Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document EESC-2017-06089-AC

    Advies - Europees Economisch en Sociaal Comité - Mid-term review/Copernicus (2014-2020)

    EESC-2017-06089-AC

    NL

    Europees Economisch en Sociaal Comité

    INT/837

    Tussentijdse evaluatie / Copernicus-programma (2014-2020)

    ADVIES 

    Europees Economisch en Sociaal Comité


    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's – Tussentijdse evaluatie van het Copernicus-programma (2014-2020) 
    [COM(2017) 617
    final]

    Rapporteur: Mindaugas MACIULEVIČIUS

    Raadpleging

    Europese Commissie, 18/01/2018

    Rechtsgrondslag

    Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

    Bevoegde afdeling

    Interne Markt, Productie en Consumptie

    Goedkeuring door de afdeling

    09/03/2018

    Goedkeuring door de voltallige vergadering

    14/03/2018

    Zitting nr.

    533

    Stemuitslag
    (voor/tegen/onthoudingen)

    178/0/2



    1.Conclusies en aanbevelingen

    1.1Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) is ingenomen met de tot dusver behaalde resultaten van het Copernicus-programma die door de Commissie worden vermeld. Zeer nauwkeurige satellieten zijn reeds operationeel en verzenden wereldwijd hoogwaardige aardobservatiegegevens op dagelijkse basis.

    1.2Het EESC wijst erop dat bij de beoordeling van de verwezenlijkingen van het programma niet alleen moet worden gekeken naar het economische aspect maar ook naar sociale en ecologische aspecten. De EU heeft zich ertoe verbonden doelstellingen voor duurzame ontwikkeling te verwezenlijken en is, via haar duidelijk en zeer ambitieus engagement in de COP21, een van de koplopers wereldwijd in de bestrijding van de klimaatverandering. Het Copernicus-programma is daarbij het belangrijkste systeem voor het verschaffen van duidelijke indicatoren en instrumenten voor het meten van prestaties en resultaten, niet alleen op EU- maar ook op mondiaal niveau.

    1.3Copernicus vervult een spilfunctie wat betreft klimaatverandering, voedselveiligheid, volksgezondheid, rampenbeheer, mensenhandel, maritieme veiligheid enz. De EU neemt een leiderspositie in wat betreft de monitoring en het verstrekken van precieze gegevens over klimaatverandering, emissies van gassen, de toestand van de landbouw- en bosgrond en de maritieme situatie. Zonder deze gegevens zou het voor de wetenschappelijke gemeenschap onmogelijk zijn om inzicht te krijgen in deze problemen en suggesties te doen voor een succesvolle aanpak van de klimaatverandering, duurzame voedselproductie enz.

    1.4Bij de Europese burgers leeft er echter geen echt gevoel van trots of betrokkenheid bij het Copernicus-programma. Europese burgers zijn niet bekend met het Copernicus-programma en de voordelen ervan, zoals zij zich vaak evenmin bewust zijn van Europese ruimtevaartprogramma’s in het algemeen. Het programma en de activiteiten ervan zouden zichtbaarder moeten zijn voor de massamedia, en open moeten staan voor het maatschappelijk middenveld en actieve burgers. Het EESC is van mening dat de deelname van het maatschappelijk middenveld aan de vaststelling van ruimtevaartstrategieën en -programma’s onontbeerlijk is.

    1.5Een mogelijk Copernicusforum zou open moeten staan voor vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, consumenten- en maatschappelijke organisaties. Het is zaak om de “club open te stellen” voor de samenleving en een echte Europese ruimtevaartgemeenschap tot stand te brengen. Het EESC is geïnteresseerd en bereid hierin rechtstreeks en samen met de nationale organisaties die in het Comité vertegenwoordigd zijn, een actieve rol te spelen. Dit biedt een enorm potentieel om de “ontbrekende schakels” aan te vullen die in het EESC-project Space & Society aan het licht zijn gebracht.

