Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document L:2005:159:FULL

    Publicatieblad van de Europese Unie, L 159, 22 juni 2005


    Display all documents published in this Official Journal
     

    ISSN 1725-2598

    Publicatieblad

    van de Europese Unie

    L 159

    European flag  

    Uitgave in de Nederlandse taal

    Wetgeving

    48e jaargang
    22 juni 2005


    Inhoud

     

    I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

    Bladzijde

     

    *

    Verordening (EG) nr. 941/2005 van de Raad van 30 mei 2005 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1868/94 tot vaststelling van een contingenteringsregeling voor de productie van aardappelzetmeel

    1

     

     

    Verordening (EG) nr. 942/2005 van de Commissie van 21 juni 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

    4

     

    *

    Verordening (EG) nr. 943/2005 van de Commissie van 21 juni 2005 tot verlening van een permanente vergunning voor bepaalde toevoegingsmiddelen in diervoeding ( 1 )

    6

     

    *

    Verordening (EG) nr. 944/2005 van de Commissie van 21 juni 2005 tot schorsing van de toepassing van een aantal bepalingen van Verordening (EG) nr. 331/2005

    12

     

     

    II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

     

     

    Commissie

     

    *

    Beschikking van de Commissie van 6 oktober 2004 waarbij een concentratie verenigbaar met de gemeenschappelijke markt en de EER-overeenkomst wordt verklaard (Zaak COMP/M.3431 — Sonoco/Ahlstrom) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 3678)

    13

     


     

    (1)   Voor de EER relevante tekst

    NL

    Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

    Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


    I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

    22.6.2005   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 159/1


    VERORDENING (EG) Nr. 941/2005 VAN DE RAAD

    van 30 mei 2005

    houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1868/94 tot vaststelling van een contingenteringsregeling voor de productie van aardappelzetmeel

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,

    Gezien het voorstel van de Commissie,

    Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    In artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1868/94 van de Raad (2) zijn de contingenten voor aardappelzetmeel vastgesteld voor de producerende lidstaten voor de verkoopseizoenen 2002/2003, 2003/2004 en 2004/2005.

    (2)

    Krachtens artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1868/94 moet, op basis van het verslag van de Commissie aan de Raad, het contingent over de producerende lidstaten worden verdeeld voor de drie volgende verkoopseizoenen. Daarbij moet rekening worden gehouden met de recente ontwikkeling van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en met de productie in de lidstaten die op 1 mei 2004 tot de Gemeenschap zijn toegetreden. In afwachting van de eerste effecten voor de sector, moeten voor het verkoopseizoen 2004/2005 toe te passen contingenten derhalve worden gehandhaafd voor een periode van twee jaar.

    (3)

    De producerende lidstaten moeten hun contingent voor de betrokken periode van twee jaar verdelen over alle aardappelzetmeelfabrikanten, op basis van de voor het verkoopseizoen 2004/2005 vastgestelde contingenten.

    (4)

    Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1868/94 moeten de hoeveelheden die door de zetmeelfabrikanten worden gebruikt boven de voor het verkoopseizoen 2004/2005 beschikbare subcontingenten, in mindering worden gebracht op het betrokken contingent voor het verkoopseizoen 2005/2006.

    (5)

    Verordening (EG) nr. 1868/94 moet derhalve worden gewijzigd.

    (6)

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft advies uitgebracht (3),

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    De artikelen 2 en 3 van Verordening (EG) nr. 1868/94 worden vervangen door:

    „Artikel 2

    1.   De voor de verkoopseizoenen 2005/2006 en 2006/2007 aan de aardappelzetmeelproducerende lidstaten toe te wijzen contingenten worden vastgesteld in de bijlage.

    2.   Elke in de bijlage bedoelde producerende lidstaat verdeelt het hem toegewezen contingent over de aardappelzetmeelfabrikanten, voor gebruik in de verkoopseizoenen 2005/2006 en 2006/2007, op basis van het voor elke aardappelzetmeelfabrikant in 2004/2005 beschikbare contingent, onder voorbehoud van het bepaalde in de tweede alinea.

    Overeenkomstig artikel 6, lid 2, wordt de hoeveelheid die boven het contingent voor het verkoopseizoen 2004/2005 is gebruikt, in mindering gebracht op het voor elke aardappelzetmeelfabrikant beschikbare subcontingent voor het verkoopseizoen 2005/2006.

    Artikel 3

    1.   Uiterlijk op 30 september 2006 dient de Commissie bij de Raad een verslag in over de verdeling van het contingent in de Gemeenschap, indien nodig vergezeld van passende voorstellen. In dit verslag wordt rekening gehouden met mogelijke veranderingen in de betalingen aan de aardappeltelers en met de ontwikkeling van de markt voor aardappelzetmeel en de markt voor graanzetmeel.

    2.   Uiterlijk op 31 december 2006 neemt de Raad, op basis van het in lid 1 bedoelde verslag, een besluit over de door de Commissie gedane voorstellen volgens de procedure van artikel 37 van het Verdrag.

