Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document JOL_2005_196_R_0144_01

    2005/551/: Besluit van het Europees Parlement van 12 april 2005 over het verlenen van kwijting aan de uitvoerende directeur van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart voor de uitvoering van de begroting van het Agentschap voor het begrotingsjaar 2003
    Resolutie van het Europees Parlement met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting aan de uitvoerende directeur van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart voor de uitvoering van de begroting van het Agentschap voor het begrotingsjaar 2003

    PB L 196 van 27.7.2005, p. 144–149 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    27.7.2005   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 196/144


    BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

    van 12 april 2005

    over het verlenen van kwijting aan de uitvoerende directeur van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart voor de uitvoering van de begroting van het Agentschap voor het begrotingsjaar 2003

    (2005/551/EG)

    HET EUROPEES PARLEMENT,

    gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart betreffende het begrotingsjaar 2003, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap (1),

    gezien de aanbeveling van de Raad van 8 maart 2005 (6863/2005 — C6-0064/2005),

    gelet op artikel 276 van het EG-Verdrag,

    gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (2), inzonderheid op artikel 185, en op Verordening (EG) nr. 1643/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2003 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1592/2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (3), inzonderheid op artikel 49,

    gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (4), inzonderheid op artikel 94,

    gelet op de artikelen 70 en 71 en bijlage V van zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0074/2005),

    1.

    Verleent kwijting aan de uitvoerende directeur van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart voor de uitvoering van de begroting van het Agentschap voor het begrotingsjaar 2003;

    2.

    Geeft zijn opmerkingen in de begeleidende resolutie;

    3.

    Verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de begeleidende resolutie te doen toekomen aan de uitvoerende directeur van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer en zorg te dragen voor de publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (L-reeks).

    De voorzitter

    Josep BORRELL FONTELLES

    De secretaris-generaal

    Julian PRIESTLEY


    (1)  PB C 324 van 30.12.2004, blz. 9.

    (2)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

    (3)  PB L 245 van 29.9.2003, blz. 7.

    (4)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


    RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

    met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting aan de uitvoerende directeur van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart voor de uitvoering van de begroting van het Agentschap voor het begrotingsjaar 2003

    HET EUROPEES PARLEMENT,

    gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart betreffende het begrotingsjaar 2003, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap (1),

    gezien de aanbeveling van de Raad van 8 maart 2005 (6863/2005 — C6-0064/2005),

    gelet op artikel 276 van het EG-Verdrag,

    gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (2), inzonderheid op artikel 185, en op Verordening (EG) nr. 1643/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2003 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1592/2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (3), inzonderheid op artikel 49,

    gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (4), inzonderheid op artikel 94,

    gelet op de artikelen 70 en 71 en bijlage V van zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0074/2005),

    A.

    Overwegende dat de Rekenkamer in haar bovengenoemde verslag verklaart dat zij redelijke zekerheid heeft verkregen dat de jaarrekening van het per 31 december 2003 afgesloten begrotingsjaar betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen over het geheel genomen wettig en regelmatig zijn,

    B.

    Overwegende dat het Parlement, in overeenstemming met artikel 185 van het Financieel Reglement, voor de eerste keer gebruikmaakt van zijn bevoegdheid om kwijting te verlenen aan de directeur van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart voor de uitvoering van de begroting van het Agentschap voor het begrotingsjaar 2003,

    C.

    Overwegende dat het Parlement bij de inauguratie van zijn betrekkingen met het Agentschap de zekerheid heeft verkregen dat zijn bevoegde commissie de door haar gevraagde gegevens van het Agentschap heeft ontvangen en het Parlement zich erop verheugt een relatie van nauwe samenwerking tussen zijn bevoegde commissies en het Agentschap op te bouwen,

    1.   Neemt kennis van de volgende cijfers in de rekeningen van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart voor het begrotingsjaar 2003:

    Winst-en-verliesrekening over het begrotingsjaar 2003

    (in 1000 EUR)

     

    2003

    Ontvangsten

    Subsidies van de Commissie

    3 725

    Totaal ontvangsten (a)

    3 725

    Uitgaven

    Personeel — Titel I van de begroting

    Betalingen

    680

    Overgedragen kredieten

    27

    Huishoudelijke uitgaven — Titel II van de begroting

    Betalingen

    153

    Overgedragen kredieten

    396

    Beleidsuitgaven — Titel III van de begroting

    Betalingen

    197

    Overgedragen kredieten

    2 486

    Totaal uitgaven (b)

    3 939

    Saldo van het begrotingsjaar (a – b)

    – 214

    Bron: Gegevens van het Agentschap.