    1.6De doeltreffendheid van het Copernicus-programma mag niet alleen op economische prestaties worden beoordeeld. Zijn grootste waarde betreft de milieu- en sociale aspecten. Het is een instrument dat absoluut noodzakelijk is om de klimaatverandering het hoofd te bieden, de wereldbevolking duurzaam te voeden, mensenlevens te redden op zee enz. Het is een dienst die, om nationale veiligheidsredenen en wegens het huidige gebrek aan soortgelijke kwaliteitsvolle diensten elders, niet kan worden gekocht van derden. Copernicus is ons antwoord op de mondiale uitdagingen en getuigt van onze bereidheid om als een volwassen mondiale samenleving deze uitdagingen aan te pakken.

    1.7De betrokkenheid van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) en micro-ondernemingen, start-ups en onafhankelijke onderzoekers is van het allergrootste belang voor een succesvol gebruik van de Copernicusgegevens. Deze sector levert nieuwe ideeën en nieuwe toepassingsgebieden. Het is zaak de ontwikkeling van verschillende initiatieven te bevorderen en voor eindgebruikers hulpmiddelen te ontwikkelen die meerwaarde opleveren. Horizon 2020 heeft een belangrijke rol gespeeld en moet die ook blijven spelen. Toegang tot financiering via de Europese Investeringsbank (EIB) en het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) is van het grootste belang.

    1.8Het EESC zou graag zien dat er meer ambitie aan de dag wordt gelegd om Copernicus meer consistentie en samenhang te geven, en om de verschillende directoraten-generaal op Europees niveau alsook de nationale en regionale overheden op het niveau van de lidstaten beter bekend te maken met het programma en het gebruik van de instrumenten ervan voor openbare dienstverlening. Copernicus-gegevens zouden op Europees niveau als onafhankelijke en nationale norm moeten gelden. Eurostat zou meer moeten worden betrokken bij het meten van de vooruitgang en de door Copernicus geboden voordelen.

    1.9Lokale kleine agentschappen op nationale basis zouden een goede oplossing kunnen zijn voor de verspreiding van de gegevens en het gebruik van Copernicus als instrument op nationaal bestuursniveau. Door lokale gebruikersgemeenschappen op te zetten, waarbij kmo’s, micro-ondernemingen, start-ups en onafhankelijke onderzoekers betrokken zijn, samen met regionale regeringen, vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, onderwijsinstellingen, onafhankelijke en openbare adviesdiensten, groepen in de samenleving die rechtstreeks met Copernicus werken zoals landbouwers, bosbouwers en milieubeschermers, kan het gebruik van de Copernicus-gegevens verder worden uitgebreid en kunnen de prestaties ervan worden verbeterd en op de specifieke nationale situatie afgestemd.

    1.10Onderwijs over Copernicus is van het grootste belang. Het EESC is ingenomen met speciaal opgezette masterprogramma’s ter ondersteuning van Europese universiteitsstudenten die een masterdiploma op het gebied van Copernicus willen behalen. Het EESC pleit voor een specifiek, ambitieuzer programma dat voorziet in alle nodige technische ondersteuning voor specifieke Copernicus-afdelingen die moeten worden opgericht in alle relevante Europese universiteiten, scholen voor beroepsopleiding en bij aanbieders van adviesdiensten. Het mogelijke gebruik van Copernicus moet in alle betrokken studiegebieden, met inbegrip van landbouw- en bosbouwwetenschap, engineering, milieu- en mariene studies, enz. als een afzonderlijk studieonderwerp worden opgenomen. Er moet rekening worden gehouden met de opleidingsbehoeften van reeds actieve beroepsbeoefenaars, met inbegrip van eindgebruikers. Nationale onafhankelijke en openbare adviesdiensten zouden daarbij in speciale programma’s kunnen voorzien.

    1.11De beschikbaarheid van snelle en eenvoudige toegang tot gegevens zal binnenkort worden gewaarborgd door de aanstaande inwerkingtreding van de DIAS-diensten van Copernicus (Data and Information Access Services). Dit zal een oplossing bieden voor een aantal problemen die zijn gerezen i.v.m. de tijd die nodig is om Copernicus-gegevens te downloaden. Het EESC zou ook graag zien dat sneller werk wordt gemaakt van de harmonisatie en volledige beschikbaarheid van gegevens in situ, die bij nationale wetgeving moet worden geregeld. Standaardisatie en interoperabiliteit zijn voorwaarden voor het welslagen van het Copernicus-programma.

