This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 02021R1057-20210630
Regulation (EU) 2021/1057 of the European Parliament and of the Council of 24 June 2021 establishing the European Social Fund Plus (ESF+) and repealing Regulation (EU) No 1296/2013
Consolidated text: Verordening (EU) 2021/1057 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 tot oprichting van het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1296/2013
Verordening (EU) 2021/1057 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 tot oprichting van het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1296/2013
02021R1057 — NL — 30.06.2021 — 000.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
VERORDENING (EU) 2021/1057 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 24 juni 2021 (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 21) |
Gerectificeerd bij:
VERORDENING (EU) 2021/1057 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 24 juni 2021
tot oprichting van het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1296/2013
INHOUDSOPGAVE |
|
Deel I |
Algemene bepalingen |
Artikel 1 |
Onderwerp |
Artikel 2 |
Definities |
Artikel 3 |
Algemene doelstellingen van het ESF+ en uitvoeringsmethoden |
Artikel 4 |
Specifieke doelstellingen van het ESF+ |
Artikel 5 |
Begroting |
Artikel 6 |
Gendergelijkheid, gelijke kansen en non-discriminatie |
Deel II |
Uitvoering in gedeeld beheer |
Hoofdstuk I |
Gemeenschappelijke bepalingen inzake programmering |
Artikel 7 |
Consistentie en thematische concentratie |
Artikel 8 |
Eerbiediging van het Handvest |
Artikel 9 |
Partnerschap |
Artikel 10 |
Steun voor de meest behoeftige personen |
Artikel 11 |
Steun voor jongerenwerkgelegenheid |
Artikel 12 |
Steun voor relevante landspecifieke aanbevelingen |
Hoofdstuk II |
Algemene steun van het ESF+-onderdeel in gedeeld beheer |
Artikel 13 |
Toepassingsgebied |
Artikel 14 |
Sociaal innovatieve acties |
Artikel 15 |
Transnationale samenwerking |
Artikel 16 |
Subsidiabiliteit |
Artikel 17 |
Indicatoren en verslaglegging |
Hoofdstuk III |
ESF+-steun ter bestrijding van materiële deprivatie |
Artikel 18 |
Toepassingsgebied |
Artikel 19 |
Beginselen |
Artikel 20 |
Inhoud van de prioriteit |
Artikel 21 |
Subsidiabiliteit van concrete acties |
Artikel 22 |
Subsidiabiliteit van uitgaven |
Artikel 23 |
Indicatoren en verslaglegging |
Artikel 24 |
Controle |
Deel III |
Uitvoering in direct en indirect beheer |
Hoofdstuk I |
Operationele doelstellingen |
Artikel 25 |
Operationele doelstellingen |
Hoofdstuk II |
Subsidiabiliteit |
Artikel 26 |
Subsidiabele acties |
Artikel 27 |
Subsidiabele entiteiten |
Artikel 28 |
Horizontale beginselen |
Artikel 29 |
Deelname van derde landen |
Hoofdstuk III |
Algemene bepalingen |
Artikel 30 |
Vormen van Uniefinanciering en uitvoeringsmethoden |
Artikel 31 |
Werkprogramma |
Artikel 32 |
Monitoring en verslaglegging |
Artikel 33 |
Bescherming van de financiële belangen van de Unie |
Artikel 34 |
Evaluatie |
Artikel 35 |
Controles |
Artikel 36 |
Informatie, communicatie en publiciteit |
Deel IV |
Slotbepalingen |
Artikel 37 |
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie |
Artikel 38 |
Comitéprocedure voor het ESF+-onderdeel in gedeeld beheer |
Artikel 39 |
Op grond van artikel 163 VWEU ingesteld comité |
Artikel 40 |
Overgangsbepalingen voor het ESF+-onderdeel in gedeeld beheer |
Artikel 41 |
Overgangsbepalingen voor het EaSI-onderdeel |
Artikel 42 |
Inwerkingtreding |
BIJLAGE I |
Gemeenschappelijke indicatoren voor de algemene steun uit het ESF+-onderdeel in gedeeld beheer |
BIJLAGE II |
Gemeenschappelijke indicatoren voor de ESF+-acties gericht op sociale inclusie van de meest behoeftige personen binnen specifieke doelstelling van artikel 4, lid 1, punt l), in overeenstemming met artikel 7, lid 5, eerste alinea |
BIJLAGE III |
Gemeenschappelijke indicatoren voor ESF+-ondersteuning ter bestrijding van materiële deprivatie |
BIJLAGE IV |
Indicatoren voor het EaSI-onderdeel |
DEEL I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Onderwerp
Bij deze verordening wordt het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+), dat bestaat uit twee onderdelen: het onderdeel in gedeeld beheer (het “ESF+-onderdeel in gedeeld beheer”) en het onderdeel “werkgelegenheid en sociale innovatie” (het “EaSI-onderdeel”), opgericht.
