EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C:2012:258:FULL

Publicatieblad van de Europese Unie, C 258, 25 augustus 2012


Display all documents published in this Official Journal
 

ISSN 1977-0995

doi:10.3000/19770995.C_2012.258.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 258

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

55e jaargang
25 augustus 2012


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Hof van Justitie van de Europese Unie

2012/C 258/01

Laatste publicatie van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het Publicatieblad van de Europese UniePB C 250 van 18.8.2012

1

 

V   Adviezen

 

GERECHTELIJKE PROCEDURES

 

Hof van Justitie

2012/C 258/02

Zaak C-335/09 P: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 26 juni 2012 — Republiek Polen/Europese Commissie (Hogere voorziening — Gemeenschappelijke ordening van markten — Wegens toetreding van nieuwe lidstaten vast te stellen overgangsmaatregelen — Verordening (EG) nr. 1972/2003 tot vaststelling van maatregelen voor handelsverkeer van landbouwproducten — Beroep tot nietigverklaring — Termijn — Aanvang — Termijnoverschrijding — Niet-ontvankelijkheid — Wijziging van bepaling van voornoemde verordening — Heropening van termijn — Gedeeltelijke ontvankelijkheid — Middelen — Schending van beginselen die rechtsgemeenschap vormen en van beginsel van effectieve rechterlijke bescherming — Schending van beginsel van vrije verkeer van goederen en van verbod van discriminatie op grond van nationaliteit — Schending van evenredigheidsbeginsel en van beginsel van bescherming van gewettigd vertrouwen — Schending van hiërarchie der rechtsregels — Schending van artikel 41 van Toetredingsakte van 2003 — Onjuiste uitlegging van artikel 3 van verordening (EG) nr. 1972/2003 — Niet-nakoming van motiveringsplicht)

2

2012/C 258/03

Zaak C-336/09 P: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 26 juni 2012 — Republiek Polen/Europese Commissie (Hogere voorziening — Gemeenschappelijke ordening van markten — Wegens toetreding van nieuwe lidstaten vast te stellen overgangsmaatregelen — Verordening (EG) nr. 60/2004 houdende maatregelen in sector suiker — Beroep tot nietigverklaring — Termijn — Aanvang — Termijnoverschrijding — Niet-ontvankelijkheid — Middelen — Schending van beginselen die rechtsgemeenschap vormen en van beginsel van effectieve rechterlijke bescherming)

2

2012/C 258/04

Zaak C-404/10 P: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 28 juni 2012 — Europese Commissie/Éditions Odile Jacob SAS, Lagardère SCA (Hogere voorziening — Toegang tot documenten van instellingen — Verordening (EG) nr. 1049/2001 — Documenten met betrekking tot procedure van controle op concentratie van ondernemingen — Verordeningen (EEG) nr. 4064/89 en (EG) nr. 139/2004 — Weigering van toegang — Uitzonderingen ter bescherming van doelstellingen van onderzoek, commerciële belangen, juridische adviezen en besluitvormingsproces van instellingen — Verplichting voor betrokken instelling om inhoud van in verzoek om toegang bedoelde documenten concreet en individueel te onderzoeken)

3

2012/C 258/05

Zaak C-477/10 P: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 28 juni 2012 — Europese Commissie/Agrofert Holding a.s., Polski Koncern Naftowy Orlen SA, Koninkrijk Denemarken, Republiek Finland, Koninkrijk Zweden (Hogere voorziening — Toegang tot documenten van instellingen — Verordening (EG) nr. 1049/2001 — Documenten betreffende procedure van controle op concentratie van ondernemingen — Verordening (EG) nr. 139/2004 — Weigering van toegang — Uitzonderingen met betrekking tot bescherming van doel van onderzoeken, van commerciële belangen, van juridisch advies en van besluitvormingsproces van instellingen)

4

2012/C 258/06

Zaak C-485/10: Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 28 juni 2012 — Europese Commissie/Helleense Republiek (Niet-nakoming — Staatssteun — Steun ten behoeve van Ellinika Nafpigeia AE — Onverenigbaarheid met gemeenschappelijke markt — Terugvordering — Niet-uitvoering)

4

2012/C 258/07

Zaak C-7/11: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 28 juni 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunale di Palermo — Italië) — Strafzaak tegen Fabio Caronna (Geneesmiddelen voor menselijk gebruik — Richtlijn 2001/83/EG — Artikel 77 — Groothandel in geneesmiddelen — Verplichte bijzondere vergunning voor apothekers — Voorwaarden voor toekenning)

5

2012/C 258/08

Zaak C-19/11: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 28 juni 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesgerichtshof — Duitsland) — Markus Geltl/Daimler AG (Richtlijnen 2003/6/EG en 2003/124/EG — Voorwetenschap — Begrip informatie die concreet is — Tussenstappen van in tijd gespreid proces — Vermelding van situatie die bestaat of waarvan redelijkerwijze mag worden aangenomen dat zij zal ontstaan, of van gebeurtenis die heeft plaatsgevonden of waarvan redelijkerwijze mag worden aangenomen dat zij zal plaatsvinden — Uitlegging van bewoordingen waarvan redelijkerwijze mag worden aangenomen — Openbaarmaking van informatie over wisseling van bestuurder van vennootschap)

5

2012/C 258/09

Zaak C-172/11: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 28 juni 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Arbeitsgericht Ludwigshafen am Rhein — Duitsland) — Georges Erny/Daimler AG — Werk Wörth (Vrij verkeer van werknemers — Artikel 45 VWEU — Verordening (EG) nr. 1612/68 — Artikel 7, lid 4 — Discriminatieverbod — Aanvulling van loon van werknemers die voorafgaand aan pensioen in deeltijd werken — In lidstaat van verblijf aan inkomstenbelasting onderworpen grensarbeiders — Fictieve inaanmerkingneming van loonbelasting van lidstaat van tewerkstelling)

6

2012/C 258/10

Zaak C-306/11 P: Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 28 juni 2012 — XXXLutz Marken GmbH/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen), Natura Selection, SL (Hogere voorziening — Gemeenschapsmerk — Verordening (EG) nr. 40/94 — Beeldmerk Linea Natura Natur hat immer Stil — Oppositie door houder van gemeenschapsbeeldmerk natura selection — Relatieve weigeringsgrond — Verwarringsgevaar)

7

2012/C 258/11

Zaak C-192/12 PPU: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 28 juni 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Korkein oikeus — Finland) — Tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel dat is uitgevaardigd tegen Melvin West (Politiële en justitiële samenwerking in strafzaken — Kaderbesluit 2002/584/JBZ — Europees aanhoudingsbevel en procedures van overlevering tussen lidstaten — Europees aanhoudingsbevel dat is uitgevaardigd met oog op tenuitvoerlegging van vrijheidsstraf of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel — Artikel 28 — Verdere overlevering — Keten van Europese aanhoudingsbevelen — Tenuitvoerlegging van derde Europees aanhoudingsbevel tegen dezelfde persoon — Begrip uitvoerende lidstaat — Toestemming voor overlevering — Prejudiciële spoedprocedure)

7

2012/C 258/12

Zaak C-114/11: Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 27 april 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden — Nederland) — Staatssecretaris van Financiën/U. Notermans-Boddenberg (Artikelen 18 EG en 39 EG — Personenauto’s — Gebruik in lidstaat van personenauto die in andere lidstaat is geregistreerd — Belasting op dit voertuig in eerstgenoemde lidstaat bij aanvang van gebruik op nationaal wegennet — Voertuig meegebracht bij verhuizing naar eerstgenoemde lidstaat en gebruikt zowel voor privédoeleinden als voor vervoer naar werkplek in tweede lidstaat)

8

2012/C 258/13

Zaak C-307/11 P: Beschikking van het Hof (Vijfde kamer) van 26 april 2012 — Deichmann SE/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (Hogere voorziening — Gemeenschapsmerk — Verordening (EG) nr. 40/94 — Artikel 7, lid 1, sub b — Absolute weigeringsgrond — Geen onderscheidend vermogen — Beeldteken dat chevron omboord met stippellijnen weergeeft)

8

2012/C 258/14

Zaak C-224/12 P: Hogere voorziening ingesteld op 11 mei 2012 door Europese Commissie tegen het arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 2 maart 2012 in de gevoegde zaken T-29/10 en T-33/10, Nederland en ING Groep tegen Commissie

8

2012/C 258/15

Zaak C-265/12: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Hof van beroep te Brussel (België) op 29 mei 2012 — Citroën Belux NV tegen Federatie voor Verzekerings- en Financiële Tussenpersonen (FvF)

9

2012/C 258/16

Zaak C-266/12 P: Hogere voorziening ingesteld op 29 mei 2012 door Jarosław Majtczak tegen het arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 21 maart 2012 in zaak T-227/09, Feng Shen Technology/BHIM

10

2012/C 258/17

Zaak C-268/12 P: Hogere voorziening ingesteld op 30 mei 2012 door Cadila Healthcare Ltd tegen het arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 15 maart 2012 in zaak T-288/08, Cadila Healthcare Ltd/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

10

2012/C 258/18

Zaak C-293/12: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court of Ireland op 11 juni 2012 — Digital Rights Ireland Ltd/Minister for Communications, Marine and Natural Resources, Minister for Justice, Equality and Law Reform, de Commissioner of the Garda Síochána, Ierland en de Attorney General

11

2012/C 258/19

Zaak C-301/12: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Consiglio di Stato (Italië) op 20 juni 2012 — Cascina Tre Pini s.s./Ministero dell’Ambiente e della Tutela del Territorio e del Mare e.a.

12

2012/C 258/20

Zaak C-315/12: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Højesteret (Denemarken) op 29 juni 2012 — Metro Cash & Carry Danmark ApS/Skatteministeriet

13

2012/C 258/21

Zaak C-317/12: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Svea hovrätt (Zweden) op 2 juli 2012 — Strafzaak tegen Daniel Lundberg

13

2012/C 258/22

Zaak C-320/12: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Højesteret (Denemarken) op 2 juli 2012 — Malaysia Dairy Industries Pte. Ltd./Ankenævnet for Patenter og Varemærker

14

 

Gerecht

2012/C 258/23

Zaak T-476/07: Arrest van het Gerecht van 12 juli 2012 — Evropaïki Dynamiki/Frontex (Overheidsopdrachten voor dienstverlening — Aanbestedingsprocedures van Frontex — Verrichten van informaticadiensten — Afwijzing van offerte van inschrijver — Beroep tot nietigverklaring — Ontvankelijkheid — Motiveringsplicht — Gunningscriteria — Kennelijke beoordelingsfout — Niet-contractuele aansprakelijkheid)

15

2012/C 258/24

Zaak T-17/09: Arrest van het Gerecht van 22 mei 2012 — Evropaïki Dynamiki/Commissie (Overheidsopdrachten voor diensten — Aanbestedingsprocedure — Informaticadiensten voor systeem van electronische uitwisseling van informatie over sociale zekerheid (EESSI-systeem) op gebied van coördinatie van sociale zekerheid van personen die zich verplaatsen in Europa — Afwijzing van offerte van inschrijver — Gunning van opdracht — Motiveringsplicht — Transparantie — Gelijke behandeling — Kennelijk onjuiste beoordeling — Ontbreken van procesbelang — Niet-contractuele aansprakelijkheid)

15

2012/C 258/25

Zaak T-255/09: Arrest van het Gerecht van 13 juli 2012 — Caixa Geral de Depósitos/BHIM — Caixa d'Estalvis i Pensions de Barcelona (la Caixa) (Gemeenschapsmerk — Oppositieprocedure — Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk la caixa — Ouder Portugees woordmerk CAIXA — Oudere nationale woord- en beeldmerken — Geen verwarringsgevaar — Artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 40/94 (thans artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009))

16

2012/C 258/26

Zaak T-279/09: Arrest van het Gerecht van 12 juli 2012 — Aiello/BHIM — Cantoni ITC (100 % Capri) (Gemeenschapsmerk — Oppositieprocedure — Kennisgeving van memorie van opposant voor kamer van beroep — Regel 50, lid 1, regel 20, lid 2, en regel 67, lid 1, van verordening (EG) nr. 2868/95 — Rechten van verdediging)

16

2012/C 258/27

Zaak T-346/09: Arrest van het Gerecht van 12 juli 2012 — Winzer Pharma/BHIM — Alcon (BAÑOFTAL) (Gemeenschapsmerk — Oppositieprocedure — Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk BAÑOFTAL — Oudere nationale woordmerken KAN OPHTAL en PAN OPHTAL — Relatieve weigeringsgrond — Verwarringsgevaar — Artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009)

16

2012/C 258/28

Zaak T-470/09: Arrest van het Gerecht van 12 juli 2012 — medi/BHIM (medi) (Gemeenschapsmerk — Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk medi — Absolute weigeringsgrond — Geen onderscheidend vermogen — Artikel 7, lid 1, sub b, en lid 2, van verordening (EG) nr. 207/2009)

17

2012/C 258/29

Zaak T-308/10 P: Arrest van het Gerecht van 12 juli 2012 — Commissie/Nanopoulos (Hogere voorziening — Openbare dienst — Ambtenaren — Bijstandsplicht — Artikel 24 van Statuut — Niet-contractuele aansprakelijkheid — Artikelen 90 en 91 van Statuut — Indiening van schadevordering binnen redelijke termijn — Termijn voor antwoord — Inleiding van tuchtprocedure — Criterium van voldoende gekwalificeerde schending — Lekken in pers van persoonlijke gegevens — Geen toewijzing aan ambtenaar van bij zijn rang passende taken — Bedrag van schadevergoeding)

17

2012/C 258/30

Zaak T-334/10: Arrest van het Gerecht van 12 juli 2012 — Leifheit/BHIM — Vermop Salmon (Twist System) (Gemeenschapsmerk — Nietigheidsprocedure — Gemeenschapswoordmerk Twist System — Oudere gemeenschapswoordmerken TWIX en TWIXTER — Relatieve weigeringsgrond — Verwarringsgevaar — Artikel 8, lid 1, sub b, en artikel 53, lid 1, sub a, van verordening (EG) nr. 207/2009)

18

2012/C 258/31

Zaak T-517/10: Arrest van het Gerecht van 12 juli 2012 — Pharmazeutische Fabrik Evers/BHIM — Ozone Laboratories Pharma (HYPOCHOL) (Gemeenschapsmerk — Oppositieprocedure — Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk HYPOCHOL — Ouder nationaal woordmerk HITRECHOL — Relatieve weigeringsgrond — Geen verwarringsgevaar — Artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009)

18

2012/C 258/32

Zaak T-61/11: Arrest van het Gerecht van 12 juli 2012 — Vermop Salmon/BHIM — Leifheit (Clean Twist) (Gemeenschapsmerk — Nietigheidsprocedure — Gemeenschapswoordmerk Clean Twist — Oudere gemeenschapswoordmerken TWIX en TWIXTER — Relatieve weigeringsgrond — Geen verwarringsgevaar — Artikel 8, lid 1, sub b, en artikel 53, lid 1, sub a, van verordening (EG) nr. 207/2009)