    3.   Uiterlijk op 31 januari 2007 stellen de lidstaten de betrokkenen in kennis van de voor de sector vastgestelde voorschriften.”

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2005.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 30 mei 2005.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    F. BODEN


    (1)  Advies uitgebracht op 11 mei 2005 (nog niet gepubliceerd in het Publicatieblad).

    (2)  PB L 197 van 30.7.1994, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

    (3)  Advies uitgebracht op 9 maart 2005 (nog niet gepubliceerd in het Publicatieblad).


    BIJLAGE

    CONTINGENTEN VOOR DE VERKOOPSEIZOENEN 2005/2006 EN 2006/2007

    (in ton)

    Tsjechië

    33 660

    Denemarken

    168 215

    Duitsland

    656 298

    Estland

    250

    Spanje

    1 943

    Frankrijk

    265 354

    Letland

    5 778

    Litouwen

    1 211

    Nederland

    507 403

    Oostenrijk

    47 691

    Polen

    144 985

    Slowakije

    729

    Finland

    53 178

    Zweden

    62 066

    Totaal

    1 948 761


    22.6.2005   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 159/4


    VERORDENING (EG) Nr. 942/2005 VAN DE COMMISSIE

    van 21 juni 2005

    tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

    (2)

    Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op 22 juni 2005.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 21 juni 2005.

    Voor de Commissie

    J. M. SILVA RODRÍGUEZ

    Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


    (1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1947/2002 (PB L 299 van 1.11.2002, blz. 17).


    BIJLAGE

    bij de verordening van de Commissie van 21 juni 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

    (EUR/100 kg)

    GN-code

    Code derde landen (1)

    Forfaitaire invoerwaarde

    0702 00 00

    052

    52,7

    204

    35,2

    999

    44,0

    0707 00 05

    052

    87,7

    999

    87,7

    0709 90 70

    052

    92,6

    999

    92,6

    0805 50 10

    388

    55,4

    528

    59,8

    624

    69,7

    999

    61,6

    0808 10 80

    388

    93,7

    400

    110,9

    404

    90,8

    508

    80,1

    512

    66,9

    528

    62,0

    720

    99,5

    804

    90,9

    999

    86,9

    0809 10 00

    052

    204,5

    624

    189,0

    999

    196,8

    0809 20 95

    052

    305,8

    400

    399,2

    999

    352,5

    0809 30 10, 0809 30 90

    052

    173,1

    999

    173,1

    0809 40 05

    052

    130,1

    624

    165,3

    999

    147,7


    (1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 750/2005 van de Commissie (PB L 126 van 19.5.2005, blz. 12). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


    22.6.2005   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 159/6


    VERORDENING (EG) Nr. 943/2005 VAN DE COMMISSIE

    van 21 juni 2005

    tot verlening van een permanente vergunning voor bepaalde toevoegingsmiddelen in diervoeding

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Richtlijn 70/524/EEG van de Raad van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen in de diervoeding (1), en met name op artikel 3 en artikel 9.D, lid 1,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (2), en met name op artikel 25,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Verordening (EG) nr. 1831/2003 voorziet in de toelating van toevoegingsmiddelen voor diervoeding.

    (2)

    Artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 bevat overgangsmaatregelen voor vergunningaanvragen betreffende toevoegingsmiddelen die vóór de datum van toepassing van Verordening (EG) nr. 1831/2003 overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG zijn ingediend.

    (3)

    De aanvragen voor de in de bijlagen bij deze verordening genoemde toevoegingsmiddelen zijn vóór de datum van toepassing van Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingediend.

    (4)

    De eerste opmerkingen betreffende deze aanvragen zijn krachtens artikel 4, lid 4, van Richtlijn 70/524/EEG vóór de datum van toepassing van Verordening (EG) nr. 1831/2003 aan de Commissie toegezonden. Die aanvragen moeten dus nog overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 70/524/EEG worden behandeld.

    (5)

    Voor het gebruik van het preparaat van micro-organismen van Enterococcus faecium (NCIMB 10415) is bij Verordening (EG) nr. 866/1999 van de Commissie (3) voor het eerst een voorlopige vergunning verleend voor mestkippen en mestvarkens. Er zijn nieuwe gegevens ingediend ter staving van een aanvraag van een vergunning zonder tijdsbeperking voor dit preparaat van micro-organismen. Uit de beoordeling blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 3.A van Richtlijn 70/524/EEG voor een dergelijke vergunning wordt voldaan. Het gebruik van dit preparaat van micro-organismen, zoals omschreven in bijlage I, moet daarom voor onbeperkte duur worden toegestaan.

    (6)

    Voor het gebruik van het enzympreparaat van endo-1,3(4)-bèta-glucanase en endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Penicillium funiculosum (IMI SD 101), is bij Verordening (EG) nr. 418/2001 van de Commissie (4), voor het eerst een voorlopige vergunning verleend voor legkippen en mestkalkoenen. Er zijn nieuwe gegevens ingediend ter staving van een aanvraag van een vergunning zonder tijdsbeperking voor dit enzympreparaat. Uit de beoordeling blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 3.A van Richtlijn 70/524/EEG voor een dergelijke vergunning wordt voldaan. Het gebruik van dit enzympreparaat, zoals omschreven in bijlage II, moet daarom voor onbeperkte duur worden toegestaan.

