This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document L:2009:132:FULL
Official Journal of the European Union, L 132, 29 May 2009
Publicatieblad van de Europese Unie, L 132, 29 mei 2009
Publicatieblad van de Europese Unie, L 132, 29 mei 2009
ISSN 1725-2598 doi:10.3000/17252598.L_2009.132.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 132 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
52e jaargang |
Inhoud |
|
I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is |
Bladzijde |
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
|
||
|
* |
||
|
* |
||
|
|
|
|
II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is |
|
|
|
BESLUITEN/BESCHIKKINGEN |
|
|
|
Europees Parlement en Raad |
|
|
|
2009/407/EG |
|
|
* |
||
|
|
2009/408/EG |
|
|
* |
||
|
|
Raad |
|
|
|
2009/409/EG |
|
|
* |
||
|
|
2009/410/Euratom |
|
|
* |
||
|
|
Commissie |
|
|
|
2009/411/EG |
|
|
* |
Beschikking van de Commissie van 25 mei 2009 tot wijziging van Beschikking 2004/452/EG tot vaststelling van een lijst van organen waarvan de onderzoekers voor wetenschappelijke doeleinden toegang hebben tot vertrouwelijke gegevens (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 3934) ( 1 ) |
|
|
III Besluiten op grond van het EU-Verdrag |
|
|
|
BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG |
|
|
|
2009/412/GBVB |
|
|
* |
||
|
|
2009/413/GBVB |
|
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is
VERORDENINGEN
29.5.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 132/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 445/2009 VAN DE COMMISSIE
van 28 mei 2009
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 29 mei 2009.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 28 mei 2009.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
IL |
78,8 |
MA |
72,7 |
|
MK |
47,9 |
|
TN |
105,3 |
|
TR |
56,5 |
|
ZZ |
72,2 |
|
0707 00 05 |
JO |
151,2 |
MK |
32,6 |
|
TR |
115,1 |
|
ZZ |
99,6 |
|
0709 90 70 |
JO |
216,7 |
TR |
117,7 |
|
ZZ |
167,2 |
|
0805 10 20 |
EG |
43,8 |
IL |
55,6 |
|
MA |
42,9 |
|
TN |
108,2 |
|
TR |
67,5 |
|
US |
43,9 |
|
ZA |
63,5 |
|
ZZ |
60,8 |
|
0805 50 10 |
AR |
59,5 |
TR |
52,1 |
|
ZA |
57,6 |
|
ZZ |
56,4 |
|
0808 10 80 |
AR |
68,0 |
BR |
80,4 |
|
CL |
79,8 |
|
CN |
73,6 |
|
NZ |
104,4 |
|
US |
102,8 |
|
UY |
71,7 |
|
ZA |
84,6 |
|
ZZ |
83,2 |
|
0809 20 95 |
US |
272,9 |
ZZ |
272,9 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
29.5.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 132/3 |
VERORDENING (EG) Nr. 446/2009 VAN DE COMMISSIE
van 14 mei 2009
tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de statistiek- en tariefnomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name op artikel 9, lid 1, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, moeten bepalingen worden vastgesteld voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen. |
(2) |
Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen op de gecombineerde nomenclatuur is gebaseerd en die bij specifieke Gemeenschapswetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tariefmaatregelen en andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer. |
(3) |
Volgens deze algemene regels moeten de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen. |
(4) |
Er moet worden bepaald dat de houder van een door de douane van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting inzake de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur die in strijd is met deze verordening, deze inlichting nog drie maanden mag blijven gebruiken op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (2). |
(5) |
Het Comité Douanewetboek heeft geen advies uitgebracht binnen de door de voorzitter gestelde termijn, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De goederen die zijn omschreven in kolom 1 van de tabel in de bijlage worden onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld.
Artikel 2
Op een door de douane van een lidstaat verstrekte bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met de bepalingen van deze verordening, kan nog gedurende drie maanden een beroep worden gedaan overeenkomstig artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 mei 2009.
Voor de Commissie
László KOVÁCS
Lid van de Commissie
(1) PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.
(2) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.
