EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document L:2010:118:FULL

Publicatieblad van de Europese Unie, L 118, 12 mei 2010


Display all documents published in this Official Journal
 

ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2010.118.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 118

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

53e jaargang
12 mei 2010


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad van 11 mei 2010 houdende instelling van een Europees financieel stabilisatiemechanisme

1

 

*

Verordening (EU) nr. 408/2010 van de Raad van 11 mei 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 194/2008 van de Raad tot verlenging en verscherping van de beperkende maatregelen tegen Birma/Myanmar

5

 

*

Verordening (EU) nr. 409/2010 van de Commissie van 11 mei 2010 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Castaña de Galicia (BGA))

6

 

*

Verordening (EU) nr. 410/2010 van de Commissie van 11 mei 2010 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Εξαιρετικό Παρθένο Ελαιόλαδο Σέλινο Κρήτης (Exeretiko partheno eleolado Selino Kritis) (BOB))

8

 

*

Verordening (EU) nr. 411/2010 van de Commissie van 10 mei 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 194/2008 van de Raad tot verlenging en verscherping van de beperkende maatregelen tegen Birma/Myanmar

10

 

 

Verordening (EU) nr. 412/2010 van de Commissie van 11 mei 2010 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

43

 

 

BESLUITEN

 

 

2010/269/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 9 maart 2010 betreffende de door Nederland ten uitvoer gelegde steunmaatregel ten gunste van Farm Dairy (C 45/08) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 1240)

45

 

 

2010/270/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 6 mei 2010 tot wijziging van de delen 1 en 2 van bijlage E bij Richtlijn 92/65/EEG van de Raad, wat betreft de modellen van gezondheidscertificaten voor dieren van bedrijven en voor bijen en hommels (Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 2624)  ( 1 )

56

 

 

2010/271/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 11 mei 2010 tot wijziging van bijlage II bij Beschikking 2008/185/EG wat betreft de opname van Ierland in de lijst van regio’s waar goedgekeurde nationale programma’s ter bestrijding van de ziekte van Aujeszky ten uitvoer worden gelegd (Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 2983)  ( 1 )

63

 

 

RICHTSNOEREN

 

 

2010/272/EU

 

*

Richtsnoer van de Europese Centrale Bank van 21 april 2010 betreffende TARGET2-Securities (ECB/2010/2)

65

 

 

IV   Handelingen die vóór 1 december 2009 zijn aangenomen krachtens het EG-Verdrag, het EU-Verdrag en het Euratom-Verdrag

 

 

2010/273/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 24 maart 2009 inzake steunmaatregel C 47/05 (ex NN 86/05) die Griekenland ten uitvoer heeft gelegd ten behoeve van Hellenic Vehicle Industry SA (ELVO) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 1476)  ( 1 )

81

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

12.5.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 118/1


VERORDENING (EU) Nr. 407/2010 VAN DE RAAD

van 11 mei 2010

houdende instelling van een Europees financieel stabilisatiemechanisme

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en met name artikel 122, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 122, lid 2, van het Verdrag voorziet in de mogelijkheid financiële bijstand van de Unie aan een lidstaat te verlenen in geval van moeilijkheden of ernstige dreiging van grote moeilijkheden die worden veroorzaakt door buitengewone gebeurtenissen die deze lidstaat niet kan beheersen.

(2)

Dergelijke moeilijkheden kunnen worden veroorzaakt door een ernstige verslechtering van het internationale economische en financiële klimaat.

(3)

De ongekende mondiale financiële crisis en economische neergang die de wereld de afgelopen twee jaar hebben getroffen, hebben ernstige schade toegebracht aan de economische groei en de financiële stabiliteit en een aanzienlijke verslechtering van de tekort- en schuldsituatie van de lidstaten teweeggebracht.

(4)

De verdieping van de financiële crisis heeft ertoe geleid dat de leningsvoorwaarden van diverse lidstaten erger zijn verslechterd dan door de fundamentele economische parameters te verklaren valt. Thans is het punt bereikt dat als deze situatie niet dringend wordt aangepakt, zij een ernstige bedreiging kan vormen voor de financiële stabiliteit van de Europese Unie als geheel.

(5)

Om het hoofd te bieden aan deze buitengewone situatie die de lidstaten niet kunnen beheersen, is het noodzakelijk onmiddellijk een uniaal stabilisatiemechanisme in te stellen om de financiële stabiliteit in de Europese Unie te vrijwaren. Een dergelijk mechanisme zou de Unie in staat moeten stellen op gecoördineerde, snelle en doeltreffende wijze op acute moeilijkheden in een specifieke lidstaat te reageren. De activering ervan zal plaatsvinden in de context van de gezamenlijke steun van de Europese Unie en het Internationaal Monetair Fonds.

(6)

Gezien hun bijzondere financiële gevolgen, vereisen de besluiten om krachtens deze verordening financiële bijstand van de Unie te verlenen, de uitoefening van uitvoeringsbevoegdheden die aan de Raad moeten worden toegekend.

(7)

Ingeval op het mechanisme een beroep wordt gedaan, moeten strenge economische beleidsvoorwaarden worden gesteld met het oog op het handhaven van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën van de begunstigde lidstaat en het herstellen van zijn vermogen om zichzelf op de financiële markten te financieren.

(8)

De Commissie dient op gezette tijden na te gaan of de buitengewone omstandigheden die de financiële stabiliteit van de Europese Unie als geheel bedreigen, nog steeds bestaan.

(9)

Het bestaande mechanisme dat bij Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad (1) is ingesteld en dat dient voor de verlening van financiële ondersteuning op middellange termijn aan lidstaten die geen deel uitmaken van het eurogebied, dient te worden gehandhaafd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Doel en toepassingsgebied

Teneinde de financiële stabiliteit van de Europese Unie in stand te houden, worden in deze verordening de voorwaarden en procedures vastgesteld volgens welke financiële bijstand van de Unie kan worden verleend aan een lidstaat die zich voor een feitelijke of ernstig dreigende serieuze economische of financiële verstoring gesteld ziet die wordt veroorzaakt door buitengewone gebeurtenissen die deze lidstaat niet kan beheersen; hierbij wordt rekening gehouden met de eventuele toepassing van het bestaande mechanisme dat bij Verordening (EG) nr. 332/2002 is ingesteld en dat dient voor de verlening van financiële bijstand op middellange termijn ten behoeve van de betalingsbalans van lidstaten die geen deel uitmaken van het eurogebied.

Artikel 2

Vorm van de financiële bijstand van de Unie

1.   Voor de toepassing van deze verordening neemt de financiële bijstand van de Unie de vorm aan van een lening of een kredietlijn die aan de betrokken lidstaat wordt verstrekt.

Te dien einde wordt de Commissie gemachtigd namens de Europese Unie op grond van een door de Raad overeenkomstig artikel 3 vastgesteld besluit leningen op de kapitaalmarkten of bij financiële instellingen aan te gaan.

2.   Het uitstaande bedrag van de leningen of kredietlijnen die ter uitvoering van deze verordening aan lidstaten worden verstrekt, wordt beperkt tot de voor de betalingskredieten beschikbare marge onder het plafond van de eigen middelen.

Artikel 3

Procedure

1.   De lidstaat die om financiële bijstand van de Unie verzoekt, bespreekt met de Commissie, in contact met de Europese Centrale Bank (ECB), een evaluatie van zijn financiële behoeften en legt aan de Commissie en het Economisch en Financieel Comité een ontwerp van een economisch en financieel aanpassingsprogramma over.

2.   De financiële bijstand van de Unie wordt verleend bij een besluit dat wordt vastgesteld door de Raad, handelend met gekwalificeerde meerderheid op voorstel van de Commissie.

3.   Het besluit tot toekenning van een lening bevat de volgende elementen:

a)

het bedrag, de gemiddelde looptijd, de prijsbepalingsformule, het maximumaantal tranches, de beschikbaarheidsperiode van de financiële bijstand van de Unie en de overige gedetailleerde regels die voor de tenuitvoerlegging van de bijstand zijn vereist;

b)

de algemene economische beleidsvoorwaarden die aan de financiële bijstand van de Unie verbonden zijn en waarmee wordt beoogd wederom een gezonde economische of financiële situatie in de begunstigde lidstaat tot stand te brengen en zijn vermogen te herstellen om zichzelf op de financiële markten te financieren; deze voorwaarden zullen door de Commissie in overleg met de ECB worden bepaald; en

c)

de goedkeuring van het aanpassingsprogramma dat door de begunstigde lidstaat is opgesteld om te voldoen aan de economische voorwaarden die aan de financiële bijstand van de Unie zijn verbonden.

4.   Het besluit tot toekenning van een kredietlijn bevat de volgende elementen:

a)

het bedrag, de vergoeding voor de beschikbaarstelling van de kredietlijn, de prijsbepalingsformule die op de vrijgave van de middelen van toepassing is en de beschikbaarheidsperiode van de financiële bijstand van de Unie, en de overige gedetailleerde regels die voor de tenuitvoerlegging van de bijstand zijn vereist;

b)

de algemene economische beleidsvoorwaarden die aan de financiële bijstand van de Unie verbonden zijn en waarmee wordt beoogd wederom een gezonde economische of financiële situatie in de begunstigde lidstaat tot stand te brengen; deze voorwaarden zullen door de Commissie in overleg met de ECB worden bepaald; en

c)

de goedkeuring van het aanpassingsprogramma dat door de begunstigde lidstaat is opgesteld om te voldoen aan de economische voorwaarden die aan de financiële bijstand van de Unie zijn verbonden.

5.   De Commissie en de begunstigde lidstaat sluiten een memorandum van overeenstemming waarin de door de Raad gestelde algemene economische beleidsvoorwaarden worden gepreciseerd. De Commissie deelt het memorandum van overeenstemming mee aan het Europees Parlement en de Raad.

6.   De Commissie onderwerpt, in overleg met de ECB, de in lid 3, onder b), en lid 4, onder b), bedoelde algemene economische beleidsvoorwaarden ten minste om de zes maanden aan een nieuw onderzoek en bespreekt met de begunstigde lidstaat welke wijzigingen in zijn aanpassingsprogramma noodzakelijk kunnen blijken.

7.   De Raad, handelend met gekwalificeerde meerderheid op voorstel van de Commissie, besluit over de eventuele aanpassingen die in de oorspronkelijk vastgestelde algemene economische beleidsvoorwaarden moeten worden aangebracht en keurt het herziene aanpassingsprogramma dat door de begunstigde lidstaat wordt opgesteld, goed.

8.   Als een van economische beleidsvoorwaarden afhankelijk gestelde financiering van buiten de Unie wordt overwogen, met name van het IMF, overlegt de betrokken lidstaat eerst met de Commissie. De Commissie gaat na welke mogelijkheden in het kader van het mechanisme voor financiële ondersteuning van de Unie ter beschikking staan, en of de beoogde economische beleidsvoorwaarden verenigbaar zijn met de verbintenissen die de betrokken lidstaat is aangegaan met het oog op de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen en besluiten van de Raad die op grond van de artikelen 121, 126 en 136 VWEU zijn vastgesteld. De Commissie stelt het Economisch en Financieel Comité in kennis.

Artikel 4

Uitbetaling van de lening

1.   De lening wordt in de regel in tranches uitbetaald.

2.   De Commissie gaat op gezette tijden na of het economische beleid van de begunstigde lidstaat strookt met zijn aanpassingsprogramma en met de voorwaarden die de Raad op grond van artikel 3, lid 3, onder b), heeft gesteld. Daartoe stelt de begunstigde lidstaat alle nodige gegevens ter beschikking van de Commissie en verleent hij deze zijn volledige medewerking.

3.   Op grond van de resultaten van deze controle besluit de Commissie over de uitbetaling van verdere tranches.

Artikel 5

Vrijgave van de middelen

1.   De begunstigde lidstaat stelt de Commissie van tevoren in kennis van zijn voornemen om zijn kredietlijn aan te spreken. Gedetailleerde regels worden neergelegd in het in artikel 3, lid 4, bedoelde besluit.

2.   De Commissie gaat op gezette tijden na of het economische beleid van de begunstigde lidstaat strookt met zijn aanpassingsprogramma en met de voorwaarden die de Raad op grond van artikel 3, lid 4, onder b), heeft gesteld. Daartoe stelt de lidstaat alle nodige gegevens ter beschikking van de Commissie en verleent hij deze zijn volledige medewerking.

3.   Op grond van de resultaten van deze controle besluit de Commissie over de vrijgave van de middelen.

Artikel 6

Transacties voor het aangaan en verstrekken van leningen

1.   De transacties voor het aangaan en het verstrekken van leningen als bedoeld in artikel 2 worden uitgevoerd in euro.

2.   De kenmerken van de achtereenvolgende tranches die de Unie krachtens het mechanisme voor de verlening van financiële bijstand uitkeert, worden na onderhandelingen tussen de begunstigde lidstaat en de Commissie vastgesteld.

3.   Zodra de Raad een besluit over een lening heeft genomen, wordt de Commissie gemachtigd op het meest geschikte tijdstip tussen geplande uitbetalingen op de kapitaalmarkten of bij financiële instellingen leningen aan te gaan teneinde de financieringskosten te optimaliseren en haar reputatie als emittent van de Unie op de markten te vrijwaren. Opgenomen maar nog niet uitbetaalde middelen worden te allen tijde aangehouden op een speciaal daartoe bestemde contanten- of effectenrekening die wordt beheerd in overeenstemming met de regels die op niet-budgettaire operaties van toepassing zijn en kunnen niet worden gebruikt voor een ander doel dan voor het verlenen van financiële bijstand aan lidstaten in het kader van het onderhavige mechanisme.

4.   Indien een lidstaat een lening met een clausule inzake vervroegde aflossing ontvangt en besluit van deze mogelijkheid gebruik te maken, treft de Commissie de nodige maatregelen.

5.   Op verzoek van de begunstigde lidstaat kan de Commissie, als de omstandigheden een verbetering van de rente op de verstrekte lening mogelijk maken, overgaan tot herfinanciering of herstructurering van de financieringsvoorwaarden voor het geheel of een deel van de oorspronkelijk opgenomen lening.

6.   Het Economisch en Financieel Comité wordt op de hoogte gehouden van het verloop van de in lid 5 bedoelde verrichtingen.

Artikel 7

Kosten

De door de Unie voor de sluiting en de uitvoering van elke transactie gemaakte kosten worden gedragen door de begunstigde lidstaat.

Artikel 8

Beheer van de leningen

1.   De Commissie treft met de ECB de noodzakelijke regelingen voor het beheer van de leningen.

2.   De begunstigde lidstaat opent een speciale rekening bij zijn nationale centrale bank voor het beheer van de ontvangen financiële bijstand van de Unie. Veertien TARGET2-werkdagen vóór de overeenkomstige vervaldata maakt de betrokken lidstaat de uit hoofde van de lening verschuldigde aflossingen en rentebetalingen op een rekening bij de ECB over.

3.   Onverminderd artikel 27 van de Statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en de Europese Centrale Bank, heeft de Europese Rekenkamer het recht in de begunstigde lidstaat alle financiële controles of audits uit te voeren die zij in verband met het beheer van deze bijstand noodzakelijk acht. De Commissie, met inbegrip van het Europees Bureau voor fraudebestrijding, heeft in het bijzonder het recht eigen ambtenaren of naar behoren gemachtigde vertegenwoordigers te sturen om in de begunstigde lidstaat alle technische of financiële controles of audits uit te voeren die zij in verband met de bijstand noodzakelijk acht.

Artikel 9

Evaluatie en aanpassing

1.   Uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening en, indien zulks passend is, vervolgens om de zes maanden, maakt de Commissie aan het Economisch en Financieel Comité en aan de Raad een verslag over betreffende de tenuitvoerlegging van deze verordening en over het voortduren van de buitengewone gebeurtenissen die de vaststelling van deze verordening rechtvaardigen.

2.   Dat verslag gaat in voorkomend geval vergezeld van een voorstel tot wijziging van deze verordening met het oog op het aanpassen van de mogelijkheid om financiële bijstand te verlenen zonder afbreuk te doen aan de geldigheid van reeds vastgestelde besluiten.

Artikel 10

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 mei 2010.

Voor de Raad

De voorzitster

Á. GONZÁLEZ-SINDE REIG


(1)  Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad van 18 februari 2002 houdende instelling van een mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn van de betalingsbalansen van de lidstaten (PB L 53 van 23.2.2002, blz. 1).


12.5.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 118/5


VERORDENING (EU) Nr. 408/2010 VAN DE RAAD

van 11 mei 2010

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 194/2008 van de Raad tot verlenging en verscherping van de beperkende maatregelen tegen Birma/Myanmar

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 215, lid 1,

Gelet op Besluit 2010/232/GBVB van de Raad van 26 april 2010 tot verlenging van beperkende maatregelen tegen Birma/Myanmar (1),

Gelet op een gezamenlijk voorstel van de Europese Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 4 van Besluit 2010/232/GBVB van de Raad is bepaald dat de aankoop in Birma/Myanmar, de invoer uit en het vervoer vanuit Birma/Myanmar in de Unie van bepaalde gespecificeerde categorieën goederen moeten worden verboden.

(2)

In artikel 8 van Besluit 2010/232/GBVB van de Raad is bepaald dat niet-humanitaire hulp of ontwikkelingsprogramma's moeten worden opgeschort, maar dat er voor projecten en programma's ter ondersteuning van bepaalde specifieke doelstellingen uitzonderingen moeten worden gemaakt.

(3)

In Verordening (EG) nr. 194/2008 (2) wordt gevolg gegeven aan het verbod op de aankoop, de invoer en het vervoer van de in artikel 2, lid 2, gespecificeerde categorieën goederen. Er dient evenwel duidelijk te worden gesteld dat het verbod op de aankoop van die goederen in Birma/Myanmar niet van toepassing is wanneer die onderdeel is van een humanitair hulpproject of -programma ter ondersteuning van de doelstellingen die zijn beschreven in artikel 8, onder a), b) en c), van Besluit 2010/232/GBVB.

(4)

Verordening (EG) nr. 194/2008 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Aan artikel 2 van Verordening (EG) nr. 194/2008 wordt het volgende lid toegevoegd:

„5.   Het verbod op de aankoop van de aan beperkingen onderhevige goederen van lid 2, onder b), is niet van toepassing op projecten of programma's van humanitaire hulp of ontwikkelingsprojecten en -programma's van niet-humanitaire aard die in Birma/Myanmar worden gerealiseerd ter ondersteuning van:

a)

mensenrechten, democratie, goed bestuur, conflictpreventie en capaciteitsopbouw van de civiele samenleving;

b)

gezondheidszorg en onderwijs, armoedebestrijding, en in het bijzonder het voorzien in de elementaire levensbehoeften van de armste en meest kwetsbare bevolkingsgroepen; of

c)

milieubescherming, met name programma's waarin het probleem van niet-duurzame, buitensporige houtkap resulterend in ontbossing wordt aangepakt.

De desbetreffende bevoegde instantie, zoals aangeduid op de websites die zijn opgesomd in bijlage IV, moet vooraf een vergunning tot aankoop van de betrokken aan beperkingen onderworpen goederen verlenen. De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke op grond van dit lid verleende vergunning.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 mei 2010.

Voor de Raad

De voorzitter

Á. GONZÁLEZ-SINDE REIG


(1)  PB L 105 van 27.4.2010, blz. 22.

(2)  PB L 66 van 10.3.2008, blz. 1.


12.5.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 118/6


VERORDENING (EU) Nr. 409/2010 VAN DE COMMISSIE

van 11 mei 2010

houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Castaña de Galicia (BGA))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name op artikel 7, lid 4, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 510/2006 is de door Spanje ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Castaña de Galicia” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006, moet deze benaming worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 mei 2010.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(2)  PB C 232 van 26.9.2009, blz. 22.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.6.   Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt

SPANJE

Castaña de Galicia (BGA)


12.5.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 118/8


VERORDENING (EU) Nr. 410/2010 VAN DE COMMISSIE

van 11 mei 2010

houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Εξαιρετικό Παρθένο Ελαιόλαδο Σέλινο Κρήτης (Exeretiko partheno eleolado Selino Kritis) (BOB))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name op artikel 7, lid 4, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, en artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 is de door Griekenland ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Εξαιρετικό Παρθένο Ελαιόλαδο Σέλινο Κρήτης” (Exeretiko partheno eleolado Selino Kritis) bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006, moet deze benaming worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 mei 2010.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(2)  PB C 232 van 26.9.2009, blz. 27.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.5.   Oliën en vetten (boter, margarine, spijsolie, enz.)

GRIEKENLAND

Εξαιρετικό Παρθένο Ελαιόλαδο Σέλινο Κρήτης (Exeretiko partheno eleolado Selino Kritis) (BOB)


12.5.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 118/10


VERORDENING (EU) Nr. 411/2010 VAN DE COMMISSIE

van 10 mei 2010

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 194/2008 van de Raad tot verlenging en verscherping van de beperkende maatregelen tegen Birma/Myanmar

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 194/2008 van de Raad van 25 februari 2008 tot verlenging en verscherping van de beperkende maatregelen tegen Birma/Myanmar en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 817/2006 (1), en met name op artikel 18, lid 1, onder b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 194/2008 worden de personen, groepen en entiteiten opgesomd waarvan de tegoeden en economische middelen krachtens die verordening worden bevroren.

(2)

In bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 194/2008 worden de ondernemingen opgesomd die eigendom zijn van of gecontroleerd worden door de regering van Birma/Myanmar, individuele leden daarvan of daarmee geassocieerde personen, waartegen krachtens die verordening investeringsbeperkingen gelden.

(3)

In de bijlagen II en III bij Besluit 2010/232/GBVB van 26 april 2010 (2) worden de natuurlijke personen en rechtspersonen aangewezen op wie de beperkende maatregelen krachtens artikel 10 van genoemd besluit van toepassing zijn, en bij Verordening (EG) nr. 194/2008 wordt uitvoering gegeven aan genoemd besluit voor zover maatregelen op het niveau van de Unie vereist zijn. Bijlagen VI en VII bij Verordening (EG) nr. 194/2008 dienen derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(4)

Teneinde de effectiviteit van de maatregelen waarin deze verordening voorziet te waarborgen, dient deze verordening op de dag van haar bekendmaking in werking te treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 194/2008 wordt vervangen door de tekst van bijlage I bij deze verordening.

2.   Bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 194/2008 wordt vervangen door de tekst van bijlage II bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 mei 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

João VALE DE ALMEIDA

Directeur-generaal Buitenlandse betrekkingen


(1)  PB L 66 van 10.3.2008, blz. 1.

(2)  PB L 105 van 27.4.2010, blz. 22.


BIJLAGE I

„BIJLAGE VI

Lijst van leden van de regering van Birma/Myanmar en met hen geassocieerde personen, entiteiten en lichamen bedoeld in artikel 11

Aantekeningen

(1)

Aliassen of spellingsvarianten gaan vergezeld van de vermelding „o.b.a.” (ook bekend als);

(2)

„Geb.” betekent geboortedatum;

(3)

„Gpl.” betekent geboorteplaats;

(4)

Tenzij anders vermeld, gaat het bij alle paspoorten en identiteitskaarten om die van Birma/Myanmar.

A.   NATIONALE RAAD VOOR VREDE EN ONTWIKKELING (SPDC)

#

Naam (en eventuele aliassen)

Nadere gegevens (functie/titel, geboortedatum en -plaats (geb. en gpl.), paspoort/identiteitsbewijs, echtgeno(o)t(e) of zoon/dochter van …)

Geslacht (M/V)

A1a

Opperbevelhebber generaal Than Shwe

Voorzitter, geb. 2.2.1933

M

A1b

Kyaing Kyaing

Echtgenote van opperbevelhebber generaal Than Shwe

V

A1c

Thandar Shwe

Dochter van opperbevelhebber generaal Than Shwe

V

A1d

Majoor Zaw Phyo Win

Echtgenoot van Thandar Shwe, adjunct-directeur export, ministerie van Handel

M

A1e

Khin Pyone Shwe

Dochter van opperbevelhebber generaal Than Shwe

V

A1f

Aye Aye Thit Shwe

Dochter van opperbevelhebber generaal Than Shwe

V

A1g

Tun Naing Shwe, o.b.a. Tun Tun Naing

Zoon van opperbevelhebber generaal Than Shwe, eigenaar van J and J Company.

M

A1h

Khin Thanda

Echtgenote van Tun Naing Shwe

V

A1i

Kyaing San Shwe

Zoon van opperbevelhebber generaal Than Shwe, eigenaar van J's Donuts

M

A1j

Dr. Khin Win Sein

Echtgenote van Kyaing San Shwe

V

A1k

Thant Zaw Shwe o.b.a. Maung Maung

Zoon van opperbevelhebber generaal Than Shwe

M

A1l

Dewar Shwe

Dochter van opperbevelhebber generaal Than Shwe

V

A1m

Kyi Kyi Shwe o.b.a. Ma Aw

Dochter van opperbevelhebber generaal Than Shwe

V

A1n

Luitenant-kolonel Nay Soe Maung

Echtgenoot van Kyi Kyi Shwe

M

A1o

Pho La Pyae (Full Moon) o.b.a. Nay Shwe Thway Aung

Zoon van Kyi Kyi Shwe en Nay Soe Maung, directeur Yadanabon Cybercity

M

A2a

Vice-opperbevelhebber generaal Maung Aye

Vice-voorzitter, geb. 25.12.1937

M

A2b

Mya Mya San

Echtgenote van vice-opperbevelhebber generaal Maung Aye

V

A2c

Nandar Aye

Dochter van vice-opperbevelhebber generaal Maung Aye, echtgenote van majoor Pye Aung (D15g). Eigenaar van Queen Star Computer Co.

V

A3a

Generaal Thura Shwe Mann

Stafchef, coördinator speciale operaties (land-, zee- en luchtmacht), geb. 11.7.1947

M

A3b

Khin Lay Thet

Echtgenote van generaal Thura Shwe Mann, geb. 19.6.1947

V

A3c

Aung Thet Mann o.b.a. Shwe Mann Ko Ko

Zoon van generaal Thura Shwe Mann, Ayeya Shwe War (Wah) Company, 5, Pyay Road, Hlaing Township, Yangon en mede-eigenaar van RedLink Communications Co. Ltd, nr. 20, Building B, Mya Yeik Nyo Royal Hotel, Pa-Le Road, Bahan Township, Yangon, geb. 19.6.1977

M

A3d

Khin Hnin Thandar

Echtgenote van Aung Thet Mann

V

A3e

Toe Naing Mann

Zoon van generaal Thura Shwe Mann, geb. 29.6.1978 Eigenaar van Global Net en Red Link Communications Co. Ltd, nr. 20, Building B, Mya Yeik Nyo Royal Hotel, Pa-Le Road, Bahan Township, Yangon, Internet Service Providers

M

A3f

Zay Zin Latt

Echtgenote van Toe Naing Mann, dochter van Khin Shwe (J5a), geb. 24.3.1981

V

A4a

Luitenant-generaal Thein Sein

„Eerste minister”, geb. 20.4.1945, Pathein

M

A4b

Khin Khin Win

Echtgenote van luitenant-generaal Thein Sein

V

A5a

Generaal (Thiha Thura) Tin Aung Myint Oo

(Thiha Thura is een titel) „Secretaris 1”, geb. 29.5.1950, voorzitter van de Nationale Olympische Raad van Myanmar, voorzitter van Myanmar Economic Corporation

M

A5b

Khin Saw Hnin

Echtgenote van luitenant-generaal Thiha Thura Tin Aung Myint Oo

V

A5c

Kapitein Naing Lin Oo

Zoon van luitenant-generaal Thiha Thura Tin Aung Myint Oo

M

A5d

Hnin Yee Mon

Echtgenote van kapitein Naing Lin Oo

V

A6a

Generaal-majoor Min Aung Hlaing

Hoofd van het Bureau speciale operaties 2 (deelstaten Kayah en Shan) sinds 23.6.2008

M

A6b

Kyu Kyu Hla

Echtgenote van generaal-majoor Min Aung Hlaing

V

A7a

Luitenant-generaal Tin Aye

Hoofd van de militaire aankoopdienst, hoofd van Union of Myanmar Economic Holding Ltd

M

A7b

Kyi Kyi Ohn

Echtgenote van luitenant-generaal Tin Aye

V

A7c

Zaw Min Aye

Zoon van luitenant-generaal Tin Aye

M

A8a

Generaal-majoor Thar Aye, o.b.a. Tha Aye

Hoofd van het Bureau speciale operaties 1 (Kachin, Chin, Sagaing) sinds mei 2009, geb. 16.2.1945 (voorheen A11a)

M

A8b

Wai Wai Khaing, o.b.a. Wei Wei Khaing

Echtgenote van generaal-majoor Thar Aye (voorheen A11b)

V

A8c

See Thu Aye

Zoon van generaal-majoor Thar Aye (voorheen A11c)

M

A9a

Generaal-majoor Hla Htay Win

Hoofd opleiding strijdkrachten, sinds 23.6.2008 (voorheen B1a). Eigenaar van Htay Co. (houtkap en hout)

M

A9b

Mar Mar Wai

Echtgenote van generaal-majoor Hla Htay Win

V

A10a

Generaal-majoor Ko Ko

Hoofd van het Bureau Speciale Operaties 3 (Pegu, Irrawaddy, Arakan). sinds 23.6.2008

M

A10b

Sao Nwan Khun Sum

Echtgenote van generaal-majoor Ko Ko

V

A11a

Luitenant-generaal Khin Zaw

Hoofd van het Bureau speciale operaties 4 (Karen, Mon, Tenas serim), sinds mei 2009, voordien hoofd BSO 6 sinds juni 2008 (voorheen G42a)

M

A11b

Khin Pyone Win

Echtgenote van luitenant-generaal Khin Zaw (voorheen G42b)

V

A11c

Kyi Tha Khin Zaw

Zoon van luitenant-generaal Khin Zaw (voorheen G42c)

M

A11d

Su Khin Zaw

Dochter van luitenant-generaal Khin Zaw (voorheen G42d)

V

A12a

Luitenant-generaal Myint Swe

Hoofd Bureau Speciale Operaties 5 (Rangoon/Yangon)

M

A12b

Khin Thet Htay

Echtgenote van luitenant-generaal Myint Swe

V

A13a

Arnt Maung

Directeur-generaal (in ruste), directoraat Religieuze Zaken

M

A14a

Luitenant-generaal Ohn Myint

Hoofd Bureau Speciale Operaties 6 (Naypyidaw en Mandalay) sinds mei 2009 (voorheen A8a)

M

A14b

Nu Nu Swe

Echtgenote van luitenant-generaal Ohn Myint

V

A14c

Kyaw Thiha o.b.a. Kyaw Thura

Zoon van luitenant-generaal Ohn Myint

M

A14d

Nwe Ei Ei Zin

Echtgenote van Kyaw Thiha

V


B.   REGIONALE BEVELHEBBERS

#

Naam

Nadere gegevens (incl. commando)

Geslacht (M/V)

B1a

Generaal-majoor Win Myint

Rangoon (Yangon)

M

B1b

Kyin Myaing

Echtgenote van generaal-majoor Win Myint

V

B2a

Generaal-majoor Yar Pyae, o.b.a. Ya Pyae, Ya Pye, Ya Pyrit, Yar Pye en Yar Pyrit

Oosten (deelstaat Shan (zuiden))

M

B2b

Thinzar Win Sein

Echtgenote van generaal-majoor Yar Pyae, o.b.a. Ya Pyae, Ya Pye, Ya Pyrit, Yar Pye en Yar Pyrit

V

B3a

Generaal-majoor Myint Soe

Noordwesten (divisie Sagaing) en regionaal minister zonder portefeuille

M

B4a

Generaal-majoor Khin Zaw Oo

Kust (divisie Tanintharyi), geb. 24.6.1951

M

B5a

Generaal-majoor Aung Than Htut

Noordoosten (deelstaat Shan (noorden))

M

B5b

Cherry

Echtgenote van generaal-majoor Aung Than Htut

V

B6a

Generaal-majoor Tin Ngwe

Centrum (divisie Mandalay)

M

B6b

Khin Thida

Echtgenote van generaal-majoor Tin Ngwe

V

B7a

Generaal-majoor Thaung Aye

Westen (deelstaat Rakhine)

M

B7b

Thin Myo Myo Aung

Echtgenote van generaal-majoor Thaung Aye

V

B8a

Generaal-majoor Kyaw Swe

Zuidwesten (divisie Irrawaddy) en regionaal minister zonder portefeuille

M

B8b

Win Win Maw

Echtgenote van generaal-majoor Kyaw Swe

V

B9a

Generaal-majoor Soe Win

Noorden (deelstaat Kachin)

M

B9b

Than Than Nwe

Echtgenote van generaal-majoor Soe Win

V

B10a

Generaal-majoor Hla Min

Zuiden (divisie Bago)

M

B11a

Generaal-majoor Thet Naing Win

Zuidoosten (deelstaat Mon)

M

B12a

Generaal-majoor Kyaw Phyo

Triangle (deelstaat Shan (oosten))

M

B13a

Generaal-majoor Wai Lwin

Naypyidaw

M

B13b

Swe Swe Oo

Echtgenote van generaal-majoor Wai Lwin

V

B13c

Wai Phyo Aung

Zoon van generaal-majoor Wai Lwin

M

B13d

Oanmar Kyaw Tun o.b.a. Ohnmar Kyaw Tun

Echtgenote van Wai Phyo Aung

V

B13e

Wai Phyo

Zoon van generaal-majoor Wai Lwin

M

B13f

Lwin Yamin

Dochter van generaal-majoor Wai Lwin

V


C.   REGIONALE VICE-BEVELHEBBERS

#

Naam

Nadere gegevens (incl. commando)

Geslacht (M/V)

C1a

Brigade-generaal Kyaw Kyaw Tun

Rangoon (Yangon)

M

C1b

Khin May Latt

Echtgenote van brigade-generaal Kyaw Kyaw Tun

V

C2a

Brigade-generaal Than Htut Aung

Centrum

M

C2b

Moe Moe Nwe

Echtgenote van brigade-generaal Than Htut Aung

V

C3a

Brigade-generaal Tin Maung Ohn

Noordwesten

M

C4a

Brigade-generaal San Tun

Noord, geb. 2.3.1951, Rangoon/Yangon

M

C4b

Tin Sein

Echtgenote van brigade-generaal San Tun, geb. 27.9.1950, Rangoon/Yangon

V

C4c

Ma Khin Ei Ei Tun

Dochter van brigade-generaal San Tun, geb. 16.9.1979, directeur van Ar Let Yone Co. Ltd

V

C4d

Min Thant

Zoon van brigade-generaal San Tun, geb. 11.11.1982, Rangoon/Yangon, directeur van Ar Let Yone Co. Ltd

M

C4e

Khin Mi Mi Tun

Dochter van brigade-generaal San Tun, geb. 25.10.1984, Rangoon/Yangon, directeur van Ar Let Yone Co. Ltd