    (7)

    Voor het gebruik van het enzympreparaat van endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Trichoderma longibrachiatum (CNCM MA 6-10 W), is bij Verordening (EG) nr. 418/2001 voor het eerst een voorlopige vergunning verleend voor mestkalkoenen. Er zijn nieuwe gegevens ingediend ter staving van een aanvraag van een vergunning zonder tijdsbeperking voor dit enzympreparaat. Uit de beoordeling blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 3.A van Richtlijn 70/524/EEG voor een dergelijke vergunning wordt voldaan. Het gebruik van dit enzympreparaat, zoals omschreven in bijlage II, moet daarom voor onbeperkte duur worden toegestaan.

    (8)

    Voor het gebruik van het enzympreparaat van endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Trichoderma longibrachiatum (ATCC 2105), en subtilisine, geproduceerd door Bacillus subtilis (ATCC 2107), is bij Verordening (EG) nr. 1636/1999 van de Commissie (5) voor het eerst een voorlopige vergunning verleend voor mestkippen. Er zijn nieuwe gegevens ingediend ter staving van een aanvraag van een vergunning zonder tijdsbeperking voor dit enzympreparaat. Uit de beoordeling blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 3.A van Richtlijn 70/524/EEG voor een dergelijke vergunning wordt voldaan. Het gebruik van dit enzympreparaat, zoals omschreven in bijlage II, moet daarom voor onbeperkte duur worden toegestaan.

    (9)

    Voor het gebruik van het enzympreparaat van endo-1,3(4)-bèta-glucanase, geproduceerd door Trichoderma longibrachiatum (ATCC 2106), en endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Trichoderma longibrachiatum (IMI SD 135), is bij Verordening (EG) nr. 1636/1999 voor het eerst een voorlopige vergunning verleend voor mestkippen. Er zijn nieuwe gegevens ingediend ter staving van een aanvraag van een vergunning zonder tijdsbeperking voor dit enzympreparaat. Uit de beoordeling blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 3.A van Richtlijn 70/524/EEG voor een dergelijke vergunning wordt voldaan. Het gebruik van dit enzympreparaat, zoals omschreven in bijlage II, moet daarom voor onbeperkte duur worden toegestaan.

    (10)

    Voor het gebruik van het enzympreparaat van 3-fytase, geproduceerd door Trichoderma reesei (CBS 528.94), is bij Verordening (EG) nr. 2374/98 van de Commissie (6) voor het eerst een voorlopige vergunning verleend voor biggen (gespeend) en mestvarkens. Er zijn nieuwe gegevens ingediend ter staving van een aanvraag van een vergunning zonder tijdsbeperking voor dit enzympreparaat. Uit de beoordeling blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 3.A van Richtlijn 70/524/EEG voor een dergelijke vergunning wordt voldaan. Het gebruik van dit enzympreparaat, zoals omschreven in bijlage II, moet daarom voor onbeperkte duur worden toegestaan.

    (11)

    Uit de beoordeling van deze aanvragen blijkt dat er bepaalde procedures nodig zijn om de werknemers tegen blootstelling aan de in de bijlagen opgenomen toevoegingsmiddelen te beschermen. Die bescherming moet worden gewaarborgd door toepassing van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (7).

    (12)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Voor het in bijlage I omschreven, tot de groep „Micro-organismen” behorende preparaat wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning zonder tijdsbeperking voor gebruik als toevoegingsmiddel in de diervoeding verleend.

    Artikel 2

    Voor de in bijlage II omschreven, tot de groep „Enzymen” behorende preparaten wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning zonder tijdsbeperking voor gebruik als toevoegingsmiddel in de diervoeding verleend.

    Artikel 3

    Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 21 juni 2005.

    Voor de Commissie

    Markos KYPRIANOU

    Lid van de Commissie


    (1)  PB L 270 van 14.12.1970, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1800/2004 van de Commissie (PB L 317 van 16.10.2004, blz. 37).

    (2)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 378/2005 van de Commissie (PB L 59 van 5.3.2005, blz. 8).

    (3)  PB L 108 van 27.4.1999, blz. 21.

    (4)  PB L 62 van 2.3.2001, blz. 3.

    (5)  PB L 194 van 27.7.1999, blz. 17.

    (6)  PB L 295 van 4.11.1998, blz. 3.

    (7)  PB L 183 van 29.6.1989, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).


    BIJLAGE I

    EG-nr.

    Toevoegingsmiddel

    Chemische formule, beschrijving

    Diersoort of -categorie

    Maximum- leeftijd

    Minimum

    Maximum

    Andere bepalingen

    Einde van de vergunningsperiode

    CFU/kg volledig diervoeder

    Micro-organismen

    E 1705

    Enterococcus faecium

    NCIMB 10415

    Bereiding van Enterococcus faecium met ten minste:

     

    microcapsules: 1,0 × 1010 CFU/g toevoegingsmiddel

     

    korrels: 3,5 × 1010 CFU/g toevoegingsmiddel

    Mestkippen

    0,3 × 109

    2,8 × 109

    In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de houdbaarheid en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden.

