Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document JOL_2006_340_R_0118_01

    2006/841/EG: Besluit van het Europees Parlement van 27 april 2006 over de afsluiting van de rekeningen van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2004
    Resolutie van het Europees Parlement met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2004

    PB L 340 van 6.12.2006, p. 118–122 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    6.12.2006   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 340/118


    BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

    van 27 april 2006

    over de afsluiting van de rekeningen van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2004

    (2006/841/EG)

    HET EUROPEES PARLEMENT,

    gezien de definitieve rekeningen van de Europese Stichting voor opleiding betreffende het begrotingsjaar 2004 (1),

    gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese Stichting voor opleiding betreffende het begrotingsjaar 2004 vergezeld van de antwoorden van de Stichting (2),

    gezien de aanbeveling van de Raad van 14 maart 2006 (5972/2006 — C6-0093/2006),

    gelet op het EG-Verdrag, inzonderheid artikel 276,

    gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), inzonderheid artikel 185,

    gezien Verordening (EEG) nr. 1360/90 van de Raad van 7 mei 1990 tot oprichting van een Europese Stichting voor opleiding (4), inzonderheid artikel 11,

    gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (5), inzonderheid artikel 94,

    gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0102/2006),

    1.

    neemt kennis van de volgende cijfers in de rekeningen van de Europese Stichting voor opleiding voor de begrotingsjaren 2004 en 2003;

    Winst- en verliesrekening over de begrotingsjaren 2004 en 2003 (6)

    (x 1000 euro)

     

    2004

    2003

    Ontvangsten

    Subsidies van de Commissie

    17 600

    18 100

    Andere donoren

    800

    523

    Diverse ontvangsten

    80

    17

    Financiële inkomsten

    Totaal ontvangsten (a)

    18 480

    18 640

    Uitgaven

    Personeel — Titel I van de begroting

    Betalingen

    11 122

    10 771

    Overgedragen kredieten

    123

    329

    Huishoudelijke uitgaven — Titel II van de begroting

    Betalingen

    1 213

    1 076

    Overgedragen kredieten

    247

    310

    Beleidsuitgaven — Titel III van de begroting

    Betalingen

    3 449

    3 396

    Overgedragen kredieten

    1 168

    1 087

    Bestemmingsontvangsten

    Betalingen

    260

    237

    Overgedragen kredieten

    540

    286

    Totaal uitgaven (b)

    18 122

    17 492

    Resultaat van het begrotingsjaar (a-b)

    358

    1 148

    Uit het vorige begrotingsjaar overgedragen saldo

    -1 318

    -2 155

    Geannuleerde overgedragen kredieten

    204

    375

    Terugbetalingen aan de Commissie

    0

    - 703

    Wisselkoersverschillen

    - 4

    17

    Saldo van het begrotingsjaar

    - 759

    -1 318

    2.

    keurt de afsluiting van de rekeningen van de Europese Stichting voor Opleiding betreffende het begrotingsjaar 2004 goed;

    3.

    verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de directeur van de Europese Stichting voor opleiding, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en zorg te dragen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

    De voorzitter

    Josep BORRELL FONTELLES

    De secretaris-generaal

    Julian PRIESTLEY


    (1)  PB C 269 van 28.10.2005, blz. 36.

    (2)  PB C 332 van 28.12.2005, blz. 75.

    (3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

    (4)  PB L 131 van 23.5.1990, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1648/2003 (PB L 245 van 29.9.2003, blz. 22).

    (5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1261/2005 (PB L 201 van 2.8.2005, blz. 3).

    (6)  In de winst- en verliesrekening en de balans zijn slechts de specifieke activiteiten van de Stichting opgenomen, en niet de voor de Commissie beheerde programma's.


    RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

    met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2004

    HET EUROPEES PARLEMENT,

    gezien de definitieve rekeningen van de Europese Stichting voor opleiding betreffende het begrotingsjaar 2004 (1),

    gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese Stichting voor opleiding betreffende het begrotingsjaar 2004 vergezeld van de antwoorden van de Stichting (2),

    gezien de aanbeveling van de Raad van 14 maart 2006 (5972/2006 — C6-0093/2006),

    gelet op het EG-Verdrag, inzonderheid artikel 276,

    gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), inzonderheid artikel 185,

    gezien Verordening (EEG) nr. 1360/90 van de Raad van 7 mei 1990 tot oprichting van een Europese Stichting voor opleiding (4), inzonderheid artikel 11,

    gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (5), inzonderheid artikel 94,

    gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0102/2006),

    A.

    overwegende dat de Rekenkamer verklaarde redelijke zekerheid verkregen te hebben dat, met uitzondering van het feit dat de uitgaven met betrekking tot de Tempus-programma's niet zijn opgenomen, de jaarrekening van het per 31 december 2004 afgesloten begrotingsjaar betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen over het geheel genomen wettig en regelmatig zijn,

    B.

    overwegende dat de Rekenkamer verklaart redelijke zekerheid verkregen te hebben van alle agentschappen, maar voor het begrotingsjaar 2004 expliciet voorbehoud maakt ten aanzien van het Europees Bureau voor wederopbouw, het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding, de Europese Stichting voor opleiding, het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid,

    C.

    overwegende dat het Parlement op 12 april 2005 aan de directeur kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van de Stichting voor het begrotingsjaar 2003 (6) en dat het Parlement in zijn resolutie met de opmerking bij het kwijtingsbesluit (7) onder meer opmerkte dat de Rekenkamer de Stichting opnieuw bekritiseerde voor het niet op juiste wijze in zijn rekeningen opnemen van de uitgaven in verband met de Tempus-programma's, en dat het Parlement verwachtte in het jaarlijkse activiteitenverslag voor 2004 van de Stichting volledig te worden geïnformeerd over een oplossing die, in overleg met de Commissie, dient te worden toegepast voor het correct weergeven van dergelijke middelen in de rekeningen van de Stichting;

    1.

    herinnert eraan dat overeenkomstig artikel 185 van het Financieel Reglement het Europees Parlement kwijting verleent voor de uitvoering van de begrotingen van de door de Gemeenschappen opgerichte organen met rechtspersoonlijkheid die daadwerkelijke subsidies ten laste van de begroting ontvangen; wijst er echter op dat niet al deze organen volledig of zelfs gedeeltelijk worden gefinancierd met subsidies ten laste van de begroting; benadrukt dat het kwijtingsbesluit daarom zowel betrekking heeft op de financiering ten laste van de begroting als op de financiering niet ten laste van de begroting; acht het onaanvaardbaar dat een aantal van de door de Unie opgerichte organen verantwoording moeten afleggen van de besteding van uitgaven die zijn ontvangen uit andere bronnen dan de begroting, terwijl andere organen, die geen subsidie ten laste van de begroting ontvangen, dit niet hoeven; bevestigt het beginsel dat alle communautaire agentschappen, ongeacht of zij subsidies ontvangen, kwijting van het Parlement moeten krijgen, ook indien overeenkomstig hun basisbesluit een andere kwijtingsautoriteit optreedt; is van mening dat alle teksten die tegen dit beginsel ingaan, herzien moeten worden;

    2.

    acht tabel 1 van het verslag van de Rekenkamer, voor het eerst opgenomen in het kader van de kwijtingsprocedure 2003, waarin de bevoegdheden en verantwoordelijkheden, de organisatie, de middelen, de activiteiten en de verleende diensten de Stichting worden samengevat, van grote waarde; merkt op dat de in tabel 1 bevatte informatie door de Stichting is verstrekt; verzoekt de Rekenkamer de inhoud van tabel 1 te verifiëren;

    3.

    dringt erop aan dat agentschappen niet alleen moeten streven naar een deugdelijke besteding van de middelen, maar tevens naar een zo efficiënt en doeltreffend mogelijke wijze van besteding; verzoekt de Rekenkamer de mogelijkheid te onderzoeken om in de speciale jaarverslagen over de agentschappen ook een beoordeling op te nemen van de resultaten en de bereikte doelen; dringt er in dit verband overeenkomstig zijn resoluties over het verlenen van kwijting voor 2003 op aan dat rekening wordt gehouden met de volgende aspecten: dat overlapping van de taken van verschillende agentschappen zo veel mogelijk wordt voorkomen, dat duidelijk wordt gemaakt welke maatregelen worden genomen met het oog op een verbetering van de transparantie en de communicatie met het publiek en welke communautaire maatregelen er zijn voor positieve actie op alle niveaus van aanwerving, opleiding en toewijzing van verantwoordelijkheden;