V

C5a

Brigade-generaal Hla Myint

Noordoosten

M

C5b

Su Su Hlaing

Echtgenote van brigade-generaal Hla Myint

V

C6a

Brigade-generaal Wai Lin

Triangle

M

C7a

Brigade-generaal Chit Oo

Oosten

M

C7b

Kyin Myaing

Echtgenote van brigade-generaal Chit Oo

V

C8a

Brigade-generaal Zaw Min

Zuidoosten

M

C8b

Nyunt Nyunt Wai

Echtgenote van brigade-generaal Zaw Min

V

C9a

Brigade-generaal Hone Ngaing, o.b.a. Hon Ngai

Kust

M

C9b

Wah Wah

Echtgenote van Brigade-generaal Hone Ngaing, o.b.a. Hon Ngai

V

C10a

Brigade-generaal Win Myint

(voorheen C7a) Zuiden

M

C10b

Mya Mya Aye

Echtgenote van brigade-generaal Win Myint

V

C11a

Brigade-generaal Tint Swe

Zuidwesten

M

C11b

Khin Thaung

Echtgenote van brigade-generaal Tint Swe

V

C11c

Ye Min, o.b.a. Ye Kyaw Swar Swe

Zoon van brigade-generaal Tint Swe

M

C11d

Su Mon Swe

Echtgenote van Ye Min

V

C12a

Brigade-generaal Tin Hlaing

Westen

M

C12b

Hla Than Htay

Echtgenote van brigade-generaal Tin Hlaing

V


D.   MINISTERS

#

Naam

Nadere gegevens (incl. ministerie)

Geslacht (M/V)

D1a

Generaal-majoor Htay Oo

Landbouw en Irrigatie (sinds 18.9.2004) (voordien Coöperaties sinds 25.8.2003), secretaris-generaal van de Union Solidarity and Development Association (USDA), geb. 20.1.1950, gpl. Hintada, paspoortnr. DM 105413, ID nr. 10/Khatana (N) 009325

M

D1b

Ni Ni Win

Echtgenote van generaal-majoor Htay Oo

V

D1c

Thein Zaw Nyo

Jongste zoon van generaal-majoor Htay Oo M

M

D2a

Brigade-generaal Tin Naing Thein

Handel (sinds 18.9.2004) (voordien vice-minister van Bosbouw), geb. 1955 1955

M

D2b

Aye Aye

Echtgenote van brigade-generaal Tin Naing Thein

V

D3a

Generaal-majoor Khin Maung Myint

Openbare Werken, ook minister van Elektriciteitsvoorziening 2

M

D3b

Win Win Nu

Echtgenote van generaal-majoor Khin Maung Myint

V

D4a

Generaal-majoor Tin Htut

Coöperaties (sinds 15.5.2006)

M

D4b

Tin Tin Nyunt

Echtgenote van generaal-majoor Tin Htut

V

D5a

Generaal-majoor Khin Aung Myint

Cultuur (sinds 15.5.2006)

M

D5b

Khin Phyone

Echtgenote van generaal-majoor Khin Aung Myint

V

D6a

Dr. Chan Nyein

Onderwijs (sinds 10.8.2005), voordien vice-minister van Wetenschap en Technologie, lid van het Centraal Uitvoerend Comité van de USDA, geb. 15.12.1944

M

D6b

Sandar Aung

Echtgenote van dr. Chan Nyein

V

D7a

Kolonel Zaw Min

Elektriciteitsvoorziening (1) (sinds 15.5.2006), geb. 10.1.1949

M

D7b

Khin Mi Mi

Echtgenote van kolonel Zaw Min

V

D8a

Brigade-generaal Lun Thi

Energie (sinds 20.12.1997), geb. 18.7.1940

M

D8b

Khin Mar Aye

Echtgenote van brigade-generaal Lun Thi

V

D8c

Mya Sein Aye

Dochter van brigade-generaal Lun Thi

V

D8d

Zin Maung Lun

Zoon van brigade-generaal Lun Thi

M

D8e

Zar Chi Ko

Echtgenote van Zin Maung Lun

V

D9a

Generaal-majoor Hla Tun

Financiën en belastingen (sinds 1.2.2003), geb. 11.7.1951

M

D9b

Khin Than Win

Echtgenote van generaal-majoor Hla Tun

V

D10a

Nyan Win

Buitenlandse Zaken (sinds 18.9.2004), voormalig plaatsvervangend hoofd opleiding strijdkrachten, geb. 22.1.1953

M

D10b

Myint Myint Soe

Echtgenote van Nyan Win, geb. 15.1.1953

V

D11a

Brigade-generaal Thein Aung

Bosbouw (sinds 25.8.2003)

M

D11b

Khin Htay Myint

Echtgenote van brigade-generaal Thein Aung

V

D12a

Prof. dr. Kyaw Myint

Volksgezondheid (sinds 1.2.2003), geb. 1940

M

D12b

Nilar Thaw

Echtgenote van prof. dr. Kyaw Myint

V

D13a

Generaal-majoor Maung Oo

Binnenlandse Zaken (sinds 5.11.2004) en minister voor Immigratie en Bevolking sinds februari 2009, geb. 1952

M

D13b

Nyunt Nyunt Oo

Echtgenote van generaal-majoor Maung Oo

V

D14a

Generaal-majoor Maung Maung Swe

Sociale Zaken, Bijstand en Hervestiging (sinds 15.5.2006)

M

D14b

Tin Tin Nwe

Echtgenote van generaal-majoor Maung Maung Swe

V

D14c

Ei Thet Thet Swe

Dochter van generaal-majoor Maung Maung Swe

V

D14d

Kaung Kyaw Swe

Zoon van generaal-majoor Maung Maung Swe

M

D15a

Aung Thaung

Industrie 1 (sinds 15.11.1997)

M

D15b

Khin Khin Yi

Echtgenote van Aung Thaung

V

D15c

Majoor Moe Aung

Zoon van Aung Thaung

M

D15d

Dr. Aye Khaing Nyunt

Echtgenote van majoor Moe Aung

V

D15e

Nay Aung

Zoon van Aung Thaung, zakenman, bestuursdirecteur van Aung Yee Phyoe Co. Ltd en directeur van IGE Co. Ltd

M

D15f

Khin Moe Nyunt

Echtgenote van Nay Aung

V

D15g

Majoor Pyi Aung o.b.a. Pye Aung

Zoon van Aung Thaung (gehuwd met A2c). Directeur IGE Co.Ltd

M

D15h

Khin Ngu Yi Phyo

Dochter van Aung Thaung

V

D15i

Dr. Thu Nanda Aung

Dochter van Aung Thaung

V

D15j

Aye Myat Po Aung

Dochter van Aung Thaung

V

D16a

Vice-admiraal Soe Thein

Industrie 2 (sinds juni 2008). (voorheen G38a)

M

D16b

Khin Aye Kyin o.b.a. Aye Aye

Echtgenote van vice-admiraal Soe Thein

V

D16c

Yimon Aye

Dochter van vice-admiraal Soe Thein, geb. 12.7.1980, momenteel in de VS

V

D16d

Aye Chan

Zoon van vice-admiraal Soe Thein, geb 23.9.1973

M

D16e

Thida Aye

Dochter van vice-admiraal Soe Thein, geb 23.3.1979

V

D17a

Brigade-generaal Kyaw Hsan

Informatie (sinds 13.9.2002)

M

D17b

Kyi Kyi Win

Echtgenote van brigade-generaal Kyaw Hsan. Hoofd van de afdeling informatie van de Federatie voor vrouwenzaken van Myanmar.

V

D18a

Brigade-generaal Maung Maung Thein

Veeteelt en visserij

M

D18b

Myint Myint Aye

Echtgenote van brigade-generaal Maung Maung Thein

V

D18c

Min Thein o.b.a. Ko Pauk

Zoon van brigade-generaal Maung Maung Thein

M

D19a

Brigade-generaal Ohn Myint

Mijnbouw (sinds 15.11.1997)

M

D19b

San San

Echtgenote van brigade-generaal Ohn Myint

V

D19c

Thet Naing Oo

Zoon van brigade-generaal Ohn Myint

M

D19d

Min Thet Oo

Zoon van brigade-generaal Ohn Myint

M

D20a

Soe Tha

Nationale Planning en Economische Ontwikkeling (sinds 20.12.1997), geb. 7.11.1944

M

D20b

Kyu Kyu Win

Echtgenote van Soe Tha, geb. 3.11.1949

V

D20c

Kyaw Myat Soe o.b.a. Aung Myat Soe

Zoon van Soe Tha, geb. 14.2.1973/7.10.1974, momenteel in Australië

M

D20d

Wei Wei Lay

Echtgenote van Kyaw Myat Soe, geb. 12.9.1978/18.8.1975, momenteel in Australië

V

D20e

Aung Soe Tha

Zoon van Soe Tha, geb. 5.10.1980

M

D20f

Myat Myitzu Soe

Dochter van Soe Tha, geb. 14.2.1973

V

D20g

San Thida Soe

Dochter van Soe Tha, geb. 12.9.1978

V

D20h

Phone Myat Soe

Zoon van Soe Tha, geb. 3.3.1983

M

D21a

Kolonel Thein Nyunt

Vooruitgang in grensgebieden, Etnische groepen en Ontwikkeling (sinds 15.11.1997), burgemeester van Naypyidaw

M

D21b

Kyin Khaing o.b.a. Kyin Khine

Echtgenote van kolonel Thein Nyunt

V

D22a

Generaal-majoor Aung Min

Spoorvervoer (sinds 1.2.2003)

M

D22b

Wai Wai Thar, o.b.a. Wai Wai Tha

Echtgenote van generaal-majoor Aung Min

V

D22c

Aye Min Aung

Dochter van generaal-majoor Aung Min

V

D22d

Htoo Char Aung

Zoon van generaal-majoor Aung Min

M

D23a

Brigade-generaal Thura Myint Maung

Religieuze Zaken (sinds 25.8.2003)

M

D23b

Aung Kyaw Soe

Zoon van brigade-generaal Thura Myint Maung

M

D23c

Su Su Sandi

Echtgenote van Aung Kyaw Soe

V

D23d

Zin Myint Maung

Dochter van brigade-generaal Thura Myint Maung

V

D24a

Thaung

Wetenschap en technologie (sinds 1.11.1998), geb. 6.7.1937, Kyaukse

M

D24b

May Kyi Sein

Echtgenote van Thaung

V

D24c

Aung Kyi

Zoon van Thaung, geb. 1971

M

D25a

Brigade-generaal Thura Aye Myint

Sport (sinds 29.10.1999)

M

D25b

Aye Aye

Echtgenote van brigade-generaal Thura Aye Myint

V

D25c

Nay Linn

Zoon van brigade-generaal Thura Aye Myint

M

D26a

Brigade-generaal Thein Zaw

Minister van Telecommunicatie, Post en Telegrafie (sinds 10.5.2001)

M

D26b

Mu Mu Win

Echtgenote van brigade-generaal Thein Zaw

V

D27a

Generaal-majoor Thein Swe

Vervoer (sinds 18.9.2004) (voordien kabinet van de premier sinds 25.8.2003)

M

D27b

Mya Theingi

Echtgenote van generaal-majoor Thein Swe

V

D28a

Generaal-majoor Soe Naing

Minister van Hotelwezen en Toerisme (sinds 15.5.2006)

M

D28b

Tin Tin Latt

Echtgenote van generaal-majoor Soe Naing

V

D28c

Wut Yi Oo

Dochter van generaal-majoor Soe Naing

V

D28d

Kapitein Htun Zaw Win

Echtgenoot van Wut Yi Oo

M

D28e

Yin Thu Aye

Dochter van generaal-majoor Soe Naing

V

D28f

Yi Phone Zaw

Zoon van generaal-majoor Soe Naing

M

D29a

Aung Kyi

Werkgelegenheid/arbeid (op 8.10.2007 benoemd tot minister van Betrekkingen, belast met de betrekkingen met Aung San Suu Kyi)

M

D29b

Thet Thet Swe

Echtgenote van Aung Kyi

V

D30a

Kyaw Thu

Voorzitter van het Bestuur selectie en opleiding voor de overheid, geb. 15.8.1949

M

D30b

Lei Lei Kyi

Echtgenote van Kyaw Thu

V


E.   VICE-MINISTERS

#

Naam

Nadere gegevens (incl. ministerie)

Geslacht (M/V)

E1a

Ohn Myint

Landbouw en Irrigatie (sinds 15.11.1997)

M

E1b

Thet War

Echtgenote van Ohn Myint

V

E2a

Brigade-generaal Aung Tun

Handel (sinds 13.9.2003)

M

E3a

Brigade-generaal Myint Thein

Openbare werken (sinds 5.1.2000)

M

E3b

Mya Than

Echtgenote van brigade-generaal Myint Thein

V

E4a

Tint Swe

Openbare werken geb. 7.11.1936 (sinds 7.5.1998)

M

E5a

Generaal-majoor Aye Myint

Defensie (sinds 15.5.2006)

M

E6a

Brigade-generaal Aung Myo Min

Onderwijs (sinds 19.11.2003)

M

E6b

Thazin Nwe

Echtgenote van brigade-generaal Aung Myo Min

V

E6c

Si Thun Aung

Zoon van brigade-generaal Aung Myo Min

M

E7a

Myo Myint

Elektriciteitsvoorziening 1 (sinds 29.10.1999)

M

E7b

Tin Tin Myint

Echtgenote van Myo Myint

V

E8a

Brigade-generaal Than Htay

Energie (sinds 25.8.2003)

M

E8b

Soe Wut Yi

Echtgenote van brigade-generaal Than Htay

V

E9a

Kolonel Hla Thein Swe

geb. 8.3.1957 Financiën en belastingen (sinds 25.8.2003)

M

E9b

Thida Win

Echtgenote van kolonel Hla Thein Swe

V

E10a

Brigade-generaal Win Myint

Elektriciteitsvoorziening 2

M

E10b

Tin Ma Ma Than

Echtgenote van brigade-generaal Win Myint

V

E11a

Maung Myint

Buitenlandse zaken geb. 21.5.1958, Mandalay (sinds 18.9.2004)

M

E11b

Dr. Khin Mya Win

geb. 21.1.1956, echtgenote van Maung Myint

V

E12a

Prof. dr. Mya Oo

Volksgezondheid (sinds 16.11.1997), geb. 25.1.1940

M

E12b

Tin Tin Mya

Echtgenote van prof. dr. Mya Oo

V

E12c

Dr. Tun Tun Oo

Zoon van prof. dr. Mya Oo, geb. 26.7.1965

M

E12d

Dr. Mya Thuzar

Dochter van prof. dr. Mya Oo, geb. 23.9.1971

V

E12e

Mya Thidar

Dochter van prof. dr. Mya Oo, geb. 10.6.1973

V

E12f

Mya Nandar

Dochter van prof. dr. Mya Oo, geb. 29.5.1976

V

E13a

Brigade-generaal Phone Swe

Binnenlandse Zaken (sinds 25.8.2003)

M

E13b

San San Wai

Echtgenote van brigade-generaal Phone Swe

V

E14a

Brigade-generaal Aye Myint Kyu

Hotelwezen en Toerisme (sinds 16.11.1997)

M

E14b

Prof. Khin Swe Myint

Echtgenote van brigade-generaal Aye Myint Kyu

V

E15a

Brigade-generaal Win Sein

Immigratie en Bevolking (sinds november 2006)

M

E15b

Wai Wai Linn

Echtgenote van brigade-generaal Win Sein

V

E16a

Brigade-generaal Thein Tun

Industrie 1 (aanvullende vice-minister)

M

E17a

Luitenant-kolonel Khin Maung Kyaw

Industrie 2 (sinds 5.1.2000)

M

E17b

Mi Mi Wai

Echtgenote van luitenant-kolonel Khin Maung Kyaw

V

E18a

Generaal-majoor Kyaw Swa Khine

Industrie 2 (sinds 24.10.2007) (voorheen G29a), (aanvullende vice-minister)

M

E18b

Khin Phyu Mar

Echtgenote van generaal-majoor Kyaw Swa Khine

V

E19a

Kolonel Tin Ngwe

Vooruitgang in Grensgebieden, Etnische Groepen en Ontwikkeling (sinds 25.8.2003)

M

E19b

Khin Mya Chit

Echtgenote van kolonel Tin Ngwe

V

E20a

Thaung Lwin

Spoorvervoer (sinds 16.11.1997)

M

E20b

Dr. Yi Yi Htwe

Echtgenote van Thura Thaung Lwin

V

E21a

Brigade-generaal Aung Ko

Religieuze Zaken, lid van het Centraal Uitvoerend Comité van de USDA (sinds 17.11.1997)

M

E21b

Myint Myint Yee, o.b.a. Yi Yi Myint

Echtgenote van brigade-generaal Thura Aung Ko

V

E22a

Kyaw Soe

Wetenschap en technologie geb. 16.10.1944 (sinds 15.11.2004)

M

E23a

Kolonel Thurein Zaw

Nationale Planning en Economische Ontwikkeling (sinds 10.8.2005)

M

E23b

Tin Ohn Myint

Echtgenote van kolonel Thurein Zaw

V

E24a

Brigade-generaal Kyaw Myint

Sociale Zaken, Bijstand en Hervestiging (sinds 25.8.2003)

M

E24b

Khin Nwe Nwe

Echtgenote van brigade-generaal Kyaw Myint

V

E25a

Pe Than

Spoorvervoer (sinds 14.11.1998)

M

E25b

Cho Cho Tun

Echtgenote van Pe Than

V

E26a

Kolonel Nyan Tun Aung

Vervoer (sinds 25.8.2003)

M

E26b

Wai Wai

Echtgenote van kolonel Nyan Tun Aung

V

E27a

Dr. Paing Soe

Volksgezondheid (extra vice-minister) (sinds 15.5.2006)

M

E27b

Khin Mar Swe

Echtgenote van dr. Paing Soe

V

E28a

Generaal-majoor Thein Tun

Vice-minister van Post en Telecommunicatie

M

E28b

Mya Mya Win

Echtgenote van Thein Tun

V

E29a

Generaal-majoor Kyaw Swa Khaing

Vice-minister van Industrie 2

M

E29b

Khin Phyu Mar

Echtgenote van Kyaw Swa Khaing

V

E30a

Generaal-majoor Thein Htay

Vice-minister van Defensie

M

E30b

Myint Myint Khine

Echtgenote van generaal-majoor Thein Htay

V

E31a

Brigade-generaal Tin Tun Aung

Vice-minister van Arbeid (sinds 7.11.2007)

M


F.   OVERIGE GEZAGSDRAGERS OP HET GEBIED VAN TOERISME

#

Naam

Nadere gegevens

(incl. functie)

Geslacht (M/V)

F1a

Hla Htay

Directeur-generaal van het directoraat Hotelwezen en Toerisme (bestuursdirecteur Hotelwezen en Toerismediensten Myanmar tot augustus 2004)

M

F2a

Tin Maung Shwe

Plaatsvervangend directeur-generaal van het directoraat Hotelwezen en Toerisme

M

F3a

Soe Thein

Bestuursdirecteur Hotelwezen en Toerismediensten Myanmar sinds oktober 2004 (voordien algemeen directeur)

M

F4a

Khin Maung Soe

Algemeen directeur

M

F5a

Tint Swe

Algemeen directeur

M

F6a

Luitenant-kolonel Yan Naing

Algemeen directeur, ministerie van Hotelwezen en Toerisme

M

F7a

Kyi Kyi Aye

Directeur Toerismepromotie, ministerie van Hotelwezen en Toerisme

V

G.   HOGE MILITAIRE OFFICIEREN

#

Naam

Nadere gegevens (incl. functie)

Geslacht (M/V)

G1a

Generaal-majoor Hla Shwe

Plaatsvervangend adjudant-generaal

M

G2a

Generaal-majoor Soe Maung

Rechter-advocaat-generaal

M

G2b

Nang Phyu Phyu Aye

Echtgenote van generaal-majoor Soe Maung

V

G3a

Generaal-majoor Thein Htaik, o.b.a. Hteik

Inspecteur-generaal

M

G4a

Generaal-majoor Saw Hla

Provoost-maarschalk

M

G4b

Cho Cho Maw

Echtgenote van generaal-majoor Saw Hla

V

G5a

Generaal-majoor Htin Aung Kyaw

Plaatsvervangend hoofdintendant van de strijdkrachten

M

G5b

Khin Khin Maw

Echtgenote van generaal-majoor Htin Aung Kyaw

V

G6a

Luitenant-generaal Lun Maung

Auditeur-generaal

M

G6b

May Mya Sein

Echtgenote van luitenant-generaal Lun Maung

V

G7a

Generaal-majoor Nay Win

Militair assistent van de voorzitter van de SPDC

M

G8a

Generaal-majoor Hsan Hsint

Generaal militaire benoemingen, geb. 1951

M

G8b

Khin Ma Lay

Echtgenote van generaal-majoor Hsan Hsint

V

G8c

Okkar San Sint

Zoon van generaal-majoor Hsan Hsint

M

G9a

Generaal-majoor Hla Aung Thein

Kampcommandant, Rangoon

M

G9b

Amy Khaing

Echtgenote van generaal-majoor Hla Aung Thein

V

G10a

Luitenant-generaal Ye Myint

Hoofd van de Militaire Veiligheid

M

G10b

Myat Ngwe

Echtgenote van luitenant-generaal Ye Myint

V

G11a

Brigade-generaal Mya Win

Commandant van het Nationaal Defensiecollege

M

G12a

Brigade-generaal Maung Maung Aye

Commandant van het Generale-stafcollege (sinds juni 2008)

M

G12b

San San Yee

Echtgenote van brigade-generaal Maung Maung Aye

V

G13a

Brigade-generaal Tun Tun Oo

Directeur Public Relations en Psychologische Oorlogsvoering

M

G14a

Generaal-majoor Thein Tun

Directeur Signalisatie; lid van het bestuurscomité voor de bijeenroeping van de Nationale Conventie

M

G15a

Generaal-majoor Than Htay

Directeur Bevoorrading en Vervoer

M

G15b

Nwe Nwe Win

Echtgenote van generaal-majoor Than Htay

V

G16a

Generaal-majoor Khin Maung Tint

Directeur Veiligheidsdrukwerk

M

G17a

Generaal-majoor Sein Lin

Directeur in het ministerie van Defensie (precieze functie niet bekend. voormalig Directeur Bevoorrading)

M

G18a

Generaal-majoor Kyi Win

Directeur artillerie en pantsertroepen, bestuurslid UMEHL

M

G18b

Khin Mya Mon

Echtgenote van generaal-majoor Kyi Win

V

G19a

Generaal-majoor Tin Tun

Directeur Dienst der genie

M

G19b

Khin Myint Wai

Echtgenote van generaal-majoor Tin Tun

V

G20a

Generaal-majoor Aung Thein

Directeur Hervestiging

M

G20b

Htwe Yi o.b.a. Htwe Htwe Yi

Echtgenote van generaal-majoor Aung Thein

V

G21a

Brigade-generaal Than Maung

Plaatsvervangend commandant van het Nationaal Defensiecollege

M

G22a

Brigade-generaal Win Myint

Rector Technologische Academie Defensiediensten

M

G23a

Brigade-generaal Tun Nay Lin

Rector/commandant Medische Academie Defensiediensten

M

G24a

Brigade-generaal Than Sein

Commandant, Hospitaal Defensiediensten, Mingadalon, geb. 1.2.1946, gpl. Bago

M

G24b

Rosy Mya Than

Echtgenote van brigade-generaal Than Sein

V

G25a

Brigade-generaal Win Than

Directeur aankoop en bestuursdirecteur van Union of Myanmar Economic Holdings (voorheen generaal-majoor Win Hlaing, K1a)

M

G26a

Brigade-generaal Than Maung

Directeur Volksmilitie en Grensdiensten

M

G27a

Generaal-majoor Khin Maung Win

Directeur Defensie-industrie

M

G28a

Brigade-generaal Win Aung

Lid van het Bestuur selectie en opleiding voor de overheid

M

G29a

Brigade-generaal Soe Oo

Lid van het Bestuur selectie en opleiding voor de overheid

M

G30a

Brigade-generaal Nyi Tun, o.b.a. Nyi Htun

Lid van het Bestuur selectie en opleiding voor de overheid

M

G31a

Brigade-generaal Kyaw Aung

Lid van het Bestuur selectie en opleiding voor de overheid

M

G32a

Luitenant-generaal Myint Hlaing

Stafchef (luchtmacht)

M

G32b

Khin Thant Sin

Echtgenote van luitenant-generaal Myint Hlaing

V

G32c

Hnin Nandar Hlaing

Dochter van luitenant-generaal Myint Hlaing

V

G32d

Thant Sin Hlaing

Zoon van luitenant-generaal Myint Hlaing

M

G33a

Generaal-majoor Mya Win

Directeur van de artillerie, ministerie van Defensie

M

G34a

Generaal-majoor Tin Soe

Directeur van de pantservoertuigen, ministerie van Defensie

M

G35a

Generaal-majoor Than Aung

Directeur, ministerie van Defensie, directoraat medisch personeel

M

G36a

Generaal-majoor Ngwe Thein

Ministerie van Defensie

M

G37a

Kolonel Thant Shin

Directeur-generaal van het bureau van de eerste-minister

M

G38a

Luitenant-generaal Thura Myint Aung

Adjudant-generaal (voorheen B8a, bevorderd van het Regionale Commando Zuidwest)

M

G39a

Generaal-majoor Maung Shein

Inspectie defensiediensten en auditeur-generaal

M

G40a

Generaal-majoor Tha Aye

Ministerie van Defensie

M

G41a

Kolonel Myat Thu

Commandant van militaire regio 1 (Rangoon noord)

M

G42a

Kolonel Nay Myo

Commandant van militaire regio 2 (Rangoon oost)

M

G43a

Kolonel Tin Hsan

Commandant van militaire regio 3 (Rangoon west)

M

G44a

Kolonel Khin Maung Htun

Commandant van militaire regio 4 (Rangoon zuid)

M

G45a

Kolonel Tint Wai

Commandant operatiecontrole, commando nr. 4 (Mawbi)

M

G46a

San Nyunt

Commandant eenheid militaire ondersteuning nr. 2 van de militaire veiligheid

M

G47a

Luitenant-kolonel Zaw Win

Commandant bataljon Lon Htein, basis 3, Shwemyayar

M

G48a

Majoor Mya Thaung

Commandant bataljon Lon Htein, basis 5, Mawbi

M

G49a

Majoor Aung San Win

Commandant bataljon Lon Htein, basis 7, Thanlin Township

M


Zeemacht

#

Naam

Nadere gegevens (incl. functie)

Geslacht (M/V)

G50a

Vice-admiraal Nyan Tun

Opperbevelhebber (zeemacht) sinds juni 2008. Lid van UMEHL. (voorheen G39a)

M

G50b

Khin Aye Myint

Echtgenote van Nyan Tun

V

G51a

Commandeur Win Shein

Commandant hoofdkwartier marineopleiding

M

G52a

Commandeur brigade-generaal Thura Thet Swe

Bevelhebber Maritiem Commando regio Taninthayi

M

G53a

Commandeur Myint Lwin

Bevelhebber Maritiem Commando regio Irrawaddy

M


Luchtmacht

#

Naam

Nadere gegevens (incl. functie)

Geslacht (M/V)

G54a

Luitenant-generaal Myat Hein

Opperbevelhebber (luchtmacht)

M

G54b

Htwe Htwe Nyunt

Echtgenote van luitenant-generaal Myat Hein

V

G55a

Generaal-majoor Khin Aung Myint

Stafchef (luchtmacht)

M

G56a

Brigade-generaal Ye Chit Pe

Staf van de opperbevelhebber luchtmacht, Mingaladon

M

G57a

Brigade-generaal Khin Maung Tin

Commandant luchtvaartschool Shande, Meiktila

M

G58a

Brigade-generaal Zin Yaw

Commandant luchtmachtbasis Pathein, stafchef (luchtmacht), lid van de raad van bestuur van UMEHL

M

G58b

Khin Thiri

Echtgenote van brigade-generaal Zin Yaw

V

G58c

Zin Mon Aye

Dochter van brigade-generaal Zin Yaw, geb. 26.3.1985

V

G58d

Htet Aung

Zoon van brigade-generaal Zin Yaw, geb. 9.7.1988

M


Lichte infanteriedivisies (LID)

#

Naam

Nadere gegevens (incl. functie)

Geslacht (M/V)

G59a

Brigade-generaal Than Htut

11e lichte infanteriedivisie

M

G60a

Brigade-generaal Tun Nay Lin

22e lichte infanteriedivisie

M

G61a

Brigade-generaal Kyaw Htoo Lwin

33e lichte infanteriedivisie, Sagaing

M

G62a

Brigade-generaal Taut Tun

44e lichte infanteriedivisie

M

G63a

Brigade-generaal Aye Khin

55e lichte infanteriedivisie, Lalaw

M

G64a

Brigade-generaal San Myint

66e lichte infanteriedivisie, Pyi

M

G65a

Brigade-generaal Tun Than

77e lichte infanteriedivisie, Bago

M

G66a

Brigade-generaal Aung Kyaw Hla

88e lichte infanteriedivisie, Magwe

M

G67a

Brigade-generaal Tin Oo Lwin

99e lichte infanteriedivisie, Meiktila

M

G68a

Brigade-generaal Sein Win

101e lichte infanteriedivisie, Pakokku

M

G69a

Kolonel Than Han

66e lichte infanteriedivisie

M

G70a

Luitenant-kolonel Htwe Hla

66e lichte infanteriedivisie

M

G71a

Luitenant-kolonel Han Nyunt

66e lichte infanteriedivisie

M

G72a

Kolonel Ohn Myint

77e lichte infanteriedivisie

M

G73a

Luitenant-kolonel Aung Kyaw Zaw

77e lichte infanteriedivisie

M

G74a

Majoor Hla Phyo

77e lichte infanteriedivisie

M

G75a

Kolonel Myat Thu

Tactische bevelhebber 11e LID

M

G76a

Kolonel Htein Lin

Tactische bevelhebber 11e LID

M

G77a

Luitenant-kolonel Tun Hla Aung

Tactische bevelhebber 11e LID

M

G78a

Kolonel Aung Tun

66e brigade

M

G79a

Kapitein Thein Han

66e brigade

M

G79b

Hnin Wutyi Aung

Echtgenote van kapitein Thein Han

V

G80a

Luitenant-kolonel Mya Win

Tactische bevelhebber 77e LID

M

G81a

Kolonel Win Te

Tactische bevelhebber 77e LID

M

G82a

Kolonel Soe Htway

Tactische bevelhebber 77e LID

M

G83a

Luitenant-kolonel Tun Aye

Bevelhebber 702e bataljon lichte infanterie

M

G84a

Nyan Myint Kyaw

Commandant 281e infanteriebataljon (Mongynag deelstaat Shan (oosten))

M


Overige brigade-generaals

#

Naam

Nadere gegevens (incl. functie)

Geslacht (M/V)

G85a

Brigade-generaal Htein Win

Post Taikkyi

M

G86a

Brigade-generaal Khin Maung Htay

Postcommandant Meiktila

M

G87a

Brigade-generaal Kyaw Oo Lwin

Postcommandant Kalay

M

G88a

Brigade-generaal Khin Zaw Win

Post Khamaukgyi

M

G89a

Brigade-generaal Kyaw Aung

MR Zuiden, postcommandant Toungoo

M

G90a

Brigade-generaal Myint Hein

Commando militaire operaties -3, post Mogaung

M

G91a

Brigade-generaal Tin Ngwe

Ministerie van Defensie

M

G92a

Brigade-generaal Myo Lwin

Commando militaire operaties 7, post Pekon

M

G93a

Brigade-generaal Myint Soe

Commando militaire operaties 5, post Taungup

M

G94a

Brigade-generaal Myint Aye

Commando militaire operaties 9, post Kyauktaw

M

G95a

Brigade-generaal Nyunt Hlaing

Commando militaire operaties 17, post Mong Pan

M

G96a

Brigade-generaal Ohn Myint

Lid van het Centraal Uitvoerend Comité van de USDA deelstaat Mon

M

G97a

Brigade-generaal Soe Nwe

Commando militaire operaties 21, post Bhamo

M

G98a

Brigade-generaal Than Tun

Postcommandant Kyaukpadaung

M

G99a

Brigade-generaal Than Tun Aung

Commando regionale operaties, Sittwe

M

G100a

Brigade-generaal Thet Naing

Postcommandant Aungban

M

G101a

Brigade-generaal Thein Hteik

Commando militaire operaties 13, post Bokpyin

M

G102a

Brigade-generaal Thura Myint Thein

Commando tactische operaties, Namhsan nu bestuursdirecteur van Myanmar Economic Corporation (MEC)

M

G103a

Brigade-generaal Win Aung

Postcommandant Mong Hsat

M

G104a

Brigade-generaal Myo Tint

Officier met bijzondere dienst, ministerie van Vervoer

M

G105a

Brigade-generaal Thura Sein Thaung

Officier met bijzondere dienst, ministerie van Sociale Zaken

M

G106a

Brigade-generaal Phone Zaw Han

Burgemeester van Mandalay (sinds februari 2005), voorzitter van het Stadsontwikkelingscomité van Mandalay, voordien commandant van Kyaukme

M

G106b

Moe Thidar

Echtgenote van brigade-generaal Phone Zaw Han

V

G107a

Brigade-generaal Win Myint

Postcommandant Pyinmana

M

G108a

Brigade-generaal Kyaw Swe

Postcommandant Pyin Oo Lwin

M

G109a

Brigade-generaal Soe Win

Postcommandant Bahtoo

M

G110a

Brigade-generaal Thein Htay

Vice-hoofd van de productie militaire wapens, ministerie van Defensie

M

G111a

Brigade-generaal Myint Soe

Postcommandant Rangoon

M

G112a

Brigade-generaal Myo Myint Thein

Commandant, Hospitaal defensiediensten, Pyin Oo Lwin

M

G113a

Brigade-generaal Sein Myint

Voorzitter van de Raad voor vrede en ontwikkeling divisie Bago (Pegu)

M

G114a

Brigade-generaal Hong Ngai (Ngaing)

Voorzitter van de Raad voor vrede en ontwikkeling deelstaat Chin

M

G115a

Brigade-generaal Win Myint

Voorzitter van de Raad voor vrede en ontwikkeling deelstaat Kayah

M

H.   MILITAIRE OFFICIEREN BELAST MET HET GEVANGENISWEZEN EN DE POLITIEDIENSTEN

#

Naam

Nadere gegevens (incl. functie)

Geslacht (M/V)

H1a

Brigade-generaal Khin Yi

Directeur-generaal politie Myanmar geb. 29.12.1952

M

H1b

Khin May Soe

Echtgenote van brigade-generaal Khin Yi

V

H2a

Zaw Win

Directeur-generaal gevangeniswezen (ministerie van Binnenlandse Zaken) (sinds augustus 2004), voordien plaatsvervangend directeur-generaal politie Myanmar, voormalig brigade-generaal, voormalig militair

M

H2b

Nwe Ni San

Echtgenote van Zaw Win

V

H3a

Aung Saw Win

Directeur-generaal van het Bureau speciale opsporing

M

H4a

Brigade-generaal van de politie Khin Maung Si

Stafchef van de politie

M

H5a

Luitenant-kolonel Tin Thaw

Commandant van het Technisch Overheidsinstituut

M

H6a

Maung Maung Oo

Hoofd van het verhoorteam van de militaire veiligheid in de gevangenis van Insein

M

H7a

Myo Aung

Directeur van de gevangenis van Rangoon

M

H8a

Brigade-generaal van de politie Zaw Win

Vice-directeur van de politie

M

H9a

Luitenant-kolonel van de politie Zaw Min Aung

Bijzondere afdeling

M


I.   ASSOCIATIE VOOR DE SOLIDARITEIT EN ONTWIKKELING VAN DE UNIE (USDA)

(hoge USDA-functionarissen die niet elders vermeld staan)

#

Naam

Nadere gegevens

(incl. functie)

Geslacht (M/V)

I1a

Brigade-generaal Aung Thein Lin o.b.a. Aung Thein Lynn

Burgemeester van Yangon, voorzitter van het Stadsontwikkelingscomité van Yangon (secretaris), lid van het Centraal Uitvoerend Comité van de USDA, geb. 1952

M

I1b

Khin San Nwe

Echtgenote van brigade-generaal Aung Thein Lin

V

I1c

Thidar Myo

Dochter van brigade-generaal Aung Thein Lin

V

I2a

Kolonel Maung Par o.b.a. Maung Pa

Vice-burgemeester van het Stadsontwikkelingscomité I van Yangon (lid van het Centraal Uitvoerend Comité I)

M

I2b

Khin Nyunt Myaing

Echtgenote van kolonel Maung Par

V

I2c

Naing Win Par

Zoon van kolonel Maung Par

M

I3a

Nyan Tun Aung

Lid van het Centraal Uitvoerend Comité

M

I4a

Aye Myint

Lid van het Uitvoerend Comité van Rangoon

M

I5a

Tin Hlaing

Lid van het Uitvoerend Comité van Rangoon

M

I6a

Soe Nyunt

Stafofficier Yangon Oost

M

I7a

Chit Ko Ko

Voorzitter van de Raad voor vrede en ontwikkeling in Mingala Taungnyunt Township

M

I8a

Soe Hlaing Oo

Secretaris van de Raad voor vrede en ontwikkeling in Mingala Taungnyunt Township

M

I9a

Kapitein Kan Win

Hoofd van de politie van Mingala Taungnyunt Township

M

I10a

That Zin Thein

Hoofd van het Ontwikkelingscomité van Mingala Taungnyunt Township

M

I11a

Khin Maung Myint

Hoofd van het departement immigratie en bevolking van Mingala Taungnyunt Township

M

I12a

Zaw Lin

Secretaris van de USDA van Mingala Taungnyunt Township

M

I13a

Win Hlaing

Medesecretaris van de USDA van Mingala Taungnyunt Township

M

I14a

San San Kyaw

Stafofficier van het Departement informatie en public relations van het Ministerie van Informatie in Mingala TaungnyuntTownship

V

I15a

Luitenant-generaal Myint Hlaing

Ministerie van Defensie en lid van de USDA

M

J.   PERSONEN DIE VAN HET ECONOMISCHE BELEID VAN DE REGERING PROFITEREN EN ANDERE PERSONEN DIE BANDEN HEBBEN MET HET REGIME

#

Naam

Nadere gegevens

(incl. bedrijf)

Geslacht (M/V)

J1a

Tay Za

Bestuursdirecteur van Htoo Trading Co Htoo Construction Co., geb. 18.7.1964; identiteitskaart MYGN 006415.