BIJLAGE
Omschrijving |
Indeling (GN-code) |
Motivering |
(1) |
(2) |
(3) |
Gedopte grondnoten waarvan het vlies is verwijderd (geblancheerde pinda’s). De gedopte grondnoten worden geblancheerd in een gasoven met vier hittezones waar ze met hete waterdamp van 88-93 °C worden besproeid voordat ze twee koelzones passeren. Door de geleidelijke stijging van de temperatuur zetten de grondnoten uit waardoor de rode schil loslaat. Deze schil wordt vervolgens mechanisch verwijderd. De grondnoten, die geen behandeling hebben ondergaan die verder reikt dan het verwijderen van de schilletjes, worden in bulk of in zakken van ongeveer 1 000 kg aangeboden. |
1202 20 00 |
De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 1202 en 1202 20 00. Het blancheren van de grondnoten moet als een warmtebehandeling worden aangemerkt die voornamelijk dient om de rode schil te verwijderen en daardoor het gebruik te vergemakkelijken. Deze behandeling wijzigt het natuurlijke karakter van de grondnoten niet en maakt ze niet meer geschikt voor een bijzondere toepassing dan voor hun gebruik in het algemeen (zie ook de toelichting op hoofdstuk 12 van het geharmoniseerd systeem, algemeen, tweede alinea). Het product moet daarom worden ingedeeld onder post 1202. |
29.5.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 132/5 |
VERORDENING (EG) Nr. 447/2009 VAN DE COMMISSIE
van 27 mei 2009
tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de statistiek- en tariefnomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name op artikel 9, lid 1, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, moeten bepalingen worden vastgesteld voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen. |
(2) |
Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen op de gecombineerde nomenclatuur is gebaseerd en die bij specifieke Gemeenschapswetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tariefmaatregelen en andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer. |
(3) |
Volgens deze algemene regels moeten de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen. |
(4) |
In deze verordening dient een bepaling te worden opgenomen dat de verkrijger van een door de douane van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting inzake de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur die in strijd is met deze verordening, deze inlichting voor een periode van drie maanden mag blijven gebruiken uit hoofde van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (2). |
(5) |
De bepalingen van deze verordening zijn in overeenstemming met het advies van het Comité Douanewetboek, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De goederen die zijn omschreven in kolom 1 van de tabel in de bijlage worden onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld.
Artikel 2
Op de door de douaneautoriteiten van de lidstaten verstrekte bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de onderhavige verordening, kan gedurende drie maanden, overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92, een beroep worden gedaan.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 27 mei 2009.
Voor de Commissie
László KOVÁCS
Lid van de Commissie
(1) PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.
(2) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.
BIJLAGE
Omschrijving |
Indeling (GN-code) |
Motivering |
||||||||||||
(1) |
(2) |
(3) |
||||||||||||
Invertsuikerstroop bestaande uit (in gewichtspercenten):
Het product wordt onder andere als bevochtigingsmiddel in de tabaksindustrie gebruikt en wordt in bulk aangeboden. |
1702 90 95 |
De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 1702, 1702 90 en 1702 90 95. De toevoeging van propyleenglycol in de gegeven hoeveelheid verandert de aard van het product niet zodanig dat het moet worden aangemerkt als een chemisch product van post 3824. Het product heeft het karakter van een suikerstroop van post 1702. |
29.5.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 132/7 |
VERORDENING (EG) Nr. 448/2009 VAN DE COMMISSIE
van 28 mei 2009
houdende vaststelling van een aanvaardingspercentage voor de afgifte van uitvoercertificaten, afwijzing van uitvoercertificaataanvragen en houdende schorsing van de mogelijkheid tot het indienen van uitvoercertificaataanvragen voor buiten het quotum geproduceerde suiker
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006, wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name op artikel 7 sexies juncto artikel 9, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op grond van artikel 61, eerste alinea, onder d), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 mag suiker die in een verkoopseizoen boven het in artikel 56 van die verordening bedoelde quotum wordt geproduceerd, slechts worden uitgevoerd binnen de door de Commissie vast te stellen kwantitatieve grens. |
(2) |
Bij Verordening (EG) nr. 274/2009 van de Commissie van 2 april 2009 tot vaststelling van de kwantitatieve grens voor de uitvoer van buiten het quotum geproduceerde suiker en isoglucose tot het einde van het verkoopseizoen 2009/2010 (3) is die kwantitatieve grens vastgesteld. Deze verordening is slechts van toepassing vanaf 1 oktober 2009 en dus is de kwantitatieve grens voor de uitvoer van buiten het quotum geproduceerde suiker en isoglucose tot het einde van het verkoopseizoen 2009/2010 slechts van toepassing vanaf die datum. |
(3) |
Voor het verkoopseizoen 2009/2010 moet derhalve een aanvaardingspercentage worden vastgesteld op nul voor de hoeveelheden die zijn aangevraagd van 18 mei tot en met 22 mei 2009 en moet de indiening van uitvoercertificaataanvragen voor suiker worden geschorst. Voor het verkoopseizoen 2009/2010 moeten alle uitvoercertificaataanvragen voor suiker die zijn ingediend op 25, 26, 27, 28 en 29 mei 2009 dienovereenkomstig worden afgewezen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Voor het verkoopseizoen 2009/2010 worden de uitvoercertificaten voor buiten het quotum geproduceerde suiker waarvoor aanvragen zijn ingediend in de periode van 18 mei 2009 tot en met 22 mei 2009, afgegeven voor de aangevraagde hoeveelheden waarop een aanvaardingspercentage van 0 % is toegepast.
