGELIJKE ARTIKELEN; DELEN DAARVAN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) wegwerpartikelen om de voeten of het schoeisel te bedekken, van niet-duurzaam materiaal (bijvoorbeeld papier, vellen van kunststof), zonder aangezette zool (indeling naar het materiaal waarvan zij zijn vervaardigd); b) schoeisel van textielstoffen, zonder aangelijmde, aangenaaide of anderszins aangezette buitenzool (afdeling XI); c) gedragen schoeisel bedoeld bij post 6309; d) artikelen van asbest (post 6812); e) orthopedisch schoeisel en andere orthopedische artikelen, alsmede delen daarvan (post 9021); f) schoeisel dat het karakter heeft van speelgoed, alsmede schaatsschoenen met aangezette schaatsen (ijs- en rolschaatsen); scheenbeschermers en dergelijke beschermende artikelen voor de sportbeoefening (hoofdstuk 95). 2. Als "delen" in de zin van post 6406 worden niet aangemerkt: schoenpinnen, schoenspijkers, zoolbeslag en dergelijk beslag, oogjes, haken, gespen, galons, pompons, veters en andere versieringsartikelen en passementwerk, die worden ingedeeld onder de posten die daarvoor in aanmerking komen, en evenmin schoenknopen (post 9606). 3. Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden: a) als "rubber" of "kunststof" eveneens aangemerkt, textiel met een deklaag van rubber of van kunststof, die aan de buitenzijde zichtbaar is met het blote oog; voor de toepassing van deze bepaling wordt de door de bedoelde bewerkingen veroorzaakte kleurverandering buiten beschouwing gelaten; b) als "leder" aangemerkt de producten bedoeld bij de posten 4107 en 4112 tot en met 4114. 4. Met inachtneming van het bepaalde in aantekening 3 op dit hoofdstuk: a) wordt de aard van het bovendeel bepaald door de stof die het grootste gedeelte van de buitenzijde van het bovendeel uitmaakt; toebehoren en versterkingen zoals boordsel, enkelstukken, versieringen, gespen, oogjes of soortgelijke voorzieningen worden daarbij buiten beschouwing gelaten; b) wordt de aard van de buitenzool bepaald door het materiaal dat met het grootste oppervlak in aanraking komt met de grond; toebehoren en versterkingen zoals punten, dwarsreepjes, nagels, schoenbeslag of soortgelijke voorzieningen worden daarbij buiten beschouwing gelaten. Aanvullende aantekening 1. Voor de toepassing van de onderverdelingen 6402 12, 6402 19, 6403 12, 6403 19 en 6404 11 wordt als "sportschoeisel" uitsluitend aangemerkt: a) schoeisel ontworpen voor sportbeoefening, voorzien van of uitgerust met voorzieningen voor het bevestigen van punten, spijkertjes, klemmen, dwarsreepjes en dergelijke; b) schaatsschoenen, skischoenen, zogenaamde snowboardschoenen, worstelschoenen, boksschoenen en wielrenschoenen. Aanvullende aantekening (GN) 1. Voor de toepassing van aantekening 4, onder a), worden als "versterkingen" aangemerkt alle stukken materiaal (bijvoorbeeld kunststof of leder) die, ter aanvullende versterking, de buitenzijde van het bovendeel bedekken, ook indien zij aan de zool zijn bevestigd. Na het verwijderen van de versterkingen dient het dan zichtbare materiaal het karakter te hebben van een bovendeel en niet dat van een voering. Voor de vaststelling van de aard van het materiaal van het bovendeel moet met de delen die door toebehoren of versterkingen zijn bedekt rekening worden gehouden. 2. Voor de toepassing van aantekening 4, onder b), worden een of meer lagen van textielstoffen die niet de kenmerken bezitten die gewoonlijk zijn vereist voor normaal gebruik van een buitenzool (bijvoorbeeld duurzaamheid, sterkte, enz.), bij het bepalen van de aard van de buitenzool buiten beschouwing gelaten. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 65 HOOFDDEKSELS EN DELEN DAARVAN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) gedragen hoofddeksels bedoeld bij post 6309; b) hoofddeksels van asbest (post 6812); c) hoofddeksels met het karakter van speelgoed, zoals poppenhoeden en carnavalsartikelen (hoofdstuk 95). 2. Post 6502 omvat geen hoedvormen (cloches) die door aaneennaaien zijn verkregen, andere dan hoedvormen (cloches) verkregen door het spiraalvormig aaneennaaien van stroken. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 66 PARAPLU'S, PARASOLS, WANDELSTOKKEN, ZITSTOKKEN, ZWEPEN, RIJZWEPEN, ALSMEDE DELEN DAARVAN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) stokken met maatindeling en dergelijke (post 9017); b) geweerstokken, degenstokken, ploertendoders en dergelijke (hoofdstuk 93); c) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 95 (bijvoorbeeld paraplu's en parasols, die het karakter van speelgoed hebben). 2. Post 6603 omvat niet: fournituren van textiel, alsmede foedralen, overtrekken, eikeltjes, kwastjes en dergelijke, ongeacht de stof waarvan zij zijn vervaardigd, die bestemd zijn voor de artikelen bedoeld bij de posten 6601 en 6602. Die fournituren en andere voorwerpen worden afzonderlijk ingedeeld, ook indien zij worden aangeboden met de artikelen waarvoor zij bestemd zijn, maar daarop niet zijn gemonteerd of bevestigd. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 67 GEPREPAREERDE VEREN EN GEPREPAREERD DONS EN ARTIKELEN VAN VEREN OF VAN DONS; KUNSTBLOEMEN; WERKEN VAN MENSENHAAR Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) persdoeken van mensenhaar (post 5911); b) bloemmotieven van kant, van borduurwerk of van andere weefsels (afdeling XI); c) schoeisel (hoofdstuk 64); d) hoofddeksels en haarnetjes (hoofdstuk 65); e) speelgoed, sportartikelen en carnavalsartikelen (hoofdstuk 95); f) plumeaus, poederdonsjes en zeven en teemsen van mensenhaar (hoofdstuk 96). 2. Post 6701 omvat niet: a) artikelen waarin de veren of het dons enkel als opvulmateriaal dienen (bijvoorbeeld beddengoed bedoeld bij post 9404); b) kleding en kledingtoebehoren, waarin de veren of het dons enkel als garnering of als opvulmateriaal dienen; c) kunstbloemen, kunstloofwerk en delen daarvan, alsmede andere artikelen bedoeld bij post 6702. 3. Post 6702 omvat niet: a) artikelen van glas (hoofdstuk 70); b) kunstbloemen, kunstloofwerk of kunstvruchten, van keramische stoffen, van steen, van metaal, van hout of van andere stoffen, uit een stuk, dan wel bestaande uit twee of meer delen, die anders dan door aaneenbinden, aaneenlijmen, in elkaar steken of op dergelijke wijze met elkaar zijn verbonden. >RUIMTE VOOR DE TABEL> AFDELING XIII WERKEN VAN STEEN, VAN GIPS, VAN CEMENT, VAN ASBEST, VAN MICA EN VAN DERGELIJKE STOFFEN; KERAMISCHE PRODUCTEN; GLAS EN GLASWERK HOOFDSTUK 68 WERKEN VAN STEEN, VAN GIPS, VAN CEMENT, VAN ASBEST, VAN MICA EN VAN DERGELIJKE STOFFEN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 25; b) papier en karton, gestreken, van een deklaag voorzien, geïmpregneerd of bekleed (bijvoorbeeld papier en karton met een laagmicapoeder of grafiet, asfaltpapier en asfaltkarton), bedoeld bij post 4810 of 4811; c) textielstoffen bekleed, geïmpregneerd of bedekt (bijvoorbeeld met micapoeder, met bitumen of met asfalt), bedoeld bij hoofdstuk 56 of 59; d) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 71; e) gereedschap en delen daarvan, bedoeld bij hoofdstuk 82; f) lithografische steen bedoeld bij post 8442; g) isolatoren voor elektriciteit (post 8546) en isolerende werkstukken van isolerend materiaal, bedoeld bij post 8547; h) slijpsteentjes voor tandheelkundige doeleinden (post 9018); ij) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 91 (bijvoorbeeld kasten voor klokken of voor pendules); k) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 94 (bijvoorbeeld meubelen, verlichtingstoestellen, geprefabriceerde bouwwerken); l) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 95 (bijvoorbeeld speelgoed, spellen, sportartikelen); m) artikelen bedoeld bij post 9602, indien zij zijn samengesteld uit stoffen genoemd in aantekening 2, onder b), op hoofdstuk 96, artikelen bedoeld bij post 9606 (bijvoorbeeld knopen), post 9609 (bijvoorbeeld griffels) of post 9610 (bijvoorbeeld schrijf- en tekenleien); n) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 97 (bijvoorbeeld kunstvoorwerpen). 2. Als "steen" in de zin van post 6802 wordt niet alleen aangemerkt het materiaal bedoeld bij de posten 2515 en 2516, doch ook alle andere natuursteen (bijvoorbeeld kwartsiet, vuursteen, dolomiet, speksteen) die als steen voor de steenhouwerij of voor het bouwbedrijf bewerkt is, andere dan leisteen. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 69 KERAMISCHE PRODUCTEN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat uitsluitend de keramische producten die zijn gebakken nadat zij in een bepaalde vorm zijn gebracht. De posten 6904 tot en met 6914 hebben uitsluitend betrekking op andere producten dan die bedoeld bij de posten 6901 tot en met 6903. 2. Dit hoofdstuk omvat niet: a) producten bedoeld bij post 2844; b) artikelen bedoeld bij post 6804; c) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 71 (bijvoorbeeld fancybijouterieën); d) cermets bedoeld bij post 8113; e) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 82; f) isolatoren voor elektriciteit (post 8546) en isolerende werkstukken van isolerend materiaal, bedoeld bij post 8547; g) kunsttanden van keramische stoffen (post 9021); h) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 91 (bijvoorbeeld kasten voor klokken of voor pendules); ij) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 94 (bijvoorbeeld meubelen, verlichtingstoestellen, geprefabriceerde bouwwerken); k) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 95 (bijvoorbeeld speelgoed, spellen, sportartikelen); l) artikelen bedoeld bij post 9606 (bijvoorbeeld knopen) en bedoeld bij post 9614 (bijvoorbeeld pijpen); m) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 97 (bijvoorbeeld kunstvoorwerpen). >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 70 GLAS EN GLASWERK Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) artikelen bedoeld bij post 3207 (bijvoorbeeld verglaasbare samenstellingen, glasfritten, ander glas in de vorm van poeder, van korrels, van schilfers of van vlokken); b) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 71 (bijvoorbeeld fancybijouterieën); c) optische vezelkabels bedoeld bij post 8544, alsmede isolatoren voor elektriciteit (post 8546) en isolerende werkstukken van isolerend materiaal, bedoeld bij post 8547; d) optische vezels, optisch bewerkte optische elementen, injectiespuiten, kunstogen, thermometers, barometers, areometers, densimeters en andere artikelen, bedoeld bij hoofdstuk 90; e) verlichtingstoestellen, lichtreclames, verlichte aanwijzingsborden en dergelijke artikelen, voorzien van een vaste lichtbron, alsmede delen daarvan, bedoeld bij post 9405; f) speelgoed, spellen, sportartikelen, kerstboomversieringen en andere artikelen bedoeld bij hoofdstuk 95, andere dan ogen zonder mechaniek voor poppen of voor andere artikelen bedoeld bij hoofdstuk 95; g) knopen, vaporisators, thermosflessen en andere artikelen, bedoeld bij hoofdstuk 96. 2. Voor de toepassing van de posten 7003, 7004 en 7005: a) wordt glas dat vóór het gloeien bewerkingen heeft ondergaan niet als "bewerkt" aangemerkt; b) is het op maat snijden niet van invloed op de indeling van glas in platen; c) wordt onder "absorberende, reflecterende of niet-reflecterende laag" verstaan een microscopisch dunne laag van metaal of van een chemische verbinding (zoals metaaloxiden) die bijvoorbeeld infrarood licht absorbeert of de reflecterende eigenschappen van het glas verbetert, waarbij de doorzichtigheid of de doorschijnendheid in zekere mate behouden blijft, of die verhindert dat het glasoppervlak licht weerkaatst. 3. De producten bedoeld bij post 7006 blijven onder die post ingedeeld ook indien zij het karakter van glaswerk vertonen. 4. Voor de toepassing van post 7019 wordt als "glaswol" aangemerkt: a) wol van minerale oorsprong met een gehalte aan siliciumdioxide (SiO2) van 60 of meer gewichtspercenten; b) wol van minerale oorsprong met een gehalte aan siliciumdioxide (SiO2) van minder dan 60 gewichtspercenten, doch met een gehalte aan alkalimetaaloxiden (K2O of Na2O) van meer dan 5 gewichtspercenten of met een gehalte aan boorzuuranhydride (B2O3) van meer dan 2 gewichtspercenten. Wol van minerale oorsprong waarvan de samenstelling niet in overeenstemming is met de vorenstaande criteria, valt onder post 6806. 5. In de nomenclatuur wordt als "glas" eveneens aangemerkt: gesmolten kwarts en ander gesmolten siliciumdioxide. Aanvullende aantekening 1. Voor de toepassing van de onderverdelingen 7013 21, 7013 31 en 7013 91 wordt als "kristal" uitsluitend aangemerkt, glas dat 24 of meer gewichtspercenten loodmonoxide (PbO) bevat. >RUIMTE VOOR DE TABEL> AFDELING XIV ECHTE EN GEKWEEKTE PARELS, EDELSTENEN EN HALFEDELSTENEN, EDELE METALEN EN METALEN GEPLATEERD MET EDELE METALEN, ALSMEDE WERKEN DAARVAN; FANCYBIJOUTERIEËN; MUNTEN HOOFDSTUK 71 ECHTE EN GEKWEEKTE PARELS, EDELSTENEN EN HALFEDELSTENEN, EDELE METALEN EN METALEN GEPLATEERD MET EDELE METALEN, ALSMEDE WERKEN DAARVAN; FANCYBIJOUTERIEËN; MUNTEN Aantekeningen 1. Met inachtneming van het bepaalde in aantekening 1, onder a), op afdeling VI en van de navolgende uitzonderingen, worden onder dit hoofdstuk ingedeeld, alle artikelen die geheel of gedeeltelijk zijn samengesteld: a) uit echte of gekweekte parels of uit natuurlijke, synthetische of gereconstrueerde edelstenen of halfedelstenen; of b) uit edele metalen of uit metalen geplateerd met edele metalen. 2. a) De posten 7113, 7114 en 7115 omvatten geen artikelen met eenvoudige, onbelangrijke garnering of toebehoren, van edele metalen of van metalen geplateerd met edele metalen (zoals initialen, monogrammen, beslagringen en randen); aantekening 1, onder b), hiervoor heeft geen betrekking op de evenbedoelde goederen; b) post 7116 is alleen van toepassing op artikelen zonder delen van edele metalen of van metalen geplateerd met edele metalen en op artikelen die enkel voorzien zijn van eenvoudige, onbelangrijke garnering of toebehoren, van edele metalen of van metalen geplateerd met edele metalen. 3. Dit hoofdstuk omvat niet: a) amalgamen van edele metalen en edele metalen in colloïdale toestand (post 2843); b) steriele hechtmiddelen voor chirurgisch gebruik, producten voor tandvulling en andere artikelen, bedoeld bij hoofdstuk 30; c) producten bedoeld bij hoofdstuk 32 (bijvoorbeeld vloeibare glansmiddelen); d) katalysatoren op een drager (post 3815); e) artikelen bedoeld bij de posten 4202 en 4203, aangeduid in aantekening 2, onder B, op hoofdstuk 42; f) artikelen bedoeld bij de posten 4303 en 4304; g) producten bedoeld bij afdeling XI (textielstoffen en artikelen daarvan); h) schoeisel, hoofddeksels en andere artikelen, bedoeld bij de hoofdstukken 64 en 65; ij) paraplu's, wandelstokken en andere artikelen, bedoeld bij hoofdstuk 66; k) artikelen bezet met poeder van natuurlijke of synthetische edelstenen of halfedelstenen, bedoeld bij de posten 6804 en 6805 (schuur-, slijp-, polijst- en wetmaterieel) en bij hoofdstuk 82 (gereedschap); gereedschap en artikelen, bedoeld bij hoofdstuk 82, waarvan het werkzaam gedeelte bestaat uit natuurlijke, synthetische of gereconstrueerde edelstenen of halfedelstenen; machines, toestellen en elektrotechnisch materieel, alsmede delen daarvan, bedoeld bij afdeling XVI. Artikelen en delen daarvan, die geheel bestaan uit natuurlijke, synthetische of gereconstrueerde edelstenen of halfedelstenen, blijven evenwel ingedeeld onder dit hoofdstuk, met uitzondering van niet-gemonteerde, bewerkte saffieren en diamanten voor weergavekoppen (post 8522); l) artikelen bedoeld bij de hoofdstukken 90, 91 en 92 (wetenschappelijke instrumenten, uurwerken en muziekinstrumenten); m) wapens en delen daarvan (hoofdstuk 93); n) artikelen bedoeld bij aantekening 2 op hoofdstuk 95; o) artikelen die krachtens aantekening 4 op hoofdstuk 96 onder dat hoofdstuk worden ingedeeld; p) originele standbeelden en origineel beeldhouwwerk (post 9703), voorwerpen voor verzamelingen (post 9705) en antiquiteiten van meer dan honderd jaar oud (post 9706). Echte en gekweekte parels en edelstenen of halfedelstenen blijven echter steeds onder dit hoofdstuk ingedeeld. 4. a) Als "edele metalen" worden aangemerkt: zilver, goud en platina; b) als "platina" worden aangemerkt: platina, iridium, osmium, palladium, rhodium en ruthenium; c) als "natuurlijke, synthetische of gereconstrueerde edelstenen of halfedelstenen" worden niet aangemerkt, de stoffen bedoeld bij aantekening 2, onder b), op hoofdstuk 96. 5. Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden aangemerkt als "legeringen van edele metalen", de legeringen (gesinterde mengsels van edele metalen en intermetallische verbindingen daaronder begrepen) die 2 of meer gewichtspercenten van een van de edele metalen bevatten. Die legeringen worden ingedeeld als volgt: a) als "platinalegeringen", de legeringen die 2 of meer gewichtspercenten platina bevatten; b) als "goudlegeringen", de legeringen die 2 of meer gewichtspercenten goud, doch geen of minder dan 2 gewichtspercenten platina bevatten; c) als "zilverlegeringen", andere legeringen die 2 of meer gewichtspercenten zilver bevatten. 6. Indien in de nomenclatuur een edel metaal of edele metalen met name worden genoemd, is die benaming, voorzover niets anders is bepaald, mede van toepassing op de legeringen, die op grond van aantekening 5 hiervoor aangemerkt worden als legeringen van edele metalen. De uitdrukkingen "edel metaal" en "edele metalen" zijn niet van toepassing op de goederen omschreven in aantekening 7, noch op geplatineerde, vergulde of verzilverde onedele metalen of andere stoffen. 7. In de nomenclatuur worden als "metalen geplateerd met edele metalen" aangemerkt, artikelen van metaal waarvan een of meer vlakken door solderen, lassen, warm walsen of op dergelijke mechanische wijze met edele metalen zijn bedekt. Voorzover niets anders is bepaald worden artikelen van onedel metaal met inlegwerk van edele metalen aangemerkt als geplateerd. 8. Behoudens het bepaalde in aantekening 1, onder a), op afdeling VI, moeten producten die beantwoorden aan de omschrijving van post 7112 worden ingedeeld onder die post en niet onder een andere post van de nomenclatuur. 9. Als "bijouterieën", in de zin van post 7113, worden aangemerkt: a) kleine voorwerpen bestemd om te worden gebezigd als sieraad (bijvoorbeeld ringen, armbanden, halssnoeren, broches, oorringen, horlogekettingen, hangers, dasspelden, manchetknopen, medailles en insignes voor godsdienstig of voor enig ander gebruik); b) artikelen voor persoonlijk gebruik bestemd om op het lichaam of op de kleding te worden gedragen, alsmede artikelen die gewoonlijk in de zak of in de handtas worden gedragen (bijvoorbeeld sigaren- en sigarettenkokers, tabaksdozen, bonbondozen en poederdozen, maliëntasjes, rozenkransen). Als "juwelen", in de zin van post 7113, worden aangemerkt, bijouterieën van edele metalen of van metalen geplateerd met edele metalen, die zijn samengesteld met echte, gekweekte of onechte parels, met natuurlijke, synthetische, gereconstrueerde of onechte edelstenen of halfedelstenen, dan wel met schildpad, met paarlemoer, met ivoor, met natuurlijk of samengekit barnsteen, met git of met koraal. 