    1.12De EU zet zich met het oog op een duurzame en sociaal dienstige economie prioritair in voor de opleiding van gekwalificeerde ingenieurs en technici, het scheppen van nieuwe banen en nieuwe beroepsvaardigheden, afgestemd op de ontwikkeling van de toepassingen.

    1.13Gezien het belang van de resultaten en de kwaliteit ervan hoopt het EESC dat prioriteit zal worden gegeven aan Europese draagraketten. Succesvolle lanceringen, nauwkeurige uitvoering van programma’s en inachtneming van termijnen, alsook flexibiliteit in het gebruik van de nieuwe Ariane 6 en Vega C, moeten Europese topkwaliteit belonen met langlopende contracten. Het EESC is geen voorstander van protectionistisch beleid maar is niettemin van mening dat de Europese industrie moet worden beschermd tegen oneerlijke praktijken uit hoofde van het wederkerigheidsbeginsel.

    1.14Er moet meer ruchtbaarheid worden gegeven aan de mogelijkheden die hierbij worden geboden aan landbouw, bosbouw en visserij, via gerichte bewustmakings- en voorlichtingsprogramma’s voor marktdeelnemers in de sector. Er kan aanzienlijk meer worden bespaard op energie, meststoffen en bestrijdingsmiddelen en de landbouwproductie en het waterbehoud kunnen worden verbeterd. Het wereldwijde monitoringprogramma voor milieu en veiligheid voor Afrika, dat reeds uitstekende resultaten heeft opgeleverd, moet volgens het EESC worden versterkt en ook in andere ontwikkelingsgebieden verspreid.

    1.15Het EESC is ingenomen met het governancemodel voor het Copernicus-programma, met name de oprichting van een gebruikersforum, dat moet openstaan voor vertegenwoordigers van ondernemers, onderzoekers en het maatschappelijk middenveld. In de volgende Copernicus-verordening moet het huidige model van verdeling van verantwoordelijkheden op basis van vaardigheden worden bevestigd; daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de technische verantwoordelijkheid voor de ruimtecomponent, die aan het Europees Ruimteagentschap (ESA) wordt toevertrouwd, en de verantwoordelijkheid voor de diensten, die bij “uitvoerende entiteiten” ligt.

    1.16Samen met de verbetering van de toegang en de kwaliteit van de gegevens moet intensiever werk worden gemaakt van de volledige uitrol van breedbandinternet in heel Europa, in het bijzonder in landelijke en perifere gebieden, die vaak over het hoofd worden gezien door particuliere marktdeelnemers. Doeltreffende tenuitvoerlegging van de strategie voor de digitale eengemaakte markt is van essentieel belang om optimaal gebruik te kunnen maken van de mogelijkheden die door het Copernicus-programma worden geboden. Het EESC staat volledig achter dit initiatief van de Europese Commissie en dringt er bij het Europees Parlement en de Raad op aan vaart te zetten achter de onderhandelingen voor de definitieve goedkeuring van de maatregelen die nog in behandeling zijn.

    1.17Gegevensbescherming tegen steeds frequentere aanslagen, samen met de risico’s die ruimtepuin met zich meebrengt voor ruimte-infrastructuur, zijn prioritaire aandachtspunten. Het EESC dringt aan op versterking van de veiligheidswaarborgen en op bespoediging van programma’s voor het verwijderen van ruimtepuin en satellieten die niet langer operationeel zijn 1 . De Europese Commissie moet haar inspanningen opvoeren om een gedegen internationale overeenkomst in dit verband te bereiken.