Eigenaar van Yangon United Football Club. Vader: Myint Swe (geb. 6.11.1924). Moeder: Ohn (12.8.1934)

M

J1b

Thidar Zaw

Echtgenote van Tay Za; geb. 24.2.1964,

identiteitskaart KMYT 006865.

Ouders: Zaw Nyunt (overleden), Htoo (overleden)

V

J1c

Pye Phyo Tay Za

Zoon van Tay Za, geb. 29.1.1987

M

J1d

Ohn

Moeder van Tay Za, geb. 12.8.1934

V

J2a

Thiha

Broer van Tay Za (J1a), geb. 24.6.1960.

Directeur Htoo Trading. Distributeur van London Cigarettes (Myawaddy Trading)

M

J2b

Shwe Shwe Lin

Echtgenote van Thiha

V

J3a

Aung Ko Win o.b.a. Saya Kyaung

Kanbawza Bank, alsook Myanmar Billion Group, Nilayoma Co. Ltd, East Yoma Co. Ltd en vertegenwoordiger van London Cigarettes in de staten Shan en Kayah, eigenaar van Kanbawza Football Club

M

J3b

Nan Than Htwe o.b.a. Hla Than Htay

Echtgenote van Aung Ko Win

V

J3c

Nang Lang Kham o.b.a. Nan Lan Khan

Dochter van Aung Ko Win, geb. 1.6.1988

V

J4a

Tun Myint Naing, o.b.a. Steven Law, Htun Myint Naing, Htoon Myint Naing

Asia World Co., geb. 15.5.1958 of 27.8.1960 eigenaar van Magway Football Club

M

J4b

Ng Seng Hong, o.b.a. Seng Hong, Cecilia Ng of Ng Sor Hon

Echtgenote van Tun Myint Naing. Algemeen directeur van Golden Aaron Pte Ltd (Singapore)

V

J4c

Lo Hsing-han

Vader van Tun Myint Naing o.b.a. Steven Law van Asia World Co., geb. 1938 of 1935

M

J5a

Khin Shwe

Zaykabar Co., geb. 21.1.1952. (zie ook A3f)

M

J5b

San San Kywe

Echtgenote van Khin Shwe

V

J5c

Zay Thiha

Zoon van Khin Shwe, geb. 1.1.1977, bestuursdirecteur van Zaykabar Co. Ltd

M

J5d

Nandar Hlaing

Echtgenote van Zay Thiha

V

J6a

Htay Myint

Yuzana Co., geb. 6.2.1955, ook Yuzana Supermarket, Yuzana Hotel, Yuzana Oil Palm Project en eigenaar van Southern Myanmar United Football Club

M

J6b

Aye Aye Maw

Echtgenote van Htay Myint, geb. 17.11.1957

V

J6c

Win Myint

Broer van Htay Myint, geb. 29.5.1952 Director Yuzana Co.

M

J6d

Lay Myint

Broer van Htay Myint, geb. 6.2.1955 Director Yuzana Co.

M

J6e

Kyin Toe

Broer van Htay Myint, geb. 29.4.1957 Director Yuzana Co.

M

J6f

Zar Chi Htay

Dochter van Htay Myint, directeur van Yuzana Co., geb. 17.2.1981

V

J6g

Khin Htay Lin

Directeur van Yuzana Co., geb. 14.4.1969

M

J7a

Kyaw Win

Shwe Thanlwin Trading Co. (exclusieve verdelers van Thaton-banden onder het ministerie van Industrie 2)

M

J7b

Nan Mauk Loung Sai o.b.a. Nang Mauk Lao Hsai

Echtgenote van Kyaw Win

V

J8a

Generaal-majoor (in ruste) Nyunt Tin

Voormalig minister van Landbouw en Irrigatie, gepensioneerd sinds september 2004

M

J8b

Khin Myo Oo

Echtgenote van generaal-majoor (in ruste) Nyunt Tin

V

J8c

Kyaw Myo Nyunt

Zoon van generaal-majoor (in ruste) Nyunt Tin

M

J8d

Thu Thu Ei Han

Dochter van generaal-majoor (in ruste) Nyunt Tin

V

J9a

Than Than Nwe

Echtgenote van generaal Soe Win, oud-premier (overleden)

V

J9b

Nay Soe

Zoon van generaal Soe Win, oud-premier (overleden)

M

J9c

Theint Theint Soe

Dochter van generaal Soe Win, oud-premier (overleden)

V

J9d

Sabai Myaing

Echtgenote van Nay Soe

V

J9e

Htin Htut

Echtgenoot van Theint Theint Soe

M

J10a

Maung Maung Myint

Bestuursdirecteur van Mynagon Myint Co. Ltd

M

J11a

Maung Ko

Bestuurder van Htarwara Mining Company

M

J12a

Zaw Zaw o.b.a. Phoe Zaw

Bestuursdirecteur van Max Myanmar, geb. 22.10.1966

M

J12b

Htay Htay Khine (Khaing)

Echtgenote van Zaw Zaw

V

J13a

Chit Khaing, o.b.a. Chit Khine

Bestuursdirecteur Eden group of companies en eigenaar van Delta United Football Club

M

J14a

Maung Weik

Maung Weik & Co Ltd

M

J15a

Aung Htwe

Bestuursdirecteur van Golden Flower Company

M

J16a

Kyaw Thein

Directeur en vennoot van Htoo Trading, geb. 25.10.1947

M

J17a

Kyaw Myint

Eigenaar van Golden Flower Co. Ltd, 214 Wardan Street, Lamadaw, Yangon

M

J18a

Nay Win Tun

Ruby Dragon Jade and Gems Co. Ltd

M

J19a

Win Myint

Voorzitter van de Unie van de Kamers van Koophandel en Industrie van Myanmar (UMFCCI), eigenaar van Shwe Nagar Min Co. en van Zeya Shwe Myay Football Club

M

J20a

Eike (Eik) Htun o.b.a. Ayke Htun o.b.a. Aik Tun o.b.a. Patric Linn

geb. 21.10.1948, gpl. Mongkai bestuursdirecteur van Olympic Construction Co. en Shwe Taung Development Co. Ltd (584, 5F High Tech Tower Corner 7th Street and Strand Road, Lanmadaw Township, Yangon) en Asia Wealth Bank

M

J20b

Sandar Tun

Dochter van Eike Htun geb. 23.8.1974 Yangon

V

J20c

Aung Zaw Naing

Zoon van Eike Htun

M

J20d

Mi Mi Khaing

Zoon van Eike Htun

M

J21a

„Dagon” Win Aung

Dagon International Co. Ltd, geb. 30.9.1953, gpl. Pyay, identiteitskaartnummer: PRE 127435

M

J21b

Moe Mya Mya

Echtgenote van „Dagon” Win Aung, geb. 28.8.1958, identiteitskaartnummer: B/ RGN 021998

V

J21c

Ei Hnin Pwint, o.b.a. Christabelle Aung

Dochter van „Dagon” Win Aung,

geb. 22.2.1981,

directeur van Palm Beach Resort Ngwe Saung

V

J21d

Thurane Aung o.b.a. Christopher Aung, Thurein Aung

Zoon van „Dagon” Win Aung, geb. 23.7.1982

M

J21e

Ei Hnin Khine, o.b.a. Christina Aung

Dochter van „Dagon” Win Aung, geb. 18.12.1983, momenteel in het VK

V

J22a

Aung Myat o.b.a. Aung Myint

Mother Trading

M

J23a

Win Lwin

Kyaw Tha Company

M

J24a

Dr. Sai Sam Tun

Loi Hein Co., werkt samen met het ministerie van Industrie 1 eigenaar van Yadanabon Football Club

M

J25a

San San Yee (Yi)

Bedrijvengroep Super One

V

J26a

Aung Zaw Ye Myint

Eigenaar van Yetagun Construction Co.

M


Leden van de rechterlijke macht

#

Naam

Nadere gegevens

(incl. bedrijf)

Geslacht (M/V)

J27a

Aung Toe

Opperrechter

M

J28a

Aye Maung

Advocaat-generaal

M

J29a

Thaung Nyunt

Juridisch adviseur

M

J30a

Dr. Tun Shin

geb. 2.10.1948, Adjunct-advocaat-generaal

M

J31a

Tun Tun Oo o.b.a. Htun Htun Oo

Adjunct-advocaat-generaal

M

J32a

Tun Tun Oo

Plaatsvervangend opperrechter

M

J33a

Thein Soe

Plaatsvervangend opperrechter

M

J34a

Tin Aung Aye

Rechter in het hooggerechtshof

M

J35a

Tin Aye

Rechter in het hooggerechtshof

M

J36a

Myint Thein

Rechter in het hooggerechtshof

M

J37a

Chit Lwin

Rechter in het hooggerechtshof

M

J38a

Thaung Lwin

Rechter in de rechtbank van Kyauktada Township

M

J39a

Thaung Nyunt

Rechter, noordelijke districtsrechtbank; ook secretaris van het bestuurscomité voor de bijeenroeping van de Nationale Conventie

M

J40a

Nyi Nyi Soe

Rechter, westelijke districtsrechtbank;

Adres: Ni-Gyaw-Da Street 39, (hoek met Sake-Ta-Thu-Kha Street), Kyar-Kwet-Thit Ward, Tarmway Township, Rangoon, Burma

M

J41a

Myint Kyine

Procureur-generaal, noordelijke districtsrechtbank

M

K.   ONDERNEMINGEN IN HET BEZIT VAN MILITAIREN

Personen

#

Naam

Nadere gegevens

(incl. bedrijf)

Geslacht (M/V)

K1a

Generaal-majoor (in ruste) Win Hlaing

Voormalig bestuursdirecteur van Union of Myanmar Economic Holdings Ltd, Myawaddy Bank

M

K1b

Ma Ngeh

Dochter van generaal-majoor (in ruste) Win Hlaing

V

K1c

Zaw Win Naing

Bestuursdirecteur van Kambawza (Kanbawza) Bank. Echtgenoot van Ma Ngeh (K1b) en neef van Aung Ko Win (J3a)

M

K1d

Win Htway Hlaing

Zoon van generaal-majoor (in ruste) Win Hlaing, vertegenwoordiger van KESCO Company

M

K2a

Kolonel Myo Myint

Bestuursdirecteur van Union of Myanmar Economic Holdings Ltd (UMEHL)

M

K2b

Khin Htay Htay

Echtgenote van kolonel Myo Myint

V

K3a

Kolonel Ye Htut

Myanmar Economic Corporation

M

K4a

Kolonel Myint Aung

Bestuursdirecteur van Myawaddy Trading Co., geb. 11.8.1949

M

K4b

Nu Nu Yee

Echtgenote van kolonel Myint Aung, laboratoriumtechnicus, geb. 11.11.1954

V

K4c

Thiha Aung

Zoon van Myint Aung, werknemer van Schlumberger, geb. 11.6.1982

M

K4d

Nay Linn Aung

Zoon van Myint Aung, zeeman, geb. 11.4.1981

M

K5a

Kolonel Myo Myint

Bestuursdirecteur van Bandoola Transportation Co.

M

K6a

Kolonel (in ruste) Thant Zin

Bestuursdirecteur van Myanmar Land and Development

M

K7a

Luitenant-kolonel (in ruste) Maung Maung Aye

Bestuursdirecteur van Union of Myanmar Economic Holdings Ltd M (UMEHL)

M

K8a

Kolonel Aung San

Bestuursdirecteur van Hsinmin Cement Plant Construction Project

M

K9a

Generaal-majoor Maung Nyo

Raad van bestuur van Union of Myanmar Economic Holdings Ltd

M

K10a

Generaal-majoor Kyaw Win

Raad van bestuur van Union of Myanmar Economic Holdings Ltd

M

K11a

Brigade-generaal Khin Aung Myint

Raad van bestuur van Union of Myanmar Economic Holdings Ltd

M

K12a

Kolonel Nyun Tun (marine)

Raad van bestuur van Union of Myanmar Economic Holdings Ltd

M

K13a

Kolonel (in ruste) Thein Htay

Raad van bestuur van Union of Myanmar Economic Holdings Ltd

M

K14a

Luitenant-kolonel (in ruste) Chit Swe

Raad van bestuur van Union of Myanmar Economic Holdings Ltd

M

K15a

Myo Nyunt

Raad van bestuur van Union of Myanmar Economic Holdings Ltd

M

K16a

Myint Kyine

Raad van bestuur van Union of Myanmar Economic Holdings Ltd

M

K17a

Luitenant-kolonel Nay Wynn

Bestuursdirecteur van departement van Myawaddy Trading

M


Financiële instellingen van de regering

#

Naam

Nadere gegevens

(incl. bedrijf)

Geslacht (M/V)

K18a

Than Nyein

Gouverneur van de centrale bank van Myanmar (ressorteert oner het ministerie van Financiën)

M

K19a

Maung Maung Win

Vice-gouverneur van de centrale bank van Myanmar (ressorteert oner het ministerie van Financiën)

M

K20a

Mya Than

Plaatsvervangend bestuursdirecteur van Myanmar Investment and Commercial Bank (MICB)

M

K21a

Soe Min

Algemeen directeur van Myanmar Investment and Commercial Bank

M


Ondernemingen

#

Naam

Adres

Directeur/eigenaar/aanvullende informatie

Datum plaatsing op de lijst

I.   UNION OF MYANMAR ECONOMIC HOLDING LTD (UMEHL), o.b.a. UNION OF MYANMA ECONOMIC HOLDINGS LTD.

K22a

Union Of Myanmar Economic Holdings Ltd. o.b.a. Union Of Myanma Economic Holdings Ltd. (UMEHL)

189-191 Mahabandoola Road, Corner of 50th Street Yangon

Voorzitter: luitenant-generaal Tin Aye, bestuursdirecteur: generaal-majoor Win Than

13.8.2009

A.   

BE- OF VERWERKENDE INDUSTRIE

K22b

Myanmar Ruby Enterprise o.b.a. Mayanma Ruby Enterprise

24-26, 2ND fl, Sule Pagoda Road, Yangon (Midway Bank Building)

 

13.8.2009

K22c

Myanmar Imperial Jade Co. Ltd o.b.a. Myanma Imperial Jade Co.

Ltd 24-26, 2nd fl, Sule Pagoda Road, Yangon (Midway Bank Building)

 

13.8.2009

K22d

Myanmar Rubber Wood Co. Ltd., o.b.a. Myanma Rubber Wood Co. Ltd.

 

 

13.8.2009

K22e

Myanmar Pineapple Juice Production, o.b.a. Myanma Pineapple Juice Production

 

 

13.8.2009

K22f

Myawaddy Clean Drinking Water Service

4/A, nr. 3 Main Road, Mingalardon Tsp Yangon

 

13.8.2009

K22g

Sin Min (King Elephants) Cement Factory (Kyaukse)

189-191 Mahabandoola Road Corner of 50th Street, Yangon

Kolonel Maung Maung Aye, bestuursdirecteur

13.8.2009

K22h

Tailoring Shop Service

 

 

13.8.2009

K22i

Ngwe Pin Le (Silver Sea) Livestock Breeding And Fishery Co.

1093, Shwe Taung Gyar Street, Industrial Zone Ii, Ward 63, South Dagon Tsp, Yangon

 

13.8.2009

K22j

Granite Tile Factory (Kyaikto)

189-191 Mahabandoola Road, Corner of 50th Street, Yangon

 

13.8.2009

K22k

Soap Factory (Paung)

189-191 Mahabandoola Road, Corner of 50th Street, Yangon

Kolonel Myint Aung, bestuursdirecteur

13.8.2009

B.   

HANDEL

K22l

Myawaddy Trading Ltd

189-191 Mahabandoola Road, Corner of 50th Street, Yangon

Kolonel Myint Aung, bestuursdirecteur

13.8.2009

C.   

DIENSTEN

K22m

Bandoola Transportation Co. Ltd.

399, Thiri Mingalar Road, Insein Tsp. Yangon en/of Parami Road, South Okkalapa, Yangon

Kolonel Myo Myint, bestuursdirecteur

13.8.2009

K22n

Myawaddy Travel Services

24-26 Sule Pagoda Road, Yangon

 

13.8.2009

K22o

Nawaday Hotel And Travel Services

335-357, Bogyoke Aung San Road, Pabedan Tsp. Yangon

Kolonel (in ruste) Maung Thaung, bestuursdirecteur

13.8.2009

K22p

Myawaddy Agriculture Services

189-191 Mahabandoola Road, Corner of 50th Street, Yangon

 

13.8.2009

K22q

Myanmar Ar (Power) Construction Services, o.b.a. Myanma Ar (Power) Construction Services

189-191 Mahabandoola Road, Corner of 50th Street, Yangon

 

13.8.2009

JOINT VENTURES

A.   

BE- OF VERWERKENDE INDUSTRIE

#

Naam

Adres

Directeur/eigenaar/ aanvullende informatie

Datum plaatsing op de lijst

K22r

Myanmar Segal International Ltd. o.b.a. Myanma Segal International Ltd.

Pyay Road, Pyinmabin Industrial Zone, Mingalardon Tsp Yangon

Be Aung, bestuurder

13.8.2009

K22s

Myanmar Daewoo International, o.b.a. Myanma Daewoo International

Pyay Road, Pyinmabin Industrial Zone, Mingalardon Tsp Yangon

 

13.8.2009

K22t

Rothman Of Pall Mall

Myanmar Private Ltd. o.b.a.

Rothman Of Pall Mall

Myanma Private Ltd.

Nr. 38, Virginia Park, nr. 3,

Trunk Road, Pyinmabin

Industrial Zone, Yangon

CEO Lai Wei Chin

13.8.2009

K22u

Myanmar Brewery Ltd. o.b.a.

Myanma Brewery Ltd.

Nr.45, Nr.3, Trunk Road

Pyinmabin Industrial Zone,

Mingalardon Tsp, Yangon

Luitenant-kolonel (in ruste) Ne Win,

Voorzitter, o.b.a. Nay Win

13.8.2009

K22v

Myanmar Posco Steel Co. Ltd

o.b.a. Myanma Posco Steel Co.

Ltd.

Plot 22, nr. 3, Trunk Road,

Pyinmabin Industrial Zone,

Mingalardon Tsp Yangon

 

13.8.2009

K22w

Myanmar Nouveau Steel Co.

Ltd. o.b.a. Myanma Nouveau

Steel Co. Ltd.

Nr. 3, Trunk Road,

Pyinmabin Industrial Zone,

Mingalardon Tsp Yangon

 

13.8.2009

K22x

Berger Paint Manufactoring

Co. Ltd.

Plot nr. 34/A, Pyinmabin

Industrial Zone, Mingalardon

Tsp Yangon

 

13.8.2009

K22y

The First Automotive Co. Ltd.

Plot nr. 47, Pyinmabin

Industrial Zone, Mingalardon

Tsp, Yangon

U Aye Cho en/of luitenant-kolonel Tun Myint, bestuursdirecteur

13.8.2009

B.   

DIENSTEN

K22z

National Development Corp.

3/A, Thamthumar Street, 7 Mile, Mayangone Tsp, Yangon

Dr. Khin Shwe, voorzitter

13.8.2009

K22aa

Hantha Waddy Golf Resort

en Myodaw (City) Club Ltd.

Nr.1, Konemyinttha Street, 7

Mile, Mayangone Tsp, Yangon

en Thiri Mingalar Road,

Insein Tsp, Yangon

 

13.8.2009

II.   MYANMAR ECONOMIC CORPORATION (MEC), o.b.a. MYANMA ECONOMIC CORPORATION (MEC)

K23a

Myanmar Economic

Corporation (MEC) o.b.a.

Myanma Economic

Corporation (MEC)

Shwedagon Pagoda Road

Dagon Tsp, Yangon

Voorzitter, luitenant-generaal Tin Aung

Myint Oo,

Kolonel Ye Htut of brigade-generaal

Kyaw Win,

Bestuursdirecteur: Brigade-generaal (in ruste) Thura Myint Thein

13.8.2009

K23b

Myaing Galay (Rhino Brand

Cement Factory)

Factories Dept. Mec Head

Office, Shwedagon Pagoda

Road, Dagon Tsp, Yangon

Kolonel Khin Maung Soe

13.8.2009

K23c

Dagon Brewery

555/B, Nr.4, Highway Road,

Hlaw Gar Ward, Shwe Pyi

Thar Tsp, Yangon

 

13.8.2009

K23d

Mec Steel Mills (Hmaw Bi/Pyi/Ywama

Factories Dept. Mec Head

Office, Shwedagon Pagoda

Road, Dagon Tsp, Yangon

Kolonel Khin Maung Soe

13.8.2009

K23e

Mec Sugar Mill

Kant Balu

 

13.8.2009

K23f

Mec Oxygen and Gases Factory

Mindama Road, Mingalardon Tsp, Yangon

 

13.8.2009

K23g

Mec Marble Mine

Pyinmanar

 

13.8.2009

K23h

Mec Marble Tiles Factory

Loikaw

 

13.8.2009

K23i

Mec Myanmar Cable Wire Factory, o.b.a. Mec Myanma Cable Wire Factory

Nr.48, Bamaw A Twin Wun Road, Zone (4), Hlaing Thar Yar Industrial Zone, Yangon

 

13.8.2009

K23j

Mec Ship Breaking Service

Thilawar, Than Nyin Tsp

 

13.8.2009

K23k

Mec Disposable Syringe Factory

Factories Dept, Mec Head Office, Shwedagon Pagoda Road, Dagon Tsp, Yangon

 

13.8.2009

K23l

Gypsum Mine

Thibaw

 

13.8.2009

III.   HANDELSONDERNEMINGEN DIE EIGENDOM VAN DE REGERING ZIJN

K24a

Myanma Salt and Marine Chemicals Enterprise, o.b.a. Myanmar Salt and Marine Chemicals Enterprise

Thakayta Township, Yangon

Bestuursdirecteur: Win Htain (ministerie van Mijnbouw)

13.8.2009

K25a

Myanmar Defence Products Industry, o.b.a. Myanma Defence Products Industry

Ngyaung Chay Dauk

(Ministerie van Defensie)

13.8.2009

K26a

Myanma Timber Enterprise, o.b.a. Myanma Timber Enterprise

Myanma Timber Enterprise Head Office, Ahlone, Yangon en 504-506, Merchant Road, Kyauktada, Yangon

Bestuursdirecteur: Win Tun

13.8.2009

K27a

Myanmar Gems Enterprise, o.b.a. Myanma Gems Enterprise

(Ministerie van Mijnbouw), Head Office Building 19, Naypyitaw

Bestuursdirecteur: Thein Swe

13.8.2009

K28a

Myanmar Pearls Enterprise, o.b.a. Myanma Pearls Enterprise

(Ministerie van Mijnbouw), Head Office Building 19, Naypyitaw

Bestuursdirecteur: Maung Toe

13.8.2009

K29a

Myanmar Mining Enterprise Number 1, o.b.a. Myanma Mining Enterprise Number 1

(Ministerie van Mijnbouw), Head Office Building 19, Naypyitaw

Bestuursdirecteur: Saw Lwin

13.8.2009

K30a

Myanmar Mining Enterprise Number 2, o.b.a. Myanma Mining Enterprise Number 2

(Ministerie van Mijnbouw), Head Office Building 19, Naypyitaw

Bestuursdirecteur: Hla Theing

13.8.2009

K31a

Myanmar Mining Enterprise Number 3, o.b.a. Myanma Mining Enterprise Number 1

(Ministerie van Mijnbouw), Head Office Building 19, Naypyitaw

Bestuursdirecteur: San Tun

13.8.2009

K32a

Myanma Machine Tool and Electrical Industries (MTEI), o.b.a. Myanmar Machine Tool and Electrical Industries (MTEI)

Block Nr. (12), Parami Road, Hlaing Township Yangon, Myanmar Telefoon: 095-1-660437, 662324, 650822

Bestuursdirecteur: Kyaw Win

Directeur: Win Tint

13.8.2009

K33a

Myanmar Paper & Chemical Industries o.b.a. Myanma Paper & Chemical Industries

 

Bestuursdirecteur: Nyunt Aung

13.8.2009

K34a

Myanma General and Maintenance Industries, o.b.a. Myanmar General and Maintenance Industries

 

Bestuursdirecteur: Aye Mauk

13.8.2009

K35a

Road Transport Enterprise

(Ministerie van Vervoer)

Bestuursdirecteur: Thein

Swe

13.8.2009

K36a

Inland Water Transport

Nr. 50, Pansodan Street, Kyauktada Township, Yangon, Union of Myanmar

Bestuursdirecteur: Soe Tint

13.8.2009

K37a

Myanma Shipyards, o.b.a. Myanmar Shipyards, Sinmalike

Bayintnaung Road, Kamayut Township Yangon

Bestuursdirecteur: Kyi Soe

13.8.2009

K38a

Myanma Five Star Line, o.b.a. Myanmar Five Star Line

132-136, Theinbyu Road, P.O. Box,1221, Yangon

Bestuursdirecteur: Maung Maung Nyein

13.8.2009

K39a

Myanma Automobile and Diesel Engine Industries, o.b.a. Myanmar Automobile and Diesel Engine Industries

56, Kaba Aye Pagoda Road, Yankin Township, Yangon

Bestuursdirecteur: Hla Myint Thein

13.8.2009

K40a

Myanmar Infotech, o.b.a. Myanma Infotech

 

(Ministerie van Post en Telecommunicatie)

13.8.2009

K41a

Myanma Industrial Construction Services, o.b.a. Myanmar Industrial Construction Services

Nr. (1), Thitsa Road, Yankin

Township, Yangon, Myanmar

Bestuursdirecteur: Soe Win

13.8.2009

K42a

Myanmar Machinery and Electric Appliances Enterprise o.b.a. Myanma Machinery and Electric Appliances Enterprise

Hlaing Township, Yangon

 

13.8.2009

IV.   MEDIABEDRIJVEN IN HANDEN VAN DE STAAT DIE HET BELEID VAN HET REGIME PROMOTEN EN PROPAGANDA VERSPREIDEN

K43a

Myanmar News and Periodicals Enterprise, o.b.a. Myanma News and Periodicals Enterprise

212 Theinbyu Road, Botahtaung Township, Yangon (tel: +95-1-200810, +95-1-200809)

Bestuursdirecteur: Soe Win (echtgenote: Than Than Aye, lid van MWAF)

13.8.2009

K44a

Myanmar Radio and Television (MRTV), o.b.a. Myanma Radio and Television (MRTV)

Pyay Road, Kamayut Township, Yangon (tel: +95- 1-527122, +95-1-527119)

Directeur-generaal: Khin Maung Htay (echtgenote: Nwe New, lid van MWAF)

13.8.2009

K45a

Myawaddy Television, Tatmadaw Telecasting Unit

Hmawbi Township, Yangon

(tel: +95-1-600294)

 

13.8.2009

K46a

Myanma Motion Picture Enterprise, o.b.a. Myanmar Motion Picture Enterprise

 

Bestuursdirecteur: Aung Myo Myint (echtgenote: Malar Win, lid van MWAF)

13.8.2009”


BIJLAGE II

„BIJLAGE VII

Lijst van ondernemingen zijn die eigendom zijn van of gecontroleerd worden door de regering van Birma/Myanmar, de leden daarvan of met hen geassocieerde personen als bedoeld in artikel 15

Naam

Adres

Directeur/eigenaar/aanvullende informatie

Datum plaatsing op de lijst

I.   UNION OF MYANMAR ECONOMIC HOLDING LTD. (UMEHL)

DIENSTEN

Myawaddy Bank Ltd

24-26 Sule Pagoda Road,

Yangon

Brigade-generaal Win Hlaing (K1a, bijlage II) en U Tun Kyi, bestuursdirecteuren

25.10.2004

II.   MYANMAR ECONOMIC CORPORATION (MEC)

Innwa Bank

554-556, Merchant Street,

Corner of 35th Street,

Kyauktada Tsp, Yangon

U Yin Sein, algemeen directeur

25.10.2004

III.   HANDELSONDERNEMINGEN DIE EIGENDOM VAN DE REGERING ZIJN

1.

Myanma Electric Power Enterprise

 

(Ministerie van Elektriciteitsvoorziening 2)

Bestuursdirecteur: Dr. San Oo o.b.a. Sann Oo

29.4.2008

2.

Electric Power Distribution Enterprise

 

(Ministerie van Elektriciteitsvoorziening 2),

Bestuursdirecteur: Tin Aung

27.4.2009

3.

Myanma Agricultural Produce Trading

 

Bestuursdirecteur: Kyaw Htoo (ministerie van Handel)

29.4.2008

4.

Myanmar Tyre and Rubber Industries

30, Kaba Aye Pagoda Road, Mayangone Township, Yangon, Myanmar

(Ministerie van Industrie 2), bestuursdirecteur: Oo Zune

29.4.2008

5.

Co-Operative Import Export Enterprise

 

(Ministerie van Coöperatieven),

Bestuursdirecteur: Hla Moe

29.4.2008

IV.   OVERIGE

1.

Htoo Trading Co.

5 Pyay Road, Hlaing Township, Yangon

Tay Za (J1a, bijlage II)

10.3.2008

2.

Htoo Group of Companies

5 Pyay Road, Hlaing Township Yangon

 

 (1)

3.

Htoo Transportation Services

 

Tay Za

10.3.2008

4.

Htoo Furniture, o.b.a. Htoo Wood Products, o.b.a. Htoo Wood based Industry, o.b.a. Htoo Wood

21 Thukha Waddy Rd, Yankin Township, Yangon en 5 Pyay Road, Hlaing Township Yangon

Tay Za

29.4.2008

5.

Treasure Hotels and Resorts (incl. Myanmar Treasure Resort, Ngwe Saung; Myanmar Treasure Resort, Bagan; Myanmar Treasure Resort, Inle;

Nr. 41, Shwe Taung Gyar Street, Bahan Township, Yangon

Tay Za

10.3.2008

6.

Aureum Palace Hotels And Resorts (incl. Aureum Palace Hotel and Resort, Ngapali; Aureum Hotel-Resort, Naypyitaw; Aureum Palace Hotel and Resort, Bagan; Aureum Palace Hotel and Resort, Pyin Oo Lwin; Aureum Resort and Spa, Ngwe Saung)

Nr. 41, Shwe Taung Gyar Street, Bahan Township, Yangon

Tay Za

10.3.2008

7.

Malikha Lodge, Putao; Popa Mountain Resort; Kandawgyi Hill Resort, Pyin Oo Lwin

Nr. 41 Shwe Taung Gyar Street, bahan Township, Yangon

Tay Za

 (1)

8.

Espace Avenir

523, Pyay Road Kamayut Township, Yangon

Tay Za

 (1)

9.

Yangon United Football Club

Nr. 718, Ywar Ma Kyaung Street, One Ward, Hlaing Township Yangon, Myanmar

Tay Za

 (1)

10.

Air Bagan

Nr. 56, Shwe Taung Gyar Street, Bahan Township, Yangon

 

10.3.2008

11.

Myanmar Avia Export

 

Tay Za

10.3.2008

12.

Pavo Aircraft Leasing PTE Ltd, o.b.a. Pavo Trading Pte Ltd

 

Tay Za

29.4.2008

13.

Kanbawza Bank

Hoofkdantoor: 615/1 Pyay Road, Kamaryut, Township, Yangon

Aung Ko Win (J3a, bijlage II)

10.3.2008

14.

Zaykabar Co.

3 Main Road, Mingalardon Garden City, Mingalardon, Yangon

Voorzitter: Khin Shwe (J5a, bijlage II), bestuursdirectie: Zay Thiha (J5c, bijlage II)

10.3.2008

15.