In deze verordening worden de doelstellingen van het ESF+, de begroting ervan voor de periode 2021 tot en met 2027, de uitvoeringsmethoden, de vormen van Uniefinanciering alsmede de regels voor de verstrekking van die financiering vastgelegd.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
“een leven lang leren”: alle vormen van leren, met name formeel, niet-formeel en informeel leren, in alle levensfasen die tot een verbetering of bijwerking van kennis, vaardigheden, competenties en attitudes leiden of die leiden tot participatie op persoonlijk, maatschappelijk, cultureel, sociaal of arbeidsgerelateerd vlak, met inbegrip van de verlening van begeleiding en advies, voor- en vroegschoolse educatie en opvang, algemeen vormend onderwijs, beroepsonderwijs en -opleiding, hoger onderwijs, volwasseneneducatie, jeugdwerk en andere leeromgevingen buiten het formele onderwijs en de formele opleiding, en het stimuleert bij uitstek sectoroverschrijdende samenwerking en flexibele leertrajecten;
“onderdaan van een derde land”: een persoon die geen burger van de Unie, met inbegrip van staatlozen en personen met een niet-vastgestelde nationaliteit;
“materiële basishulp”: goederen om te voldoen aan iemands basisbehoeften voor een waardig leven, zoals kleding, toiletartikelen, met inbegrip van producten voor vrouwelijke hygiëne, en schoolbenodigdheden;
“kansarme groep”: een groep van personen in een kwetsbare situatie, met inbegrip van personen die armoede, sociale uitsluiting of discriminatie in haar vele facetten ondervinden of dreigen te ondervinden;
“sleutelcompetenties”: de kennis, vaardigheden en competenties die iedereen in elke levensfase nodig heeft voor persoonlijke voldoening en ontwikkeling, werkgelegenheid, sociale inclusie en actief burgerschap, met name geletterdheid; meertaligheid; wiskunde, wetenschappen, technologie, schone kunsten en engineering; digitale vaardigheden; mediavaardigheden; persoonlijke, sociale en leervaardigheden; actieve burgerschapsvaardigheden; ondernemerschap; cultureel en intercultureel bewustzijn, culturele expressie en kritisch denken;
“meest behoeftige personen”: natuurlijke personen — individuen, gezinnen, huishoudens of groepen van personen, met inbegrip van kinderen in kwetsbare situaties en daklozen — van wie de behoefte aan hulp is vastgesteld aan de hand van objectieve criteria die door de bevoegde nationale autoriteiten in overleg met relevante belanghebbenden, onder vermijding van belangenconflicten, zijn vastgesteld en die elementen kunnen bevatten waarmee de hulp kan worden afgestemd op de meest behoeftige personen in bepaalde geografische gebieden;
“eindontvangers”: de meest behoeftige personen die de in artikel 4, lid 1, punt m), bedoelde steun ontvangen;
“sociale innovatie”: een activiteit waarvan zowel de doelstellingen als de middelen sociaal zijn, en met name een activiteit die verband houdt met de ontwikkeling en uitvoering van nieuwe ideeën met betrekking tot producten, diensten, praktijken en modellen, die tegelijk in sociale behoeften voorziet en nieuwe sociale betrekkingen of samenwerkingsverbanden tussen openbare, maatschappelijke of particuliere organisaties tot stand brengt en zo de samenleving ten goede komt en haar handelingscapaciteit vergroot;
“begeleidende maatregel”: een activiteit ter aanvulling van de verdeling van voedselhulp en/of materiële basishulp die tot doel heeft sociale uitsluiting tegen te gaan en bij te dragen tot de uitbanning van armoede, zoals verwijzingen naar of verstrekking van sociale en gezondheidsdiensten, met inbegrip van psychologische bijstand, of verstrekking van relevante informatie over openbare diensten of advies over het beheer van een gezinsbudget;
“sociaal experiment”: een beleidsmaatregel die beoogt innovatieve oplossingen voor sociale behoeften aan te dragen en op kleine schaal wordt uitgevoerd onder omstandigheden die het mogelijk maken de effecten ervan te meten, alvorens onder andere omstandigheden waaronder van geografische of sectorale aard of op grotere schaal te worden uitgevoerd, indien de resultaten gunstig blijken;
“grensoverschrijdend partnerschap”: een samenwerkingsstructuur tussen openbare diensten voor arbeidsvoorziening, maatschappelijke organisaties of de sociale partners die in ten minste twee lidstaten zijn gevestigd;
“micro-onderneming”: een onderneming met minder dan tien werknemers en een jaarlijkse omzet of financiële balans van minder dan 2 000 000 EUR;
“sociale onderneming”: een onderneming, ongeacht haar rechtsvorm, met inbegrip van ondernemingen in de sociale economie, of een natuurlijke persoon die:
overeenkomstig de oprichtingsakte, statuten of enig ander juridisch document dat kan leiden tot aansprakelijkheid op grond van de regels van de lidstaat waar een sociale onderneming is gevestigd, als belangrijkste sociale doelstelling het verwezenlijken van meetbare positieve sociale effecten, waaronder ook milieueffecten, heeft en niet zozeer het realiseren van winst voor andere doeleinden nastreeft, en die diensten of goederen met een sociaal rendement levert of gebruikmaakt van methoden voor de productie van goederen of diensten die sociale doelstellingen belichamen;
de winst in de eerste plaats gebruikt om haar voornaamste sociale doelstelling te verwezenlijken en over vooraf vastgestelde procedures en regels beschikt die ervoor zorgen dat de winstverdeling die voornaamste sociale doelstelling niet ondermijnt;
op zakelijke, participatieve, controleerbare en transparante wijze wordt beheerd, vooral door de participatie van werknemers, klanten en belanghebbenden op wie de bedrijfsactiviteiten van invloed zijn;
“referentiewaarde”: een waarde die wordt gebruikt voor het vaststellen van doelstellingen voor gemeenschappelijke en programmaspecifieke resultaatindicatoren die gebaseerd is op de huidige of voorgaande soortgelijke maatregelen;
“kosten voor de aankoop van voedselhulp of materiële basishulp”: de werkelijke kosten voor de aankoop van voedselhulp of materiële basishulp door de begunstigde die niet beperkt zijn tot de prijs van de voedselhulp of materiële basishulp;
“microfinanciering”: garanties, microkrediet, eigen vermogen en quasi-eigenvermogen in combinatie met begeleidende diensten voor bedrijfsontwikkeling zoals die in de vorm van individueel advies en individuele begeleiding en opleiding die worden verstrekt aan personen en micro-ondernemingen die problemen ondervinden bij de toegang tot krediet voor professionele en inkomstengenererende activiteiten;
“blendingverrichting”: een door de Uniebegroting ondersteunde actie, waaronder in het kader van een blendingfaciliteit of een platform zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 6, van het Financieel Reglement, waarbij niet-terugbetaalbare vormen van steun of financieringsinstrumenten uit de Uniebegroting worden gecombineerd met terugbetaalbare vormen van steun van instellingen voor ontwikkelingsfinanciering of andere openbare financiële instellingen, alsmede van commerciële financiële instellingen en investeerders;
“juridische entiteit”: een natuurlijke persoon, of een rechtspersoon die is opgericht krachtens en als dusdanig wordt erkend in het Unie, nationale of internationale recht, die rechtspersoonlijkheid bezit en die de bevoegdheid heeft in eigen naam te handelen, rechten uit te oefenen en verplichtingen te hebben, dan wel een entiteit zonder rechtspersoonlijkheid als bedoeld in artikel 197, lid 2, punt c), van het Financieel Reglement;
“gemeenschappelijke indicator van onmiddellijke resultaten”: een gemeenschappelijke resultaatindicator die een beeld van de effecten geeft vanaf vier weken na de dag waarop de deelnemer de verrichting heeft verlaten;
“gemeenschappelijke indicator van resultaten op langere termijn”: een gemeenschappelijke resultaatindicator die een beeld van de effecten geeft zes maanden nadat de deelnemer de verrichting heeft verlaten.