    1.18Het EESC pleit voor meer betrokkenheid van het financiële systeem en investeerders bij ruimtevaartactiviteiten, waarbij ook het grote publiek zou kunnen worden betrokken door de uitgifte van speciale “ruimteobligaties”. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de financiering van kleine en middelgrote ondernemingen en startende ondernemingen die betreffende diensten en innovatieve toepassingen creëren. Recente afspraken om de opwarming van de aarde te beperken openen mogelijkheden voor nieuwe economische activiteiten i.v.m. de monitoring van de uitstoot.

    1.19Het EESC pleit voorts voor het behoud en eventueel een verhoging van de middelen voor het Copernicus-programma, dat niet alleen voor groei en ontwikkeling zorgt, maar ook de Europese autonomie en onafhankelijkheid bij het beheer van zijn grondgebied en zijn veiligheid garandeert, alsook innovatie, onderzoek en duurzame ontwikkeling bevordert.

    2.De mededeling van de Commissie

    2.1Voor de ruimtevaartcomponent van het programma zijn de prognoses voor de periode april 2014 — april 2017 in grote lijnen uitgekomen, behalve wat betreft de vertraging van 10 maanden die de lancering van Sentinel 2 B vanwege problemen met de Russische Rockot-draagraket heeft opgelopen. Om vertragingen te beperken werd de Sentinel 2B-satelliet gelanceerd door een Vega-draagraket, die door ASI (het Italiaanse ruimtevaartagentschap) in samenwerking met de ESA was ontwikkeld.

    2.2Het aantal gegevens dat door de vijf huidige satellieten dagelijks naar de aarde wordt gestuurd bereikte in maart 2017 een totaal van 12 TB, wat de verwachtingen ruim overtreft. Hetzelfde geldt voor de geregistreerde gebruikers van de gratis distributiesite, die thans tot 85 000 zijn gestegen in plaats van de verwachte 50 000 2 .

    2.3Op 13 oktober 2017 werd Sentinel 5P met succes gelanceerd, met als doel dagelijks gegevens te verstrekken over de samenstelling van onze atmosfeer, alsook broeikasgassen, de ozonlaag, de aanwezigheid van zwaveldioxide en formaldehyde alsook vulkanische aswolken en koolmonoxide te monitoren.

    2.4Van meet af aan heeft Copernicus geprofiteerd van samenwerking met andere “bijdragende missies”, die van essentieel belang zijn voor gegevens van zeer hoge definitie die door Copernicus niet kunnen worden gegarandeerd. Deze missies hebben het mogelijk gemaakt het project te starten vooraleer de eerste Sentinel-satelliet werd gelanceerd. Naast de gegevens van “parallelle” missies wordt gebruik gemaakt van gegevens van grond-, zee- of luchtsensoren in situ, die voorts worden vergeleken. De alom erkende nauwkeurigheid van Copernicus-gegevens berust juist op de validering van gegevens die worden vergeleken met door in-situsensoren geregistreerde gegevens.

    2.5Het Copernicus-programma is vanaf het begin opgezet als een “gebruikersgestuurde” dienst, afgestemd op hun behoeften. Deze benadering, in combinatie met het open en vrije gebruik van gegevens, ligt ten grondslag aan het groeiende succes bij gebruikers en dienstverleners.

    2.6De governance van Copernicus is gebaseerd op bevoegdheden.

    2.6.1De coördinatie en uitvoering van de ruimtevaartcomponent is gedelegeerd aan het Europees Ruimteagentschap (ESA) en deels aan de Europese Organisatie voor de exploitatie van meteorologische satellieten (EUMETSAT).

    2.6.2Diensten zijn gedelegeerd aan het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO), het Europees Milieuagentschap (EEA), het Europees Centrum voor Weersvoorspellingen op Middellange Termijn (ECWMT), Mercator Océan, het Europees grens- en kustwachtagentschap (FRONTEX), het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA) en het satellietcentrum van de EU. De overeenstemming van Copernicus met de normen van het INSPIRE-programma voor geospatiale informatie waarborgt een efficiënt gebruik van alle beschikbare gegevensbronnen.