Shwe Thanlwin Trading Co.

262 Pazundaung Main Road Lower, Pazundaung, Yangon

Kyaw Win (J7a, bijlage II)

10.3.2008

16.

Max Myanmar Co. Ltd (incl. Hotel Max, Chaungtha Beach; Royal Kumudra Hotel, Naypyitaw; Max Myanmar Construction Co. Ltd)

1 Ywama Curve, Bayint Naung Road, Blk (2), Hlaing Township, Yangon

U Zaw Zaw o.b.a. Phoe Zaw (J12a, bijlage II), Daw Htay Htay Khaing (J12b, bijlage II), echtgenote van Zaw Zaw. Senior Executive Officer, U Than Zaw

10.3.2008

17.

Hsinmin Cement Plant

Construction Project

Union of Myanmar Economic Holdings Ltd, Kyaukse

kolonel Aung San (K8a, bijlage II)

10.3.2008

18.

Ayer Shwe Wa (Wah, War)

5 Pyay Road, Hlaing Township, Yangon

Aung Thet Mann o.b.a. Shwe Mann Ko Ko (A3c, bijlage II) en Tay Za

10.3.2008

19.

Myanmar Land And Development

 

Kolonel (in ruste) Thant Zin (K6a, bijlage II)

10.3.2008

20.

Eden Group of Companies

30-31 Shwe Padauk Yeikmon Bayint Naung Road Kamayut Tsp Yangon

Chit Khaing o.b.a. Chit Khine (J13a, bijlage II)

10.3.2008

21.

Eden Hotels and Resorts (incl. Marina Residence, Kaba Aye Pagoda Road, Yangon; The Tingaha Hotel, Naypyitaw; Aye Thar Yar Golf Resort, Taunggyi; Signature Restaurant and Garden Café Bistro, Yangon; Eden BBB Restaurant, Bagan)

Unit 107, Marina Residence Kaba Aye Pagoda Road Yangon

Bestuursdirecteur: Chit Khaing o.b.a. Chit Khine (J13a, bijlage II)

 (1)

22.

Golden Flower Co. Ltd

214 Wardan Street, Lamadaw, Yangon

Bestuursdirecteur: Aung Htwe (J15a, bijlage II),

Eigendom van: Kyaw Myint (J17a, bijlage II)

10.3.2008

23.

Maung Weik Et Co. Ltd

334-344 2nd Floor, Anawratha Road, Bagan Bldg, Lamadaw, Yangon

Maung Weik (J14a, bijlage II)

10.3.2008

24.

National Development

Company Ltd.

3/A Thathumar Rd, Cor of Waizayantar Road, Thingangyun, Yangon

 

10.3.2008

25.

A1 Construction And Trading Co. Ltd

41 Nawady St, Alfa Hotel Building, Dagon, Yangon

Tel: 00-95-1-241905/245323/254812

Fax: 00 95 1 252806

Email: aone@mptmail.net.mm

Bestuursdirecteur: U Yan Win

10.3.2008

26.

Asia World Co. Ltd

6062 Wardan Street, Bahosi Development, Lamadaw, Yangon And 61-62 Bahosi Development Housing, Wadan Street, Lanmadaw Township, Yangon

Tun Myint Naing, o.b.a. Steven Law (J4a, bijlage II)

10.3.2008

27.

Dochterondernemingen van Asia World:

 

Asia World Industries

 

Asia Light Co. Ltd

 

Asia World Port

 

Management Co.

 

Ahlon Warves

61-62 Bahosi Development Housing, Wadan Street, Lanmadaw Township, Yangon

Voorzitter/directeur: Tun Myint Naing, o.b.a. Steven Law (J4a, bijlage II)

29.4.2008

28.

Leo Express Bus

23-25 Upper Pansodan Street, Aung San Stadium (East Wing),

Mingalar Taungnyunt Township, Yangon

Voorzitter/directeur: Tun Myint Naing, o.b.a. Steven Law (J4a, bijlage II)

 (1)

29.

Yuzana Co. Ltd

Nr. 130 Yuzana Centre, Shwegondaing Road, Bahan Township, Yangon

Voorzitter/directeur: Htay Myint (J6a, bijlage II)

10.3.2008

30.

Yuzana Construction

Nr. 130 Yuzana Centre, Shwegondaing Road, Bahan Township, Yangon

Voorzitter/directeur: Htay Myint (J6a, bijlage II)

10.3.2008

31.

Yuzana Hotels (incl. Yuzana Hotel, Yangon; Yuzana Garden Hotel, Yangon; Yuzana Resort Hotel, Ngwe Saung)

130, Shwegondine (Shwegondaing) Road

Bahan Township

Yangon

Voorzitter/directeur: Htay Myint

 (1)

32.

Myangonmyint Co (onderneming in handen van de USDA)

 

 

10.3.2008

33.

Dagon International/Dagon Timber Ltd

262-264 Pyay Road

Dagon Centre

Sanchaung

Yangon

Directeuren: „Dagon” Win Aung (J21a, bijlage II) en Daw Moe Mya Mya (J21b, bijlage II)

29.4.2008

34.

Palm Beach Resort

Ngwe Saung

Eigendom van Dagon International. Directeuren, „Dagon” Win Aung (J21a, bijlage II),

Daw Moe Mya Mya (J21b, bijlage II) en Ei Hnin Pwint o.b.a. Chistabelle Aung (J21c, bijlage II)

29.4.2008

35.

IGE Co. Ltd

Nr. 27-B, Kaba Aye Pagoda

Road, Bahan Township

Yangon

Tel: 95-1-558266

Fax: 95-1-555369

en tevens

Nr. H-11, Naypyitaw,

Naypuitaw

Tel: 95-67-41-4211

Directeuren Nay Aung (D15e, bijlage II) en Pyi (Pye) Aung (D15g, bijlage II) en

bestuursdirecteur Win Kyaing

29.4.2008

36.

Aung Yee Phyo Co.

 

Eigendom van familieleden van Aung Thaung (ministerie van Industrie 1) (D15a, bijlage II)

27.4.2009

37.

Queen Star Computer Company

 

Eigendom van Nandar Aye (A2c, bijlage II), dochter van Maung Aye

27.4.2009

38.

Htay Co.

 

Eigendom van generaal-majoor Hla Htay Win (A9a, bijlage II)

27.4.2009

39.

Mother Trading and Construction

77-78, Wadan Street,Bahosi

Ward, Lanmadaw, Yangon

Tel: 95-1-21-0514

E-mail:

mother.trade@mptmail.net.mm

Directeur: Aung Myat, o.b.a. Aung Myint (J22a, bijlage II)

29.4.2008

40.

Kyaw Tha Company en Kyaw Tha Construction Group

Nr. 98, 50th Street,

Pazundaung Township,

Yangon

Tel: 95-1-296733

Fax: 95-1-296914

E-mail:

kyawtha.wl@mptmail.net.mm

Website: http://www.kyawtha.com

Directeur: U Win Lwin (J23a, bijlage II),

Bestuursdirecteur: Maung Aye

29.4.2008

41.

Ye Ta Khun (Yetagun) Construction Group

Yuzana Plaza West,

Tamwe Township

Yangon

Eigendom van: Aung Zaw Ye Myint (J26a, bijlage II) zoon van generaal Ye Myint (voorheen A9a)

29.4.2008

42.

J's Donuts

26-28 Lanmadaw Street

Lanmadaw Tsp, Yangon

Tel: 95-1-710242

Junction 8 Shopping Centre 8th Mile, Mayangon Tsp, Yangon

Tel: 95-1-650771

(2nd Floor.) Yuzana Plaza

Banyar Dala Road

Mingalar Taung Nyunt Tsp,

Yangon

Tel: 95-1-200747

173-175 Pansodan Street

Kyauktada Tsp, Yangon

Tel: 95-1-287525

381-383 Near Bogyoke Aung

San Market Shwebontha Street

Pabedan Tsp, Yangon

Tel: 95-1-243178

Eigendom van: Kyaing San Shwe(A1i, bijlage II) zoon van opperbevelhebber Than Shwe (A1a, bijlage II)

29.4.2008

43.

Sun Tac of Sun Tec Suntac Int'l Trading Co. Ltd

151 (B) Thiri Mingalar Lane

Mayangon Township

Yangon

Tel: 01-650021 654463

Eigendom van: Sit Taing Aung, zoon van Aung Phone (voormalig minister van Bosbouw)

29.4.2008

44.

(MMS) Min Min Soe Group of Companies

23-A, Inya Myaing Street,

Bahan Tsp. Tel: 95-1-511098,

514262 E-mail:

mms@mptmail.net.mm

Aandeelhouder: Kyaw Myo Nyunt (J8c, bijlage II), zoon van generaal-majoor Nyunt Tin, minister van Landbouw (in ruste) (J8a, bijlage II)

29.4.2008

45.

Myanmar Information and Communication Technology o.b.a. Myanmar Infotech

MICT Park, Hlaing University

Campus

Deels eigendom van: Aung Soe Tha (D20e, bijlage II)

29.4.2008

46.

MNT (Myanmar New Technology)

 

Eigendom van: Yin Win Thu, vennoot:

Nandar Aye (A2c, bijlage II)

29.4.2008

47.

Forever Group

Nr. (14 02/03), Olympic Tower I, Corner of Boaungkyaw

Street and Mahabandoola Street

Kyauktada Township.

Yangon

Tel: 95-1-204013,

95-1-204107

E-mail:

forevergroup@mptmail.net.mm

Bestuursdirecteur: Daw Khin Khin Lay, lid van de raad van bestuur: Khin Maung Htay

Hoofdbestuurder Kyaw Kyaw

29.4.2008


(1)  PB: vul de datum van vaststelling van het besluit in.”


12.5.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 118/43


VERORDENING (EU) Nr. 412/2010 VAN DE COMMISSIE

van 11 mei 2010

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 12 mei 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 mei 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

65,5

TN

120,6

TR

73,2

ZZ

86,4

0707 00 05

EG

140,2

MA

41,0

MK

54,8

TR

118,3

ZZ

88,6

0709 90 70

TR

102,7

ZZ

102,7

0805 10 20

EG

48,5

IL

62,7

MA

53,2

TN

46,4

TR

51,4

US

67,7

ZZ

55,0

0805 50 10

TR

68,2

ZA

78,6

ZZ

73,4

0808 10 80

AR

87,0

BR

76,9

CA

119,3

CL

80,6

CN

78,9

CR

59,1

MK

22,1

NZ

113,0

US

126,3

UY

72,1

ZA

86,3

ZZ

83,8


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

12.5.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 118/45


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 9 maart 2010

betreffende de door Nederland ten uitvoer gelegde steunmaatregel ten gunste van Farm Dairy (C 45/08)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 1240)

(Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek)

(2010/269/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie („VWEU”) (1), en met name op artikel 108, lid 2, eerste alinea,

Na de belanghebbenden overeenkomstig het genoemde artikel te hebben verzocht opmerkingen te maken en gezien die opmerkingen,

Overwegende hetgeen volgt:

I.   Procedure

(1)

In het kader van het onderzoek van de beknopte informatie die in verband met een verzoek om vrijstelling op grond van Verordening (EG) nr. 68/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op opleidingssteun (2) is toegezonden, is de Commissie geïnformeerd over steun die was of zou worden verstrekt aan Farm Dairy. Bij brief van 29 juni 2004 (ref. AGR/16887) heeft de Commissie Nederland verzocht om informatie over deze maatregel.

(2)

Nederland heeft hierop gereageerd bij brief van 28 november 2005, geregistreerd op 29 november 2005.

(3)

Bij brief van 22 mei 2007 heeft de Commissie om aanvullende informatie verzocht, op welk verzoek Nederland heeft geantwoord bij brief van 22 juni 2007, geregistreerd op 25 juni 2007.

(4)

De maatregel is onder nummer NN 97/05 opgenomen in het register van niet-aangemelde steunmaatregelen.

(5)

Het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure is op 26 november 2008 genomen en is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (3). De Commissie heeft de andere lidstaten en belanghebbende derden verzocht hun opmerkingen over de betrokken steunmaatregel kenbaar te maken.

(6)

Nederland heeft bij brief van 19 januari 2009, die diezelfde dag is geregistreerd, commentaar gegeven.

(7)

Bij brief van 18 mei 2009 heeft de Commissie opmerkingen ontvangen van Farm Dairy, als belanghebbende derde. Naar aanleiding van een verzoek om verlenging van de termijn en gezien de bijzondere omstandigheden waarop Farm Dairy zich beroept, zijn de Commissie bij brief van 15 juni 2009, geregistreerd op 18 juni 2009, aanvullende bijlagen bij de brief van 18 mei 2009 toegezonden. Die opmerkingen zijn bij brief van 24 juni 2009 aan Nederland meegedeeld. Nederland heeft geantwoord bij brief van 17 juli 2009, die diezelfde dag is geregistreerd.

(8)

Bij brief van 18 september 2009 heeft de Commissie Nederland aanvullende vragen gesteld. Nederland heeft vervolgens bij brief van 16 oktober 2009 om een verlenging van de antwoordtermijn tot 18 november 2009 verzocht. Die verlenging van de termijn is bij brief van 10 november 2009 verleend. Bij brief van 23 november, die diezelfde dag is geregistreerd, heeft Nederland aanvullende informatie verstrekt.

II.   Beschrijving

II.1.   Context van de maatregel

(9)

Farm Dairy is een onderneming die zuivelproducten vervaardigt. De onderneming is verhuisd naar haar huidige locatie te Lelystad in Flevoland, dat een onder doelstelling nr. 1 vallende regio is. Op 24 augustus 1998 heeft Farm Dairy een aanvraag voor investeringssteun ingediend op grond van punt 3.3 van het enig programmeringsdocument (EPD) van de provincie Flevoland. De vestiging van deze onderneming zou zowel direct als indirect voor werkgelegenheid in de regio zorgen.

(10)

Op 23 september 1998 heeft de provincie naar aanleiding van deze steunaanvraag een gunstig advies uitgebracht. De provincie baseerde zich in dat besluit onder andere op de gunstige perspectieven in termen van werkgelegenheid, milieu, het drukken van de transportkosten voor de melk (tot die tijd werd de in Flevoland geproduceerde melk buiten Flevoland verwerkt, soms zelfs in België) en de rentabiliteitsverwachtingen van de onderneming. Farm Dairy verwachtte namelijk contracten te kunnen afsluiten met de in Flevoland gevestigde melkproducenten, alsmede met een gerenommeerde supermarktketen, waarmee de afname van de zuivelproducten zou zijn verzekerd. Farm Dairy zou naar schatting 48 miljoen kilo melk op jaarbasis verwerken.

(11)

De provincie heeft bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) een verzoek om medefinanciering ingediend, alsmede een verzoek om beoordeling van het project. Er leek zich een verschil van mening voor te doen tussen de provincie en de directie Noordwest van het ministerie van LNV over de medefinancieringsaanvraag, met name wat het innoverende karakter van het project betreft. Om deze reden heeft het informatie- en kenniscentrum op het gebied van de landbouw (hierna „IKC” genoemd) een tweede advies uitgebracht. In dit tweede advies, dat op 17 december 1998 is uitgebracht, wordt een beoordeling gegeven van het project in termen van werkgelegenheid, afzet en rentabiliteit. Dit advies concludeert echter dat het project slechts een gering innoverend karakter heeft. Het productieproces zelf was namelijk niet innoverend, ook al worden de meest geavanceerde technieken gebruikt; wel omvatte het project marktinnovaties. In dit tweede advies wordt met verschillende criteria rekening gehouden, zoals ontwikkeling van de regio en de financiële vooruitzichten van het project. Gezien het feit dat het project vooral voordeel biedt voor de provincie (en minder op nationaal niveau) is de gebruikelijke verdeelsleutel voor de medefinanciering van de subsidie zodanig bijgesteld dat de provincie meer bijdraagt en het rijk minder.

(12)

Naar aanleiding van dit standpunt van het ministerie van LNV heeft de provincie besloten een subsidie van in totaal 1 575 000 NLG (715 909 EUR) aan Farm Dairy te verlenen en heeft zij Farm Dairy op 3 maart 1999 meegedeeld dat zij voornemens was deze subsidie te verstrekken. De subsidie zou worden gefinancierd uit bijdragen van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), de rijksoverheid en de provincie.

(13)

Naar aanleiding van de twijfel die is gerezen omtrent de mogelijkheden om van de Commissie toestemming voor de steunverlening te verkrijgen, heeft het ministerie besloten geen overheidsfinanciering te verstrekken en heeft zij dat de provincie bij brief van 14 september 1999 meegedeeld.

(14)

Het directoraat-generaal Landbouw heeft naar aanleiding van een door dat DG uitgevoerde controle vastgesteld dat het project niet via het EPD kon worden gefinancierd, en dat het uit het EOGFL te financieren deel van de steun daarom niet zou worden toegekend. DG Landbouw heeft de provincie bij brief van 25 juni 1999 van dit besluit in kennis gesteld.

(15)

De provincie heeft niettemin besloten het project te financieren, en wel uitsluitend uit middelen van de provincie. Bij brief van 20 november 2000 is Farm Dairy op de hoogte gebracht van de definitieve toekenning van deze subsidie en de betaling daarvan.

(16)

Op 23 februari 2001 heeft er op verzoek van de provincie Flevoland een informele ontmoeting plaatsgevonden tussen ambtenaren van DG Landbouw en vertegenwoordigers van de provincie Flevoland. Tijdens deze bijeenkomst zouden de ambtenaren erop hebben gewezen dat de steun aan Farm Dairy niet verenigbaar was met de interne markt en dat deze moest worden teruggevorderd, waarbij de betrokken middelen desnoods in het kader van een ander project konden worden gebruikt.

(17)

De provincie heeft ervoor gekozen de steun te verlenen in de vorm van een vergoeding aan Farm Dairy wegens de schade die werd geleden door de intrekking van het steunverleningsbesluit. De hoogte van die schadevergoeding was gelijk aan het bedrag dat Farm Dairy zou hebben ontvangen indien de steunverlening wel zou zijn toegestaan. De provincie was namelijk van mening dat, aangezien in het steunverleningsbesluit niet de mogelijkheid was opgenomen de steun in te trekken, zij aan dit besluit gebonden was en verplicht was de steun toe te kennen, wilde zij niet geconfronteerd worden met gerechtelijke stappen van de zijde van Farm Dairy. De provincie heeft haar voorstel tot schadevergoeding bij brief van 10 mei 2001 aan Farm Dairy voorgelegd. Farm Dairy heeft dit voorstel bij brief van 21 mei 2001 aanvaard.

II.2.   Rechtsgrondslag

(18)

Aanvankelijk was de steun verleend in het kader van het EPD van de provincie Flevoland als investeringssteun op basis van punt 3.3 van het EPD. Vervolgens is de steun, om redenen die hiervoor uiteengezet zijn, verleend in de vorm van een vergoeding voor de geleden verliezen als gevolg van het besluit de steunverlening in te trekken.

II.3.   Bedrag van de steun

(19)

De steun bedraagt 1 575 000 NLG, d.w.z. 715 909 EUR. Dit bedrag komt overeen met 8,5 % van het bedrag aan investeringen van 18 597 000 NLG (8 438 951 EUR).

II.4.   Begunstigde

(20)

De begunstigde is Farm Dairy Holding BV, gevestigd te Lelystad. Het betreft een onderneming die zuivelproducten vervaardigt (onder meer yoghurt en andere desserts op basis van melk).

II.5.   Duur van de maatregel

(21)

De steun is verleend voor de periode van 1 oktober 1998 tot 1 mei 2000, de begin- en einddata van het project Farm Dairy. Het steunverleningsbesluit als zodanig is op 3 maart 1999 genomen.

III.   Argumenten van de Commissie in het kader van de inleiding van de onderzoekprocedure

(22)

De Commissie heeft de procedure van artikel 108, lid 2, van het VWEU ingeleid omdat zij ernstige twijfels had ten aanzien van de verenigbaarheid van de steun met de interne markt.

(23)

De Commissie heeft eerst met name de verenigbaarheid van de betrokken maatregelen onderzocht als investeringssteun en steun bij wijze van schadevergoeding.

(24)

Voor zover het investeringssteun zou betreffen, heeft de Commissie de regels toegepast die van toepassing waren op het moment van de steunverlening, d.w.z. de kaderregeling inzake staatssteun voor investeringen voor de verwerking en de afzet van landbouwproducten (4) (hierna „de kaderregeling” genoemd), aangezien het om een investering ging. Overeenkomstig de kaderregeling is het in het algemeen niet toegestaan investeringssteun toe te kennen in de sector koemelk en koemelkproducten, behalve in één van de uitzonderingen bedoeld in punt 2.3 van de bijlage bij Beschikking 94/173/EG van de Commissie van 22 maart 1994 tot vaststelling van de selectiecriteria voor investeringen ter verbetering van de voorwaarden inzake verwerking en afzet van land- en bosbouwproducten (5). Deze uitzonderingen betreffen onder andere investeringen die een aanzienlijke innovatie inhouden. Ten aanzien daarvan is de Commissie in het inleidingsbesluit tot de conclusie gekomen dat zij niet over voldoende gegevens beschikte om te kunnen beslissen of de betrokken steunmaatregel voldeed aan de voorwaarden om voor een van de uitzonderingsbepalingen in aanmerking te komen. Punt 3, onder d), van de kaderregeling voorziet in de mogelijkheid om bepaalde steunmaatregelen verenigbaar te verklaren als zij voor medefinanciering in aanmerking komen. De Commissie heeft in het inleidingsbesluit geconcludeerd dat die mogelijkheid in het onderhavige geval niet kon worden toegepast, aangezien de Commissie in een brief aan Nederland van 25 juni 1999 iedere financiering via het EPD had geweigerd.

(25)

De Commissie heeft eveneens het argument van Nederland onderzocht dat de steun is verleend in de vorm van een vergoeding voor de geleden schade als gevolg van de door de overheid gemaakte fout, aangezien de overheid de steun in eerste instantie had toegekend, terwijl later bleek dat die steun onrechtmatig en wellicht onverenigbaar was. De Commissie heeft geconcludeerd dat de begunstigde onderneming hoe dan ook geen gewettigd vertrouwen in de rechtmatigheid van de steun kon hebben als die steun niet in overeenstemming met de daarvoor geldende procedure was verleend. De Commissie heeft dan ook haar twijfels geuit over de vraag of de kwalificatie „schadevergoeding” een afdoende rechtvaardiging vormde om te concluderen dat de onderhavige maatregel niet als steun moest worden aangemerkt.

(26)

Aangezien Nederland geen andere rechtsgrondslag heeft aangevoerd, heeft de Commissie geconcludeerd dat er twijfels zijn blijven bestaan ten aanzien van de vraag of de betrokken maatregelen verenigbaar zijn, en was zij van mening dat niet was uitgesloten dat het om exploitatiesteun ging.

IV.   Opmerkingen van derden

(27)

Om te beginnen verklaart Farm Dairy met verbazing te hebben kennis genomen van de publicatie van het besluit tot inleiding van de officiële onderzoeksprocedure. Farm Dairy was er namelijk van overtuigd dat het dossier reeds lang geleden was afgesloten. Vervolgens beklaagde Farm Dairy zich erover dat het geen enkele invloed had kunnen uitoefenen op de correspondentie tussen de provincie Flevoland en de Commissie, aangezien het pas van het onderzoek door de Commissie op de hoogte was gesteld op het moment dat de officiële onderzoeksprocedure werd ingeleid.

(28)

Het commentaar van Farm Dairy is vierledig: ten eerste spreekt het bedrijf zich uit over de algemene context van de maatregel en het gewettigd vertrouwen van de begunstigde, ten tweede over de uitvoering van de maatregelen van het EPD-Flevoland, ten derde over de beoordeling in het licht van Beschikking 94/173/EG, en ten vierde betwist het de toepassing van samengestelde rente in het geval van een negatief besluit met terugvordering.

IV.1.   Algemene context van de maatregel

(29)

In augustus 1998 heeft Farm Dairy in het kader van het EPD 1994-1999 een subsidieaanvraag ingediend bij de provincie Flevoland. In dit EPD werd bijzondere nadruk gelegd op de noodzaak de mogelijkheden voor de verwerking en de afzet van landbouwproducten in de provincie Flevoland uit te breiden. Het project Farm Dairy leek daarvan juist een bijzonder voorbeeld, omdat het doel was om in Lelystad een onafhankelijke zuivelfabriek te bouwen.

(30)

Farm Dairy noemt achteraf de positieve effecten van de bouw van een dergelijke fabriek in Lelystad: meer concurrentie op de Nederlandse zuivelmarkt, die destijds gedomineerd werd door Friesland Coberco en Campina Melkunie, de nabijheid van melkleveranciers, de innovaties (het „make-to-order-systeem”), de introductie van tweeliterflessen (of „-cans”) op de Nederlandse markt, de toename van de werkgelegenheid in een „doelstelling 1-regio” en de stimulering van de economische groei in de regio. Farm Dairy was destijds van plan een speciale, innoverende productlijn voor de Nederlandse markt te ontwerpen.

(31)

Farm Dairy verklaart dat de subsidieaanvraag positief was beoordeeld door de provincie en door het ministerie van Landbouw, op basis van een onafhankelijk onderzoek door het IKC, dat tot de slotsom was gekomen dat het project gedeeltelijk innoverend was. Daarom is op 24 februari 1999 een overeenkomst ondertekend tussen de provincie Flevoland en Farm Dairy, waarbij een subsidie is toegekend in het kader van maatregel 3.3 van het EPD Flevoland. Farm Dairy benadrukt dat de provincie Flevoland het bedrijf pas in 2001 heeft laten weten dat de steun volgens de staatssteunregels niet was toegestaan. De provincie heeft voorgesteld een schadeloosstelling te betalen om een juridische procedure te voorkomen. Volgens Farm Dairy is in het besluit tot inleiding van de procedure vermeld dat de onverenigbaarheid van de steun tijdens een gesprek tussen de provincie en de Commissie ter sprake is gekomen. De provincie had Farm Dairy toen verteld dat een ambtenaar van de Commissie zou hebben gesuggereerd dat een schadevergoeding tot de mogelijkheden behoorde. Farm Dairy vindt dat het derhalve een gewettigd vertrouwen kon hebben dat het dossier was afgesloten.

(32)

Wat de steunintensiteit betreft, verklaart Farm Dairy dat de uiteindelijke steunintensiteit slechts […] % (6) van de reële investeringskosten bedroeg, en niet 8,5 % van de geraamde investeringskosten. Dit percentage is duidelijk lager dan de toegestane percentages (zoals die ten gunste van kleine en middelgrote ondernemingen).

IV.2.   Opmerkingen van Farm Dairy betreffende de beoordeling in het licht van het EPD Flevoland

(33)

De provincie Flevoland heeft de maatregel beoordeeld in het licht van maatregel 3.3 van het EPD Flevoland, dat bedoeld is om nieuwe landbouwactiviteiten te stimuleren met het oog op het scheppen van werkgelegenheid en milieubescherming. Farm Dairy uit zijn verbazing over het feit dat de Commissie de maatregel kwalificeert als maatregel die moet worden beoordeeld in het licht van punt 3.2 van het EPD Flevoland betreffende Verordening (EEG) nr. 866/90 van de Raad van 29 maart 1990 inzake de verbetering van de verwerking en de afzet van landbouwproducten (7). Een beoordeling vanuit dit oogpunt impliceert de verplichting tot naleving van de criteria voor investeringen van punt 2.3 van de bijlage bij Beschikking 94/173/EG.

(34)

Farm Dairy verklaart dat aan de voorwaarden van punt 3.3 van het EPD Flevoland is voldaan: zo heeft Farm Dairy met name in 2000 61 arbeidsplaatsen gecreëerd (in plaats van 35, zoals aanvankelijk was gepland) en heeft het bedrijf in totaal […] miljoen NLG geïnvesteerd (in plaats van de geraamde 18,5 miljoen). Bovendien hadden de investeringen een positief effect in milieuopzicht: de CO2-uitstoot en het gebruik van brandstoffen nam af dankzij de nabijheid van de leveranciers van de melk. Door het innoverende concept van het „make-to-order-systeem” hoeft minder koelcapaciteit, die veel energie verbruikt, te worden ingezet.

(35)

Farm Dairy sluit dit punt af met de stelling dat de Commissie de subsidie had moeten goedkeuren in het kader van maatregel 3.3, en niet maatregel 3.2, van het EPD Flevoland.

IV.3.   Opmerkingen van Farm Dairy betreffende de beoordeling van de steun in het licht van Beschikking 94/173/EG

(36)

In de eerste plaats is Farm Dairy van mening dat de steun verenigbaar is met de criteria van punt 1.1 van de bijlage bij Beschikking 94/173/EG. De investering was namelijk gunstig voor het milieu en was onder meer technologisch innoverend. Bovendien konden de intermediaire kosten voor de ophaling van de melk worden verminderd door de nabijheid van de leveranciers van de melk en heeft de centralisatie, met het bedrijfsconcept „productketen in één bedrijf”, rechtstreekse distributie mogelijk gemaakt.

(37)

In de tweede plaats is Farm Dairy van mening dat de betrokken steun beantwoordt aan de in punt 2.3 van de bijlage bij Beschikking 94/173/EG gestelde eisen.

(38)

Farm Dairy betoogt met name dat de investering een belangrijke innovatieve component bevat, en wel om twee redenen: in de eerste plaats is het bedrijfsproces van de onderneming gebaseerd op een zogenoemd „make-to-order”-systeem. Dit betekent dat de grondstof, melk, binnen het bedrijf wordt verwerkt tot een eindproduct dat ter plekke wordt verpakt en onmiddellijk in koelvrachtwagens wordt geladen. Hierdoor hoeft geen gebruik te worden gemaakt van een distributiecentrum. Dit systeem schept ook de mogelijkheid de aanvoer van melk precies af te stemmen op de hoeveelheid lopende bestellingen. Daardoor worden de kosten voor koeling in verband met het vervoer van melk vanaf de fabriek aanzienlijk verlaagd. Farm Dairy onderstreept dat het heeft geïnvesteerd in moderne pasteurisatielijnen met een hoog rendement in verhouding tot het energieverbruik. Dit fabricageproces heeft bijgedragen tot een hoge kwaliteit van de producten van Farm Dairy.

(39)

Farm Dairy stelt dat het in de tweede plaats op het gebied van de productie heeft geïnnoveerd, namelijk door de introductie van polyethyleen tweeliterflessen op de Nederlandse markt. In 1999 was Farm Dairy het eerste zuivelbedrijf dat een dergelijke verpakkingsvorm op de markt bracht. Destijds waren alleen kleinere verpakkingen van karton verkrijgbaar. Voor de nieuwe verpakkingsvorm had Farm Dairy een speciale machine uit de Verenigde Staten ingevoerd om daarmee de betrokken flessen te fabriceren. In 1999 was de vraag naar dergelijke flessen nog niet zeer groot. Pas vanaf 2004 was er een grote vraag naar dergelijke flessen. Sinds 2004 vult Farm Dairy meer dan […] miljoen liter melk af in tweeliterflessen, wat neerkomt op […] % van zijn totale melkproductie. Farm Dairy voegt bij zijn commentaar een krantenartikel waarin verslag wordt gedaan van deze innovatie, alsmede statistieken van het bedrijf waaruit blijkt dat het aandeel melk dat in tweeliterflessen werd verkocht in de periode 1999-2008 is gegroeid.

(40)

Farm Dairy heeft bij zijn commentaar ook een rapport gevoegd met de titel „Innovaties door Farm Dairy ten tijde van de EPD-aanvraag in 1998” van de hand van […], die indertijd […] was bij concurrent […]. Farm Dairy benadrukt dat dit onafhankelijke rapport aangeeft dat de introductie van polyethyleen tweeliterflessen op de Nederlandse markt een revolutie betekende, aangezien de twee dominante marktpartijen (Friesland-Coberco en Campina-Melkunie) hebben geprobeerd de introductie van deze verpakking tegen te houden. Deze fles had talrijke voordelen boven de destijds verkrijgbare kartonnen verpakkingen. Farm Dairy was de eerste die dergelijke flessen in Nederland introduceerde. Bovendien maakt het logistieke concept van het bedrijf (bedrijfsconcept „productketen in één bedrijf”) een langere bewaartijd van de melk mogelijk door het ontbreken van centrale distributiecentra en dus van de noodzaak van lange aanvoerlijnen.

(41)

Farm Dairy verstrekt ook een tabel waarin de specifieke investeringskosten in verband met de productie van de tweeliterflessen los van de overige investeringskosten zijn behandeld. Bij de bouw van de Farm Dairy-fabriek, zijn vier afvullijnen gebouwd, waarvan er één specifiek is opgezet voor het afvullen van melk in tweeliterflessen. Deze kosten zijn eveneens los van de andere investeringskosten vermeld.

(42)

Farm Dairy verklaart eveneens dat het bedrijf ten tijde van de investeringsaanvraag van plan was een lijn voor speciale producten op te zetten: room in bekers, vruchtenyoghurts en nieuw te ontwikkelen room- en vruchtendesserts.

(43)

Wat het criterium van punt 2.3 van de bijlage bij Beschikking 94/173/EG ten aanzien van de ontwikkeling van de vraag betreft, voert Farm Dairy aan dat de vraag voornamelijk van supermarkten afkomstig was, en dat die bijzonder enthousiast waren over het vooruitzicht van een nieuwe speler op de markt. Farm Dairy had van meet af aan leveringscontracten met de belangrijkste supermarktketens in Nederland.

(44)

Wat betreft de uitzondering inzake de ontoereikende capaciteit en de daadwerkelijke afzetmogelijkheden, blijkt uit de in overweging 43 vermelde reactie van de supermarkten dat het bestaan van daadwerkelijke afzetmogelijkheden duidelijk was aangetoond. Dat er onvoldoende capaciteit was, blijkt volgens Farm Dairy uit het besluit van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) van 23 december 1998 ten aanzien van de overname van het zuivelbedrijf De Kievit door Friesland Coberco Dairy Foods. Nederland voert meer boerderijmelk in dan het uitvoert. Per saldo werd 2,5 % van de in Nederland verwerkte melk geïmporteerd. Farm Dairy leidt daaruit af dat er op de markt voor verse melk in Nederland geen sprake was van overcapaciteit.

(45)

Daarnaast meldt Farm Dairy dat de leveranciers van melk in Flevoland ervoor hadden gekozen niet meer aan hun afnemer Campina Melkunie te leveren, maar in plaats daarvan aan Comelco in België waren gaan leveren. Toen Comelco in 1991 echter door Campina Melkunie werd overgenomen, een fusie die in 1996 haar beslag kreeg, moesten de boeren weer een alternatief zoeken. Dat alternatief diende zich aan met de komst van Farm Dairy in 1999.

(46)

Farm Dairy sluit dit punt af met de mededeling dat het tien jaar na de feiten moeilijk is om aan preciezere informatie te komen, en laakt de duur van de procedure tussen de Commissie en Nederland.