    Mag worden gebruikt in mengvoeders die de volgende toegestane coccidiostatica bevatten: diclazuril, halofuginone, maduramicine-ammonium, monensin-natrium, robenidine en salinomycine-natrium.

    Onbeperkt

    Mestvarkens

    0,35 × 109

    1,0 × 109

    In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de houdbaarheid en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden.

    Onbeperkt


    BIJLAGE II

    EG-nr.

    Toevoegingsmiddel

    Chemische formule, beschrijving

    Diersoort of -categorie

    Maximumleeftijd

    Minimum

    Maximum

    Andere bepalingen

    Einde van de vergunningsperiode

    Aantal activiteitseenheden/kg volledig diervoeder

    Enzymen

    E 1604

    Endo-1,3(4)-bèta-glucanase

    EC 3.2.1.6

    Endo-1,4-bèta-xylanase

    EC 3.2.1.8

    Bereiding van endo-1,3(4)-bèta-glucanase en endo-1,4-bèta-xylanase geproduceerd door Penicillium funiculosum (IMI SD 101) met een minimale activiteit van:

     

    poeder:

     

    endo-1,3(4)-bèta-glucanase: 2 000 U (1)/g

     

    endo-1,4-bèta-xylanase: 1 400 U (2)/g

     

    vloeibaar:

     

    endo-1,3(4)-bèta-glucanase: 500 U/ml

     

    endo-1,4-bèta-xylanase: 350 U/ml

    Legkippen

    Endo-1,3(4)-bèta-glucanase: 100 U

    1.

    In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de houdbaarheid en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden.

    2.

    Aanbevolen dosis per kg volledig diervoeder:

     

    endo-1,3(4)-bèta-glucanase: 100 U

     

    endo-1,4-bèta-xylanase: 70 U.

    3.

    Voor gebruik in mengvoeders die rijk zijn aan niet-zetmeelpolysachariden (vooral bèta-glucanen en arabinoxylanen), bv. voeders die meer dan 60 % gerst of meer dan 30 % tarwe bevatten.

    Onbeperkt

    Endo-1,4-bèta-xylanase: 70 U

    Mestkalkoenen

    Endo-1,3(4)-bèta-glucanase: 100 U

    1.

    In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de houdbaarheid en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden.

    2.

    Aanbevolen dosis per kg volledig diervoeder:

     

    endo-1,3(4)-bèta-glucanase: 100 U

     

    endo-1,4-bèta-xylanase: 70 U.

    3.

    Voor gebruik in mengvoeders die rijk zijn aan niet-zetmeelpolysachariden (vooral bèta-glucanen en arabinoxylanen), bv. voeders die meer dan 30 % gerst of meer dan 20 % tarwe bevatten.

    Onbeperkt

    Endo-1,4-bèta-xylanase: 70 U

    E 1613

    Endo-1,4-bèta-xylanase

    EC 3.2.1.8

    Bereiding van endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Trichoderma longibrachiatum (CNCM MA 6-10 W), met een minimale activiteit van:

     

    poeder: 70 000 IFP (3)/g

     

    vloeibaar: 7 000 IFP/ml

    Mestkalkoenen

    1 400 IFP

    1.

    In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de houdbaarheid en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden.

    2.

    Aanbevolen dosis per kg volledig diervoeder: 1 400 IFP.

    3.

    Voor gebruik in mengvoeders die rijk zijn aan niet-zetmeelpolysachariden (vooral arabinoxylanen), bv. voeders die meer dan 38 % tarwe bevatten.

    Onbeperkt

    E 1630

    Endo-1,4-bèta-xylanase

    EC 3.2.1.8

    Subtilisine

    EC 3.4.21.62

    Bereiding van endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Trichoderma longibrachiatum (ATCC 2105), en subtilisine, geproduceerd door Bacillus subtilis (ATCC 2107), met een minimale activiteit van:

     

    endo-1,4-bèta-xylanase: 5 000 U (4)/g

     

    subtilisine: 1 600 U (5)/g

    Mestkippen

    Endo-1,4-bèta-xylanase: 500 U

    1.

    In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de houdbaarheid en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden.

    2.

    Aanbevolen dosis per kg volledig diervoeder:

     

    endo-1,4-bèta-xylanase: 500-2 500 U

     

    subtilisine: 160-800 U.

    3.

    Voor gebruik in mengvoeders die bv. meer dan 65 % tarwe bevatten.

    Onbeperkt

    Subtilisine: 160 U

    E 1631

    Endo-1,3(4)-bèta-glucanase

    EC 3.2.1.6

    Endo-1,4-bèta-xylanase

    EC 3.2.1.8

    Bereiding van endo-1,3(4)-bèta-glucanase, geproduceerd door Trichoderma longibrachiatum (ATCC 2106), en endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Trichoderma longibrachiatum (IMI SD 135), met een minimale activiteit van:

     

    endo-1,3(4)-bèta-glucanase: 300 U (6)/g

     

    endo-1,4-bèta-xylanase: 300 U (7)/g

    Mestkippen

    Endo-1,3(4)-bèta-glucanase: 300 U

    1.