    2.   Neemt kennis van de opmerkingen van de Rekenkamer over problemen in verband met de naleving van het Financieel Reglement (bijv. over het ontbreken van een scheiding van de taken van financiële actoren of vertragingen bij het valideren van systemen voor het verschaffen van boekhoudkundige informatie); neemt voorts kennis van de bevindingen van de Rekenkamer met betrekking tot de toepassing van de regels voor het vaststellen van de salarissen en de rechten van nieuw aangeworven personeel;

    3.   Neemt kennis van de antwoorden van het Agentschap met betrekking tot de maatregelen die zijn genomen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer;

    4.   Is van mening dat de genoemde tekortkomingen voornamelijk verband hielden met het feit dat het Agentschap in de opstartfase verkeerde; verzoekt het Agentschap, waar passend, nadere corrigerende maatregelen te nemen, teneinde volledig gevolg te geven aan de opmerkingen van de Rekenkamer;

    5.   Betreurt het ontbreken van een gelijkekansenplan; verwacht dat het Agentschap zo spoedig mogelijk een dergelijk plan ontwikkelt, zodat het een werkgever met een gelijkekansenbeleid wordt; verwacht dat het Agentschap niet alleen in de aanwervingsfase rekening houdt met gelijkheidskwesties, maar zich ook proactief en op de lange termijn inzet voor het bevorderen van de gelijkheid van de geslachten;

    6.   Wijst erop dat het Agentschap in de startfase verkeert en wijst voorts op de problemen voor de directeur om bij de aanwerving van personeel het beginsel van gender-mainstreaming strikt toe te passen; verzoekt het Agentschap om vóór eind 2005 een plan, naar analogie van soortgelijke plannen bij de Europese instellingen, voor positieve actie op te stellen en ten uitvoer te leggen en een speciale inspanning te verrichten op het gebied van voorlichting en communicatie, teneinde vrouwen aan te moedigen te solliciteren naar functies bij het Agentschap;

    7.   Is ingenomen met de plannen van het Agentschap voor het verbeteren van zijn strategie voor de voorlichting van burgers; hoopt op verdere maatregelen op dit gebied in het komende jaar;

    8.   Verwacht dat het Agentschap in zijn activiteitenverslag over het begrotingsjaar 2004 volledig verslag uitbrengt van de vooruitgang die is geboekt;

    Algemene punten ten aanzien van de Commissie en de agentschappen

    9.

    Herinnert aan zijn standpunt dat — hoewel het de inspanningen van de Commissie om te komen tot een beperkt aantal modellen, ten minste voor toekomstige „regelgevende” agentschappen, heeft gesteund — de structuur van bestaande en toekomstige agentschappen diepgaande bezinning op interinstitutioneel niveau verdient; benadrukt voorts dat, alvorens de Commissie de randvoorwaarden voor het gebruik van regelgevende agentschappen formuleert, in een interinstitutioneel akkoord gemeenschappelijke richtsnoeren moeten worden vastgelegd en dat dit dient te gebeuren voordat een geharmoniseerd kader voor de agentschappen wordt opgezet;

    10.

    Neemt kennis van het standpunt van de Commissie (5) ten aanzien van het delegeren van verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van taken aan andere organen, met inbegrip van agentschappen, dan de eigen diensten van de Commissie; is van opvatting dat dit niet beantwoordt aan het verzoek van het Parlement om diepgaande bezinning op interinstitutioneel niveau over de structuur van bestaande agentschappen; verzoekt de Commissie derhalve om duidelijkheid te verschaffen over dit punt en over het toekomstige alomvattende interinstitutionele akkoord in verband met de nieuwe regelingen die moeten worden opgezet in of parallel aan de financiële vooruitzichten (6);

    11.