18

2012/C 258/33

Zaak T-170/11: Arrest van het Gerecht van 12 juli 2012 — Rivella International/BHIM — Baskaya di Baskaya Alim (BASKAYA) (Gemeenschapsmerk — Oppositieprocedure — Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk BASKAYA — Ouder internationaal beeldmerk Passaia — Bewijs van normaal gebruik van ouder merk — Relevant grondgebied — Artikel 42, leden 2 en 3, van verordening (EG) nr. 207/2009)

19

2012/C 258/34

Zaak T-227/11: Arrest van het Gerecht van 12 juli 2012 — Wall AG/BHIM — Bluepod Media Worldwide (bluepod MEDIA) (Gemeenschapsmerk — Oppositieprocedure — Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk bluepod MEDIA — Ouder gemeenschapsbeeldmerk blue spot en oudere internationale en nationale merken BlueSpot — Artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009)

19

2012/C 258/35

Zaak T-323/11: Arrest van het Gerecht van 12 juli 2012 — Unión de Cervecerías Peruanas Backus y Johnston/BHIM (Vorm van fles) (Gemeenschapsmerk — Absolute weigeringsgronden — Aanvraag van driedimensionaal merk — Vorm van fles — Geen onderscheidend vermogen — Artikel 7, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009)

19

2012/C 258/36

Zaak T-361/11: Arrest van het Gerecht van 12 juli 2012 — Hand Held Products/BHIM — Orange Brand Services (DOLPHIN) (Gemeenschapsmerk — Oppositieprocedure — Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk DOLPHIN — Ouder nationaal woordmerk DOLPHIN — Relatieve weigeringsgrond — Artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009)

20

2012/C 258/37

Zaak T-389/11: Arrest van het Gerecht van 12 juli 2012 — Guccio Gucci/BHIM — Chang Qing Qing (GUDDY) (Gemeenschapsmerk — Oppositieprocedure — Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk GUDDY — Ouder gemeenschapswoordmerk GUCCI — Relatieve weigeringsgrond — Verwarringsgevaar — Groot onderscheidend vermogen van ouder merk door bekendheid ervan bij publiek — Bewijs — Artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009 — Motiveringsplicht — Artikel 75 van verordening nr. 207/2009)

20

2012/C 258/38

Zaak T-264/00: Beschikking van het Gerecht van 12 juli 2012 — Compagnia Generale delle Acque/Commissie (Beroep tot nietigverklaring — Staatssteun — Verlaging van sociale bijdragen ten behoeve van ondernemingen op grondgebied van Venetië en Chioggia — Beschikking van Commissie waarbij steunregeling onverenigbaar met gemeenschappelijke markt wordt verklaard en terugvordering van ter beschikking gestelde steun wordt opgelegd — Beroep deels niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond)

21

2012/C 258/39

Zaak T-201/10: Beschikking van het Gerecht van 13 juli 2012 — IVBN/Commissie (Beroep tot nietigverklaring — Staatssteun — Steunregeling van Nederland ten gunste van woningcorporaties — Bestaande steun — Specifieke projectsteun ten gunste van woningcorporaties — Besluit waarbij verbintenissen van lidstaat worden aanvaard — Besluit waarbij nieuwe steun verenigbaar wordt verklaard — Niet individueel geraakt — Verzuim om procedure van artikel 108, lid 2, VWEU in te leiden — Beroep dat gedeeltelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk kennelijk rechtens ongegrond is)

21

2012/C 258/40

Zaak T-646/11: Beroep ingesteld op 27 juni 2012 — CD/Raad

21

2012/C 258/41

Zaak T-200/12: Beroep ingesteld op 9 mei 2012 — Shannon Free Airport Development/Commissie

22

2012/C 258/42

Zaak T-253/12: Beroep ingesteld op 8 juni 2012 — Hammar Nordic Plugg/Commissie

23

2012/C 258/43

Zaak T-255/12: Beroep ingesteld op 8 juni 2012 — Vakili/Raad

23

2012/C 258/44

Zaak T-263/12: Beroep ingesteld op 18 juni 2012 — Manufacturing Support & Procurement Kala Naft/Raad

24

2012/C 258/45

Zaak T-280/12: Beroep ingesteld op 28 juni 2012 — Flying Holding e.a./Commissie

24

2012/C 258/46

Zaak T-282/12: Beroep ingesteld op 27 juni 2012 — El Corte Inglés/BHIM — Sohawon (FREE YOUR STYLE.)

25

2012/C 258/47

Zaak T-284/12: Beroep ingesteld op 29 juni 2012 — Oro Clean Chemie/BHIM — Merz Pharma (PROSEPT)

25

2012/C 258/48

Zaak T-293/12: Beroep ingesteld op 2 juli 2012 — Syria International Islamic Bank/Raad

26

2012/C 258/49

Zaak T-484/07: Beschikking van het Gerecht van 11 juli 2012 — Roemenië/Commissie

27

 

Gerecht voor ambtenarenzaken

2012/C 258/50

Zaak F-64/12: Beroep ingesteld op 21 juni 2012 — ZZ/EDEO

28

2012/C 258/51

Zaak F-66/12: Beroep ingesteld op 27 juni 2012 — ZZ/Commissie

28

2012/C 258/52

Zaak F-68/12: Beroep ingesteld op 2 juli 2012 — ZZ/Commissie

28

2012/C 258/53

Zaak F-70/12: Beroep ingesteld op 4 juli 2012 — ZZ/EDEO

29

2012/C 258/54

Zaak F-72/12: Beroep ingesteld op 9 juli 2012 — ZZ/Commissie

29

 

Rectificaties

2012/C 258/55

Rectificatie van de mededeling in het Publicatieblad in zaak T-527/10 (PB C 227 van 28.7.2012, blz. 20)

30

NL

 


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Hof van Justitie van de Europese Unie

25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/1


2012/C 258/01

Laatste publicatie van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het Publicatieblad van de Europese Unie

PB C 250 van 18.8.2012

Historisch overzicht van de vroegere publicaties

PB C 243 van 11.8.2012

PB C 235 van 4.8.2012

PB C 227 van 28.7.2012

PB C 217 van 21.7.2012

PB C 209 van 14.7.2012

PB C 200 van 7.7.2012

Deze teksten zijn beschikbaar in:

EUR-Lex: http://eur-lex.europa.eu


V Adviezen

GERECHTELIJKE PROCEDURES

Hof van Justitie

25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/2


Arrest van het Hof (Grote kamer) van 26 juni 2012 — Republiek Polen/Europese Commissie

(Zaak C-335/09 P) (1)

(Hogere voorziening - Gemeenschappelijke ordening van markten - Wegens toetreding van nieuwe lidstaten vast te stellen overgangsmaatregelen - Verordening (EG) nr. 1972/2003 tot vaststelling van maatregelen voor handelsverkeer van landbouwproducten - Beroep tot nietigverklaring - Termijn - Aanvang - Termijnoverschrijding - Niet-ontvankelijkheid - Wijziging van bepaling van voornoemde verordening - Heropening van termijn - Gedeeltelijke ontvankelijkheid - Middelen - Schending van beginselen die rechtsgemeenschap vormen en van beginsel van effectieve rechterlijke bescherming - Schending van beginsel van vrije verkeer van goederen en van verbod van discriminatie op grond van nationaliteit - Schending van evenredigheidsbeginsel en van beginsel van bescherming van gewettigd vertrouwen - Schending van hiërarchie der rechtsregels - Schending van artikel 41 van Toetredingsakte van 2003 - Onjuiste uitlegging van artikel 3 van verordening (EG) nr. 1972/2003 - Niet-nakoming van motiveringsplicht)

2012/C 258/02

Procestaal: Pools

Partijen

Rekwirante: Republiek Polen (vertegenwoordigers: M. Dowgielewicz en M. Szpunar, gemachtigden)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie (vertegenwoordigers: H. Tserepa-Lacombe, A. Stobiecka-Kuik, A. Szmytkowska en T. van Rijn, gemachtigden)

Voorwerp

Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 10 juni 2009 (Eerste kamer — uitgebreid), Polen/Commissie (T-257/04), waarbij het Gerecht heeft verworpen het beroep tot gedeeltelijke nietigverklaring van verordening (EG) nr. 1972/2003 van de Commissie van 10 november 2003 betreffende de overgangsmaatregelen die voor het handelsverkeer van landbouwproducten moeten worden vastgesteld wegens de toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije (PB L 293, blz. 3), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 230/2004 van de Commissie van 10 februari 2004 (PB L 39, blz. 13) en verordening (EG) nr. 735/2004 van de Commissie van 20 april 2004 (PB L 114, blz. 13) — Onjuiste uitlegging van artikel 230, vierde alinea, EG, van artikel 3 van verordening (EG) nr. 1972/2003 en van verordening nr. 1 tot regeling van het taalgebruik in de EEG (PB L 17, blz. 385) — Schending van artikel 253 EG en van artikel 41 van het Toetredingsverdrag, van het recht op een effectief beroep in rechte en van de beginselen van solidariteit, evenredigheid, non-discriminatie, goede trouw en bescherming van het gewettigd vertrouwen — Onregelmatigheden in de procedure door de weigering van het Gerecht om de middelen die verband houden met de schending van de beginselen van solidariteit en goede trouw te aanvaarden

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

De Republiek Polen wordt verwezen in haar eigen kosten alsook in die van de Europese Commissie.


(1)  PB C 282 van 21.11.2009.


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/2


Arrest van het Hof (Grote kamer) van 26 juni 2012 — Republiek Polen/Europese Commissie

(Zaak C-336/09 P) (1)

(Hogere voorziening - Gemeenschappelijke ordening van markten - Wegens toetreding van nieuwe lidstaten vast te stellen overgangsmaatregelen - Verordening (EG) nr. 60/2004 houdende maatregelen in sector suiker - Beroep tot nietigverklaring - Termijn - Aanvang - Termijnoverschrijding - Niet-ontvankelijkheid - Middelen - Schending van beginselen die rechtsgemeenschap vormen en van beginsel van effectieve rechterlijke bescherming)

2012/C 258/03

Procestaal: Pools

Partijen

Rekwirante: Republiek Polen (vertegenwoordigers: M. Dowgielewicz, vervolgens M. Szpunar, gemachtigden)

Andere partijen in de procedure: Europese Commissie (vertegenwoordigers: H. Tserepa-Lacombe, A. Stobiecka-Kuik, A. Szmytkowska en T. van Rijn, gemachtigden)

Voorwerp

Hogere voorziening tegen de beschikking van het Gerecht van eerste aanleg van 10 juni 2009 (Eerste kamer — uitgebreid), Polen/Commissie (T-258/4), waarbij het Gerecht niet-ontvankelijk heeft verklaard het beroep tot gedeeltelijke nietigverklaring van verordening (EG) nr. 60/2004 van de Commissie van 14 januari 2004 houdende overgangsmaatregelen in de sector suiker in verband met de toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije (PB L 9, blz. 8) — Datum waarop termijn voor het instellen van beroep tot nietigverklaring begint te lopen — Onjuiste uitlegging van artikel 230, vierde alinea, EG en van verordening nr. 1 tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische Gemeenschap (PB L 17, blz. 385) — Schending van het recht op een effectief beroep in rechte en van het solidariteitsbeginsel en het beginsel van goede trouw — Onregelmatigheden in de procedure door de weigering van het Gerecht om de middelen die verband houden met de schending van deze beginselen te aanvaarden

Dictum

1)

De beschikking van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen van 10 juni 2009, Polen/Commissie (T-258/04), wordt vernietigd.

2)

De zaak wordt terugverwezen naar het Gerecht van de Europese Unie voor afdoening van het verzoek van de Republiek Polen tot nietigverklaring van de artikelen 5, 6, leden 1 tot en met 3, 7, lid 1, en 8, lid 2, sub a, van verordening (EG) nr. 60/2004 van de Commissie van 14 januari 2004 houdende overgangsmaatregelen in de sector suiker in verband met de toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije.

3)

De beslissing over de kosten wordt aangehouden.


(1)  PB C 282 van 21.11.2009.


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/3


Arrest van het Hof (Derde kamer) van 28 juni 2012 — Europese Commissie/Éditions Odile Jacob SAS, Lagardère SCA

(Zaak C-404/10 P) (1)

(Hogere voorziening - Toegang tot documenten van instellingen - Verordening (EG) nr. 1049/2001 - Documenten met betrekking tot procedure van controle op concentratie van ondernemingen - Verordeningen (EEG) nr. 4064/89 en (EG) nr. 139/2004 - Weigering van toegang - Uitzonderingen ter bescherming van doelstellingen van onderzoek, commerciële belangen, juridische adviezen en besluitvormingsproces van instellingen - Verplichting voor betrokken instelling om inhoud van in verzoek om toegang bedoelde documenten concreet en individueel te onderzoeken)

2012/C 258/04

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirante: Europese Commissie (vertegenwoordigers: B. Smulders, O. Beynet en P. Costa de Oliveira, gemachtigden)

Interveniëntes aan de zijde van rekwirante: Tsjechische Republiek (vertegenwoordigers: M. Smolek en D. Hadroušek, gemachtigden), Franse Republiek (vertegenwoordiger: J. Gstalter, gemachtigde)

Andere partijen in de procedure: Éditions Odile Jacob SAS (vertegenwoordigers: O. Fréget en L. Eskenazi, avocats), Lagardère SCA (vertegenwoordigers: A. Winckler, F. de Bure en J.-B. Pinçon, avocats)

Interveniënten aan de zijde van Éditions Odile Jacob SAS: Koninkrijk Denemarken (vertegenwoordigers: S. Juul Jørgensen en C. Vang, gemachtigden), Koninkrijk Zweden (vertegenwoordiger: K. Petkovska, gemachtigde)

Voorwerp

Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 9 juni 2010, Éditions Jacob/Commissie (T-237/05), waarbij het Gerecht beschikking D(2005) 3286 van de Commissie van 7 april 2005 nietig heeft verklaard voor zover daarbij aan verzoekster de toegang is geweigerd tot documenten met betrekking tot de procedure van controle op de concentraties COMP/M.2978 — Lagardère/Natexis/VUP — Documenten betreffende procedures van controle op concentraties — Uitzondering ter bescherming van de doelstellingen van het onderzoek — Verplichting van de betrokken instelling om de inhoud van de documenten waarvoor om toegang wordt verzocht concreet en individueel te onderzoeken

Dictum

1)

De punten 2 tot en met 6 van het dictum van het arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 9 juni 2010, Éditions Jacob/Commissie (T-237/05), worden vernietigd.

2)

De incidentele hogere voorziening wordt afgewezen.

3)

Het beroep tot nietigverklaring van beschikking D(2005) 3286 van de Commissie van 7 april 2005 dat voor het Gerecht van de Europese Unie is ingesteld voor zover daarbij het verzoek van Éditions Odile Jacob SAS om toegang tot documenten met betrekking tot de procedure van controle op concentraties COMP/M.2978 — Lagardère/Natexis/VUP is afgewezen, wordt verworpen.

4)

Éditions Odile Jacob SAS wordt verwezen in haar eigen kosten alsook in de kosten die de Europese Commissie en Lagardère SCA zowel in eerste aanleg als in het kader van de onderhavige hogere voorziening hebben gedragen.