    In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de houdbaarheid en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden.

    2.

    Aanbevolen dosis per kg volledig diervoeder:

     

    endo-1,3(4)-bèta-glucanase: 300 U

     

    endo-1,4-bèta-xylanase: 300 U.

    3.

    Voor gebruik in mengvoeders die rijk zijn aan niet-zetmeelpolysachariden (vooral bèta-glucanen en arabinoxylanen), bv. voeders die meer dan 40 % gerst bevatten.

    Onbeperkt

    Endo-1,4-bèta-xylanase: 300 U

    E 1632

    3-Fytase

    EC 3.1.3.8

    Bereiding van 3-fytase, geproduceerd door Trichoderma reesei (CBS 528.94), met een minimale activiteit van:

     

    vast: 5 000 PPU (8)/g

     

    vloeibaar: 5 000 PPU/g

    Biggen (gespeend)

    250 PPU

    1.

    In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de houdbaarheid en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden.

    2.

    Aanbevolen dosis per kg volledig diervoeder: 250-750 PPU.

    3.

    Voor gebruik in mengvoeders met meer dan 0,25 % aan fytine gebonden fosfor.

    4.

    Voor gespeende biggen tot maximaal ongeveer 35 kg.

    Onbeperkt

    Mestvarkens

    250 PPU.

    1.

    In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de houdbaarheid en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden.

    2.

    Aanbevolen dosis per kg volledig diervoeder: 250-750 PPU.

    3.

    Voor gebruik in mengvoeders met meer dan 0,23 % aan fytine gebonden fosfor.

    Onbeperkt


    (1)  1 U is de hoeveelheid enzym die bij een pH van 5,0 en een temperatuur van 50 °C 5,55 micromol reducerende suikers (maltose-equivalent) per minuut vrijmaakt uit bèta-glucaan van gerst.

    (2)  1 U is de hoeveelheid enzym die bij een pH van 5,5 en een temperatuur van 50 °C 4,00 micromol reducerende suikers (maltose-equivalent) per minuut vrijmaakt uit berkenhoutxylaan.

    (3)  1 IFP is de hoeveelheid enzym die bij een pH van 4,8 en een temperatuur van 50 °C 1 micromol reducerende suikers (xylose-equivalent) per minuut vrijmaakt uit haverxylaan.

    (4)  1 U is de hoeveelheid enzym die bij een pH van 5,3 en een temperatuur van 50 °C 1 micromol reducerende suikers (xylose-equivalent) per minuut vrijmaakt uit xylaan van haverkaf.

    (5)  1 U is de hoeveelheid enzym die bij een pH van 7,5 en een temperatuur van 40 °C 1 microgram fenolverbinding (tyrosine-equivalent) per minuut vrijmaakt uit caseïnesubstraat.

    (6)  1 U is de hoeveelheid enzym die bij een pH van 5,0 en een temperatuur van 30 °C 1 micromol reducerende suikers (glucose-equivalent) vrijmaakt uit bèta-glucaan van gerst.

    (7)  1 U is de hoeveelheid enzym die bij een pH van 5,3 en een temperatuur van 50 °C 1 micromol reducerende suikers (xylose-equivalent) per minuut vrijmaakt uit xylaan van haverkaf.

    (8)  1 PPU is de hoeveelheid enzym die bij een pH van 5 en een temperatuur van 37 °C 1 micromol anorganisch fosfaat per minuut vrijmaakt uit natriumfytaat.


    22.6.2005   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 159/12


    VERORDENING (EG) Nr. 944/2005 VAN DE COMMISSIE

    van 21 juni 2005

    tot schorsing van de toepassing van een aantal bepalingen van Verordening (EG) nr. 331/2005

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1),

    Gelet op Verordening (EG) nr. 331/2005 van de Commissie van 25 februari 2005 houdende vaststelling van het in Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad bedoelde steunbedrag voor particuliere opslag van boter en room en houdende afwijking van Verordening (EG) nr. 2771/1999 (2), en met name op artikel 1, lid 3,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    De hoeveelheid waarop de in artikel 1, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 331/2005 bedoelde aanvragen voor contracten voor particuliere opslag betrekking hebben, bedraagt inmiddels 110 000 t.

    (2)

    Aangezien deze voorwaarde is vervuld, dient de toepassing van artikel 1, lid 1, onder b), en lid 2, van die verordening te worden geschorst,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    De toepassing van artikel 1, lid 1, onder b), en lid 2, van Verordening (EG) nr. 331/2005 wordt geschorst met ingang van 23 juni 2005.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 21 juni 2005.

    Voor de Commissie

    Mariann FISCHER BOEL

    Lid van de Commissie


    (1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).

    (2)  PB L 53 van 26.2.2005, blz. 15.