    Verzoekt de Commissie om op middellange termijn, bijvoorbeeld volgens een vaste driejaarlijkse cyclus, een transversale analyse te organiseren en uit te voeren van de evaluaties die van afzonderlijke agentschappen zijn gemaakt, teneinde:

    a)

    conclusies te trekken over de samenhang van de werkzaamheden van het agentschap met EU-beleid in het algemeen en over de synergieën die bestaan of moeten worden ontwikkeld tussen de agentschappen en de diensten van de Commissie, alsook over het vermijden van overlapping;

    b)

    een beoordeling te geven van de bredere Europese toegevoegde waarde van de resultaten van de agentschappen op hun afzonderlijke werkterreinen, en van de relevantie, efficiëntie en effectiviteit van het agentschapsmodel bij de uitvoering van of het leveren van een bijdrage tot beleid van de Europese Unie;

    c)

    de impact van de activiteiten van de agentschappen te bepalen en te versterken op het punt van de nabijheid, de toegankelijkheid en de zichtbaarheid van de Europese Unie voor haar burgers;

    12.

    Verwacht dat een dergelijke alomvattende analyse uiterlijk eind 2005 beschikbaar is, zodat de periode van drie jaar vanaf de invoering van het Financieel Reglement en het daaruit voortvloeiende nieuwe kader in het agentschappensysteem wordt bestreken;

    13.

    Verzoekt de agentschappen om actief mee te werken aan dit proces en met de Commissie samen te werken door informatie te verstrekken over kwesties die zij van belang achten voor hun functioneren, hun rol, hun opdracht en hun behoeften, alsook over elke andere aangelegenheid die de kwijtingsprocedure zou kunnen verbeteren, teneinde bij te dragen tot het welslagen van het proces; verzoekt de agentschappen om dergelijke informatie ook door te geven aan zijn bevoegde commissies;

    14.

    Roept de Commissie ertoe op om, parallel aan dit proces, uiterlijk eind 2005 te komen met voorstellen voor wijzigingen die moeten worden aangebracht in de oprichtingsbesluiten van bestaande agentschappen, teneinde, onder andere, haar betrekkingen met de agentschappen te optimaliseren; dergelijke voorstellen dienen gericht te zijn op:

    a)

    verbetering van de communicatie tussen de Commissie en de agentschappen;

    b)

    het initiëren of uitbreiden van samenwerking bij het vaststellen van behoeften waarin moet worden voorzien, bij het vaststellen van doelstellingen en resultaten die moeten worden behaald, inclusief de daarvoor noodzakelijke strategie, evenals bij het vaststellen van normen voor toezicht en evaluatie;

    c)

    versterking van aanvullende maatregelen, een betere organisatie van de noodzakelijke hulpbronnen en de daadwerkelijke toewijzing ervan om tot resultaten te komen, en het formuleren van voorlichtingsstrategie voor het verspreiden van deze resultaten;

    15.

    Benadrukt dat, alvorens enig besluit over een voorstel tot oprichting van een nieuw agentschap wordt genomen, de Commissie een nauwgezette evaluatie dient te maken van de noodzaak en de toegevoegde waarde van de taken van dit agentschap, daarbij rekening houdend met bestaande structuren en de beginselen van subsidiariteit, begrotingsdiscipline en vereenvoudiging van procedures;

    16.

    Verwacht van de Commissie dat zij spoedig de richtsnoeren voor het personeelsbeleid van de agentschappen voorlegt, die het Parlement al voor het einde van de begrotingsprocedure 2005 van de Commissie had willen ontvangen;

    Algemene punten ten aanzien van de agentschappen

    17.

    Verwacht met ingang van heden, in overeenstemming met artikel 72, lid 5, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002, van elk van de agentschappen het verslag te ontvangen waarin melding wordt gemaakt van de audits die zijn uitgevoerd door de interne controleur, de daarbij gevoegde aanbevelingen en het gevolg dat aan deze aanbevelingen is gegeven;

    18.

    Verzoekt de agentschappen, verdere inspanningen te verrichten om het statuut van de ambtenaren en de regeling die van toepassing is op andere personeelsleden op correcte wijze toe te passen op hun personeel (aanwervingsprocedures, besluitvorming, persoonlijke dossiers, berekening van salarissen en andere toelagen en vergoedingen, bevorderingsbeleid, vacaturepercentages, quota's in verband met de eerbiediging van de gendergelijkheid, enz.);

    19.