IV.4.   Betaling van samengestelde rente

(47)

Farm Dairy wijst nogmaals op de duur van de procedure en op zijn gewettigd vertrouwen in de afsluiting van het dossier, en betwist derhalve dat een samengestelde rente wordt opgelegd vanaf het moment van steunverlening. Farm Dairy kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor het feit dat het dossier gedurende een lange periode heeft stilgelegen, waardoor de rente is opgelopen. Daarom vraagt Farm Dairy om de toepassing van een enkelvoudige in plaats van een samengestelde rente, aangezien het bedrijf, indien het had beschikt over aanwijzingen dat de steun onwettig was, ervoor zou hebben gekozen om het bedrag eerder terug te betalen als het daartoe de keuze had gehad.

(48)

Farm Dairy baseert zijn verzoek op de mededeling van de Commissie van 8 mei 2003, waarin is aangegeven dat tot dat moment niet duidelijk was welk soort rente moest worden toegepast. Farm Dairy verlangt van de Commissie dan ook dat zij er op basis van het gelijkheidsbeginsel toe zal besluiten dat in ieder geval voor de periode voorafgaand aan 8 mei 2003 geen samengestelde rente wordt teruggevorderd.

V.   Opmerkingen van Nederland

(49)

Nederland heeft bij brief van 19 januari 2009 opmerkingen gemaakt over het besluit van de Commissie om ten aanzien van de niet-aangemelde steun de procedure van artikel 108, lid 2, van het VWEU in te leiden. De reactie van Nederland beperkt zich tot de opmerking dat het geen aanvullende informatie meer heeft, aangezien alles reeds is doorgegeven in het kader van het vooronderzoek.

(50)

De Commissie had naar aanleiding van het commentaar van Farm Dairy echter toch nog enige aanvullende informatie willen inwinnen. Hiertoe heeft zij Nederland gevraagd haar te laten weten of de introductie van tweeliterflessen een innovatie was, zoals door Farm Dairy werd gesteld, en of met dit aspect rekening was gehouden bij de beoordeling van het project door Nederland. Ten aanzien van het „make-to-order”-procedé heeft de Commissie Nederland gevraagd commentaar te leveren op Farm Dairy's stelling dat dit procedé ten tijde van de investeringsaanvraag een innovatie was. Tot slot heeft de Commissie Nederland gevraagd om opmerkingen te maken over het bestaan van een daadwerkelijke afzetmarkt en over het capaciteitstekort op het moment van de steunverlening, en hiertoe alle ter zake dienende studies of documenten te verstrekken.

(51)

Nederland heeft aangegeven dat de introductie van tweeliterflessen in 1999 daadwerkelijk een innovatie was. Nederland baseert zich daarbij op studies die zijn uitgevoerd door TNO (8), door de Nederlandse Zuivel Organisatie (NZO), en door [x], een supermarktketen. Nederland heeft het rapport van TNO en de brieven van NZO en [x] overgelegd. Uit de verstrekte informatie blijkt dat Farm Dairy inderdaad de eerste was die tweeliterflessen op de Nederlandse markt introduceerde, en dat die flessen in 1999 een innovatie waren, aangezien melk voordien alleen in kartonnen verpakkingen van één liter of van anderhalve liter werd verkocht.

(52)

Met dit aspect is geen rekening gehouden bij de beoordeling door het IKC, en de provincie was niet van dit aspect op de hoogte. Nederland heeft aangegeven dat dit aspect de mening van het IKC destijds waarschijnlijk zou hebben gewijzigd, waardoor het zijn advies op het punt van het innoverende karakter van het project waarschijnlijk zou hebben bijgesteld. Aangezien het IKC niet meer bestaat, is het hoe dan ook niet meer mogelijk deze organisatie om een tweede advies te vragen.

(53)

Op verzoek van de Commissie heeft Nederland een gedetailleerd kostenoverzicht toegezonden dat uitsluitend betrekking heeft op de investeringen die specifiek nodig waren voor de introductie van de tweeliterflessen. Volgens deze cijfers was specifiek een bedrag van 1 840 000 NLG (d.w.z. 834 956 EUR) uitgetrokken voor de investeringen ten behoeve van de tweeliterflessen. Daaraan heeft Nederland nog een kwart van de kosten van de afvullijnen toegevoegd, aangezien één van de vier afvullijnen volledig zou worden bestemd voor het afvullen van de tweeliterflessen. Dat bedrag was 2 936 250 NLG (d.w.z. 1 332 412 EUR). Het totaalbedrag was dus 4 776 250 NLG (d.w.z. 2 167 367 EUR).

(54)

Ten aanzien van het concept „make-to-order” heeft de Commissie Nederland gevraagd commentaar te leveren op het innoverende karakter, en aan te geven of de door Farm Dairy gemaakte opmerkingen zouden leiden tot een wijziging van de eerdere beoordeling, luidende dat het innovatieve karakter van het project gering was. Nederland heeft geantwoord dat in het advies van het IKC was vermeld dat het project gedeeltelijk innovatief was, en dat dat innovatieve karakter niet productinnovatie, maar marktinnovatie betrof. Die beoordeling was uitgevoerd in het kader van een medefinancieringsaanvraag door het ministerie van LNV. Nederland voert echter andere argumenten aan om het innovatieve karakter van het project te rechtvaardigen: het „make-to-order”-systeem zou de doelmatigheid van de melkleverantie hebben verhoogd door mogelijk te maken dat de melk gedurende langere tijd kon worden bewaard, en dat in een land waar voornamelijk gepasteuriseerde melk wordt gebruikt (in plaats van de lang houdbare gesteriliseerde melk). Nederland haalt ook de studie van TNO aan wat het innoverende karakter van het „make-to-order”-systeem betreft. Uit die studie blijkt dat het voornaamste systeem dat destijds werd toegepast het „make-to-stock”-systeem was, waarbij een bepaalde voorraad wordt aangehouden als reserve om later te worden verkocht. De levertijd wordt beperkt, maar de flexibiliteit ten opzichte van de behoeften van de klanten, „zoals supermarkten”, wordt ook geringer. Met het „make-to-order”-systeem kan daarentegen op de behoefte aan flexibiliteit worden gereageerd. Nederland concludeert derhalve dat dit concept innovatief is.

(55)

In reactie op de twijfels over het bestaan van een afzetmarkt en het ontbreken van overcapaciteit haalt Nederland een rapport van Rabobank International van april 1999 aan, waaruit blijkt dat 2,5 % van alle verwerkte boerderijmelk wordt ingevoerd. Wanneer de fabrieksmelk (d.w.z. melk die is gepasteuriseerd om over een langere afstand te worden vervoerd) wordt meegeteld, wordt maar liefst 10,5 % van alle verwerkte melk ingevoerd. Hieruit blijkt volgens Nederland dat er in Nederland geen overcapaciteit is. Wat het bestaan van een afzetmarkt betreft, bevestigt Nederland de analyse van Farm Dairy (zie de overwegingen 44 en 45). Verder vormen de statistieken van Farm Dairy een aanwijzing voor mogelijke nieuwe afzetmarkten. Uit de brief van [x] blijkt verder dat de verkoop van door Farm Dairy geproduceerde tweeliterflessen de omzet van die supermarktketen heeft vergroot.

VI.   Beoordeling

(56)

De Commissie constateert dat de artikelen 92, 93 en 94 van het EG-Verdrag (thans respectievelijk de artikelen 107, 108 en 109 van het VWEU) van toepassing waren op de productie van zuivelproducten en desserts op basis van melk, overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EEG) nr. 804/68 van de Raad van 27 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (9).

VI.1.   Het bestaan van staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, van het VWEU

(57)

Op grond van artikel 107, lid 1, van het VWEU zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm dan ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de interne markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.

(58)

Steunmaatregel van de staat: aan deze voorwaarde is voldaan, aangezien de steunmaatregel door de provincie Flevoland is toegekend.

(59)

Steunmaatregel die leidt tot ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer en de mededinging vervalst of dreigt te vervalsen: de zuivelsector staat open voor mededinging binnen de Unie (10) en is derhalve gevoelig voor elke maatregel ten gunste van de productie in een van de lidstaten. Bovendien was in het onderhavige geval het doel de melk te verwerken in de provincie Flevoland, terwijl de melk voorheen voor een deel in België werd verwerkt. Daarom dreigt deze maatregel de mededinging op de markt voor melk en melkproducten te vervalsen.

(60)

Maatregel waardoor bepaalde ondernemingen of bepaalde producties worden begunstigd: de steun werd aan één enkele onderneming verstrekt, te weten Farm Dairy.

(61)

Om deze redenen komt de Commissie tot de conclusie dat de betrokken maatregel onder artikel 107, lid 1, van het VWEU valt en als staatssteun moet worden aangemerkt. Het commentaar dat naar aanleiding van de inleiding van de procedure is ontvangen, doet niets af aan deze kwalificatie.

VI.2.   Het kwalificeren van de maatregel als onrechtmatige steun

(62)

Aangezien de steun is toegekend en betaald zonder vooraf te zijn aangemeld, gaat het om onrechtmatige steun in de zin van artikel 1, onder f), van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (11).

VI.3.   Beoordeling van de verenigbaarheid van de steunmaatregel

(63)

In het besluit tot inleiding van de procedure werd melding gemaakt van twee door Nederland naar voren gebrachte mogelijke rechtvaardigingen voor de steun. Aanvankelijk, dat wil zeggen bij het toekennen van de steun, werd aangegeven dat het om investeringssteun ging die binnen het kader van het EPD Flevoland zou moeten vallen (zie overweging 9). Later heeft de provincie Flevoland die investeringssteun omgezet in en een vergoeding voor de als gevolg van de niet-toekenning van de steun geleden schade. De door Farm Dairy in het kader van de inleiding van de procedure verstrekte informatie wordt onderzocht in het onderdeel over de verenigbaarheid van de steun als investeringssteun. Het onderzoek van de verenigbaarheid van de steun valt in twee delen uiteen: onderzoek van de steun als investeringssteun (VI.3.1), en als schadevergoeding (VI.3.2).

(64)

De Commissie wil echter eerst het door Farm Dairy naar voren gebrachte argument onderzoeken waarmee het de indeling van de steunmaatregel door de Commissie onder punt 3.2 van het EPD Flevoland bestrijdt, aangezien de maatregel door de provincie aan de Commissie is gepresenteerd als maatregel in het kader van punt 3.3 van het EPD Flevoland (zie overweging 33 e.v.).

(65)

De Commissie vindt om te beginnen dat deze discussie over de toekenning van communautaire middelen gaat en niet binnen het bestek van dit besluit valt, aangezien hierin immers uitsluitend een oordeel wordt geveld over de steun die met middelen van de provincie is verleend nadat het ministerie van LNV er akte van had genomen dat de Commissie had geweigerd communautaire middelen te verstrekken. De beoordeling van de redenen waarom de Commissie de toekenning van communautaire middelen heeft geweigerd, past niet in het kader van het onderhavige besluit; die redenen hadden destijds eventueel in het kader van de procedure in verband met de toekenning van communautaire middelen moeten worden aangevochten. De weigering van de toekenning van communautaire middelen door de Commissie is Nederland bij brief van 25 juni 1999 meegedeeld, en aangezien Nederland daarvan akte heeft genomen zonder verder pogingen in het werk te stellen de maatregel aan te vechten (12), mag dat besluit in het kader van het onderhavige besluit niet meer aan de orde worden gesteld.

(66)

De Commissie merkt evenwel op dat de criteria voor de toetsing van de maatregelen aan de staatssteunregels betreffende investeringen dezelfde zijn als die voor de toetsing aan de criteria van punt 2.3 van het EPD. De regels op het gebied van staatssteun die van toepassing waren op het moment van de toekenning van de steun, zijn namelijk opgenomen in de kaderregeling, waarin in punt 3, onder b), wordt verwezen naar de punten 1.2 en 2 van de bijlage bij Beschikking 94/173/EG. Die beschikking behandelde in algemene termen de communautaire keuzecriteria voor de selectie van investeringen die op grond van de Verordening (EEG) nr. 866/90 en Verordening (EEG) nr. 867/90 van de Raad van 29 maart 1990 betreffende de verbetering van de voorwaarden inzake verwerking en afzet van bosbouwproducten (13) voor communautaire financiering in aanmerking kwamen, een en ander met het oog op de samenhang tussen de communautaire en de nationale financiering. De Commissie benadrukt evenwel dat zij Beschikking 94/173/EG niet zonder meer toepast, maar uitsluitend voor zover in de kaderregeling naar die beschikking wordt verwezen.

VI.3.1.   Investeringssteun

(67)

De Commissie heeft de maatregelen onderzocht in het licht van de kaderregeling die van toepassing was op het moment waarop de maatregel werd toegekend, dat wil zeggen op 3 maart 1999.

(68)

Krachtens punt 3, onder b), van de kaderregeling wordt investeringssteun ten behoeve van investeringen als genoemd in punt 1.2, tweede en derde streepje, van de bijlage bij Beschikking 94/173/EG geacht onverenigbaar te zijn met de interne markt. Daarnaast worden investeringen die op grond van punt 2 van diezelfde bijlage zijn uitgesloten, eveneens geacht onverenigbaar te zijn met de interne markt indien niet wordt voldaan aan de daarin genoemde bijzondere voorwaarden.

(69)

Punt 2.3 van de bijlage bij Beschikking 94/173/EG bepaalt het volgende: „In de sector koemelk en koemelkproducten komen de volgende investeringen niet voor bijstand in aanmerking:

[…]

investeringen met betrekking tot de volgende producten: boter, weipoeder, melkpoeder, butteroil, lactose, caseïne en caseïnaten,

investeringen voor de bereiding van verse producten en kaas, behalve producten die in belangrijke mate innoverend inspelen op de ontwikkeling van de vraag, producten waarvoor is aangetoond dat de capaciteit ontoereikend is en dat er daadwerkelijk afzetmogelijkheden voor die producten bestaan, en producten die volgens de in de Gemeenschapsvoorschriften omschreven traditionele of biologische methoden worden bereid.

De bovenstaande beperkingen gelden niet voor de volgende investeringen, voor zover zij niet leiden tot een uitbreiding van de capaciteit:

investeringen met het oog op aanpassing aan de sanitaire voorschriften van de Gemeenschap,

investeringen op het gebied van milieubescherming.”.

(70)

Daaruit volgt dat investeringssteun voor de verwerking van verse producten, waarvan in het onderhavige onderzoek sprake is, op voorhand niet verenigbaar zou zijn met de interne markt, behalve als die investering betrekking heeft op een van de in punt 2.3 van de bijlage bij Beschikking 94/173/EG genoemde uitzonderingen.

(71)

De vraag of aan één van de in punt 2.3 van de bijlage bij Beschikking 94/173/EG genoemde uitzonderingen is voldaan, was een van de belangrijkste in de inleidingsprocedure gestelde vragen. De drie uitzonderingen zullen bijgevolg in onderhavig besluit worden onderzocht: producten die in belangrijke mate innoverend inspelen op de ontwikkeling van de vraag, producten waarvoor is aangetoond dat de capaciteit ontoereikend is en dat er daadwerkelijk afzetmogelijkheden voor die producten bestaan, en producten die volgens de in de Gemeenschapsvoorschriften omschreven traditionele of biologische methoden worden bereid.

a)   Criterium betreffende de belangrijke mate van innovatie inspelend op de ontwikkeling van de vraag

(72)

Uit de documenten die de Commissie in 2005 van Nederland heeft ontvangen, bleek dat het productieproces in het licht van de destijds verstrekte informatie niet innovatief was. Zoals aangegeven in het inleidingsbesluit, was het IKC van mening dat het project niet volledig innovatief was. Met name werd geoordeeld dat het project geen productinnovaties, maar wel marktinnovaties omvatte, en dat het productieproces niet innovatief was, maar wel gebruik maakte van de modernste technieken. Niettemin oordeelde het IKC dat het project aan de subsidiecriteria voldeed, omdat het aan alle andere beoordeelde punten voldeed, maar het subsidiedeel daarvan werd verlaagd (zie overweging 11).

(73)

De vraag is of de feiten en omstandigheden die door Farm Dairy en Nederland in het kader van de inleiding van de procedure zijn aangevoerd, afbreuk doen aan de eerdere analyse in het kader van het onderzoek van de criteria voor de beoordeling van de subsidies in het kader van het EPD. Die feiten en omstandigheden (zie de overwegingen 36 tot en met 46) tonen aan dat het deel van de investering betreffende de nieuwe polyethyleen tweeliterfles totaal vernieuwend was en dat Farm Dairy het eerste bedrijf in Nederland was dat dit product produceerde en op de Nederlandse markt bracht. In het hiertoe door Farm Dairy ingediende rapport wordt het innovatieve karakter vermeld, hetgeen geloofwaardig lijkt aangezien het is opgesteld door een deskundige uit de sector, die destijds voor een concurrent van Farm Dairy werkte. Dat rapport trekt de eerder door IKC en het ministerie van LNV gemaakte analyse niet in twijfel, maar bevat een element dat de Commissie niet was meegedeeld vóór het besluit tot inleiding van de procedure, en dat niet was vermeld in de documenten die eerder aan de Commissie waren toegestuurd. De genoemde tweeliterfles had reeds veel succes op de Britse en de Amerikaanse markt. Farm Dairy was de eerste die een dergelijk verpakkingstype op de Nederlandse markt bracht. Inmiddels is gebleken dat Farm Dairy een voorloper was, aangezien dergelijke tweeliterflessen thans gangbaar zijn geworden in Nederland.

(74)

Volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie is het aan de Commissie om rekening te houden met de verschillende elementen die aan haar zijn voorgelegd, en om alle nodige standpunten te onderzoeken en met name bij de steunontvangers informatie in te winnen, teneinde met volledige kennis van de op de datum van haar besluit bekende relevante feiten te kunnen beslissen (14).

(75)

In het onderhavige geval heeft de Commissie Nederland verzocht om bevestiging van de door Farm Dairy naar voren gebrachte relevante feiten. Nederland heeft de feiten van Farm Dairy bevestigd en heeft drie onafhankelijke documenten overlegd (zie de overwegingen 51 tot en met 53) die het innoverend karakter van de investering met betrekking tot de tweeliterflessen bewijzen. Uit die informatie blijkt enerzijds dat Nederland bij de beoordeling van het innovatieve karakter de investeringen voor het deel betreffende de tweeliterflessen niet in overweging heeft genomen, waarschijnlijk omdat het onderzoek werd uitgevoerd op basis van de EPD-criteria, en niet specifiek op basis van de kaderregeling. Anderzijds heeft Nederland een beroep gedaan op onafhankelijke deskundigen die de markt kennen en de wijze waarop zuivelproducten op de markt worden gebracht. Uit de door deze deskundigen uitgevoerde studies is gebleken dat Farm Dairy het eerste bedrijf was dat dit soort verpakkingen op de Nederlandse markt bracht.

(76)

Op basis van deze nieuwe, naar aanleiding van het inleidingsbesluit door Nederland en Farm Dairy overgelegde gegevens, is de Commissie van mening dat de introductie en de productie van tweeliterflessen een innovatief karakter heeft.

(77)

Wat het concept „make-to-order” betreft, kan een vergelijkbare vraag worden gesteld: is de nadere informatie die door Farm Dairy en Nederland is verstrekt, van dien aard dat de aanvankelijke beoordeling van de Commissie ten tijde van de inleiding van de procedure daardoor wordt gewijzigd?

(78)

In tegenstelling tot het punt van de tweeliterflessen had Nederland bij de beoordeling naar aanleiding van de subsidieaanvraag van 1998 wel met het concept „make-to-order” rekening gehouden. Nederland is destijds tot de conclusie gekomen dat het productieproces als zodanig niet innovatief was, maar wel gebruik maakte van de modernste technieken, duidelijk vruchten afwierp wat de reductie van het energieverbruik betreft, en beter was voor het milieu. Dezelfde argumenten werden reeds door Nederland en Farm Dairy in eerdere brieven aangevoerd. Voor het concept „make-to-order” werd geen andere innovatie aangetoond.

(79)

Voorts moet worden nagegaan of de betrokken productie inspeelt op de ontwikkeling van de vraag, zoals vereist door de eerste in Beschikking 94/173/EG genoemde uitzondering. Uit de aan de Commissie verstrekte informatie (zie overweging 43) blijkt dat de vraag naar deze producten voornamelijk van de kant van de supermarkten kwam, en dat er met ten minste vijf supermarkten contracten waren gesloten. De Commissie beschouwt dit als een belangrijke aanwijzing dat de innovatie inspeelt op de ontwikkeling van de vraag. Dit wordt bevestigd door het feit dat [x], dat door Nederland wordt aangehaald (zie overweging 55), zijn omzet aanzienlijk heeft zien stijgen dankzij de door Farm Dairy verkochte melk.

(80)

Op basis van het voorgaande is de Commissie van oordeel dat de voorwaarden van de eerste uitzondering in dit geval zijn vervuld voor het deel van de investering dat de tweeliterflessen betreft, aangezien deze investering een innoverend karakter vertoont dat inspeelt op de ontwikkeling van de vraag. Op grond van de informatie die naar aanleiding van het inleidingsbesluit werd verschaft, kan de Commissie niet concluderen dat de voorwaarden voor deze eerste uitzondering niet zouden zijn vervuld. De Commissie is immers niet verplicht ambtshalve na te gaan welke gegevens haar hadden kunnen worden voorgelegd, maar zij moet niet alleen alle nodige standpunten onderzoeken, maar ook rekening houden met de informatie waartoe zij ten tijde van de vaststelling van het besluit toegang had (15). In het onderhavige geval heeft de Commissie de procedure ingeleid en Nederland per brief van 18 september 2009 gevraagd enkele in de opmerkingen van Farm Dairy vermelde punten te bevestigen. Daarmee heeft de Commissie derhalve alle haar ter beschikking staande middelen gebruikt om informatie van derden of van de lidstaat te verkrijgen. Ook houdt de Commissie in dit besluit rekening met alle informatie die zij naar aanleiding van het inleidingsbesluit heeft verkregen. Er werden geen andersluidende gegevens verstrekt waaruit zou blijken dat de investering voor het deel dat de tweeliterflessen betreft, niet innoverend was of niet zou inspelen op de ontwikkeling van de vraag.

(81)

Aangezien aan de in de kaderregeling genoemde criteria in samenhang met Beschikking 94/173/EG is voldaan wat het innoverende karakter van de investeringen in verband met de tweeliterflessen betreft, maar niet voor de rest van de investering, moeten de kosten voor die investering worden afgezonderd van de overige kosten om daaruit de maximale steunintensiteit te kunnen afleiden.

(82)

Volgens Nederland was een bedrag van 1 840 000 NLG (d.w.z. 834 956 EUR) specifiek uitgetrokken voor de investeringen voor de tweeliterflessen. Daaraan heeft Nederland nog een kwart van de kosten van de afvullijnen toegevoegd, aangezien één van de vier afvullijnen volledig zou worden bestemd voor het afvullen van de tweeliterflessen. Dat bedrag was 2 936 250 NLG (d.w.z. 1 332 412 EUR). Het totaalbedrag was dus 4 776 250 NLG (d.w.z. 2 167 367 EUR) (zie overweging 53). In dit totaalbedrag zijn geen algemene kosten (zoals voor het gebouw of de grond) opgenomen.

(83)

De maximale steunintensiteit moet derhalve worden beoordeeld op basis van deze subsidiabele kosten. Omdat Flevoland ten tijde van de investeringsaanvraag een doelstelling-1-regio was, mag steun tot 75 % van de subsidiabele kosten worden toegekend. De toegekende subsidie, 715 909 EUR, is minder dan 75 % van de subsidiabele kosten. De voorgestelde investering is derhalve verenigbaar met de staatssteunregels.

b)   Het bestaan van afzetmogelijkheden en de ontoereikendheid van de capaciteit

(84)

Aangezien aan de voorwaarden van de eerste in punt 2.3 van Beschikking 94/173/EG genoemde uitzondering is voldaan en daarmee de toegekende steun in zijn geheel kan worden goedgekeurd, behoeft niet op de vervulling van de voorwaarden van de andere uitzonderingen te worden ingegaan.

c)   Producten die volgens de in de Gemeenschapsvoorschriften omschreven traditionele of biologische methoden worden bereid

(85)

Zoals reeds onder b) is vermeld, behoeft deze derde uitzondering niet te worden onderzocht, daar het onderzoek van de eerste uitzondering al tot de conclusie leidt dat dat de onderhavige steunmaatregel verenigbaar is. Bovendien lijkt dit punt niet relevant voor het onderhavige investeringsproject, dat geenszins betrekking heeft op de bereiding van producten volgens traditionele of biologische methoden.

(86)

Verder heeft de Commissie de steun getoetst aan punt 3, onder d), van de kaderregeling, waarin is bepaald dat de Commissie afzonderlijk alle steunmaatregelen onderzoekt die op grond van de kaderregeling en dienstige maatregelen moeten worden uitgesloten, maar die in beginsel wel voor communautaire medefinanciering op grond van Verordening (EEG) nr. 2328/91 van de Raad van 15 juli 1991 betreffende de verbetering van de doeltreffendheid van de landbouwstructuur (16) in aanmerking komen. Uit de brief van de Commissie aan Nederland van 25 juni 1999 blijkt dat het project niet via het EPD kon worden gefinancierd. De Commissie is dan ook van oordeel dat de betrokken maatregel niet in aanmerking komt voor de afwijkingen waarin is voorzien in punt 3, onder d), van de kaderregeling.

VI.3.2.   Overige, bij de inleiding van de procedure inzake de verenigbaarheid van de steun in zijn totaliteit onderzochte argumenten

(87)

Bij de inleiding van de procedure heeft de Commissie de vergoeding van de als gevolg van niet-toekenning van de steun geleden schade als basis genomen voor de goedkeuring van de investering als geheel. In de loop van de voorlopige beoordeling had Nederland aangegeven dat de steun was verleend in de vorm van een vergoeding voor de geleden schade als gevolg van een fout van de overheid, die de steun in eerste instantie had toegekend, terwijl later bleek dat die steun onrechtmatig en wellicht onverenigbaar was.

(88)

Het Hof van Justitie heeft geoordeeld dat de betaling van een schadevergoeding niet als steun kan worden aangemerkt (17). Het Hof heeft zich daarbij gebaseerd op het feit dat steunmaatregelen juridisch een fundamenteel ander karakter hebben dan vergoedingen die de nationale autoriteiten op grond van een rechterlijke uitspraak eventueel aan particulieren moeten betalen ter zake van een door die autoriteiten veroorzaakte schade. Daarom levert de betaling van een schadevergoeding de begunstigde daarvan in beginsel geen voordeel op, omdat het eenvoudigweg gaat om compensatie voor een door hem genoten recht.

(89)

In dit geval kan moeilijk worden gesteld dat de begunstigde recht op vergoeding heeft, aangezien dit vermeende recht reeds vanaf het begin zijn grondslag vond in een onrechtmatige gedraging van de lidstaat. Uit vaste rechtspraak blijkt namelijk dat, gelet op het dwingende karakter van het door de Commissie krachtens artikel 108 van het VWEU uitgeoefende toezicht op de steunmaatregelen van de staten, ondernemingen die steun genieten in beginsel slechts een gewettigd vertrouwen in de rechtmatigheid van de steun kunnen hebben, wanneer de steun met inachtneming van de procedure van dat artikel is toegekend. Een behoedzaam ondernemer zal immers normaliter in staat zijn, zich ervan te vergewissen of deze procedure is gevolgd (18).

(90)

In dit verband is het eveneens van belang op te merken dat het verlenen van een vergoeding zou neerkomen op omzeiling van het verbod op het toekennen van steun zonder goedkeuring door de Commissie. Dit wordt overigens bevestigd door het feit dat toen de provincie Flevoland aangaf dat de betrokken steun zou worden toegekend in de vorm van een vergoeding voor de door de overheid gemaakte fout, zij zich er terdege van bewust was dat de steun vóór de tenuitvoerlegging daarvan ter goedkeuring aan de Commissie had moeten worden voorgelegd.

(91)

Bijgevolg is de Commissie van mening dat de investering niet in haar totaliteit als verenigbaar kan worden beschouwd op grond van het feit dat de betrokken steun een vergoeding voor de door de begunstigde geleden schade zou zijn.

VI.3.3.   Andere door Farm Dairy in het kader van de inleiding van de procedure aangevoerde argumenten

(92)

Farm Dairy betwistte de toepassing van samengestelde rente in het geval van een negatief besluit van de Commissie met terugvordering (zie overweging 47). Aangezien de steunmaatregel in het onderhavige besluit als verenigbaar wordt beschouwd, is geen sprake van terugvordering van onrechtmatige staatssteun en doen de opmerkingen van Farm Dairy dienaangaande derhalve niet meer ter zake.

VII.   Conclusie

(93)

De door Nederland ten gunste van Farm Dairy ten uitvoer gelegde staatssteun is verenigbaar wat het deel van de investering voor de nieuwe tweeliterflessen betreft. Het aanvankelijke steunbedrag is derhalve herberekend op basis van dit deel van de totale investering, en uit die berekening blijkt dat de toegekende steun verenigbaar is met de eisen van de kaderregeling.

(94)

De Commissie betreurt evenwel dat Nederland de steunmaatregel in strijd met artikel 108, lid 3, van het VWEU ten uitvoer heeft gelegd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De door Nederland ten uitvoer gelegde staatssteun ten gunste van Farm Dairy ten bedrage van 715 909 EUR is verenigbaar met de interne markt.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk der Nederlanden.

Gedaan te Brussel, 9 maart 2010.

Voor de Commissie

Dacian CIOLOŞ

Lid van de Commissie


(1)  De artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag zijn sinds 1 december 2009 de artikelen 107 en 108 van het VWEU. De respectieve bepalingen zijn in wezen identiek. Voor zover van toepassing, dienen in dit besluit de verwijzingen naar de artikelen 107 en 108 van het VWEU te worden gelezen als verwijzingen naar de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag.

(2)  PB L 10 van 13.1.2001, blz. 20.

(3)  PB C 87 van 16.4.2009, blz. 5.

(4)  PB C 29 van 2.2.1996, blz. 4.

(5)  PB L 79 van 23.3.1994, blz. 29.

(6)  Deze informatie valt onder de geheimhoudingsplicht.

(7)  PB L 91 van 6.4.1990, blz. 1.

(8)  TNO is een onafhankelijke onderzoeksorganisatie die zich ten doel stelt wetenschappelijke kennis toepasbaar te maken om het innovatief vermogen van bedrijfsleven en overheid te versterken (www.tno.nl).

(9)  PB L 148 van 28.6.1968, blz. 13.

(10)  Volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie vormt een verbetering van de concurrentiepositie van een onderneming als gevolg van staatssteun over het algemeen een bewijs voor het feit dat sprake is van concurrentievervalsing ten opzichte van andere ondernemingen die een dergelijke steun niet hebben ontvangen (arrest van 17 september 1980 in zaak 730/79, Jur. blz. 2671, punten 11 en 12). Wat betreft het bestaan van handel tussen de lidstaten op de melkmarkt, zie de overwegingen 44, 45 en 55 van het onderhavige besluit, die de Commissie als gegrond beschouwt.

(11)  PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1.

(12)  Het ministerie van LNV wijst er in een schrijven van 15 juli 1999 aan de provincie Flevoland op dat het project niet door de Commissie is goedgekeurd, en weigert derhalve iedere vorm van financiering door LNV.

(13)  PB L 91 van 6.4.1990, blz. 7.

(14)  Arrest van het Gerecht van 9 september 2009 in zaak T-369/06, Holland Malt/Commissie, punt 195 (nog niet bekendgemaakt).

(15)  Arrest in zaak T-369/06, reeds aangehaald, punten 195-198.

(16)  PB L 218 van 6.8.1991, blz. 1.

(17)  Arrest van 27 september 1988 in de gevoegde zaken 106/87-120/87, Asteris AE/Helleense Republiek en EEG, Jurispr. 1988, blz. 5515, punt 23.

(18)  Arrest van 14 januari 1997 in zaak C-169/95, Spanje/Commissie, Jurispr. 1997, blz. I-135, punt 10.


12.5.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 118/56


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 6 mei 2010

tot wijziging van de delen 1 en 2 van bijlage E bij Richtlijn 92/65/EEG van de Raad, wat betreft de modellen van gezondheidscertificaten voor dieren van bedrijven en voor bijen en hommels

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 2624)

(Voor de EER relevante tekst)

(2010/270/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo’s waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, onder I, bij Richtlijn 90/425/EEG geldt (1), en met name op artikel 22, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 10 van Richtlijn 92/65/EEG bevat de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer van honden, katten en fretten.

(2)

Deel 1 van bijlage E bij die richtlijn bevat het model van het gezondheidscertificaat voor de handel in dieren, waaronder honden, katten en fretten, van bedrijven.

(3)

Verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad (2) bevat de veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren, alsmede de regels betreffende de controle van dat verkeer. Die verordening is van toepassing op het verkeer tussen lidstaten of uit derde landen van gezelschapsdieren van de op de lijst in bijlage I bij die verordening genoemde soorten. Honden, katten en fretten worden in de delen A en B van die bijlage vermeld.

(4)

De voorschriften van Verordening (EG) nr. 998/2003 verschillen naargelang van de lidstaat van bestemming en de lidstaat of het derde land van oorsprong.

(5)

Derde landen die op het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren voorschriften toepassen die ten minste gelijkwaardig zijn aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 998/2003, zijn opgenomen in bijlage II, deel B, afdeling 2, bij die verordening.

(6)

Om te voorkomen dat commercieel verkeer frauduleus wordt voorgesteld als niet-commercieel verkeer van gezelschapsdieren in de zin van Verordening (EG) nr. 998/2003 bepaalt artikel 12, eerste alinea, onder b), van die verordening dat de eisen en de controles van Richtlijn 92/65/EEG gelden voor het verkeer van meer dan vijf gezelschapsdieren die uit een niet in bijlage II, deel B, afdeling 2, bij die verordening genoemd derde land in de EU binnenkomen.

(7)

Bovendien bepaalt Verordening (EU) nr. 388/2010 van de Commissie van 6 mei 2010 houdende uitvoering van Verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het maximumaantal gezelschapsdieren van bepaalde soorten die onder niet-commercieel verkeer kunnen vallen (3) dat de in artikel 12, eerste alinea, onder b), van Verordening (EG) nr. 998/2003 bedoelde eisen en controles ook van toepassing zijn op het verkeer van als gezelschapsdier gehouden honden, katten en fretten wanneer het totale aantal dieren dat naar een lidstaat worden vervoerd uit een andere lidstaat of uit een in bijlage II, deel B, afdeling 2, bij die verordening vermeld derde land, groter is dan vijf.

(8)

Verordening (EG) nr. 998/2003 bepaalt ook dat gedurende een overgangsperiode voor het niet-commerciële verkeer van honden, katten en fretten naar het grondgebied van Ierland, Malta, Zweden en het Verenigd Koninkrijk aanvullende voorschriften gelden.