    II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

    Commissie

    22.6.2005   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 159/13


    BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

    van 6 oktober 2004

    waarbij een concentratie verenigbaar met de gemeenschappelijke markt en de EER-overeenkomst wordt verklaard

    (Zaak COMP/M.3431 — Sonoco/Ahlstrom)

    (Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 3678)

    (Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

    (2005/452/EG)

    Op 7 januari 2004 heeft de Commissie een beschikking betreffende een fusiezaak gegeven krachtens Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad van 21 december 1989 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (1), en met name artikel 8, lid 2, daarvan. Een niet-vertrouwelijke versie van de volledige tekst van de beschikking in de authentieke taal en in de werktalen van de Commissie is beschikbaar op de website van het directoraat-generaal Concurrentie: http://europa.eu.int/comm/competition/index_en.html

    I.   OVERZICHT

    (1)

    De in de Verenigde Staten gevestigde onderneming Sonoco en de Finse onderneming Ahlstrom hebben bij de Commissie hun voornemen aangemeld tot oprichting van een joint venture, waarin zij van plan zijn hun respectieve Europese activiteiten op het gebied van wikkelkokers en kokerpapier onder te brengen. Wikkelkokers zijn kartonnen buizen die doorgaans worden gebruikt om diverse producten zoals papier, folie en garen om te wikkelen.

    (2)

    Uit het onderzoek is gebleken dat in sommige regio’s van Noord-Europa ernstige problemen kunnen rijzen op de markten voor hoogwaardige papieren wikkelkokers en laagwaardige wikkelkokers. De partijen hebben in de eerste fase oplossingen voorgesteld om deze problemen aan te pakken. Zij hebben voorgesteld om de fabriek te Sveberg in Noorwegen, waar beide betrokken producten worden vervaardigd, af te stoten.

    (3)

    De oplossing maakt de door de fusie veroorzaakte toename van het marktaandeel bijna geheel ongedaan. De in de eerste fase uitgevoerde markttoets wees echter uit dat marktdeelnemers zich over de oplossing zorgen maakten, in het bijzonder wat de ongunstige geografische ligging en de levensvatbaarheid van het afgestoten bedrijf betreft. Aangezien deze oplossing dus in dit stadium de ernstige twijfels niet wegneemt, heeft de Commissie op 5 juli 2004 de tweede fase van de procedure ingeleid.

    (4)

    In de tweede fase slaagden de partijen erin de bezwaren omtrent de ligging van de fabriek van Sveberg weg te nemen, door overtuigend bewijsmateriaal over de vervoerskosten in te dienen. Voorts boden zij een voorafgaande regeling aan, waarbij de Commissie zich ervan zou kunnen verzekeren dat een passende koper wordt gevonden vóór de partijen hun overeenkomst zouden kunnen uitvoeren. Deze maatregel garandeert de levensvatbaarheid van de onderneming. Dit werd door de tweede markttoets bevestigd.

    II.   DE RELEVANTE PRODUCTMARKTEN

    (5)

    Kokerpapier („coreboard”) is een materiaal op basis van papier en/of karton dat voornamelijk wordt gebruikt voor de vervaardiging van papieren wikkelkokers. De voornaamste eigenschap van coreboard is de mate waarin het tegen delaminatie bestand is, uitgedrukt in joule per vierkante meter (J/m2). Zowel aan de vraag- als aan de aanbodzijde is er slechts een beperkte mate van substitueerbaarheid. De producenten van hoogwaardige coreboard (weerstand tegen delaminatie > 375 J/m2) kunnen gemakkelijk overschakelen op de productie van laagwaardige coreboard (weerstand tegen delaminatie < 375 J/m2), terwijl de producenten van laagwaardige coreboard belangrijke investeringen moeten doen om hoogwaardige coreboard te produceren. In het licht van wat voorafgaat, kunnen hoogwaardige en laagwaardige coreboard beschouwd worden als de relevante productmarkten voor kokerpapier.

    (6)

    Papieren wikkelkokers zijn buizen uit spiraal- of parallelgewikkeld karton die doorgaans gebruikt worden als drager waar diverse producten (bv. papier, folie, kleefband, textiel en garen) om worden gewikkeld. De substitueerbaarheid aan de vraagzijde kent duidelijke beperkingen, hoewel sommige wikkelkokers voor meerdere toepassingen geschikt kunnen zijn. De markttoets heeft bevestigd dat in het bijzonder voor de vervaardiging van hoogwaardige producten, zoals hoogwaardige papieren wikkelkokers (PMC) en garendragers, specifieke knowhow en machines nodig zijn. Aan de aanbodzijde bestaat voldoende substitueerbaarheid tussen de minder geavanceerde wikkelkokers. Het coaten van wikkelkokers vergt echter extra investeringen.

    (7)

    Bijgevolg kunnen drie verschillende productmarkten worden onderscheiden: één voor hoogwaardige papieren wikkelkokers (PMC), één voor garendragers, en één voor laagwaardige wikkelkokers, waarbij het een open vraag blijft of gecoate wikkelkokers voor films daarbij inbegrepen zijn of een aparte productmarkt uitmaken, aangezien dit geen verschil maakt voor de beoordeling vanuit het oogpunt van de mededinging.