2. Voor het verkoopseizoen 2009/2010 worden de aanvragen voor uitvoercertificaten voor buiten het quotum geproduceerde suiker die op 25, 26, 27, 28 en 29 mei 2009 zijn ingediend, afgewezen.
3. Voor het verkoopseizoen 2009/2010 wordt het indienen van aanvragen voor uitvoercertificaten voor buiten het quotum geproduceerde suiker geschorst voor de periode van 1 juni tot en met 30 september 2009.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 28 mei 2009.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.
(3) PB L 91 van 3.4.2009, blz. 16.
II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is
BESLUITEN/BESCHIKKINGEN
Europees Parlement en Raad
29.5.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 132/8 |
BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 6 mei 2009
tot wijziging van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer ten aanzien van het meerjarig financieel kader (2007-2013)
(2009/407/EG)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (1), en met name op punt 21, de eerste en tweede alinea van punt 22, en punt 23 daarvan,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op de trialoogbijeenkomst van 2 april 2009 hebben het Europees Parlement, de Raad en de Commissie overeenstemming bereikt over de financiering, in het kader van het Europees economisch herstelplan voor de modernisering van infrastructuur en energiesolidariteit, van projecten op het gebied van energie en breedbandinternet, alsook voor de intensivering van de maatregelen die betrekking hebben op de „nieuwe uitdagingen” die in het kader van de evaluatie van de tussentijdse hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid van 2003 (de zogeheten „check-up”) zijn vastgesteld. Voor de financiering is als eerste stap een herziening vereist van het meerjarig financieel kader 2007-2013 overeenkomstig de punten 21, 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord, om voor het jaar 2009 het maximum voor vastleggingskredieten onder subrubriek 1a te verhogen met een bedrag van 2 000 000 000 EUR in huidige prijzen. |
(2) |
De stijging van het maximum voor subrubriek 1a wordt volledig gecompenseerd door het maximum voor vastleggingskredieten onder rubriek 2 voor 2009 met 2 000 000 000 EUR te verlagen. |
(3) |
Om een goede verhouding tussen vastleggingen en betalingen te handhaven, worden de jaarlijkse maxima voor betalingskredieten aangepast. De aanpassing zal neutraal zijn. |
(4) |
Bijlage I bij het Interinstitutioneel Akkoord betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer moet dan ook als volgt worden gewijzigd (2), |
BESLUITEN:
Enig artikel
Bijlage I bij het Interinstitutioneel Akkoord betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer wordt vervangen door de bijlage bij onderhavig besluit.
Gedaan te Straatsburg, 6 mei 2009.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
H.-G. PÖTTERING
Voor de Raad
De voorzitter
J. KOHOUT
(1) PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.
(2) Te dien einde zijn uit bovenstaande overeenkomst resulterende cijfers omgerekend naar het prijsniveau van 2004.
BIJLAGE
Financieel kader 2007-2013, herzien in verband met het Europees economisch herstelplan (in constante prijzen van 2004)
(in miljoen EUR — constante prijzen van 2004) |
||||||||||
Vastleggingskredieten |
2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
Totaal 2007-2013 |
||
|
50 865 |
53 262 |
55 883 |
54 860 |
55 400 |
56 866 |
58 256 |
385 392 |
||
|
8 404 |
9 595 |
12 021 |
11 000 |
11 306 |
12 122 |
12 914 |
77 362 |
||
|
42 461 |
43 667 |
43 862 |
43 860 |
44 094 |
44 744 |
45 342 |
308 030 |
||
|
51 962 |
54 685 |
52 205 |
53 379 |
52 528 |
51 901 |
51 284 |
367 944 |
||
waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betaling |
43 120 |
42 697 |
42 279 |
41 864 |
41 453 |
41 047 |
40 645 |
293 105 |
||
|
1 199 |
1 258 |
1 380 |
1 503 |
1 645 |
1 797 |
1 988 |
10 770 |
||
|
600 |
690 |
790 |
910 |
1 050 |
1 200 |
1 390 |
6 630 |
||
|
599 |
568 |
590 |
593 |
595 |
597 |
598 |
4 140 |
||
|
6 199 |
6 469 |
6 739 |
7 009 |
7 339 |
7 679 |
8 029 |
49 463 |
||
|
6 633 |
6 818 |
6 973 |
7 111 |
7 255 |
7 400 |
7 610 |
49 800 |
||
|
419 |
191 |
190 |
|
|
|
|
800 |
||
Totaal vastleggingskredieten |
117 277 |
122 683 |
123 370 |
123 862 |
124 167 |
125 643 |
127 167 |
864 169 |
||
als percentage van het bni |
1,08 % |
1,09 % |
1,07 % |
1,05 % |
1,03 % |
1,02 % |
1,01 % |
1,048 % |
||
Totaal betalingskredieten |
115 142 |
119 805 |
110 439 |
119 126 |
116 552 |
120 145 |
119 391 |
820 600 |
||
als percentage van het bni |
1,06 % |
1,06 % |
0,96 % |
1,01 % |
0,97 % |
0,98 % |
0,95 % |
1,00 % |
||
Beschikbare marge |
0,18 % |
0,18 % |
0,28 % |
0,23 % |
0,27 % |
0,26 % |
0,29 % |
0,24 % |
||
Maximum van de eigen middelen als percentage van het bni |
1,24 % |
1,24 % |
1,24 % |
1,24 % |
1,24 % |
1,24 % |
1,24 % |
1,24 % |
(1) De pensioenuitgaven die onder het maximum van deze rubriek vallen, zijn berekend zonder de bijdragen van het personeel in de relevante regeling, binnen de grens van 500 miljoen EUR tegen de prijzen van 2004 voor de periode 2007-2013.