(9)

In Richtlijn 92/65/EEG wordt alleen voor het handelsverkeer van honden, katten en fretten bestemd voor Ierland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk naar die aanvullende voorschriften verwezen.

(10)

De modellen van de certificaten voor de handel binnen de EU moeten compatibel zijn met het geïntegreerde veterinaire computersysteem Traces, dat krachtens Beschikking 2003/623/EG van de Commissie (4) is ontwikkeld.

(11)

Om ervoor te zorgen dat de eisen en controles voor het niet-commerciële verkeer van meer dan vijf als gezelschapsdier gehouden honden, katten en fretten naar alle lidstaten, met inbegrip van Malta, op uniforme wijze worden toegepast, moet het model van het gezondheidscertificaat in deel 1 van bijlage E bij Richtlijn 92/65/EEG worden gewijzigd.

(12)

Verder is in deel 2 van bijlage E bij Richtlijn 92/65/EEG het model van het gezondheidscertificaat voor de handel binnen de EU in levende bijen (Apis mellifera) en hommels (Bombus spp.) vastgesteld.

(13)

In dat certificaat zijn voor bijen en hommels veterinairrechtelijke voorschriften ten aanzien van Amerikaans vuilbroed vastgesteld. Volgens die voorschriften is verkeer van bijen en hommels alleen toegestaan uit gebieden die vrij zijn van die ziekte. In geval van een uitbraak geldt gedurende 30 dagen een vervoersverbod in een gebied met een straal van 3 kilometer rond de uitbraak.

(14)

Hommels worden echter in de regel gekweekt in van de omgeving geïsoleerde voorzieningen waar op gezette tijden door de autoriteit toezicht wordt gehouden en waar op de aanwezigheid van ziekten worden gecontroleerd. Dergelijke inrichtingen, die door de bevoegde autoriteit worden erkend en onder haar toezicht staan, zullen waarschijnlijk geen gevolgen ondervinden van de aanwezigheid van Amerikaans vuilbroed in het 3km-gebied als bedoeld in bijlage E, deel 2, dit in tegenstelling tot hommelvolken in de open lucht.

(15)

Daarom moet het model van het gezondheidscertificaat voor de handel binnen de EU in levende bijen en hommels worden herzien met het oog op de invoering van veterinairrechtelijke voorschriften betreffende hommels die in van de omgeving geïsoleerde voorzieningen zijn gekweekt.

(16)

De delen 1 en 2 van bijlage E bij Richtlijn 92/65/EEG moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(17)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage E bij Richtlijn 92/65/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 6 mei 2010.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 268 van 14.9.1992, blz. 54.

(2)  PB L 146 van 13.6.2003, blz. 1.

(3)  PB L 114 van 7.5.2010, blz. 3

(4)  PB L 216 van 28.8.2003, blz. 58.


BIJLAGE

Bijlage E bij Richtlijn 92/65/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1.

Deel 1 wordt vervangen door:

„Deel 1 —   Gezondheidscertificaat voor de handel in dieren van bedrijven (hoefdieren, vogels, haasachtigen, honden, katten en fretten)

92/65 EI

Image

Image

Image

2.

Deel 2 wordt vervangen door:

„Deel 2 —   Gezondheidscertificaat voor de handel in bijen en hommels

92/65 EII

Image

Image


12.5.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 118/63


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 11 mei 2010

tot wijziging van bijlage II bij Beschikking 2008/185/EG wat betreft de opname van Ierland in de lijst van regio’s waar goedgekeurde nationale programma’s ter bestrijding van de ziekte van Aujeszky ten uitvoer worden gelegd

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 2983)

(Voor de EER relevante tekst)

(2010/271/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Richtlijn 64/432/EEG van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (1), en met name op artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 64/432/EEG stelt voorschriften vast voor het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens. Artikel 9 van die richtlijn stelt criteria vast voor de goedkeuring van bindende nationale bestrijdingsprogramma’s voor bepaalde besmettelijke ziekten, waaronder de ziekte van Aujeszky.

(2)

Beschikking 2008/185/EG van de Commissie van 21 februari 2008 betreffende aanvullende garanties ten aanzien van de ziekte van Aujeszky voor het intracommunautaire handelsverkeer van varkens, en betreffende criteria voor de over deze ziekte te verstrekken gegevens (2) stelt de aanvullende garanties voor de verplaatsing van varkens tussen de lidstaten vast. Die garanties zijn gekoppeld aan de indeling van de lidstaten overeenkomstig hun ziektestatus.

(3)

Bijlage II bij Beschikking 2008/185/EG bevat een lijst van lidstaten of regio’s daarvan waar goedgekeurde nationale bestrijdingsprogramma’s voor de ziekte van Aujeszky ten uitvoer worden gelegd.

(4)

Ierland heeft bewijsmateriaal bij de Commissie ingediend wat betreft de status van de ziekte van Aujeszky in die lidstaat. Er wordt al enkele jaren een nationaal programma ter bestrijding van de ziekte van Aujeszky in Ierland uitgevoerd.

(5)

De Commissie heeft het door Ierland ingediende bewijsmateriaal onderzocht en geconstateerd dat het nationale bestrijdingsprogramma in die lidstaat voldoet aan de criteria van artikel 9, lid 1, van Richtlijn 64/432/EEG. Dienovereenkomstig moet Ierland worden opgenomen in de lijst van bijlage II bij Beschikking 2008/185/EG.

(6)

Voor de duidelijkheid is het nodig dat bepaalde kleine wijzigingen worden aangebracht in de gegevens voor Spanje in de lijst van bijlage II bij Beschikking 2008/185/EG.

(7)

Bijlage II bij Beschikking 2008/185/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage II bij Beschikking 2008/185/EG wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 11 mei 2010.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB 121 van 29.7.1964, blz. 1977/64.

(2)  PB L 59 van 4.3.2008, blz. 19.


BIJLAGE

„BIJLAGE II

Lidstaten of regio’s daarvan waar goedgekeurde nationale bestrijdingsprogramma’s ter uitroeiing van de ziekte van Aujeszky ten uitvoer worden gelegd

ISO-code

Lidstaat

Regio’s

BE

België

Alle regio’s

ES

Spanje

Het grondgebied van de autonome gemeenschappen Galicia, País Vasco, Asturias, Cantabria, Navarra, La Rioja

Het grondgebied van de provincies León, Zamora, Palencia, Burgos, Valladolid en Ávila in de autonome gemeenschap Castilla y León

Het grondgebied van de provincie Las Palmas in de autonome gemeenschap Canarische Eilanden

HU

Hongarije

Alle regio’s

IE

Ierland

Alle regio’s

IT

Italië

De provincie Bolzano

UK

Verenigd Koninkrijk

Alle regio’s in Noord-Ierland”


RICHTSNOEREN

12.5.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 118/65


RICHTSNOER VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 21 april 2010

betreffende TARGET2-Securities

(ECB/2010/2)

(2010/272/EU)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, inzonderheid op het eerste streepje van artikel 127, lid 2,

Gelet op de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna de „ESCB-statuten”), inzonderheid op artikel 3.1, 12.1, 17, 18 en 22,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 6 juli 2006 heeft de Raad van bestuur van de Europese Centrale Bank (ECB) besloten om in samenwerking met de centrale effectenbewaarinstellingen (CSD’s) en andere marktdeelnemers de mogelijkheid na te gaan voor het opzetten van een nieuwe effectenafwikkelingsdienst van het Eurosysteem in centralebankgeld, die TARGET2-Securities (T2S) moet gaan heten. Als onderdeel van de taken van het Eurosysteem overeenkomstig artikel 17, 18 en 22 van de ESCB-statuten, beoogt T2S de integratie van transactieverwerking te vergemakkelijken door neutrale, grenzenloze pan-Europese kerndiensten inzake chartale en effectenafwikkeling in centralebankgeld aan te bieden, zodat CSD’s hun klanten geharmoniseerde en gestandaardiseerde levering-tegen-betaling afwikkelingsdiensten kunnen verlenen in een technisch geïntegreerde omgeving met grensoverschrijdende mogelijkheden. Aangezien het verschaffen van centralebankgeld een kerntaak van het Eurosysteem is, is T2S een openbare dienst. De NCB’s van het eurogebied zullen in T2S diensten aangaande het beheer van zakelijke zekerheden en afwikkeling in centralebankgeld aanbieden.

(2)

Artikel 22 van de ESCB-statuten draagt het Eurosysteem op „doelmatige en deugdelijke verrekenings- en betalingssystemen binnen de Unie te verzekeren”. Bovendien, afwikkeling in centralebankgeld vermijdt liquiditeitsrisico’s en is daarom essentieel voor een deugdelijke transactieverwerking van effecten, en voor de financiële markt in het algemeen.

(3)

Op 17 juli 2008 besloot de Raad van bestuur het T2S-project te lanceren en de voor de voltooiing benodigde middelen te verschaffen. Op basis van een aanbod van de Deutsche Bundesbank, de Banco de España, de Banque de France en de Banca d’Italia (hierna de „4CB’s”) heeft de Raad van bestuur tevens besloten dat de 4CB’s T2S ontwikkelen en exploiteren.

(4)

De Raad van bestuur heeft Besluit ECB/2009/6 van 19 maart 2009 houdende de instelling van de TARGET2-Securities-programmaraad (T2S-programmaraad) (1) ingesteld, dat als een gestroomlijnd beheerslichaam van het Eurosysteem inzake essentiële strategische aangelegenheden voorstellen zal doen aan de Raad van bestuur en puur technische taken zal uitvoeren. Het mandaat van de T2S-programmaraad, vastgelegd in de bijlage bij Besluit ECB/2009/6, vormt één van de hoekstenen van het T2S-bestuur. De T2S-programmaraad werd door de centrale banken van het Eurosysteem tegelijkertijd belast met bepaalde uitvoeringstaken, zodat de raad volledig operationeel kan zijn en namens het hele Eurosysteem kan optreden.

(5)

Dit richtsnoer legt met name de basis voor het T2S-programma in de specificatie- en ontwikkelingsfase. Het is het culminatiepunt van de voornoemde besluiten van de Raad van bestuur en specificeert voorts met name de rol en verantwoordelijkheden van de T2S-programmaraad en van de 4CB’s, alsook hun wederzijdse relatie. Het zal worden aangevuld met bijkomende rechtshandelingen en contractuele regelingen onder de uiteindelijke verantwoordelijkheid van de Raad van bestuur naarmate het T2S-programma verder wordt ontwikkeld.

(6)

Overeenkomstig de voornoemde besluiten van de Raad van bestuur krijgt het bestuur van het T2S-programma gestalte op drie niveaus. Op het eerste bestuursniveau berust de uiteindelijke besluitvorming met betrekking tot T2S bij de Raad van bestuur, die de algemene verantwoordelijkheid voor het T2S-programma op zich neemt en, krachtens artikel 8 van de ESCB-statuten, de besluiten neemt voor het gehele Eurosysteem. Op het tweede bestuursniveau werd de T2S-programmaraad ingesteld om de besluitvormingsorganen van de ECB bij te staan ter verzekering van de succesvolle en tijdige voltooiing van het T2S-programma. Ten slotte bestaat het derde bestuursniveau uit de 4CB’s.

(7)

Aangezien T2S-diensten aan CSD’s worden aangeboden, is het belangrijk de relatie met hen te structureren gedurende de gehele ontwikkeling, migratie en erop volgende exploitatie van T2S. Daartoe zal een CSD-contactgroep worden opgericht. Nationale gebruikersgroepen zijn een forum voor communicatie en interactie met verstrekkers en gebruikers van effectenafwikkelingsdiensten binnen hun nationale markt. De T2S-adviesgroep is een forum voor communicatie en interactie tussen het Eurosysteem en de externe T2S-belanghebbenden.

(8)

T2S is geen commerciële onderneming en is niet bedoeld om te concurreren met CSD’s, noch met enige andere marktdeelnemer. Dus, hoewel het financiële regime van T2S beoogt volledig kostendekkend te zijn, worden T2S-diensten zonder winstoogmerk verleend. Er zal een intern besluit worden genomen over de totale investering in T2S voor het Eurosysteem, terwijl het besluit aangaande de prijsstelling van T2S-diensten volledige kostendekking zal nastreven. Bovendien dient het Eurosysteem ten overstaan van CSD’s het nondiscriminatiebeginsel strikt toe te passen, en ernaar te streven gelijke omstandigheden tussen de CSD’s te verzekeren die hun afwikkelingsplatform aan T2S uitbesteden.

(9)

T2S is een technisch instrument dat niet uitsluitend beschikbaar zal zijn voor afwikkeling in euro, het zal eveneens openstaan voor NCB’s buiten het eurogebied en voor andere centrale banken die wensen deel te nemen door hun valuta beschikbaar te stellen voor afwikkeling in centralebankgeld in T2S, zoals voorzien in dit richtsnoer,

HEEFT HET VOLGENDE RICHTSNOER VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp en werkingssfeer

1.   T2S is gebaseerd op één technisch platform dat geïntegreerd is met de real-time bruto-vereveningssystemen van centrale banken. Het is een door het Eurosysteem aan CSD’s geleverde neutrale en grenzenloze kerndienst inzake effectenafwikkeling op basis van levering-tegen-betaling in centralebankgeld.

2.   Dit richtsnoer legt de regels vast betreffende het bestuur van het T2S-programma. Het legt ook de hoofdkenmerken van het T2S-programma vast door de respectieve taken en verantwoordelijkheden van de T2S-programmaraad en de 4CB’s af te bakenen, en hun onderlinge relaties gedurende de specificatie- en ontwikkelingsfase. Het specificeert ook de belangrijkste door de Raad van bestuur in verband met T2S te nemen besluiten. Verder geeft dit richtsnoer de basisprincipes aan van al het volgende met betrekking tot T2S: a) het financiële regime, financiële rechten en garanties; b) hoe de toegang van CSD’s en contractuele relaties met CSD’s zullen worden verwezenlijkt; c) hoe andere valuta’s dan de euro in aanmerking komen voor gebruik in T2S; d) de ontwikkeling van het T2S-programma.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van dit richtsnoer wordt verstaan onder:

—   „centrale effectenbewaarstelling” (CSD): een entiteit die: a) de girale verwerking en afwikkeling van effectentransacties mogelijk maakt; b) bewaarnemingsdiensten verleent, bv. het beheer van beheersdaden („corporate actions”) en aflossingen; en c) een actieve rol speelt bij het verzekeren van de integriteit van effectenemissies;

—   „levering-tegen-betaling”: een mechanisme dat een overmaking van effecten op zodanige wijze aan een overmaking van tegoeden bindt dat de effecten uitsluitend worden geleverd indien wordt betaald;

—   „NCB van het eurogebied”: de nationale centrale bank (NCB) van een lidstaat die de euro als munt heeft;

—   „centrale bank van het Eurosysteem”: hetzij een NCB van het eurogebied of de ECB, al naar het geval;

—   „raamovereenkomst”: het contractuele kader dat een CSD en het Eurosysteem overeenkomen voor de ontwikkelings- en operationele fase;

—   „algemene functionele specificaties” (AFS): een algemene beschrijving van de te ontwikkelen functionele oplossing die moet voldoen aan de T2S-gebruikersvereisten. Zij omvatten onder meer de functionele architectuur (domeinen, modules en interacties), de conceptuele modellen, het gegevensmodel of het proces van gegevenstromen;

—   „niveau 2-niveau 3-overeenkomst”: de leverings- en exploitatieovereenkomst waarover de T2S-programmaraad en de 4CB’s onderhandelen, die wordt goedgekeurd door de Raad van bestuur en vervolgens wordt ondertekend door de centrale banken van het Eurosysteem en de 4CB’s. De overeenkomst bevat aanvullende bijzonderheden over de taken en verantwoordelijkheden van de 4CB’s, de T2S-programmaraad en de centrale banken van het Eurosysteem;

—   „lidstaat”: een land dat lid is van de Unie;

—   „NCB buiten het eurogebied”: de NCB van een lidstaat die de euro niet als munt heeft;

—   „operationele fase”: de periode vanaf de migratie van de eerste CSD naar T2S;

—   „andere centrale bank”: de centrale bank van een land buiten de Unie;

—   „betalingsschema”: een tijdsschema dat de betalingsvolgorde voor termijnvergoedingen aan de 4CB’s aangeeft;

—   „dienstenniveauovereenkomst”: inzake T2S, de overeenkomst die het niveau van de door de 4CB’s aan het Eurosysteem te leveren diensten vastlegt, en de overeenkomst die het niveau van de door het Eurosysteem aan de CSD’s te leveren diensten vastlegt;

—   „specificatie- en ontwikkelingsfase”: de periode vanaf de goedkeuring van het document gebruikersvereisten (DGV) door de Raad van bestuur tot het begin van de operationele fase;

—   „T2S-bedrijfsapplicatie”: de door de 4CB’s ontwikkelde en toegepaste software, zulks ten behoeve van het Eurosysteem dat daardoor T2S-diensten op het T2S-platform kan leveren;

—   „T2S-managementprocedure voor wijziging en vrijgave” („T2S-Change and Release Management Procedure”): een stel regels en procedures die worden toegepast telkens wanneer een wijziging van T2S-diensten wordt geïnitieerd;

—   „T2S financiële enveloppe”: het maximale bedrag van de te vergoeden kosten van T2S. De financiële enveloppe bepaalt a) het maximumbedrag dat de deelnemende NCB’s voor T2S moeten betalen en b) het bedrag dat de 4CB’s bij levering ontvangen van de deelnemende NCB’s, op basis van het overeengekomen betalingsschema;

—   „T2S-platform”: binnen het kader van dit richtsnoer en niettegenstaande het gebruik van de term T2S-platform in andere T2S-gerelateerde documentatie, de hardware en alle softwareonderdelen (d.w.z. alle toegepaste software, met uitzondering van de T2S-bedrijfsapplicatie) die vereist zijn voor het runnen en exploiteren van de T2S-bedrijfsapplicatie;

—   „T2S-programma”: de reeks gerelateerde activiteiten en te leveren diensten, die nodig zijn voor de ontwikkeling van T2S tot de volledige migratie van alle CSD’s die de raamovereenkomst met het Eurosysteem hebben ondertekend;

—   „T2S-programmaraad”: het beheerslichaam van het Eurosysteem dat werd opgericht bij Besluit ECB/2009/6 en tot taak heeft voorstellen te ontwikkelen voor de Raad van bestuur betreffende essentiële strategische aangelegenheden en de uitvoering van puur technische taken met betrekking tot T2S;

—   „T2S-projectrekening”: de T2S-rekening voor het innen en betalen van termijnbetalingen, vergoedingen en provisies. De projectrekening kan subrekeningen hebben om verschillende soorten kasstromen te scheiden. De projectrekening heeft geen budgettair karakter;

—   „T2S-diensten”: door het Eurosysteem aan CSD’s te verlenen diensten op basis van de raamovereenkomst;

—   „T2S-gebruikers”: juridische entiteiten die, binnen het kader van T2S, een contractuele relatie zijn aangegaan met CSD’s die de raamovereenkomst met het Eurosysteem hebben ondertekend. Hiertoe behoren ook betaalbanken die een contractuele relatie hebben met centrale banken en aan een financiële instelling, die in T2S afwikkelt, liquiditeit verstrekken op een specifieke T2S-kasrekening via een „real-time” brutovereveningssysteemrekening;

—   „gedetailleerde functionele gebruikersspecificaties” (GFG): een gedetailleerde beschrijving van de functies voor het beheer van de externe T2S-gegevensstromen (van applicatie tot applicatie). Het omvat de gebruikersinformatie ter aanpassing of ontwikkeling van hun interne informatiesysteem voor de aansluiting ervan aan T2S;

—   „gebruikershandboek”: het document dat beschrijft hoe T2S-gebruikers een aantal T2S-softwarefuncties kunnen gebruiken die hun in een applicatiemodus (screen-based) ter beschikking staan;

—   „document gebruikersvereisten (DGV)”: het document dat de door de ECB op 3 juli 2008 gepubliceerde T2S-gebruikersvereisten uiteenzet en later gewijzigd via de T2S-managementprocedure voor wijzigingen en vrijgave.

HOOFDSTUK II

BESTUUR VAN HET T2S-PROGRAMMA

Artikel 3

Bestuursniveaus

Het bestuur van het T2S-programma is gebaseerd op drie niveaus zoals beschreven in dit hoofdstuk van het richtsnoer. Niveau 1 bestaat uit de Raad van bestuur, niveau 2 uit de T2S-programmaraad en niveau 3 uit de 4CB’s.

Artikel 4

De Raad van bestuur

1.   De Raad van bestuur is verantwoordelijk voor de leiding, het algemene beheer en de controle van het T2S-programma. De Raad is ook verantwoordelijk voor de uiteindelijke besluitvorming met betrekking tot het T2S-programma en besluit over de toewijzing van taken die niet specifiek zijn toegewezen aan niveau 2 en niveau 3.

2.   De Raad van bestuur heeft met name de volgende bevoegdheden:

a)

verantwoordelijkheid voor het bestuur van het T2S-programma via de volgende activiteiten:

i)

beslissen over elke aangelegenheid betreffende het bestuur van T2S; de verantwoordelijkheid op zich nemen voor het totale T2S-programma en dus optreden als het uiteindelijke besluitvormende orgaan in het geval van een geschil;

ii)

op ad-hocbasis beslissingen nemen over aan de T2S-programmaraad of aan de 4CB’s toegewezen taken;

iii)

de vervulling van verdere of bijkomende specifieke met het T2S-programma verband houdende taken toewijzen aan de T2S-programmaraad en/of de 4CB’s en daarbij bepalen welke daarmee verband houdende besluiten de raad voor zichzelf reserveert;

iv)

besluiten aangaande de organisatie van de T2S-programmaraad nemen;

b)

behandelen van overeenkomstig de regels van de T2S-adviesgroep door T2S-adviesgroepleden ingediende verzoeken;

c)

beslissen over het financiële T2S-basisregime, met name:

i)

het prijsstellingsbeleid voor T2S-diensten;

ii)

de kostenberekeningsmethode voor T2S;

iii)

de financiële regelingen op grond van artikel 12;

d)

besluiten over de toegangscriteria voor CSD’s;

e)

het T2S-programmaplan valideren en aanvaarden; toezicht houden op de voortgang van het T2S-programma en besluiten over maatregelen ter beperking van eventuele vertraging bij de uitvoering van T2S;

f)

besluiten over de fundamentele operationele T2S-aspecten, te weten:

i)

het operationele T2S-kader, met inbegrip van een beheerstrategie voor incidenten en crises;

ii)

het T2S-informatiebeveiligingskader;

iii)

de T2S-managementprocedure voor wijzigingen en vrijgave;

iv)

de T2S-teststrategie;

v)

de T2S-migratiestrategie;

vi)

het T2S-risicobeheerskader;

g)

het goedkeuren van het fundamentele contractuele kader, te weten:

i)

de overeenkomsten tussen niveau 2 en niveau 3;

ii)

de dienstenniveauovereenkomsten tussen de T2S-programmaraad en de CSD’s en de centrale banken van het Eurosysteem, alsook met de 4 CB’s;

iii)

de contracten met de CSD’s tussen enerzijds de T2S-programmaraad samen met de centrale banken van het Eurosysteem, en anderzijds de CSD’s;

iv)

de contracten met NCB’s buiten het eurogebied, andere centrale banken of andere bevoegde monetaire autoriteiten, met inbegrip van de respectieve dienstenniveauovereenkomsten;

h)

verantwoordelijkheid voor het nemen van passende maatregelen om handhaving van oversightregels en -beginselen te verzekeren;

i)

de datum van de migratiestart voor CSD’s naar T2S vaststellen.

Artikel 5

De T2S-programmaraad

1.   De samenstelling en het mandaat van de T2S-programmaraad zijn vastgelegd in Besluit ECB/2009/6. De T2S-programmaraad is verantwoordelijk voor de aan niveau 2 toegewezen taken binnen het door de Raad van bestuur bepaalde algemene kader.

2.   Het T2S-programmaraadmandaat omvat tevens:

a)

het bespreken en goedkeuren van de statistieken betreffende overheidsfinanciën (SBO), de GFG en de gebruikershandboeken;

b)

het invoeren van het operationele T2S-kader, met inbegrip van de beheersstrategie voor incidenten en crises, binnen de door de Raad van bestuur vastgestelde parameters:

c)

onderhandelen over de in lid 1 en 2 van artikel 18 bedoelde valutadeelnameovereenkomsten;

d)

informatieverstrekking aan de desbetreffende bevoegde regelgevende en oversight uitoefenende autoriteiten;

e)

onderhandelen over de niveau 2-niveau 3-overeenkomst met de 4CB’s, ter goedkeuring door de Raad van bestuur.

Artikel 6

De 4CB’s

1.   De 4CB’s ontwikkelen en exploiteren T2S en verstrekken de T2S-programmaraad informatie inzake hun interne organisatie en werktoedeling.

De 4CB’s vervullen met name de volgende taken:

a)

op basis van het DGV en de richtlijnen van de T2S-programmaraad, de SBO, de GFG en de gebruikershandboeken overeenkomstig het T2S-programmaplan;

b)

namens het Eurosysteem T2S ontwikkelen en opbouwen, en het leveren van de technische componenten van T2S overeenkomstig het T2S-programmaplan en de DGV, SBO en GFG en andere specificaties en dienstenniveaus;

c)

T2S beschikbaar maken voor de T2S-programmaraad overeenkomstig de goedgekeurde timing, specificaties en dienstenniveaus;

d)

ten behoeve van de financiële regelingen betreffende T2S op grond van artikel 12 het volgende aan de T2S-programmaraad voorleggen:

i)

een schatting, in een vorm die kan worden beoordeeld en/of gecontroleerd door het desbetreffende comité van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) of het Eurosysteem en/of externe accountants, van de door hen te maken kosten voor de ontwikkelingen exploitatie van T2S,

ii)

een financieel aanbod, met inbegrip van type, betalingsschema, alsook de bestreken tijdsperiode;

e)

het verkrijgen van alle noodzakelijke licenties voor het bouwen en exploiteren van T2S en het Eurosysteem in staat stellen de CSD’s T2S-diensten aan te bieden;

f)

wijzigingen aan T2S uitvoeren overeenkomstig de T2S-managementprocedure voor wijzigingen en vrijgave;

g)

door de Raad van bestuur of de T2S-programmaraad binnen het bevoegdheidsgebied van de 4CB’s geformuleerde vragen beantwoorden;

h)

training, technische en operationele ondersteuning verschaffen voor tests en migratie onder de coördinatie van de T2S-programmaraad;

i)

met de T2S-programmaraad onderhandelen over de niveau 2-niveau 3-overeenkomst.

2.   De 4CB’s zijn ten overstaan van het Eurosysteem hoofdelijk aansprakelijk voor de uitvoering van hun taken. De aansprakelijkheid bestrijkt fraude, opzettelijk wangedrag en grove nalatigheid. De aansprakelijkheidsregeling wordt in de niveau 2-niveau 3-overeenkomst nader uitgewerkt.

3.   Het uitbesteden of in onderaanneming geven van de bovengenoemde taken door de 4CB’s aan externe dienstverleners doet geen afbreuk aan de aansprakelijkheid van de 4CB’s jegens het Eurosysteem en overige belanghebbenden en is transparant voor de T2S-programmaraad.

Artikel 7

Relaties met externe belanghebbenden

1.   De T2S-adviesgroep is een forum voor communicatie en interactie tussen het Eurosysteem en externe T2S-belanghebbenden. De T2S-adviesgroep brengt verslag uit aan de T2S-programmaraad en kan in uitzonderlijke gevallen aangelegenheden aan de Raad van bestuur voorleggen.

De voorzitter van de T2S-programmaraad is tevens voorzitter van de T2S-adviesgroep. De samenstelling en het mandaat van de T2S-adviesgroep worden vastgelegd in de bijlage bij dit richtsnoer.

De adviesgroep kwijt zich van haar taken overeenkomstig het reglement van orde dat de Raad van bestuur goedkeurt.

2.   De CSD-contactgroep is een forum voor communicatie en interactie met de CSD’s. De groep bevordert het voorbereiden van en onderhandelen over de raamovereenkomst tussen enerzijds het Eurosysteem en anderzijds de CSD’s die aan T2S willen deelnemen. De voorzitter van de T2S-programmaraad is tevens voorzitter van de CSD-contactgroep. De samenstelling en het mandaat van de CSD-contactgroep worden vastgelegd in de bijlage.

3.   De nationale gebruikersgroepen zijn een forum voor communicatie en interactie met dienstverleners en gebruikers van effectenafwikkelingsdiensten binnen hun nationale markt, ter ondersteuning van de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van T2S en om de impact van T2S op de nationale markten na te gaan. De respectieve NCB’s zitten de nationale gebruikersgroepen voor. De samenstelling en het mandaat van de nationale gebruikersgroepen worden vastgelegd in de bijlage.

Artikel 8

Goed bestuur

1.   Om belangenconflicten te voorkomen tussen de T2S-dienstverlenening en de regelgevende functies van het Eurosysteem, verzekeren de centrale banken van het Eurosysteem:

a)

dat leden van de T2S-programmaraad niet deelnemen aan enigerlei oversightactiviteit van hun centrale bank met betrekking tot T2S, zulks overeenkomstig het door de Raad van bestuur goedgekeurde reglement van orde van de T2S-programmaraad. Ze zijn geen lid van het Payment and Settlement Systems Comité (PSSC), het Comité informatietechnologie (CIT) of het IT-stuurcomité van het Eurosysteem (EISC);

b)

dat de oversight- en operationele activiteiten van T2S gescheiden zijn.

2.   De T2S-programmaraad is onderworpen aan rapportageverplichtingen en controle, zoals in dit richtsnoer bepaald. Controles met betrekking tot de ontwikkeling, exploitatie en kosten van T2S worden geïnitieerd en uitgevoerd op basis van de beginselen en regelingen, zoals uiteengezet in het door de Raad van bestuur vastgestelde en ten tijde van de controle vigerende ESCB-controlebeleid.

Artikel 9

Samenwerking en informatie

1.   De 4CB’s en de T2S-programmaraad werken samen, wisselen informatie uit en verschaffen elkaar gedurende de ontwikkeling van het T2S-programma technische en andere bijstand.

2.   De 4CB’s, de overige centrale banken van het Eurosysteem en de T2S-programmaraad informeren elkaar onmiddellijk over aangelegenheden die het ontwikkelen of opbouwen van T2S materieel zouden kunnen beïnvloeden, en streven ernaar elk daarmee verbonden risico te beperken.

3.   De T2S-programmaraad rapporteert op kwartaalbasis aan de Raad van bestuur over de ontwikkeling van het T2S-programma. Ontwerprapporten worden voor commentaar naar het PSSC en het EISC gestuurd alvorens het rapport via de directie voor te leggen aan de Raad van bestuur.

4.   De T2S-programmaraad verspreidt de agenda’s, samenvattingen en relevante documenten van zijn vergaderingen aan de PSSC-leden, opdat zij, indien nodig, input kunnen leveren.

5.   De T2S-programmaraad en ter zake kundige ESCB-comités kunnen elkaar, voor zover nodig, raadplegen.

6.   De 4CB’s rapporteren regelmatig over het T2S-programma aan de T2S-programmaraad.

7.   De inhoud en gedetailleerde procedure voor de rapportageverplichtingen van de T2S-programmaraad en de 4CB’s zijn uitgewerkt in de niveau 2-niveau 3-overeenkomst.

HOOFDSTUK III

FINANCIEEL REGIME

Artikel 10

Prijsstellingsbeleid

1.   Het T2S-prijsstellingsbeleid heeft geen winstoogmerk, beoogt volledige kostendekking en nondiscriminatie ten aanzien van CSD’s.

2.   Binnen zes maanden na vaststelling van dit richtsnoer doet de T2S-programmaraad de Raad van bestuur een voorstel aangaande het prijsstellingsbeleid voor T2S-diensten, met inbegrip van de algemene procedures en een voortgangsrapportage inzake de T2S-doelstelling van exploitatie zonder winstoogmerk en volledige kostendekking, waaronder een inschatting van een mogelijk daaruit voortvloeiend financieel risico voor het Eurosysteem. Het prijsstellingsbeleidvoorstel wordt ingediend bij de Raad van bestuur na overleg met CSD’s en gebruikers.

Artikel 11

Kostenberekeningsmethode en financiële administratie

1.   Voor T2S geldt de gemeenschappelijke kostenberekeningsmethode van het Eurosysteem en Richtsnoer ECB/2006/16 van 10 november 2006 betreffende het juridische kader ten behoeve van de financiële administratie en verslaglegging in het Europees Stelsel van centrale banken (2), tenzij de Raad van bestuur anders beslist.

2.   De T2S-programmaraad betrekt, in een zeer vroeg stadium, de desbetreffende comités van het ESCB/Eurosysteem bij de beoordeling van de correcte tenuitvoerlegging van:

a)

de gemeenschappelijke kostenberekeningsmethode van het Eurosysteem in de context van kostenramingen en het berekenen van de jaarlijkse kosten van T2S; en

b)

Richtsnoer ECB/2006/16 door de ECB en de 4CB’s in de context van de verantwoording van kosten en activa van T2S.

Artikel 12

Financiële regelingen

1.   De T2S-programmaraad legt de Raad van bestuur een voorstel voor betreffende de T2S financiële enveloppe, waarin opgenomen de kosten van T2S, d.w.z. de kosten van de 4CB’s en de ECB voor het ontwikkelen, onderhouden en exploiteren van T2S.

2.   Het voorstel omvat tevens:

a)

het soort aanbod,

b)

betalingsschema,

c)

de bestreken tijdsperiode,

d)

het systeem van kostendeling,

e)

de kapitaalskosten.

3.   De Raad van bestuur neemt een besluit over de financiële regelingen.

Artikel 13

Betalingen

1.   Er is een T2S-projectrekening die namens het Eurosysteem wordt aangehouden bij de ECB. De T2S-projectrekening heeft geen budgettair karakter, maar wordt gebruikt voor het innen en uitbetalen van alle met T2S-kosten verband houdende vooruitbetalingen, termijnen en terugbetalingen, alsook van T2S-gebruiksvergoedingen.

2.   De T2S-programmaraad beheert de T2S-projectrekening namens het Eurosysteem. Behoudens de validatie en aanvaarding van de door de 4CB’s te leveren diensten, keurt de T2S-programmaraad de betaling van elke termijn aan de 4CB’s goed overeenkomstig het door de Raad van bestuur goedgekeurde en in de niveau 2-niveau 3-overeenkomst vastgelegde betalingschema.

Artikel 14

De Eurosysteemrechten op T2S

1.   De T2S-bedrijfsapplicatie is volledig eigendom van het Eurosysteem.

2.   Te dien einde verstrekken de 4CB’s het Eurosysteem licenties betreffende de intellectuele-eigendomsrechten opdat het Eurosysteem uit hoofde van de toepasselijke regels en gemeenschappelijke dienstenniveaus op gelijke voet het volledige dienstenscala van T2S aan CSD’s kan verstrekken. De 4CB’s vrijwaren het Eurosysteem voor elke door derden ingediende claims wegens schending van dergelijke intellectuele-eigendomsrechten.