5)

De Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Franse Republiek en het Koninkrijk Zweden dragen hun eigen kosten.


(1)  PB C 274 van 9.10.2010.


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/4


Arrest van het Hof (Derde kamer) van 28 juni 2012 — Europese Commissie/Agrofert Holding a.s., Polski Koncern Naftowy Orlen SA, Koninkrijk Denemarken, Republiek Finland, Koninkrijk Zweden

(Zaak C-477/10 P) (1)

(Hogere voorziening - Toegang tot documenten van instellingen - Verordening (EG) nr. 1049/2001 - Documenten betreffende procedure van controle op concentratie van ondernemingen - Verordening (EG) nr. 139/2004 - Weigering van toegang - Uitzonderingen met betrekking tot bescherming van doel van onderzoeken, van commerciële belangen, van juridisch advies en van besluitvormingsproces van instellingen)

2012/C 258/05

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Europese Commissie (vertegenwoordigers: B. Smulders, P. Costa de Oliveira en V. Bottka, gemachtigden)

Andere partijen in de procedure: Agrofert Holding a.s. (vertegenwoordigers: R. Pokorný en D. Šalek, advokáti), Polski Koncern Naftowy Orlen SA (vertegenwoordigers: S. Sołtysiński, K. Michałowska en A. Krasowska Skowrońska, avocats), Koninkrijk Denemarken (vertegenwoordiger: S. Juul Jørgensen, gemachtigde), Republiek Finland, Koninkrijk Zweden (vertegenwoordigers: K. Petkovska en S. Johannesson, gemachtigden)

Voorwerp

Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 7 juli 2010 — Agrofert Holding/Commissie (T-111/07), waarbij het Gerecht nietig heeft verklaard beschikking D(2007) 1360 van 13 februari 2007 waarbij de verzoekende partij toegang is geweigerd tot bepaalde niet-openbaargemaakte documenten betreffende een concentratie van ondernemingen (zaak COMP/M.3543 — PKN Orlen/Unipetrol)

Dictum

1)

Punt 2 van het dictum van het arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 7 juli 2010, Agrofert Holding/Commissie (T-111/07), wordt vernietigd voor zover daarbij nietig wordt verklaard beschikking D(2007) 1360 van de Europese Commissie van 13 februari 2007 houdende weigering van toegang tot de tussen de Commissie en de aanmeldende partijen en tussen de Commissie en derden uitgewisselde documenten van zaak COMP/M.3543 betreffende de concentratie tussen Polski Koncern Naftowy Orlen SA en Unipetrol.

2)

Punt 3 van het dictum van dat arrest wordt vernietigd.

3)

De hogere voorziening wordt afgewezen voor het overige.

4)

Het beroep dat Agrofert Holding a.s. bij het Gerecht van de Europese Unie heeft ingesteld en dat strekt tot nietigverklaring van beschikking D(2007) 1360 van de Europese Commissie van 13 februari 2007 houdende weigering van toegang tot de tussen de Commissie en de aanmeldende partijen en tussen de Commissie en derden uitgewisselde documenten van zaak COMP/M.3543 betreffende de concentratie tussen Polski Koncern Naftowy Orlen SA en Unipetrol, wordt verworpen.+

5)

De Europese Commissie en Agrofert Holding a.s. dragen hun eigen kosten, zowel voor de procedure in eerste aanleg als voor de onderhavige hogere voorziening.

6)

Polski Koncern Naftowy Orlen SA en het Koninkrijk Zweden dragen hun eigen kosten.


(1)  PB C 328 van 4.12.2010.


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/4


Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 28 juni 2012 — Europese Commissie/Helleense Republiek

(Zaak C-485/10) (1)

(Niet-nakoming - Staatssteun - Steun ten behoeve van Ellinika Nafpigeia AE - Onverenigbaarheid met gemeenschappelijke markt - Terugvordering - Niet-uitvoering)

2012/C 258/06

Procestaal: Grieks

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: B. Stromsky en M. Konstantinidis, gemachtigden)

Verwerende partij: Helleense Republiek (vertegenwoordigers: P. Milonopoulos en K. Boskovits, gemachtigden, V. Christianos, dikigoros)

Voorwerp

Niet-nakoming — Verzuim om binnen de gestelde termijn de maatregelen vast te stellen die noodzakelijk zijn ter uitvoering van beschikking 2009/610/EG van de Commissie van 2 juli 2008 betreffende de maatregelen C 16/04 (ex NN 29/04, CP 71/02 en CP 133/05) die door Griekenland ten behoeve van Hellenic Shipyards ten uitvoer zijn gelegd [Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 3118] (PB L 225, blz. 104)

Dictum

1)

Door niet binnen de gestelde termijn alle maatregelen vast te stellen die noodzakelijk zijn ter uitvoering van beschikking 2009/610/EG van de Commissie van 2 juli 2008 betreffende de maatregelen C 16/04 (ex NN 29/04, CP 71/02 en CP 133/05) die door Griekenland ten behoeve van Hellenic Shipyards ten uitvoer zijn gelegd, en door de Europese Commissie niet binnen de gestelde termijn de in artikel 19 van deze beschikking bedoelde informatie mee te delen, is de Helleense Republiek de krachtens de artikelen 2, 3, 5, 6, 8, 9 en 11 tot en met 19 van deze beschikking op haar rustende verplichtingen niet nagekomen.

2)

De Helleense Republiek wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 328 van 4.12.2010.


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/5


Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 28 juni 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunale di Palermo — Italië) — Strafzaak tegen Fabio Caronna

(Zaak C-7/11) (1)

(Geneesmiddelen voor menselijk gebruik - Richtlijn 2001/83/EG - Artikel 77 - Groothandel in geneesmiddelen - Verplichte bijzondere vergunning voor apothekers - Voorwaarden voor toekenning)

2012/C 258/07

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Tribunale di Palermo

Partij in de strafzaak

Fabio Caronna

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Tribunale di Palermo — Uitlegging van punt 36 van de considerans en van de artikelen 76 tot en met 84 van richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PB L 311, blz. 67) — Groothandel in geneesmiddelen — Voorwaarden voor toekenning van vergunning voor groothandel in geneesmiddelen — Nationale wettelijke regeling die voor de uitoefening van de activiteit van groothandel in geneesmiddelen door apothekers en personen die gemachtigd zijn geneesmiddelen aan het publiek af te leveren, het bezit van de aan de groothandelaars-distributeurs opgelegde vergunning vereist — Toelaatbaarheid

Dictum

1)

Artikel 77, lid 2, van richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik, zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/120/EG van de Commissie van 14 september 2009, moet aldus worden uitgelegd dat de verplichting om over een groothandelsvergunning voor geneesmiddelen te beschikken, geldt voor een apotheker die als natuurlijke persoon krachtens de nationale wettelijke regeling is gemachtigd om ook een activiteit van groothandelaar in geneesmiddelen uit te oefenen.

2)

Een apotheker die krachtens de nationale wettelijke regeling is gemachtigd om ook een activiteit van groothandelaar in geneesmiddelen uit te oefenen, moet voldoen aan alle krachtens de artikelen 79 tot en met 82 van richtlijn 2001/83, zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/120, aan de aanvragers en de houders van de groothandelsvergunning voor geneesmiddelen opgelegde eisen.

3)

Deze uitlegging kan op zich en onafhankelijk van een door een lidstaat vastgestelde wet de strafrechtelijke aansprakelijkheid van een apotheker die de activiteit van groothandel heeft uitgeoefend zonder over de desbetreffende vergunning te beschikken, niet doen ontstaan of verzwaren.


(1)  PB C 80 van 12.3.2011.


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/5


Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 28 juni 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesgerichtshof — Duitsland) — Markus Geltl/Daimler AG

(Zaak C-19/11) (1)

(Richtlijnen 2003/6/EG en 2003/124/EG - Voorwetenschap - Begrip „informatie die concreet is” - Tussenstappen van in tijd gespreid proces - Vermelding van situatie die bestaat of waarvan redelijkerwijze mag worden aangenomen dat zij zal ontstaan, of van gebeurtenis die heeft plaatsgevonden of waarvan redelijkerwijze mag worden aangenomen dat zij zal plaatsvinden - Uitlegging van bewoordingen „waarvan redelijkerwijze mag worden aangenomen” - Openbaarmaking van informatie over wisseling van bestuurder van vennootschap)

2012/C 258/08

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesgerichtshof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Markus Geltl

Verwerende partij: Daimler AG

in tegenwoordigheid van: Lothar Meier e.a.

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Bundesgerichtshof — Uitlegging van artikel 1, lid 1, van richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (PB L 96, blz. 16) en van artikel 1, lid 1, van richtlijn 2003/124/EG van de Commissie van 22 december 2003 tot uitvoering van richtlijn 2003/6/EG (PB L 339, blz. 70) — Uitlegging van het begrip „voorwetenschap” — Uittreding van de voorzitter van de raad van bestuur van een naamloze vennootschap — Al dan niet in aanmerking nemen van de verschillende raadplegingen en stappen die met het oog op de beoordeling van de precieze aard van deze informatie aan de betrokken gebeurtenis zijn voorafgegaan

Dictum

1)

Artikel 1, punt 1, van richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (marktmisbruik) en artikel 1, lid 1, van richtlijn 2003/124/EG van de Commissie van 22 december 2003 tot uitvoering van richtlijn 2003/6 wat de definitie en openbaarmaking van voorwetenschap en de definitie van marktmanipulatie betreft, moeten aldus worden uitgelegd dat in het geval van een in de tijd gespreid proces dat erop is gericht een bepaalde situatie of gebeurtenis te doen plaatsvinden, niet alleen deze situatie of gebeurtenis maar ook tussenstappen van dit proces die verband houden met de verwezenlijking van deze situatie of gebeurtenis, concrete informatie in de zin van deze bepalingen kunnen zijn.

2)

Artikel 1, lid 1, van richtlijn 2003/124 moet aldus worden uitgelegd dat het begrip „situatie […] waarvan redelijkerwijze mag worden aangenomen dat zij zal ontstaan, dan wel […] een gebeurtenis […] waarvan redelijkerwijze mag worden aangenomen dat zij zal plaatsvinden” betrekking heeft op een toekomstige situatie of gebeurtenis waarvan het op basis van een globale beoordeling van de reeds beschikbare gegevens reëel is te veronderstellen dat zij zal ontstaan of plaatsvinden. Dit begrip moet echter niet aldus worden uitgelegd dat rekening moet worden gehouden met de omvang van de invloed van deze situatie of gebeurtenis op de koers van de betrokken financiële instrumenten.


(1)  PB C 113 van 9.4.2011.


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/6


Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 28 juni 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Arbeitsgericht Ludwigshafen am Rhein — Duitsland) — Georges Erny/Daimler AG — Werk Wörth

(Zaak C-172/11) (1)

(Vrij verkeer van werknemers - Artikel 45 VWEU - Verordening (EG) nr. 1612/68 - Artikel 7, lid 4 - Discriminatieverbod - Aanvulling van loon van werknemers die voorafgaand aan pensioen in deeltijd werken - In lidstaat van verblijf aan inkomstenbelasting onderworpen grensarbeiders - Fictieve inaanmerkingneming van loonbelasting van lidstaat van tewerkstelling)

2012/C 258/09

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Arbeitsgericht Ludwigshafen am Rhein

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Georges Erny

Verwerende partij: Daimler AG — Werk Wörth

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Arbeitsgericht Ludwigshafen am Rhein, Auswärtige Kammern Landau — Uitlegging van artikel 45 VWEU, en van artikel 7, lid 4, van verordening (EEG) nr. 1612/68 van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap (PB L 257, blz. 2) — Extra bedrag aan bezoldiging voor werknemers die onder een regeling van deeltijdse arbeid voorafgaand aan de pensionering zijn geplaatst — Minder gunstige behandeling van grensarbeiders die uitsluitend in de woonstaat onderworpen zijn aan de inkomstenbelasting, doordat bij de berekening van dat extra bedrag wordt uitgegaan van de theoretische inkomstenbelasting in de staat van tewerkstelling

Dictum

De artikelen 45 VWEU en 7, lid 4, van verordening nr. 1612/68 van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap, verzetten zich tegen bepalingen in individuele en collectieve arbeidsovereenkomsten waarin is bepaald dat een loonaanvulling zoals die waarvan sprake is in het hoofdgeding, die door de werkgever wordt betaald in het kader van een regeling inzake deeltijdarbeid voor oudere werknemers, zodanig wordt berekend dat de loonbelasting die een werknemer is verschuldigd in de lidstaat van tewerkstelling fictief wordt afgetrokken bij de vaststelling van de grondslag voor de berekening van die verhoging, terwijl lonen, salarissen en soortgelijke vergoedingen die worden betaald aan niet in de lidstaat van tewerkstelling wonende werknemers, belastbaar zijn in de lidstaat van verblijf van laatstgenoemde werknemers. Overeenkomstig voornoemd artikel 7, lid 4, zijn dergelijke bepalingen van rechtswege nietig. Artikel 45 VWEU en de bepalingen van verordening nr. 1612/68 laten de lidstaten en de sociale partners de vrije keuze tussen de verschillende oplossingen die geschikt zijn om de doelstelling van die respectieve bepalingen te bereiken.


(1)  PB C 226 van 30.7.2011.


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/7


Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 28 juni 2012 — XXXLutz Marken GmbH/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen), Natura Selection, SL

(Zaak C-306/11 P) (1)

(Hogere voorziening - Gemeenschapsmerk - Verordening (EG) nr. 40/94 - Beeldmerk Linea Natura Natur hat immer Stil - Oppositie door houder van gemeenschapsbeeldmerk natura selection - Relatieve weigeringsgrond - Verwarringsgevaar)

2012/C 258/10

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwirante: XXXLutz Marken GmbH (vertegenwoordiger: H. Pannen, Rechtsanwalt)

Andere partijen in de procedure: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: K. Klüpfel, gemachtigde), Natura Selection, SL

Voorwerp

Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 24 maart 2011, XXXLutz Marken/BHIM — Natura Selection (Linea Natura Natur hat immer Stil) (T-194/09), waarbij is verworpen het beroep tegen de beslissing van de tweede kamer van beroep van het BHIM van 28 november 2008 (zaak R 1787/2007-2) inzake een oppositieprocedure tussen Natura Selection, SL en XXXLutz Marken GmbH — Gevaar voor verwarring van beeldtekens „natura selection” en „Linea Natura Natur hat immer Stil” — Onjuiste beoordeling van de overeenstemming van deze tekens — Schending van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 40/94

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

XXXLutz Marken GmbH wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 238 van 13.8.2011.