    2.7De evaluatie van de Commissie is positief wat betreft de tot dusver bereikte resultaten, de overeenstemming met de begrotingsramingen, de stijging van de gebruikersvraag, en de samenwerking met instellingen en instanties die bijdragen aan het beheer van de diensten.

    2.8Het Copernicuscomité, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten, en het Gebruikersforum werken samen met de Commissie voor het algemene beheer van het programma.

    2.9Opmerkelijke resultaten zijn behaald op het gebied van communicatie en verspreiding van door Copernicus geboden mogelijkheden, via specifieke programma’s zoals Copernicus Relays en Copernicus Academy, die voor bewustmakingsactiviteiten en lokale helpdesks zorgen.

    2.10De Commissie heeft haar krachten gebundeld met het ESA bij de organisatie van de Copernicus Masters, een jaarlijkse wedstrijd die gericht is op het stimuleren van innovatie. Het Copernicus-opstartprogramma omvat ook de Copernicus Accelerator, die voorziet in coaching voor start-ups, de komende Copernicus Hackathons (met 40 hackathons gespreid over twee jaar) en het Copernicus Incubatieprogramma, dat 60 start-ups financiële steun biedt gedurende drie jaar.

    2.11De prioriteiten van de Commissie voor de toekomst zijn:

    -het economische potentieel van Copernicus ontsluiten door de verstrekte gegevens te gebruiken om innovatieve producten en diensten te ontwikkelen;

    -de toekomstige stabiliteit van het programma verzekeren, alsook gratis, volledige en open toegang tot gegevens;

    -de Europese ruimtevaartstrategie volledig ten uitvoer leggen teneinde de uitdagingen van de klimaatverandering en duurzame ontwikkeling aan te pakken, alsook CO2 en andere broeikasgassenemissies, landgebruik en bosbouw, en veranderingen in het Noordpoolgebied monitoren;

    -de veiligheid versterken die Copernicus kan waarborgen via grenscontroles en maritieme bewaking.

    3.Algemene opmerkingen

    3.1Het EESC is ingenomen met de tot dusver behaalde resultaten van het Copernicus-programma die door de Commissie worden vermeld. Het EESC heeft het Europese ruimtevaartbeleid steeds in zijn geheel gesteund, en met name de twee belangrijkste programma’s Galileo en Copernicus. Zijn vorige adviezen ter zake 3 zijn ook ruimschoots in de mededeling van de Commissie meegenomen.

    3.2Het EESC is van mening dat de belangrijkste doelstellingen van het programma zijn verwezenlijkt en op sommige gebieden zelfs overtroffen.

    3.3De hoeveelheid en de kwaliteit van de dagelijks door de satellieten verzamelde gegevens maken van Copernicus een van ’s werelds grootste gegevensproducenten, waardoor de onafhankelijkheid van de Europese Unie bij de monitoring van haar grondgebied wordt gewaarborgd en andere delen van de wereld tegelijkertijd van nauwkeurige en vrij toegankelijke gegevens worden voorzien. Dit onverwachte succes heeft geleid tot een aantal moeilijkheden bij het beheer van de gegevensstroom. Het EESC beveelt aan de voor het publiek opengestelde hubs snel en doeltreffend te ondersteunen en te voldoen aan de vraag naar snelle downloads van megadata.

    3.4De aanstaande inwerkingtreding van het DIAS-systeem moet zorgen voor gemakkelijke toegang en, in combinatie met de toegang tot het CORDA-systeem (Copernicus Reference Access Data), voor een duidelijke verbetering van de hoeveelheid en de kwaliteit van de gegevens die gebruikers ter beschikking worden gesteld. De gegevens zelf moeten ook worden beoordeeld rekening houdend met de wolkenfactor, daar een groot deel van de bestaande gegevens niet succesvol kon worden gebruikt vanwege de bewolking. Dit zou de exploitatie- en afschrijvingskosten van DIAS-faciliteiten aanzienlijk verminderen.