3.   In de niveau 2-niveau 3-overeenkomst leggen de 4CB’s en de T2S-programmaraad de bijzonderheden betreffende de Eurosysteemrechten op T2S vast. De rechten van de autoriteiten die een artikel 18-valutadeelnameovereenkomst hebben ondertekend, worden in die overeenkomst vastgelegd.

HOOFDSTUK IV

CENTRALE EFFECTENBEWAARINSTELLINGEN

Artikel 15

Toegangscriteria voor CSD’s

1.   CSD’s komen in aanmerking voor toegang tot T2S-diensten mits:

a)

zij zijn aangemeld bij de Commissie op grond van artikel 10 van Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen (3) of, in het geval van een CSD uit een niet tot de Europese Economische Ruimte (EER) behorend rechtsgebied, zij opereren in een wettelijk en regelgevend kader dat gelijkwaardig is aan het in de Unie geldende kader;

b)

ze door de bevoegde autoriteiten positief zijn beoordeeld in het licht van de CEER/ESCB aanbevelingen voor effectenafwikkelingssystemen;

c)

ze elk effect/ISIN waarvoor ze emittent-CSD (of technische emittent-CSD) zijn, op verzoek beschikbaar stellen aan andere CSD’s in T2S;

d)

zij zich ertoe verbinden op niet-discriminerende wijze basisbewaardiensten aan te bieden aan andere CSD’s in T2S;

e)

zij zich ertoe verbinden jegens andere CSD’s in T2S hun afwikkeling in centralebankgeld in T2S uit te voeren indien de valuta in T2S beschikbaar is.

2.   De regels in verband met de toegangscriteria voor CSD’s worden in contractuele afspraken tussen de centrale banken van het Eurosysteem en de CSD’s geconcretiseerd.

3.   De ECB houdt op haar website een lijst bij van CSD’s die in T2S mogen afwikkelen.

Artikel 16

Contractuele relaties met CSD’s

1.   De contracten tussen de centrale banken van het Eurosysteem en de CSD’s, met inbegrip van de dienstenniveauovereenkomsten, zijn volledig geharmoniseerd.

2.   De T2S-programmaraad onderhandelt samen met de centrale banken van het Eurosysteem met CSD’s over de contracten.

3.   De contracten met CSD’s worden goedgekeurd door de Raad van bestuur en vervolgens ondertekend door de centrale bank van het Eurosysteem van het land van vestiging van de CSD, of door de ECB voor CSD’s buiten het eurogebied, in beide gevallen handelend in naam van en namens alle centrale banken van het Eurosysteem. Met betrekking tot Ierland zal het contract worden getekend door de centrale bank van het Eurosysteem van de lidstaat die het effectenafwikkelingssysteem overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 98/26/EG bij de Commissie heeft aangemeld.

Artikel 17

Naleving van regelgevingsvereisten

1.   De T2S-programmaraad beoogt CSD’s ondersteuning te verlenen voor de voortdurende naleving van de relevante juridische, regelgevende en oversightvereisten.

2.   De T2S-programmaraad beoordeelt of de ECB aanbevelingen dient uit te vaardigen teneinde aanpassingen in de wetgeving te bevorderen ter verzekering van gelijke toegangsrechten voor CSD’s tot de T2S-diensten, en doet hiertoe voorstellen aan de Raad van bestuur.

HOOFDSTUK V

ANDERE VALUTA’S DAN DE EURO

Artikel 18

Voorwaarden om in aanmerking te komen voor opname in T2S

1.   Een andere EER-valuta dan de euro komt in aanmerking voor gebruik in T2S, mits de niet tot het eurogebied behorende NCB, een voor een dergelijke valuta verantwoordelijke andere centrale bank of andere autoriteit een valutadeelnameovereenkomst afsluit met het Eurosysteem en de Raad van bestuur de toelating van die valuta heeft goedgekeurd.

2.   Een andere valuta dan een EER-valuta komt in aanmerking voor gebruik in T2S, mits de Raad van bestuur de toelating van die valuta heeft goedgekeurd, indien:

a)

het op afwikkeling in die valuta toepasselijke juridische, regelgevende en oversightkader inhoudelijk dezelfde of hogere rechtszekerheid biedt dan het in de Unie vigerende kader;

b)

de opname van die valuta in T2S een positief effect zou hebben op de T2S-bijdrage aan de markt voor effectenafwikkeling in de Unie; en

c)

de andere centrale bank of voor een dergelijke valuta verantwoordelijke autoriteit een wederzijds tevredenstellende valutadeelnameovereenkomst afsluit met het Eurosysteem.

3.   Conform het mandaat van de T2S-programmaraad, kunnen NCB’s buiten het eurogebied vertegenwoordigd worden in de T2S-programmaraad.

HOOFDSTUK VI

T2S-PROGRAMMA ONTWIKKELING

Artikel 19

T2S-programmaplan

1.   Na vaststelling van dit richtsnoer, legt de T2S-programmaraad een op het DGV gebaseerd ontwerp-T2S-programmaplan voor aan de Raad van bestuur, bestaande uit een gestructureerde lijst van de te leveren diensten en activiteiten in verband met het T2S-programma, alsook de onderlinge samenhang daarvan en de geplande start- en einddatums.

2.   Op basis van de door de T2S-programmaraad gedane voorstellen, beoordeelt, valideert en aanvaardt de Raad van bestuur het T2S-programmaplan.

3.   De T2S-programmaraad stelt een gedetailleerd programmaschema vast op basis van het T2S-programmaplan dat de mijlpalen van het T2S-programma bepaalt. Dit schema wordt openbaar gemaakt en aan T2S-belanghebbenden meegedeeld.

4.   Indien een ernstig risico bestaat dat een T2S-programmamijlpaal niet zal worden gehaald, deelt de T2S-programmaraad dit prompt mee aan de Raad van bestuur, en stelt maatregelen voor om vertraging in de tenuitvoerlegging van het T2S-programma te beperken.

HOOFDSTUK VII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 20

Niveau 2-niveau 3-overeenkomst

1.   Behoudens het bepaalde in dit richtsnoer, stipuleert een niveau 2-niveau 3-overeenkomst aanvullende details inzake de taken en verantwoordelijkehden van de 4CB’s, de T2S-programmaraad en de centrale banken van het Eurosysteem.

2.   De niveau 2-niveau 3-ontwerpovereenkomst wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de Raad van bestuur en daarna ondertekend door het Eurosysteem en de 4CB’s.

Artikel 21

Geschillenbeslechting

1.   Indien een geschil omtrent een in dit richtsnoer geregelde aangelegenheid niet kan worden beslecht via een akkoord tussen de betrokken partijen, kan een betrokken partij de aangelegenheid ter beslechting voorleggen aan de Raad van bestuur.

2.   In de niveau 2-niveau 3-overeenkomst wordt opgenomen dat de T2S-programmaraad of de 4CB’s elk geschil dat voortvloeit uit de niveau 2-niveau 3-overeenkomst, kunnen voorleggen aan de Raad van bestuur.

Artikel 22

Inwerkingtreding

Dit richtsnoer wordt van kracht op 1 mei 2010.

Artikel 23

Geadresseerden en uitvoeringsmaatregelen

Dit richtsnoer geldt voor alle centrale banken van het Eurosysteem.

Gedaan te Frankfurt am Main, 21 april 2010.

Namens de Raad van bestuur van de ECB

De president van de ECB

Jean-Claude TRICHET


(1)  PB L 102 van 22.4.2009, blz. 12.

(2)  PB L 348 van 11.12.2006, blz. 1.

(3)  PB L 166 van 11.6.1998, blz. 45.


BIJLAGE

T2S-ADVIESGROEP

Mandaat en samenstelling

1.   Mandaat en bevoegdheden

De TARGET2-Securities (T2S)-adviesgroep (adviesgroep) heeft het volgende mandaat:

a)

het ondersteunen van de herziening door het Eurosysteem van de algemene specificaties (AS) en de gedetailleerde functionele gebruikersspecificaties (GFG) om te verzekeren dat ze in volledige overeenstemming zijn met het document gebruikersvereisten (DGV);

b)

ondersteunen van de beoordeling door het Eurosysteem van eventuele verzoeken tot wijziging van het DGV;

c)

adviesverlening betreffende de verdere precisering van de juridische onderbouwing voor de AS en de GFG;

d)

ondersteunen van het Eurosysteem bij de verdere precisering van het prijsstellingskader;

e)

voortzetten van het werk aan harmonisatie op het gebied van met T2S verband houdende effectenafwikkeling;

f)

ondersteunen van uitvoeringsinspanningen in de markt;

g)

advies verlenen over, en het ondersteunen van de uitvoering van, overeenkomsten en beleid teneinde bij te dragen aan een effectieve en kostenefficiënte post-trading T2S-omgeving tussen T2S en CSD’s, en zodoende een toezegging van centrale effectenbewaarinstellingen (CSD’s) en marktgebruikers te bevorderen om saldo’s en afwikkelingsactiveit te verplaatsen naar T2S;

h)

advies verlenen betreffende migratiekwesties en -fasering.

2.   Samenstelling

2.1.

De adviesgroep bestaat uit de voorzitter, secretaris, volwaardige leden en waarnemers.

2.2.

Wanneer dit aangewezen wordt geacht, kan de voorzitter naar eigen inzicht op ad-hocbasis extra deskundigen uitnodigen voor vergaderingen van de adviesgroep en de adviesgroep daarover informeren.

3.   Volwaardige leden

3.1.

Volwaardige leden zijn gerechtigd deel te nemen aan de besluitvorming door de adviesgroep.

3.2.

Aan elke groep die op grond van paragraaf 3.3 in aanmerking komt voor volledig lidmaatschap, wordt hetzelfde aantal volwaardige leden toegewezen. Het aantal volwaardige leden van elke andere groep van belanghebbenden is gelijk aan het aantal volwaardige leden in de groep van centralebankbelanghebbenden.

3.3.

Een vertegenwoordiger van elk van de volgende groepen komt in aanmerking voor het volwaardig lidmaatschap van de adviesgroep:

a)

centrale banken — de ECB en elke nationale centrale bank (NCB) van het eurogebied wordt vertegenwoordigd door één volwaardig lid. Bij aanname van de euro door een lidstaat, neemt de respectieve NCB ook als een volwaardig lid deel aan de adviesgroep vanaf de datum van toetreding tot het eurogebied. Een centrale bank buiten het eurogebied die heeft besloten haar valuta op te nemen in T2S, wordt ook vertegenwoordigd door één volwaardig lid vanaf de datum van dat besluit. Als openbaar lichaam, is de Commissie een volwaardig lid en geldt daarbij als een lid van de centralebankgroep;

b)

centrale effectenbewaarinstellingen (CSD’s) — elke groep van CSD’s, die uit meerdere CSD’s kan bestaan, of elke CSD, al naargelang het geval, die haar transacties in euro en/of haar transacties in de nationale valuta, niet zijnde de euro, afwikkelt en die voldoet aan de volgende criteria, is een volwaardig lid van de adviesgroep en mag één vertegenwoordiger aanwijzen:

ze heeft haar steun uitgesproken voor T2S;

ze is bereid een contractuele regeling aan te gaan met het Eurosysteem;

ze heeft verklaard voornemens te zijn T2S te gebruiken zodra het in bedrijf is.

Volgens de paragrafen 3.2 en 3.3, onder a), is het aantal CSD-vertegenwoordigers gelijk aan het aantal centralebankvertegenwoordigers. Dus, grotere groepen CSD’s en grotere CSD’s hebben een groter aantal vertegenwoordigers, afhankelijk van hun afwikkelingsvolume. Het aantal extra vertegenwoordigers wordt bepaald door de in de adviesgroep vertegenwoordigde CSD’s en de voorzitter van de adviesgroep, overeenkomstig de methode d’Hondt voor evenredige vertegenwoordiging;

c)

gebruikers — overeenkomstig een tevoren vastgestelde sleutel selecteert de Benoemingscommissie leden uit de gebruikersgemeenschap op basis van door de secretaris ontvangen sollicitaties:

ten minste elf volwaardige leden die de belangrijkste commerciële banken vertegenwoordigen die actief zijn in de effectenhandel in valuta’s die in aanmerking komen voor afwikkeling in T2S, ongeacht hun plaats van oprichting;

ten minste twee volwaardige leden die internationale investeringsbanken vertegenwoordigen;

ten minste twee volwaardige leden die banken vertegenwoordigen die actief zijn in de afwikkeling van effectentransacties ten behoeve van hun lokale klanten;

ten minste één volwaardig lid dat een centrale tegenpartij vertgenwoordigt.

4.   Waarnemers

4.1.

Waarnemers zijn gerechtigd deel te nemen aan de vergaderingen van de adviesgroep, maar kunnen niet deelnemen aan het besluitvormingsproces ervan.

4.2.

Elk van de volgende groepen/instellingen heeft recht op één vertegenwoordiger als waarnemer in de adviesgroep:

a)

Comité van Europese effectenregelgevers;

b)

Europese Bankfederatie;

c)

Europese Vereniging van Spaarbanken;

d)

Europese Vereniging van Coöperatieve Banken;

e)

Europees Forum voor Effectendiensten („European Securities Services Forum”);

f)

Federatie van Europese Effectenbeurzen („Federation of European Securities Exchanges”);

g)

CSD’s die T2S ondersteunen en die worden geëxploiteerd door een NCB;

h)

voorzitters van subgroepen van de adviesgroep.

4.3.

De centrale banken van het Eurosysteem die het T2S-platform (4CB) gaan bouwen en exploiteren, mogen per individuele centrale bank één vertegenwoordiger aanwijzen om als waarnemer in de adviesgroep deel te nemen. Deze vertegenwoordigers presenteren hun zienswijze op uniforme wijze aan de adviesgroep.

5.   Benoemingsprocedures

5.1.

Voor volwaardige leden en waarnemers gelden de volgende benoemingsprocedures:

a)

een vertegenwoordiger van een centrale bank wordt benoemd door de president van de betreffende centrale bank overeenkomstig de van toepassing zijnde statuten van de centrale bank;

b)

een vertegenwoordiger van een CSD wordt aangewezen door het hoofd van de betreffende CSD;

c)

een gebruikersvertegenwoordiger wordt benoemd door de respectieve organisaties op basis van persoonlijke sollicitaties. Ze worden door de Benoemingscommissie aangesteld overeenkomstig de van toepassing zijnde procedures en criteria van de commissie;

d)

een waarnemer wordt benoemd door het hoofd van de betreffende groep/instelling.

5.2.

Elke kandidaat moet het passende niveau van senioriteit en de relevante technische expertise bezitten. De voordragende entiteiten zijn ervoor verantwoordelijk te verzekeren dat een kandidaat voldoende tijd kan vrijmaken om actief betrokken te zijn bij het werk van de adviesgroep.

5.3.

Een benoemimg moet schriftelijk aan de secretaris worden bevestigd.

6.   Deelname

6.1.

Volwaardige leden en waarnemers in de adviesgroep nemen op strikt persoonlijke basis deel in de adviesgroep. Hun aanwezigheid bij de vergaderingen van de adviesgroep wordt beschouwd als een signaal van hun betrokkenheid bij het project.

6.2.

Volwaardige leden en waarnemers zijn gerechtigd een plaatsvervanger (met een gelijkwaardig niveau van senioriteit en expertise) aan te wijzen die, in uitzonderlijke omstandigheden, aanwezig is bij de adviesgroep bij afwezigheid van het betreffende lid of de betreffende waarnemer en zienswijzen naar voren mag brengen of, in het geval van volwaardige leden, bij volmacht namens hem of haar mag stemmen. De betreffende volwaardige leden en waarnemers informeren de secretaris hieromtrent ruim van te voren.

6.3.

Wanneer een volwaardig lid of een waarnemer de entiteit die hij vertegenwoordigt, heeft verlaten, eindigt het lidmaatschap met onmiddellijke ingang.

6.4.

De voorzitter van de adviesgroep zal de verantwoordelijke voordragende organisatie of de Benoemingscommissie, al naargelang het geval, verzoeken een vervanger aan te wijzen telkens wanneer een volwaardig lid of een waarnemer aftreedt of zijn of haar lidmaatschap eindigt, overeenkomstig de van toepassing zijnde benoemingsprocedure uiteengezet in artikel 5.

7.   Voorzitter

7.1.

De voorzitter moet een senior manager van de ECB zijn en wordt benoemd door de Raad van bestuur. De voorzitter heeft het recht een vervanger aan te wijzen om zich in uitzonderlijke omstandigheden te laten vervangen.

7.2.

De voorzitter is verantwoordelijk voor het organiseren van de vergaderingen van de adviesgroep en die vergaderingen voor te zitten. In deze functie beslist hij over de agenda van de vergaderingen, rekening houdend met bijdragen van leden van de adviesgroep, en over de aan de adviesgroep toe te sturen documenten.

7.3.

De voorzitter beslist of een onderwerp tot de bevoegdheid van de adviesgroep behoort (volgens paragraaf 1.2) en informeert de adviesgroep dienovereenkomstig indien beslist wordt dat een aangelegenheid niet tot de bevoegdheid van de adviesgroep behoort.

7.4.

Voorzitters oefenen alle functies uit zoals voorzien in het besluit van de Raad van bestuur, alsook alle andere functies die de adviesgroep nadien aan hun delegeert.

7.5.

De voorzitter benoemt de voorzitters en de reguliere leden van de subgroepen die onder de auspiciën van de adviesgroep worden ingesteld.

7.6.

Uitsluitend de voorzitter vertegenwoordigt de adviesgroep naar buiten. Voorafgaand aan een relevante, door de voorzitter namens de adviesgroep ondernomen vertegenwoordiging naar buiten, wordt de adviesgroep op passende wijze geïnformeerd. Een externe communicatie van de adviesgroep zal ruim van te voren onder de aandacht van de adviesgroep worden gebracht.

8.   Secretariaat

8.1.

De secretaris moet een zeer ervaren personeelslid van de ECB zijn en wordt benoemd door de voorzitter. De voorzitter kan een vervanger aanwijzen die de secretaris in uitzonderlijke omstandigheden vervangt.

8.2.

De ECB stelt operationele en secretariële ondersteuning ter beschikking van de secretaris.

8.3.

De secretaris werkt onder de leiding van de voorzitter. De taak van de secretaris betreft met name:

a)

de voorzitter bijstaan in zijn taken;

b)

het organiseren van vergaderingen en het opstellen van de samenvatting van de vergaderingen;

c)

hulp verlenen bij het opstellen van door de adviesgroep aangenomen documenten;

d)

fungeren als coördinator voor consultaties;

e)

het organiseren van externe communicatie met betrekking tot het werk van de adviesgroep en de overige groepen (zoals de publicatie van documenten van de adviesgroep);

f)

het uitvoeren van alle andere, hem door dit reglement van orde of de adviesgroep of de voorzitter, al naargelang het geval, toegewezen functies.

8.4.

De secretaris is ambtshalve lid van de Benoemingscommissie. Hij kan ook deelnemen aan de substructuren van de adviesgroep.

8.5.

De secretaris is niet gerechtigd deel te nemen aan de besluitvorming van de adviesgroep.

9.   Werkprocedures

9.1.

Als regel komt de adviesgroep éénmaal per kwartaal bijeen. De voorzitter kan extra vergaderingen bijeenroepen, waarvan de data ruim van tevoren aan de adviesgroep zullen worden meegedeeld. Vergaderingen vinden in beginsel plaats in de gebouwen van de ECB.

9.2.

De voertaal is Engels.

9.3.

Voorlopige conclusies betreffende de belangrijkste resultaten van een vergadering van de adviesgroep worden binnen drie werkdagen na de vergadering gepubliceerd op de website van de ECB. Deze voorlopige conclusies worden gepubliceerd onder de verantwoordelijkheid van de voorzitter, en als zodanig gemarkeerd, zonder betrokkenheid van de adviesgroep. Ook verstrekt de secretaris na elke vergadering van de adviesgroep een actielijst met de taken en uiterste termijnen die tijdens die vergadering werden toegewezen. De samenvatting van een vergadering van de adviesgroep wordt opgesteld door de secretaris en binnen zes werkdagen na de vergadering aan de leden van de adviesgroep verspreid. Commentaar op de ontwerpsamenvatting moet binnen drie werkdagen van leden van de adviesgroep worden ontvangen. De definitieve samenvatting wordt onmiddellijk na goedkeuring door de adviesgroep gepubliceerd. Deze vervangt de voorlopige conclusies van de voorzitter, die van de website zullen worden verwijderd, nadat de samenvatting is gepubliceerd. De samenvatting geeft aan welke onderwerpen aan de orde zijn gekomen, alsook de resultaten van de besprekingen.

9.4.

De werkwijze van de adviesgroep is open en transparant.

De agenda van een vergadering en de te bespreken documenten (met inbegrip van input van substructuren van de adviesgroep) zullen ten minste vijf werkdagen voor de vergadering aan de leden worden verspreid en worden gepubliceerd op de website van de ECB. De adviesgroep bepaalt of documenten die minder dan vijf dagen voor een vergadering werden toegezonden in die vergadering zullen worden besproken. Commentaar en andere bescheiden die niet later dan drie werkdagen voor een vergadering door de secretaris worden ontvangen, zullen aan de adviesgroep worden verspreid en, in beginsel, ook worden gepubliceerd op de website van de ECB. Documenten van vertrouwelijke aard (zoals van marktdeelnemers op voorwaarde van vertrouwelijkheid ontvangen documenten of door de voorzitter vertrouwelijk geachte documenten) zullen niet worden gepubliceerd.

9.5.

Besluiten van de adviesgroep zijn hetzij in de vorm van een advies dat rechtstreeks aan de besluitvormende organen van de ECB wordt gestuurd, d.w.z. de Raad van bestuur en de directie, of in de vorm van resoluties betreffende de organisatie van het werk van de adviesgroep of het werk van de subgroepen.

9.6.

Als regel wordt een advies aan de besluitvormingsorganen van de ECB door de leden van de adviesgroep die deelnemen aan de besluitvorming in de adviesgroep, bij consensus aangenomen. Indien geen consensus kan worden bereikt, kan de voorzitter besluiten de mate van steun voor een specifiek advies te beoordelen door alle volwaardige leden van de adviesgroep die deelnemen aan de besluitvorming in de adviesgroep, te vragen of ze het eens of oneens zijn met een voorstel. De mate van steun zal aan de besluitvormende organen van de ECB worden doorgegeven. In het geval dat er meerdere voorstellen voor advies zijn over hetzelfde onderwerp, zullen alleen die voorstellen die door ten minste zeven volwaardige leden van de adviesgroep (of hun plaatsvervangers) worden gesteund, aan de besluitvormende organen van de ECB worden gerapporteerd. Het is volwaardige leden niet toegestaan meer dan één voorstel over hetzelfde onderwerp te steunen. In het geval van kwesties van extreem belang, kunnen zeven volwaardige leden verzoeken dat hun minderheidsstandpunt rechtstreeks wordt doorgegeven aan de besluitvormende organen van de ECB.

9.7.

De adviesgroep kan substructuren opzetten ter ondersteuning van haar werk met betrekking tot: a) de technische implementatie van de gebruikersvereisten, b) harmonisatie voor met T2S samenhangende aangelegenheden, c) met T2S samenhangende juridische kwesties, of d) enigerlei ander gebied waarop de adviesgroep specifieke ondersteuning nodig acht. De mandaten van dergelijke substructuren worden bepaald en vastgesteld door de adviesgroep.

De adviesgroep kan subgroepen instellen die alle groepen van belanghebbenden van de adviesgroep omvatten en die qua aard van langere termijn zijn. Daarnaast kan de adviesgroep ook werkgroepen instellen die niet noodzakelijkerwijs alle belanghebbenden van de adviesgroep omvatten en/of die qua aard van korte termijn zijn. Voorts kan zowel de adviesgroep, als het T2S-projectteam workshops houden om bepaalde thema’s op een ad-hocbasis aan de orde te stellen.

Besluiten van de adviesgroep betreffende de organisatie van het werk van de substructuren zullen bij consensus worden genomen, of bij gewone meerderheid, indien geen consensus wordt bereikt.

9.8.

De adviesgroep moet verzekeren dat een brede kring van marktdeelnemers en autoriteiten de gelegenheid krijgt input te leveren aan de adviesgroep en dat zij worden geïnformeerd over haar beraadslagingen. De secretaris treedt op als coördinator voor dergelijke consultaties en wordt ondersteund door het ECB T2S-team en, waar nodig, door ander ECB-personeel.

Te dien einde zal in ieder land een nationale gebruikersgroep (NGG) worden opgericht als schakel tussen de nationale markt en de adviesgroep. NGG’s kunnen via de secretaris suggesties of voorstellen doen aan de adviesgroep.

De adviesgroep moet passende middelen aanwenden om marktdeelnemers, autorititeiten, alsook alle overige belanghebbenden en belanghebbende partijen te consulteren, bv. via NGG’s, publieke consultaties, rondetafelbesprekingen, specifieke vergaderingen en informatiebijeenkomsten, of de publicatie van feedback statements na consultaties.

In de regel moeten alle consultaties voorzien in een tijdspanne van niet minder dan drie weken voor commentaar, tenzij de voorzitter of de adviesgroep anders beslist.

10.   Rapportagelijnen en relatie met comités van het Europees Systeem van centrale banken (ESCB)

10.1.

De Raad van bestuur kan de adviesgroep algemene richtlijnen geven, hetzij op eigen initiatief of op verzoek.

10.2.

De adviesgroep geeft haar advies rechtstreeks ter overweging aan de besluitvormingsorganen van de ECB.

10.3.

De adviesgroep kan via de respectieve voorzitter rechtstreeks richtlijnen aan een subgroep geven met betrekking tot op grond van het mandaat ter hand te nemen werk, hetzij op eigen initiatief of op verzoek.

10.4.

De adviesgroep kan via haar voorzitter een ESCB-comité of één of meerdere subgroepen daarvan raadplegen betreffende specifieke technische kwesties binnen de bevoegdheid en expertise van dat comité (zoals juridische kwesties in verband met T2S). In beginsel zal voor een dergelijke raadpleging een minimumperiode van drie weken worden gegeven, tenzij speciale omstandigheden een kortere periode vereisen. De voorzitter verzekert tevens dat het werk van de adviesgroep niet overlapt met het mandaat van een ESCB-comité.

CSD-CONTACTGROEP

Mandaat en samenstelling

1.   Reikwijdte van het mandaat

De CSD-contactgroep (CCG) is verantwoordelijk voor de voorbereiding en onderhandeling van de raamovereenkomst tussen enerzijds het Eurosysteem en anderzijds de CSD’s die aan T2S willen deelnemen. De raamovereenkomst is een door de Raad van bestuur aan alle Europese CSD’s voor te stellen document. Het bestrijkt de ontwikkeling en de operationele fases van T2S. Elke CSD ondertekent de overeenkomst.

2.   Samenstelling

De CCG bestaat uit de CSD-projectsponsors en de leden van de T2S-programmaraad en hun vervangers.

De projectsponsors worden benoemd door de raden van bestuur van de CSD’s die op 16 juli 2009 het MoU met het Eurosysteem hebben ondertekend of nadien een unilaterale verklaring hebben afgelegd het te aanvaarden. Elk CSD-lid kan een plaatsvervanger aanwijzen die hem kan vervangen ingeval van belet. De CSD is niet vertegenwoordigd, indien noch de projectsponsor noch de plaatsvervanger beschikbaar is. Indien leden van de T2S-programmaraad en plaatsvervangers niet beschikbaar zijn, kunnen zij niet worden vervangen.

De CCG-voorzitter is de voorzitter van de T2S-programmaraad. In coördinatie met de CSD’s stelt de voorzitter 1. de vergaderingfrequentie, het vergaderformaat en de vergaderagenda vast; 2. nodigt externe deskundigen en/of T2S-teamleden uit voor vergaderingen met een specifiek onderwerp. De rapporteur is een T2S-teamlid van de ECB. Hij/zij 1. coördineert de organisatie van de vergaderingen en de tijdige verzending van de relevante documenten; 2. ondersteunt de voorzitter bij de voorbereiding van de vergaderingen van de groep; 3. stelt een ontwerpverslag op van de vergadering; 4. ondersteunt de voorzitter inzake het relatiebeheer met de betrokken (sub)groepen.

3.   Werkprocedures, interactie en ondersteuning

Werkprocedures

De CCG beoogt haar resoluties bij consensus vast te stellen. Indien gedurende twee achtereenvolgende vergaderingen geen consensus kan worden bereikt, worden de meningsverschillen zorgvuldig gedocumenteerd. In een dergelijk geval is het de verantwoordelijkheid van de T2S-programmaraad om een voorstel te doen aan de Raad van bestuur. CSD’s die het niet eens zijn met het voorstel van de T2S-programmaraad, hebben de mogelijkheid een afwijkende mening tot uitdrukking te brengen.

Interactie tussen de T2S-adviesgroep en de CCG

De CCG-voorzitter brengt de adviesgroep regelmatig op de hoogte van de voortgang in de onderhandelingen aangaande de raamovereenkomst.

Indien relevant zal de CCG (eventueel via de Subgroep projectmanagers (PMSG) en de Werkgroep contractuele kwesties (TCI)) input ontvangen zijdens de bestaande substructuren van de adviesgroep.

CCG ondersteuning

De CCG wordt ondersteund door:

de PMSG, die verantwoordelijk is voor het voorbereiden van het businessstandpunt voor de onderhandelingen (waaronder functionele, technische en planningkwesties);

de TCI die het CCG juridisch ondersteunt en in die hoedanigheid de businessinput van de CCG en de PMSG omzet in passende juridische taal.

De CCG stelt het mandaat van deze twee werkgroepen vast en bakent in brede zin hun agenda af.

NATIONALE GEBRUIKERSGROEP

Mandaat en samenstelling

1.   Inleiding

De nationale gebruikersgroep (NGG) verenigt dienstverleners en gebruikers van effectenafwikkelingsdiensten binnen de nationale markt ter ondersteuning van de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van TARGET2-Securities (T2S). Ze vormt een forum om nationale marktdeelnemers bij de activiteiten van de T2S-adviesgroep te betrekken en vormt de formele link tussen de adviesgroep en de nationale markt. De groep treedt op als klankbord voor het T2S-projectteam, alsook als aanbrenger van input voor de adviesgroep inzake alle door de adviesgroep aan de orde gestelde aangelegenheden. Aldus kan ze de adviesgroep kwesties in overweging geven.

De NGG’s kunnen worden betrokken bij het DGV-wijzigingsbeheerproces en een belangrijke rol spelen bij de beoordeling van dergelijke verzoeken binnen het kader van het functioneren van de nationale markt. De NGG’s dienen het T2S-beginsel te belijden dat T2S geen specifieke nationale kenmerken krijgt en dienen actief harmonisatie te bevorderen.

2.   Mandaat

Luidens hun mandaat dienen NGG’s:

de impact van de T2S-functionaliteit te beoordelen, met name veranderingen in de T2S-gebruikersvereisten, op hun nationale markt; daarbij dient voldoende rekening te worden gehouden met het concept van een „slanke T2S” dat beoogt nationale kenmerken te vermijden en harmonisatie te bevorderen;

de adviesgroep te wijzen op relevante problemen aangaande de nationale markt;

de T2S-bekendheid in alle geledingen van nationale effectengemeenschap te verhogen;

de leden van de adviesgroep die de nationale gemeenschap vertegenwoordigen, te ondersteunen.

3.   Samenstelling

De NGG omvat de voorzitter, de secretaris en leden.

De NGG-voorzitter is bij voorkeur een volwaardig lid of waarnemer van de adviesgroep. Bij uitstek zal een senior ambtenaar van de betrokken nationale centrale bank deze rol vervullen. Indien de betrokken centrale bank de NGG-voorzitter niet levert of aanwijst, nomineert de voorzitter van de adviesgroep de NGG-voorzitter, waarvoor hij consensus zoekt onder de belangrijkste deelnemers in de relevante markt. Indien de voorzitter geen lid van de adviesgroep is, dient een lid van de adviesgroep te coördineren tussen de adviesgroep en de NGG-voorzitter om een nauwe band tussen de adviesgroep en de NGG te verzekeren.

In landen van het eurogebied levert de betrokken nationale centrale bank de NGG-secretaris; in andere landen benoemt de NGG-voorzitter de NGG-secretaris. De secretaris wordt geacht briefings bij te wonen die het T2S-team regelmatig voor NGG-secretarissen organiseert.

De NGG-leden omvatten de betrokken leden en waarnemers van de adviesgroep (of hun voor de NGG-voorzitter aanvaardbare genomineerde senior vertegenwoordiger) en andere personen die gezien hun kennis en standing in brede zin representatief zijn voor alle categorieën gebruikers en dienstverleners in de nationale markt. Centrale effectenbewaarinstellingen, makelaars, banken, investeringsbanken, bewaarnemers, emittenten en/of hun agenten, centrale tegenpartijen, beurzen en multilaterale handelsfaciliteiten, de betrokken nationale centrale bank, regelgevende autoriteiten en de betrokken bankenverenigingen kunnen dus NGG-leden zijn.

4.   Werkprocedures

NGG’s behandelen slechts T2S-relevante kwesties. Zij worden geacht van het T2S-team briefing te vragen met betrekking tot actualiteiten, en tijdig nationale visies te verschaffen inzake door de secretaris van de adviesgroep verlangde of door de NGG opgeworpen kwesties. Het T2S-team informeert de NGG’s regelmatig en organiseert vergaderingen met de NGG-secretarissen om de interactie tussen de NGG en het T2S-team te bevorderen.

De NGG’s zullen trachten hun reguliere vergaderingen af te stemmen op het vergaderschema van de adviesgroep, opdat ze nationale leden van de adviesgroep kunnen adviseren. Dergelijke adviezen binden de leden van de adviesgroep echter niet. NGG’s kunnen via de secretaris van de adviesgroep ook schriftelijk suggesties doen en een lid van de adviesgroep uitnodigen haar visie te presenteren.

De NGG-secretaris beoogt een agenda en relevante documenten ter bespreking op een NGG-vergadering ten minste vijf werkdagen voor de vergadering rond te sturen. Binnen drie weken na elke NGG-vergadering wordt op de T2S-website — en, indien gepast, op de website van de respectieve NCB —, in het Engels en enige andere taal van de Unie een samenvatting van de NGG-vergaderingen gepubliceerd.

De namen van de NGG-leden zullen op de T2S-website bekend worden gemaakt. De NGG’s zullen op de T2S-website tevens een NGG-contact-e-mailadres publiceren, zodat deelnemers op nationale markten weten wie zij voor hun visie moeten aanspreken.


IV Handelingen die vóór 1 december 2009 zijn aangenomen krachtens het EG-Verdrag, het EU-Verdrag en het Euratom-Verdrag

12.5.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 118/81


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 24 maart 2009

inzake steunmaatregel C 47/05 (ex NN 86/05) die Griekenland ten uitvoer heeft gelegd ten behoeve van Hellenic Vehicle Industry SA (ELVO)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 1476)

(Slechts de tekst in de Griekse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2010/273/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),

Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken (1),

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

(1)

De Commissie ontving bij schrijven van 27 mei 2002 een klacht waarin werd beweerd dat de Griekse autoriteiten steun zouden hebben verleend aan ELVO — Hellenic Vehicle Industry SA („ELVO”).