10. Als "edelsmidswerk", in de zin van post 7114, wordt aangemerkt, tafelgerei, toiletbenodigdheden, bureaugarnituren, rookstellen, voorwerpen voor binnenhuisversiering en voorwerpen voor de uitoefening van erediensten. 11. Als "fancybijouterieën", in de zin van post 7117, worden aangemerkt, de artikelen omschreven in aantekening 9, onder a), (met uitzondering van knopen en andere artikelen bedoeld bij post 9606 en van sierkammen, haarklemmetjes en dergelijke artikelen, alsmede haarspelden, bedoeld bij post 9615) en die niet zijn samengesteld met echte of gekweekte parels, met natuurlijke, synthetische of gereconstrueerde edelstenen of halfedelstenen en evenmin - tenzij het eenvoudig toebehoren of eenvoudige garnering betreft - met edele metalen of met metalen geplateerd met edele metalen. Aanvullende aantekeningen 1. Voor de toepassing van de onderverdelingen 7106 10, 7108 11, 7110 11, 7110 21, 7110 31 en 7110 41 worden aangemerkt als "poeder" en "in poedervorm" producten die voor ten minste 90 gewichtspercenten door een zeef met een maaswijdte van 0,5 mm gaan. 2. Niettegenstaande het bepaalde in aantekening 4, onder b), worden, voor de toepassing van de onderverdelingen 7110 11 en 7110 19, niet als "platina" aangemerkt: iridium, osmium, palladium, rhodium en ruthenium. 3. In de onderverdelingen van post 7110 dient elke legering te worden ingedeeld als het metaal (platina, palladium, rhodium, iridium, osmium of ruthenium) dat in de samenstelling met het hoogste gewicht voorkomt. >RUIMTE VOOR DE TABEL> AFDELING XV ONEDELE METALEN EN WERKEN DAARVAN Aantekeningen 1. Deze afdeling omvat niet: a) verf, inkt en dergelijke producten, bereid met metaalpoeder of met metaalschilfers, alsmede stempelfoliën (posten 3207 tot en met 3210, 3212, 3213 en 3215); b) ferrocerium en andere vonkende legeringen (post 3606); c) hoofddeksels en delen daarvan, van metaal, bedoeld bij de posten 6506 en 6507; d) geraamten van paraplu's en andere artikelen bedoeld bij post 6603; e) producten bedoeld bij hoofdstuk 71 (bijvoorbeeld legeringen van edele metalen, onedele metalen geplateerd met edele metalen, fancybijouterieën); f) artikelen bedoeld bij afdeling XVI (machines, toestellen en elektrotechnisch materieel); g) sporen (post 8608) en andere artikelen bedoeld bij afdeling XVII (vervoermaterieel); h) instrumenten en toestellen, bedoeld bij afdeling XVIII, veren voor uurwerken daaronder begrepen; ij) hagel (post 9306) en andere artikelen bedoeld bij afdeling XIX (wapens en munitie); k) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 94 (bijvoorbeeld meubelen, matrassen, verlichtingstoestellen, lichtreclames, geprefabriceerde bouwwerken); l) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 95 (bijvoorbeeld speelgoed, spellen, sportartikelen); m) handzeven, knopen, penhouders, vulpotloden, schrijfpennen en andere artikelen bedoeld bij hoofdstuk 96 (diverse werken); n) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 97 (bijvoorbeeld kunstvoorwerpen). 2. In de nomenclatuur worden als "delen voor algemeen gebruik" aangemerkt: a) artikelen bedoeld bij de posten 7307, 7312, 7315, 7317 en 7318, alsmede dergelijke artikelen van andere onedele metalen; b) veren en veerbladen, van onedele metalen, andere dan veren voor uurwerken (post 9114); c) artikelen bedoeld bij de posten 8301, 8302, 8308 en 8310, alsmede lijsten en spiegels van onedel metaal, bedoeld bij post 8306. Waar in de hoofdstukken 73 tot en met 76 en 78 tot en met 82 (behalve in post 7315) "delen" worden genoemd, slaat zulks niet op "delen voor algemeen gebruik" in bovenbedoelde zin. Met inachtneming van het bepaalde bij het voorgaande lid en bij aantekening 1 op hoofdstuk 83, zijn de artikelen bedoeld bij de hoofdstukken 82 en 83 uitgezonderd van de hoofdstukken 72 tot en met 76 en 78 tot en met 81. 3. In de nomenclatuur worden als "onedele metalen" aangemerkt: ijzer en staal, koper, nikkel, aluminium, lood, zink, tin, wolfraam, molybdeen, tantaal, magnesium, kobalt, bismut, cadmium, titaan, zirkonium, antimoon, mangaan, beryllium, chroom, germanium, vanadium, gallium, hafnium (celtium), indium, niobium (columbium), rhenium en thalium. 4. In de nomenclatuur worden als "cermets" aangemerkt producten bevattende een microscopische, heterogene samenstelling van een metallische component en een keramische component. De term "cermets" omvat eveneens hardmetalen (gesinterde metaalcarbiden), zijnde metaalcarbiden gesinterd met een metaal. 5. Regels betreffende de legeringen (andere dan ferrolegeringen en toeslaglegeringen, omschreven in de hoofdstukken 72 en 74): a) legeringen van onedele metalen worden ingedeeld als legeringen van het metaal, waarvan het gewichtspercentage dat van elk der andere metalen van de legeringen overtreft; b) legeringen van onedele metalen bedoeld bij afdeling XV met elementen niet bedoeld bij afdeling XV worden ingedeeld als legeringen van onedele metalen bedoeld bij afdeling XV, indien het totale gewichtspercentage van de onedele metalen gelijk is aan of groter is dan het totale gewichtspercentage van de overige elementen; c) gesinterde mengsels van metaalpoeders, heterogene mengsels verkregen door samensmelten (andere dan cermets) en intermetallische verbindingen, worden eveneens als legeringen aangemerkt. 6. Waar in de nomenclatuur een onedel metaal met name is genoemd, slaat zulks - voorzover niet anders is bepaald - eveneens op de legeringen, die op grond van het bepaalde bij aantekening 5 hiervoor, als legeringen van dat metaal worden aangemerkt. 7. Regels betreffende de samengestelde artikelen: Voorzover in de tekst van de posten niet anders is bepaald, worden werken van onedel metaal, die uit twee of meer onedele metalen samengesteld zijn, ingedeeld als werken van het metaal, waarvan het gewichtspercentage dat van elk der andere metalen overtreft. Hetzelfde geldt ten aanzien van de werken die moeten worden aangemerkt als werken van onedel metaal. Voor de toepassing van deze regel worden: a) gietijzer, ijzer en staal als een metaal aangemerkt; b) legeringen voor hun totaalgewicht geacht te bestaan uit het metaal, waarvan zij de indeling op grond van het bepaalde bij aantekening 5 hierv oor volgen; c) cermets bedoeld bij post 8113 aangemerkt als een onedel metaal. 8. In deze afdeling worden aangemerkt als: a) "resten en afval": resten en afval, van metaal, verkregen bij de vervaardiging of de mechanische bewerking van metaal, alsmede werken van metaal die als zodanig definitief onbruikbaar zijn geworden door breuk, versnijden, slijtage of dergelijke; b) "poeder": producten die voor 90 of meer gewichtspercenten door een zeef met een maaswijdte van 1 mm gaan. HOOFDSTUK 72 GIETIJZER, IJZER EN STAAL Aantekeningen 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk en, wat betreft de letters d), e) en f), voor de toepassing van de nomenclatuur, worden aangemerkt als: a) "gietijzer": ijzer-koolstoflegeringen, praktisch niet vervormbaar, met meer dan 2 gewichtspercenten koolstof en die bovendien kunnen bevatten een of meer van de andere elementen in de daarbij vermelde verhoudingen: - niet meer dan 10 gewichtspercenten chroom, - niet meer dan 6 gewichtspercenten mangaan, - niet meer dan 3 gewichtspercenten fosfor, - niet meer dan 8 gewichtspercenten silicium, - niet meer dan 10 gewichtspercenten andere elementen tezamen; b) "spiegelijzer": ijzer-koolstoflegeringen bevattende meer dan 6 doch niet meer dan 30 gewichtspercenten mangaan, die voorts beantwoorden aan de definitie in aantekening 1, onder a); c) "ferrolegeringen": legeringen in de vorm van gietelingen, blokken, klompen of in dergelijke primaire vormen, in vormen verkregen door continugieten, dan wel in de vorm van korrels of poeder, ook indien geagglomereerd, gewoonlijk gebruikt als toeslag bij de vervaardiging van andere legeringen, hetzij als reductiemiddel, ontzwavelingsmiddel of voor dergelijk gebruik in de ijzermetallurgie en die in het algemeen niet vervormbaar zijn, bevattende 4 of meer gewichtspercenten ijzer en een of meer van de onderstaande elementen in de daarbij vermelde verhoudingen: - meer dan 10 gewichtspercenten chroom, - meer dan 30 gewichtspercenten mangaan, - meer dan 3 gewichtspercenten fosfor, - meer dan 8 gewichtspercenten silicium, - meer dan 10 gewichtspercenten andere elementen (andere dan koolstof) tezamen, voorzover het gehalte aan koper niet meer dan 10 gewichtspercenten bedraagt; d) "staal": ferroproducten, andere dan bedoeld bij post 7203, die (met uitzondering van bepaalde soorten in de vorm van gegoten producten) vervormbaar zijn en niet meer dan 2 gewichtspercenten koolstof bevatten. Chroomstaal mag evenwel een hoger koolstofgehalte bezitten; e) "roestvrij staal": gelegeerd staal bevattende niet meer dan 1,2 gewichtspercent koolstof en 10,5 of meer gewichtspercenten chroom, met of zonder andere elementen; f) "ander gelegeerd staal": staal dat niet beantwoordt aan de definitie van roestvrij staal, bevattende een of meer van de onderstaande elementen in de daarbij vermelde verhoudingen: - 0,3 of meer gewichtspercenten aluminium, - 0, 0008 of meer gewichtspercenten boor (borium), - 0,3 of meer gewichtspercenten chroom, - 0,3 of meer gewichtspercenten kobalt, - 0,4 of meer gewichtspercenten koper, - 0,4 of meer gewichtspercenten lood, - 1,65 of meer gewichtspercenten mangaan, - 0,08 of meer gewichtspercenten molybdeen, - 0,3 of meer gewichtspercenten nikkel, - 0,06 of meer gewichtspercenten niobium, - 0,6 of meer gewichtspercenten silicium, - 0,05 of meer gewichtspercenten titaan, - 0,3 of meer gewichtspercenten wolfraam, - 0,1 of meer gewichtspercenten vanadium, - 0,05 of meer gewichtspercenten zirkonium, - 0,1 of meer gewichtspercenten andere elementen (andere dan zwavel, fosfor, koolstof en stikstof), voor ieder element afzonderlijk; g) "afvalingots van ijzer of van staal": ruw gegoten producten in de vorm van ingots zonder gietkop of in de vorm van blokken, met duidelijke oppervlaktefouten en die niet beantwoorden aan de chemische samenstelling van gietijzer, van spiegelijzer of van ferrolegeringen; h) "korrels": producten die voor minder dan 90 gewichtspercenten door een zeef met een maaswijdte van 1 mm en voor 90 of meer gewichtspercenten door een zeef met een maaswijdte van 5 mm gaan; ij) "halffabrikaten": massieve producten verkregen door continu-gieten, ook indien warm voorgewalst; en andere massieve producten enkel warm voorgewalst of ruw voorgesmeed, profielen in voorwerpsvorm daaronder begrepen. Deze producten mogen niet opgerold zijn; k) "gewalste platte producten": massieve producten, gewalst, met een rechthoekige dwarsdoorsnede, die niet beantwoorden aan de definitie onder ij) hiervoor: - spiraalvormig opgerold, of - niet opgerold, met een breedte van ten minste tienmaal de dikte indien deze dikte minder dan 4,75 mm bedraagt, dan wel met een breedte van meer dan 150 mm en van ten minste tweemaal de dikte indien de dikte 4,75 mm of meer bedraagt. Als gewalste platte producten worden eveneens aangemerkt, gewalste platte producten voorzien van rechtstreeks bij het walsen verkregen motieven in reliëf (bijvoorbeeld groeven, ribbels, wafels, ruiten, druppels), dan wel geperforeerd, gegolfd of gepolijst, voorzover de producten door deze bewerkingen niet het karakter hebben gekregen van elders bedoelde artikelen of werken. Gewalste platte producten, anders dan vierkant of rechthoekig ongeacht de afmeting, moeten worden ingedeeld als producten met een breedte van 600 mm of meer, voorzover zij niet het karakter hebben van elders bedoelde artikelen of werken; l) "walsdraad": warm gewalste massieve producten, onregelmatig opgerold, met een dwarsdoorsnede in de vorm van een cirkel, een cirkelsegment, een ovaal, een vierkant, een rechthoek, een driehoek of een andere convexe veelhoek (daaronder begrepen "afgeplatte cirkels" en "gewijzigde rechthoeken", waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden de vorm hebben van een convexe cirkelboog en de beide andere zijden recht, parallel en van gelijke lengte zijn). Deze producten mogen voorzien zijn van inkepingen, verdikkingen, ribbels of andere bij het walsen verkregen vervormingen (betonijzer of betonstaal); m) "staven": massieve producten die niet beantwoorden aan de definities onder ij), k) of l) hiervoor, noch aan de definitie van draad en die een op alle plaatsen gelijke dwarsdoorsnede hebben in de vorm van een cirkel, een cirkelsegment, een ovaal, een vierkant, een rechthoek, een driehoek of een andere convexe veelhoek (daaronder begrepen "afgeplatte cirkels" en "gewijzigde rechthoeken", waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden de vorm hebben van een convexe cirkelboog en de beide andere zijden recht, parallel en van gelijke lengte zijn). Deze producten mogen: - voorzien zijn van inkepingen, verdikkingen, ribbels of andere bij het walsen verkregen vervormingen (betonijzer of betonstaal), - na het walsen zijn getordeerd; n) "profielen": massieve producten die niet beantwoorden aan de definities onder ij), k), l) of m) hiervoor, noch aan de definitie van draad en die een op alle plaatsen gelijke dwarsdoorsnede hebben. Dit hoofdstuk omvat niet producten bedoeld bij de posten 7301 en 7302; o) "draad": koud vervaardigde massieve producten, opgerold, die niet beantwoorden aan de definitie van gewalste platte producten en die een op alle plaatsen gelijke dwarsdoorsnede hebben van ongeacht welke vorm; p) "holle staven voor boringen": staven, ongeacht de vorm van de dwarsdoorsnede, geschikt voor de vervaardiging van boorstangen en waarvan de grootste buitenwerkse afmeting der dwarsdoorsnede, meer dan 15 doch niet meer dan 52 mm, ten minste het dubbele is van de grootste binnenwerkse afmeting. Holle staven van ijzer of van staal, die niet aan deze definitie beantwoorden, worden ingedeeld onder post 7304. 2. Ferroproducten geplateerd met een ferrometaal van een andere soort, worden ingedeeld onder de post waaronder het ferrometaal valt dat in de samenstelling met het hoogste gewicht voorkomt. 3. Producten van ijzer of van staal, verkregen door elektrolyse, door spuitgieten of door sinteren, worden ingedeeld naar vorm, samenstelling en uiterlijk aanzien, onder de posten waaronder overeenkomstige, door warm walsen verkregen, producten vallen. Aanvullende aantekeningen 1. In dit hoofdstuk wordt aangemerkt als: a) "gelegeerd gietijzer": gietijzer, bevattende een of meer van de onderstaande elementen in de daarbij vermelde verhoudingen: - meer dan 0,2 gewichtspercent chroom, - meer dan 0,3 gewichtspercent koper, - meer dan 0,3 gewichtspercent nikkel, - meer dan 0,1 gewichtspercent van een van de volgende elementen: aluminium, molybdeen, titaan, wolfraam, vanadium; b) "niet-gelegeerd automatenstaal": niet-gelegeerd staal, bevattende een of meer van de onderstaande elementen in de daarbij vermelde verhoudingen: - 0,08 of meer gewichtspercenten zwavel, - 0,1 of meer gewichtspercenten lood, - meer dan 0,05 gewichtspercent selenium, - meer dan 0,01 gewichtspercent tellurium, - meer dan 0,05 gewichtspercent bismut; c) "siliciumstaal (transformatorstaal)": gelegeerd staal, bevattende ten minste 0,6 doch niet meer dan 6 gewichtspercenten silicium en niet meer dan 0,08 gewichtspercent koolstof. Het product mag eveneens niet meer dan 1 gewichtspercent aluminium bevatten, doch geen ander element in een hoeveelheid waardoor aan het staal het karakter van een ander gelegeerd staal wordt verleend; d) "sneldraaistaal": gelegeerd staal, bevattende ten minste twee van de drie volgende elementen: molybdeen, wolfraam en vanadium, met een gehalte van 7 of meer gewichtspercenten, voor de drie elementen samengenomen, en bovendien bevattende 0,6 of meer gewichtspercenten koolstof en 3 of meer doch niet meer dan 6 gewichtspercenten chroom, al dan niet vergezeld van andere legeringselementen; e) "siliciummangaanstaal": gelegeerd staal, bevattende: - niet meer dan 0,7 gewichtspercent koolstof, - 0,5 of meer doch niet meer dan 1,9 gewichtspercenten mangaan, en - 0,6 of meer doch niet meer dan 2,3 gewichtspercenten silicium, doch geen ander element in een hoeveelheid waardoor aan het staal het karakter van een ander gelegeerd staal wordt gegeven. 2. Voor de indeling van ferrolegeringen onder de onderverdelingen van post 7202 dient de volgende regel in acht te worden genomen: een ferrolegering wordt als binair aangemerkt en onder de desbetreffende onderverdeling (indien deze bestaat) ingedeeld, indien een legeringselement het in aantekening 1, onder c), op dit hoofdstuk vermelde minimumpercentage te boven gaat. Dienovereenkomstig wordt een ferrolegering respectievelijk als ternair of quaternair aangemerkt indien twee of drie legeringselementen de daarvoor vermelde minimumpercentages te boven gaan. Voor de toepassing van deze regel dient het gehalte van elk van de niet in aantekening 1, onder c), op dit hoofdstuk met name genoemde "andere elementen" meer dan 10 gewichtspercenten te bedragen. Aanvullende aantekening (GN) 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden aangemerkt als: - "dynamoplaat of transformatorplaat" en "dynamoband of transformatorband": plat gewalste producten, bedoeld bij de onderverdelingen 7209 16 10, 7209 17 10, 7209 18 10, 7209 26 10, 7209 27 10, 7209 28 10 en 7211 23 91, gekenmerkt door een wattverlies per kilogram, bepaald volgens de methode van Epstein, bij een stroom van 50 perioden en een inductie van 1 tesla: - van 2,1 W of minder, indien de dikte niet meer is dan 0,2 mm, - van 3,6 W of minder, indien de dikte meer is dan 0,2 mm doch minder dan 0,6 mm, - van 6 W of minder, indien de dikte 0,6 mm of meer is doch niet meer dan 1,5 mm; - "blik": plat gewalste producten (met een dikte van minder dan 0,5 mm), bedoeld bij de onderverdelingen 7210 12 11, ex 7210 70 31, 7212 10 10 en 7212 40 10, bedekt met een laag metaal, waarvan het tingehalte 97 gewichtspercenten of meer bedraagt; - "gereedschapsstaal": gelegeerd staal, andere dan roestvrij staal of sneldraaistaal, bedoeld bij de onderverdelingen 7228 30 20, 7228 40 10, 7228 50 20 en 7228 60 81, bevattende onderstaande elementen in een van de genoemde combinaties, met of zonder andere elementen: - minder dan 0,6 gewichtspercent koolstof en 0,7 of meer gewichtspercenten silicium en 0,05 of meer gewichtspercenten vanadium of 4 of meer gewichtspercenten wolfraam; - 0,8 of meer gewichtspercenten koolstof en 0,05 of meer gewichtspercenten vanadium; - meer dan 1,2 gewichtspercent koolstof en 11 of meer doch niet meer dan 15 gewichtspercenten chroom; - 0,16 of meer doch niet meer dan 0,5 gewichtspercent koolstof en 3,8 of meer doch niet meer dan 4,3 gewichtspercenten nikkel en 1,1 of meer doch niet meer dan 1,5 gewichtspercent chroom en 0,15 of meer doch niet meer dan 0,5 gewichtspercent molybdeen; - 0,3 of meer doch niet meer dan 0,5 gewichtspercent koolstof en 1,4 of meer doch niet meer dan 2,1 gewichtspercenten chroom en 0,15 of meer doch niet meer dan 0,5 gewichtspercent molybdeen en minder dan 1,2 gewichtspercent nikkel; - 0,3 of meer gewichtspercenten koolstof en minder dan 5,2 gewichtspercenten chroom en 0,65 of meer gewichtspercenten molybdeen of 0,4 of meer gewichtspercenten wolfraam; - 0,5 of meer doch niet meer dan 0,6 gewichtspercent koolstof en 1,25 of meer doch niet meer dan 1,8 gewichtspercent nikkel en 0,5 of meer doch niet meer dan 1,2 gewichtspercent chroom en 0,15 ofmeer doch niet meer dan 0,5 gewichtspercent molybdeen. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 73 WERKEN VAN GIETIJZER, VAN IJZER EN VAN STAAL Aantekeningen 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden als "gietijzer" aangemerkt, de producten verkregen door gieten, waarvan het gewichtspercentage ijzer dat van elk der andere elementen overtreft en die niet beantwoorden aan de definitie van staal als bedoeld bij aantekening 1, onder d), op hoofdstuk 72. 2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden als "draad" aangemerkt, warm of koud gevormde producten waarvan de grootste afmeting der dwarsdoorsnede, ongeacht de vorm, niet meer dan 16 mm bedraagt. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 74 KOPER EN WERKEN VAN KOPER Aantekening 1. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: a) "geraffineerd koper": metaal bevattende 99,85 of meer gewichtspercenten koper, en metaal bevattende 97,5 of meer gewichtspercenten koper, voorzover het gehalte aan enig ander element de in de navolgende tabel opgenomen limiet niet overschrijdt: Andere elementen >RUIMTE VOOR DE TABEL> b) "koperlegeringen": metaal, ander dan niet-geraffineerd koper, waarin het gewichtspercentage koper dat van elk der andere elementen overtreft, voorzover: 1. het gehalte aan ten minste een van de andere elementen hoger is dan de limiet, opgenomen in de tabel onder a) hiervoor, of 2. het totale gehalte aan deze andere elementen 2,5 gewichtspercenten overtreft; c) "toeslaglegeringen": legeringen die naast andere elementen meer dan 10 gewichtspercenten koper bevatten, die praktisch niet vervormbaar zijn en gebruikt worden, hetzij als toeslag bij de vervaardiging van andere legeringen, hetzij als reductiemiddel, als ontzwavelingsmiddel of voor dergelijk gebruik in de non-ferrometallurgie. Fosfor-koperverbindingen die meer dan 15 gewichtspercenten fosfor bevatten, vallen echter onder post 2848; d) "staven": niet-opgerolde, massieve producten, gewalst, getrokken, geperst of gesmeed, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede in de vorm van een cirkel, een ovaal, een rechthoek, een vierkant, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek (daaronder begrepen "afgeplatte cirkels" en "gewijzigde rechthoeken", waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden de vorm hebben van een convexe cirkelboog en de beide andere zijden recht, parallel en van gelijke lengte zijn). Producten met een rechthoekige, vierkante, driehoekige of veelhoekige dwarsdoorsnede mogen over de gehele lengte afgeronde hoeken hebben. Bij producten met een rechthoekige dwarsdoorsnede ("gewijzigde rechthoeken" daaronder begrepen) dient de dikte een tiende van de breedte te overtreffen. Als staven worden eveneens aangemerkt gegoten of gesinterde producten met dezelfde vormen en afmetingen, die verder zijn bewerkt dan enkel grof afgebraamd, voorzover bedoelde producten daardoor niet het karakter hebben verkregen van onder andere posten in te delen artikelen of werken. Wire-bars en billets waarvan de uiteinden zijn aangepunt of op een andere wijze zijn bewerkt, enkel om het inbrengen in de machines waarmede zij zullen worden verwerkt tot bijvoorbeeld walsdraad of buizen te vergemakkelijken, worden evenwel als ruw koper bedoeld bij post 7403 aangemerkt; e) "profielen": gewalste, getrokken, geperste of gesmede producten, dan wel door buigen of vouwen verkregen producten, ook indien opgerold, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede, die niet beantwoorden aan de definities van staven, draad, platen, bladen, strippen, buizen of pijpen. Als profielen worden eveneens aangemerkt, gegoten of gesinterde producten met dezelfde vormen, die verder zijn bewerkt dan enkel grof afgebraamd, voorzover bedoelde producten daardoor niet het karakter hebben verkregen van onder andere posten in te delen artikelen of werken; f) "draad": opgerolde, massieve producten, gewalst, getrokken, geperst of gesmeed, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede in de vorm van een cirkel, een ovaal, een rechthoek, een vierkant, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek (daaronder begrepen "afgeplatte cirkels" en "gewijzigde rechthoeken", waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden de vorm hebben van een convexe cirkelboog en de beide andere zijden recht, parallel en van gelijke lengte zijn). Producten met een rechthoekige, vierkante, driehoekige of veelhoekige dwarsdoorsnede mogen over de gehele lengte afgeronde hoeken hebben. Bij producten met een rechthoekige dwarsdoorsnede ("gewijzigde rechthoeken" daaronder begrepen) dient de dikte een tiende van de breedte te overtreffen. Voor de toepassing van post 7414 worden echter uitsluitend als "draad" aangemerkt, producten, ook indien opgerold, waarvan de grootste afmeting der dwarsdoorsnede, ongeacht de vorm, niet meer dan 6 mm bedraagt; g) "platen, bladen en strippen": massieve, platte producten (andere dan de ruwe producten bedoeld bij post 7403), ook indien opgerold, met een rechthoekige dwarsdoorsnede (daaronder begrepen "gewijzigde rechthoeken" waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden de vorm hebben van een convexe cirkelboog en de beide andere zijden recht, parallel en van gelijke lengte zijn), ook indien met afgeronde hoeken, met gelijkblijvende dikte, en die: - vierkant of rechthoekig zijn en waarvan de dikte een tiende van de breedte niet overtreft, - anders dan vierkant of rechthoekig zijn, ongeacht de afmetingen, voorzover zij niet het karakter hebben van elders bedoelde artikelen of werken. Onder de posten 7409 en 7410 blijven ingedeeld platen, bladen en strippen, voorzien van motieven (bijvoorbeeld groeven, ribbels, wafels, ruiten, druppels), dan wel geperforeerd, gegolfd, gepolijst of bekleed, voorzover zij door deze bewerkingen niet het karakter hebben verkregen van elders bedoelde artikelen of werken; h) "buizen en pijpen": holle producten, ook indien opgerold, waarvan de over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede, met slechts een omsloten holte, de vorm heeft van een cirkel, een ovaal, een rechthoek, een vierkant, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek, en waarvan de wanden overal van gelijke dikte zijn. Als buizen en pijpen worden eveneens aangemerkt, producten met een dwarsdoorsnede in de vorm van een vierkant, een rechthoek, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek, die over de gehele lengte afgeronde hoeken mogen hebben, voorzover de dwarsdoorsnede aan binnen- en buitenzijde concentrisch is en dezelfde vorm en dezelfde oriëntatie heeft. De buizen en pijpen met de hiervoor vermelde dwarsdoorsneden mogen zijn gepolijst, bekleed, gebogen, van schroefdraad voorzien, uitgeboord, van gaten voorzien, vernauwd of verwijd, taps toelopend gemaakt of van flenzen, kragen of ringen voorzien. Aanvullende aantekening 1. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: a) "koper-zinklegeringen (messing of geelkoper)": legeringen van koper en zink, ook indien met andere elementen. Indien andere elementen aanwezig zijn: - overtreft het gewichtspercentage zink dat van elk van die andere elementen, - is het eventuele nikkelgehalte lager dan 5 gewichtspercenten (zie koper-nikkel-zinklegeringen (nieuwzilver)), - is het eventuele tingehalte lager dan 3 gewichtspercenten (zie koper-tinlegeringen (brons)); b) "koper-tinlegeringen (brons)": legeringen van koper en tin, ook indien met andere elementen. Indien andere elementen aanwezig zijn, overtreft het gewichtspercentage tin dat van elk van die andere elementen. Indien echter het tingehalte 3 gewichtspercenten of hoger is, mag het gehalte aan zink dat aan tin overtreffen, doch moet dan lager dan 10 gewichtspercenten zijn; c) "koper-nikkel-zinklegeringen (nieuwzilver)": legeringen van koper, nikkel en zink, ook indien met andere elementen. Het nikkelgehalte is 5 gewichtspercenten of hoger (zie koper-zinklegeringen (messing of geelkoper)); d) "koper-nikkellegeringen": legeringen van koper en nikkel, ook indien met andere elementen, maar in geen geval bevattende meer dan 1 gewichtspercent zink. Indien andere elementen aanwezig zijn overtreft het gewichtspercentage nikkel dat van elk van die andere elementen. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 75 NIKKEL EN WERKEN VAN NIKKEL Aantekening 1. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: a) "staven": niet-opgerolde, massieve producten, gewalst, getrokken, geperst of gesmeed, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede, in de vorm van een cirkel, een ovaal, een rechthoek, een vierkant, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek (daaronder begrepen "afgeplatte cirkels" en "gewijzigde rechthoeken", waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden de vorm hebben van een convexe cirkelboog en de beide andere zijden recht, parallel en van gelijke lengte zijn). Producten met een rechthoekige, vierkante, driehoekige of veelhoekige dwarsdoorsnede mogen over de gehele lengte afgeronde hoeken hebben. Bij producten met een rechthoekige dwarsdoorsnede ("gewijzigde rechthoeken" daaronder begrepen) dient de dikte een tiende van de breedte te overtreffen. Als staven worden eveneens aangemerkt gegoten of gesinterde producten met dezelfde vormen en afmetingen, die verder zijn bewerkt dan enkel grof afgebraamd, voorzover bedoelde producten daardoor niet het karakter hebben verkregen van onder andere posten in te delen artikelen of werken; b) "profielen": gewalste, getrokken, geperste of gesmede producten, dan wel door buigen of vouwen verkregen producten, ook indien opgerold, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede, die niet beantwoorden aan de definities van staven, draad, platen, bladen, strippen, buizen of pijpen. Als profielen worden eveneens aangemerkt, gegoten of gesinterde producten met dezelfde vormen, die verder zijn bewerkt dan enkel grof afgebraamd, voorzover bedoelde producten daardoor niet het karakter hebben verkregen van onder andere posten in te delen artikelen of werken; c) "draad": opgerolde, massieve producten, gewalst, getrokken, geperst of gesmeed, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede in de vorm van een cirkel, een ovaal, een rechthoek, een vierkant, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek (daaronder begrepen "afgeplatte cirkels" en "gewijzigde rechthoeken", waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden de vorm hebben van een convexe cirkelboog en de beide andere zijden recht, parallel en van gelijke lengte zijn). Producten met een rechthoekige, vierkante, driehoekige of veelhoekige dwarsdoorsnede mogen over de gehele lengte afgeronde hoeken hebben. Bij producten met een rechthoekige dwarsdoorsnede ("gewijzigde rechthoeken" daaronder begrepen) dient de dikte een tiende van de breedte te overtreffen; d) "platen, bladen en strippen": massieve, platte producten (andere dan de ruwe producten bedoeld bij post 7502), ook indien opgerold, met een rechthoekige dwarsdoorsnede (daaronder begrepen "gewijzigde rechthoeken" waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden de vorm hebben van een convexe cirkelboog en de beide andere zijden recht, parallel en van gelijke lengte zijn), ook indien met afgeronde hoeken, met gelijkblijvende dikte, en die: - vierkant of rechthoekig zijn en waarvan de dikte een tiende van de breedte niet overtreft, - anders dan vierkant of rechthoekig zijn, ongeacht de afmetingen, voorzover zij niet het karakter hebben van elders bedoelde artikelen of werken. Onder post 7506 blijven ingedeeld platen, bladen en strippen, voorzien van motieven (bijvoorbeeld groeven, ribbels, wafels, ruiten, druppels), dan wel geperforeerd, gegolfd, gepolijst of bekleed, voorzover zij door deze bewerkingen niet het karakter hebben verkregen van elders bedoelde artikelen of werken; e) "buizen en pijpen": holle producten, ook indien opgerold, waarvan de over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede, met slechts een omsloten holte, de vorm heeft van een cirkel, een ovaal, een rechthoek, een vierkant, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek, en waarvan de wanden overal van gelijke dikte zijn. Als buizen en pijpen worden eveneens aangemerkt, producten met een dwarsdoorsnede in de vorm van een vierkant, een rechthoek, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek, die over de gehele lengte afgeronde hoeken mogen hebben, voorzover de dwarsdoorsnede aan binnen- en buitenzijde concentrisch is en dezelfde vorm en dezelfde oriëntatie heeft. De buizen en pijpen met de hiervoor vermelde dwarsdoorsneden mogen zijn gepolijst, bekleed, gebogen, van schroefdraad voorzien, uitgeboord, van gaten voorzien, vernauwd of verwijd, taps toelopend gemaakt of van flenzen, kragen of ringen voorzien. Aanvullende aantekeningen 1. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: a) "niet-gelegeerd nikkel": metaal bevattende 99 of meer gewichtspercenten nikkel en kobalt samen, voorzover: 1. het kobaltgehalte niet hoger is dan 1,5 gewichtspercent, en 2. het gehalte aan enig ander element de in de navolgende tabel opgenomen limiet niet overschrijdt: Andere elementen >RUIMTE VOOR DE TABEL> b) "nikkellegeringen": metaal waarin het gewichtspercentage nikkel dat van elk der andere elementen overtreft, voorzover: 1. het kobaltgehalte hoger is dan 1,5 gewichtspercent, 2. het gehalte aan ten minste een van de andere elementen hoger is dan de limiet opgenomen in de tabel onder a) hiervoor, of 3. het totale gehalte aan andere elementen dan nikkel en kobalt 1 gewichtspercent overtreft. 2. Niettegenstaande het bepaalde in aantekening 1, onder c), op dit hoofdstuk, worden voor de toepassing van onderverdeling 7508 10 echter uitsluitend als "draad" aangemerkt, producten, ook indien opgerold, waarvan de grootste afmeting der dwarsdoorsnede, ongeacht de vorm, niet meer dan 6 mm bedraagt. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 76 ALUMINIUM EN WERKEN VAN ALUMINIUM Aantekening 1. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: a) "staven": niet-opgerolde, massieve producten, gewalst, getrokken, geperst of gesmeed, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede, in de vorm van een cirkel, een ovaal, een rechthoek, een vierkant, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek (daaronder begrepen "afgeplatte cirkels" en "gewijzigde rechthoeken", waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden de vorm hebben van een convexe cirkelboog en de beide andere zijden recht, parallel en van gelijke lengte zijn). Producten met een rechthoekige, vierkante, driehoekige of veelhoekige dwarsdoorsnede mogen over de gehele lengte afgeronde hoeken hebben. Bij producten met een rechthoekige dwarsdoorsnede ("gewijzigde rechthoeken" daaronder begrepen), dient de dikte een tiende van de breedte te overtreffen. Als staven worden eveneens aangemerkt gegoten of gesinterde producten met dezelfde vormen en afmetingen, die verder zijn bewerkt dan enkel grof afgebraamd, voorzover bedoelde producten daardoor niet het karakter hebben verkregen van onder andere posten in te delen artikelen of werken; b) "profielen": gewalste, getrokken, geperste of gesmede producten, dan wel door buigen of vouwen verkregen producten, ook indien opgerold, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede, die niet beantwoorden aan de definities van staven, draad, platen, bladen, strippen, buizen of pijpen. Als profielen worden eveneens aangemerkt, gegoten of gesinterde producten met dezelfde vormen, die verder zijn bewerkt dan enkel grof afgebraamd, voorzover bedoelde producten daardoor niet het karakter hebben verkregen van onder andere posten in te delen artikelen of werken; c) "draad": opgerolde, massieve producten, gewalst, getrokken, geperst of gesmeed, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede in de vorm van een cirkel, een ovaal, een rechthoek, een vierkant, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek (daaronder begrepen "afgeplatte cirkels" en "gewijzigde rechthoeken", waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden de vorm hebben van een convexe cirkelboog en de beide andere zijden recht, parallel en van gelijke lengte zijn). Producten met een rechthoekige, vierkante, driehoekige of veelhoekige dwarsdoorsnede mogen over de gehele lengte afgeronde hoeken hebben. Bij producten met een rechthoekige dwarsdoorsnede ("gewijzigde rechthoeken" daaronder begrepen) dient de dikte een tiende van de breedte te overtreffen; d) "platen, bladen en strippen": massieve, platte producten (andere dan de ruwe producten bedoeld bij post 7601), ook indien opgerold, met een rechthoekige dwarsdoorsnede (daaronder begrepen "gewijzigde rechthoeken", waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden de vorm hebben van een convexe cirkelboog en de beide andere zijden recht, parallel en van gelijke lengte zijn), ook indien met afgeronde hoeken, met gelijkblijvende dikte, en die: - vierkant of rechthoekig zijn en waarvan de dikte een tiende van de breedte niet overtreft, - anders dan vierkant of rechthoekig zijn, ongeacht de afmetingen, voorzover zij niet het karakter hebben van elders bedoelde artikelen of werken. Onder de posten 7606 en 7607 blijven ingedeeld platen, bladen en strippen, voorzien van motieven (bijvoorbeeld groeven, ribbels, wafels, ruiten, druppels), dan wel geperforeerd, gegolfd, gepolijst of bekleed, voorzover zij door deze bewerkingen niet het karakter hebben verkregen van elders bedoelde artikelen of werken; e) "buizen en pijpen": holle producten, ook indien opgerold, waarvan de over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede, met slechts een omsloten holte, de vorm heeft van een cirkel, een ovaal, een rechthoek, een vierkant, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek, en waarvan de wanden overal van gelijke dikte zijn. Als buizen en pijpen worden eveneens aangemerkt, producten met een dwarsdoorsnede in de vorm van een vierkant, een rechthoek, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek die over de gehele lengte afgeronde hoeken mogen hebben, voorzover de dwarsdoorsnede aan binnen- en buitenzijde concentrisch is en dezelfde vorm en dezelfde oriëntatie heeft. De buizen en pijpen met de hiervoor vermelde dwardsdoorsneden mogen zijn gepolijst, bekleed, gebogen, van schroefdraad voorzien, uitgeboord, van gaten voorzien, vernauwd of verwijd, taps toelopend gemaakt of van flenzen, kragen of ringen voorzien. Aanvullende aantekeningen 1. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: a) "niet-gelegeerd aluminium": metaal bevattende 99 of meer gewichtspercenten aluminium, voorzover het gehalte aan enig ander element de in de navolgende tabel opgenomen limiet niet overschrijdt: Andere elementen >RUIMTE VOOR DE TABEL> b) "aluminiumlegeringen": metaal waarin het gewichtspercentage aluminium dat van elk der andere elementen overtreft, voorzover: 1. het gehalte aan ten minste een der andere elementen, of het gehalte aan ijzer en silicium samen hoger is dan de limiet opgenomen in de tabel onder a) hiervoor, of 2. het totale gehalte aan deze andere elementen 1 gewichtspercent overtreft. 2. Niettegenstaande het bepaalde in aantekening 1, onder c), op dit hoofdstuk, worden voor de toepassing van onderverdeling 7616 91 echter uitsluitend als "draad" aangemerkt, producten, ook indien opgerold, waarvan de grootste afmeting der dwarsdoorsnede, ongeacht de vorm, niet meer dan 6 mm bedraagt. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 78 LOOD EN WERKEN VAN LOOD Aantekening 1. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: a) "staven": niet-opgerolde, massieve producten, gewalst, getrokken, geperst of gesmeed, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede in de vorm van een cirkel, een ovaal, een rechthoek, een vierkant, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek (daaronder begrepen "afgeplatte cirkels" en "gewijzigde rechthoeken", waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden de vorm hebben van een convexe cirkelboog en de beide andere zijden recht, parallel en van gelijke lengte zijn). Producten met een rechthoekige, vierkante, driehoekige of veelhoekige dwarsdoorsnede mogen over de gehele lengte afgeronde hoeken hebben. Bij producten met een rechthoekige dwarsdoorsnede ("gewijzigde rechthoeken" daaronder begrepen) dient de dikte een tiende van de breedte te overtreffen. Als staven worden eveneens aangemerkt gegoten of gesinterde producten met dezelfde vormen en afmetingen, die verder zijn bewerkt dan enkel grof afgebraamd, voorzover bedoelde producten daardoor niet het karakter hebben verkregen van onder andere posten in te delen artikelen of werken; b) "profielen": gewalste, getrokken, geperste of gesmede producten, dan wel door buigen of vouwen verkregen producten, ook indien opgerold, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede, die niet beantwoorden aan de definities van staven, draad, platen, bladen, strippen, buizen of pijpen. Als profielen worden eveneens aangemerkt, gegoten of gesinterde producten met dezelfde vormen, die verder zijn bewerkt dan enkel grof afgebraamd, voorzover bedoelde producten daardoor niet het karakter hebben verkregen van onder andere posten in te delen artikelen of werken; c) "draad": opgerolde, massieve producten, gewalst, getrokken, geperst of gesmeed, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede in de vorm van een cirkel, een ovaal, een rechthoek, een vierkant, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek (daaronder begrepen "afgeplatte cirkels" en "gewijzigde rechthoeken", waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden de vorm hebben van een convexe cirkelboog en de beide andere zijden recht, parallel en van gelijke lengte zijn). Producten met een rechthoekige, vierkante, driehoekige of veelhoekige dwarsdoorsnede mogen over de gehele lengte afgeronde hoeken hebben. Bij producten met een rechthoekige dwarsdoorsnede ("gewijzigde rechthoeken" daaronder begrepen) dient de dikte een tiende van de breedte te overtreffen; d) "platen, bladen en strippen": massieve, platte producten (andere dan de ruwe producten bedoeld bij post 7801), ook indien opgerold, met een rechthoekige dwarsdoorsnede (daaronder begrepen "gewijzigde rechthoeken" waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden de vorm hebben van een convexe cirkelboog en de beide andere zijden recht, parallel en van gelijke lengte zijn), ook indien met afgeronde hoeken, met gelijkblijvende dikte, en die: - vierkant of rechthoekig zijn en waarvan de dikte een tiende van de breedte niet overtreft, - anders dan vierkant of rechthoekig zijn, ongeacht de afmetingen, voorzover zij niet het karakter hebben van elders bedoelde artikelen of werken. Onder post 7804 blijven ingedeeld platen, bladen en strippen, voorzien van motieven (bijvoorbeeld groeven, ribbels, wafels, ruiten, druppels), dan wel geperforeerd, gegolfd, gepolijst of bekleed, voorzover zij door deze bewerkingen niet het karakter hebben verkregen van elders bedoelde artikelen of werken; e) "buizen en pijpen": holle producten, ook indien opgerold, waarvan de over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede, met slechts een omsloten holte, de vorm heeft van een cirkel, een ovaal, een rechthoek, een vierkant, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek, en waarvan de wanden overal van gelijke dikte zijn. Als buizen en pijpen worden eveneens aangemerkt, producten met een dwarsdoorsnede in de vorm van een vierkant, een rechthoek, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek die over de gehele lengte afgeronde hoeken mogen hebben, voorzover de dwarsdoorsnede aan binnen- en buitenzijde concentrisch is en dezelfde vorm en dezelfde oriëntatie heeft. De buizen en pijpen met de hiervoor vermelde dwarsdoorsneden mogen zijn gepolijst, bekleed, gebogen, van schroefdraad voorzien, uitgeboord, van gaten voorzien, vernauwd of verwijd, taps toelopend gemaakt of van flenzen, kragen of ringen voorzien. Aanvullende aantekening 1. In dit hoofdstuk wordt onder "geraffineerd lood" verstaan: metaal bevattende 99,9 of meer gewichtspercenten lood, voorzover het gehalte aan enig ander element de in de navolgende tabel opgenomen limiet niet overschrijdt: Andere elementen >RUIMTE VOOR DE TABEL> >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 79 ZINK EN WERKEN VAN ZINK Aantekening 1. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: a) "staven": niet-opgerolde, massieve producten, gewalst, getrokken, geperst of gesmeed, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede in de vorm van een cirkel, een ovaal, een rechthoek, een vierkant, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek (daaronder begrepen "afgeplatte cirkels" en "gewijzigde rechthoeken", waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden de vorm hebben van een convexe cirkelboog en de beide andere zijden recht, parallel en van gelijke lengte zijn). Producten met een rechthoekige, vierkante, driehoekige of veelhoekige dwarsdoorsnede mogen over de gehele lengte afgeronde hoeken hebben. Bij producten met een rechthoekige dwarsdoorsnede ("gewijzigde rechthoeken" daaronder begrepen) dient de dikte een tiende van de breedte te overtreffen. Als staven worden eveneens aangemerkt gegoten of gesinterde producten met dezelfde vormen en afmetingen, die verder zijn bewerkt dan enkel grof afgebraamd, voorzover bedoelde producten daardoor niet het karakter hebben verkregen van onder andere posten in te delen artikelen of werken; b) "profielen": gewalste, getrokken, geperste of gesmede producten, dan wel door buigen of vouwen verkregen producten, ook indien opgerold, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede, die niet beantwoorden aan de definities van staven, draad, platen, bladen, strippen, buizen of pijpen. Als profielen worden eveneens aangemerkt, gegoten of gesinterde producten met dezelfde vormen, die verder zijn bewerkt dan enkel grof afgebraamd, voorzover bedoelde producten daardoor niet het karakter hebben verkregen van onder andere posten in te delen artikelen of werken; c) "draad": opgerolde, massieve producten, gewalst, getrokken, geperst of gesmeed, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede in de vorm van een cirkel, een ovaal, een rechthoek, een vierkant, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek (daaronder begrepen "afgeplatte cirkels" en "gewijzigde rechthoeken", waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden de vorm hebben van een convexe cirkelboog en de beide andere zijden recht, parallel en van gelijke lengte zijn). Producten met een rechthoekige, vierkante, driehoekige of veelhoekige dwarsdoorsnede mogen over de gehele lengte afgeronde hoeken hebben. Bij producten met een rechthoekige dwarsdoorsnede ("gewijzigde rechthoeken" daaronder begrepen) dient de dikte een tiende van de breedte te overtreffen; d) "platen, bladen en strippen": massieve, platte producten (andere dan de ruwe producten bedoeld bij post 7901), ook indien opgerold, met een rechthoekige dwarsdoorsnede (daaronder begrepen "gewijzigde rechthoeken" waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden de vorm hebben van een convexe cirkelboog en de beide andere zijden recht, parallel en van gelijke lengte zijn), ook indien met afgeronde hoeken, met gelijkblijvende dikte, en die: - vierkant of rechthoekig zijn en waarvan de dikte een tiende van de breedte niet overtreft, - anders dan vierkant of rechthoekig zijn, ongeacht de afmetingen, voorzover zij niet het karakter hebben van elders bedoelde artikelen of werken. Onder post 7905 blijven ingedeeld platen, bladen en strippen, voorzien van motieven (bijvoorbeeld groeven, ribbels, wafels, ruiten, druppels), dan wel geperforeerd, gegolfd, gepolijst of bekleed, voorzover zij door deze bewerkingen niet het karakter hebben verkregen van elders bedoelde artikelen of werken; e) "buizen en pijpen": holle producten, ook indien opgerold, waarvan de over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede, met slechts een omsloten holte, de vorm heeft van een cirkel, een ovaal, een rechthoek, een vierkant, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek, en waarvan de wanden overal van gelijke dikte zijn. Als buizen en pijpen worden eveneens aangemerkt, producten met een dwarsdoorsnede in de vorm van een vierkant, een rechthoek, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek die over de gehele lengte afgeronde hoeken mogen hebben, voorzover de dwarsdoorsnede aan binnen- en buitenzijde concentrisch is en dezelfde vorm en dezelfde oriëntatie heeft. De buizen en pijpen met de hiervoor vermelde dwarsdoorsneden mogen zijn gepolijst, bekleed, gebogen, van schroefdraad voorzien, uitgeboord, van gaten voorzien, vernauwd of verwijd, taps toelopend gemaakt of van flenzen, kragen of ringen voorzien. Aanvullende aantekening 1. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: a) "niet-gelegeerd zink": metaal bevattende 97,5 of meer gewichtspercenten zink; b) "zinklegeringen": metaal waarin het gewichtspercentage zink dat van elk der andere elementen overtreft, voorzover het totale gehalte aan deze andere elementen 2,5 gewichtspercenten overtreft; c) "zinkstof": zeer fijn poeder bestaande uit bolvormige deeltjes, verkregen door condensatie van zinkdampen. Ten minste 80 gewichtspercenten ervan moeten door een zeef met een maaswijdte van 63 micrometer gaan. Het moet 85 of meer gewichtspercenten metallisch zink bevatten. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 80 TIN EN WERKEN VAN TIN Aantekening 1. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: a) "staven": niet-opgerolde, massieve producten, gewalst, getrokken, geperst of gesmeed, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede in de vorm van een cirkel, een ovaal, een rechthoek, een vierkant, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek (daaronder begrepen "afgeplatte cirkels" en "gewijzigde rechthoeken", waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden de vorm hebben van een convexe cirkelboog en de beide andere zijden recht, parallel en van gelijke lengte zijn). Producten met een rechthoekige, vierkante, driehoekige of veelhoekige dwarsdoorsnede mogen over de gehele lengte afgeronde hoeken hebben. Bij producten met een rechthoekige dwarsdoorsnede ("gewijzigde rechthoeken" daaronder begrepen) dient de dikte een tiende van de breedte te overtreffen. Als staven worden eveneens aangemerkt gegoten of gesinterde producten met dezelfde vormen en afmetingen, die verder zijn bewerkt dan enkel grof afgebraamd, voorzover bedoelde producten daardoor niet het karakter hebben verkregen van onder andere posten in te delen artikelen of werken; b) "profielen": gewalste, getrokken, geperste of gesmede producten, dan wel door buigen of vouwen verkregen producten, ook indien opgerold, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede, die niet beantwoorden aan de definities van staven, draad, platen, bladen, strippen, buizen of pijpen. Als profielen worden eveneens aangemerkt, gegoten of gesinterde producten met dezelfde vormen, die verder zijn bewerkt dan enkel grof afgebraamd, voorzover bedoelde producten daardoor niet het karakter hebben verkregen van onder andere posten in te delen artikelen of werken; c) "draad": opgerolde, massieve producten, gewalst, getrokken, geperst of gesmeed, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede in de vorm van een cirkel, een ovaal, een rechthoek, een vierkant, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek (daaronder begrepen "afgeplatte cirkels" en "gewijzigde rechthoeken", waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden de vorm hebben van een convexe cirkelboog en de beide andere zijden recht, parallel en van gelijke lengte zijn). Producten met een rechthoekige, vierkante, driehoekige of veelhoekige dwarsdoorsnede mogen over de gehele lengte afgeronde hoeken hebben. Bij producten met een rechthoekige dwarsdoorsnede ("gewijzigde rechthoeken" daaronder begrepen) dient de dikte een tiende van de breedte te overtreffen; d) "platen, bladen en strippen": massieve, platte producten (andere dan de ruwe producten bedoeld bij post 8001), ook indien opgerold, met een rechthoekige dwarsdoorsnede (daaronder begrepen "gewijzigde rechthoeken" waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden de vorm hebben van een convexe cirkelboog en de beide andere zijden recht, parallel en van gelijke lengte zijn), ook indien met afgeronde hoeken, met gelijkblijvende dikte, en die: - vierkant of rechthoekig zijn en waarvan de dikte een tiende van de breedte niet overtreft, - anders dan vierkant of rechthoekig zijn, ongeacht de afmetingen, voorzover zij niet het karakter hebben van elders bedoelde artikelen of werken. Onder de posten 8004 en 8005 blijven ingedeeld platen, bladen en strippen, voorzien van motieven (bijvoorbeeld groeven, ribbels, wafels, ruiten, druppels), dan wel geperforeerd, gegolfd, gepolijst of bekleed, voorzover zij door deze bewerkingen niet het karakter hebben verkregen van elders bedoelde artikelen of werken; e) "buizen en pijpen": holle producten, ook indien opgerold, waarvan de over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede, met slechts een omsloten holte, de vorm heeft van een cirkel, een ovaal, een rechthoek, een vierkant, een gelijkzijdige driehoek of een regelmatige convexe veelhoek, en waarvan de wanden overal van gelijke dikte zijn. Als buizen en pijpen worden eveneens aangemerkt, producten met een dwarsdoorsnede in de vorm van een vierkant, van een rechthoek, van een gelijkzijdige driehoek of van een regelmatige convexe veelhoek die over de gehele lengte afgeronde hoeken mogen hebben, voorzover de dwarsdoorsnede aan binnen- en buitenzijde concentrisch is en dezelfde vorm en dezelfde oriëntatie heeft. De buizen en pijpen met de hiervoor vermelde dwarsdoorsneden mogen zijn gepolijst, bekleed, gebogen, van schroefdraad voorzien, uitgeboord, van gaten voorzien, vernauwd of verwijd, taps toelopend gemaakt of van flenzen, kragen of ringen voorzien. Aanvullende aantekening 1. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: a) "niet-gelegeerd tin": metaal bevattende 99 of meer gewichtspercenten tin, voorzover het gehalte aan eventueel aanwezig bismut of koper lager is dan de in de navolgende tabel opgenomen limiet: Andere elementen >RUIMTE VOOR DE TABEL> b) "tinlegeringen": metaal waarin het gewichtspercentage tin dat van elk der andere elementen overtreft, voorzover: 1. het totale gehalte aan deze andere elementen 1 gewichtspercent overtreft, of 2. het gehalte aan bismut of koper gelijk is aan of hoger is dan de limiet opgenomen in de tabel onder a) hiervoor. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 81 ANDERE ONEDELE METALEN; CERMETS; WERKEN VAN DEZE STOFFEN Aanvullende aantekening 1. De definities van "staven", "profielen", "draad", "platen, bladen en strippen" in aantekening 1 op hoofdstuk 74 gelden mutatis mutandis voor dit hoofdstuk. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 82 GEREEDSCHAP; MESSENMAKERSWERK, LEPELS EN VORKEN, VAN ONEDEL METAAL; DELEN VAN DEZE ARTIKELEN VAN ONEDEL METAAL Aantekeningen 1. Behalve waar het gaat om soldeer-, blaas- of brandlampen, veldsmidsen, slijpstenen met hand- of voetaandrijving, manicure- en pedicurestellen en de artikelen bedoeld bij post 8209, omvat dit hoofdstuk uitsluitend artikelen waarvan het snijdend of werkzaam deel bestaat uit: a) onedel metaal; b) metaalcarbide of cermet; c) natuurlijke, synthetische of gereconstrueerde edelstenen of halfedelstenen, in een houder van onedel metaal, metaalcarbide of cermet; d) schuur-, slijp- of polijstmiddelen, op een drager van onedel metaal, voorzover de artikelen tanden, kanten of andere snijdende of verspanende delen bezitten die hun karakter en functie niet hebben verloren na het opbrengen van de schuur-, slijp- of polijstmiddelen. 2. Delen van onedel metaal van de artikelen bedoeld bij dit hoofdstuk, worden ingedeeld onder de post waartoe die artikelen behoren, met uitzondering van de delen die elders zijn genoemd en met uitzondering van de gereedschaphouders voor handgereedschap bedoeld bij post 8466. Delen voor algemeen gebruik, in de zin van aantekening 2 op afdeling XV, zijn evenwel steeds uitgezonderd van dit hoofdstuk. Dit hoofdstuk omvat niet en koppen, kammen, snijbladen en mesjes voor elektrische scheerapparaten of voor elektrische tondeuses (post 8510). 3. Stellen bestaande uit een of meer messen als bedoeld bij post 8211 en een ten minste gelijk aantal artikelen als bedoeld bij post 8215, moeten worden ingedeeld onder post 8215. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 83 ALLERLEI WERKEN VAN ONEDELE METALEN Aantekeningen 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden delen van onedel metaal ingedeeld onder dezelfde post als het artikel waarop ze betrekking hebben. Artikelen van gietijzer, van ijzer of van staal, bedoeld bij de posten 7312, 7315, 7317, 7318 en 7320, en soortgelijke artikelen van andere onedele metalen (hoofdstukken 74 tot en met 76 en 78 tot en met 81) worden echter in geen geval aangemerkt als delen van werken bedoeld bij dit hoofdstuk. 