Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document JOC_2001_062_E_0135_01

    Gewijzigd voorstel voor een verordening van de Raad betreffende het Europees Bureau voor wederopbouw(COM(2000) 628 def. — 2000/0112(CNS))

    PB C 62E van 27.2.2001, p. 135–138 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    52000PC0628(02)

    Gewijzigd voorstel voor een verordening van de Raad betreffende het Europees Bureau voor wederopbouw (door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-Verdrag ingediend) /* COM/2000/0628 def. - CNS 2000/0112 */

    Publicatieblad Nr. 062 E van 27/02/2001 blz. 0135 - 0138


    Gewijzigd voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD betreffende het Europees Bureau voor wederopbouw

    TOELICHTING

    1. INLEIDING

    Op 10 mei 2000 heeft de Commissie twee voorstellen voor een verordening aangenomen die aan de Raad zijn toegezonden, namelijk:

    -een voorstel voor een verordening betreffende de bijstand aan Albanië, Bosnië en Herzegovina, Kroatië, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en de Federale Republiek Joegoslavië (hierna "de verordening betreffende de bijstand" genoemd);

    -een voorstel voor een verordening betreffende het Europees Bureau voor wederopbouw (hierna "de verordening betreffende het Bureau" genoemd).

    De Commissie heeft vervolgens richtsnoeren vastgesteld voor de hervorming van het beheer van de buitenlandse hulp. Deze hervorming beoogt in de eerste plaats de buitenlandse hulp ingrijpend te verbeteren in termen van snelheid, kwaliteit en zichtbaarheid.

    De belangrijkste punten van deze richtsnoeren hebben onder meer betrekking op de programmering en op de rol van de comités die de Commissie moeten bijstaan (comitéprocedures).

    Om rekening te houden met de richtsnoeren voor de hervorming, met name op deze twee gebieden, moet de Commissie haar voorstellen voor een verordening betreffende de bijstand en betreffende het Bureau wijzigen. Deze toelichting betreft de twee gewijzigde voorstellen voor een verordening.

    2. PROGRAMMERING

    In het kader van de hervorming heeft de Commissie zich tot doel gesteld de meerjaarlijkse programmering te versterken door de kwaliteit ervan te verbeteren, zodat de doelstellingen en politieke prioriteiten van de EU erin tot uiting komen.

    In het gewijzigde voorstel voor de verordening betreffende de bijstand zijn de beginselen voor de programmering duidelijk vastgelegd: een strategisch kader dient als grondslag voor de vaststelling van een meerjaarlijkse indicatieve programmering, op basis waarvan vervolgens jaarprogramma's kunnen worden vastgesteld. In het vorige voorstel voor een verordening waren deze beginselen niet duidelijk bevestigd. Deze programmeringsbeginselen zouden echter steeds moeten gelden, behalve in uitzonderlijke gevallen.

    Met een strikte en coherente programmering wordt het mogelijk de hulp efficiënter te organiseren, de bijstand op hervormingsprogramma's te laten aansluiten waarbij korte- en middellangetermijn doelen worden nagestreefd, en te garanderen dat de bijstand complementair is met die van andere donoren.

    3. COMITÉPROCEDURES

    Met de versterking van de programmering en de definitie van een strategisch kader waarin de bijstand moet worden ingepast, zullen de lidstaten zich in het beheerscomité kunnen uitspreken over de prioriteiten en de hoofdlijnen van de bijstand.

    In de richtsnoeren voor de hervorming van de buitenlandse hulp wordt ervoor gepleit dat de comités zich niet zozeer op specifieke projecten als wel op de programmeringsfase concentreren. Het is namelijk bij de programmering dat de belangrijke politieke en strategische vragen aan bod komen.

    De Commissie stelt voor haar voorstel voor een verordening betreffende de bijstand te wijzigen om dit principe te kunnen toepassen. In dat geval zou het beheerscomité samen met de Commissie het strategisch kader bestuderen (nationaal strategiedocument) waarin de programmering moet worden ingepast. Het comité zou om advies worden verzocht voor de meerjaarlijkse en jaarprogramma's.