    III.   DE RELEVANTE GEOGRAFISCHE MARKTEN

    (8)

    Coreboard: hoewel uit de markttoets bleek dat de aanbieders zich in zekere mate op grote gebieden richten, hebben de markten voor coreboard niettemin een EER-dimensie. De producenten van coreboard hebben één tot drie fabrieken in de EER, van waaruit zij in heel Europa coreboard leveren.

    (9)

    Wikkelkokers: de partijen stelden een EER-wijde geografische markt voor alle wikkelkokers voor. Zij erkenden echter ook dat sommige regio’s binnen de EER op het gebied van wikkelkokers bijzonder drukke handelsstromen kennen, die mogelijk tot regionaal relevante geografische markten kunnen leiden. Deze regio’s zijn: i) het Europese vasteland (2); ii) de Scandinavische landen (3); iii) Finland en iv) het Verenigd Koninkrijk en Ierland.

    (10)

    Hoogwaardige papieren wikkelkokers (PMC): de partijen verkopen [80-100 %] (4) van hun totale omzet aan afnemers die zich ten hoogste 500 km van de leverende fabriek bevinden. Op het Europese vasteland worden talrijke handelsstromen aangegeven, terwijl er slechts minder belangrijke handelsstromen voorkomen tussen deze regio en Scandinavië, Finland of het Verenigd Koninkrijk/Ierland.

    (11)

    Uit de markttoets is gebleken dat vier geografische markten kunnen worden onderscheiden: i) het Europese vasteland (waarbij het een open vraag blijft of, zoals sommige respondenten suggereerden, een verdere onderverdeling moet worden gemaakt in een noordelijk en een zuidelijk deel), ii) de Scandinavische landen (waarbij het een open vraag blijft of Denemarken hier al dan niet bij moet worden gerekend), iii) Finland en iv) het Verenigd Koninkrijk en Ierland. Er hoeft niet geoordeeld te worden over de opsplitsing van de markt van het vasteland en over de vraag of Denemarken bij de Scandinavische markt moet worden gerekend, aangezien dit de beoordeling vanuit het oogpunt van de mededinging niet verandert.

    (12)

    Garendragers: de vraag of de markt op basis van de bovengenoemde gebieden of als EER-breed moet worden afgebakend, kan in deze zaak open blijven, aangezien geen van beide mogelijkheden de eindbeoordeling verandert.

    (13)

    Laagwaardige wikkelkokers: de markttoets heeft de door de partijen voorgestelde EER-brede marktafbakening niet bevestigd. De meeste afnemers die op de markttoets antwoordden, omschreven regionale markten en gaven zelfs aan dat zij laagwaardige wikkelkokers op nationaal niveau aankopen.

    (14)

    Evenals bij hoogwaardige papieren wikkelkokers, vertoont het Europese vasteland verhoudingsgewijs intense handelsactiviteiten. De volgende markten kunnen derhalve worden onderscheiden: i) het Verenigd Koninkrijk en Ierland, ii) Finland, iii) het Europese vasteland met inbegrip van Denemarken, waarbij het een open vraag blijft of het in een noordelijk en één of meerdere zuidelijke delen zou moeten worden opgesplitst, en iv) Noorwegen en Zweden, waarbij het een open vraag blijft of het in hun geval nationale markten of een gecombineerde regionale markt betreft. De afbakening hoeft niet verder te worden verfijnd aangezien de beoordeling vanuit het oogpunt van de mededinging dezelfde blijft ongeacht de gebruikte marktafbakening.

    IV.   BETROKKEN MARKTEN

    (15)

    De aangemelde transactie brengt risico’s met zich voor de betrokken markten binnen de Scandinavische markt voor hoogwaardige papieren wikkelkokers, de mogelijk regionale of EER-brede markten voor garendragers en de Noorse markt of een markt bestaande uit Noorwegen en Zweden voor laagwaardige wikkelkokers.

    V.   BEOORDELING

    (16)

    Hoogwaardige papieren wikkelkokers: Ahlstrom is op de Scandinavische markt verreweg de voornaamste leverancier, met een marktaandeel van [70-80 %] *, Sonoco ([0-10 %] *) is echter een relatief kleine leverancier, vergelijkbaar met Corenso en Paul. Door de fusie verdwijnt één van de vier bestaande leveringsbronnen voor hoogwaardige papieren wikkelkokers in deze regio. Wegens de hoge kwaliteitseisen op deze productmarkt zijn er op korte termijn geen nieuwe marktdeelnemers te verwachten. Gevreesd wordt dat Sonoco/Ahlstrom door haar toegenomen macht onontbeerlijker zou worden voor grotere afnemers en daardoor de mogelijkheid zou hebben om kleinere leveranciers weg te drukken.