Artikel 3
Algemene doelstellingen van het ESF+ en uitvoeringsmethoden
Het ESF+ wordt uitgevoerd:
in gedeeld beheer, voor het deel van de bijstand dat overeenkomt met de specifieke in artikel 4, lid 1, vermelde doelstellingen (ESF+-onderdeel in gedeeld beheer), en
in direct en indirect beheer, voor het deel van de bijstand dat overeenkomt met de in artikel 4, lid 1, en artikel 25 vermelde doelstellingen (EaSI-onderdeel).
Artikel 4
Specifieke doelstellingen van het ESF+
Het ESF+ ondersteunt de volgende specifieke doelstellingen op de beleidsgebieden werkgelegenheid en arbeidsmobiliteit, onderwijs, sociale inclusie, onder meer door bij te dragen aan het uitbannen van armoede, en aldus ook door bij te dragen aan de in artikel 5, punt d), van de Verordening (EU) 2021/1060 bedoelde beleidsdoelstelling “Een socialer en inclusiever Europa — Uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten”:
verbeteren van de toegang tot werk en activeringsmaatregelen voor alle werkzoekenden, met name jongeren, vooral door de jongerengarantie uit te voeren, voor langdurig werklozen en voor kansarme groepen op de arbeidsmarkt, en voor inactieven, en door zelfstandig ondernemerschap en de sociale economie te bevorderen;
moderniseren van de arbeidsmarktinstellingen en -diensten om behoeften aan vaardigheden te beoordelen en erop te anticiperen en om tijdige en op maat gesneden bijstand en steun te verlenen voor een betere afstemming van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt en voor overgangen en mobiliteit op de arbeidsmarkt;
bevorderen van een genderevenwichtige arbeidsmarktparticipatie, gelijke arbeidsvoorwaarden en een betere balans tussen werk en privéleven, onder meer door toegang tot betaalbare kinderopvang en zorg voor afhankelijke personen;
bevorderen van de aanpassing van werknemers, ondernemingen en ondernemers aan veranderingen, van actief en gezond ouder worden en van een gezonde en voldoende aangepaste werkomgeving met aandacht voor gezondheidsrisico's;
onderwijs- en opleidingsstelsels kwalitatiever, inclusiever, doeltreffender en relevanter voor de arbeidsmarkt maken, onder meer door niet-formeel en informeel leren te valideren, het verwerven van sleutelcompetenties, onder meer ondernemers- en digitale vaardigheden, ondersteunen en het bevorderen van de invoering van duale opleidingsstelsels en leerlingplaatsen;
bevorderen van de gelijke toegang tot en de voltooiing van kwalitatieve en inclusieve voorzieningen voor onderwijs en opleiding — vooral voor kansarme groepen — vanaf voor- en vroegschoolse educatie en opvang via algemeen onderwijs en beroepsonderwijs en -opleiding tot tertiair onderwijs, evenals volwassenenonderwijs en -opleiding, onder meer door de leermobiliteit voor iedereen en de toegang voor personen met een handicap te vergemakkelijken;
bevorderen van een leven lang leren, met name flexibele bij- en herscholingsmogelijkheden voor iedereen op het gebied van ondernemers- en digitale vaardigheden, beter anticiperen op veranderingen en nieuwe vereisten inzake vaardigheden op basis van de behoeften van de arbeidsmarkt, versoepelen van loopbaanovergangen en bevorderen van beroepsmobiliteit;
bevorderen van actieve inclusie met het oog op gelijke kansen, non-discriminatie en actieve participatie, en verbeteren van de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt, met name voor kansarme groepen;
bevorderen van de sociaaleconomische integratie van onderdanen van derde landen, met inbegrip van migranten;
bevorderen van de sociaaleconomische integratie van gemarginaliseerde gemeenschappen zoals Roma;
de gelijke en tijdige toegang tot hoogwaardige, duurzame, en betaalbare diensten verbeteren, met inbegrip van diensten die de toegang tot huisvesting en persoonsgerichte zorg, waaronder gezondheidszorg, bevorderen; moderniseren van de stelsels voor sociale bescherming, onder meer door de toegang tot sociale bescherming te bevorderen, met bijzondere aandacht voor kinderen en kansarme groepen; verbeteren van de toegankelijkheid voor onder meer personen met een handicap, en van de doeltreffendheid en veerkracht van de stelsels voor gezondheidszorg en langdurige zorg;
bevorderen van de sociale integratie van mensen die risico lopen op armoede of sociale uitsluiting, onder meer de meest behoeftige personen en kinderen;
bestrijden van materiële deprivatie door middel van voedselhulp en/of materiële basishulp aan de meest behoeftige personen, onder meer kinderen, en aanreiken van begeleidende maatregelen voor hun sociale inclusie.
Via de in het kader van het ESF+-onderdeel in gedeeld beheer uitgevoerde maatregelen ter verwezenlijking van de in lid 1 van dit artikel bedoelde specifieke doelstellingen probeert het ESF+ ook bij te dragen tot andere in artikel 5 van Verordening (EU) 2021/1060 vermelde beleidsdoelstellingen, en met name tot de doelstellingen die verband houden met:
een slimmer Europa via de ontwikkeling van vaardigheden voor slimme specialisatie, vaardigheden voor sleuteltechnologieën, de industriële overgang, sectorale samenwerking rond vaardigheden en ondernemerschap, de opleiding van onderzoekers, netwerkactiviteiten en partnerschappen tussen instellingen voor hoger onderwijs, instellingen voor school- en beroepsopleiding, onderzoeks- en technologiecentra, bedrijven en clusters, en steun voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen en de sociale economie;
een groener en koolstofarm Europa via de verbetering van de onderwijs- en opleidingsstelsels die nodig is voor de aanpassing van vaardigheden en kwalificaties, de bijscholing van iedereen, onder wie de beroepsbevolking, en de creatie van nieuwe banen in sectoren die verband houden met milieu, klimaat, energie, de circulaire economie en de bio-economie.
Indien strikt noodzakelijk als tijdelijke maatregel om te reageren op uitzonderlijke en ongewone omstandigheden als bedoeld in artikel 20 van Verordening (EU) 2021/1060, en beperkt tot een periode van 18 maanden kan het ESF+ steun verlenen aan:
de financiering van regelingen voor arbeidsduurvermindering, zonder dat deze worden gecombineerd met actieve maatregelen;
toegang tot gezondheidszorg, ook voor mensen die op sociaaleconomisch vlak niet acuut kwetsbaar zijn.