29.5.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 132/10 |
BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 6 mei 2009
betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, overeenkomstig punt 28 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer
(2009/408/EG)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (1), en met name op punt 28,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1927/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot oprichting van een Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (2) en met name op artikel 12, lid 3,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (hierna „het fonds” genoemd) is opgericht om extra steun te geven aan werknemers die de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen ondervinden, teneinde hen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt. |
(2) |
Het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 staat uitgaven uit het fonds toe binnen het jaarlijkse maximum van 500 miljoen EUR. |
(3) |
Op 29 december 2008 dienden de Spaanse autoriteiten een aanvraag in om middelen uit het fonds beschikbaar te stellen in verband met gedwongen ontslagen in de automobielsector. Deze aanvraag voldoet aan de voorschriften voor de bepaling van de financiële bijdragen, zoals vastgesteld in artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1927/2006. De Commissie stelt derhalve voor een bedrag van 2 694 300 EUR ter beschikking te stellen. |
(4) |
Voorts stelt de Commissie voor om uit het fonds een bedrag van 690 000 EUR voor technische bijstand beschikbaar te stellen overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1927/2006. |
(5) |
Er moeten derhalve middelen uit het fonds beschikbaar worden gesteld om te voorzien in een financiële bijdrage voor de door Spanje ingediende aanvraag en om aan de behoefte aan technische bijstand te voldoen, |
BESLUITEN:
Artikel 1
Voor de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2009 wordt uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering een bedrag van 3 384 300 EUR aan vastleggings- en betalingskredieten beschikbaar gesteld.
Artikel 2
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Straatsburg, 6 mei 2009.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
H.-G. PÖTTERING
Voor de Raad
De voorzitter
J. KOHOUT
(1) PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.
(2) PB L 406 van 30.12.2006, blz. 1.
Raad
29.5.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 132/11 |
BESCHIKKING VAN DE RAAD
van 27 april 2009
waarbij overeenkomstig artikel 104, lid 8, van het Verdrag wordt vastgesteld of het Verenigd Koninkrijk doeltreffend gevolg heeft gegeven aan de aanbeveling van de Raad van 8 juli 2008 overeenkomstig artikel 104, lid 7
(2009/409/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 104, lid 8,
Gezien de aanbeveling van de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 104 van het Verdrag dienen de lidstaten buitensporige overheidstekorten te vermijden. |
(2) |
Overeenkomstig punt 5 van het Protocol betreffende enkele bepalingen met betrekking tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland is de verplichting uit hoofde van artikel 104, lid 1, van het Verdrag om buitensporige overheidstekorten te vermijden niet van toepassing op het Verenigd Koninkrijk, tenzij het land tot de derde fase van de Economische en Monetaire Unie overgaat (1). Het Verenigd Koninkrijk bevindt zich in de tweede fase van de Economische en Monetaire Unie en is derhalve overeenkomstig artikel 116, lid 4, van het Verdrag verplicht ernaar te streven buitensporige overheidstekorten te voorkomen. |
(3) |
Het stabiliteits- en groeipact is gebaseerd op de doelstelling van deugdelijke openbare financiën als middel om de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een tot werkgelegenheidsschepping leidende sterke duurzame groei te verbeteren. Het stabiliteits- en groeipact omvat onder meer Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (2), die is aangenomen om een snelle correctie van buitensporige overheidstekorten te bevorderen. |
(4) |
De hervorming in 2005 van het stabiliteits- en groeipact was bedoeld om de doeltreffendheid en de economische onderbouwing van het pact te versterken en tevens de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn te waarborgen. Deze hervorming moest ervoor zorgen dat bij alle stappen in de BTP met name de economische en budgettaire achtergrond ten volle in aanmerking werd genomen. Op deze wijze verschaft het stabiliteits- en groeipact een kader dat, met inachtneming van de economische situatie, het overheidsstreven naar een spoedige terugkeer naar solide begrotingssituaties ondersteunt. |
(5) |
De Raad heeft bij Besluit 2008/713/EG (3), overeenkomstig artikel 104, lid 6, besloten dat er in het Verenigd Koninkrijk een buitensporig tekort bestaat. |
(6) |