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/7


Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 28 juni 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Korkein oikeus — Finland) — Tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel dat is uitgevaardigd tegen Melvin West

(Zaak C-192/12 PPU) (1)

(Politiële en justitiële samenwerking in strafzaken - Kaderbesluit 2002/584/JBZ - Europees aanhoudingsbevel en procedures van overlevering tussen lidstaten - Europees aanhoudingsbevel dat is uitgevaardigd met oog op tenuitvoerlegging van vrijheidsstraf of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel - Artikel 28 - Verdere overlevering - „Keten” van Europese aanhoudingsbevelen - Tenuitvoerlegging van derde Europees aanhoudingsbevel tegen dezelfde persoon - Begrip „uitvoerende lidstaat” - Toestemming voor overlevering - Prejudiciële spoedprocedure)

2012/C 258/11

Procestaal: Fins

Verwijzende rechter

Korkein oikeus

Partij in de hoofdzaak

Melvin West

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Korkein oikeus — Uitlegging van artikel 28, lid 2, van kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten — Aanhoudingsbevel voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf — Begrip „uitvoerende lidstaat” bij een verdere overlevering — Onderdaan van lidstaat A die door deze lidstaat aan lidstaat B is overgeleverd met het oog op de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf en vervolgens na de voltooiing van die straf door lidstaat B aan lidstaat C wordt overgeleverd met het oog op de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf in die lidstaat — Verzoek, op basis van een aanhoudingsbevel, van lidstaat D aan lidstaat C om de betrokken persoon aan lidstaat D over te leveren met het oog op de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf

Dictum

Artikel 28, lid 2, van kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten, zoals gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad van 26 februari 2009, moet aldus worden uitgelegd dat, wanneer een persoon voorwerp is geweest van meer dan één overlevering tussen lidstaten krachtens opeenvolgende Europese aanhoudingsbevelen, de verdere overlevering van deze persoon aan een andere lidstaat dan die welke hem als laatste heeft overgeleverd uitsluitend onderworpen is aan toestemming van de lidstaat die tot die laatste overlevering is overgegaan.


(1)  PB C 184 van 23.6.2012.


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/8


Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 27 april 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden — Nederland) — Staatssecretaris van Financiën/U. Notermans-Boddenberg

(Zaak C-114/11) (1)

(Artikelen 18 EG en 39 EG - Personenauto’s - Gebruik in lidstaat van personenauto die in andere lidstaat is geregistreerd - Belasting op dit voertuig in eerstgenoemde lidstaat bij aanvang van gebruik op nationaal wegennet - Voertuig meegebracht bij verhuizing naar eerstgenoemde lidstaat en gebruikt zowel voor privédoeleinden als voor vervoer naar werkplek in tweede lidstaat)

2012/C 258/12

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Hoge Raad der Nederlanden

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Staatssecretaris van Financiën

Verwerende partij: U. Notermans-Boddenberg

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Hoge Raad der Nederlanden — Uitlegging van de artikelen 18 EG en 39 EG (thans artikelen 21 VWEU en 45 VWEU) — Nationale regeling waarbij de aanvang van het gebruik met de auto op het nationale wegennet aan registratiebelasting wordt onderworpen — Belastingplichtigheid van een vanuit een andere lidstaat verhuisde persoon met de nationaliteit van die lidstaat die een aldaar geregistreerde auto die deel uitmaakt van de verhuisboedel duurzaam gebruikt voor privé- en beroepsdoeleinden, waaronder reizen naar de plaats van werkzaamheden in die andere lidstaat

Dictum

Artikel 39 EG moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een regeling van een lidstaat volgens welke inwoners die vanuit een andere lidstaat zijn verhuisd en daarbij een voertuig hebben meegebracht dat in die andere lidstaat is geregistreerd, ter zake van de aanvang van het gebruik van dit voertuig op het nationale wegennet gehouden zijn een belasting te betalen die normaliter verschuldigd is ter zake van de registratie van een voertuig in eerstgenoemde lidstaat, wanneer dit voertuig hoofdzakelijk op het grondgebied van eerstgenoemde lidstaat duurzaam wordt gebruikt, zelfs indien deze inwoners het voertuig onder meer gebruiken om naar hun werkplek in de tweede lidstaat te reizen.


(1)  PB C 152 van 21.5.2011.


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/8


Beschikking van het Hof (Vijfde kamer) van 26 april 2012 — Deichmann SE/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

(Zaak C-307/11 P) (1)

(Hogere voorziening - Gemeenschapsmerk - Verordening (EG) nr. 40/94 - Artikel 7, lid 1, sub b - Absolute weigeringsgrond - Geen onderscheidend vermogen - Beeldteken dat chevron omboord met stippellijnen weergeeft)

2012/C 258/13

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Deichmann SE (vertegenwoordiger: O. Rauscher, Rechtsanwalt)

Andere partij in de procedure: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: K. Klüpfel, gemachtigde)

Voorwerp

Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 13 april 2011, Deichmann SE/BHIM (T-202/09), waarbij het Gerecht heeft verworpen het beroep tot vernietiging van de beslissing van de vierde kamer van beroep van het BHIM van 3 april 2009 tot verwerping van het beroep tegen de beslissing van de onderzoeker waarbij inschrijving als gemeenschapsmerk van het beeldteken dat een chevron omboord met stippellijnen weergeeft, voor bepaalde waren van de klassen 10 en 25, is geweigerd — Onderscheidend vermogen van het merk

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

Deichmann SE wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 269 van 10.9.2011.


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/8


Hogere voorziening ingesteld op 11 mei 2012 door Europese Commissie tegen het arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 2 maart 2012 in de gevoegde zaken T-29/10 en T-33/10, Nederland en ING Groep tegen Commissie

(Zaak C-224/12 P)

2012/C 258/14

Procestalen: Nederlands en Engels

Partijen

Rekwirante: Europese Commissie (vertegenwoordigers: L. Flynn, S. Noë en H. van Vliet, gemachtigden)

Andere partijen in de procedure:

 

Koninkrijk der Nederlanden

 

ING Groep NV

 

De Nederlandsche Bank NV

Conclusies

Rekwirante verzoekt het Hof:

het arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 2 maart 2012, aan de Commissie betekend op 6 maart 2012, in de gevoegde zaken T-29/10 en T-33/10, Nederland en ING Groep/Commissie, nietig te verklaren; en

de verzoeken om de beschikking van de Europese Commissie (1) van 18 november 2009 betreffende steunmaatregel C 10/09 (ex N 138/2009) die Nederland ten uitvoer heeft gelegd ten behoeve van de Illiquid Assets Back-upfaciliteit en het herstructureringsplan voor ING, gedeeltelijk nietig te verklaren, af te wijzen;

verzoekers te verwijzen in de kosten;

subsidiair,

de zaak te verwijzen naar het Gerecht voor hernieuwde beslissing;

de beslissing omtrent de kosten van de procedure in eerste aanleg en van de procedure in hogere voorziening aan te houden,

of, meer subsidiair,

artikel 2, derde alinea, van de bestreden beschikking nietig te verklaren;

verzoekers in de kosten van de hogere voorziening te verwijzen.

Middelen en voornaamste argumenten

De Commissie betoogt dat het bestreden arrest om de volgende redenen nietig dient te worden verklaard.

In de eerste plaats bestaat er geen verplichting in rechte om het beginsel van een particuliere investeerder in een markteconomie toe te passen met betrekking tot een wijziging van terugbetalingsvoorwaarden terzake van een maatregel die zelf staatsteun vormde.

In de tweede plaats heeft het Gerecht een verkeerde waardering gemaakt van de inkomsten die de lidstaat heeft gederfd als gevolg van de gewijzigde terugbetalingsvoorwaarden welke zijn onderzocht in de beschikking van de Commissie van 18 november 2009 betreffende steunmaatregel C 10/09 (ex N 138/09) die Nederland ten uitvoer heeft gelegd ten behoeve van de Illiquid Assets Back-upfaciliteit en het herstructureringsplan voor ING („de bestreden beschikking”).

In de derde plaats had het Gerecht, zelfs indien de Commissie de gewijzigde terugbetalingsvoorwaarden ten onrechte als staatssteun had aangemerkt, niet het recht om artikel 2, eerste alinea, van de bestreden beschikking geheel nietig te verklaren.

In de vierde plaats gaf het Gerecht blijk van een onjuiste rechtsopvatting met zijn vaststelling dat artikel 2, tweede alinea, van de bestreden beschikking noodzakelijkerwijs onrechtmatig was omdat de Commissie ten onrechte had vastgesteld dat de gewijzigde terugbetalingsvoorwaarden staatssteun inhielden.

In de vijfde plaats heeft het Gerecht ultra petita beslist door artikel 2, tweede alinea, van de bestreden beschikking en bijlage II daarbij nietig te verklaren.

In de zesde plaats en subsidiair had het Gerecht, wanneer het artikel 2, eerste en tweede alinea, van de bestreden beschikking en bijlage II daarbij terecht heeft nietig verklaard, niet ervan kunnen afzien artikel 2, derde alinea, van de bestreden beschikking nietig te verklaren.


(1)  Beschikking 2010/608/EG (PB 2010, L 274, blz. 139).


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/9


Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Hof van beroep te Brussel (België) op 29 mei 2012 — Citroën Belux NV tegen Federatie voor Verzekerings- en Financiële Tussenpersonen (FvF)

(Zaak C-265/12)

2012/C 258/15

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Hof van beroep te Brussel

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekster: Citroën Belux NV

Verweerster: Federatie voor Verzekerings- en Financiële Tussenpersonen (FvF)

Prejudiciële vragen

1)

Moet artikel 3.9 van richtlijn 2005/29/EG (1) zo worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een bepaling, zoals artikel 72 WMPC (2), die — onder voorbehoud van de limitatief in de wet opgesomde gevallen — op algemene wijze elk gezamenlijk aanbod aan de consument verbiedt zodra minstens één bestanddeel een financiële dienst uitmaakt?

2)

Moet artikel 56 VWEU, betreffende de vrijheid van dienstverlening, zo worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een bepaling, zoals artikel 72 WMPC, die — onder voorbehoud van de limitatief in de wet opgesomde gevallen — op algemene wijze elk gezamenlijk aanbod aan de consument verbiedt zodra minstens één bestanddeel een financiële dienst uitmaakt?


(1)  Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG van de Raad, Richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad („Richtlijn oneerlijke handelspraktijken”) (PB L 149, blz. 22).

(2)  Wet betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming.


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/10


Hogere voorziening ingesteld op 29 mei 2012 door Jarosław Majtczak tegen het arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 21 maart 2012 in zaak T-227/09, Feng Shen Technology/BHIM

(Zaak C-266/12 P)

2012/C 258/16

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirant: Jarosław Majtczak (vertegenwoordiger: J. Radłowski, radca prawny)

Andere partij in de procedure: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen), Feng Shen Technology Co. Ltd

Conclusies

Met het onderhavige beroep verzoekt rekwirant het Hof:

het arrest van het Gerecht van 21 maart 2012 in zaak T-227/09 in zijn geheel te vernietigen en verzoeksters vordering af te wijzen; of subsidair,

het arrest van het Gerecht van 21 maart 2012 in zaak T-227/09 in zijn geheel te vernietigen en de zaak terug te verwijzen naar het Gerecht;

ten aanzien van de proceskosten beslissen in het voordeel van rekwirant.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirant betoogt dat het bestreden arrest in strijd is met artikel 52, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 40/94 (1) van de Raad inzake het gemeenschapsmerk, zoals gewijzigd (vervangen door verordening (EG) nr. 207/2009 (2) van de Raad inzake het gemeenschapsmerk), met name wat de uitlegging door het Gerecht van het begrip „kwade trouw” aangaat.

Rekwirant stelt voorts dat het Gerecht de procedureregels heeft geschonden door onjuiste feitelijke vaststellingen te doen en een selectieve beoordeling van het overgelegde bewijs te maken.


(1)  Verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het gemeenschapsmerk (PB L 11, blz. 1).

(2)  Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk (PB L 78, blz. 1).


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/10


Hogere voorziening ingesteld op 30 mei 2012 door Cadila Healthcare Ltd tegen het arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 15 maart 2012 in zaak T-288/08, Cadila Healthcare Ltd/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

(Zaak C-268/12 P)

2012/C 258/17

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Cadila Healthcare Ltd (vertegenwoordiger: S. Malynicz, barrister)

Andere partijen in de procedure: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen), Novartis AG

Conclusies

het arrest van het Gerecht van 15 maart 2012 in zaak T-288/08 vernietigen:

het Bureau en de interveniërende partij verwijzen in hun eigen kosten en in die van rekwirante.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirante voert aan dat het bestreden arrest om de hierna volgende redenen dient te worden vernietigd.

Het Gerecht heeft artikel 113 van het Reglement voor de procesvoering geschonden door niet te oordelen dat het beroep zonder voorwerp was geraakt, aangezien het oudere merk op de datum van het arrest niet was vernieuwd en de bij artikel 47, lid 3, van verordening nr. 207/2009 (1) verleende extra termijn van zes maanden bovendien was verstreken.

Wat de vraag van de fonetische overeenstemming betreft, heeft het Gerecht het bewijsmateriaal onjuist opgevat en de feiten onjuist beoordeeld. Voorts bevat het arrest met betrekking tot de daarin verrichte vaststellingen een materiële onjuistheid die kan worden toegeschreven aan de stukken die aan het Gerecht zijn overgelegd.

Het Gerecht heeft er geen rekening mee gehouden dat voor de verkoop van farmaceutische producten het optreden van vakmensen vereist is.

Wat de vraag van de visuele overeenstemming betreft, heeft het Gerecht zijn eigen rechtspraak onjuist toegepast, volgens welke het eerste deel van een merk in de regel als het meest belangrijke wordt beschouwd en in betrekkelijk korte tekens, zoals de tekens die in de onderhavige zaak aan de orde zijn, de centrale bestanddelen even belangrijk zijn als de bestanddelen die aan het begin en het einde van het teken staan.


(1)  Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk (PB L 78, blz. 1).


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/11


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court of Ireland op 11 juni 2012 — Digital Rights Ireland Ltd/Minister for Communications, Marine and Natural Resources, Minister for Justice, Equality and Law Reform, de Commissioner of the Garda Síochána, Ierland en de Attorney General

(Zaak C-293/12)

2012/C 258/18

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

High Court of Ireland

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Digital Rights Ireland Ltd

Verwerende partijen: Minister for Communications, Marine and Natural Resources, Minister for Justice, Equality and Law Reform, de Commissioner of the Garda Síochána, Ierland en de Attorney General

Prejudiciële vragen

1)

Is de beperking van verzoeksters rechten in verband met het gebruik van mobiele telefonie, welke voortvloeit uit de vereisten van de artikelen 3, 4 en 6 van richtlijn 2006/24/EG (1), onverenigbaar met artikel 5, lid 4, VEU voor zover zij onevenredig is en niet noodzakelijk of niet geschikt is om de volgende legitieme doelen te bereiken:

a)

het waarborgen dat bepaalde gegevens beschikbaar zijn voor het onderzoeken, opsporen en vervolgen van ernstige criminaliteit?

en/of

b)

het waarborgen van de goede werking van de interne markt van de Europese Unie?