    Dit voorstel valt binnen het kader van de besprekingen van de Raad Algemene Zaken, met name wat de Meda-verordening betreft, en sluit aan bij de stand van de besprekingen in het Europees Parlement.

    4. ANDERE WIJZIGINGEN

    *Uit de ervaringen die zijn opgedaan sinds het Bureau in februari van dit jaar met zijn werkzaamheden is begonnen, is gebleken dat de besluitvormingsmechanismen voor de wederopbouwprogramma's sneller en functioneler moeten worden. Tot dusver moesten de wederopbouwprogramma's die door het Bureau werden opgesteld en door de Raad van bestuur werden bestudeerd, opnieuw in behandeling worden genomen door het beheerscomité. Dit heeft tot ingewikkelde procedures en onnodige vertragingen geleid. De wederopbouwprogramma's die door het Bureau worden voorgesteld, moeten de goedkeuring van de Commissie kunnen krijgen zonder dat zij het beheerscomité hoeven te passeren. Er wordt derhalve voorgesteld dat wanneer de Commissie de door het Bureau voorgestelde programma's goedkeurt, de procedure met het beheerscomité niet van toepassing is.

    *Andere wijzigingen hebben betrekking op:

    -het verschil in de bijstand die kan worden verleend aan UNMIK en het Bureau van de Hoge Vertegenwoordiger in het kader van de verordening betreffende de bijstand, en de bijstand als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1080/2000 van 22 mei 2000;

    -het verschil tussen de steun die met begrotingsmiddelen kan worden verleend in het kader van de verordening betreffende de bijstand, en de macro-economische bijstand die wordt verleend op basis van ad-hocbesluiten van de Raad;

    -de complementariteit tussen de communautaire en de bilaterale (door de lidstaten verstrekte) bijstand;

    -de toevoeging van een datum waarop de toepassing van de verordening betreffende de bijstand afloopt;

    -de wijziging van de verordening tot oprichting van de Europese Stichting voor opleiding, zodat de activiteiten van de stichting ook kunnen doorgaan in de in de verordening betreffende de bijstand genoemde begunstigde landen;

    -de wijziging van het besluit van de Raad tot verlening van een garantie van de Gemeenschap voor verliezen van de Europese Investeringsbank op leningen voor projecten buiten de Gemeenschap, teneinde de verwijzing naar Verordening (EG) nr. 1628/96 van de Raad (OBNOVA) door een verwijzing naar deze verordening te kunnen vervangen.

    Opmerking: de voorgestelde wijzigingen hebben geen financiële gevolgen. Het financieel memorandum bij het oorspronkelijke voorstel blijft van toepassing.

    2000/0112 (CNS)

    Gewijzigd voorstel voor een

    VERORDENING VAN DE RAAD

    betreffende het Europees Bureau voor wederopbouw

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 308,

    Gezien het voorstel van de Commissie [16],

    [16] PB C

    Gezien het advies van het Europees parlement [17],

    [17] PB C

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) De bijstand voor Albanië, Bosnië en Herzegovina, Kroatië, de Federale Republiek Joegoslavië en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië is grotendeels ten uitvoer gelegd in het raam van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 [18], laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2454/99 [19], en van Verordening (EEG) nr. 3906/89 [20], laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1266/1999 [21].

    [18] PB L 204 van 14.8.1996, blz. 1.

    [19] PB L 299 van 20.11.1999, blz. 1.

    [20] PB L 375 van 23.12.1989, blz. 11.

    [21] PB L 161 van 26.6.1999, blz. 68.

    (2) Verordening (EG) nr. 1628/96, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2454/99, betrof de oprichting van het Europees Bureau voor wederopbouw en vormde de rechtsgrondslag ervan.

    (3) De Raad heeft op [datum van vaststelling van CARDS] Verordening [CARDS] vastgesteld waarbij een eenvormige juridische raamregeling voor de bijstand aan deze landen wordt geboden en Verordening (EG) nr. 1628/96 wordt ingetrokken.