Overeenkomstig artikel 104, lid 7, van het Verdrag en artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97 heeft de Raad op aanbeveling van de Commissie op 8 juli 2008 ook een aanbeveling (4) tot de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk gericht met het verzoek zo spoedig mogelijk en uiterlijk in begrotingsjaar 2009/2010 een einde te maken aan de buitensporigtekortsituatie, door het overheidstekort op een geloofwaardige en duurzame wijze terug te brengen tot onder de 3 % van het bbp. De Raad heeft voorts aanbevolen dat de autoriteiten daartoe in 2009/2010 zorgen voor een structurele verbetering van ten minste 0,5 % van het bbp, en 8 januari 2008 vastgesteld als uiterste datum voor de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk om effectief gevolg te geven aan deze aanbevelingen. |
(7) |
De beoordeling van de maatregelen die het Verenigd Koninkrijk in reactie op de aanbeveling van de Raad overeenkomstig artikel 104, lid 7, heeft genomen om het buitensporige tekort in 2009/2010 te verhelpen, leidt tot de volgende conclusies:
|
(8) |
Dit alles leidt tot de conclusie dat de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk sinds juli 2008 in een alsmaar versomberend economisch klimaat in overeenstemming met het Europees economisch herstelplan extra tekortverhogende discretionaire maatregelen hebben getroffen. Het gecombineerde effect van de scherpe economische neergang en de door de autoriteiten van het Verenigd koninkrijk genomen stimuleringsmaatregelen heeft tot de voor 2009/2010 verwachte aanzienlijke verslechtering van de begrotingssituatie van het Verenigd Koninkrijk geleid, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:
Artikel 1
Het Verenigd Koninkrijk heeft aan de aanbeveling van de Raad van 8 juli 2008 binnen de in die aanbeveling gestelde termijn geen gevolg gegeven.
Artikel 2
Deze beschikking is gericht tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.
Gedaan te Luxemburg, 27 april 2009.
Voor de Raad
De voorzitter
A. VONDRA
(1) http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=Celex:12006E/PRO/25:NL:HTML
(2) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6.
(3) PB L 238 van 5.9.2008, blz. 5.
(4) http://ec.europa.eu/economy_finance/publications/publication12926_en.pdf
29.5.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 132/13 |
BESCHIKKING VAN DE RAAD
van 25 mei 2009
tot vaststelling van een door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek voor de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie uit te voeren aanvullend onderzoeksprogramma
(2009/410/Euratom)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op artikel 7,
Gezien het voorstel van de Commissie, ingediend na raadpleging van het Wetenschappelijk en Technisch Comité,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In het kader van de Europese onderzoeksruimte is de hogefluxreactor te Petten (hierna „de HFR”) een belangrijk instrument dat voor de Gemeenschap beschikbaar is, en nog gedurende enige tijd zal blijven, voor materiaalonderzoek en -beproeving, nucleaire geneeskunde en veiligheidsonderzoek op het gebied van kernenergie. |
(2) |
De exploitatie van de HFR is ondersteund via een reeks aanvullende onderzoeksprogramma’s, waarvan het laatste, ingesteld bij Beschikking 2007/773/Euratom van de Raad van 26 november 2007 houdende de verlenging gedurende één jaar van het lopende aanvullende onderzoeksprogramma, voor de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie ten uitvoer te leggen door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (1), op 31 december 2007 is afgelopen. |
(3) |
De exploitatie van de HFR is in 2008 zonder aanvullend onderzoeksprogramma voortgezet terwijl ondertussen naar een manier werd gezocht om de werking en exploitatie van de reactor op een onafhankelijke en meer duurzame rechtsgrond te baseren. Aangezien deze poging mislukt is, is het nu noodzakelijk geworden om de voortgezette financiële steun in te bedden in een nieuw aanvullend onderzoeksprogramma. |
(4) |
Gezien de blijvende behoefte aan de HFR als onvervangbaar instrument voor communautair onderzoek op het gebied van de verbetering van de veiligheid van de bestaande kernreactoren, van de volksgezondheid inclusief de ontwikkeling van medische isotopen om een antwoord te geven op vragen vanuit het medisch onderzoek, van kernfusie, van fundamenteel onderzoek en van opleiding en afvalbeheer inclusief de mogelijkheid om het veiligheidsgedrag van splijtstoffen voor de nieuwe generatie van reactorsystemen te bestuderen, moet de exploitatie van de reactor tot 2011 worden voortgezet in het kader van het onderhavige aanvullende onderzoeksprogramma. |
(5) |
Gezien hun specifieke belang bij de voortgezette exploitatie van de HFR, moeten België, Frankrijk en Nederland, zoals door deze landen aangegeven, dit programma financieren via financiële bijdragen aan de algemene begroting van de Europese Unie door middel van bestemmingsontvangsten. |
(6) |
Een deel van de bijdragen in het kader van dit aanvullend onderzoeksprogramma moet ook uitgaven van het jaar 2008 dekken, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:
Artikel 1
Het aanvullend onderzoeksprogramma voor de exploitatie van de HFR (hierna „het programma”), waarvan de doelstellingen in bijlage I zijn uiteengezet, wordt vastgesteld voor een periode van drie jaar die ingaat op 1 januari 2009.