Artikel 5
Begroting
Artikel 6
Gendergelijkheid, gelijke kansen en non-discriminatie
De lidstaten en de Commissie ondersteunen specifieke gerichte acties ter bevordering van de in artikel 9, leden 2 en 3, van Verordening (EU) 2021/1060 en artikel 28 van deze verordening bedoelde horizontale beginselen die vallen onder alle doelstellingen van het ESF+. Die acties kunnen verband houden met het waarborgen van toegankelijkheid voor personen met een handicap, ook wat informatie- en communicatietechnologieën betreft, en met het bevorderen van de overgang van institutionele zorg naar zorg in gezins- en gemeenschapsverband.
De lidstaten en de Commissie streven via het ESF+ naar een verhoging van de deelname van vrouwen aan de arbeidsmarkt en naar meer evenwicht tussen werk en privéleven, om zo de feminisering van armoede en genderdiscriminatie op de arbeidsmarkt en in onderwijs en opleiding te bestrijden.
DEEL II
UITVOERING IN GEDEELD BEHEER
HOOFDSTUK I
Gemeenschappelijke bepalingen inzake programmering
Artikel 7
Consistentie en thematische concentratie
De lidstaten en in voorkomend geval de Commissie bevorderen synergieën en zorgen voor coördinatie, complementariteit en samenhang tussen het ESF+ en andere fondsen, programma's en instrumenten van de Unie, en dit zowel in de planningsfase als tijdens de uitvoering. De lidstaten en in voorkomend geval de Commissie optimaliseren de coördinatiemechanismen om dubbel werk te voorkomen en zorgen voor nauwe samenwerking tussen de entiteiten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering met het oog op samenhangende en gestroomlijnde steunmaatregelen.
Lidstaten waar in de periode tussen 2017 en 2019 het gemiddeld aandeel kinderen jonger dan 18 jaar die het risico liepen op armoede of sociale uitsluiting, volgens gegevens van Eurostat voor die periode boven het Uniegemiddelde ligt, wijzen ten minste 5 % van hun middelen van het ESF+-onderdeel in gedeeld beheer toe aan de ondersteuning van gerichte acties en structurele hervormingen om kinderarmoede aan te pakken als bepaald in de eerste alinea.
De middelen worden niet in aanmerking genomen bij de verificatie van de naleving van de in de leden 3 en 4 uiteengezette minimumtoewijzingen.
Lidstaten waar in de periode tussen 2017 en 2019 het gemiddeld aandeel jongeren tussen 15 en 29 jaar die geen werk hebben en geen onderwijs of opleiding volgen, volgens gegevens van Eurostat voor die periode, boven het Uniegemiddelde lag, wijzen ten minste 12,5 % van hun middelen van het ESF+-onderdeel in gedeeld beheer voor de jaren 2021 tot en met 2027 toe aan de ondersteuning van structurele hervormingen en gerichte acties als bepaald in de eerste alinea.
Ultraperifere gebieden die aan de voorwaarden van de tweede alinea voldoen, wijzen ten minste 12,5 % van hun middelen van het ESF+-onderdeel in gedeeld beheer in hun programma's toe aan de in de eerste alinea uiteengezette gerichte acties en structurele hervormingen. Deze toewijzing wordt, in voorkomend geval, meegerekend bij de verificatie van de naleving van het in de tweede alinea uiteengezette minimumpercentage op nationaal niveau.
Bij de uitvoering van de in deze alinea bedoelde gerichte acties en structurele hervormingen geven de lidstaten voorrang aan inactieve en langdurig werkloze jongeren en zorgen zij voor gerichte outreachmaatregelen.
Artikel 8
Eerbiediging van het Handvest
Artikel 9
Partnerschap
Indien capaciteitsopbouw van sociale partners en maatschappelijke organisaties wordt aangemerkt in een relevante landspecifieke aanbeveling die is aangenomen overeenkomstig artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4, VWEU, wijst de betrokken lidstaat daaraan een gepast bedrag van ten minste 0,25 % van hun middelen van het ESF+-onderdeel in gedeeld beheer toe.
Artikel 10
Steun voor de meest behoeftige personen
De in artikel 7, lid 5, bedoelde middelen in het kader van de in artikel 4, lid 1, punten l) en m), uiteengezette specifieke doelstellingen worden in het kader van een specifieke prioriteit of een specifiek programma geprogrammeerd. Het medefinancieringspercentage voor die prioriteit of dat programma is 90 %.
Artikel 11
Steun voor jongerenwerkgelegenheid
Steun overeenkomstig artikel 7, lid 6, tweede en derde alinea, wordt in het kader van een specifieke prioriteit of een specifiek programma geprogrammeerd, en omvat op zijn minst steun voor de in artikel 4, lid 1, punt a), uiteengezette specifieke doelstelling, en kan steun omvatten voor de in artikel 4, lid 1, punten f) en l), uiteengezette specifieke doelstellingen.
Artikel 12
Steun voor relevante landspecifieke aanbevelingen
De acties om de in artikel 7, lid 2, bedoelde uitdagingen aan te gaan die in relevante landspecifieke aanbevelingen en in het Europees Semester zijn vastgesteld, worden in het kader van de in artikel 4, lid 1, uiteengezette specifieke doelstellingen geprogrammeerd ter ondersteuning van de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en in het kader van een of meer prioriteiten, die een prioriteit van meerdere fondsen kunnen zijn.
HOOFDSTUK II
Algemene steun van het ESF+-onderdeel in gedeeld beheer
Artikel 13
Toepassingsgebied
Dit hoofdstuk is van toepassing op steun uit het ESF+-onderdeel in gedeeld beheer die bijdraagt aan de in artikel 4, lid 1, punten a) tot en met l), uiteengezette specifieke doelstellingen (algemene steun van het ESF+-onderdeel in gedeeld beheer).
Artikel 14
Sociaal innovatieve acties
Artikel 15
Transnationale samenwerking
De lidstaten kunnen transnationale samenwerkingsacties steunen in het kader van in artikel 4, lid 1, punten a) tot en met l), vermelde specifieke doelstellingen.
Artikel 16
Subsidiabiliteit
Naast de in artikel 64 van Verordening (EU) 2021/1060 bedoelde niet-subsidiabele kosten zijn de volgende kosten niet subsidiabel in het kader van de algemene steun van het ESF+-onderdeel in gedeeld beheer:
de aankoop van grond en onroerend goed, alsook de aankoop van infrastructuur, en
de aankoop van meubilair, uitrusting en voertuigen, tenzij een dergelijke aankoop noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de doelstelling van de concrete actie, die items volledig zijn afgeschreven tijdens de actie, of de aankoop van die items de voordeligste optie is.