    4.

    stelt vast dat de communautaire agentschappen niet altijd een goed imago of een goede pers hebben en dat vele van hen dit negatieve imago niet verdient; is van mening dat dit onder de aandacht van de burgers van de Unie moet worden gebracht door zo vaak als nodig is en met gebruikmaking van daarvoor geschikte middelen uiteen te zetten waarom deze agentschappen zijn opgericht en welke resultaten ze hebben bereikt; verzoekt de Commissie maatregelen hiertoe te treffen met gebruikmaking van de middelen die zij daarvoor nodig acht;

    5.

    wijst erop dat de uitbreiding van de Europese Unie in 2004 de structuren en werkwijzen van de communautaire agentschappen op vele manieren heeft beïnvloed, en dat een aantal agentschappen in hun activiteitenverslagen de aandacht vestigt op deze effecten, en daarbij met name wijst op de toename van het aantal administrateurs; verzoekt de Commissie de werkelijke of veronderstelde problemen te analyseren en de nodige aanpassingen aan de regelingen aan te bevelen;

    6.

    wijst erop dat de Commissie zich heeft voorgenomen de wijze van presentatie van de activiteitenverslagen over haar directoraten-generaal te harmoniseren; roept op tot het hanteren van een gelijksoortige benadering bij de activiteitenverslagen van de communautaire agentschappen, die wat inhoud betreft enorm uiteenlopen; verzoekt de Commissie de communautaire agentschappen mede te delen welke informatie en activiteitenindicatoren geleverd moeten worden;

    7.

    is teleurgesteld te moeten vaststellen dat de Stichting het probleem betreffende de juiste presentatie in zijn rekeningen van uitgaven in verband met het Tempus-programma nog altijd niet heeft opgelost; wijst erop dat dit probleem voortduurt ondanks herhaalde kritiek van de Rekenkamer in de jaarverslagen sinds 1999, en dat de Rekenkamer als gevolg daarvan een verklaring met voorbehoud met betrekking tot de rekeningen van de Stichting heeft afgegeven; dringt erop aan dat de rekeningen van de Stichting stroken met de beginselen van eenheid en begrotingswaarachtigheid;

    8.

    dringt erop aan dat de Stichting zich houdt aan de geldende reglementen betreffende de publicatie van een begroting die is onderverdeeld in artikelen en posten, met een bijgevoegd organigram; zal niettemin bij de behandeling van de herziening van het Financieel Reglement rekening houden met de antwoorden van de Stichting, waarin wordt gewezen op de disproportionele kosten van publicatie en wordt toegezegd te zullen zorgen voor transparantie;

    9.

    verwelkomt de gedetailleerde informatie over de ontwikkeling van interne controle door de Stichting die is opgenomen in het jaarlijkse activiteitenverslag voor 2004; kijkt uit naar een voortgangsverslag binnen het jaarlijkse activiteitenverslag voor 2005 en naar het overzichtsverslag over de interne controles in 2005, zoals vereist in artikel 72, lid 5, van de financiële kaderregeling;

    10.

    verzoekt de Commissie de agentschappen te helpen om zo nauwgezet mogelijk het werkschema dat is overeengekomen voor het komende jaar te volgen, om een deugdelijke planning en uitvoering van de activiteiten mogelijk te maken en met name ingrijpende ultieme wijzigingen van de werklast te voorkomen;

    11.

    verzoekt de Commissie om de onderlinge synergie tussen agentschappen door efficiëntere samenwerking te verbeteren en te vermijden dat overlapping van taken en tekortkomingen optreden bij gemeenschappelijke aspecten van opleiding, transversale toepassing van het communautaire beleid, gebruik van de meest recente beheerssystemen en probleemoplossing in verband met een goed begrotingsbeheer.


    (1)  PB C 269 van 28.10.2005, blz. 36.

    (2)  PB C 332 van 28.12.2005, blz. 75.

    (3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

    (4)  PB L 131 van 23.5.1990, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1648/2003 (PB L 245 van 29.9.2003, blz. 22).

    (5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1261/2005 (PB L 201 van 2.8.2005, blz. 3).

    (6)  PB L 196 van 27.7.2005, blz. 113.

    (7)  PB L 196 van 27.7.2005, blz. 114.


    Top