    (4) De bepalingen betreffende de oprichting en de werking van het Europees Bureau voor wederopbouw moeten derhalve in een nieuwe verordening worden overgenomen, waarbij zij aan Verordening [CARDS] worden aangepast en waarbij terzelfdertijd de noodzakelijke wijzigingen worden aangebracht.

    (5) De Europese Raad van Feira van 19 en 20 juni 2000 heeft benadrukt dat het Europees Bureau voor wederopbouw, als de instantie die het toekomstige CARDS-programma moet uitvoeren, van zijn volledige potentieel gebruik moet kunnen maken om de in Keulen gestelde doelen te bereiken.

    (6) Het Verdrag voorziet voor de vaststelling van deze verordening in geen andere handelingsbevoegdheden dan die van artikel 308.

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1. De Commissie kan de tenuitvoerlegging van de in artikel 1 van Verordening [CARDS] beoogde bijstand in eerste instantie in Kosovo, en wanneer de omstandigheden het toelaten ook in andere gebieden van de Federale Republiek Joegoslavië, aan een Bureau overdragen.

    Te dien einde wordt het Europees Bureau voor wederopbouw opgericht, hierna "Bureau" genoemd, dat ten doel heeft de in de eerste alinea bedoelde bijstand ten uitvoer te leggen.

    2. Op voorstel van de Commissie besluit de Raad met gekwalificeerde meerderheid tot de uitbreiding van de activiteiten van het Bureau tot andere gebieden van de Federale Republiek Joegoslavië dan Kosovo, alsmede tot vaststelling van nadere bepalingen betreffende de aanwijzing van de in artikel 1, lid 2, van Verordening [CARDS] bedoelde instanties. In het licht van dit besluit kan het Bureau andere operationele centra oprichten.

    Artikel 2

    1. Ter verwezenlijking van de in artikel 1 bedoelde doelstelling verricht het Bureau, binnen de grenzen van zijn bevoegdheden en overeenkomstig de besluiten van de Commissie, de volgende taken:

    a) het verzamelen, analyseren en doorgeven aan de Commissie van informatie over:

    i) schade, behoeften in verband met de wederopbouw en de terugkeer van vluchtelingen, alsmede over activiteiten van de regeringen, de lokale en regionale overheden en de internationale gemeenschap op dit gebied;

    ii) de dringende behoeften van de betrokken bevolkingsgroepen, daarbij rekening houdende met de situatie van ontheemden en de eventuele terugkeer van deze bevolkingsgroepen;

    iii) prioritaire sectoren en geografische gebieden die dringend steun nodig hebben van de internationale gemeenschap;

    b) het opstellen van voorstellen voor programma's voor de wederopbouw en de terugkeer van vluchtelingen overeenkomstig de richtsnoeren van de Commissie;

    c) de zorg voor de uitvoering van de in artikel 1 bedoelde bijstand, voorzover mogelijk in samenwerking met de plaatselijke bevolking en, zo nodig, steunend op door middel van een aanbesteding geselecteerde actoren. Daartoe kan het Bureau door de Commissie worden belast met alle activiteiten die ter uitvoering van de programma's nodig zijn, in het bijzonder:

    i) de opstelling van een taakomschrijving;

    ii) de opstelling en evaluatie van oproepen tot het indienen van inschrijvingen;

    iii) de ondertekening van contracten;

    iv) het sluiten van financieringsovereenkomsten;

    v) de toewijzing van opdrachten overeenkomstig het in deze verordening bepaalde;

    vi) de evaluatie van projecten;

    vii) de controle van de uitvoering van de projecten;

    viii) het verrichten van betalingen.

    2. Onverminderd eventueel medegefinancierde acties in het raam van de door artikel 1 aan het Bureau verleende bevoegdheden, kan het Bureau de programma's voor de wederopbouw en voor de terugkeer van vluchtelingen uitvoeren, die de lidstaten en andere donoren hem toevertrouwen, met name in het raam van de samenwerking die de Commissie heeft opgezet met de Wereldbank, de internationale financiële instellingen en de Europese Investeringsbank (EIB).