Artikel 2
De voor de uitvoering van het programma noodzakelijk geachte financiële bijdragen worden geraamd op 34,992 miljoen EUR. De verdeling van de bedragen staat in bijlage II. Die bijdragen worden beschouwd als ontvangsten in overeenstemming met artikel 18, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (2).
Artikel 3
1. De Commissie draagt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het programma. Daarbij doet zij een beroep op de diensten van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek.
2. De raad van beheer van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek wordt op de hoogte gehouden van de uitvoering van het programma.
Artikel 4
De Commissie legt jaarlijks vóór 15 september aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de tenuitvoerlegging van deze beschikking.
Artikel 5
Deze beschikking treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2009.
Artikel 6
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 25 mei 2009.
Voor de Raad
De voorzitter
J. ŠEBESTA
(1) PB L 312 van 30.11.2007, blz. 29.
(2) Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1).
BIJLAGE I
WETENSCHAPPELIJKE EN TECHNISCHE DOELSTELLINGEN
De belangrijkste doelstellingen van het programma zijn:
1. |
Zorgen voor een veilige en betrouwbare exploitatie van de hogefluxreactor te Petten (HFR), om de beschikbaarheid van neutronen voor experimenten te waarborgen. |
2. |
Een efficiënt gebruik van de reactor mogelijk maken voor een breed scala van disciplines: verbetering van de veiligheid van bestaande kernreactoren, volksgezondheid inclusief de ontwikkeling van medische isotopen om een antwoord te geven op vragen vanuit het medisch onderzoek, kernfusie, fundamenteel onderzoek en opleiding, en afvalbeheer inclusief de mogelijkheid om het veiligheidsgedrag van splijtstoffen voor de nieuwe generatie van reactorsystemen te bestuderen. |
BIJLAGE II
VERDELING VAN DE BIJDRAGEN
De bijdragen voor het programma komen van België, Frankrijk en Nederland.
De verdeling van de bijdragen is als volgt:
|
België: 1,2 miljoen EUR |
|
Frankrijk: 0,9 miljoen EUR |
|
Nederland: 32,892 miljoen EUR |
|
Totaal: 34,992 miljoen EUR. |
Deze bijdrage wordt geleverd aan de algemene begroting van de Europese Unie en wordt specifiek bestemd voor dit programma. Een deel van de bijdragen in het kader van dit aanvullende programma kan ook gebruikt worden voor uitgaven voor de exploitatie van de HFR gedurende het jaar 2008 die stroken met het tussen de bijdragende landen en de Commissie overeen te komen werkprogramma.
Die bijdragen zijn vast en kunnen niet worden herzien in het licht van de variaties in de exploitatie- en onderhoudskosten.
Commissie
29.5.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 132/16 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 25 mei 2009
tot wijziging van Beschikking 2004/452/EG tot vaststelling van een lijst van organen waarvan de onderzoekers voor wetenschappelijke doeleinden toegang hebben tot vertrouwelijke gegevens
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 3934)
(Voor de EER relevante tekst)
(2009/411/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad van 17 februari 1997 betreffende de communautaire statistiek (1), en met name op artikel 20, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 831/2002 van de Commissie van 17 mei 2002 tot tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad betreffende de communautaire statistiek, met betrekking tot de toegang tot vertrouwelijke gegevens voor wetenschappelijke doeleinden (2) stelt, met het oog op statistische conclusies voor wetenschappelijke doeleinden, vast onder welke voorwaarden toegang kan worden verleend tot aan de communautaire instantie toegezonden vertrouwelijke gegevens, en bepaalt de regels voor samenwerking tussen de Gemeenschap en de nationale overheden ter vereenvoudiging van deze toegang. |
(2) |
Bij Beschikking 2004/452/EG van de Commissie (3) is een lijst van organen vastgesteld waarvan de onderzoekers voor wetenschappelijke doeleinden toegang hebben tot vertrouwelijke gegevens. |
(3) |
De Finse Socialeverzekeringsinstelling (Kansaneläkelaitos — KELA), Finland, de Hebrew University of Jerusalem (HUJI), Israël, en de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid, België, moeten worden beschouwd als organen die aan de vereiste voorwaarden voldoen, en moeten derhalve worden toegevoegd aan de lijst van agentschappen, organisaties en instellingen zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, onder e), van Verordening (EG) nr. 831/2002. |
(4) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité statistisch geheim, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
De bijlage bij Beschikking 2004/452/EG wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze beschikking.