    3.5Het EESC wijst erop dat bij de beoordeling van de verwezenlijkingen van het programma niet alleen moet worden gekeken naar de economische maar ook naar sociale en ecologische aspecten. De EU heeft zich ertoe verbonden doelstellingen voor duurzame ontwikkeling te verwezenlijken en is, via haar duidelijk en zeer ambitieus engagement in de COP21, een van de koplopers wereldwijd in de bestrijding van de klimaatverandering. Het Copernicus-programma is daarbij het belangrijkste systeem voor het verschaffen van duidelijke indicatoren en instrumenten voor het meten van prestaties en resultaten, niet alleen op EU- maar ook op mondiaal niveau.

    3.6Ondanks lovenswaardige initiatieven van de Commissie en de gedelegeerde dienstverlenende agentschappen ontbreekt het aan een passend gecoördineerd overheidsbeleid voor communicatie over de voordelen die voortvloeien uit de door Copernicus geleverde informatie, waardoor “honderden miljoenen Europese burgers zich niet bewust zijn van de voordelen van de ruimte.” Het EESC heeft er herhaaldelijk voor gepleit om een groot ruimteportaal te creëren, gewijd aan het Europese ruimtevaartbeleid in zijn geheel. Dit zou de eerste stap moeten zijn naar de vorming van de Europese ruimtevaartgemeenschap, voortbouwend op de positieve ervaringen van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en zijn bestuursmodel, dat tot de Europese Gemeenschap heeft geleid.

    3.7Een van de prioriteiten van de Europese strategie voor de ruimte is het stimuleren van werk en duurzame groei. Dankzij de toegang tot de ervaring en marktkennis van economische actoren, innovatieve start-ups en deskundigen inzake gegevensverwerking en het creëren van nieuwe toepassingen, kan het gebruik van de dagelijks geproduceerde gegevens zich sneller ontwikkelen, en wordt een enorm potentieel voor positieve economische, milieu- en sociale effecten gecreëerd.

    3.8Het oordeel over de governance van het Copernicus-programma is positief, met duidelijke verantwoordelijkheden voor de Commissie en de betrokken agentschappen. In de volgende Copernicus-verordening moet dit evenwicht worden behouden. De verantwoordelijkheid voor de coördinatie van de ruimtevaartcomponent moet bij het ESA blijven liggen, en voor het beheer van de diensten bij de “uitvoerende entiteiten”.

    3.9De ontwikkeling van ruimtevaartdiensten is cruciaal voor de ontwikkeling van digitale diensten voor burgers en bedrijven. Copernicusdiensten hebben ook tal van praktische toepassingen in het leven van alledag. Zo zijn de opbrengsten van Oostenrijkse landbouwbedrijven met 26 % kunnen stijgen dankzij monitoring van de akkers. In Nederland heeft dit systeem gezorgd voor een drastische vermindering van de uitgaven voor het boren naar koolwaterstoffen, het vervoer ervan en de logistiek in dat verband. Voorts zijn de metingen van luchtvervuiling in verschillende Europese steden met 60 % nauwkeuriger geworden, en de kosten tegelijk ook verminderd 4 .

    3.10Het EESC pleit voor een snellere uitrol van breedbandinternet in heel Europa, in het bijzonder in landelijke en perifere gebieden, zoals was overeengekomen in de strategie voor de digitale eengemaakte markt.

    3.11Het EESC verzoekt de Commissie om zich met name in te zetten voor de verspreiding van vaardigheden en nieuwe banen. Europese programma’s zouden de organisatie van beroepsopleidingen moeten ondersteunen. De verspreiding van precisielandbouw zal hogere opbrengsten genereren door te besparen op water, meststoffen en pesticiden. Landbouw 4.0 zal in hoge mate profiteren van de mogelijkheid om gebruik te maken van landobservatiegegevens en deze te combineren met die van geolocatie en andere thans al beschikbare technologieën. Er zullen nieuwe banen worden gecreëerd, zoals die van territoriaal analist, cyberagronoom en ontwikkelaar van toepassingen voor het tegengaan van de klimaatverandering.

    3.12Een grote moeilijkheid voor de snelle ontwikkeling van de mogelijkheden die Europese ruimtevaartprogramma’s bieden, is de kwestie van de financiering, met name voor kmo’s en startende bedrijven.