2)

Meer bepaald,

i)

Is richtlijn 2006/24/EG verenigbaar met het in artikel 21 VWEU vervatte recht van de burgers om vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven?

ii)

Is richtlijn 2006/24/EG verenigbaar met het in artikel 7 van het Handvest van de grondrechten en in artikel 8 EVRM vervatte recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer?

iii)

Is richtlijn 2006/24/EG verenigbaar met het in artikel 8 van het Handvest vervatte recht op bescherming van persoonsgegevens?

iv)

Is richtlijn 2006/24/EG verenigbaar met het in artikel 11 van het Handvest en artikel 10 EVRM vervatte recht op vrijheid van meningsuiting?

v)

Is richtlijn 2006/24/EG verenigbaar met het in artikel 41 van het Handvest vervatte recht op behoorlijk bestuur?

3)

In hoeverre vereisen de verdragen — en in het bijzonder het in artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie vervatte beginsel van loyale samenwerking — dat een nationale rechterlijke instantie onderzoekt en beoordeelt of de nationale maatregelen ter uitvoering van richtlijn 2006/24/EG verenigbaar zijn met de bescherming die wordt geboden door het Handvest van de grondrechten, waaronder artikel 7 daarvan (zoals ingegeven door artikel 8 EVRM)?


(1)  Richtlijn 2006/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 betreffende de bewaring van gegevens die zijn gegenereerd of verwerkt in verband met het aanbieden van openbaar beschikbare elektronische communicatiediensten of van openbare communicatienetwerken en tot wijziging van richtlijn 2002/58/EG (PB L 105, blz. 54).


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/12


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Consiglio di Stato (Italië) op 20 juni 2012 — Cascina Tre Pini s.s./Ministero dell’Ambiente e della Tutela del Territorio e del Mare e.a.

(Zaak C-301/12)

2012/C 258/19

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Consiglio di Stato

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Cascina Tre Pini s.s.

Verwerende partijen: Ministero dell’Ambiente e della Tutela del Territorio e del Mare e.a.

Prejudiciële vragen

I.

1)

Verzet de juiste toepassing van de artikelen 9 en 10 van richtlijn 92/43/EEG (1) zich tegen een nationale bepaling (artikel 3, lid 4 bis, van Decreto del Presidente della Repubblica [presidentieel besluit; hierna: „D.P.R.”] nr. 357 van 1997) die de regio’s en de autonome provincies bevoegd verklaart ambtshalve een herziening van gebieden van communautair belang (hierna: „GCB’s”) voor te stellen, zonder tevens te voorzien in een verplichting om die bevoegdheid uit te oefenen in geval van een gemotiveerd verzoek daartoe van particuliere eigenaren van binnen een GCB gelegen percelen, tenminste in die gevallen waarin zij aanvoeren dat het betrokken gebied is vervuild?

2)

Verzet de juiste toepassing van de artikelen 9 en 10 van richtlijn 92/43/EEG zich tegen een nationale bepaling (artikel 3, lid 4 bis, van D.P.R. nr. 357 van 1997) die de regio’s en de autonome provincies bevoegd verklaart ambtshalve een herziening van GCB’s voor te stellen op grond van een periodieke evaluatie, zonder te voorzien in een nauwkeurig tijdschema voor die evaluatie (bijv. tweejaarlijks, driejaarlijks, enz.) en zonder te voorzien in bekendmaking van de periodieke evaluaties door regio’s en autonome provincies via publieke informatiekanalen, teneinde de belanghebbenden de gelegenheid te bieden tot het indienen van opmerkingen of voorstellen?

3)

Verzet de juiste toepassing van de artikelen 9 en 10 van richtlijn 92/43/EEG zich tegen een nationale bepaling (artikel 3, lid 4 bis, van D.P.R. nr. 357 van 1997) die de regio’s en de autonome provincies het initiatiefrecht tot het voorstellen van een herziening van GCB’s verleent, zonder tevens te voorzien in een althans subsidiaire initiatiefbevoegdheid van de Staat in geval van stilzitten van een regio of autonome provincie?

4)

Verzet de juiste toepassing van de artikelen 9 en 10 van richtlijn 92/43/EEG zich tegen een nationale bepaling (artikel 3, lid 4 bis, van D.P.R. nr. 357 van 1997) die de regio’s en de autonome provincies de bevoegdheid verleent ambtshalve een herziening van GCB’s voor te stellen, waarbij zij geheel naar eigen inzicht en zonder enige verplichting handelen, ook in gevallen waarin zich milieuverontreiniging of milieuvervuiling heeft voorgedaan en dit formeel is vastgesteld?

II.

Moet de procedure van artikel 9 van richtlijn 92/43/EEG, die door de nationale wetgever is geïmplementeerd in artikel 3, lid 4 bis, van D.P.R. nr. 357/97, worden verstaan als een procedure die noodzakelijkerwijs wordt afgesloten met een bestuurshandeling, of als een procedure met een puur facultatieve conclusie? Moet onder „procedure die noodzakelijkerwijs wordt afgesloten met een bestuurshandeling” een procedure worden verstaan die, „indien is voldaan aan de voorwaarden, dient te bestaan in toezending van het regionale voorstel door de Ministro dell’ambiente e della tutela del territorio (minister van milieu) aan de Europese Commissie”, zonder daarbij van belang is of die procedure uitsluitend ambtshalve of ook op verzoek van een partij kan worden ingesteld?

III.

1)

Verzet het gemeenschapsrecht, in het bijzonder richtlijn 92/43/EEG, zich tegen een regeling van een lidstaat die de opening van een procedure tot intrekking van de beschermde status voorschrijft in plaats van het nemen van verdere maatregelen van toezicht en bescherming, indien een particulier een verslechtering heeft gemeld van het betrokken gebied?

2)

Verzet het gemeenschapsrecht, in het bijzonder richtlijn 92/43/EEG, zich tegen een regeling van een lidstaat die de opening van een procedure tot intrekking van de beschermde status van een gebied binnen het Natura 2000-netwerk voorschrijft, ter bescherming van uitsluitend particuliere belangen van economische aard?

3)

Verzet het gemeenschapsrecht, in het bijzonder richtlijn 92/43/EEG, zich tegen een regeling van een lidstaat die, in de context van ook door de Europese Unie erkende infrastructuurprojecten van algemeen, maatschappelijk en economisch belang, die kunnen leiden tot schade aan een overeenkomstig de richtlijn erkende natuurlijke habitat, de opening van een procedure tot intrekking van de beschermde status van het gebied voorschrijft in plaats van het nemen van compensatiemaatregelen om de algehele coherentie van het Natura 2000-netwerk te waarborgen?

4)

Verzet het gemeenschapsrecht, in het bijzonder richtlijn 92/43/EEG, zich tegen een regeling van een lidstaat die, ter zake van natuurlijke habitats, gewicht toekent aan de economische belangen van de individuele eigenaren en hen de mogelijkheid biedt een beschikking, houdende een plicht tot herafbakening van het gebied, van de nationale rechter te verkrijgen?

5)

Verzet het gemeenschapsrecht, in het bijzonder richtlijn 92/43/EEG, zich tegen een regeling van een lidstaat die voorziet in intrekking van de beschermde status van het gebied indien zich er een verslechtering van antropische en niet-natuurlijke oorsprong heeft voorgedaan?


(1)  PB L 206, blz. 7.


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/13


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Højesteret (Denemarken) op 29 juni 2012 — Metro Cash & Carry Danmark ApS/Skatteministeriet

(Zaak C-315/12)

2012/C 258/20

Procestaal: Deens

Verwijzende rechter

Højesteret

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Metro Cash & Carry Danmark ApS

Verwerende partij: Skatteministeriet

Prejudiciële vragen

1)

Moeten richtlijn 92/12 (1) en verordening nr. 3649/92 (2) aldus worden uitgelegd dat een handelaar in een lidstaat die in omstandigheden als in het hoofdgeding accijnsproducten verkoopt die in die lidstaat tot verbruik zijn uitgeslagen en op de plaats van bedrijfsuitoefening van de verkoper aan een in een andere lidstaat gevestigde koper worden geleverd zonder dat de verkoper bij het vervoer helpt of voor vervoer zorgt, moet controleren (i) of de accijnsproducten worden aangekocht met het oog op invoer in deze tweede lidstaat en (ii) of die invoer plaatsvindt voor de eigen behoefte dan wel voor commerciële doeleinden?

2)

Wanneer de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, moet de handelaar dan op het tijdstip van de verkoop van accijnsproducten in omstandigheden als in het hoofdgeding, wanneer hij deze controle uitvoert, gebruik maken van vermoedens betreffende het voornemen dat de koper met betrekking tot de aangekochte producten heeft?

3)

Wanneer de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, moeten richtlijn 92/12 en verordening nr. 3649/92 dan aldus worden uitgelegd dat een verkoper als bedoeld in de eerste vraag in omstandigheden als in het hoofdgeding moet weigeren de accijnsgoederen aan de koper te verkopen indien de koper exemplaar 1 van het vereenvoudigde geleidedocument bedoeld in artikel 4 van deze verordening niet overlegt wanneer de accijnsproducten worden aangekocht voor commerciële doeleinden in de woonstaat van de koper? Deze vraag vereist ook een antwoord ingeval gebruik moet worden gemaakt van de in de tweede vraag bedoelde vermoedens.

4)

Brengt de inwerkingtreding van richtlijn 2008/118 (3) en de intrekking van richtlijn 92/12 wijziging in de rechtssituatie wat de gevolgen van richtlijn 92/12 voor het antwoord op de eerste, de tweede en derde vraag betreft?

5)

Moet de uitdrukking „door particulieren voor eigen behoefte verkregen […] producten” in de zin van artikel 8 van richtlijn 92/12 en artikel 32, lid 1, van richtlijn 2008/118 aldus worden uitgelegd dat zij betrekking hebben op de aankopen van accijnsproducten in omstandigheden als in het hoofdgeding? Wanneer deze vraag ontkennend wordt beantwoord, vallen de aankopen dan onder artikel 7 van richtlijn 92/12 respectievelijk artikel 33 van richtlijn 2008/118?


(1)  Richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop (PB L 76, blz. 1).

(2)  Verordening (EEG) nr. 3649/92 van de Commissie van 17 december 1992 betreffende een vereenvoudigd geleidedocument voor het intracommunautaire verkeer van accijnsproducten die in de lidstaat van verzending tot verbruik zijn uitgeslagen (PB L 369, blz. 17).

(3)  Richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van richtlijn 92/12/EEG (PB L 9, blz. 12).


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/13


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Svea hovrätt (Zweden) op 2 juli 2012 — Strafzaak tegen Daniel Lundberg

(Zaak C-317/12)

2012/C 258/21

Procestaal: Zweeds

Verwijzende rechter

Svea hovrätt

Partij in de strafzaak

Daniel Lundberg

Prejudiciële vragen

1)

Moet de uitdrukking „niet-commercieel goederenvervoer” in artikel 3, sub h, van verordening (EG) nr. 561/2006 (1) aldus worden uitgelegd dat goederenvervoer door een particulier in het kader van een hobby die gedeeltelijk door financiële bijdragen van externe personen of ondernemingen (sponsoring) wordt gefinancierd, erdoor wordt bestreken?

2)

Is het voor de beoordeling wat onder „niet-commercieel goederenvervoer” moet worden verstaan relevant

a)

dat de bestuurder uitsluitend voor eigen rekening vervoert?

b)

dat voor het vervoer niet afzonderlijk wordt betaald?

c)

hoe hoog de financiële bijdragen zijn in absolute termen en/of in verhouding tot de totale kosten van de hobbyactiviteit?


(1)  Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer, tot wijziging van verordeningen (EEG) nr. 3821/85 en (EG) nr. 2135/98 van de Raad en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad (PB L 102, blz. 1).


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/14


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Højesteret (Denemarken) op 2 juli 2012 — Malaysia Dairy Industries Pte. Ltd./Ankenævnet for Patenter og Varemærker

(Zaak C-320/12)

2012/C 258/22

Procestaal: Deens

Verwijzende rechter

Højesteret

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Malaysia Dairy Industries Pte. Ltd.

Verwerende partij: Ankenævnet for Patenter og Varemærker

Prejudiciële vragen

1)

Geeft het begrip kwade trouw in artikel 4, lid 4, sub g, van richtlijn 2008/95/EG (1) van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten, uitdrukking aan een juridische standaard die kan worden ingevuld overeenkomstig het nationale recht, of is het een begrip van EU-recht dat in de hele Europese Unie eenvormig moet worden uitgelegd?

2)

Indien het begrip kwade trouw in artikel 4, lid 4, sub g, van richtlijn 2008/95/EG een begrip van EU-recht is, moet het aldus worden opgevat dat het kan volstaan dat de aanvrager het buitenlandse merk op het tijdstip van de aanvraag kende of had moeten kennen of kan de inschrijving slechts worden geweigerd indien aan verdere vereisten betreffende de subjectieve situatie van de aanvrager is voldaan?

3)

Kan een lidstaat ervoor kiezen om een specifieke bescherming van buitenlandse merken in te voeren die, wat het vereiste van kwade trouw betreft, afwijkt van artikel 4, lid 4, sub g, van richtlijn 2008/95/EG, bijvoorbeeld door een bijzonder vereiste te stellen dat de aanvrager het buitenlandse merk kende of had moeten kennen?


(1)  Richtlijn 2008/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten (PB L 299, blz. 25).


Gerecht

25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/15


Arrest van het Gerecht van 12 juli 2012 — Evropaïki Dynamiki/Frontex

(Zaak T-476/07) (1)

(Overheidsopdrachten voor dienstverlening - Aanbestedingsprocedures van Frontex - Verrichten van informaticadiensten - Afwijzing van offerte van inschrijver - Beroep tot nietigverklaring - Ontvankelijkheid - Motiveringsplicht - Gunningscriteria - Kennelijke beoordelingsfout - Niet-contractuele aansprakelijkheid)

2012/C 258/23

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Evropaïki Dynamiki — Proigmena Systimata Tilepikoinonion Pliroforikis kai Tilematikis AE (Athene, Griekenland) (vertegenwoordiger: N. Korogiannakis, advocaat)

Verwerende partij: Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (Frontex) (vertegenwoordigers: S. Vuorensola, gemachtigde, bijgestaan door J. Stuyck en A.-M. Vandromme, advocaten)

Voorwerp

Enerzijds, nietigverklaring van het besluit van Frontex houdende afwijzing van de offerte die verzoekster heeft ingediend in het kader van aanbesteding Frontex/OP/47/2007 voor het verstrekken van „IT-diensten, hardware en softwarelicenties” (PB 2007/S 114-139890) en gunning van de opdracht aan een andere inschrijver en, anderzijds, een schadevordering

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Evropaïki Dynamiki — Proigmena Systimata Tilepikoinonion Pliroforikis kai Tilematikis AE wordt verwezen in haar eigen kosten alsmede in die van het Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (Frontex), met inbegrip van de kosten waaromtrent bij beschikking van het Gerecht van 28 oktober 2008 de beslissing was aangehouden.


(1)  PB C 51 van 23.2.2008.