Artikel 17
Indicatoren en verslaglegging
De Commissie is overeenkomstig artikel 37 bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen om de indicatoren in de bijlagen I en II te wijzigen, indien dat nodig wordt geacht om de voortgang bij de uitvoering van programma's doeltreffend te kunnen beoordelen. Dergelijke wijzigingen moeten evenredig zijn en rekening houden met de administratieve lasten voor de lidstaten en de begunstigden. Gedelegeerde handelingen overeenkomstig dit lid mogen de in de bijlagen I en II vastgestelde methode voor gegevensverzameling niet wijzigen.
HOOFDSTUK III
ESF+-steun ter bestrijding van materiële deprivatie
Artikel 18
Toepassingsgebied
Dit hoofdstuk is van toepassing op ESF+-steun die bijdraagt aan de in artikel 4, lid 1, punt m), uiteengezette specifieke doelstelling.
Artikel 19
Beginselen
De voedselhulp en/of de materiële basishulp kunnen direct aan de meest behoeftige personen worden verstrekt of indirect, bijvoorbeeld door middel van vouchers of kaarten in elektronische of andere vorm, op voorwaarde dat ze uitsluitend kunnen worden ingeruild voor voedselhulp en/of materiële basishulp. De steun voor de meest behoeftige personen komt bovenop alle sociale uitkeringen die door de nationale socialezekerheidsstelsels of het nationale recht aan eindontvangers kunnen worden verstrekt.
Het voedsel voor de meest behoeftige personen kan worden verkregen uit het gebruik, de verwerking of de verkoop van producten die zijn afgezet overeenkomstig artikel 16, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 ), mits dit de economisch gunstigste optie is en de levering van het voedsel aan de meest behoeftige personen hierdoor niet onnodig wordt vertraagd.
Uit een dergelijke transactie afkomstige hoeveelheden worden gebruikt ten behoeve van de meest behoeftige personen, bovenop de hoeveelheden waarover het programma reeds beschikt.
Artikel 20
Inhoud van de prioriteit
Voor een prioriteit die bijdraagt aan de in artikel 4, lid 1, punt m), uiteengezette specifieke doelstelling wordt het volgende bepaald:
het soort steun;
de belangrijkste doelgroepen, en
een beschrijving van de nationale of regionale steunregelingen.
Artikel 21
Subsidiabiliteit van concrete acties
Artikel 22
Subsidiabiliteit van uitgaven
De volgende kosten van de ESF+-steun ter bestrijding van materiële deprivatie zijn subsidiabel:
de kosten voor de aankoop van voedselhulp en/of materiële basishulp, met inbegrip van de kosten die verband houden met het vervoer van voedselhulp en/of materiële basishulp naar de begunstigden die deze voedselhulp en/of materiële basishulp aan de eindontvangers verstrekken;
indien het vervoer van de voedselhulp en/of de materiële basishulp naar de begunstigden die deze onder de eindontvangers verdelen, niet onder punt a) valt, de door de aankopende instantie gedragen kosten die verband houden met het vervoer van de voedselhulp of materiële basishulp naar de opslagplaatsen en/of de begunstigden, alsmede de opslagkosten tegen een vast tarief van 1 % van de in punt a) bedoelde kosten of, in naar behoren gemotiveerde gevallen, de daadwerkelijk gemaakte en betaalde kosten;
de administratieve, vervoers-, opslag- en voorbereidingskosten die door de bij de verdeling van voedselhulp en/of materiële basishulp aan de meest behoeftige personen betrokken begunstigden worden gedragen, tegen een vast tarief van 7 % van de in punt a) bedoelde kosten of 7 % van de waarde van het overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 afgezette voedsel;
de kosten voor de inzameling, het vervoer, de opslag en de verdeling van voedseldonaties en daarmee rechtstreeks verband houdende voorlichtingsactiviteiten, en
de kosten van begeleidende maatregelen door of namens begunstigden die zijn gemeld door de begunstigden die de voedselhulp en/of de materiële basishulp aan de meest behoeftige personen verstrekken, tegen een vast tarief van 7 % van de in punt a) bedoelde kosten.
De volgende kosten zijn niet subsidiabel:
de debetrente;
de aankoop van infrastructuur, en
de kosten voor tweedehandsgoederen.
Artikel 23
Indicatoren en verslaglegging
Artikel 24
Audit
De audit van concrete acties kan betrekking hebben op alle stadia van de uitvoering ervan en op alle niveaus van de distributieketen, met als enige uitzondering de controle van de eindontvangers, tenzij uit een risicobeoordeling blijkt dat er een specifiek risico op onregelmatigheden of fraude bestaat.
DEEL III
UITVOERING IN DIRECT EN INDIRECT BEHEER
HOOFDSTUK I
Operationele doelstellingen
Artikel 25
Operationele doelstellingen
Het EaSI-onderdeel heeft de volgende operationele doelstellingen:
hoogwaardige vergelijkende analytische kennis ontwikkelen om ervoor te zorgen dat de beleidsmaatregelen ter verwezenlijking van de in artikel 4, lid 1, uiteengezette specifieke doelstellingen gebaseerd zijn op solide gegevens en afgestemd zijn op de behoeften, uitdagingen en lokale omstandigheden;
doeltreffende en inclusieve informatie-uitwisseling, wederzijds leren, collegiale toetsingen en een dialoog over de in artikel 4, lid 1, genoemde beleidsgebieden bevorderen om te helpen bij het uitwerken van passende beleidsmaatregelen;
sociale experimenten betreffende de in artikel 4, lid 1, genoemde beleidsgebieden ondersteunen en de capaciteit van de belanghebbenden op nationaal en lokaal niveau opbouwen om de geteste innovaties op het gebied van sociaal beleid voor te bereiden, te ontwerpen, uit te voeren, over te dragen of op te schalen, met name met betrekking tot de opschaling van door lokale belanghebbenden ontwikkelde projecten op het gebied van de sociaaleconomische integratie van onderdanen van derde landen;
de vrijwillige geografische mobiliteit van werknemers vergemakkelijken en de kans op het vinden van een baan vergroten door specifieke ondersteunende diensten aan werkgevers en werkzoekenden te ontwikkelen en aan te bieden met het oog op de ontwikkeling van geïntegreerde Europese arbeidsmarkten, gaande van de voorbereiding op de werving tot steun na plaatsing, om vacatures in bepaalde sectoren, beroepen, landen en grensregio's en voor bepaalde groepen, zoals mensen in een kwetsbare situatie, in te vullen;
steun verlenen aan de ontwikkeling van het marktecosysteem rond de verstrekking van microfinanciering aan micro-ondernemingen in de aanloop- en ontwikkelingsfase, met name ondernemingen die door mensen in een kwetsbare situatie zijn opgericht of die mensen in een kwetsbare situatie in dienst hebben;
steun verlenen aan netwerken op Unieniveau en aan de dialoog met en tussen relevante belanghebbenden betreffende de in artikel 4, lid 1, genoemde beleidsgebieden, en bijdragen aan de opbouw van de institutionele capaciteit van betrokken belanghebbenden, onder meer de openbare diensten voor arbeidsvoorziening, openbare socialezekerheids- en ziekteverzekeringsinstellingen, maatschappelijke organisaties, instellingen voor microfinanciering en instellingen die financiering verstrekken aan sociale ondernemingen en de sociale economie;
de ontwikkeling van sociale ondernemingen en de opkomst van een markt voor sociale investeringen ondersteunen, waardoor publieke en particuliere interacties en de deelname van stichtingen en filantropische actoren op die markt worden bevorderd;
richtsnoeren verstrekken voor de ontwikkeling van de voor de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten benodigde sociale infrastructuur;
de transnationale samenwerking bevorderen ter versnelling van de overdracht en ter facilitering van de opschaling van innovatieve oplossingen in heel Europa te vergemakkelijken, met name voor de in artikel 4, lid 1, genoemde beleidsgebieden, en
de uitvoering van relevante internationale sociale en arbeidsnormen ondersteunen in de context van het in goede banen leiden van de globalisering en de externe dimensie van het Uniebeleid op de in artikel 4, lid 1, genoemde beleidsgebieden.