    Voor de uitvoering van die programma's gelden de volgende voorwaarden:

    a) de financieringen moeten integraal door deze andere donoren worden gewaarborgd;

    b) de financieringen moeten de werkingskosten die er het gevolg van zijn dekken;

    c) de duur van deze opdrachten moet met de in artikel 13 vastgestelde termijn voor de opheffing van het Bureau verenigbaar zijn.

    3. De Commissie kan het Bureau ook belasten met de follow-up, met name de controle, evaluatie en audit, van de in het kader van Verordening (EG) nr. 1080/2000 genomen besluiten met betrekking tot de ondersteuning van UNMIK.

    Artikel 3

    Het Bureau heeft rechtspersoonlijkheid. Het Bureau beschikt in alle lidstaten over de ruimste juridische bevoegdheden die naar nationaal recht worden toegekend aan natuurlijke personen. Het Bureau kan in het bijzonder onroerende en roerende goederen verwerven of vervreemden en in rechte optreden. Het Bureau is een organisatie zonder winstoogmerk.

    Het operationele centrum van het Bureau, dat ten aanzien van het beheer over een aanzienlijke mate van zelfstandigheid zal beschikken, wordt in eerste instantie in Pristina gevestigd, opdat bij de aanvang van de wederopbouwwerkzaamheden in Kosovo gebruik kan worden gemaakt van de algemene diensten van het Bureau in Thessaloniki, waar zich de zetel van het Bureau bevindt.

    Artikel 4

    1. Het Bureau heeft een Raad van bestuur, die uit één vertegenwoordiger van elke lidstaat en twee vertegenwoordigers van de Commissie is samengesteld.

    2. De vertegenwoordigers van de lidstaten worden door de betrokken lidstaten benoemd. Daarbij wordt rekening gehouden met hun kennis en ervaring op de gebieden die bij de activiteiten van het Bureau een belangrijke rol spelen.

    3. De vertegenwoordigers worden benoemd voor een periode van dertig maanden.

    4. De Raad van bestuur wordt voorgezeten door de Commissie. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

    5. De EIB wijst een waarnemer aan die niet aan de stemming deelneemt.

    6. De Raad van bestuur stelt zijn reglement van orde vast.

    7. De vertegenwoordigers van de lidstaten en de Commissie beschikken in de Raad van bestuur elk over één stem.

    De Raad van bestuur neemt zijn besluiten met een meerderheid van tweederde.

    8. De Raad van bestuur stelt met eenparigheid van stemmen de taalregeling van het Bureau vast.

    9. De voorzitter roept de Raad van bestuur bijeen telkens wanneer dit vereist is en minstens driemaal per jaar. De Raad van bestuur kan ook worden bijeengeroepen op verzoek van de directeur van het Bureau of op verzoek van minstens een gewone meerderheid van de leden.

    10. a) De Raad van bestuur bestudeert het door de Commissie voorgestelde strategisch kader betreffende de bijstand waarin het jaarlijkse wederopbouwprogramma moet worden ingepast.

    b) Op basis van dit strategisch kader en de desbetreffende richtsnoeren van de Commissie legt de directeur de Raad van bestuur een ontwerp van het jaarlijkse wederopbouwprogramma voor. In dit ontwerp worden voor het begrotingsjaar in kwestie de nagestreefde doelstellingen, de bijstandsgebieden en de geplande middelen vastgelegd. Na advies van de Raad van bestuur wordt het ontwerp van het jaarlijkse wederopbouwprogramma door de directeur aan de Commissie toegezonden.

    c) Op voorstel van de directeur neemt de Raad van bestuur besluiten over:

    i) de voorstellen voor eventueel door het Bureau uit te voeren programma's van andere donoren;

    ii) de vaststelling van een meerjarige contractuele raamregeling met de voor het bestuur van Kosovo verantwoordelijke overgangsautoriteit voor de uitvoering van de in artikel 1, lid 3, van Verordening [CARDS] bedoelde bijstand

    iii) de aanwezigheid op de bijeenkomsten van de Raad van bestuur van vertegenwoordigers, in de hoedanigheid van waarnemer, van de landen en organisaties die het Bureau hebben verzocht de uitvoering van hun programma's op zich te nemen.