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/15


Arrest van het Gerecht van 22 mei 2012 — Evropaïki Dynamiki/Commissie

(Zaak T-17/09) (1)

(Overheidsopdrachten voor diensten - Aanbestedingsprocedure - Informaticadiensten voor systeem van electronische uitwisseling van informatie over sociale zekerheid (EESSI-systeem) op gebied van coördinatie van sociale zekerheid van personen die zich verplaatsen in Europa - Afwijzing van offerte van inschrijver - Gunning van opdracht - Motiveringsplicht - Transparantie - Gelijke behandeling - Kennelijk onjuiste beoordeling - Ontbreken van procesbelang - Niet-contractuele aansprakelijkheid)

2012/C 258/24

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Evropaïki Dynamiki — Proigmena Systimata Tilepikoinonion Pliroforikis kai Tilematikis AE (Athene, Griekenland) (vertegenwoordigers: N. Korogiannakis en P. Katsimani, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: N. Bambara en E. Manhaeve, gemachtigden, aanvankelijk bijgestaan door W. Sparks, solicitor, vervolgens door E. Petritsi, advocaat, en ten slotte door O. Graber-Soudry, solicitor)

Voorwerp

Vordering tot nietigverklaring van het besluit van de Commissie, de offerte die verzoekster in het kader van aanbestedingsprocedure VT/2008/019 EMPL EESSI, betreffende de levering van producten en it-producten en -diensten in het kader van het EESSI-systeem (PB 2008/S 111-148213) heeft ingediend, terzijde te leggen, en van het besluit tot gunning van de opdracht aan een andere inschrijver, en vordering tot schadevergoeding

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Evropaïki Dynamiki — Proigmena Systimata Tilepikoinonion Pliroforikis kai Tilematikis AE wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 82 van 4.4.2009.


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/16


Arrest van het Gerecht van 13 juli 2012 — Caixa Geral de Depósitos/BHIM — Caixa d'Estalvis i Pensions de Barcelona („la Caixa”)

(Zaak T-255/09) (1)

(Gemeenschapsmerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk la caixa - Ouder Portugees woordmerk CAIXA - Oudere nationale woord- en beeldmerken - Geen verwarringsgevaar - Artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 40/94 (thans artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009))

2012/C 258/25

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Caixa Geral de Depósitos, SA (Lissabon, Portugal) (vertegenwoordigers: F. Porcuna de la Rosa en M. Lobato García-Miján, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: J. Crespo Carrillo, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: Caixa d’Estalvis i Pensions de Barcelona (Barcelona, Spanje) (vertegenwoordigers: E. Manresa Medina en J. Manresa Medina, advocaten)

Voorwerp

Beroep tot vernietiging van de beslissing van de tweede kamer van beroep van het BHIM van 24 maart 2009 (zaak R 556/2008-2) inzake een oppositieprocedure tussen Caixa d’Estalvis i Pensions de Barcelona en Caixa Geral de Depósitos, SA.

Dictum

1)

De beslissing van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM) van 24 maart 2009 (zaak R 556/2008-2) wordt vernietigd wat de waren in klasse 16 van het aangevraagde merk betreft.

2)

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

3)

Caixa Geral de Depósitos, SA wordt verwezen in twee derde van haar eigen kosten alsook in twee derde van de kosten van het BHIM en twee derde van de kosten van Caixa d'Estalvis i Pensions de Barcelona.

4)

Het BHIM wordt verwezen in een derde van zijn eigen kosten alsook in een derde van de kosten van Caixa Geral de Depósitos en een derde van de kosten van Caixa d'Estalvis i Pensions de Barcelona.


(1)  PB C 193 van 15.8.2009.


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/16


Arrest van het Gerecht van 12 juli 2012 — Aiello/BHIM — Cantoni ITC (100 % Capri)

(Zaak T-279/09) (1)

(Gemeenschapsmerk - Oppositieprocedure - Kennisgeving van memorie van opposant voor kamer van beroep - Regel 50, lid 1, regel 20, lid 2, en regel 67, lid 1, van verordening (EG) nr. 2868/95 - Rechten van verdediging)

2012/C 258/26

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Antonino Aiello (Vico Equense, Italië) (vertegenwoordigers: M. Coccia en L. Pardo, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: O. Montalto, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM: Cantoni ITC SpA (Milaan, Italië)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 2 april 2009 (zaak R 1148/2008-1) inzake een oppositieprocedure tussen Cantoni ITC SpA en Antonino Aiello.

Dictum

1)

De beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM) van 2 april 2009 (zaak R 1148/2008-1) wordt vernietigd.

2)

Het BHIM wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 220 van 12.9.2009.


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/16


Arrest van het Gerecht van 12 juli 2012 — Winzer Pharma/BHIM — Alcon (BAÑOFTAL)

(Zaak T-346/09) (1)

(Gemeenschapsmerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk BAÑOFTAL - Oudere nationale woordmerken KAN OPHTAL en PAN OPHTAL - Relatieve weigeringsgrond - Verwarringsgevaar - Artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009)

2012/C 258/27

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Dr. Robert Winzer Pharma GmbH (Berlijn, Duitsland) (vertegenwoordiger: S. Schneller, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: J. Crespo Carrillo, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: Alcon Inc. (Hünenberg, Zwitserland) (vertegenwoordiger: M. Vidal-Quadras Trias de Bes, advocaat)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 28 mei 2009 (zaak R 795/2008-1) inzake een oppositieprocedure tussen Dr. Robert Winzer Pharma GmbH en Alcon Inc.

Dictum

1)

De beslissing van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM) van 28 mei 2009 (zaak R 795/2008-1) wordt vernietigd.

2)

Het BHIM draagt zijn eigen kosten alsook die van Dr. Robert Winzer Pharma GmbH.

3)

Alcon Inc. draagt haar eigen kosten.


(1)  PB C 256 van 24.10.2009.


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/17


Arrest van het Gerecht van 12 juli 2012 — medi/BHIM (medi)

(Zaak T-470/09) (1)

(Gemeenschapsmerk - Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk medi - Absolute weigeringsgrond - Geen onderscheidend vermogen - Artikel 7, lid 1, sub b, en lid 2, van verordening (EG) nr. 207/2009)

2012/C 258/28

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: medi GmbH & Co. KG (Bayreuth, Duitsland) (vertegenwoordigers: H. Lindner, D. Terheggen en T. Kiphuth, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordigers: aanvankelijk S. Schäffner, vervolgens G. Schneider, gemachtigden)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vierde kamer van beroep van het BHIM van 1 oktober 2009 (zaak R 692/2008-4) inzake een aanvraag tot inschrijving van het woordteken medi als gemeenschapsmerk

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Medi GmbH & Co. KG wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 24 van 30.1.2010.


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/17


Arrest van het Gerecht van 12 juli 2012 — Commissie/Nanopoulos

(Zaak T-308/10 P) (1)

(Hogere voorziening - Openbare dienst - Ambtenaren - Bijstandsplicht - Artikel 24 van Statuut - Niet-contractuele aansprakelijkheid - Artikelen 90 en 91 van Statuut - Indiening van schadevordering binnen redelijke termijn - Termijn voor antwoord - Inleiding van tuchtprocedure - Criterium van „voldoende gekwalificeerde schending” - Lekken in pers van persoonlijke gegevens - Geen toewijzing aan ambtenaar van bij zijn rang passende taken - Bedrag van schadevergoeding)

2012/C 258/29

Procestaal: Grieks

Partijen

Rekwirante: Europese Commissie (vertegenwoordigers: J. Currall, gemachtigde, bijgestaan door E. Bourtzalas en E. Antypas, advocaten)

Andere partij in de procedure: Fotios Nanopoulos (Itzig, Luxemburg) (vertegenwoordiger: V. Christianos, advocaat)

Voorwerp

Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Eerste kamer) van 11 mei 2010, Nanopoulos/Commissie (F-30/08, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie), en strekkende tot, enerzijds, vernietiging van dat arrest en, anderzijds, indien het arrest niet moet worden vernietigd, vaststelling van het exacte bedrag van de schadevergoeding

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

De Europese Commissie zal haar eigen kosten dragen en de kosten die Nanopoulos in het kader van deze procedure heeft gemaakt.


(1)  PB C 274 van 9.10.2010.


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/18


Arrest van het Gerecht van 12 juli 2012 — Leifheit/BHIM — Vermop Salmon (Twist System)

(Zaak T-334/10) (1)

(Gemeenschapsmerk - Nietigheidsprocedure - Gemeenschapswoordmerk Twist System - Oudere gemeenschapswoordmerken TWIX en TWIXTER - Relatieve weigeringsgrond - Verwarringsgevaar - Artikel 8, lid 1, sub b, en artikel 53, lid 1, sub a, van verordening (EG) nr. 207/2009)

2012/C 258/30

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Leifheit AG (Nassau, Duitsland) (vertegenwoordigers: G. Hasselblatt en V. Töbelmann, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: G. Schneider, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: Vermop Salmon GmbH (Gilching, Duitsland) (vertegenwoordigers: W. von der Osten-Sacken, O. Sude en M. Ring, advocaten)

Voorwerp

Beroep ingesteld tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 12 mei 2010 (gevoegde zaken R 924/2009-1 en R 1013/2009-1) inzake een nietigheidsprocedure tussen Vermop Salmon GmbH en Leifheit AG

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Leifheit AG wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 288 van 23.10.2010.


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/18


Arrest van het Gerecht van 12 juli 2012 — Pharmazeutische Fabrik Evers/BHIM — Ozone Laboratories Pharma (HYPOCHOL)

(Zaak T-517/10) (1)

(Gemeenschapsmerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk HYPOCHOL - Ouder nationaal woordmerk HITRECHOL - Relatieve weigeringsgrond - Geen verwarringsgevaar - Artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009)

2012/C 258/31

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Pharmazeutische Fabrik Evers GmbH & Co. KG (Pinneberg, Duitsland) (vertegenwoordigers: R. Kaase en R. Möller, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: A. Folliard-Monguiral, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: Ozone Laboratories Pharma SA (București, Roemenië)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vierde kamer van beroep van het BHIM van 1 september 2010 (zaak R 1332/2009-4) inzake een oppositieprocedure tussen Pharmazeutische Fabrik Evers GmbH & Co. KG en Ozone Laboratories Pharma SA.

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Pharmazeutische Fabrik Evers GmbH & Co. KG wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 13 van 15.1.2011.


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/18


Arrest van het Gerecht van 12 juli 2012 — Vermop Salmon/BHIM — Leifheit (Clean Twist)

(Zaak T-61/11) (1)

(Gemeenschapsmerk - Nietigheidsprocedure - Gemeenschapswoordmerk Clean Twist - Oudere gemeenschapswoordmerken TWIX en TWIXTER - Relatieve weigeringsgrond - Geen verwarringsgevaar - Artikel 8, lid 1, sub b, en artikel 53, lid 1, sub a, van verordening (EG) nr. 207/2009)

2012/C 258/32

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Vermop Salmon GmbH (Gilching, Duitsland) (vertegenwoordigers: W. von der Osten-Sacken M. Ring en O. Sude, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: K. Klüpfel, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: Leifheit AG (Nassau, Duitsland) (vertegenwoordigers: G. Hasselblatt en V. Töbelmann, advocaten)

Voorwerp

Beroep ingesteld tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 19 november 2010 (zaak R 671/2010-1) inzake een nietigheidsprocedure tussen Vermop Salmon GmbH en Leifheit AG

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Vermop Salmon GmbH wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 89 van 19.3.2011.


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/19


Arrest van het Gerecht van 12 juli 2012 — Rivella International/BHIM — Baskaya di Baskaya Alim (BASKAYA)

(Zaak T-170/11) (1)

(Gemeenschapsmerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk BASKAYA - Ouder internationaal beeldmerk Passaia - Bewijs van normaal gebruik van ouder merk - Relevant grondgebied - Artikel 42, leden 2 en 3, van verordening (EG) nr. 207/2009)

2012/C 258/33

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Rivella International AG (Rothrist, Zwitserland) (vertegenwoordigers: aanvankelijk C. Spintig, U. Sander en H. Förster, vervolgens C. Spintig, S. Pietzcker en R. Jacobs, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordigers: R. Manea en G. Schneider, gemachtigden)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: Baskaya di Baskaya Alim e C. Sas (Grosseto, Italië) (vertegenwoordiger: H. Vogler, advocaat)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vierde kamer van beroep van het BHIM van 10 januari 2011 (zaak R 534/2010-4) inzake een oppositieprocedure tussen Rivella International AG en Baskaya di Baskaya Alim e C. Sas

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Rivella International AG wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 145 van 14.5.2011.


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/19


Arrest van het Gerecht van 12 juli 2012 — Wall AG/BHIM — Bluepod Media Worldwide (bluepod MEDIA)

(Zaak T-227/11) (1)

(Gemeenschapsmerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk bluepod MEDIA - Ouder gemeenschapsbeeldmerk blue spot en oudere internationale en nationale merken BlueSpot - Artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009)

2012/C 258/34

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Wall AG (Berlijn, Duitsland) (vertegenwoordigers: A. Nordemann en T. Boddien, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: J. Crespo Carrillo, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: Bluepod Media Worldwide Ltd (Londen, Verenigd Koninkrijk)

Voorwerp

Beroep ingesteld tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 10 februari 2011 (zaak R 301/210-1) inzake een oppositieprocedure tussen Wall AG en Bluepod Media Worldwide Ltd

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Wall AG wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 194 van 2.7.2011.


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/19


Arrest van het Gerecht van 12 juli 2012 — Unión de Cervecerías Peruanas Backus y Johnston/BHIM (Vorm van fles)

(Zaak T-323/11) (1)

(Gemeenschapsmerk - Absolute weigeringsgronden - Aanvraag van driedimensionaal merk - Vorm van fles - Geen onderscheidend vermogen - Artikel 7, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009)

2012/C 258/35

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Unión de Cervecerías Peruanas Backus y Johnston SAA (Lima, Peru) (vertegenwoordigers: E. Armijo Chávarri en C. Morán Medina, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: V. Melgar, gemachtigde)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de tweede kamer van beroep van het BHIM van 23 maart 2011 (zaak R 2238/2010-2) inzake een aanvraag tot inschrijving van een driedimensionaal teken bestaande in de vorm van een fles als gemeenschapsmerk

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Unión de Cervecerías Peruanas Backus y Johnston SAA wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 252 van 27.8.2011.


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/20


Arrest van het Gerecht van 12 juli 2012 — Hand Held Products/BHIM — Orange Brand Services (DOLPHIN)

(Zaak T-361/11) (1)

(Gemeenschapsmerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk DOLPHIN - Ouder nationaal woordmerk DOLPHIN - Relatieve weigeringsgrond - Artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009)

2012/C 258/36

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Hand Held Products, Inc. (Wilmington, Delaware, Verenigde Staten) (vertegenwoordigers: J. Güell Serra en M. Curell Aguilà, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: aanvankelijk P. Bullock en R. Pethke, vervolgens P. Bullock en G. Schneider, gemachtigden)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: Ozone Laboratories Pharma SA (București, Roemenië)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 6 april 2011 (zaak R 1443/2010-1) inzake een oppositieprocedure tussen Hand Held Products, Inc. en Orange Brand Services Ltd.

Dictum

1)

De beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) (merken, tekeningen en modellen) van 6 april 2011 (zaak R 1443/2010-1) wordt vernietigd voor zover daarbij de oppositie ten aanzien van de elektrische en elektronische toebehoren is afgewezen.