    3.13Een ander groot probleem is de cyberveiligheid, privacy en beveiliging van de ruimtevaartinfrastructuur. In het dagelijkse leven wordt steeds meer gebruik gemaakt van data die uit de ruimte afkomstig zijn. Het EESC dringt aan op versterking van de veiligheidswaarborgen en op bespoediging van programma’s voor het verwijderen van ruimtepuin en satellieten die niet langer operationeel zijn 5 . Met het oog op de veiligheid van de infrastructuur moet de EU een gedegen internationale overeenkomst bepleiten.

    3.14“Stel de club open” moet het nieuwe wervende motto zijn voor overheden en de particuliere sector, zodat het maatschappelijk middenveld ook effectief inspraak krijgt. Versnippering van informatie tussen de verschillende openbare en particuliere actoren verhindert met name dat kmo’s terdege betrokken worden bij de ontwikkeling van mogelijke toepassingen voor het systeem.

    3.15Het EESC verheugt zich over de conclusies van de Europese Raad van 1 december 2017 die nauw aansluiten bij de reeds eerder door het Comité beklemtoonde punten: betrokkenheid van particuliere stakeholders en verbintenis tot volledige informatie, een langetermijnvisie met voldoende financiële middelen, ontwikkeling en ondersteuning van innovatieve bedrijven, grotere onafhankelijkheid en leiderschap van de Unie - die thans het hoofd moet bieden aan traditionele en opkomende concurrenten - op het gebied van ruimtevaartbeleid, een gebruikersgestuurde aanpak onder niet-militaire controle en governance van Copernicus, en de voortzetting van een vrij, open en toegankelijk systeem.

    3.16In een recente studie raamt de Commissie de voordelen van Copernicus in de periode 2017-2035 op 67 à 131 miljard euro. De voortzetting van het programma na 2021 zal winsten met een factor tussen 11 en 21 opleveren en bijdragen tot het scheppen van 4 000 hooggeschoolde banen per jaar.

    3.17Het EESC wijst op het belang van het programma GMES voor Afrika en op het succes van de recente samenwerkingsovereenkomsten tussen de EU en commissie van de Afrikaanse Unie. De overdracht van zeer nuttige op Copernicus gebaseerde gegevens en technologieën voor grondbeheer, de identificatie en het behoud van waterreserves en de verbetering van de landbouwopbrengsten moeten centraal staan in het groeiende engagement van de EU ten aanzien van Afrika en de ontwikkelingslanden.

    4.Specifieke opmerkingen

    4.1Het EESC bevestigt zijn bereidheid om deel te nemen aan ondersteunings- en voorlichtingsinitiatieven die erop gericht zijn het maatschappelijk middenveld te informeren over het sociaaleconomische potentieel en de voordelen die door het Copernicussysteem worden gegenereerd. Het heeft dit reeds gedaan met het project Space & Society, dat het Comité ook wil voortzetten. Het bijeenbrengen van overheden, agentschappen, openbare en particuliere dienstverlenende bedrijven en het maatschappelijk middenveld is van essentieel belang voor het grote succes dat wordt verwacht van toepassingen die voortvloeien uit strategische projecten als Galileo en bovenal Copernicus.

    4.2Het EESC deelt de bezorgdheid van de Commissie over de geringe betrokkenheid van gebruikers die niet direct met ruimtevaart te maken hebben; dit is een aspect dat veel meer aandacht verdient dan het tot dusver heeft gekregen. De positieve ervaring met het Europees GNSS-Agentschap (GSA) kan worden herhaald voor Copernicus, door één instantie te belasten met de verantwoordelijkheid voor de informatie en de mogelijkheden die door de verschillende Copernicusdiensten worden geboden. Een nieuw agentschap zou een oplossing kunnen bieden.