HOOFDSTUK II
Subsidiabiliteit
Artikel 26
Subsidiabele acties
In het kader van het EaSI-onderdeel kunnen de volgende acties worden ondersteund:
analytische activiteiten, onder meer met betrekking tot derde landen, en met name:
onderzoeken, studies, statistische gegevens, methoden, classificaties, microsimulaties, indicatoren, steun voor Europese waarnemingsposten en benchmarks;
sociale experimenten ter evaluatie van sociale innovatie;
monitoring en beoordeling van de omzetting en de toepassing van het Unierecht;
uitvoering van het beleid, en met name:
grensoverschrijdende partnerschappen, met name tussen openbare diensten voor arbeidsvoorziening, maatschappelijke organisaties en de sociale partners, evenals ondersteunende diensten in grensoverschrijdende regio's;
een op arbeid gerichte mobiliteitsregeling op Unieniveau om vacatures in te vullen waar zich tekorten op de arbeidsmarkt voordoen;
steun voor microfinancieringsinstellingen en instellingen die financiering verstrekken aan sociale ondernemingen, onder meer via blendingverrichtingen zoals asymmetrische risicodeling of de beperking van transactiekosten, alsmede steun voor de ontwikkeling van sociale infrastructuur en vaardigheden;
steun voor transnationale samenwerking en partnerschappen met het oog op de overdracht en de opschaling van innovatieve oplossingen;
capaciteitsopbouw, met name van:
netwerken op Unieniveau met betrekking tot de in artikel 4, lid 1, bedoelde beleidsgebieden;
nationale contactpunten die richtsnoeren, informatie en bijstand verstrekken met betrekking tot de uitvoering van het EaSI-onderdeel;
administratieve structuren, socialezekerheidsinstellingen en voor de bevordering van de arbeidsmobiliteit verantwoordelijke diensten voor arbeidsvoorziening, van microfinancieringsinstellingen en instellingen die financiering verstrekken aan sociale ondernemingen of andere actoren op het gebied van sociale investeringen, alsmede netwerkactiviteiten verrichten, in krachtens artikel 29 met het Easi-onderdeel geassocieerde lidstaten of derde landen;
belanghebbenden, onder meer sociale partners en maatschappelijke organisaties, met het oog op transnationale samenwerking;
communicatie- en verspreidingsactiviteiten, en met name:
wederzijds leren door de uitwisseling van goede praktijken, innovatieve methoden, resultaten van analytische activiteiten, collegiale toetsingen en benchmarking;
handleidingen, verslagen, informatiemateriaal en mediaberichtgeving over initiatieven die verband houden met de in artikel 4, lid 1, bedoelde beleidsgebieden;
informatiesystemen die empirisch onderbouwde gegevens verspreiden met betrekking tot de in artikel 4, lid 1, bedoelde beleidsgebieden;
evenementen, conferenties, seminars en voorlichtingsactiviteiten van het voorzitterschap van de Raad.
Artikel 27
Subsidiabele entiteiten
Met inachtneming van de in artikel 197 van het Financieel Reglement uiteengezette criteria kunnen de volgende entiteiten in aanmerking komen:
juridische entiteiten die gevestigd zijn in een van de volgende landen of gebieden:
een lidstaat of een met een lidstaat verbonden overzees land of gebied;
een krachtens artikel 29 met het EaSI-onderdeel geassocieerd derde land;
een derde land dat in het werkprogramma is opgenomen onder de in de leden 2 en 3 van dit artikel gespecificeerde voorwaarden;
elke krachtens het Unierecht opgerichte juridische entiteit of elke internationale organisatie.
Artikel 28
Horizontale beginselen
Artikel 29
Deelname van derde landen
Het EaSI-onderdeel staat door middel van een overeenkomst met de Unie open voor deelname van de volgende geassocieerde derde landen:
leden van de Europese Vrijhandelsassociatie die lid zijn van de Europese Economische Ruimte, in overeenstemming met de in de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte vastgestelde voorwaarden;
toetredende staten, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten, in overeenstemming met de algemene beginselen en algemene voorwaarden voor deelname van die landen aan Unieprogramma's zoals vastgesteld in de desbetreffende kaderovereenkomsten en besluiten van de Associatieraad, of in soortgelijke overeenkomsten, alsmede in overeenstemming met de specifieke voorwaarden die zijn vastgesteld in overeenkomsten tussen de Unie en die landen;
andere derde landen, in overeenstemming met de voorwaarden die zijn vastgesteld in een specifieke overeenkomst over de deelname van het derde land aan het onderdeel, mits de overeenkomst:
zorgt voor een billijk evenwicht tussen de bijdragen van en de voordelen voor het derde land dat aan de Unieprogramma's deelneemt;
voorziet in de voorwaarden voor deelname aan de programma's, met inbegrip van de berekening van de financiële bijdragen aan individuele programma's of onderdelen van programma's en de administratieve kosten ervan;
aan het derde land geen beslissingsbevoegdheid ten aanzien van het Easi-onderdeel verleent;
de rechten van de Unie waarborgt om voor een goed financieel beheer te zorgen en de financiële belangen van de Unie te beschermen.