2. Voor de toepassing van post 8302 worden als "zwenkwielen" aangemerkt, de zwenkwielen met een diameter (eventueel met inbegrip van de band) van niet meer dan 75 mm, alsmede zwenkwielen met een diameter (eventueel met inbegrip van de band) van meer dan 75 mm, voorzover de breedte van het wiel of van de daarop aangebrachte band minder dan 30 mm bedraagt. >RUIMTE VOOR DE TABEL> AFDELING XVI MACHINES, TOESTELLEN EN ELEKTROTECHNISCH MATERIEEL, ALSMEDE DELEN DAARVAN; TOESTELLEN VOOR HET OPNEMEN OF HET WEERGEVEN VAN GELUID, VOOR HET OPNEMEN OF HET WEERGEVEN VAN BEELDEN EN GELUID VOOR TELEVISIE, ALSMEDE DELEN EN TOEBEHOREN VAN DEZE TOESTELLEN Aantekeningen 1. Deze afdeling omvat niet: a) drijfriemen, drijfsnaren of transportbanden, van kunststof bedoeld bij hoofdstuk 39, drijfriemen, drijfsnaren of transportbanden, van gevulkaniseerde rubber (post 4010), alsmede artikelen voor technisch gebruik van niet-geharde gevulkaniseerde rubber (post 4016); b) artikelen voor technisch gebruik, van leder of van kunstleder (post 4204) of van bontwerk (post 4303); c) spoelen, buisjes, hulzen, klossen en dergelijke opwindmiddelen, ongeacht de stof waarvan zij zijn vervaardigd (bijvoorbeeld hoofdstuk 39, 40, 44 of 48, dan wel afdeling XV); d) kaarten met geponste patronen voor jacquardmachines en voor dergelijke machines (bijvoorbeeld hoofdstuk 39 of 48, dan wel afdeling XV); e) drijfriemen, drijfsnaren en transportbanden, van textielstoffen (post 5910) en artikelen van textielstoffen voor technisch gebruik (post 5911); f) natuurlijke, synthetische of gereconstrueerde edelstenen of halfedelstenen, bedoeld bij de posten 7102 tot en met 7104, alsmede geheel uit deze stenen bestaande werken bedoeld bij post 7116, evenwel met uitzondering van niet-gemonteerde, bewerkte saffieren en diamanten voor weergavekoppen (post 8522); g) delen voor algemeen gebruik in de zin van aantekening 2 op afdeling XV, van onedel metaal (afdeling XV) en dergelijke artikelen van kunststof (hoofdstuk 39); h) boorpijpen (drill pipes) (post 7304); ij) metaaldoek en banden, zonder eind, van metaaldraad of van metaalstrippen (afdeling XV); k) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 82 of 83; l) artikelen bedoeld bij afdeling XVII; m) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 90; n) uurwerken en andere artikelen, bedoeld bij hoofdstuk 91; o) verwisselbare gereedschappen bedoeld bij post 8207 en borstels van de soort gebruikt als delen voor machines (post 9603), alsmede dergelijke verwisselbare gereedschappen, die worden ingedeeld naar de stof waaruit het werkzaam deel bestaat (bijvoorbeeld hoofdstuk 40, 42, 43, 45 of 59, post 6804 of 6909); p) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 95; q) inktlinten voor schrijfmachines en dergelijke inktlinten, ook indien op spoelen of in cassettes (indeling naar gelang van de stof waaruit zij zijn vervaardigd of onder post 9612 indien geïnkt of op andere wijze geprepareerd voor het maken van afdrukken). 2. Behoudens het bepaalde in aantekening 1 op deze afdeling en in de aantekeningen 1 op de hoofdstukken 84 en 85, worden delen van machines (andere dan delen van artikelen bedoeld bij post 8484, 8544, 8545, 8546 of 8547) ingedeeld met inachtneming van de volgende regels: a) delen die als zodanig onder een van de posten van hoofdstuk 84 of 85 (andere dan de posten 8409, 8431, 8448, 8466, 8473, 8485, 8503, 8522, 8529, 8538 en 8548) kunnen worden ingedeeld, blijven onder die posten ingedeeld, ongeacht de machine waarvoor zij bestemd zijn; b) delen, andere dan die bedoeld onder a) hiervoor, waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor een bepaalde machine of voor verschillende onder eenzelfde post vallende machines (met inbegrip van die bedoeld bij post 8479 of 8543), worden ingedeeld onder de post waaronder die machine valt of die machines vallen of onder een der posten 8409, 8431, 8448, 8466, 8473, 8503, 8522, 8529 of 8538, naar gelang van het geval; delen die hoofdzakelijk worden gebruikt zowel voor de goederen bedoeld bij post 8517 als voor die bedoeld bij de posten 8525 tot en met 8528, worden echter ingedeeld onder post 8517; c) andere delen worden ingedeeld onder post 8409, 8431, 8448, 8466, 8473, 8503, 8522, 8529 of 8538, naar gelang van het geval, of, indien dit niet mogelijk is, onder post 8485 of 8548. 3. Voorzover niet anders is bepaald, worden combinaties van machines van verschillende soorten, die bestemd zijn om gezamenlijk te functioneren en die een geheel vormen, alsmede machines met twee of meer verschillende (afwisselende of aanvullende) functies, ingedeeld naar de hoofdfunctie die kenmerkend is voor het complex. 4. Indien een machine of een combinatie van machines uit individuele elementen bestaat (ook indien afzonderlijk opgesteld of onderling verbonden door elektrische of andere leidingen, overbrengingsmechanismen of andere voorzieningen), bestemd om gezamenlijk een welbepaalde functie te verrichten, zoals bedoeld bij een der posten van hoofdstuk 84 of 85, wordt het geheel ingedeeld onder de post die in verband met die functie van toepassing is. 5. Voor de toepassing van vorenstaande aantekeningen heeft het woord "machines" zowel betrekking op machines als op de verschillende toestellen, apparaten, uitrustingen en werktuigen, bedoeld bij hoofdstuk 84 of 85. Aanvullende aantekeningen (GN) 1. Gereedschappen, benodigd voor het monteren of voor het onderhouden van machines, worden, indien zij gelijktijdig met de machines ter vrijmaking worden aangeboden, ingedeeld als die machines. Bovenstaande regeling is eveneens van toepassing op verwisselbare gereedschappen die gelijktijdig worden aangeboden met de machines, voorzover zij tot de normale uitrusting daarvan behoren en daarmede normaal worden verkocht. 2. Tot staving van zijn aangifte dient de aangever der goederen desgevraagd aan de douaneambtenaren geïllustreerde documentatie (prospectussen, catalogi, foto's en dergelijke) over te leggen, waarin de machine wordt omschreven en waaruit het gebruik en de voornaamste eigenschappen kunnen worden afgeleid; voor machines die in gedemonteerde staat of niet-gemonteerde staat worden ingevoerd, kan bovendien een montageplan en een inhoudsopgave van de verschillende colli's worden geëist. 3. Op verzoek van de aangever der goederen en onder de voorwaarden en bepalingen, vast te stellen door de bevoegde autoriteiten, kan het bepaalde in algemene regel 2, onder a), eveneens worden toegepast op machines die in deelzendingen worden ingevoerd. HOOFDSTUK 84 KERNREACTOREN, STOOMKETELS, MACHINES, TOESTELLEN EN MECHANISCHE WERKTUIGEN, ALSMEDE DELEN DAARVAN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) molenstenen en dergelijke artikelen om te malen en andere artikelen, bedoeld bij hoofdstuk 68; b) toestellen, machines en werktuigen (bijvoorbeeld pompen) van keramische stoffen en keramische delen van toestellen, machines of werktuigen, van onverschillig welke stof (hoofdstuk 69); c) glaswerk voor laboratoria (post 7017); werken van glas voor technisch gebruik (posten 7019 en 7020); d) artikelen bedoeld bij de posten 7321 en 7322, alsmede dergelijke artikelen van andere onedele metalen (hoofdstukken 74 tot en met 76 en 78 tot en met 81); e) elektromechanische toestellen voor huishoudelijk gebruik, bedoeld bij post 8509; digitale fototoestellen bedoeld bij post 8525; f) met de hand bediende mechanische vloervegers, zonder motor (post 9603). 2. Met inachtneming van het bepaalde in aantekening 3 op afdeling XVI, worden machines en toestellen, die zowel beantwoorden aan de omschrijving van de posten 8401 tot en met 8424 als aan die van de posten 8425 tot en met 8480, ingedeeld onder de posten 8401 tot en met 8424. Onder post 8419 worden echter niet ingedeeld: a) broedmachines en kunstmoeders, voor de pluimveeteelt, alsmede kiemkasten (post 8436); b) apparaten voor het bevochtigen van graan, voor de meelindustrie (post 8437); c) diffusieketels en diffusiebatterijen, voor suikerfabrieken (post 8438); d) thermische machines en thermische toestellen, voor de behandeling van garen, van weefsel en van werken van textiel (post 8451); e) apparaten en inrichtingen, voor het verrichten van mechanische bewerkingen, waarbij een temperatuurverandering, hoewel noodzakelijk, slechts van ondergeschikte betekenis is. Voorts worden onder post 8422 niet ingedeeld: a) naaimachines voor het dichtnaaien van verpakkingsmiddelen (post 8452); b) kantoormachines en -toestellen bedoeld bij post 8472. Onder post 8424 worden niet ingedeeld: inktstraaldrukkers (post 8443 of 8471). 3. Gereedschapswerktuigen voor het verspanend bewerken van ongeacht welk materiaal, die zowel beantwoorden aan de omschrijving van post 8456 als aan die van post 8457, 8458, 8459, 8460, 8461, 8464 of 8465, worden ingedeeld onder post 8456. 4. Onder post 8457 worden uitsluitend ingedeeld gereedschapswerktuigen, andere dan draaibanken (draaicentra daaronder begrepen), voor het bewerken van metaal, die verschillende soorten bewerkingen kunnen uitvoeren, en wel: a) met gebruikmaking van automatische gereedschapswisseling vanuit een magazijn, volgens een bewerkingsprogramma (bewerkingscentra); b) door automatisch gebruik, gelijktijdig of achtereenvolgens, van verschillende bewerkingseenheden, waarbij het werkstuk niet wordt verplaatst (enkel-stationsbewerkingsmachines), of c) door automatische verplaatsing van het werkstuk naar verschillende bewerkingseenheden (meervoudige transferbewerkingsmachines). 5. A. Voor de toepassing van post 8471 wordt onder "automatische gegevensverwerkende machines" verstaan: a) digitale machines, die: 1. het verwerkingsprogramma of de verwerkingsprogramma's en ten minste de gegevens die voor de uitvoering van dit programma of deze programma's onmiddellijk noodzakelijk zijn, kunnen opslaan; 2. vrij kunnen worden geprogrammeerd overeenkomstig de behoeften van de gebruiker; 3. door de gebruiker te bepalen rekenkundige bewerkingen kunnen uitvoeren; 4. zonder menselijke tussenkomst een verwerkingsprogramma kunnen uitvoeren, waarbij zij in staat moeten zijn de uitvoering van het programma gedurende het verwerkingsverloop door logische beslissing te wijzigen; b) analoge machines, geschikt om daarmede mathematische modellen te simuleren en die ten minste bevatten: analoge elementen, besturingselementen en programmeerelementen; c) hybride machines, bestaande, hetzij uit een digitale machine met analoge elementen, hetzij uit een analoge machine met digitale elementen. B. Automatische gegevensverwerkende machines kunnen voorkomen in de vorm van systemen bestaande uit een variabel aantal afzonderlijke eenheden. Met inachtneming van het bepaalde in letter E hierna, wordt een eenheid als een deel van een compleet systeem aangemerkt, indien zij aan alle hierna omschreven voorwaarden voldoet, te weten: a) zij moet van de soort zijn die uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt in een automatisch gegevensverwerkend systeem; b) zij moet, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenschakeling van een of meer andere eenheden, op de centrale verwerkingseenheid kunnen worden aangesloten, en c) zij moet in staat zijn gegevens te ontvangen of te leveren in een vorm - codes of signalen - die bruikbaar is voor het systeem. C. Afzonderlijk aangeboden eenheden van een automatische gegevensverwerkende machine worden onder post 8471 ingedeeld. D. Afdrukkers, toetsenborden, invoertoestellen met X-Y-coördinaten en schijvengeheugeneenheden die voldoen aan het bepaalde in letter B, onder b) en c), hiervoor, zijn in alle gevallen in te delen als eenheden bedoeld bij post 8471. E. Machines die een eigen functie, andere dan automatische gegevensverwerking, vervullen en die een automatische gegevensverwerkende machine bevatten of daarmede in samenhang worden gebruikt, worden ingedeeld onder de post die overeenkomstig hun functie in aanmerking komt of, bij ontbreken daarvan, onder een sluitpost. 6. Gekalibreerde, gepolijste stalen kogels worden ingedeeld onder post 8482, indien de maximumdiameter en de minimumdiameter niet meer dan 1 percent verschillen van de nominale diameter, met dien verstande evenwel dat het verschil niet meer mag bedragen dan 0,05 mm. Stalen kogels die niet aan deze voorwaarde voldoen, worden ingedeeld onder post 7326. 7. Machines die voor verschillende doeleinden kunnen worden gebezigd, worden, voorzover niet anders is bepaald en met inachtneming van het bepaalde in aantekening 2 op dit hoofdstuk en van het bepaalde in aantekening 3 op afdeling XVI, ingedeeld onder de post die van toepassing is op hun voornaamste doeleinde. Indien een dergelijke post niet bestaat, dan wel niet is uit te maken wat het voornaamste doeleinde is, worden machines die voor verschillende doeleinden kunnen worden gebezigd, ingedeeld onder post 8479. Onder post 8479 worden in ieder geval ingedeeld machines voor het vervaardigen van touw of van kabel (bijvoorbeeld kabelslagmachines, kabeldraaimachines) van ongeacht welk materiaal. 8. Voor de toepassing van post 8470 heeft de term "zakformaat" slechts betrekking op machines waarvan de afmetingen niet meer bedragen dan 170 mm x 100 mm x 45 mm. Aanvullende aantekeningen 1. Voor de toepassing van onderverdeling 8471 49 wordt onder "systemen" verstaan automatische gegevensverwerkende machines waarvan de eenheden voldoen aan de voorwaarden opgenomen in aantekening 5, onder B, op hoofdstuk 84 en die ten minste een centrale verwerkingseenheid, een invoereenheid (bijvoorbeeld een toetsenbord of een aftaster) en een uitvoereenheid (bijvoorbeeld een eenheid voor visuele presentatie of een afdrukker) bevatten. 2. Onderverdeling 8482 40 omvat uitsluitend lagers voorzien van rollen met op alle plaatsen een gelijke diameter van niet meer dan 5 mm en met een lengte van ten minste driemaal de diameter. De uiteinden van de rollen mogen zijn afgerond. Aanvullende aantekeningen (GN) 1. Als luchtvaartuigmotoren bedoeld bij de onderverdelingen 8407 10 en 8409 10 worden alleen aangemerkt motoren die zijn ingericht om te worden voorzien van een luchtschroef of van een rotor. 2. Onderverdeling 8471 70 51 omvat eveneens cd-rom-lezers die geheugeneenheden zijn voor automatische gegevensverwerkende machines, bestaande uit aandrijfeenheden bestemd voor het uitlezen van signalen van cd-rom's, audio-cd's en foto-cd's en die zijn uitgerust met een uitgang voor een hoofdtelefoon, een geluidsvolumeregelaar of een aan-/uitknop. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 85 ELEKTRISCHE MACHINES, APPARATEN, UITRUSTINGSSTUKKEN, ALSMEDE DELEN DAARVAN; TOESTELLEN VOOR HET OPNEMEN OF HET WEERGEVEN VAN GELUID, TOESTELLEN VOOR HET OPNEMEN OF HET WEERGEVEN VAN BEELDEN EN GELUID VOOR TELEVISIE, ALSMEDE DELEN EN TOEBEHOREN VAN DEZE TOESTELLEN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) elektrisch verwarmde dekens, kussens, voetzakken en dergelijke artikelen; elektrisch verwarmde kleding, schoeisel, oorwarmers en andere elektrisch verwarmde artikelen die op de persoon worden gedragen; b) werken van glas bedoeld bij post 7011; c) elektrisch verwarmde meubelen bedoeld bij hoofdstuk 94. 2. Artikelen die zowel beantwoorden aan de omschrijving van de posten 8501 tot en met 8504 als aan die van post 8511, 8512, 8540, 8541 of 8542 worden ingedeeld onder een van de laatste vijf posten. Kwikdampgelijkrichters met metalen vat worden evenwel steeds onder post 8504 ingedeeld. 3. Onder post 8509 worden uitsluitend ingedeeld, voorzover het elektromechanische apparaten betreft van de soort gewoonlijk gebezigd voor huishoudelijk gebruik: a) stofzuigers, daaronder begrepen stofzuigers voor het opzuigen van droge stoffen en vloeistoffen, vloerwrijvers (boenmachines), apparaten voor het malen, het mengen en dergelijke, van voedings- en genotmiddelen, vruchtenpersen en groentepersen, ongeacht het gewicht; b) andere toestellen wegende niet meer dan 20 kg, met uitzondering van ventilatoren en van afzuigkappen met ingebouwde ventilator, ook indien met filter (post 8414), van centrifuges voor wasgoed (post 8421), van machines voor het afwassen van vaatwerk (post 8422), van wasmachines voor wasgoed (post 8450), van strijkmachines (post 8420 of 8451, naargelang het kalanders - mangels - of andere machines betreft), van naaimachines (post 8452), van elektrische scharen (post 8467) en van elektrothermische toestellen (post 8516). 4. Voor de toepassing van post 8534 worden als "gedrukte schakelingen" aangemerkt, schakelingen verkregen door het vormen op een onderlaag van isolerend materiaal, door een bij het drukken gebruikte werkwijze (bijvoorbeeld inpersen, elektrolytisch opbrengen, etsen) of volgens de zogenaamde dun- of dikfilmtechniek, van stroomvoerende elementen, contacten of andere gedrukte elementen (bijvoorbeeld inductie-elementen, weerstanden, condensatoren), die al dan niet volgens een bepaald schema onderling zijn verbonden, met uitzondering evenwel van elementen die een elektrisch signaal kunnen voortbrengen, gelijkrichten, moduleren of versterken (bijvoorbeeld halfgeleiderelementen). De uitdrukking "gedrukte schakelingen" omvat geen schakelingen samengesteld met andere dan tijdens het drukproces verkregen elementen, noch omvat zij individuele, discrete weerstanden, condensatoren of inductie-elementen. Gedrukte schakelingen mogen evenwel voorzien zijn van niet-gedrukte aansluitingselementen. Dunfilmschakelingen en dikfilmschakelingen die tijdens eenzelfde technologisch proces verkregen passieve en actieve elementen bevatten, worden onder post 8542 ingedeeld. 5. Voor de toepassing van de posten 8541 en 8542 wordt verstaan onder: A. "dioden, transistors en dergelijke halfgeleiderelementen", elementen waarvan de werking afhankelijk is van variaties in de soortelijke weerstand onder de invloed van een elektrisch veld; B. "elektronische geïntegreerde schakelingen en micro-assemblages": a) monolithische geïntegreerde schakelingen, waarvan de elementen (dioden, transistors, weerstanden, condensatoren, onderlinge verbindingen, enz.) in de massa (hoofdzakelijk) of op het oppervlak van een halfgeleidermateriaal (bijvoorbeeld gedoopt silicium) tot stand zijn gebracht en een onverbrekelijk geheel vormen; b) hybride geïntegreerde schakelingen, waarin passieve elementen (weerstanden, condensatoren, onderlinge verbindingen, enz.), verkregen volgens de dun- of dikfilmtechniek, en actieve elementen (dioden, transistors, monolithische geïntegreerde schakelingen, enz.), verkregen volgens de halfgeleidertechniek, praktisch onverbrekelijk zijn opgenomen op eenzelfde isolerende onderlaag (van glas, van keramisch materiaal, enz.). In deze schakelingen mogen tevens discrete elementen zijn opgenomen; c) micro-assemblages in de vorm van gegoten blokjes, micromodules en dergelijke, bestaande uit daarin samengebrachte en onderling verbonden discrete, actieve of actieve en passieve, elementen. Voor de indeling van de in deze aantekening omschreven goederen hebben de posten 8541 en 8542 voorrang boven alle andere posten van de nomenclatuur waaronder die goederen, bijvoorbeeld in verband met hun functie, eventueel zouden kunnen worden ingedeeld. 