    11. De Raad van bestuur dient jaarlijks uiterlijk op 31 maart bij de Commissie een ontwerp in van het jaarverslag over de activiteiten van het Bureau in het voorgaande jaar en de financiering daarvan.

    De Commissie keurt het jaarverslag goed en legt dit voor aan het Europees Parlement en de Raad.

    Artikel 5

    1. De directeur van het Bureau wordt op voorstel van de Commissie door de Raad van bestuur voor een periode van dertig maanden benoemd. Hij kan volgens dezelfde procedure uit zijn functie worden ontzet.

    De directeur is belast met:

    a) de opstelling van het ontwerp van het in artikel 4, lid 10, onder b), bedoelde jaarlijkse wederopbouwprogramma;

    b) de voorbereiding en de organisatie van de werkzaamheden van de Raad van bestuur;

    c) het dagelijks bestuur van het Bureau;

    d) de voorbereiding van de staat van ontvangsten en uitgaven en de uitvoering van de begroting van het Bureau;

    e) de voorbereiding en de publicatie van de in deze verordening bedoelde verslagen;

    f) alle personeelsvraagstukken;

    g) de uitvoering van de besluiten van de Raad van bestuur en de richtsnoeren voor de activiteiten van het Bureau.

    2. De directeur legt de Raad van bestuur verantwoording af over het beheer en is aanwezig op de bijeenkomsten van de Raad van bestuur.

    3. De directeur vertegenwoordigt het Bureau op juridisch vlak.

    4. De directeur oefent de bevoegdheden uit van het tot aanstelling bevoegde gezag.

    5. De directeur dient eenmaal in de drie maanden bij het Europees Parlement een verslag in over de activiteiten van het Bureau.

    Artikel 6

    1. Voor alle uitgaven en ontvangsten van het Bureau worden voor elk begrotingsjaar, dat samenvalt met het kalenderjaar, ramingen opgesteld. De uitgaven en ontvangsten worden opgenomen in de begroting van het Bureau, die tevens een overzicht van de personeelsbezetting bevat.

    2. De ontvangsten en uitgaven van de begroting van het Bureau moeten in evenwicht zijn.

    3. De ontvangsten van het Bureau omvatten, afgezien van eventuele andere ontvangsten, een in de algemene begroting van de Europese Unie opgenomen subsidie, betalingen verricht ter vergoeding van verleende diensten, alsmede uit andere bronnen afkomstige middelen.

    4. De begroting omvat tevens nauwkeurige gegevens over de middelen die door de begunstigde landen zelf zijn bestemd voor projecten die in aanmerking komen voor financiële bijstand van het Bureau.

    Artikel 7

    1. De directeur stelt jaarlijks een ontwerpbegroting voor het Bureau vast, teneinde de huishoudelijke en operationele uitgaven voor het volgende begrotingsjaar te dekken. Hij dient het ontwerp in bij de Raad van bestuur.

    2. Op grond hiervan neemt de Raad van bestuur jaarlijks uiterlijk op 15 februari de ontwerpbegroting van het Bureau aan. Deze wordt de Commissie voorgelegd.

    3. De Commissie onderzoekt de ontwerpbegroting van het Bureau, rekening houdende met de prioriteiten die zij heeft vastgesteld en de algemene financiële richtsnoeren voor de steun ten behoeve van de wederopbouw van Kosovo.

    Zij stelt, op deze grondslag en binnen de grenzen die worden voorgesteld voor het totaalbedrag dat nodig is voor de steun ten behoeve van Kosovo, de jaarlijkse indicatieve bijdrage vast ten behoeve van de begroting van het Bureau, die in het voorontwerp van de begroting van de Europese Unie dient te worden opgenomen.