2)

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

3)

Hand Held Products, Inc. en het BHIM zullen hun eigen kosten dragen.


(1)  PB C 269 van 10.9.2011.


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/20


Arrest van het Gerecht van 12 juli 2012 — Guccio Gucci/BHIM — Chang Qing Qing (GUDDY)

(Zaak T-389/11) (1)

(Gemeenschapsmerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk GUDDY - Ouder gemeenschapswoordmerk GUCCI - Relatieve weigeringsgrond - Verwarringsgevaar - Groot onderscheidend vermogen van ouder merk door bekendheid ervan bij publiek - Bewijs - Artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009 - Motiveringsplicht - Artikel 75 van verordening nr. 207/2009)

2012/C 258/37

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Guccio Gucci SpA (Firenze, Italië) (vertegenwoordiger: F. Jacobacci, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: V. Melgar, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Chang Qing Qing (Firenze)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 14 april 2011 (zaak R 143/2010-1) inzake een oppositieprocedure tussen Guccio Gucci SpA en Chang Qing Qing

Dictum

1)

De beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM) van 14 april 2011 (zaak R 143/2010-1) wordt vernietigd met betrekking tot, enerzijds, de waren van klasse 9 van de Overeenkomst van Nice van 15 juni 1957 betreffende de internationale classificatie van de waren en diensten ten behoeve van de inschrijving van merken, zoals herzien en gewijzigd en, anderzijds, edelstenen en edele metalen van klasse 14 van deze Overeenkomst.

2)

Het BHIM wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 282 van 24.9.2011.


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/21


Beschikking van het Gerecht van 12 juli 2012 — Compagnia Generale delle Acque/Commissie

(Zaak T-264/00) (1)

(Beroep tot nietigverklaring - Staatssteun - Verlaging van sociale bijdragen ten behoeve van ondernemingen op grondgebied van Venetië en Chioggia - Beschikking van Commissie waarbij steunregeling onverenigbaar met gemeenschappelijke markt wordt verklaard en terugvordering van ter beschikking gestelde steun wordt opgelegd - Beroep deels niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond)

2012/C 258/38

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Compagnia Generale delle Acque SpA (Venetië, Italië) (vertegenwoordigers: A. Biagini, P. Pettinelli en A. Bortoluzzi, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordiger: V. Di Bucci, gemachtigde, bijgestaan door A. Dal Ferro, advocaat)

Interveniënte aan de zijde van verzoekende partij: Italiaanse Republiek (vertegenwoordigers: aanvankelijk U. Leanza, vervolgens I. Braguglia, vervolgens R. Adam, en ten slotte I. Bruni, gemachtigden, bijgestaan door G. Aiello en P. Gentili, avvocati dello Stato)

Voorwerp

Verzoek tot nietigverklaring van beschikking 2000/394/EG van de Commissie van 25 november 1999 betreffende de steunmaatregelen ten behoeve van de ondernemingen op het grondgebied van Venetië en Chioggia zoals bedoeld in wetten nr. 30/1997 en nr. 206/1995 houdende verlagingen van sociale bijdragen (PB 2000, L 150, blz. 50)

Dictum

1)

De exceptie van niet-ontvankelijkheid die de Europese Commissie heeft opgeworpen, wordt gevoegd met de zaak ten gronde.

2)

Het beroep wordt deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaard.

3)

Compagnia Generale delle Acque SpA draagt, naast haar eigen kosten, ook de kosten van de Commissie.

4)

De Italiaanse Republiek draagt haar eigen kosten.


(1)  PB C 355 van 9.12.2000.


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/21


Beschikking van het Gerecht van 13 juli 2012 — IVBN/Commissie

(Zaak T-201/10) (1)

(Beroep tot nietigverklaring - Staatssteun - Steunregeling van Nederland ten gunste van woningcorporaties - Bestaande steun - Specifieke projectsteun ten gunste van woningcorporaties - Besluit waarbij verbintenissen van lidstaat worden aanvaard - Besluit waarbij nieuwe steun verenigbaar wordt verklaard - Niet individueel geraakt - Verzuim om procedure van artikel 108, lid 2, VWEU in te leiden - Beroep dat gedeeltelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk kennelijk rechtens ongegrond is)

2012/C 258/39

Procestaal: Nederlands

Partijen

Verzoekende partij: Vereniging van Institutionele Beleggers in Vastgoed, Nederland (IVBN) (Voorburg, Nederland) (vertegenwoordiger: M. Meulenbelt, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: H. van Vliet, S. Noë en S. Thomas, gemachtigden, bijgestaan door H. Gilliams, advocaat)

Voorwerp

Nietigverklaring van besluit C(2010) 9963 definitief van de Commissie van 15 december 2009 inzake steunmaatregelen E 2/2005 en N 642/2009 — (Nederland — Bestaande steun en speciale projectsteun ten gunste van woningcorporaties)

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Vereniging van Institutionele Beleggers in Vastgoed, Nederland (IVBN) zal haar eigen kosten en die van de Europese Commissie dragen.


(1)  PB C 179 van 3.7.2010.


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/21


Beroep ingesteld op 27 juni 2012 — CD/Raad

(Zaak T-646/11)

2012/C 258/40

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: CD (Minsk, Belarus) (vertegenwoordiger: M. Michalauskas, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

besluit 2011/666/GBVB van de Raad van 10 oktober 2011 tot wijziging van besluit 2010/639/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Belarus, voor zover het verzoeker betreft, nietig verklaren;

uitvoeringsverordening (EU) nr. 1000/2011 van de Raad van 10 oktober 2011 tot uitvoering van artikel 8 bis, lid 1, van verordening nr. 765/2006 betreffende beperkende maatregelen tegen Belarus, voor zover zij verzoeker betreft, nietig verklaren;

de beslissing van 11 november 2011 van de Raad houdende weigering om verzoeker te schrappen van bijlage III A bij besluit 2010/639/GBVB van de Raad van 25 oktober 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde functionarissen van Belarus, zoals gewijzigd bij besluit 2011/69/GBVB van de Raad van 31 januari 2011, nietig verklaren;

de Raad verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van zijn beroep voert verzoeker vijf middelen aan.

1)

Ontoereikende motivering en schending van het recht van verdediging, aangezien de motivering van de bestreden handelingen verzoeker niet in staat stelt de rechtsgeldigheid ervan voor het Gerecht te betwisten en zij het Gerecht niet in staat stelt de wettigheid ervan te toetsen.

2)

Schending van het beginsel van persoonlijke aansprakelijkheid, aangezien de bestreden handelingen stellen dat er aansprakelijkheid is en zij maatregelen vaststellen zonder dat verzoekers persoonlijke betrokkenheid bij de feiten, die deze maatregelen rechtvaardigt, uit die handelingen blijkt.

3)

Ontbreken van rechtsgrondslag, aangezien uit de bestreden handelingen niet blijkt dat verzoeker een positieve rechtsnorm heeft geschonden.

4)

Beoordelingsfout, aangezien de bestreden handelingen niet door feiten worden ondersteund.

5)

Schending van het evenredigheidsbeginsel, aangezien de persoonlijke betrokkenheid van verzoeker bij de collectieve beslissing op grond waarvan een maatregel op hem is toegepast, niet in verhouding tot deze maatregel staat.


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/22


Beroep ingesteld op 9 mei 2012 — Shannon Free Airport Development/Commissie

(Zaak T-200/12)

2012/C 258/41

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Shannon Free Airport Development Co. Ltd (Shannon, Ierland) (vertegenwoordiger: S. Pappas, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

nietigverklaring van de in het onderhavige beroep bestreden beslissing van de Afdeling Contracten en Financiën van de Delegatie van de Europese Unie in Oekraïne van 28 februari 2012 in het kader van de aanbestedingsprocedure EuropeAid/131567/C/SER/UA „Project voor diversificatie en ondersteuning van toerisme op de Krim” en de vervolgbeslissingen van diezelfde instantie en van de directeur van het DG Ontwikkeling van de Europese Commissie;

verwijzing van de verwerende partij in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij drie middelen aan.

1)

Eerste middel: schending van het wezenlijke vormvoorschrift van de motivering aangezien

de rechtspraak en de wet de verwerende partij verplichten de voordelen van de gekozen offerte duidelijk in detail te bespreken in plaats van het door de verzoekende partij overgelegde bewijs gewoon te betwisten; een zorgvuldige overheid dient de echtheid ervan te onderzoeken en de beweringen correct te behandelen, des te meer wanneer verschillende verzwarende omstandigheden dit vereiste versterken.

2)

Tweede middel: schending van het wezenlijke vormvoorschrift van de naleving van de toepasselijke procedure aangezien

de door het Evaluatiecomité te volgen evaluatieprocedure onregelmatigheden vertoonde waarvan de verwerende partij op de hoogte was en die zij vóór de bekendmaking van de resultaten niet in aanmerking heeft genomen. Bijgevolg zijn de vervolgbeslissingen onregelmatig, voor zover zij zijn gebaseerd op het resultaat van deze onregelmatigheden.

3)

Derde middel: schending van het gelijkheidsbeginsel en misbruik van bevoegdheid aangezien

de onwettige procedure met schending van het discriminatieverbod enkel werd toegepast in het geval van het consortium waarvan de verzoekende partij deel uitmaakte. Ook lijkt het dat de enige bedoeling van de onwettige procedure erin bestond het consortium van de verzoekende partij weg te werken van de eerste plaats op de evaluatielijst.


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/23


Beroep ingesteld op 8 juni 2012 — Hammar Nordic Plugg/Commissie

(Zaak T-253/12)

2012/C 258/42

Procestaal: Zweeds

Partijen

Verzoekende partij: Hammar Nordic Plugg AB (Trollhättan, Zweden) (vertegenwoordigers: I. Otken Eriksson en U. Öberg, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

besluit 2012/293/EU van de Europese Commissie van 8 februari 2012 betreffende steunmaatregel SA.28809 (C 29/10) (ex NN 42/10 & ex CP 194/09) door Zweden ten uitvoer gelegd ten gunste van Hammar Nordic Plugg AB, gedeeltelijk of volledig nietig verklaren;

de Europese Commissie verwijzen in de kosten

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster baseert haar beroep op drie middelen.

1)

Eerste middel: schending van artikel 107, lid 1, VWEU

Volgens verzoekster verleende de gemeente Vänersborg verzoekster geen onwettige steun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU door het verkopen en verhuren onder de marktprijs van openbare eigendom. Verzoekster wijst op een aantal onjuiste beoordelingen van de Commissie inzake de wettelijke indeling van de gestelde staatssteun doordat:

de Commissie er geen rekening mee hield dat de eerdere aankoop van de infrastructuur voor 17 miljoen SEK staatssteun kon vormen;

de Commissie er geen rekening mee hield dat de werkelijke verkoopprijs van 8 miljoen SEK strookte met de marktwaarde van de infrastructuur;

de Commissie het beginsel van een particuliere investeerder in een markteconomie heeft geschonden doordat zij aan haar besluit achteraf ramingen op verschillende ramingtijdstippen vóór de werkelijke verkoop aan een particuliere investeerder ten grondslag heeft gelegd;

de zogenaamde „derde taxatie in het PwC-verslag” op het ramingtijdstip van maart 2008 geen betrouwbare aanwijzing voor de werkelijke marktwaarde van de infrastructuur was, en

de Commissie er geen rekening mee hield dat de infrastructuur later gewoon werd verkocht voor 8 miljoen SEK in mei 2011 na een Europese openbare aanbesteding in het kader van het faillissement van de nieuwe eigenaar.

2)

Tweede middel: schending van artikel 107, lid 1, VWEU doordat de gestelde staatssteun de mededinging niet vervalste en het handelsverkeer tussen de lidstaten niet ongunstig beïnvloedde in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU.

3)

Derde middel: niet-nakoming van de onderzoeks- en motiveringsplicht door de Commissie en schending van verzoeksters rechten van verdediging.


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/23


Beroep ingesteld op 8 juni 2012 — Vakili/Raad

(Zaak T-255/12)

2012/C 258/43

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Bahman Vakili (Teheran, Iran) (vertegenwoordiger: J.-M. Thouvenin, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

het besluit van de Raad om verzoeker op te nemen op de lijst van personen op wie maatregelen van toepassing zijn, dat voortvloeit uit besluit 2011/783/GBVB, uit uitvoeringsverordening (EU) nr. 1245/2011 van de Raad van 1 december 2011 en uit de brief van de Raad van 23 maart 2012, nietig verklaren;

verordening (EU) nr. 267/2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening (EU) nr. 961/2010 nietig verklaren, voor zover deze verordening verzoeker opneemt op de lijst van personen op wie maatregelen van toepassing zijn;

de Raad verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van zijn beroep voert verzoeker zes middelen aan.

1)

Ontoereikende motivering, aangezien de uiteenzetting van de grond voor de op verzoeker toegepaste maatregel geen specifieke en concrete reden bevat die deze maatregel rechtvaardigt.

2)

Schending van het recht van verdediging en van het recht op een effectieve rechterlijke bescherming, aangezien verzoeker niet is gehoord in de procedure die tot de toepassing van een maatregel op hem heeft geleid, nu de Raad hem niet in kennis heeft gesteld van de bezwaren jegens hem en verzoeker niet in staat is gesteld zijn standpunt dienaangaande naar behoren kenbaar te maken.

3)

Onjuiste rechtsopvatting, aangezien de Raad niet bevoegd was om een maatregel ten aanzien van een persoon te nemen enkel op grond dat deze voorzitter van de raad van bestuur en gedelegeerd bestuurder was van een entiteit op wie een maatregel van toepassing was.

4)

Feitelijke vergissing, aangezien verzoeker niet aansprakelijk kan worden gesteld voor de feiten die aan Export Development Bank of Iran zijn verweten voordat verzoeker de bestuursfuncties van deze onderneming op zich nam. Daarenboven betwist verzoeker de juistheid van de feiten die de onderneming onder zijn bestuur worden verweten.

5)

Schending van het evenredigheidsbeginsel, aangezien met de genomen maatregel niet de doelen kunnen worden bereikt die daarmee moeten worden nagestreefd.

6)

Schending van het recht op eerbiediging van de eigendom aangezien verzoeker niet in staat is geweest om zich naar behoren te verdedigen en er geen rechtsgrondslagen waren voor de toepassing van een maatregel op hem.


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/24


Beroep ingesteld op 18 juni 2012 — Manufacturing Support & Procurement Kala Naft/Raad

(Zaak T-263/12)

2012/C 258/44

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Manufacturing Support & Procurement Kala Naft Co., Tehran (Teheran, Iran) (vertegenwoordigers: F. Esclatine en S. Perrotet, advocaten)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 nietig verklaren;

de Raad verwijzen in alle kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster zeven middelen aan, waarvan zes grotendeels gelijk zijn aan de eerste zes middelen die zijn aangevoerd in zaak T-509/10, Manufacturing Support & Procurement Kala Naft/Raad (1).

Daarnaast voert verzoekster een middel aan ontleend aan de onwettigheid van de bestreden verordening wegens onwettigheid van de vorige handelingen die zijn nietig verklaard bij arrest van het Gerecht van 25 april 2012, Manufacturing Support & Procurement Kala Naft/Raad (T-509/10, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie).