    Stelt vast dat, in het algemeen, de percentages mannen en vrouwen in de algehele personeelsbezetting bij de agentschappen laten zien dat er sprake is van een onevenwichtige verdeling van mannen en vrouwen; betreurt het dat circa een derde deel van het personeel bestaat uit mannen en dat zij oververtegenwoordigd zijn op posten met een hoge rang, terwijl vrouwen in het algemeen oververtegenwoordigd zijn op posten met een lage rang; verwacht dat de agentschappen onmiddellijk doeltreffende maatregelen nemen om deze situatie te corrigeren;

    20.

    Verzoekt de agentschappen om ervoor te zorgen dat alle van toepassing zijnde bepalingen van Richtlijn 2002/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 tot wijziging van Richtlijn 76/207/EEG van de Raad betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen, en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden (7) in hun personeelsbeleid worden opgenomen;

    21.

    Verwacht dat de agentschappen, in antwoord op de desbetreffende opmerkingen van de Rekenkamer, de begrotingsbeginselen zoals vastgelegd in het Financieel Reglement volledig zullen naleven, in het bijzonder de beginselen van eenheid en begrotingswaarachtigheid; verzoekt de agentschappen, voorzover zulks nog niet het geval is, volledig te voldoen aan de boekhoudkundige vereisten van het Financieel Reglement en hun procedures voor intern beheer en interne controle verder te versterken, teneinde verantwoording, transparantie en toegevoegde Europese waarde te vergroten;

    22.

    Moedigt de agentschappen, met name de agentschappen waarvan de werkzaamheden overeenkomsten vertonen met de activiteiten of taken van andere, ertoe aan hun samenwerking te vergroten, teneinde aldus mogelijkheden te creëren voor het ontwikkelen van synergieën; verzoekt deze agentschappen om, waar passend, dergelijke samenwerkingsvormen te formaliseren met behulp van specifieke overeenkomsten (gezamenlijke verklaringen, memoranda van overeenstemming, besluiten over gezamenlijke planning en gezamenlijke elkaar aanvullende acties/programma's), teneinde ervoor te zorgen dat er geen dubbel werk wordt gedaan, dat de output van elk agentschap duidelijk wordt vastgesteld en dat het resultaat van de gezamenlijke inspanningen de toegevoegde waarde en impact van hun werkzaamheden maximaliseert; verwacht regelmatig over deze kwestie te worden geïnformeerd;

    23.

    Verzoekt de agentschappen om speciale aandacht te schenken aan procedures voor het gunnen en het beheren van contracten; verzoekt hen, alle passende maatregelen met betrekking tot hun administratieve structuren te nemen om hun internecontroleprocedures, kanalen en beheer te versterken; is van mening dat dergelijke maatregelen, waar nodig en uitvoerbaar, zouden kunnen bestaan in het opzetten van gespecialiseerde eenheden die tot taak hebben om, op basis van risicoanalyses, advies te geven over de beste manier om gunningsprocedures op te stellen, te zorgen voor toezicht en waar nodig een follow-up te geven; roept de Commissie en de Rekenkamer ertoe op de samenwerking met de agentschappen op dit punt te versterken;

    24.

    Neemt kennis van de door enkele directeuren, met name van de „nieuw opgerichte” agentschappen, genoemde moeilijkheden die agentschappen hebben met betrekking tot het naleven van het tijdschema en de termijnen voor verslaglegging die in het Financieel Reglement zijn vastgelegd; verzoekt de directeuren van agentschappen om, met het oog op de komende herziening van het Financieel Reglement in 2005, de Begrotingscommissie en de Commissie begrotingscontrole in kennis te stellen van de moeilijkheden die zij tot dusver hebben ondervonden, zodat daarmee rekening kan worden gehouden in de overwegingen in het kader van de herziening; verwacht dat de directeuren komen met specifieke voorstellen voor andere regelingen met betrekking tot verslagleggingstermijnen die het best overeenkomen met hun wijze van werken, echter zonder te tornen aan de verslagleggingsverplichtingen die zijn vastgelegd in het Financieel Reglement;

    25.