    (17)

    Garendragers: de enige regio waar grote bezwaren zouden kunnen rijzen, is Finland (Ahlstrom: [60-70 %] *, Sonoco: [20-30 %] *). De Finse markt is kleiner dan 0,5 % van de Europese markt. De huidige en potentiële concurrenten hebben een ruime overcapaciteit, waardoor zij aan iedere nieuwe vraag in Finland kunnen voldoen. Uit de markttoets bleek dat er geen grote bezwaren zijn in verband met dit product.

    (18)

    Laagwaardige wikkelkokers: de transactie levert bezwaren op betreffende de markt van Noorwegen/Zweden (Ahlstrom: (Ahlstrom: [40-50 %] *, Sonoco: [10-20 %] *) en betreffende de eventuele nationale markt van Noorwegen (Ahlstrom: [30-40 %] *, Sonoco: [40-50 %] *). De kloof tussen de kleine marktdeelnemers en de grotere is reeds aanzienlijk en zal door de fusie nog in belangrijke mate toenemen. Uit de markttoets is gebleken dat de fusie op deze markten prijsstijgingen kan veroorzaken.

    (19)

    De aangemelde concentratie geeft aanleiding tot ernstige twijfels omtrent de verenigbaarheid ervan met de gemeenschappelijke markt voor hoogwaardige papieren wikkelkokers wat de markten in Scandinavië betreft en voor laagwaardige wikkelkokers met betrekking tot de eventuele nationale markt van Noorwegen en een markt Noorwegen/Zweden.

    VI.   TOEZEGGINGEN VAN DE PARTIJEN

    (20)

    In de tweede fase hebben de partijen opnieuw voorgesteld om de wikkelkokerfabriek van Ahlstrom te Sveberg in Noorwegen aan een vóór de transactie te vinden koper over te doen (5). De hoofdredenen waarom de Commissie in de eerste fase de afstoting van Sveberg voor de eerste keer weigerde, hadden te maken met de geïsoleerde geografische ligging en de onzekerheid over de financiële levensvatbaarheid van het bedrijf.

    VII.   BEOORDELING VAN DE TOEZEGGINGEN

    (21)

    De partijen hebben geloofwaardig bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat de geografische ligging van de fabriek geen belangrijke hinderpaal is. Sveberg profiteert van het feit dat in Scandinavië de vrachtprijzen voor noord-zuidvervoer aanmerkelijk lager zijn dan die voor zuid-noordvervoer. Dit is voordelig voor het in het noorden van Noorwegen gelegen Sveberg, aangezien veel huidige en potentiële afnemers in het zuiden gevestigd zijn. De verkoop van Sveberg aan een geschikte, onafhankelijke, vóór de transactie geselecteerde en door de Commissie goedgekeurde overnemer garandeert de levensvatbaarheid van het bedrijf. Bij de markttoets in de eerste fase werd een mogelijke oplossing waarbij Sveberg door de afstoting op zichzelf zou komen te staan, duidelijk verworpen. Veel van de kritische respondenten gaven evenwel te kennen dat de afstoting van Sveberg voor hen aanvaardbaar zou zijn op voorwaarde dat een geschikte koper kan worden gevonden.

    (22)

    De afstoting van Sveberg zou de toename van het marktaandeel ongedaan maken op alle markten die bezwaren opleverden, behalve op de markt van Noorwegen voor laagwaardige wikkelkokers. Op deze laatste markt zou de toename van [10-20 %] * tot [0-10 %] *, worden teruggebracht, zodat de uit de fusie ontstane onderneming een marktaandeel van [40-50 %] * zou overhouden. Hoewel de maatregel de toename niet volledig ongedaan zou maken, zou zij de intrede van een nieuwe marktdeelnemer op de markt van Noorwegen/Zweden mogelijk maken. Hierdoor zou de vermindering van het aantal deelnemers op deze markt worden gecompenseerd. Als een kleinere, reeds op de markten actieve concurrent de fabriek in Sveberg zou overnemen, dan zou dit tot een evenwichtiger marktstructuur en tot een passende concurrentiedwang voor Sonoco/Ahlstrom leiden.

    (23)

    Wegens de door de partijen gedane toezeggingen doet de aangemelde concentratie geen ernstige twijfels rijzen omtrent de verenigbaarheid ervan met de gemeenschappelijke markt en met de EER-overeenkomst. De beschikking is gegeven overeenkomstig artikel 8, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 4064/89 en artikel 57 van de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.


    (1)  PB L 395 van 30.12.1989, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1310/97 (PB L 180 van 9.7.1997, blz. 1).

    (2)  Het Europese vasteland omvat: Duitsland, Oostenrijk, Frankrijk, de Benelux, Italië, Spanje, Portugal en Griekenland.

    (3)  Denemarken, Zweden en Noorwegen.

    (4)  Op bepaalde plaatsen in deze tekst werd vertrouwelijke informatie weggelaten; het weggelaten gedeelte wordt aangegeven met vierkante haken en een asterisk.

    (5)  Een bindende overeenkomst voor de verkoop van Sveberg moet met een geschikte koper worden gesloten vóór de joint venture kan worden opgericht.


    Top