(2)

Na een uitgebreide gedachtewisseling met de Griekse autoriteiten stelde de Commissie Griekenland bij schrijven van 7 december 2005 in kennis van haar besluit tot inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag ten aanzien van de steun.

(3)

Het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2). De Commissie nodigde de belanghebbenden uit hun opmerkingen over de steunmaatregel kenbaar te maken.

(4)

De Commissie ontving geen opmerkingen van belanghebbenden.

(5)

Bij schrijven van 1 maart 2006 maakte Griekenland zijn opmerkingen kenbaar over het besluit tot inleiding van de procedure van de Commissie. Griekenland verstrekte aanvullende inlichtingen bij schrijven van 26 juli 2006, 28 juli 2006, 2 augustus 2006, 22 juni 2007, 2 juli 2007, 31 augustus 2007, 6 september 2007, 18 oktober 2007, 22 februari 2008 en 20 augustus 2008.

(6)

Op 4 mei 2007 vond een bijeenkomst plaats tussen de ambtenaren van de Commissie en de Griekse autoriteiten, in aanwezigheid van de vertegenwoordigers van ELVO.

2.   DE FEITEN

2.1.   De begunstigde onderneming

(7)

ELVO is een producent van militaire voertuigen, civiele voertuigen en reserveonderdelen die is gevestigd in Thessaloniki, Griekenland. ELVO is de belangrijkste leverancier van motorvoertuigen aan de Griekse krijgsmacht.

(8)

Volgens de beschikbare informatie produceert het bedrijf de volgende soorten voertuigen: bussen, trolleybussen, kipwagens, vuilniswagens, tankwagens, brandweerwagens, sneeuwploegen, transportwagens voor vliegtuigen en kranen, tractors, vrachtwagens, aanhangwagens, SUV’s, tanks en gepantserde voertuigen.

(9)

Het bedrijf werd in 1972 opgericht als Steyr Hellas SA, een producent van tractors, trucks, fietsen en motoren. In 1987 kreeg het bedrijf de naam ELVO en werd de Griekse overheid hoofdaandeelhouder.

(10)

Na een openbare aanbesteding verwierf Mytilineos Holdings SA op 29 augustus 2000 43 % van de aandelen van ELVO door middel van een overeenkomst tot verkoop van aandelen (hierna de „gedeeltelijke privatisering” genoemd). Op dit ogenblik is 51 % van ELVO in handen van de Griekse overheid.

(11)

ELVO heeft momenteel ongeveer 672 werknemers (cijfers van 2007). In 2007 bedroeg de omzet 84 miljoen EUR.

2.2.   De steunmaatregelen

2.2.1.   De kwijtschelding van belasting op grond van wet nr. 2771/1999

(12)

Ingevolge artikel 15, lid 3, van de wet nr. 2771/1999 van 16 december 1999 heeft de Griekse staat ELVO al haar schulden — belastingen en fiscale strafheffingen over de jaren 1988 tot 1998 — aan de schatkist kwijtgescholden (hierna „kwijtschelding van belasting A” genoemd). Volgens de Griekse autoriteiten kwam dit neer op de kwijtschelding van een bedrag van 1 193 753 186 GRD (ofwel 3 503 310,89 EUR) (3) dat ELVO aan de schatkist verschuldigd was.

(13)

In hun opmerkingen naar aanleiding van het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag stelden de Griekse autoriteiten de Commissie in kennis van nog twee andere steunmaatregelen voor ELVO.

2.2.2.   De kwijtschelding van belasting volgens wet nr. 1892/90

(14)

Bij een besluit (4) ingevolge artikel 49 van de wet nr. 1892/90 hebben de Griekse autoriteiten ELVO een bedrag van 3 546 407,89 EUR aan belastingen kwijtgescholden (hierna „kwijtschelding van belasting B” genoemd). Dit bedrag stemde overeen met de belastingen die ELVO vanaf 1998 (jaar van de vorige fiscale controle) tot aan de verkoop aan Mytilineos verschuldigd was. De kwijtschelding gebeurde aan de hand van terugbetalingen door de belastingadministratie van belastingen die ELVO eerder betaalde. Het gaat daarbij om de volgende bedragen:

een bedrag van 2 912 380,90 EUR aan btw dat ELVO na de gedeeltelijke privatisering had afgedragen maar dat verschuldigd was voor de periode van 1 januari 2000 tot de gedeeltelijke privatisering op 29 augustus 2000. Dit bedrag werd in twee termijnen door de Griekse autoriteiten terugbetaald, namelijk op 7 november 2002 (900 000 EUR) en op 6 februari 2004 (2 012 318,90 EUR).

634 088,99 EUR, dat wil zeggen het bedrag aan belastingen dat ELVO betaalde over de exploitatiejaren 1998, 1999 en 2000 (tot aan de gedeeltelijke privatisering). Griekenland vermeldde de exacte datum van de terugbetaling niet.

2.2.3.   De leninggarantie

(15)

In 1997 kreeg ELVO van de Duitse bank Bayerische Hypo und Vereinsbank AG een lening van 23 008 134,635 EUR toegekend. Die lening werd gedekt door een garantie van de Griekse staat (hierna de „leninggarantie” genoemd). ELVO stelde geen zakelijke zekerheid voor de garantie maar betaalde de staat een vergoeding van 1 % van het bedrag. De Griekse autoriteiten deelden de Commissie mee dat de lening werd gebruikt om de productie in verband met de aankoopprogramma’s van het ministerie van Defensie te financieren, en meer in het bijzonder de productie van […] (5) voor de Griekse krijgsmacht.

3.   REDENEN VOOR DE INLEIDING VAN DE PROCEDURE VAN ARTIKEL 82, LID 2

(16)

Zoals hierboven werd vermeld, stelde de Commissie Griekenland bij schrijven van 7 december 2005 in kennis van de inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag ten aanzien van de kwijtschelding van belasting A, die zij als staatssteun beschouwde. De Commissie had om de volgende redenen twijfels over de verenigbaarheid van de steunmaatregelen met de gemeenschappelijke markt.

(17)

In de gedachtewisseling voorafgaand aan het besluit tot inleiding van de procedure stelde Griekenland dat de volledige activiteit van ELVO onder artikel 296 van het EG-Verdrag valt aangezien ELVO hoofdzakelijk militaire voertuigen voor de Griekse krijgsmacht produceert. De Commissie stelde echter vast dat ELVO ook civiele voertuigen en voertuigen voor tweeërlei gebruik produceert. Griekenland toonde niet aan dat de kwijtschelding van belastingen enkel voor de militaire productie van ELVO gold en dat zij noodzakelijk was in verband met de wezenlijke belangen van nationale veiligheid.

(18)

Daarom ging de Commissie ervan uit dat slechts een deel van de financiële steun aan ELVO ten goede kwam aan de militaire productie die onder artikel 296 van het EG-Verdrag valt, en dat de steun, verleend aan de productie die daar niet onder valt, moest worden onderzocht via een procedure op basis van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag.

(19)

In dezelfde brief gelastte de Commissie Griekenland om haar overeenkomstig artikel 10, lid 3, van Verordening nr. 659/1999 van de Raad (6) informatie te verstrekken over een aantal punten, waaronder:

inlichtingen over eventuele andere met overheidsmiddelen bekostigde financiële steun aan ELVO;

bewijs dat er een gescheiden boekhouding voor de civiele productie (met inbegrip van voertuigen voor tweeërlei gebruik) en de militaire productie werd gevoerd en dat er enkel ten behoeve van de militaire productie steun was verleend;

gegevens over de uitsplitsing van de omzet tussen productcategorieën (civiel, tweeërlei en militair gebruik).

4.   OPMERKINGEN VAN DE GRIEKSE AUTORITEITEN

(20)

Naar aanleiding van het besluit van de Commissie tot inleiding van de onderzoeksprocedure maakte Griekenland de volgende opmerkingen kenbaar.

4.1.   Andere steunmaatregelen

(21)

Naar aanleiding van de aanmaning van de Commissie stelde Griekenland de Commissie in kennis van de hierboven beschreven kwijtschelding van belasting B en de leninggarantie. Griekenland verklaarde dat ELVO geen andere overheidssteun had ontvangen.

4.2.   Relevantie van artikel 296 van het EG-Verdrag

(22)

Griekenland bevestigde dat ELVO geen gescheiden boekhouding voerde voor het civiele en militaire onderdeel van zijn productie. Griekenland wees er echter op dat ELVO hoofdzakelijk militaire uitrusting produceerde. Zo bestond de verkoop van het bedrijf van 1987 tot 1998 voor 85 % uit „militaire programma’s”. Dat de militaire productie in 1999 slechts 54 % van de verkoop uitmaakte, was een uitzondering wegens de toepassing van een overeenkomst uit 1997 om bussen en trolleybussen aan verschillende overheidsinstanties te leveren (de volgende jaren 2000-2002 was het militaire aandeel in de verkoop inderdaad weer normaal: respectievelijk 64,61 %, 72,59 % en 98,40 %). Behalve in 1999 bestond het overgrote deel van de productie van ELVO bijgevolg uit militair materiaal dat onder toepassing van artikel 296 van het EG-Verdrag valt.

4.3.   Beginsel van de particuliere verkoper

(23)

Voor zover de kwijtscheldingen van belasting A en B niet onder toepassing van artikel 296 Europese Gemeenschap vallen, zouden deze in de context van de gedeeltelijke privatisering van ELVO moeten worden gezien. Deze privatisering kwam tot stand door middel van een openbare aanbesteding waarop acht Griekse en internationale groepen zich inschreven. Vier daarvan dienden een geldige offerte in. De offerte van Mytilineos werd als beste beschouwd.

(24)

Als onderdeel van het privatiseringsproces besloot de Griekse staat dat ELVO moest worden verkocht zonder de fiscale verplichtingen die vóór de verkoop bekend waren. Bovendien zouden alle fiscale verplichtingen die vóór de verkoop waren ontstaan maar nadien verschuldigd waren, ten laste van de Griekse staat komen. Die voorwaarden maakten deel uit van de aanbestedingsvoorwaarden en werden aan alle bieders bekendgemaakt (hun offertes weerspiegelden bijgevolg de verwachting dat die schulden zouden worden kwijtgescholden). Het was de bedoeling om zo de hoogst mogelijke prijs voor de aandelen (na aftrek van de kwijtgescholden belastingen) te waarborgen.

(25)

De Griekse staat voert aan dat het in vergelijkbare transacties een courante handelspraktijk is dat de verkoper de op het ogenblik van de transactie nog uitstaande financiële verplichtingen van de verkochte entiteit op zich neemt. Bovendien voeren de Griekse autoriteiten aan dat de door Mytilineos betaalde prijs (12 179 071 EUR) hun een aanzienlijke nettowinst opleverde, zelfs na aftrek van de kwijtgescholden schulden (5 129 298,12 EUR netto).

(26)

Derhalve beweert Griekenland dat het zich heeft gedragen als een particuliere verkoper die de winst uit de verkoop van zijn activa tracht te maximaliseren, en dat de kwijtscheldingen van belasting A en B bijgevolg geen staatssteun inhielden.

4.4.   Staatssteunregeling N 11/1991

(27)

De Griekse autoriteiten verwezen ook naar staatssteunregeling N 11/91 die bij schrijven van 11 juli 1991 door de Commissie werd goedgekeurd. Die regeling maakte het mogelijk om in verband met de privatisering van 2008 welbepaalde ondernemingen in de openbare sector, waaronder ELVO, staatssteun te verlenen in de vorm van de kwijtschelding van schulden of van schuldkapitalisatie. De regeling vereist echter in twee situaties een voorafgaande aanmelding van dergelijke steun bij de Commissie:

indien de onderneming niet via een openbare aanbestedingsprocedure maar bijvoorbeeld rechtstreeks aan een derde partij wordt verkocht;

indien de onderneming in bepaalde sectoren actief is, waaronder de automobielsector (7).

(28)

De Griekse autoriteiten betogen dat de kwijtschelding van schulden op basis van wet nr. 1892/90 onder die regeling valt. De kwijtschelding behoefde niet op voorhand bij de Commissie te worden aangemeld aangezien de verkoop van 43 % van ELVO via een openbare aanbesteding verliep en aangezien ELVO een producent van militaire uitrusting is en daarom niet tot de categorie van „autoproducenten” behoort in de zin van de staatssteunregels.

5.   BEOORDELING

5.1.   Artikel 296 van het EG-Verdrag

(29)

Vooraleer de steunmaatregelen te beoordelen in het licht van de staatssteunregels dient nader te worden ingegaan op de bewering van Griekenland inzake de implicaties van artikel 296 van het EG-Verdrag.

(30)

Krachtens artikel 296, lid 1, onder b), van het EG-Verdrag beletten de bepalingen van het Verdrag niet dat „elke lidstaat de maatregelen kan nemen die hij noodzakelijk acht voor de bescherming van de wezenlijke belangen van zijn veiligheid en die betrekking hebben op de productie van of de handel in wapenen, munitie en oorlogsmateriaal; die maatregelen mogen de mededingingsverhoudingen op de gemeenschappelijke markt niet wijzigen voor producten die niet bestemd zijn voor specifiek militaire doeleinden.” Die bepaling is van toepassing op een lijst van producten die door de Raad in 1958 werd vastgesteld (zie artikel 296, lid 2, EG-Verdrag) en die onder andere (punt 6 van de lijst) „speciaal voor militair gebruik ontworpen tanks en voertuigen:... b) gewapende of gepantserde militaire voertuigen, met inbegrip van amfibievoertuigen; c) gepantserde treinen …” omvat.

(31)

Voor wat deze zaak betreft houdt dit in dat de bepalingen inzake staatssteun van het EG-Verdrag niet van toepassing zijn op steunmaatregelen voor producten die in de lijst van 1958 voorkomen, op voorwaarde dat die maatregelen noodzakelijk worden geacht voor de bescherming van de wezenlijke belangen van de veiligheid van de lidstaat.

(32)

De rechtspraak vereist dat een lidstaat die zich op artikel 296 van het EG-Verdrag wil beroepen, het bewijs moet leveren dat de vrijstellingen de grenzen van zulke uitzonderlijke gevallen niet overschrijden. (8).

(33)

Griekenland heeft eerst aangevoerd dat de volledige of althans een zeer aanzienlijk deel van de productie van ELVO uit militair materiaal bestaat dat onder toepassing van artikel 296, lid 1, onder b), Europese Gemeenschap valt, zodat de staatssteunregels van het Verdrag niet kunnen worden gebruikt om het verlenen van staatssteun aan ELVO te verhinderen.

(34)

Dit standpunt kan niet aanvaard worden. Uit de informatie blijkt duidelijk dat ELVO niet alleen producten vervaardigt die onder artikel 296 Europese Gemeenschap vallen, maar ook producten die voor tweeërlei gebruik of voor louter civiel gebruik bestemd zijn (zie overwegingen 8 en 17 hierboven). Alleen al om die reden kan de Commissie de algemene bewering niet aanvaarden dat alle activiteiten van ELVO onder artikel 296, lid 1, onder b), van het EG-Verdrag vallen. De toepassing van die uitzondering moet voor elke steunmaatregel afzonderlijk worden beoordeeld op basis van het doel en de reikwijdte ervan.

(35)

In het geval van de kwijtscheldingen van belasting A en B kan de Commissie niet instemmen met de bewering dat deze onder artikel 296 Europese Gemeenschap vallen. Zonder een gescheiden boekhouding voor de civiele en militaire productie kan immers onmogelijk worden nagegaan of alleen de militaire productie van de maatregelen profiteerde.

(36)

Het geval van de leninggarantie is anders. Griekenland heeft de nodige informatie verstrekt waaruit blijkt dat de garantie een lening dekte die door ELVO werd aangegaan om enkele bestellingen van voertuigen voor de Griekse krijgsmacht uit te voeren. De eerste bestelling betrof […], die duidelijk onder de lijst van militair materiaal van artikel 296 Europese Gemeenschap vallen. De tweede bestelling betrof […], die op het eerste gezicht als producten voor tweeërlei gebruik kunnen worden beschouwd en bijgevolg enkel onder toepassing van artikel 296 Europese Gemeenschap vallen als ze specifiek voor militair gebruik bestemd zijn. Op dit punt heeft Griekenland formeel verklaard dat […] werden geproduceerd overeenkomstig de specificaties van de Griekse krijgsmacht […]. De Commissie erkent dat […], omwille van hun kenmerken, behoren tot de lijst van producten waarnaar in bovenstaande alinea 30, in het bijzonder in punt 6, onder b), wordt verwezen. Daarnaast heeft Griekenland de Commissie ervan verzekerd dat alle […] werden geleverd aan […] om uitsluitend voor militaire doeleinden te worden gebruikt, zoals wordt bevestigd door een brief van het ministerie van Defensie. Griekenland verklaarde ook dat […] bedoeld zijn voor en dienen ter ondersteuning van militaire operaties, en daarvoor geschikt zijn bevonden […]. De Commissie gaat ermee akkoord dat de voertuigen noodzakelijk zijn voor de bescherming van de wezenlijke belangen van de veiligheid van Griekenland.

(37)

De Commissie aanvaardt het argument dat de bestelling waarvoor de leninggarantie werd verstrekt, betrekking had op oorlogsmateriaal zoals bedoeld in artikel 296, lid 1, onder b), van het EG-Verdrag en dat de garantie noodzakelijk was voor de levering van dat materiaal aan de Griekse krijgsmacht. De Commissie is het er dus over eens dat de leninggarantie niet onder de staatssteunregels van het EG-Verdrag valt op grond van de uitzondering van artikel 296, lid 1, onder b), van het EG-Verdrag.

(38)

De volgende toetsing aan de staatssteunregels is derhalve enkel van toepassing op de kwijtscheldingen van belasting A en B.

5.2.   Aanwezigheid van staatssteun

5.2.1.   Begrippen staatsmiddelen, selectiviteit, beïnvloeding van het handelsverkeer en verstoring van de mededinging

(39)

Luidens artikel 87, lid 1 van het EG-Verdrag zijn „… behoudens de afwijkingen waarin dit Verdrag voorziet, steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt”, tenzij die steun kan worden gerechtvaardigd op grond van artikel 87, lid 2 of 3, van het EG-Verdrag. Het begrip staatssteun dekt niet enkel een rechtstreekse overdracht van staatsmiddelen, bijvoorbeeld in de vorm van subsidies, maar ook gevallen waarin de staat vorderingen ten aanzien van een begunstigde kwijtscheldt en bijgevolg afstand doet van inkomsten.

(40)

De Commissie is van mening dat de kwijtscheldingen van belasting A en B staatssteun vormen omdat de desbetreffende belastingen als staatsmiddelen moeten worden beschouwd. Bovendien wordt op die manier uitdrukkelijk een selectief voordeel aan ELVO toegekend, die deze schulden anders had moeten betalen. De kwijtscheldingen kunnen ook duidelijk aan de staat worden toegeschreven aangezien handelingen van de staat eraan ten grondslag lagen (d.w.z. een wet in geval van kwijtschelding A en een besluit tot terugbetaling van de belastingadministratie in geval van kwijtschelding B). Aangezien er sprake is van mededinging en handelsverkeer tussen de lidstaten in de automobielindustrie zal een financieel voordeel voor ELVO ten opzichte van haar concurrenten de mededinging vervalsen of dreigen te vervalsen en het handelsverkeer nadelig beïnvloeden.

5.2.2.   Het criterium van voordeel: Griekenland beweert zich als particuliere verkoper te hebben gedragen

(41)

Griekenland voerde echter aan dat de kwijtscheldingen van belasting A en B geen staatssteun vormen aangezien deze ELVO geen voordeel opleveren dat niet onder normale marktomstandigheden verkregen had kunnen worden. Zoals blijkt uit overwegingen 23 tot 26 van deze beschikking stelt Griekenland immers dat het zich heeft gedragen zoals elke particuliere verkoper in vergelijkbare omstandigheden zou hebben gedaan.

(42)

Deze bewering kan niet aanvaard worden.

(43)

De Commissie merkt in de eerste plaats op dat Griekenland wel beweert zich te hebben gedragen zoals een particuliere verkoper in vergelijkbare omstandigheden zou hebben gedaan, maar dat het om de steunmaatregelen aan ELVO toe te kennen toch bevoegdheden heeft gebruikt die enkel de staat toebehoren: een specifieke wet in geval van kwijtschelding A en een besluit van de belastingadministratie in geval van kwijtschelding B. Van dergelijke bevoegdheden zou een particuliere verkoper nooit gebruik kunnen maken. Het is bijgevolg per definitie uitgesloten dat de Griekse staat zich heeft gedragen als een particuliere verkoper in normale omstandigheden zou doen (9).

(44)

Bovendien merkt de Commissie als bijkomend argument het volgende op: Griekenland beweert dat het door de schuldvorderingen kwijt te schelden een hogere nettoprijs (d.w.z. verkoopprijs van de aandelen minus de gederfde belastinginkomsten) voor de aandelen van ELVO kreeg dan wanneer het de aandelen verkocht zou hebben zonder de schuldvorderingen kwijt te schelden. Die bewering wordt echter niet door bewijzen gestaafd (zoals bijvoorbeeld een vergelijking tussen de werkelijke verkoopprijs en de geschatte aandeelprijs in het alternatieve scenario). Zonder de minste indicatie in dat opzicht kan de Griekse suggestie dat de kwijtscheldingen van belasting vanuit zakelijk oogpunt zinvol waren, onmogelijk worden aanvaard.

(45)

De Commissie verwerpt daarom de bewering van Griekenland dat het zich gedragen heeft als een verkoper die tegen marktvoorwaarden handelt, en oordeelt dat de kwijtscheldingen van belasting A en B ELVO een voordeel verschaften dat zij onder normale marktvoorwaarden niet zou hebben gehad.

5.2.3.   Conclusie betreffende de aanwezigheid van staatssteun

(46)

De Commissie is van mening dat de kwijtscheldingen van belasting A en B steunmaatregelen vormen in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

5.3.   Verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt

5.3.1.   Vermeende verenigbaarheid onder staatssteunregeling N 11/91

(47)

In de loop van het onderzoek voerde Griekenland aan dat indien kwijtscheldingen A en B als staatssteun zouden worden beoordeeld, ze in elk geval onder de bovengenoemde regeling zouden vallen die in het kader van zaak N 11/91 door de Commissie was goedgekeurd, en derhalve verenigbaar zouden zijn met de gemeenschappelijke markt. De Commissie kan de argumenten van Griekenland in bovenstaande overwegingen 27 en 28 echter niet aanvaarden.

(48)

Om te beginnen merkt de Commissie op dat wet nr. 1892/90, waarop de beschikking in zaak N 11/91 van de Commissie betrekking heeft, enkel van toepassing is in geval van de verkoop of enige andere vorm van overdracht van een onderneming of van alle activa van een onderneming of van een meerderheid van de aandelen van een onderneming (artikel 49 van wet nr. 1892/90). In dit geval werd echter slechts 43 % van de aandelen in ELVO aan een private partij verkocht, terwijl de Griekse overheid 51 % behield. Alleen al op deze grond betwijfelt de Commissie of de gedeeltelijke privatisering van ELVO onder deze regeling valt.

(49)

Zelfs al wordt aangenomen dat de overeenkomst tot verkoop van aandelen onder regeling N 11/91 valt, dan nog is in dit geval niet aan de voorwaarden van die regeling voldaan.

(50)

Zelfs al wordt immers aangenomen dat de productie van militaire voertuigen in het kader van de regeling niet onder de definitie van de automobielsector valt, dan nog staat vast dat ELVO, zoals hierboven aangetoond, naast haar specifiek militaire productie ook uiteenlopende voertuigen voor tweeërlei en civiel gebruik produceert. De civiele productie op zich volstaat om ELVO in het kader van de regeling als automobielproducent te beschouwen.

(51)

In geval van de privatisering van een automobielfabrikant, zoals ELVO, was in het kader van de regeling een voorafgaande aanmelding bij de Commissie een wezenlijke vereiste voor verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt (10). Griekenland meldde de gedeeltelijke privatisering van ELVO niet aan. Bijgevolg kunnen de kwijtscheldingen van belasting A en B in het kader van de regeling niet als verenigbaar worden beschouwd met de gemeenschappelijke markt.

5.3.2.   Andere gronden voor verenigbaarheid

(52)

Griekenland voerde geen andere gronden voor verenigbaarheid aan en de Commissie vindt dat de steunmaatregel op geen enkele andere rechtsgrond verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt.

(53)

De Commissie oordeelt derhalve dat de aan ELVO verleende staatssteun onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt.

5.4.   Bepaling van het steunbedrag

(54)

De onverenigbare staatssteun zal van ELVO worden teruggevorderd. Zoals de Commissie echter al in het besluit tot inleiding van de procedure erkende, valt de productie van militair materiaal van ELVO onder artikel 296, lid 1, onder b), van het Verdrag. Voor zover de steun dat deel van de productie ten goede kwam, moet deze niet als staatssteun worden beschouwd. De steunmaatregel was immers noodzakelijk voor de bescherming van de wezenlijke Griekse belangen van nationale veiligheid. Vervolgens rijst de vraag hoe de steun tussen de twee soorten producten moet worden uitgesplitst.

(55)

De staatssteun waarop deze beschikking betrekking heeft werd niet aan een bepaalde activiteit toegekend aangezien ze niet bestemd was om een bepaald project te financieren. De Commissie moet daarom bepalen in hoeverre de steun de militaire activiteiten dan wel de civiele activiteiten ten goede kwam. Deze berekening wordt bemoeilijkt doordat ELVO geen gescheiden boekhouding voerde voor de civiele en militaire activiteiten. In dergelijke omstandigheden baseert de Commissie haar toetsing op de relatieve omvang van de twee activiteiten. Daartoe moet ze het relatieve gewicht van elke activiteit beoordelen. De Commissie merkt op dat staatssteun die aan ELVO werd verleend en die niet bestemd was om een bepaalde activiteit te financieren tegelijkertijd schulden uit het verleden dekte en ELVO een voordeel bezorgde met het oog op de financiering van toekomstige activiteiten. Om te bepalen in hoeverre de staatssteun de civiele en militaire activiteiten ten goede kwam, mag de toetsing volgens de Commissie derhalve niet worden beperkt tot een verdeling tussen de civiele en militaire productie (d.w.z. het relatieve gewicht van elke activiteit) in het jaar dat de steun werd verleend, maar moet de gemiddelde verdeling tussen beide activiteiten over een voldoende lange periode worden berekend. Bovendien verschilt het relatieve gewicht van beide activiteiten sterk van jaar tot jaar zodat een gemiddelde over verschillende jaren zeker gerechtvaardigd is. Een bepaald jaar zou immers wellicht niet representatief zijn voor de gemiddelde verdeling tussen beide activiteiten over een langere periode.

(56)

Bij gebrek aan een gescheiden boekhouding voor de civiele en militaire productie zal die verdeling noodzakelijkerwijs op een benadering moeten worden gebaseerd. De Commissie is van mening dat de verdeling tussen de verkoop van ELVO aan militaire programma’s en aan civiele klanten, zoals meegedeeld door Griekenland, een aanvaardbare benadering is van het aandeel civiel en militair materiaal in de productie van ELVO. De opbrengst uit de kwijtscheldingen van belasting A en B moet dan ook dienovereenkomstig worden uitgesplitst. (11)

(57)

Griekenland heeft de nodige inlichtingen verstrekt over de verkopen van ELVO aan respectievelijk militaire programma’s en civiele klanten. Berekend voor de periode van 1987 tot en met 2000, d.w.z. de periode waarvoor de kwijtscheldingen werden verleend, bedraagt het gewogen gemiddelde aandeel van de verkopen aan militaire programma’s 79,9 %. Het aandeel van de civiele productie bedraagt bijgevolg 20,1 %.

(58)

Wanneer die verhouding op de kwijtscheldingen van belasting wordt toegepast, blijkt dat de onverenigbare steun die van ELVO moet worden teruggevorderd (alle bedragen werden bij de berekening afgerond tot op het dichtstbijzijnde gehele getal) 1 193 753 186 GRD x 0,0201 = 239 944 390 GRD voor kwijtschelding A en 3 546 407,89 EUR ×0,201 = 712 827,99 EUR voor kwijtschelding B bedraagt.

(59)

Indien de Commissie echter aanvaardt dat 79,9 % van de ontvangen staatsmiddelen voor de militaire activiteiten van ELVO bestemd waren, moet ze ook vaststellen dat 79,9 % van de door het bedrijf uitgegeven middelen door het militaire deel van zijn activiteiten wordt gegenereerd. Aangezien de activiteiten van ELVO grotendeels militair zijn en de onderneming geen gescheiden boekhouding voor civiele activiteiten voert, bestaat er een risico dat de door de civiele activiteiten terugbetaalde steun hoofdzakelijk zal worden opgebracht met middelen die anders de militaire activiteiten zouden hebben gefinancierd. Om de concurrentiepositie te herstellen die zonder staatssteun zou hebben bestaan en om te voorkomen dat er bijkomende steun aan civiele activiteiten wordt verleend, moet Griekenland bijgevolg garanderen dat de steun uitsluitend uit de opbrengst van de civiele activiteiten van ELVO zal worden teruggevorderd. (12)

(60)

Deze beschikking laat het standpunt dat de Commissie mogelijk zal innemen ten aanzien van de verenigbaarheid van de betrokken maatregelen met de internemarktregels, in het bijzonder inzake overheidsopdrachten en -concessies, onverlet,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De staatssteun ten belope van 239 944 390 GRD en 712 827,99 EUR die op onwettige wijze en in strijd met artikel 88, lid 3, van het Verdrag ten gunste van ELVO werd verleend, is onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

Artikel 2

1.   Griekenland vordert de in artikel 1 bedoelde steun van de begunstigde terug. De steun zal uitsluitend uit de opbrengst van de civiele activiteiten van ELVO worden teruggevorderd.

2.   De terug te vorderen steun omvat de rente vanaf de datum waarop de steun ter beschikking van de begunstigde is gesteld tot de datum van de daadwerkelijke terugbetaling ervan.

3.   Deze rente moet op samengestelde grondslag worden berekend overeenkomstig hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 794/2004. (13)

Artikel 3

1.   De in artikel 1 bedoelde steun wordt onmiddellijk en daadwerkelijk teruggevorderd.

2.   Griekenland zorgt ervoor dat deze beschikking ten uitvoer wordt gelegd binnen vier maanden, te rekenen vanaf de datum van kennisgeving ervan.

Artikel 4

1.   Binnen twee maanden na de kennisgeving van deze beschikking verstrekt Griekenland de volgende informatie aan de Commissie:

a)

het totale bedrag (hoofdsom en rente) dat van de begunstigde moet worden teruggevorderd (in dit opzicht moet Griekenland in het bijzonder de exacte datum vermelden van de terugbetaling van 634 088,99 EUR onder kwijtschelding van belasting B (zie overweging 14, tweede punt));

b)

een gedetailleerde beschrijving van de reeds genomen en de voorgenomen maatregelen om aan deze beschikking te voldoen;

c)

documenten waaruit blijkt dat de begunstigde gelast werd tot terugbetaling van de steun.

2.   Griekenland stelt de Commissie in kennis van de ontwikkelingen met betrekking tot de nationale maatregelen die het heeft genomen om aan deze beschikking te voldoen, totdat de steun zoals bedoeld in artikel 1 volledig is terugbetaald. Op eenvoudig van de Commissie verstrekt het onverwijld alle inlichtingen over de maatregelen die reeds zijn genomen of die zullen worden genomen om aan deze beschikking te voldoen. Het verstrekt ook gedetailleerde gegevens over de steunbedragen en de bij terugvordering toepasselijke rente die reeds door de begunstigde zijn terugbetaald.

Artikel 5

Deze beschikking is gericht tot de Helleense Republiek.

Gedaan te Brussel, 24 maart 2009.

Voor de Commissie

Neelie KROES

Lid van de Commissie


(1)  PB C 34 van 10.2.2006, blz. 24.

(2)  Cf. voetnoot 1.

(3)  Bedrag in EUR zoals verstrekt door de Griekse autoriteiten.

(4)  4 Dit besluit werd pas ten uitvoer gelegd in het kader van de overeenkomst tot verkoop van aandelen van 29 augustus 2000 tussen de Griekse staat en Mytilineos.

(5)  Informatie die onder de geheimhoudingsplicht valt.

(6)  Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1).

(7)  In het Frans „automobiles”.

(8)  Zie in dit verband het arrest van het Europese Hof van Justitie van 8 april 2008 in zaak C-337/05, Commissie t. Italië (nog niet gepubliceerd), punten 42-49.

(9)  Zie het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 17 december 2008 in zaak T-196/04 Ryanair (nog niet gepubliceerd), punten 84, 85 en 90.

(10)  Uit de uitvoerige rechtspraak ter zake valt op te maken dat wanneer een goedgekeurde steunregeling vereist dat bepaalde vormen van steun (bijvoorbeeld aan ondernemingen in een bepaalde sector) worden aangemeld, die steunmaatregelen niet onder de goedgekeurde regeling vallen, maar afzonderlijk moeten worden aangemeld. De aanmelding is bijgevolg een wezenlijke vereiste en niet louter een kwestie van informatieverstrekking. Cf. Gevoegde zaken T-447/93, T-448/93 en T-449/93, AIETEC et al., Jurispr. 1995, blz. II-1971, punten 129 en 135; zaak C-169/95, Commissie t. Spanje, Jurispr. 1997, blz. I-135, punten 28-29; gevoegde zaken T-132/96 en T-143/96, Freistaat Sachsen Jurispr. 1999, blz. II-3663, punt 203; gevoegde zaken C-57/00 P en C-61/00 P, Freistaat Sachsen, Jurispr. 2003, blz. I-9975, punt 114 en volgende.

(11)  Voor een gelijkaardige benadering zie de beschikking van de Commissie van 2 juli 2008 in zaak C-16/04 betreffende steunmaatregelen die Griekenland ten uitvoer heeft gelegd ten gunste van Hellenic Shipyards (nog niet gepubliceerd in het Publicatieblad maar wel al beschikbaar op http://ec.europa.eu/competition/state_aid/register/).

(12)  Zie de beschikking in zaak C-16/04 waarnaar wordt verwezen in voetnoot 10, in het bijzonder overweging 340 e.v.

(13)  Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (PB L 140 van 30.4.2004, blz. 1).


Informatie over de ontvangen, terug te vorderen en reeds teruggevorderde steunbedragen

Identiteit van de begunstigde

Totaal onder deze regeling ontvangen steunbedrag (1)

Totaal terug te vorderen steunbedrag (1)

(Hoofdsom)

Totaal reeds terugbetaald bedrag (1)

Hoofdsom

Rente

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


(1)  Miljoen in nationale valuta.


Top