    Neemt kennis van de positieve reactie van de directeuren op de oproep van de voor de kwijting bevoegde commissie om een nauwkeuriger communicatiesysteem op te zetten, met name op het punt van de door de agentschappen aan deze commissie te verstrekken documenten in verband met de verslagleggingsverplichtingen van de agentschappen; is van mening dat een betere organisatie van deze communicatie de samenwerking met de agentschappen, alsook de democratische controle zal versterken;

    26.

    Verzoekt de directeuren van de agentschappen om met ingang van heden hun jaarlijkse activiteitenverslag, dat samen met financiële en beheersgegevens wordt gepresenteerd, vergezeld te doen gaan van een betrouwbaarheidsverklaring ten aanzien van de wettigheid en de regelmatigheid van werkzaamheden, analoog aan de verklaringen die de directeuren-generaal van de Commissie ondertekenen;

    27.

    Verzoekt de agentschappen, een alomvattende voorlichtingsstrategie te ontwikkelen met het oog op de behoefte om de resultaten van hun werkzaamheden, in passende vorm, beschikbaar te maken voor het grote publiek in plaats van deze alleen te presenteren aan de Europese instellingen, bevoegde instanties van de lidstaten, specialisten, partners of specifieke begunstigden; verzoekt de agentschappen om met het oog op het ontwikkelen van een dergelijke strategie hun samenwerking te intensiveren en informatie uit te wisselen over de beste methodes om dit doel te bereiken; verwacht dat de agentschappen zijn bevoegde commissies vóór de volgende kwijtingsprocedure naar behoren op de hoogte stellen van de voortgang bij de opstelling van de strategie, teneinde een doeltreffende en tijdige monitoring van hun activiteiten te waarborgen;

    Algemene punten ten aanzien van de Rekenkamer en de agentschappen

    28.

    Is ingenomen met het initiatief van de Rekenkamer om aan haar specifieke verslagen over afzonderlijke agentschappen een tabel toe te voegen die beknopte informatie bevat over de bevoegdheden, het bestuur, de beschikbare hulpbronnen en de producten/output van het desbetreffende agentschap; is van mening dat dit de duidelijkheid en de transparantie van de werkzaamheden van deze Gemeenschapsorganen ten goede komt, terwijl tegelijkertijd een nuttige basis wordt verschaft voor vergelijking, waar passend, met het oog op het creëren van het geharmoniseerde kader voor de agentschappen waar het Parlement om heeft gevraagd;

    29.

    Verzoekt de Rekenkamer en de agentschappen om hun samenwerking te versterken, teneinde de procedures en technische instrumenten voor een goed beheer van alle financiële en begrotingskwesties te verbeteren, met het oogmerk om een methodologie op te stellen waarmee het pad wordt geëffend voor een positieve kwijting vanaf de start van de procedure; verwacht regelmatig te worden geïnformeerd over de geboekte vooruitgang en de toepassing van de beste praktijken;

    30.

    Verzoekt de Rekenkamer en de agentschappen de transparantie in de „procédure contradictoire” die voorafgaat aan het eindverslag van de Rekenkamer, te vergroten, teneinde tegenstrijdigheden en ambiguïteiten die de geloofwaardigheid van de gehele exercitie in gevaar zouden kunnen brengen, te vermijden; verzoekt de Rekenkamer en de Commissie in verband hiermee te komen met een voorstel voor een uitvoerbare methode om informatie over verbeteringen die zijn aangebracht en/of problemen die zijn vastgesteld in de periode tussen de eerste bespreking van het ontwerpverslag van de Rekenkamer en het uiteindelijke besluit over de kwijting, te actualiseren, teneinde het meest getrouwe beeld van de situatie bij de agentschappen te kunnen geven.


    (1)  PB C 324 van 30.12.2004, blz. 9.

    (2)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

    (3)  PB L 245 van 29.9.2003, blz. 7.

    (4)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

    (5)  Zoals vastgelegd in bijlage 1 bij de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement „Bouwen aan onze gemeenschappelijke toekomst — Beleidsuitdagingen en begrotingsmiddelen in de uitgebreide Unie 2007-2013” (COM(2004) 0101, blz. 38).

    (6)  Zie de bijlage bij het Verslag van de Commissie over de follow-up van de kwijtingen 2002 (COM(2004) 0648, blz. 108).

    (7)  PB L 269 van 5.10.2002, blz. 15.


    Top