Artikel 2
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 25 mei 2009.
Voor de Commissie
Joaquín ALMUNIA
Lid van de Commissie
(1) PB L 52 van 22.2.1997, blz. 1.
(2) PB L 133 van 18.5.2002, blz. 7.
(3) PB L 156 van 30.4.2004, blz. 1; gerectificeerd in PB L 202 van 7.6.2004, blz. 1.
BIJLAGE
„BIJLAGE
Organen waarvan de onderzoekers voor wetenschappelijke doeleinden toegang hebben tot vertrouwelijke gegevens
Europese Centrale Bank
Spaanse centrale bank
Italiaanse centrale bank
Cornell University (staat New York, Verenigde Staten van Amerika)
Department of Political Science, Baruch College, New York City University (staat New York, Verenigde Staten van Amerika)
Duitse centrale bank
Eenheid Werkgelegenheidsanalyse van het directoraat-generaal Werkgelegenheid, sociale zaken en gelijke kansen van de Commissie
Universiteit van Tel. Aviv (Israël)
Wereldbank
Center of Health and Wellbeing (CHW) van de Woodrow Wilson School of Public and International Affairs van Princeton University, New Jersey, Verenigde Staten van Amerika
University of Chicago (UofC), Illinois, Verenigde Staten van Amerika
Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO)
Family and Labour Studies Division van Statistics Canada, Ottawa, Ontario, Canada
Eenheid Econometrie en statistische ondersteuning van de fraudebestrijding (ESAF) van het directoraat-generaal Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Commissie
Eenheid Steun voor de Europese onderzoeksruimte (SERA) van het directoraat-generaal Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Commissie
Canada Research Chair van de School of Social Science van de Atkinson Faculty of Liberal and Professional Studies van York University, Toronto, Ontario, Canada
University of Illinois at Chicago (UIC), Chicago, Verenigde Staten van Amerika
Rady School of Management van de University of California, San Diego, Verenigde Staten van Amerika
Directoraat Onderzoek, studies en statistieken (Direction de l’Animation de la Recherche, des Études et des Statistiques — DARES) van het ministerie van Arbeid, Sociale Betrekkingen, Gezinszaken en Solidariteit, Parijs, Frankrijk
The Research Foundation of State University of New York (RFSUNY), Albany, Verenigde Staten van Amerika
Fins Centrum voor pensioenen (Eläketurvakeskus – ETK), Finland
Directoraat Onderzoek, studies, evaluaties en statistieken (Direction de la recherche, des études, de l’évaluation et des statistiques — DREES) onder de gezamenlijke verantwoordelijkheid van het ministerie van Arbeid, Sociale Betrekkingen, Gezinszaken en Solidariteit, het ministerie van Volksgezondheid, Jeugd, Sport en Verenigingsleven en het ministerie van Begroting, Overheidsrekeningen en Ambtenarenzaken, Parijs, Frankrijk
Duke University (DUKE), North Carolina, Verenigde Staten van Amerika
Finse Socialeverzekeringsinstelling (Kansaneläkelaitos – KELA), Finland
Hebrew University of Jerusalem (HUJI), Israël
Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid, België”
III Besluiten op grond van het EU-Verdrag
BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG
29.5.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 132/18 |
BESLUIT EUPOL COPPS/1/2009 VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ
van 27 mei 2009
tot instelling van het Comité van contribuanten aan de politiemissie van de Europese Unie voor de Palestijnse Gebieden (EUPOL COPPS)
(2009/412/GBVB)
HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,
Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 25, derde alinea,
Gelet op Gemeenschappelijk Optreden 2005/797/GBVB van de Raad van 14 november 2005 betreffende de politiemissie van de Europese Unie voor de Palestijnse Gebieden (EUPOL COPPS) (1), en met name op artikel 12, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens artikel 12, lid 3, van Gemeenschappelijk Optreden 2005/797/GBVB heeft de Raad het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) gemachtigd het relevante besluit over de instelling van een Comité van contribuanten te nemen. |
(2) |
In de conclusies van de Europese Raad van Göteborg van 15-16 juni 2001 zijn richtsnoeren en modaliteiten vastgesteld voor de bijdragen van derde landen aan politiemissies. De Raad heeft op 10 december 2002 zijn goedkeuring gehecht aan het document betreffende Overleg en modaliteiten voor de bijdrage van staten die geen EU-lidstaat zijn aan de civiele crisisbeheersing van de Europese Unie, waarin de regelingen voor de deelneming van derde staten aan civiele crisisbeheersingsoperaties nader worden uitgewerkt, waaronder de instelling van een Comité van contribuanten. |
(3) |
Het Comité van contribuanten voor EUPOL COPPS moet een essentiële rol vervullen bij de dagelijkse leiding van de missie. Het moet het voornaamste forum vormen voor het bespreken van alle problemen in verband met de dagelijkse leiding van de missie. Het PVC, dat de politieke controle en de strategische leiding van de missie uitoefent, moet met de opvattingen van het Comité van contribuanten rekening houden, |
BESLUIT:
Artikel 1
Instelling
Er wordt een Comité van contribuanten (CvC) aan de politiemissie van de Europese Unie voor de Palestijnse Gebieden (EUPOL COPPS) ingesteld.