    4. Na in kennis te zijn gesteld van het advies van de Commissie stelt de Raad van bestuur, aan het begin van elk begrotingsjaar, de begroting van het Bureau vast, waarbij hij deze aanpast aan de verschillende bijdragen die aan het Bureau zijn toegewezen, alsmede aan de middelen die uit andere bronnen afkomstig zijn. In de begroting wordt nauwkeurig vermeld hoeveel personeelsleden het Bureau in het betrokken begrotingsjaar heeft en in welke rang en categorie zij werkzaam zijn.

    Artikel 8

    1. De directeur is belast met de uitvoering van de begroting van het Bureau.

    2. De financiële controle wordt verricht door de bevoegde diensten van de Commissie.

    3. De gedetailleerde rekeningen over alle ontvangsten en uitgaven van het voorgaande begrotingsjaar worden door de directeur jaarlijks uiterlijk op 31 maart aan de Commissie, de Raad van bestuur en de Rekenkamer voorgelegd.

    De Rekenkamer onderzoekt deze rekeningen, overeenkomstig artikel 248 van het Verdrag. Zij stelt jaarlijks een verslag op over de activiteiten van het Bureau..

    4. Het Europees Parlement geeft op aanbeveling van de Raad de directeur kwijting over de uitvoering van de begroting van het Bureau.

    Artikel 9

    De Raad van bestuur neemt, in overleg met de Commissie en na raadpleging van de Rekenkamer, het financieel reglement van het Bureau aan, waarbij met name nauwkeurig de te volgen procedure voor de vaststelling en de uitvoering van de begroting van het Bureau wordt vermeld, met inachtneming van artikel 142 van het Financieel Reglement dat van toepassing is op de algemene begroting van de Europese Unie.

    Artikel 10

    Voor het personeel van het Bureau gelden dezelfde voorschriften en regelingen als voor de ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen. De Raad van bestuur stelt, in overleg met de Commissie, de noodzakelijke uitvoeringsbepalingen vast.

    Het personeel van het Bureau is samengesteld uit een beperkt aantal door de Commissie of de lidstaten voor managementfuncties benoemde of gedetacheerde ambtenaren. De overige personeelsleden worden door het Bureau aangeworven voor een periode die overeenstemt met de periode waarin het Bureau hen nodig heeft.

    Artikel 11

    De Raad van bestuur besluit tot toetreding van het Bureau tot het Interinstitutionele akkoord betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF). Hij treft de nodige maatregelen voor de interne onderzoeken van het OLAF.

    De financieringsbesluiten, alsmede alle contracten of uitvoeringsinstrumenten die uit die besluiten voortvloeien, bepalen uitdrukkelijk dat de Rekenkamer en het OLAF indien nodig bij de begunstigden van middelen uit het Fonds en bij de tussenpersonen die deze middelen verdelen, tot controle ter plaatse kunnen overgaan.

    Artikel 12

    1. De contractuele aansprakelijkheid van het Bureau wordt beheerst door de wet welke op het betrokken contract van toepassing is.

    2. Inzake de niet-contractuele aansprakelijkheid moet het Bureau overeenkomstig de algemene beginselen welke de rechtsstelsels der lidstaten gemeen hebben, de schade vergoeden die door het Bureau of door zijn personeelsleden in de uitoefening van hun functies is veroorzaakt.

    Het Hof van Justitie is bevoegd inzake geschillen betreffende de vergoeding van dergelijke schade.

    3. De persoonlijke aansprakelijkheid der personeelsleden jegens het Bureau wordt geregeld bij de bepalingen die van toepassing zijn op het personeel van het Bureau.

    Artikel 13

    De Commissie dient bij de Raad een voorstel betreffende de opheffing van het Bureau in, indien zij van mening is dat het Bureau zijn in artikel 1 genoemde opdracht heeft voltooid. De Commissie dient in elk geval en uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van deze verordening bij de Raad een voorstel betreffende de status van het Bureau in.

    Artikel 14

    De voor het functioneren van het Bureau noodzakelijke vertaaldiensten worden in beginsel verricht door het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie.

    Artikel 15

    Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    De verordening is van toepassing tot en met 31 december 2004.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel,

    Voor de Raad

    De voorzitter

    Top