De in dit artikel, eerste alinea, punt c), ii), bedoelde bijdragen vormen bestemmingsontvangsten overeenkomstig artikel 21, lid 5, van het Financieel Reglement.
HOOFDSTUK III
Algemene bepalingen
Artikel 30
Vormen van Uniefinanciering en uitvoeringsmethoden
Bij de toekenning van subsidies kan het in artikel 150 van het Financieel Reglement bedoelde evaluatiecomité zijn samengesteld uit externe deskundigen.
Artikel 31
Werkprogramma
Artikel 32
Monitoring en verslaglegging
De indicatoren om te rapporteren over de voortgang van het EaSI-onderdeel bij de verwezenlijking van de in artikel 4, lid 1, vastgestelde specifieke doelstellingen en de in artikel 25 vastgestelde operationele doelstellingen zijn uiteengezet in bijlage IV.
Het prestatieverslagleggingssysteem zorgt ervoor dat de gegevens voor het monitoren van de uitvoering en de resultaten van het EaSI-onderdeel efficiënt, doeltreffend en tijdig worden verzameld.
Daartoe worden evenredige verslagleggingsvereisten opgelegd aan de ontvangers van Uniemiddelen en in voorkomend geval aan de lidstaten.
Artikel 33
Bescherming van de financiële belangen van de Unie
Indien een derde land aan het EaSI-onderdeel deelneemt door middel van een op grond van een internationale overeenkomst of op basis van een ander rechtsinstrument vastgesteld besluit, verleent het derde land de nodige rechten en toegang aan de verantwoordelijke ordonnateur, OLAF en de Europese Rekenkamer, zodat deze hun respectieve bevoegdheden ten volle kunnen uitoefenen. In het geval van OLAF omvatten dergelijke rechten het recht om onderzoeken, met inbegrip van controles en verificaties ter plaatse, uit te voeren als bepaald in Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013.
Artikel 34
Evaluatie
De Commissie beoordeelt de prestaties van het programma overeenkomstig artikel 34 van het Financieel Reglement, en met name de doeltreffendheid, efficiëntie, samenhang, relevantie en meerwaarde voor de Unie van het programma, ook ten opzichte van de in artikel 28 van deze verordening bedoelde horizontale beginselen, en meet op kwalitatieve en kwantitatieve basis de vooruitgang die is geboekt bij de verwezenlijking van de doelstellingen van het EaSI-onderdeel.
De tussentijdse evaluatie wordt gebaseerd op de informatie die wordt gegenereerd door de overeenkomstig artikel 32 van deze verordening vastgestelde monitoringregelingen en -indicatoren, teneinde de nodige aanpassingen aan te brengen in het beleid en de financieringsprioriteiten.
Artikel 35
Audits
Audits naar het gebruik van de Uniebijdrage uitgevoerd door personen of entiteiten, waaronder andere personen of entiteiten dan die welke door de instellingen of organen van de Unie zijn gemachtigd, vormen de basis van de algemene zekerheid in de zin van artikel 127 van het Financieel Reglement.
Artikel 36
Informatie, communicatie en publiciteit
De aan het EaSI-onderdeel toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover die prioriteiten verband houden met de in artikel 3, leden 1 en 2, artikel 4, lid 1, en artikel 25 bedoelde doelstellingen.
DEEL IV
SLOTBEPALINGEN
Artikel 37
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
Artikel 38
Comitéprocedure voor het ESF+-onderdeel in gedeeld beheer
Artikel 39
Op grond van artikel 163 VWEU ingesteld comité
Het ESF+-Comité kan advies uitbrengen over:
kwesties met betrekking tot de ESF+-bijdrage aan de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten, onder meer landspecifieke aanbevelingen en Europese-Semestergerelateerde prioriteiten, zoals nationale hervormingsprogramma's;
kwesties betreffende de Verordening (EU) 2021/1060 die relevant zijn voor het ESF+;
andere dan de in lid 5 bedoelde kwesties in verband met het ESF+ die de Commissie aan het comité voorlegt.
De adviezen van het ESF+-Comité worden goedgekeurd met absolute meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen en worden ter informatie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's toegezonden. De Commissie licht het ESF+-Comité schriftelijk in over de wijze waarop zij met zijn adviezen rekening heeft gehouden.
Artikel 40
Overgangsbepalingen voor het ESF+-onderdeel in gedeeld beheer
Verordening (EU) nr. 1304/2013, Verordening (EU) nr. 223/2014 en in het kader van die verordeningen vastgestelde handelingen blijven van toepassing op programma's en concrete acties die op grond van die verordeningen worden gesteund in de programmeringsperiode 2014 tot en met 2020.
Artikel 41
Overgangsbepalingen voor het EaSI-onderdeel
Artikel 42
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2021 wat het EaSI-onderdeel betreft.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
BIJLAGE I
GEMEENSCHAPPELIJKE INDICATOREN VOOR DE ALGEMENE STEUN UIT HET ESF+-ONDERDEEL IN GEDEELD BEHEER
Persoonsgegevens moeten worden uitgesplitst naar gender (vrouwen, mannen, non-binaire personen ( 2 )).
Indien bepaalde resultaten niet mogelijk zijn, hoeven de gegevens voor die resultaten niet te worden verzameld en gerapporteerd.
In voorkomend geval kunnen gemeenschappelijke outputindicatoren worden gerapporteerd op basis van de doelgroep van de concrete actie.
Gemeenschappelijke outputindicatoren met betrekking tot concrete acties die gericht zijn op mensen
Gemeenschappelijke outputindicatoren voor deelnemers zijn:
De in dit punt vermelde indicatoren gelden niet voor ESF+-steun die bijdraagt aan de in artikel 4, lid 1, punt l), uiteengezette specifieke doelstelling, met uitzondering van de volgende indicatoren: “aantal kinderen jonger dan 18 jaar”, “jongeren tussen 18 en 29 jaar”, “aantal deelnemers van 55 jaar en ouder” en het “totale aantal deelnemers”.
Indien gegevens uit registers of gelijkwaardige bronnen worden verkregen, mogen de lidstaten nationale definities hanteren.
Andere gemeenschappelijke outputindicatoren voor deelnemers zijn:
Het verzamelen van gegevens is slechts noodzakelijk indien van toepassing.
De waarden voor de in punt 1.2 vermelde indicatoren kunnen worden bepaald op basis van door de begunstigde verstrekte onderbouwde ramingen.
Voor de in punt 1.2 vermelde indicatoren, met uitzondering van de indicatoren “onderdanen van derde landen” en “deelnemers van het platteland”, mogen de lidstaten nationale definities hanteren.