6. Grammofoonplaten, banden en andere dragers bedoeld bij de posten 8523 en 8524, blijven onder deze posten ingedeeld indien zij worden aangeboden met de apparaten of toestellen waarmee zij gebruikt zullen worden. Deze aantekening is niet van toepassing op dergelijke dragers indien zij worden aangeboden met andere artikelen dan de apparaten of toestellen waarmee zij gebruikt zullen worden. 7. Voor de toepassing van post 8548 wordt onder "gebruikte elektrische elementen, gebruikte elektrische batterijen en gebruikte elektrische accumulatoren" verstaan, die welke als zodanig onbruikbaar zijn geworden door breuk, versnijden, slijtage of dergelijke, of die welke niet geschikt zijn om te worden herladen. Aanvullende aantekeningen 1. De onderverdelingen 8519 92 en 8527 12 omvatten slechts cassettespelers en radiocassettespelers, met ingebouwde versterker doch zonder ingebouwde luidspreker, die zonder een externe elektrische energiebron kunnen werken en waarvan de afmetingen niet meer dan 170 mm x 100 mm x 45 mm bedragen. 2. Voor de toepassing van onderverdeling 8542 10 worden als "intelligente kaarten" aangemerkt, kaarten waarin een elektronische geïntegreerde schakeling (microprocessor) van ongeacht welk type, in de vorm van een chip is bevestigd en die al dan niet zijn voorzien van een magneetstrip. Aanvullende aantekeningen (GN) 1. Toestellen voor het weergeven van geluid voorzien van een mechanisme voor aflezing door middel van een laserstraal vallen niet onder de onderverdelingen 8519 10, 8519 21, 8519 29, 8519 31 en 8519 39 doch onder onderverdeling 8519 99 12 of 8519 99 18. 2. Aanvullende aantekening 1 is mutatis mutandis van toepassing op de onderverdelingen 8520 32 30 en 8520 33 30. >RUIMTE VOOR DE TABEL> AFDELING XVII VERVOERMATERIEEL Aantekeningen 1. Deze afdeling omvat niet de artikelen bedoeld bij de posten 9501, 9503 en 9508 en evenmin priksleden, bobsleden, tobogans en dergelijke (post 9506). 2. Als "delen" en als "delen en toebehoren" worden niet aangemerkt de navolgende artikelen, ook indien zij kennelijk voor vervoermaterieel bestemd zijn: a) pakking, sluitringen en dergelijke artikelen, ongeacht de stof waarvan zij zijn vervaardigd (in te delen als werken van de stof waarvan zij zijn vervaardigd of onder post 8484) en andere artikelen van niet-geharde gevulkaniseerde rubber (post 4016); b) delen voor algemeen gebruik in de zin van aantekening 2 op afdeling XV, van onedel metaal (afdeling XV) en dergelijke artikelen van kunststof (hoofdstuk 39); c) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 82 (gereedschap); d) artikelen bedoeld bij post 8306; e) machines, apparaten en toestellen, bedoeld bij de posten 8401 tot en met 8479, alsmede delen daarvan; artikelen bedoeld bij de posten 8481 en 8482, alsmede, voorzover het integrerende motordelen zijn, artikelen bedoeld bij post 8483; f) elektrische machines, apparaten en uitrustingsstukken (hoofdstuk 85); g) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 90; h) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 91; ij) wapens (hoofdstuk 93); k) verlichtingstoestellen en delen daarvan, bedoeld bij post 9405; l) borstels die delen van voertuigen zijn (post 9603). 3. Als "delen" en "toebehoren" in de zin van de hoofdstukken 86 tot en met 88 worden niet aangemerkt: delen en toebehoren waarvan niet kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor voertuigen of voor artikelen bedoeld bij afdeling XVII. Indien een deel of een toebehoren beantwoordt aan de omschrijving van twee of meer posten van deze afdeling, moet het worden ingedeeld onder de post waarvan de omschrijving aansluit bij het voornaamste gebruik waarvoor dat deel of dat toebehoren zal dienen. 4. Voor de toepassing van deze afdeling worden: a) voertuigen speciaal gebouwd om zowel op de weg als op rails te worden gebruikt, ingedeeld onder de van toepassing zijnde post van hoofdstuk 87; b) amfibievoertuigen ingedeeld onder de van toepassing zijnde post van hoofdstuk 87; c) luchtvaartuigen speciaal gebouwd om tevens als voertuig op de grond te kunnen dienen, ingedeeld onder de van toepassing zijnde post van hoofdstuk 88. 5. Luchtkussenvervoermiddelen worden ingedeeld als de vervoermiddelen waarmede zij de meeste overeenkomst vertonen, te weten: a) onder hoofdstuk 86 indien zij bestemd zijn voor voortbeweging over een geleidebaan (luchtkussentreinen); b) onder hoofdstuk 87 indien zij bestemd zijn voor voortbeweging over land of voor voortbeweging zowel over land als over water; c) onder hoofdstuk 89 indien zij bestemd zijn voor voortbeweging over water, ook indien zij op stranden of op andere landingsplaatsen kunnen worden neergezet of zich over bevroren oppervlakken kunnen voortbewegen. Delen en toebehoren van luchtkussenvervoermiddelen worden op dezelfde wijze ingedeeld als die van de vervoermiddelen van de post waaronder luchtkussenvervoermiddelen met inachtneming van de vorenstaande bepaling worden ingedeeld. Vast materieel van geleidebanen voor luchtkussentreinen wordt ingedeeld als vast materieel voor spoor- en tramwegen terwijl signaal-, waarschuwings-, veiligheids-, controle- en bedieningstoestellen voor luchtkussentreinen worden ingedeeld als signaal-, waarschuwings-, veiligheids-, controle- en bedieningstoestellen voor spoor- en tramwegen. Aanvullende aantekeningen (GN) 1. Behoudens de bepalingen van aanvullende aantekening 3 (gecombineerde nomenclatuur) op hoofdstuk 89, worden gereedschappen en artikelen, voor het onderhoud en de reparatie van vervoermiddelen, indien zij gelijktijdig met de vervoermiddelen ter vrijmaking worden aangeboden, ingedeeld als die vervoermiddelen. Deze regeling is eveneens van toepassing op ander toebehoren, dat gelijktijdig wordt aangeboden met de vervoermiddelen, voorzover het tot de normale uitrusting daarvan behoort en daarmede normaal wordt verkocht. 2. Op verzoek van de aangever der goederen en onder de voorwaarden en bepalingen, vast te stellen door de bevoegde autoriteiten, kan het bepaalde in algemene regel 2, onder a), eveneens worden toegepast op de goederen van de posten 8608, 8805, 8905 en 8907 die in deelzendingen worden ingevoerd. HOOFDSTUK 86 ROLLEND EN ANDER MATERIEEL VOOR SPOOR- EN TRAMWEGEN, ALSMEDE DELEN DAARVAN; MECHANISCHE (ELEKTROMECHANISCHE DAARONDER BEGREPEN) SIGNAAL- EN WAARSCHUWINGSTOESTELLEN VOOR HET VERKEER Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) dwarsliggers van hout of van beton, voor spoor- en tramwegen en elementen van beton voor geleidebanen voor luchtkussentreinen (post 4406 of 6810); b) bestanddelen van spoorbanen van gietijzer, van ijzer of van staal, bedoeld bij post 7302; c) elektrische signaal-, veiligheids-, controle- en bedieningstoestellen, bedoeld bij post 8530. 2. Post 8607 omvat onder meer: a) assen, wielen, wielstellen, wielbanden, klemringen, binnenwielen en andere delen van wielen; b) onderstellen, draaistellen en bisseldraaistellen; c) draagpotten (vetpotten en oliepotten), reminrichtingen van alle soorten; d) buffers; koppelhaken en andere koppelingen, alsmede vouwbalgen; e) carrosseriedelen. 3. Behoudens het bepaalde in aantekening 1, omvat post 8608 onder meer: a) samengevoegde sporen, draaischijven, draaibruggen, stootjukken en vrije-ruimteprofielen; b) beweegbare seinschijven, beweegbare seinarmen en seinpalen, toestellen voor de bediening van overwegbomen, omzetstoelen voor wissels, toestellen voor de bediening op afstand en andere mechanische (elektromechanische daaronder begrepen) signaal-, veiligheids-, controle- en bedieningstoestellen, ook indien ingericht om elektrisch te worden verlicht, voor spoor- en tramwegen, voor verkeers- en waterwegen, voor parkeerterreinen, voor havens en voor vliegvelden. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 87 AUTOMOBIELEN, TRACTORS, RIJWIELEN, MOTORRIJWIELEN EN ANDERE VOERTUIGEN VOOR VERVOER OVER LAND, ALSMEDE DELEN EN TOEBEHOREN DAARVAN Aantekeningen 1. Voertuigen ontworpen om zich uitsluitend langs rails voort te bewegen, zijn van dit hoofdstuk uitgezonderd. 2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden als "tractors (trekkers)" aangemerkt, motorvoertuigen speciaal gemaakt om andere werktuigen, voertuigen of lasten te trekken of voort te duwen, ook indien zij voorzien zijn van een bergplaats of laadplaats van bijkomstige betekenis voor het vervoer van gereedschap, zaad, meststoffen, enz., mits dit vervoer verband houdt met het voornaamste gebruik van de tractor. Machines en werkgereedschappen ontworpen om als verwisselbare uitrustingsstukken aan tractors bedoeld bij post 8701 te worden gekoppeld, blijven ingedeeld onder hun eigen posten, ook indien zij worden aangeboden met de tractor, ongeacht of zij daarop zijn gemonteerd of niet. 3. Chassis met cabine, voor automobielen, worden ingedeeld onder een der posten 8702 tot en met 8704 en niet onder post 8706. 4. Post 8712 omvat onder meer alle tweewielige kinderfietsen. Andere kinderfietsen worden ingedeeld onder post 9501. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 88 LUCHTVAART EN RUIMTEVAART Aanvullende aantekening 1. Voor de toepassing van de onderverdelingen 8802 11 tot en met 8802 40 wordt onder "leeggewicht" verstaan, het gewicht van de toestellen in normale vliegklare toestand, zonder het gewicht van de bemanning en van de brandstof en de uitrustingsstukken, andere dan permanent bevestigde uitrustingsstukken. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 89 SCHEEPVAART Aantekening 1. Schepen die niet compleet of niet afgewerkt zijn en scheepsrompen, ook indien in gedemonteerde of niet-gemonteerde staat, alsmede complete schepen in gedemonteerde of niet-gemonteerde staat, worden bij twijfel omtrent de soort van schepen waartoe zij behoren, onder post 8906 ingedeeld. Aanvullende aantekeningen (GN) 1. De onderverdelingen 8901 10 10, 8901 20 10, 8901 30 10, 8901 90 10, 8902 00 12, 8902 00 18, 8903 91 10, 8903 92 10, 8904 00 91 en 8906 90 10 hebben alleen betrekking op schepen, ontworpen en gebouwd voor de vaart in volle zee en waarvan de grootste buitenwerks gemeten lengte van de romp (uitstekende delen niet medegerekend) 12 m of meer is. Voor de vaart in volle zee ontworpen en gebouwde vissersvaartuigen en reddingsboten en-schepen worden echter steeds als zeeschepen aangemerkt, ongeacht hun lengte. 2. De onderverdelingen 8905 10 10 en 8905 90 10 hebben alleen betrekking op schepen, drijvende werktuigen en drijvende droogdokken, die ontworpen en gebouwd zijn voor het gebruik of de vaart in volle zee. 3. Voor de toepassing van post 8908 omvat de uitdrukking "sloopschepen en ander drijvend materieel bestemd voor de sloop" eveneens, indien zij gelijktijdig met het te slopen materieel worden aangeboden en voorzover zij deel hebben uitgemaakt van hun normale uitrusting, de volgende artikelen: - reserveonderdelen (zoals schroeven), ook in nieuwe staat, - losse inventaris (meubelen, keukengerei, vaatwerk, enz.) voorzover deze duidelijk sporen van gebruik vertonen. >RUIMTE VOOR DE TABEL> AFDELING XVIII OPTISCHE INSTRUMENTEN, APPARATEN EN TOESTELLEN; INSTRUMENTEN, APPARATEN EN TOESTELLEN, VOOR DE FOTOGRAFIE EN DE CINEMATOGRAFIE; MEET-, VERIFICATIE-, CONTROLE- EN PRECISIE-INSTRUMENTEN, -APPARATEN EN -TOESTELLEN; MEDISCHE EN CHIRURGISCHE INSTRUMENTEN, APPARATEN EN TOESTELLEN; UURWERKEN; MUZIEKINSTRUMENTEN; DELEN EN TOEBEHOREN VAN DEZE INSTRUMENTEN, APPARATEN EN TOESTELLEN HOOFDSTUK 90 OPTISCHE INSTRUMENTEN, APPARATEN EN TOESTELLEN; INSTRUMENTEN, APPARATEN EN TOESTELLEN, VOOR DE FOTOGRAFIE EN DE CINEMATOGRAFIE; MEET-, VERIFICATIE-, CONTROLE- EN PRECISIE-INSTRUMENTEN, -APPARATEN EN -TOESTELLEN; MEDISCHE EN CHIRURGISCHE INSTRUMENTEN, APPARATEN EN TOESTELLEN; DELEN EN TOEBEHOREN VAN DEZE INSTRUMENTEN, APPARATEN EN TOESTELLEN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) artikelen voor technisch gebruik van niet-geharde gevulkaniseerde rubber (post 4016), van leder of van kunstleder (post 4204) of van textielstoffen (post 5911); b) steungordels en andere ondersteunende artikelen, van textielstof, waarbij het beoogde effect op het te ondersteunen of op zijn plaats te houden orgaan enkel wordt verkregen door hun elasticiteit (bijvoorbeeld positiegordels, thoraxbandages, abdominale bandages, gewrichts- en spierbandages) (afdeling XI); c) vuurvaste producten bedoeld bij post 6903; artikelen voor chemisch en ander technisch gebruik bedoeld bij post 6909; d) spiegels van glas, niet optisch bewerkt, bedoeld bij post 7009, en spiegels van onedele of van edele metalen, die niet het karakter hebben van optische elementen (post 8306 of hoofdstuk 71); e) artikelen van glas bedoeld bij de posten 7007, 7008, 7011, 7014, 7015 en 7017; f) delen voor algemeen gebruik in de zin van aantekening 2 op afdeling XV, van onedel metaal (afdeling XV) en dergelijke artikelen van kunststof (hoofdstuk 39); g) distributiepompen met meettoestel bedoeld bij post 8413; bascules en balansen, voor het tellen en controleren van werkstukken, alsmede afzonderlijk aangeboden gewichten (post 8423); heftoestellen en toestellen voor het hanteren van goederen (posten 8425 tot en met 8428); papier- en kartonsnijmachines van alle soorten (post 8441); speciale toestellen voor het instellen van werkstukken of van gereedschap op gereedschapswerktuigen, bedoeld bij post 8466, ook indien voorzien van optische apparatuur voor het aflezen van een schaalverdeling (bijvoorbeeld optische verdeelkoppen) met uitzondering echter van specifiek optische toestellen (bijvoorbeeld centreringsmicroscopen); rekenmachines (post 8470); reduceerventielen, kranen en andere artikelen bedoeld bij post 8481; h) koplampen en schijnwerpers, van de soort gebruikt op rijwielen of op motorvoertuigen (post 8512); draagbare elektrische lampen bedoeld bij post 8513; cinematografische toestellen voor het opnemen of het weergeven van geluid, alsmede apparaten voor het vervaardigen in serie van geluidsdragers (posten 8519 en 8520); opname- en weergavekoppen (post 8522); videocamera's voor stilstaand beeld (zogenaamde "still image" videocamera's), andere videocameraopnametoestellen en digitale fototoestellen (post 8525); radartoestellen, toestellen voor radionavigatie en toestellen voor radioafstandsbediening (post 8526); toestellen voor numerieke besturing bedoeld bij post 8537; "sealed beam"-lampen bedoeld bij post 8539; optischevezelkabels bedoeld bij post 8544; ij) zoeklichten en schijnwerpers, bedoeld bij post 9405; k) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 95; l) inhoudsmaten, die worden ingedeeld als werken van de stof waarvan zij zijn vervaardigd; m) spoelen, haspels en dergelijke opwindmiddelen (die worden ingedeeld als werken van de stof waarvan zij zijn vervaardigd, bijvoorbeeld onder post 3923 of onder afdeling XV). 2. Behoudens het bepaalde in aantekening 1 hiervoor, worden delen en toebehoren van de bij dit hoofdstuk bedoelde machines, apparaten, toestellen, instrumenten of artikelen ingedeeld met inachtneming van de volgende regels: a) delen en toebehoren die als zodanig onder een der posten van dit hoofdstuk of van hoofdstuk 84, 85 of 91 (met uitzondering van de posten 8485, 8548 en 9033) kunnen worden ingedeeld, blijven onder die posten ingedeeld; b) delen en toebehoren niet bedoeld onder a) hiervoor, waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor een bepaalde machine of voor een bepaald instrument, apparaat of toestel, dan wel voor verschillende onder eenzelfde post vallende machines, instrumenten, apparaten of toestellen (die bedoeld bij de posten 9010, 9013 en 9031 daaronder begrepen), worden ingedeeld onder de post waaronder deze machines, instrumenten, apparaten of toestellen vallen; c) andere delen en toebehoren worden ingedeeld onder post 9033. 3. Het bepaalde in aantekening 4 op afdeling XVI is eveneens van toepassing op dit hoofdstuk. 4. Post 9005 omvat niet richtkijkers (telescoopvizieren) voor wapens, periscopen voor onderzeeboten of voor gevechtswagens en kijkers voor machines, apparaten, toestellen en instrumenten, bedoeld bij dit hoofdstuk of bij afdeling XVI (post 9013). 5. Optische machines, toestellen, apparaten en instrumenten, voor het meten of het verifiëren, die zowel onder post 9013 als onder post 9031 kunnen worden ingedeeld, vallen onder post 9031. 6. Voor de toepassing van post 9021 worden als "orthopedische artikelen en toestellen" aangemerkt, artikelen en toestellen die dienen voor: - hetzij het voorkomen of verhelpen van lichamelijke misvormingen; - hetzij het ondersteunen of op hun plaats houden van delen van het lichaam na ziekte, een operatie of een blessure. Orthopedische artikelen en toestellen omvatten eveneens orthopedische schoenen en speciale binnenzolen, ontworpen om orthopedische aandoeningen te verhelpen, op voorwaarde dat zij (1) op maat zijn vervaardigd of (2) in serie zijn vervaardigd, per stuk en niet paarsgewijs worden aangeboden en zijn ontworpen om zowel aan de linkervoet als aan de rechtervoet te passen. 7. Onder post 9032 worden uitsluitend ingedeeld: a) instrumenten, apparaten en toestellen voor het automatisch regelen van de doorstroming, het peil, de druk of andere variabele karakteristieken van vloeistoffen of gassen of voor het automatisch regelen van de temperatuur, ook indien de werking berust op een elektrisch verschijnsel dat varieert met de te regelen factor en die als functie hebben deze factor op een vooraf vastgestelde waarde te brengen en dan constant te houden (te stabiliseren) zonder beïnvloed te zijn door optredende afwijkingen, zulks door het ononderbroken of periodiek meten van de optredende werkelijke waarde; b) automatische regelaars van elektrische grootheden, alsmede automatische regelaars van andere grootheden, waarvan de werking berust op een elektrisch verschijnsel dat varieert met de te regelen factor en die als functie hebben deze factor op een vooraf vastgestelde waarde te brengen en dan constant te houden (te stabiliseren) zonder beïnvloed te zijn door optredende afwijkingen, zulks door het ononderbroken of periodiek meten van de optredende werkelijke waarde. Aanvullende aantekening (GN) 1. Als "instrumenten, apparaten en toestellen, elektronisch" in de zin van de onderverdelingen 9015 10 10, 9015 20 10, 9015 30 10, 9015 40 10, 9015 80 11, 9015 80 19, 9024 10 10, 9024 80 10, 9025 19 91, 9025 80 91, 9026 10 51, 9026 10 59, 9026 20 30, 9026 80 91, 9027 10 10, 9027 80 11, 9027 80 13, 9027 80 17, 9030 39 30, 9030 89 92, 9031 80 32, 9031 80 34, 9031 80 39 en 9032 10 30 worden aangemerkt, de instrumenten, apparaten en toestellen die een of meer artikelen van post 8540, 8541 of 8542 bevatten, waarbij evenwel niet in aanmerking worden genomen de artikelen van post 8540, 8541 of 8542 die uitsluitend als gelijkrichter dienen of die alleen in het voedingsgedeelte van deze instrumenten, apparaten en toestellen aanwezig zijn. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 91 UURWERKEN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) glazen voor horloges, klokken en dergelijke, alsmede gewichten voor klokken (in te delen naar de stof waarvan zij vervaardigd zijn); b) horlogekettingen (post 7113 of 7117); c) delen voor algemeen gebruik in de zin van aantekening 2 op afdeling XV, van onedel metaal (afdeling XV) en dergelijke artikelen van kunststof (hoofdstuk 39) of van edel metaal of van metaal geplateerd met edel metaal (in het algemeen post 7115); veren voor uurwerken (onrustveren daaronder begrepen) behoren echter tot post 9114; d) kogels voor kogellagers (post 7326 of 8482); e) artikelen bedoeld bij post 8412 die gemaakt zijn om zonder echappement te lopen; f) kogellagers (post 8482); g) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 85, nog niet onderling of met andere elementen samengebouwd tot uurwerken of tot delen die uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor uurwerken (hoofdstuk 85). 2. Post 9101 omvat uitsluitend horloges waarvan de kast geheel uit edel metaal of uit metaal geplateerd met edel metaal bestaat, of uit genoemde materialen gecombineerd met echte of gekweekte parels, of met natuurlijke, synthetische of gereconstrueerde edelstenen of halfedelstenen, bedoeld bij de posten 7101 tot en met 7104. Horloges met een kast van onedel metaal met inlegwerk van edel metaal worden ingedeeld onder post 9102. 3. Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden als "horloge-uurwerken" aangemerkt, uurwerken die worden geregeld door een van een spiraalveer voorziene onrust, een kwartskristal of een ander systeem voor tijdsdeelbepaling, met een aanwijsplaat of met een systeem waarop een mechanische aanwijzing kan worden aangesloten. De dikte van deze uurwerken mag niet meer dan 12 mm bedragen en de breedte, de lengte of de diameter niet meer dan 50 mm. 4. Behoudens het bepaalde in aantekening 1 hiervoor, worden uurwerken en delen, die zowel in uurwerken als in andere artikelen (bijvoorbeeld in meet- en precisie-instrumenten) kunnen worden gebezigd, onder hoofdstuk 91 ingedeeld. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 92 MUZIEKINSTRUMENTEN; DELEN EN TOEBEHOREN VAN MUZIEKINSTRUMENTEN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) delen voor algemeen gebruik in de zin van aantekening 2 op afdeling XV, van onedel metaal (afdeling XV) en dergelijke artikelen van kunststof (hoofdstuk 39); b) microfoons, versterkers, luidsprekers, hoofdtelefoons, schakelaars, stroboscopen en andere instrumenten, apparaten en toestellen bedoeld bij hoofdstuk 85 of 90, die als toebehoren worden gebruikt bij de artikelen bedoeld bij dit hoofdstuk, doch die daarin niet zijn ingebouwd of die zich niet in dezelfde kast (koffer) bevinden; c) instrumenten en toestellen, die het karakter van speelgoed hebben (post 9503); d) wissers en ander borstelwerk, voor het schoonmaken van muziekinstrumenten (post 9603); e) instrumenten en toestellen, die het karakter hebben van voorwerpen voor verzamelingen of van antiquiteiten (post 9705 of 9706). 2. Strijkstokken, trommelstokken en dergelijke artikelen, voor het bespelen van de muziekinstrumenten bedoeld bij de posten 9202 en 9206, worden ingedeeld onder dezelfde post als die instrumenten, indien zij samen met de instrumenten en in daarmede overeenkomend aantal worden aangeboden. Kaarten, schijven en rollen, bedoeld bij post 9209, blijven onder die post ingedeeld, ook indien zij worden aangeboden samen met de instrumenten of toestellen waarvoor zij bestemd zijn. >RUIMTE VOOR DE TABEL> AFDELING XIX WAPENS EN MUNITIE; DELEN EN TOEBEHOREN DAARVAN HOOFDSTUK 93 WAPENS EN MUNITIE; DELEN EN TOEBEHOREN DAARVAN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) slaghoedjes, percussiedopjes, ontstekingspatronen, lichtkogels, antihagelraketten en andere artikelen bedoeld bij hoofdstuk 36; b) delen voor algemeen gebruik in de zin van aantekening 2 op afdeling XV, van onedel metaal (afdeling XV) en dergelijke artikelen van kunststof (hoofdstuk 39); c) gevechtswagens en pantserauto's (post 8710); d) richtkijkers (telescoopvizieren) en andere optische toestellen, geschikt om op wapens te worden gebruikt, tenzij zij gemonteerd zijn op een wapen of tezamen worden aangeboden met de wapens waarop zij zullen worden gemonteerd (hoofdstuk 90); e) kruisbogen, handbogen en pijlen, van een knop voorziene of stompe wapens voor schermzalen en wapens die het karakter hebben van speelgoed (hoofdstuk 95); f) wapens en munitie, die het karakter hebben van voorwerpen voor verzamelingen of van antiquiteiten (post 9705 of 9706). 2. Als delen in de zin van post 9306 worden niet aangemerkt, radio- of radartoestellen bedoeld bij post 8526. >RUIMTE VOOR DE TABEL> AFDELING XX DIVERSE GOEDEREN EN PRODUCTEN HOOFDSTUK 94 MEUBELEN (OOK VOOR MEDISCH OF VOOR CHIRURGISCH GEBRUIK); ARTIKELEN VOOR BEDDEN EN DERGELIJKE ARTIKELEN; VERLICHTINGSTOESTELLEN, ELDERS GENOEMD NOCH ELDERS ONDER BEGREPEN; LICHTRECLAMES, VERLICHTE AANWIJZINGSBORDEN EN DERGELIJKE ARTIKELEN; GEPREFABRICEERDE BOUWWERKEN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) matrassen en kussens, zowel hoofdkussens als andere, bestemd om met lucht of met water te worden gevuld, bedoeld bij de hoofdstukken 39, 40 en 63; b) staande spiegels, bijvoorbeeld psychés (post 7009); c) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 71; d) delen voor algemeen gebruik in de zin van aantekening 2 op afdeling XV, van onedel metaal (afdeling XV) en dergelijke artikelen van kunststof (hoofdstuk 39); brandkasten bedoeld bij post 8303; e) meubelen, ook indien zonder uitrusting, die kennelijk delen zijn van koelkasten of van andere machines en toestellen voor de koel- en vriestechniek, bedoeld bij post 8418; speciale meubelen voor naaimachines (post 8452); f) verlichtingstoestellen bedoeld bij hoofdstuk 85; g) meubelen die kennelijk delen zijn van toestellen bedoeld bij post 8518 (post 8518), de posten 8519 tot en met 8521 (post 8522) of de posten 8525 tot en met 8528 (post 8529); h) artikelen bedoeld bij post 8714; ij) tandartsstoelen met ingebouwde tandheelkundige apparatuur, bedoeld bij post 9018, alsmede spuwbakken voor behandelkamers van tandartsen (post 9018); k) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 91 (bijvoorbeeld kasten voor klokken of voor pendules); l) meubelen en verlichtingsartikelen, met het karakter van speelgoed (post 9503), biljarten van alle soorten en meubelen voor gezelschapsspellen (post 9504), alsmede tafels voor goochelaars en versieringsartikelen (andere dan elektrische guirlandes), bijvoorbeeld lampions (post 9505). 2. De artikelen (andere dan delen) bedoeld bij de posten 9401 tot en met 9403 worden slechts onder deze posten ingedeeld indien zij gemaakt zijn om op de grond te worden geplaatst. Onder vorenbedoelde posten blijven evenwel ingedeeld, ook al zijn zij gemaakt om te worden opgehangen, aan de wand te worden bevestigd of op elkaar te worden gezet: a) kasten, boekenkasten, rekken en elementenmeubelen; b) zitmeubelen en bedden. 3. a) Als delen van artikelen bedoeld bij de posten 9401 tot en met 9403 worden niet aangemerkt, afzonderlijk aangeboden platen (ook indien in bepaalde vorm gebracht, maar niet samengevoegd met andere delen) van glas (spiegels daaronder begrepen), van marmer, van andere steen of van andere materialen bedoeld bij hoofdstuk 68 of 69. b) Afzonderlijk aangeboden artikelen bedoeld bij post 9404 blijven ingedeeld onder die post, ook indien zij delen zijn van meubelen bedoeld bij de posten 9401 tot en met 9403. 4. Voor de toepassing van post 9406 worden als "geprefabriceerde bouwwerken" aangemerkt, bouwwerken ineengezet in de fabriek, dan wel in de vorm van elementen die gezamenlijk worden aangeboden en op de plaats van bestemming zullen worden samengebouwd, bijvoorbeeld woningen, bouwketen, kantoren, scholen, winkels, loodsen, garages en dergelijke bouwwerken. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 95 SPEELGOED, SPELLEN, ARTIKELEN VOOR ONTSPANNING EN SPORTARTIKELEN; DELEN EN TOEBEHOREN DAARVAN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) kaarsen voor kerstbomen (post 3406); b) pyrotechnische artikelen voor vermakelijkheden, bedoeld bij post 3604; c) garens, monofilamenten, snoeren, catgut en dergelijke voor de hengelsport, ook indien op maat gesneden, maar niet gemonteerd tot vissnoeren, bedoeld bij hoofdstuk 39, bij post 4206 of bij afdeling XI; d) tassen en zakken voor sportartikelen en andere bergingsmiddelen, bedoeld bij de posten 4202, 4303 en 4304; e) sportkleding en maskeradepakken, van textiel, bedoeld bij de hoofdstukken 61 en 62; f) vlaggen en aan een touw bevestigde vaantjes, van textiel, alsmede zeilen voor boten, voor zeilplanken of voor zeilwagens, bedoeld bij hoofdstuk 63; g) sportschoeisel (ander dan schoeisel waaraan rol- of ijsschaatsen zijn bevestigd) bedoeld bij hoofdstuk 64 en sporthoofddeksels bedoeld bij hoofdstuk 65; h) wandelstokken, zwepen, rijzwepen en dergelijke (post 6602), alsmede delen daarvan (post 6603); ij) niet-gemonteerde glazen ogen voor poppen of voor ander speelgoed, bedoeld bij post 7018; k) delen voor algemeen gebruik in de zin van aantekening 2 op afdeling XV, van onedel metaal (afdeling XV) en dergelijke artikelen van kunststof (hoofdstuk 39); l) bellen, gongs en dergelijke, bedoeld bij post 8306; m) pompen voor vloeistoffen (post 8413), toestellen voor het filtreren of zuiveren van vloeistoffen of van gassen (post 8421), elektromotoren (post 8501), elektrische transformatoren (post 8504) en toestellen voor radioafstandsbediening (post 8526); n) sportvoertuigen bedoeld bij afdeling XVII, andere dan priksleden, bobsleden en dergelijke; o) tweewielige kinderfietsen (post 8712); p) sportboten, zoals kano's en skiffs (hoofdstuk 89) en middelen tot voortbeweging daarvoor (hoofdstuk 44, indien zij van hout zijn); q) beschermingsbrillen voor de uitoefening van sport of voor openluchtspelen (post 9004); r) lokfluitjes en andere fluitjes (post 9208); s) wapens en andere artikelen, bedoeld bij hoofdstuk 93; t) elektrische guirlandes van alle soorten (post 9405); u) racketsnaren, tenten, kampeerartikelen en handschoenen (met of zonder vingers) en wanten (ongeacht de stof waarvan deze artikelen zijn vervaardigd), in te delen naar aard en samenstelling. 2. Artikelen bedoeld bij dit hoofdstuk mogen voorzien zijn van eenvoudige, onbelangrijke garnering of toebehoren van edel metaal of van metalen geplateerd met edel metaal, van echte of gekweekte parels, dan wel van natuurlijke, synthetische of gereconstrueerde edelstenen of halfedelstenen. 3. Met inachtneming van het bepaalde in aantekening 1 hiervoor, worden delen en toebehoren waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor de artikelen bedoeld bij dit hoofdstuk, ingedeeld als deze artikelen. 4. Post 9503 omvat geen artikelen waarvan, op grond van hun ontwerp, hun vorm of het materiaal waaruit zij zijn vervaardigd, kan worden onderkend dat zij uitsluitend zijn bedoeld voor dieren, bijvoorbeeld dierenspeelgoed (indeling naar hun eigen aard). >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 96 DIVERSE WERKEN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) stiften voor cosmetisch gebruik of toiletgebruik (hoofdstuk 33); b) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 66 (bijvoorbeeld delen van paraplu's of van wandelstokken); c) fancybijouterieën (post 7117); d) delen voor algemeen gebruik in de zin van aantekening 2 op afdeling XV, van onedel metaal (afdeling XV) en dergelijke artikelen van kunststof (hoofdstuk 39); e) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 82 (gereedschap, messenmakerswerk, lepels en vorken), met steel, heft of andere delen, van stoffen geschikt om te worden gesneden of om te worden gevormd. Indien afzonderlijk aangeboden, worden bedoelde stelen, heften en delen ingedeeld onder post 9601 of 9602; f) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 90 (bijvoorbeeld monturen voor brillen (post 9003), trekpennen (post 9017), borstelwerk van de soort gebruikt in de geneeskunde, de chirurgie, de tandheelkunde of de veeartsenijkunde (post 9018)); g) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 91 (bijvoorbeeld horlogekasten, kasten voor klokken of voor pendules); h) muziekinstrumenten, alsmede delen en toebehoren daarvan (hoofdstuk 92); ij) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 93 (wapens en delen daarvan); k) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 94 (bijvoorbeeld meubelen, verlichtingstoestellen); l) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 95 (bijvoorbeeld speelgoed, spellen, sportartikelen); m) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 97 (kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen, antiquiteiten). 2. Onder "plantaardige of minerale stoffen geschikt om te worden gesneden", in de zin van post 9602, worden verstaan: a) harde zaden, pitten, schalen, noten en dergelijke plantaardige producten (bijvoorbeeld noten van corozo of van de dumpalm), geschikt om te worden gesneden; b) barnsteen en meerschuim, natuurlijk of samengekit, alsmede git en dergelijke minerale stoffen. 3. Als "gerede knotten voor borstelwerk" in de zin van post 9603, worden aangemerkt, niet-gemonteerde bosjes van haar, van plantaardige vezels of van andere stoffen, gereed om, zonder verdeling, te worden gebruikt voor de vervaardiging van kwasten, van penselen of van dergelijke artikelen of die, om voor dit doel geschikt te zijn, slechts een weinig belangrijke aanvullende bewerking moeten ondergaan zoals het bijknippen of slijpen van de boveneinden van de bosjes. 4. Artikelen bedoeld bij dit hoofdstuk, andere dan die bedoeld bij de posten 9601 tot en met 9606 en 9615, geheel of gedeeltelijk samengesteld uit edel metaal of uit metalen geplateerd met edel metaal, uit echte of gekweekte parels, dan wel uit natuurlijke, synthetische of gereconstrueerde edelstenen of halfedelstenen blijven onder dit hoofdstuk ingedeeld. Onder de posten 9601 tot en met 9606 en 9615 blijven echter ingedeeld artikelen voorzien van eenvoudige, onbelangrijke garnering of toebehoren van edel metaal of van metalen geplateerd met edel metaal, van echte of gekweekte parels, dan wel van natuurlijke, synthetische of gereconstrueerde edelstenen of halfedelstenen. >RUIMTE VOOR DE TABEL> AFDELING XXI KUNSTVOORWERPEN, VOORWERPEN VOOR VERZAMELINGEN EN ANTIQUITEITEN HOOFDSTUK 97 KUNSTVOORWERPEN, VOORWERPEN VOOR VERZAMELINGEN EN ANTIQUITEITEN Aantekeningen 1. Dit hoofdstuk omvat niet: a) postzegels, fiscale zegels, gefrankeerde enveloppen en postkaarten en dergelijke, ongestempeld, bedoeld bij post 4907; b) beschilderd doek voor theatercoulissen, voor achtergronden van studio's of voor dergelijk gebruik (post 5907), andere dan die bedoeld bij post 9706; c) echte en gekweekte parels, alsmede edelstenen of halfedelstenen (posten 7101 tot en met 7103). 2. Als "originele gravures, originele etsen en originele litho's", in de zin van post 9702, worden aangemerkt, die welke rechtstreeks in het zwart of in kleuren zijn afgedrukt van een of meer door de kunstenaar geheel met de hand vervaardigde platen, ongeacht het materiaal waarop dit afdrukken is geschied en ongeacht de gevolgde techniek, met uitzondering van de mechanische en van de fotomechanische reproductietechniek. 3. Beeldhouwwerk met een commercieel karakter (massaproductie, afgietsels en ambachtswerk) behoort niet tot post 9703, zelfs indien deze artikelen zijn ontworpen of vervaardigd door artiesten. 4. a) Met inachtneming van het bepaalde in de aantekeningen 1, 2 en 3 moeten artikelen die zowel onder dit hoofdstuk als onder andere hoofdstukken van de nomenclatuur kunnen worden ingedeeld, onder hoofdstuk 97 worden ingedeeld. b) Artikelen die zowel onder post 9706 als onder de posten 9701 tot en met 9705 kunnen worden ingedeeld, moeten onder de posten 9701 tot en met 9705 worden ingedeeld. 5. Lijsten waarin schilderijen, schilderingen, tekeningen, collages en dergelijke decoratieve platen, gravures, etsen en litho's zijn ingelijst, worden ingedeeld onder dezelfde post als die kunstvoorwerpen, voorzover de aard en de waarde van die lijsten in overeenstemming zijn met die van bedoelde kunstvoorwerpen. Lijsten waarvan de aard of de waarde niet in overeenstemming is met die van de artikelen bedoeld bij deze aantekening, volgen hun eigen indeling. >RUIMTE VOOR DE TABEL> HOOFDSTUK 98 COMPLETE FABRIEKSINSTALLATIES Aantekening De Verordeningen (EG) nr. 1901/2000(17) en (EG) nr. 1917/2000(18) van de Commissie bieden de mogelijkheid van een vereenvoudigde aangifteregeling voor de registratie van de uitvoer en de aankomst of verzending van complete fabrieksinstallaties in de statistiek van de buitenlandse handel en de intracommunautaire handel van de Gemeenschap. De aangevers die verplicht zijn de statistische inlichtingen te verstrekken en die van deze vereenvoudigde regeling gebruik wensen te maken, moeten vooraf in het bezit zijn van een daartoe noodzakelijke vergunning van de bevoegde diensten vermeld in onderstaande tabel. >RUIMTE VOOR DE TABEL> >RUIMTE VOOR DE TABEL> DERDE DEEL BIJLAGEN BIJ HET TARIEF AFDELING I LANDBOUWBIJLAGEN BIJLAGE 1 AGRARISCHE ELEMENTEN (EA), AANVULLENDE DOUANERECHTEN "SUIKER" (AD S/Z) EN AANVULLENDE DOUANERECHTEN "MEEL" (AD F/M) Wanneer wordt verwezen naar onderhavige bijlage worden het landbouwelement ("EA") en, in voorkomend geval, de aanvullende douanerechten op suiker ("AD S/Z") of de aanvullende rechten op meel ("AD F/M") vastgesteld op basis van het gehalte van het betrokken product aan: - melkvet, - melkproteïnen, - sacharose/invertsuiker/isoglucose, - zetmeel/glucose. Voor dit product geldt een aanvullende code die wordt vastgesteld aan de hand van onderstaande tabel 1. Het landbouwelement (in euro per 100 kg nettogewicht) dat op het product van toepassing is, is vastgesteld in kolom 2 van tabel 2. De aanvullende douanerechten op suiker ("AD S/Z") (in euro per 100 kg nettogewicht) die zijn opgenomen in kolom 3 van tabel 2 worden slechts maximaal toegepast indien in het tarief wordt verwezen naar bijlage 1 door middel van de vermelding "AD S/Z"; de aanvullende douanerechten op meel ("AD F/M") (in euro per 100 kg nettogewicht) die zijn opgenomen in kolom 4, worden slechts maximaal toegepast indien in het tarief wordt verwezen naar bijlage 1 door middel van de vermelding "AD F/M". Tabel 1 Aanvullende code (volgens de samenstelling) >RUIMTE VOOR DE TABEL> Tabel 2 >RUIMTE VOOR DE TABEL> BIJLAGE 2 PRODUCTEN WAAROP EEN INVOERPRIJS(19) VAN TOEPASSING IS >RUIMTE VOOR DE TABEL> AFDELING II LIJSTEN VAN FARMACEUTISCHE STOFFEN DIE VRIJ VAN RECHTEN KUNNEN WORDEN INGEVOERD BIJLAGE 3 LIJST VAN DOOR DE WERELDGEZONDHEIDSORGANISATIE VASTGESTELDE INTERNATIONALE GENERIEKE BENAMINGEN (INN) VOOR FARMACEUTISCHE STOFFEN WAAROP GEEN RECHTEN VAN TOEPASSING ZIJN >RUIMTE VOOR DE TABEL> BIJLAGE 4 LIJST VAN VOOR- EN ACHTERVOEGSELS