Artikel 2
Taken
1. Het CvC mag standpunten naar voren brengen. Het PVC houdt daarmee rekening en zorgt voor de politieke controle op en de strategische sturing van de missie.
2. Het mandaat van het CvC is neergelegd in het document betreffende overleg en modaliteiten voor de bijdrage van staten die geen EU-lidstaat zijn aan de civiele crisisbeheersing van de EU.
Artikel 3
Samenstelling
1. Alle lidstaten van de Europese Unie mogen aanwezig zijn bij de besprekingen van het CvC. Alleen de bijdragende staten nemen evenwel deel aan de dagelijkse leiding van de missie. Vertegenwoordigers van de derde landen die deelnemen aan de missie mogen de vergaderingen van het CvC bijwonen. Ook mag een vertegenwoordiger van de Commissie van de Europese Gemeenschappen de vergaderingen van het CvC bijwonen.
2. Het CvC wordt regelmatig geïnformeerd door het hoofd van de missie.
Artikel 4
Voorzitter
Voor EUPOL COPPS wordt het CvC, in overeenstemming met artikel 2, lid 2, voorgezeten door een vertegenwoordiger van de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger, in nauw overleg met het voorzitterschap.
Artikel 5
Vergaderingen
1. Het CvC wordt regelmatig door de voorzitter bijeengeroepen. Wanneer de omstandigheden dit vereisen, kunnen op initiatief van de voorzitter of op verzoek van een vertegenwoordiger van een deelnemende staat spoedvergaderingen worden bijeengeroepen.
2. Voorafgaand aan de vergadering verspreidt de voorzitter een voorlopige agenda en de daarop betrekking hebbende documenten. De voorzitter is verantwoordelijk voor het doen toekomen van het resultaat van de besprekingen van het CvC aan het PVC.
Artikel 6
Vertrouwelijkheid
1. Overeenkomstig Besluit 2001/264/EG van de Raad van 19 maart 2001 (2) zijn de beveiligingsvoorschriften van de Raad van toepassing op de vergaderingen en notulen van het CvC. Vertegenwoordigers in het CvC dienen met name over passende machtigingen te beschikken.
2. De beraadslagingen van het CvC vallen onder de geheimhoudingsplicht.
Artikel 7
Van kracht worden
Dit besluit wordt van kracht op de dag waarop het wordt aangenomen.
Gedaan te Brussel, 27 mei 2009.
Voor het Politiek en Veiligheidscomité
De voorzitter
I. ŠRÁMEK
(1) PB L 300 van 17.11.2005, blz. 65.
(2) PB L 101 van 11.4.2001, blz. 1.
29.5.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 132/20 |
BESLUIT ATALANTA/4/2009 VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ
van 27 mei 2009
tot benoeming van de operationele commandant van de Europese Unie voor de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (Atalanta)
(2009/413/GBVB)
HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,
Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 25, derde alinea,
Gelet op Gemeenschappelijk Optreden 2008/851/GBVB van de Raad van 10 november 2008 inzake de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (Atalanta) (1), en met name op artikel 6, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 3 van Gemeenschappelijk Optreden 2008/851/GBVB is viceadmiraal Philip JONES benoemd tot operationeel commandant van de Europese Unie voor de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust. |
(2) |
Op grond van artikel 6, lid 1, van Gemeenschappelijk Optreden 2008/851/GBVB heeft de Raad het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) gemachtigd besluiten te nemen inzake de benoeming van de operationele commandant van de EU. |
(3) |
Het Verenigd Koninkrijk heeft verklaard dat viceadmiraal Peter HUDSON beschikbaar is voor de vervanging van viceadmiraal Philip JONES als operationeel commandant van de EU. |
(4) |
Het Militair Comité van de Europese Unie heeft zijn steun voor deze benoeming uitgesproken. |
(5) |
Overeenkomstig artikel 6 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, neemt Denemarken niet deel aan de uitwerking en uitvoering van besluiten en acties van de Europese Unie die gevolgen hebben op defensiegebied, |
BESLUIT:
Artikel 1
Viceadmiraal Peter HUDSON wordt hierbij benoemd tot operationeel commandant van de Europese Unie voor de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust.
Artikel 2
Dit besluit wordt van kracht op 3 juni 2009.
Gedaan te Brussel, 27 mei 2009.
Voor het Politiek en Veiligheidscomité
De voorzitter
I. ŠRÁMEK
(1) PB L 301 van 12.11.2008, blz. 33.