Gemeenschappelijke outputindicatoren voor entiteiten
Gemeenschappelijke indicatoren voor entiteiten zijn:
Indien gegevens uit registers of gelijkwaardige bronnen worden verkregen, mogen de lidstaten nationale definities hanteren.
De gemeenschappelijke indicatoren van onmiddellijke resultaten voor deelnemers
De gemeenschappelijke indicatoren van onmiddellijke resultaten voor deelnemers zijn:
De in dit punt vermelde indicatoren gelden niet voor ESF+-steun die bijdraagt aan de in artikel 4, lid 1, punt l), uiteengezette specifieke doelstelling.
Indien gegevens uit registers of gelijkwaardige bronnen worden verkregen, mogen de lidstaten nationale definities hanteren.
Gemeenschappelijke indicatoren van resultaten op langere termijn voor deelnemers
Gemeenschappelijke indicatoren van resultaten op langere termijn voor deelnemers zijn:
De in dit punt vermelde indicatoren gelden niet voor ESF+-steun die bijdraagt aan de in artikel 4, lid 1, punt l), uiteengezette specifieke doelstelling.
Indien gegevens uit registers of gelijkwaardige bronnen worden verkregen, mogen de lidstaten nationale definities hanteren.
Gemeenschappelijke indicatoren van resultaten op langere termijn voor deelnemers worden uiterlijk op 31 januari 2026 gerapporteerd overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1060 en in het eindverslag over de prestaties als bedoeld in artikel 43 van die verordening.
Als minimumvereiste worden gemeenschappelijke indicatoren van resultaten op langere termijn voor deelnemers gebaseerd op een representatieve steekproef van deelnemers binnen de in artikel 4, lid 1, punten a) tot en met k), uiteengezette specifieke doelstellingen. De interne validiteit van de steekproef moet zodanig worden gegarandeerd dat de gegevens kunnen worden veralgemeend op het niveau van de specifieke doelstelling.
BIJLAGE II
GEMEENSCHAPPELIJKE INDICATOREN VOOR DE ESF+-ACTIES GERICHT OP SOCIALE INCLUSIE VAN DE MEEST BEHOEFTIGE PERSONEN BINNEN DE IN ARTIKEL 4, LID 1, PUNT L), UITEENGEZETTE SPECIFIEKE DOELSTELLING IN OVEREENSTEMMING MET ARTIKEL 7, LID 5, EERSTE ALINEA
Persoonsgegevens moeten worden uitgesplitst naar gender (vrouwen, mannen, non-binaire personen ( 5 )).
Gemeenschappelijke outputindicatoren met betrekking tot op mensen gerichte concrete acties
Gemeenschappelijke outputindicatoren voor deelnemers zijn:
De waarden van de in punt 1.1 vermelde indicatoren worden bepaald op basis van door de begunstigden verstrekte onderbouwde ramingen.
Andere gemeenschappelijke outputindicatoren zijn:
Het verzamelen van gegevens is slechts noodzakelijk indien van toepassing en relevant.
De waarden van de in punt 1.2 vermelde indicatoren worden bepaald op basis van door de begunstigden verstrekte onderbouwde ramingen.
BIJLAGE III
GEMEENSCHAPPELIJKE INDICATOREN VOOR ESF+-ONDERSTEUNING TER BESTRIJDING VAN MATERIËLE DEPRIVATIE
Outputindicatoren
Totale waarde in geld van verstrekte voedselhulp en goederen
totale waarde van de voedselhulp ( 6 ):
totale waarde in geld van voedselhulp voor daklozen;
totale waarde in geld van voedselhulp voor andere doelgroepen;
totale waarde van verstrekte goederen ( 7 ):
totale waarde in geld van goederen voor kinderen;
totale waarde in geld van goederen voor daklozen;
totale waarde in geld van goederen voor andere doelgroepen.
Totale hoeveelheid verstrekte voedselhulp (in ton) ( 8 )
aandeel voedselhulp waarvoor alleen vervoer, verdeling en opslag zijn betaald door het programma (in %);
aandeel van door het ESF+ medegefinancierde voedsel in het totale volume van door de begunstigden verstrekte levensmiddelen (in %).
De waarden van de in de punten 1.2.1 en 1.2.2 vermelde indicatoren worden bepaald op basis van door de begunstigden verstrekte onderbouwde ramingen.
Gemeenschappelijke resultaatindicatoren
Aantal eindontvangers die voedselhulp ontvangen
Aantal eindontvangers die materiële hulp ontvangen
Aantal eindontvangers die gebruikmaken van vouchers of kaarten
De waarden van de in punt 1.2 vermelde indicatoren worden bepaald op basis van door de begunstigden verstrekte onderbouwde ramingen.
BIJLAGE IV
INDICATOREN VOOR HET EASI-ONDERDEEL
Indicatoren voor het EaSI-onderdeel:
De gegevens voor de indicator “aantal banen in het kader van gerichte mobiliteitsregelingen” worden slechts om de twee jaar verzameld.
( 1 ) Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671).
( 2 ) Conform het nationale recht.
( *1 ) De gerapporteerde gegevens zijn gegevens in de zin van artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) 2016/679.
( 3 ) Deze indicator wordt automatisch berekend op basis van de gemeenschappelijke outputindicatoren in verband met de arbeidssituatie, met uitzondering van de ESF+-steun die bijdraagt aan de in artikel 4, lid 1, punt l), uiteengezette specifieke doelstelling, in welk geval het totale aantal deelnemers moet worden gerapporteerd.
( *2 ) De gerapporteerde gegevens omvatten een speciale categorie van gegevens als bedoeld in artikel 9 van Verordening (EU) 2016/679.
( 4 ) Deze indicator is niet van toepassing op ESF+-steun die bijdraagt aan de in artikel 4, lid 1, punt l), uiteengezette specifieke doelstelling.
( 5 ) Conform het nationale recht.
( *3 ) De gerapporteerde gegevens zijn gegevens in de zin van artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) 2016/679.
( *4 ) De gerapporteerde gegevens bevatten een speciale categorie van gegevens als bedoeld in artikel 9 van Verordening (EU) 2016/679.
( 6 ) Deze indicatoren zijn niet van toepassing op voedselhulp die indirect via vouchers of kaarten wordt verleend.
( 7 ) Deze indicatoren zijn niet van toepassing op goederen die indirect via vouchers of kaarten worden verstrekt.
( 8 ) Deze indicatoren zijn niet van toepassing op voedselhulp die indirect via vouchers of kaarten wordt verleend.
( *5 ) Er mogen nationale definities worden gebruikt.