DIE, IN COMBINATIE MET DE INN-NAMEN VAN BIJLAGE 3, DE ZOUTEN, ESTERS EN HYDRATEN VAN INN-NAMEN AANDUIDEN. OP DEZE ZOUTEN, ESTERS EN HYDRATEN ZIJN GEEN RECHTEN VAN TOEPASSING, MITS ZIJ ONDER DEZELFEDE, MET ZES CIJFERS AANGEDUIDE GS-TARIEFONDERVERDELING VALLEN ALS DE OVEREENKOMSTIGE INN-NAAM ACETAAT ACETONIDE 1-ACETOXYETHYL ACETURAAT N-ACETYLGLYCINAAT ACETYLSALICYLAAT ACISTRAAT ACOXIL ADIPAAT ALLYL ALLYLBROMIDE ALLYLJODIDE ALUMINIUM AMINOSALICYLAAT AMMONIUM AMMONIUMFUSIDAAT AMSONAAT ANTIPYRAAT ARGININE ASCORBAAT AXETIL BARBITURAAT BENZATHINE BENZEENSULFONAAT BENZOAAT BENZOACETAAT BENZYL BENZYLBROMIDE BENZYLJODIDE BESILAAT BESYLAAT BEZOMIL BICHINAAT BIS(FOSFAAT) BIS(HYDROGEENMALAAT) BIS(HYDROGEENMALEAAT) BIS(HYDROGEENMALONAAT) BISMUTH BITARTRAAT BORAAT BROMIDE BUCICLAAT BUNAPSILAAT BUTEPRAAT BUTYL t-BUTYL tert-BUTYL tertiare BUTYL BUTYLAAT t-BUTYLACETAAT tert-BUTYLACETAAT tertiare BUTYLACETAAT t-BUTYLAMINE tert-BUTYLAMINE tertiare BUTYLAMINE BUTYLBROMIDE BUTYLESTER t-BUTYLESTER tert-BUTYLESTER tertiare BUTYLESTER BUTYRAAT CALCIUM CALCIUMCHLORIDE CALCIUMDIHYDRAAT CAMSILAAT CAMSYLAAT CAPROAAT CARBAMAAT CARBESILAAT CARBONAAT CHlNAAT p-CHLOORBENZEENSULFONAAT 8-CHLOORTHEOFYLLINAAT CHLORIDE CHOLINE CICLOTAAT CINNAMAAT CIPIONAAT CITRAAT CLOSILAAT CLOSYLAAT CROBEFAAT CROMACAAT CROMESILAAT CYCLOHEXAANPROPIONAAT CYCLOHEXYLAMMONIUM CYCLOHEXYLPROPIONAAT N-CYCLOHEXYLSULFAMAAT CYCLOPENTAANPROPIONAAT CYCLOTAAT CYPIONAAT DAPROPAAT DEANIL DECANOAAT DECIL DIACETAAT DIAMMONIUM DIBENZOAAT DIBUDINAAT DIBUNAAT DIBUTYRAAT DICHOLINE DICYCLOHEXYLAMMONIUM DIETHANOLAMINE DIETHYLAMINE DIETHYLAMMONIUM DIFOSFAAT DIFUMARAAT DIFUROAAT DIGOLIL DIHYDRAAT DIHYDROBROMIDE DIHYDROCHLORIDE DIHYDROCHLORIDEFOSFAAT DIHYDROGEENCITRAAT DIHYDROGEENFOSFAAT DIHYDROXYBENZOAAT DIMALAAT DIMALEAAT DIMALONAAT DIMESILAAT N, N-DIMETHYL-beta-ALANINE DINATRIUM DINATRIUMFOSFAAT DINITRAAT DINITROBENZOAAT DIOLAMINE DIOXIDE DIPIVOXIL DIPROPIONAAT DISULFAAT DISULFIDE DIUNDECANOAAT DOCOSIL DOFOSFAAT EDAMINE EDISILAAT EDISYLAAT EMBONAAT ENANTAAT ENANTHAAT EPOLAMINE ERBUMINE ESILAAT ESTOLAAT ESYLAAT ETABONAAT 1,2-ETHAANDISULFONAAT ETHAANSULFONAAT ETHANOLAMINE ETHOBROMIDE EETHYL ETHYLAMINE ETHYLAMMONIUM ETHYLEENDIAMINE ETHYLENANTAAT ETHYLESTER ETHYLHEXANOAAT ETHYLJODIDE ETHYLSUCCINAAT FARNESIL FENDIZOAAT FENYLPROPIONAAT FERROCITRAAT FLUORIDE FLUORSULFONAAT FORMIAAT FORMIAATNATRIUM FOSFAAT FOSFATEX FOSFIET FOSTEDAAT FTALAAT FUMARAAT FUROAAT GLUCARAAT GLUCEPTAAT GLUCOHEPTONAAT GLUCONAAT GLUCOSIDE GLYCOLAAT GLYOXYLAAT GOUD HEMIHYDRAAT HEMISULFAAT HEPTANOAAT HEXAACETAAT HEXAHYDRAAT HEXANOAAT HIBENZAAT HIPPURAAT HYBENZAAT HYCLAAT HYDRAAT HYDROBROMIDE HYDROCHLORIDE HYDROCHLORIDEDIHYDRAAT HYDROCHLORIDEFOSFAAT HYDROCHLORIDEHEMIHYDRAAT HYDROCHLORIDEMONOHYDRAAT HYDROGEENEDISILAAT HYDROGEENFUMARAAT HYDROGEENMALAAT HYDROGEENMALEAAT HYDROGEENMALONAAT HYDROGEENOXALAAT HYDROGEENSUCCINAAT HYDROGEENSULFAAT HYDROGEENSULFITE HYDROGEENTARTRAAT HYDROXIDE HYDROXYBENZOAAT o-(4-HYDROXYBENZOYL)BENZOAAT 2-HYDROXYETHAANSULFONAAT HYDROXYNAFTOAAT IJZERCHLORIDE ISETHIONAAT ISETIONAAT ISOBUTYRAAT ISOCAPROAAT ISOFTALAAT ISONICOTINAAT ISOPROPIONAAT ISOPROPYL JODIDE KALIUM KALIUMSULFAAT KAMFERAAT KAMFERSULFONAAT KAMFER-10-SULFONAAT LACTAAT LACTOBIONAAT LAURAAT LAURIL LAURILSULFAAT LAURYL LAURYLSULFAAT LEVULINAAT LITHIUM LYSINAAT MAGNESIUM MALAAT MALEAAT MALONAAT MANDELAAT MEGALLAAT MEGLUMINE MESILAAT MESYLAAT METEMBONAAT METHAANSULFONAAT 4-METHYLBICYCLO[2.2.2]OCT-2-EEN-1-CARBOXYLAAT METHYLBROMIDE 4,4'-METHYLEENBIS(3-HYDROXY-2-NAFTOAAT) METHYLEENDISALICYLAAT METHYLESTER N-METHYLGLUCAMINE METHYLJODIDE METHYLSULFAAT METILSULFAAT MOFETIL MONOBENZOAAT MONOHYDRAAT MONOHYDROCHLORIDE MONONITRAAT NAFAAT 1,5-NAFTALEENDISULFONAAT 2-NAFTALEENSULFONAAT NAPADISILAAT NAPADISYLAAT NAPSILAAT NAPSYLAAT NATRIUM NATRIUMFOSFAAT NATRIUMHYDRAAT NATRIUMHYDROGEENFOSFAAT NATRIUMLAURILSULFAAT NATRIUMLAURYLSULFAAT NATRIUMMETHAANSULFONAAT NATRIUMMONOHYDRAAT NATRIUMSUCCINAAT NATRIUMSULFAAT NATRIUMSULFOBENZOAAT NATRIUM-3-SULFOBENZOAAT NICOTINAAT NITRAAT NITROBENZOAAT OCTIL OLAMINE OLEAAT OROTAAT ORTHOFOSFAAT OXALAAT OXIDE N-OXIDEHYDROCHLORIDE OXOGLURAAT 4-OXOPENTANOAAT PALMITAAT PALMITAATHYDROCHLORIDE PAMOAAT PANTOTHENAAT PANTOTHENAATSULFAAT PENDETIDE PENTAHYDRAAT PERCHLORAAT PICRAAT PIVALAAT (PIVALOYLOXY)METHYL PIVOXETIL PIVOXIL PIVOXILHYDROCHLORIDE PROPIONAAT PROPIONAATDODECYLSULFAAT PROPIONAATLAURYLSULFAAT PROPYL PROPYLESTER PROXETIL PYRIDYLACETAAT 1-PYRROLIDINEETHANOL RESINAAT SACCHARAAT SALICYLAAT SALICYLOYLACETAAT STEAGLAAT STEARAAT SUCCINAAT SUCCINYL SULFAAT SULFIET SULFINAAT SULFOSALICYLAAT TANNAAT TARTRAAT TEBUTAAT TENOAAT TEOCLAAT TEPROSILAAT TETRADECYLHYDROGEENFOSFAAT TETRAHYDRAAT TETRAHYDROFTALAAT TETRAISOPROPYL TETRANATRIUM THEOCLAAT THIOCYANAAT TOFESILAAT p-TOLUEENSULFONAAT TOSILAAT TOSYLAAT TRICLOFENAAT TRIETHANOLAMINE TRIFLUORACETAAT TRIFLUTAAT TRIHYDRAAT TRIJODIDE TRIMETHYLACETAAT TRINITRAAT TRIPALMITAAT TROLAMINE TROMETAMOL TROMETHAMINE TROXUNDAAT UNDECANOAAT UNDEC-10-ENOAAT UNDECYLENAAT VALERAAT XINAFOAAT ZINK BIJLAGE 5 NIET ONDER DEZELFDE GS-TARIEFONDERVERDELING ALS DE OVEREENKOMSTIGE INN INGEDEELDE ZOUTEN, ESTERS EN HYDRATEN WAAROP GEEN RECHTEN VAN TOEPASSING ZIJN >RUIMTE VOOR DE TABEL> BIJLAGE 6 LIJST VAN FARMACEUTISCHE TUSSENPRODUCTEN, DAT WIL ZEGGEN VERBINDINGEN DIE BIJ DE VERVAARDIGING VAN FARMACEUTISCHE EINDPRODUCTEN WORDEN GEBRUIKT, WAAROP GEEN RECHTEN VAN TOEPASSING ZIJN >RUIMTE VOOR DE TABEL> AFDELING III CONTINGENTEN BIJLAGE 7 DOOR DE BEVOEGDE COMMUNAUTAIRE AUTORITEITEN TE OPENEN WTO-TARIEFCONTINGENTEN >RUIMTE VOOR DE TABEL> AFDELING IV GUNSTIGE TARIEFBEHANDELING IN VERBAND MET DE AARD VAN DE GOEDEREN BIJLAGE 8 VOOR CONSUMPTIE ONGESCHIKTE PRODUCTEN BIJLAGE 8 VOOR CONSUMPTIE ONGESCHIKTE PRODUCTEN (Lijst van denatureringsmiddelen) Het denatureren van producten die ongeschikt zijn voor menselijke consumptie of gedenatureerde producten die onder een GN-code worden ingedeeld die naar onderhavige bepalingen verwijst, dient te geschieden of moet zijn geschied met behulp van een van de in kolom 4 vermelde denatureringsmiddelen in de hoeveelheden die in kolom 5 zijn vermeld. >RUIMTE VOOR DE TABEL> >RUIMTE VOOR DE TABEL> >RUIMTE VOOR DE TABEL> BIJLAGE 9 CERTIFICATEN BIJLAGE 9 CERTIFICATEN 1. Algemene bepalingen Op vertoon van een certificaat dat overeenstemt met het model in deze bijlage wordt een gunstige tariefbehandeling verleend in verband met de aard, de kwaliteit of de echtheid van de goederen voor: - druiven voor tafelgebruik van GN-code ex 0806, - kaasfondues van GN-code ex 2106, - Tokayerwijn van GN-code ex 2204, - tabak van GN-code ex 2401, - nitraat van GN-code ex 3102 of 3105. 2. Bepalingen betreffende de certificaten Kenmerken van de certificaten De certificaten dienen overeen te stemmen met de modellen in deze bijlage. Zij worden gedrukt en ingevuld in een van de officiële talen van de Europese Unie, alsmede, in voorkomend geval, in de officiële taal of in een van de officiële talen van het land van uitvoer. De afmetingen van de certificaten bedragen ca. 210 bij 297 mm. Certificaten voor kaasfondue (certificaat 2) worden opgesteld in een origineel en twee afschriften. Het te gebruiken papier is wit voor het origineel, roze voor het eerste afschrift en geel voor het tweede afschrift. Elk certificaat wordt door de met afgifte belaste instantie van een volgnummer voorzien, gevolgd door de nationaliteitsletters van deze instantie. De afschriften dragen hetzelfde volgnummer en dezelfde nationaliteitsletters als het origineel. Certificaten voor Tokayerwijn (certificaat 3) worden opgesteld op wit, houtvrij papier, zodanig gelijmd dat het goed te beschrijven is en dat ten minste 55 en ten hoogste 65 g per m2 weegt. De voorzijde van het certificaat is voorzien van een roze geguillocheerde onderdruk die vervalsing met behulp van mechanische of chemische middelen zichtbaar maakt; de randen van het certificaat mogen over een buitenstrook van ten hoogste 13 mm breed van siermotieven zijn voorzien. Certificaten voor andere goederen worden opgesteld op wit papier met een gewicht van ten minste 40 g per m2. Visering en afgifte van de certificaten De certificaten moeten naar behoren zijn geviseerd. Een certificaat is naar behoren geviseerd wanneer plaats en datum van afgifte op het certificaat zijn vermeld en het voorzien is van het stempel van de met afgifte belaste instantie in het land van uitvoer en de handtekening van de tot ondertekening bevoegde persoon of personen. De certificaten worden afgegeven door een van de in de hierna volgende tabel vermelde instanties, voorzover deze instantie: - als zodanig door het land van uitvoer is erkend; - zich ertoe verplicht de in de certificaten voorkomende gegevens te verifiëren; - zich ertoe verplicht de Commissie en de lidstaten, op verzoek, alle inlichtingen te verstrekken die nodig zijn om de in de certificaten voorkomende gegevens te kunnen beoordelen. De landen van uitvoer doen de Commissie een specimen toekomen van de afdruk van de stempels die door de met de afgifte van de certificaten belaste instanties en, in voorkomend geval, de gemachtigde kantoren worden gebruikt. De Commissie geeft deze inlichtingen door aan de douaneautoriteiten van de lidstaten. Geldigheid van de certificaten De certificaten zijn tien maanden geldig vanaf de datum van afgifte. Certificaten voor tabak zijn evenwel 24 maanden geldig vanaf de datum van afgifte. Splitsing van een zending Wanneer een zending wordt gesplitst, wordt voor elke partij van de gesplitste zending een fotokopie gemaakt van het originele certificaat. De fotokopieën en het originele certificaat worden overgelegd aan het douanekantoor waar de goederen zich bevinden. Iedere fotokopie is voorzien van de naam en het adres van de geadresseerde van de partij en van de vermelding, in rood "Uittreksel geldig voor... kg" (in cijfers en letters), alsmede van de plaats en datum van de splitsing. Deze vermeldingen worden gewaarmerkt door het stempel van het douanekantoor en de handtekening van de bevoegde douaneambtenaar. Het originele certificaat wordt van een passende aantekening met betrekking tot de splitsing van de zending voorzien en door het betrokken douanekantoor bewaard. Instanties die bevoegd zijn de certificaten te viseren((De wijzigingen die in de loop van het jaar in deze lijst moeten worden aangebracht, geschieden door middel van bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, serie C.)) >RUIMTE VOOR DE TABEL> Lijst van certificaten >RUIMTE VOOR DE TABEL> >PIC FILE= "L_2002290NL.092701.TIF"> >PIC FILE= "L_2002290NL.092801.TIF"> >PIC FILE= "L_2002290NL.092901.TIF"> >PIC FILE= "L_2002290NL.093001.TIF"> >PIC FILE= "L_2002290NL.093101.TIF"> (1) Onder "verpakkingsmiddelen" worden verstaan, alle uitwendige en inwendige bergingsmiddelen, omhulsels, opwindmiddelen en dergelijke voorzieningen, met uitsluiting van vervoermiddelen - met name containers -, dekkleden en het stuw- en hulpmateriaal. Hieronder worden echter niet de in algemene regel 5, onder a), bedoelde bergingsmiddelen verstaan. (2) PB L 139 van 11.5.1998, blz. 1. (3) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. (4) PB L 17 van 21.1.1997, blz. 1. (5) De betreffende onderverdelingen behoren tot de volgende onderverdelingen: 3917 21, 3917 22, 3917 23, 3917 29, 3917 31, 3917 33, 3917 39, 3917 40, 3926 90, 4008 29, 4009 12, 4009 22, 4009 32, 4009 42, 4011 30, 4012 13, 4012 20, 4016 10, 4016 93, 4016 99, 4017 00, 4504 90, 4823 90, 6812 90, 6813 10, 6813 90, 7007 21, 7304 31, 7304 39, 7304 41, 7304 49, 7304 51, 7304 59, 7304 90, 7306 30, 7306 40, 7306 50, 7306 60, 7312 10, 7312 90, 7322 90, 7324 10, 7324 90, 7326 20, 7413 00, 7608 10, 7608 20, 8108 90, 8302 10, 8302 20, 8302 42, 8302 49, 8302 60, 8307 10, 8307 90, 8407 10, 8408 90, 8409 10, 8411 11, 8411 12, 8411 21, 8411 22, 8411 81, 8411 82, 8411 91, 8411 99, 8412 10, 8412 21, 8412 29, 8412 31, 8412 39, 8412 80, 8412 90, 8413 19, 8413 20, 8413 30, 8413 50, 8413 60, 8413 70, 8413 81, 8413 91, 8414 10, 8414 20, 8414 30, 8414 51, 8414 59, 8414 80, 8414 90, 8415 81, 8415 82, 8415 83, 8415 90, 8418 10, 8418 30, 8418 40, 8418 61, 8418 69, 8419 50, 8419 81, 8419 90, 8421 19, 8421 21, 8421 23, 8421 29, 8421 31, 8421 39, 8424 10, 8425 11, 8425 19, 8425 31, 8425 39, 8425 42, 8425 49, 8426 99, 8428 10, 8428 20, 8428 33, 8428 39, 8428 90, 8471 10, 8471 41, 8471 49, 8471 50, 8471 60, 8471 70, 8479 89, 8479 90, 8483 10, 8483 30, 8483 40, 8483 50, 8483 60, 8483 90, 8484 10, 8484 90, 8501 20, 8501 31, 8501 32, 8501 33, 8501 34, 8501 40, 8501 51, 8501 52, 8501 53, 8501 61, 8501 62, 8501 63, 8502 11, 8502 12, 8502 13, 8502 20, 8502 31, 8502 39, 8502 40, 8504 10, 8504 31, 8504 32, 8504 33, 8504 40, 8504 50, 8507 10, 8507 20, 8507 30, 8507 40, 8507 80, 8507 90, 8511 10, 8511 20, 8511 30, 8511 40, 8511 50, 8511 80, 8516 80, 8518 10, 8518 21, 8518 22, 8518 29, 8518 30, 8518 40, 8518 50, 8520 90, 8521 10, 8522 90, 8525 10, 8525 20, 8526 10, 8526 91, 8526 92, 8527 90, 8529 10, 8529 90, 8531 10, 8531 20, 8531 80, 8539 10, 8543 89, 8543 90, 8544 30, 8801 10, 8801 90, 8802 11, 8802 12, 8802 20, 8802 30, 8802 40, 8803 10, 8803 20, 8803 30, 8803 90, 8805 29, 9001 90, 9002 90, 9014 10, 9014 20, 9014 90, 9020 00, 9025 11, 9025 19, 9025 80, 9025 90, 9026 10, 9026 20, 9026 80, 9026 90, 9029 10, 9029 20, 9029 90, 9030 10, 9030 20, 9030 31, 9030 39, 9030 40, 9030 83, 9030 89, 9030 90, 9031 80, 9031 90, 9032 10, 9032 20, 9032 81, 9032 89, 9032 90, 9104 00, 9109 19, 9109 90, 9401 10, 9403 20, 9403 70, 9405 10, 9405 60, 9405 92, 9405 99. (6) De betrokken onderverdelingen de volgende onderverdelingen: 3917 21, 3917 22, 3917 23, 3917 29, 3917 31, 3917 33, 3917 39, 3917 40, 3926 90, 4008 29, 4009 12, 4009 22, 4009 32, 4009 42, 4011 30, 4012 13, 4012 20, 4016 10, 4016 93, 4016 99, 4017 00, 4504 90, 4823 90, 6812 90, 6813 10, 6813 90, 7007 21, 7304 31, 7304 39, 7304 41, 7304 49, 7304 51, 7304 59, 7304 90, 7306 30, 7306 40, 7306 50, 7306 60, 7312 10, 7312 90, 7322 90, 7324 10, 7324 90, 7326 20, 7413 00, 7608 10, 7608 20, 8108 90, 8302 10, 8302 20, 8302 42, 8302 49, 8302 60, 8307 10, 8307 90, 8407 10, 8408 90, 8409 10, 8411 11, 8411 12, 8411 21, 8411 22, 8411 81, 8411 82, 8411 91, 8411 99, 8412 10, 8412 21, 8412 29, 8412 31, 8412 39, 8412 80, 8412 90, 8413 19, 8413 20, 8413 30, 8413 50, 8413 60, 8413 70, 8413 81, 8413 91, 8414 10, 8414 20, 8414 30, 8414 51, 8414 59, 8414 80, 8414 90, 8415 81, 8415 82, 8415 83, 8415 90, 8418 10, 8418 30, 8418 40, 8418 61, 8418 69, 8419 50, 8419 81, 8419 90, 8421 19, 8421 21, 8421 23, 8421 29, 8421 31, 8421 39, 8424 10, 8425 11, 8425 19, 8425 31, 8425 39, 8425 42, 8425 49, 8426 99, 8428 10, 8428 20, 8428 33, 8428 39, 8428 90, 8471 10, 8471 41, 8471 49, 8471 50, 8471 60, 8471 70, 8479 89, 8479 90, 8483 10, 8483 30, 8483 40, 8483 50, 8483 60, 8483 90, 8484 10, 8484 90, 8501 20, 8501 31, 8501 32, 8501 33, 8501 34, 8501 40, 8501 51, 8501 52, 8501 53, 8501 61, 8501 62, 8501 63, 8502 11, 8502 12, 8502 13, 8502 20, 8502 31, 8502 39, 8502 40, 8504 10, 8504 31, 8504 32, 8504 33, 8504 40, 8504 50, 8507 10, 8507 20, 8507 30, 8507 40, 8507 80, 8507 90, 8511 10, 8511 20, 8511 30, 8511 40, 8511 50, 8511 80, 8516 80, 8518 10, 8518 21, 8518 22, 8518 29, 8518 30, 8518 40, 8518 50, 8520 90, 8521 10, 8522 90, 8525 10, 8525 20, 8526 10, 8526 91, 8526 92, 8527 90, 8529 10, 8529 90, 8531 10, 8531 20, 8531 80, 8539 10, 8543 89, 8543 90, 8544 30, 8801 10, 8801 90, 8802 11, 8802 12, 8802 20, 8802 30, 8802 40, 8803 10, 8803 20, 8803 30, 8803 90, 8805 29, 9001 90, 9002 90, 9014 10, 9014 20, 9014 90, 9020 00, 9025 11, 9025 19, 9025 80, 9025 90, 9026 10, 9026 20, 9026 80, 9026 90, 9029 10, 9029 20, 9029 90, 9030 10, 9030 20, 9030 31, 9030 39, 9030 40, 9030 83, 9030 89, 9030 90, 9031 80, 9031 90, 9032 10, 9032 20, 9032 81, 9032 89, 9032 90, 9104 00, 9109 19, 9109 90, 9401 10, 9403 20, 9403 70, 9405 10, 9405 60, 9405 92, 9405 99. (7) PB L 105 van 23.4.1983, blz. 1. (8) PB L 46 van 18.2.1994, blz. 5. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2744/98 (PB L 345 van 19.12.1998, blz. 9). (9) De betrokken onderverdelingen zijn de volgende: 0408 11 20, 0408 19 20, 0408 91 20, 0408 99 20, 0701 10 00, 0712 90 11, 0806 10 10, 1001 90 10, 1005 10 11, 1005 10 13, 1005 10 15, 1005 10 19, 1006 10 10, 1007 00 10, 1106 20 10, 1201 00 10, 1202 10 10, 1204 00 10, 1205 10 10, 1206 00 10, 1207 10 10, 1207 20 10, 1207 30 10, 1207 40 10, 1207 50 10, 1207 60 10, 1207 91 10, 1207 99 20, 2106 90 10, 2204 21 93, 2204 21 97, 2204 29 93, 2204 29 97, 2401 10 10, 2401 10 20, 2401 10 30, 2401 10 41, 2401 10 49, 2401 20 10, 2401 20 20, 2401 20 30, 2401 20 41, 2401 20 49, 2501 00 51, 3102 50 10, 3105 90 10, 3502 11 10, 3502 19 10, 3502 20 10, 3502 90 20, 5911 20 00 (10) PB L 125 van 11.7.1966, blz. 2309. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/64/EG (PB L 234 van 1.9.2001, blz. 60). (11) PB L 193 van 20.7.2002, blz. 60. (12) PB L 193 van 20.07.2002, blz. 74. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/68/EG (PB L 195 van 24.7.2002, blz. 32) (13) Men verstaat onder laadvermogen in metrieke ton (ct/l) het laadvermogen van een schip uitgedrukt in metrieke ton, zonder rekening te houden met de goederen vervoerd als scheepsproviand (brandstof, gereedschap, levensmiddelen en dergelijke) noch met de vervoerde personen (perso-neel en passagiers) en hun reisgoed. (14) Delta-5,23-stigmastadiënol + chlerosterol + bètasitosterol + sitostanol + delta-5-avenasterol + delta-5,24-stigmastadiënol. (15) Tenzij anders aangegeven worden onder ASTM-methoden verstaan de methoden die door de American Society for Testing and Materials zijn aanvaard en in de editie 1976 betreffende de definities en de standaardspecificaties voor aardolieproducten en smeermiddelen zijn bekendgemaakt. (16) Onder Abel-Pensky-methode wordt verstaan de methode DIN 51 755 (Deutsche Industrienormen), die in maart 1974 is bekendgemaakt door de Deutsche Normenausschuß (DNA), Berlijn 15. (17) PB L 228 van 8.9.2000, blz. 28. (18) PB L 229 van 9.9.2000, blz. 14. (19) De regels voor de toepassing van invoerprijzen voor fruit en groenten zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie (PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 453/2002 (PB L 72 van 14.3.2002, blz. 9). BIJLAGE II SPECIFIEKE COMMUNAUTAIRE VOORSCHRIFTEN VOORZIEN IN ARTIKEL 2 VAN VERORDENING (EEG) Nr. 2658/87 1. Tariefschorsingen 2. Tariefcontingenten en tariefplafonds 3. Tariefpreferenties (inbegrepen die onderworpen aan een contingent of plafond) 4. Systeem voor algemene tariefpreferenties voor ontwikkelingslanden 5. Antidumpingrechten en compenserende rechten 6. Compenserende heffingen 7. Agrarische elementen 8. Eenheidswaarden 9. Minimumprijzen en referentieprijzen 10. Verbodsmaatregelen bij de invoer 11. Beperkingsmaatregelen bij de invoer 12. Toezichtsmaatregelen bij de invoer 13. Aanvullende regeling voor het handelsverkeer 14. Verbodsmaatregelen bij de uitvoer 15. Beperkingsmaatregelen bij de uitvoer 16. Toezichtsmaatregelen bij de uitvoer 17. Uitvoerrestituties