    4.3Het EESC is van mening dat één van de grootste successen van Copernicus gebaseerd is op zijn opzet als een gebruikersgestuurd programma, en is met name opgetogen over het inclusieve governancemodel ervan. Voor het eerst werd de gebruikersgemeenschap, naast de lidstaten, door middel van het gebruikersforum betrokken bij strategische keuzes in een strategisch programma van de Unie. Het EESC beveelt aan dat particuliere gebruikers, gekozen door hun Europese verenigingen, ook op een permanente basis van het forum deel gaan uitmaken, samen met de door de lidstaten aangewezen vertegenwoordigers. Het EESC is bereid aan het forum deel te nemen. Ook op nationaal niveau moeten gebruikersfora openstaan voor een zo breed mogelijke participatie van het maatschappelijk middenveld.

    4.4Een van de problemen die snel opgelost moeten worden is de normalisatie en interoperabiliteit van gegevens in situ. Deze problemen vloeien voort uit de verschillende toepassingen van de INSPIRE-richtlijn 6 en de onsamenhangende wetgeving op nationaal niveau. Het EESC zou graag zien dat de Commissie en de lidstaten zich ertoe verbinden zo spoedig mogelijk te zorgen voor de essentiële harmonisering van talen en procedures met het oog op volledig doeltreffend en kosteloos gebruik van de gegevens.

    4.5Volgens het EESC zijn particuliere investeerders, het Europese en internationale financiële stelsel en beleggingsfondsen daarbij van cruciaal belang. Een goede oplossing zou kunnen zijn “ruimteobligaties” uit te geven, gedekt door garanties die kunnen worden verstrekt door Europese financiële instellingen als de EIB of internationale organisaties als de Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling (IBHO) voor verschillende aan ruimtevaart gerelateerde projecten, met inbegrip van projecten in ontwikkelingslanden.

    4.6Het EESC is van mening dat het beginsel van wederkerigheid op derde landen moet worden toegepast, in het bijzonder wat het gebruik van draagraketten betreft. De voorkeur moet worden gegeven aan Europese draagraketten, die met de komende lancering van de Ariane 6- en Vega C-raketten, het resultaat van Europese samenwerking, het aanbod kracht bijzetten. Dit zijn flexibele draagraketten, die de waaier aan beschikbare opties aanvullen. Ariane 5 die actief is sinds 1996, met een recordaantal van 82 succesvolle lanceringen, zal tot en met 2023 worden gebruikt en werd gekozen als draagraket voor de James Webb-telescoop, de opvolger van de Hubble. De internationale markt is uiterst competitief en een aantal ondernemingen in concurrerende landen met een protectionistisch beleid bieden dumpingprijzen aan teneinde bestellingen voor de komende jaren binnen te rijven.

    4.7Naast de economische en sociale activiteiten zijn de bijdrage aan de strijd tegen mensenhandel, het redden van migranten in extreem gevaar, en de beveiliging van de EU-grenzen via doeltreffende maatregelen ter bestrijding van het terrorisme, dat met name afkomstig is uit door oorlog verscheurde regio’s in het Midden-Oosten, volgens het EESC van buitengewoon belang. Veiligheid en defensie van het grondgebied zijn een toenemende vraag van de Europese burgers.

    Brussel, 14 maart 2018

    Georges DASSIS

    voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    _____________

    (1)       PB C 327 van 12.11.2013, blz. 38.
    (2)      Op 17 januari 2018 waren er 118 000 geregistreerde gebruikers.
    (3)      Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Europese Gemeenschap (INSPIRE), PB C 221, 8.9.2005, blz. 33 ; Programma voor aardobservatie (GMES), PB C 339, 14.12.2010, blz. 14 ; Ruimtecomponent van het GMES, PB C 44, 11.2.2011, blz. 153 ; Wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid (GMES), PB C 299, 04.10.2012, blz. 72 ; Copernicus-programma, PB C 67, 6.3.2014, blz. 88 ; Ruimtestrategie voor Europa, PB C 209, 30.6.2017, blz. 15 .
    (4)       Sociaaleconomische impact van Copernicus in de EU naar sector.
    (5)       PB C 327 van 12.11.2013, blz. 38.
    (6)       INSPIRE-richtlijn.
    Top