(1)  PB 2010, C 346, blz. 57.


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/24


Beroep ingesteld op 28 juni 2012 — Flying Holding e.a./Commissie

(Zaak T-280/12)

2012/C 258/45

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partijen: Flying Holding e.a. (Antwerpen-Wilrijk, België), Flying Group Lux SA (Luxemburg, Luxemburg) en Flying Service NV (Antwerpen-Deurne, België) (vertegenwoordigers: C. Doutrelepont en V. Chapoulaud, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

de onderhavige zaak met zaak T-91/12 voegen;

het onderhavige beroep ontvankelijk en gegrond verklaren;

nietigverklaring van het besluit van de Europese Commissie tot gunning van overheidsopdracht nr. PMO2/PR/2011/103 aan de vennootschap ABELAG AVIATION NV, zoals vermeld in aankondiging van een gegunde opdracht nr. 2012/S 83-135396, bekendgemaakt in het Supplement op het Publicatieblad van de Europese Unie (PB/S — S83);

de Europese Commissie veroordelen tot betaling aan verzoeksters van een schadevergoeding van 1 014 400 EUR, geraamd rekening houdend met de geldontwaarding, tot op de datum van uitspraak van het te wijzen arrest van het Gerecht tot vaststelling van de schade, vermeerderd met vertragingsrente berekend vanaf deze laatste datum tot de datum van integrale betaling;

de Europese Commissie verwijzen in alle kosten, daaronder begrepen verzoeksters’ kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voeren verzoeksters twee middelen aan.

1)

Eerste middel: schending van artikel 89 van het Financieel Reglement (1) doordat de betrokken opdracht achtereenvolgens tweemaal is gegund aan de vennootschap ABELAG AVIATION in het kader van raamovereenkomsten, zonder daadwerkelijke oproep tot mededinging aangezien in beide gevallen alleen de vennootschap ABELAG AVIATION werd toegelaten tot het indienen van een offerte;

2)

Tweede middel: schending van artikel 123, lid 1, derde alinea, van de uitvoeringsvoorschriften (2) doordat de betrokken opdracht aan ABELAG AVIATION is gegund zonder dat genoeg inschrijvers werden toegelaten opdat daadwerkelijk mededinging meespeelt met een vergelijking van de verschillende offertes te vergelijken en selectie van de voordeligste offerte.


(1)  Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (PB L 248, blz. 1).

(2)  Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (PB L 357, blz. 1).


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/25


Beroep ingesteld op 27 juni 2012 — El Corte Inglés/BHIM — Sohawon (FREE YOUR STYLE.)

(Zaak T-282/12)

2012/C 258/46

Taal van het verzoekschrift: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: El Corte Inglés, SA (Madrid, Spanje) (vertegenwoordigers: E. Seijo Veiguela, J. Rivas Zurdo en I. Munilla Muñoz, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Nadia Mariam Sohawon (Londen, Verenigd Koninkrijk)

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

de beslissing van de vierde kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 17 april 2012 in de zaak R 1825/2010-4 te vernietigen, en te verklaren dat overeenkomstig artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009 het beroep van opposante bij het BHIM had moeten worden toegewezen voor de volgende diensten van klasse 35: „detailhandel, groothandel, verzenddiensten en elektronische detailhandel in kledij, schoenen en hoeden” en de beslissing van de oppositieafdeling houdende volledige toewijzing van het gemeenschapsmerk nr. 7 396 468„FREE YOUR STYLE” (samengesteld merk) had moeten worden herzien;

de tegenpartij of tegenpartijen die zich tegen dit beroep verzetten, te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Aanvrager van het gemeenschapsmerk: Nadia Mariam Sohawon

Betrokken gemeenschapsmerk: beeldmerk „FREE YOUR STYLE.” voor waren en diensten van de klassen 25, 35 en 41 — gemeenschapsmerkaanvraag nr. 7 396 468

Houder van het oppositiemerk of -teken in de oppositieprocedure: verzoekster

Oppositiemerk of -teken: communautair en Spaans woordmerk „FREE STYLE” voor waren van de klassen 3, 18 en 25

Beslissing van de oppositieafdeling: afwijzing van de oppositie

Beslissing van de kamer van beroep: gedeeltelijke verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen: schending van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/25


Beroep ingesteld op 29 juni 2012 — Oro Clean Chemie/BHIM — Merz Pharma (PROSEPT)

(Zaak T-284/12)

2012/C 258/47

Taal van het verzoekschrift: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Oro Clean Chemie AG (Fehraltorf, Zwitserland) (vertegenwoordiger: F. Ekey, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Merz Pharma GmbH & Co. KGaA (Frankfurt am Main, Duitsland)

Conclusies

de beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 29 maart 2012 in zaak R 1053/2011-1 vernietigen;

verweerder verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Aanvrager van het gemeenschapsmerk: verzoekster

Betrokken gemeenschapsmerk: woordmerk „PROSEPT” voor waren van klasse 5 — gemeenschapsmerkaanvraag nr. 8 353 245

Houder van het oppositiemerk of -teken in de oppositieprocedure: Merz Pharma GmbH & Co. KGaA

Oppositiemerk of -teken: nationaal woordmerk „Pursept” voor waren van klasse 5

Beslissing van de oppositieafdeling: toewijzing van de oppositie

Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen:

schending van artikel 75, lid 2, en artikel 76, lid 1, van verordening nr. 207/2009

schending van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/26


Beroep ingesteld op 2 juli 2012 — Syria International Islamic Bank/Raad

(Zaak T-293/12)

2012/C 258/48

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Syria International Islamic Bank Public Joint-Stock Company (Damascus, Syrië) (vertegenwoordigers: G. Laguesse en J.-P. Buyle, advocaten)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

uitvoeringsverordening (EU) nr. 2012/544/GBVB houdende uitvoering van artikel 32, lid 1, van verordening (EU) nr. 36/2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië, wat verzoekster betreft, nietig verklaren;

uitvoeringsbesluit 2012/335/GBVB tot uitvoering van besluit 2011/782/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië, wat verzoekster betreft, nietig verklaren;

de Raad veroordelen tot betaling aan verzoekster van het voorlopige bedrag van 10 000 000 EUR schadevergoeding, onder voorbehoud van een latere verhoging of verlaging van dit bedrag;

de Raad verwijzen in de kosten, met inbegrip van de door verzoekster gemaakte kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster zeven middelen aan.

1)

Schending van het recht van verdediging en van het recht op een eerlijk proces, aangezien verzoekster niet kon worden gehoord vóór het nemen van de maatregelen en de Raad heeft geweigerd dat verzoekster zich verdedigde ten aanzien van concrete gegevens waarover de Raad eventueel beschikte, hoewel verzoekster daarom had verzocht.

2)

Kennelijk onjuiste beoordeling van de feiten, aangezien verzoekster zich, voor zover zij weet en na intern onderzoek en verificaties, niet schuldig heeft gemaakt aan de feiten die haar in de bestreden handelingen worden verweten.

3)

Schending van het evenredigheidsbeginsel aangezien de door de Raad genomen maatregelen zouden leiden tot de sluiting van het financiële stelsel van verzoekster, dat 90 % van haar transacties in EUR uitmaakt. Dit zou leiden tot de nietigheid van een groot aantal lopende overeenkomsten en tot de aansprakelijkheid van verzoekster. Tevens zou dit duizenden Syrische burgers beletten verscheidene bank- en financiële transacties te verrichten.

4)

Onevenredige schending van het eigendomsrecht en van het recht om een beroepsactiviteit uit te oefenen.

5)

Onwettigheid van de bestreden handelingen, aangezien de voorwaarden van artikel 23 van besluit 2011/782/GBVB (1) en van de artikelen 14 en 26 van verordening nr. 36/2012 (2) niet zijn vervuld nu verzoekster niet bewust en opzettelijk heeft deelgenomen aan operaties die tot doel hadden de maatregelen te omzeilen.

6)

Machtsmisbruik aangezien de feiten van de onderhavige zaak bij verzoekster de indruk wekken dat de maatregelen zijn genomen om andere redenen dan de in de bestreden handelingen vermelde redenen.

7)

Niet-nakoming van de motiveringsplicht aangezien de motivering van de bestreden handelingen onvolledig is en niet verwijst naar concrete gegevens of naar data waaruit verzoekster kan opmaken welke de haar verweten financiële transacties zijn.


(1)  Besluit 2011/782/GBVB van de Raad van 1 december 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië en houdende intrekking van besluit 2011/273/GBVB (PB L 319, blz. 56).

(2)  Verordening (EU) nr. 36/2012 van de Raad van 18 januari 2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië en tot intrekking van verordening (EU) nr. 442/2011 (PB L 16, blz. 1).


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/27


Beschikking van het Gerecht van 11 juli 2012 — Roemenië/Commissie

(Zaak T-484/07) (1)

2012/C 258/49

Procestaal: Roemeens

De president van de Derde kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 51 van 23.2.2008.


Gerecht voor ambtenarenzaken

25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/28


Beroep ingesteld op 21 juni 2012 — ZZ/EDEO

(Zaak F-64/12)

2012/C 258/50

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: ZZ (vertegenwoordiger: M. Casado Garcia-Hirschfeld, advocaat)

Verwerende partij: Europese Dienst voor extern optreden

Voorwerp en beschrijving van het geding

Nietigverklaring van het besluit om verzoeker niet op te nemen op de lijst van ambtenaren die in het kader van de bevorderingsronde 2011 naar de rang AD 6 zijn bevorderd en veroordeling van de verwerende partij tot vergoeding van de geleden schade

Conclusies van de verzoekende partij

nietigverklaring van het besluit van het TABG van 15 november 2011 om verzoeker in het kader van de bevorderingsronde 2011 niet te bevorderen naar de rang AD 6;

voor zover nodig, nietigverklaring van het besluit van 23 maart 2011 tot afwijzing van de klacht;

veroordeling van de EDEO tot betaling aan verzoeker van een ex aequo et bono op 6 000 EUR vastgesteld bedrag ter vergoeding van zijn beroeps- en immateriële schade, te vermeerderen met vertragingsrente tegen het wettelijke tarief met ingang van de datum waarop dit bedrag opeisbaar wordt;

verwijzing van de EDEO in de kosten.


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/28


Beroep ingesteld op 27 juni 2012 — ZZ/Commissie

(Zaak F-66/12)

2012/C 258/51

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: ZZ (vertegenwoordigers: L. Levi en A. Blot, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Voorwerp en beschrijving van het geding

Nietigverklaring van het besluit van de verwerende partij houdende vaststelling van het bedrag van het overdraagbare kapitaal voor de pensioenrechten die vóór de indiensttreding zijn verkregen alsmede berekening van het aantal jaren dat in het kader van die overdracht in de pensioenregeling van de instellingen van de Europese Unie wordt toegekend

Conclusies van de verzoekende partij

Primair,

nietigverklaring van het besluit van de verwerende partij van 30 november 2011 houdende vaststelling van het bedrag van het overdraagbare kapitaal voor de pensioenrechten die verzoeker bij de NAVO heeft verworven alsmede berekening van het aantal jaren dat in het kader van die overdracht in de pensioenregeling van de instellingen van de Europese Unie wordt toegekend;

voor zover nodig, nietigverklaring van het besluit van 28 maart 2012 tot uitdrukkelijke afwijzing van verzoekers klacht van 23 januari 2012;

in elk geval,

erkenning van de geleden immateriële schade en veroordeling van de verwerende partij tot betaling van een voorlopig op 20 000 EUR geraamd bedrag;

verwijzing van de Commissie in de kosten.


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/28


Beroep ingesteld op 2 juli 2012 — ZZ/Commissie

(Zaak F-68/12)

2012/C 258/52

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: ZZ (vertegenwoordiger: F. Frabetti, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Voorwerp en beschrijving van het geding

Nietigverklaring van de aan verzoeker toegekende bevorderingspunten en van zijn beoordelingsrapport over de periode van 1 januari tot en met 31 december 2010

Conclusies van de verzoekende partij

nietigverklaring van het beoordelingsrapport dat Eurostat voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2010 over verzoeker heeft opgesteld en van het prestatieniveau dat hem door datzelfde DG is toegekend;

nietigverklaring van de door Eurostat en het TABG toegekende bevorderingspunten;

nietigverklaring van het besluit tot afwijzing van de precontentieuze klacht, voor zover het dermate kwetsend was dat het immateriële schade heeft veroorzaakt die op een bezoldiging van tien arbeidsdagen wordt begroot, dat wil zeggen, onder voorbehoud, op een bedrag van 2 500 EUR, berekend op basis van één dertigste van de maandelijkse bezoldiging voor elke schadedag;

verwijzing van de Commissie in de kosten.


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/29


Beroep ingesteld op 4 juli 2012 — ZZ/EDEO

(Zaak F-70/12)

2012/C 258/53

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: ZZ (vertegenwoordigers: D. Abreu Caldas, S. Orlandi, A. Coolen, É. Marchal, advocaten)

Verwerende partij: Europese Dienst voor extern optreden

Voorwerp en beschrijving van het geding

Nietigverklaring van het besluit om verzoeker in het kader van de bevorderingsronde 2011 niet te bevorderen naar de rang AD 13

Conclusies van de verzoekende partij

nietigverklaring van het besluit van 15 november 2011 om verzoeker in het kader van de bevorderingsronde 2011 niet te bevorderen naar de rang AD 13;

verwijzing van de EDEO in de kosten.


25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/29


Beroep ingesteld op 9 juli 2012 — ZZ/Commissie

(Zaak F-72/12)

2012/C 258/54

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: ZZ (vertegenwoordigers: S. Orlandi, A. Coolen, J.-N. Louis, E. Marchal en D. Abreu Caldas, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Voorwerp en beschrijving van het geding

Nietigverklaring van het besluit van de Commissie tot terugvordering, krachtens artikel 85 van het Statuut, van een bedrag van de bezoldiging van verzoekster, voorheen tijdelijk functionaris van de rang A 4 (AD 12) en vervolgens ambtenaar van de rang AD 6

Conclusies van de verzoekende partij

nietigverklaring van het besluit van 20 december 2011 om krachtens artikel 85 van het Statuut over te gaan tot terugvordering van een bedrag van 172 236,42 EUR;

subsidiair, veroordeling van de Commissie tot vergoeding aan verzoekster van het bedrag van 172 236,42 EUR of, nog meer subsidiair, van de bedragen die ten onrechte zijn betaald tot aan de dag waarop de onregelmatigheid is ontdekt, maar niet is gecorrigeerd dan wel, nog meer subsidiair, van de bedragen die ten onrechte zijn betaald tot en met de maand november 2010, toen alleen verzoeksters vermenigvuldigingsfactor werd gecorrigeerd;

verwijzing van de Europese Commissie in de kosten.


Rectificaties

25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/30


Rectificatie van de mededeling in het Publicatieblad in zaak T-527/10

( Publicatieblad van de Europese Unie C 227 van 28 juli 2012, blz. 20 )

2012/C 258/55

De mededeling in het PB in zaak T-527/10, Google/BHIM – G-mail (GMail), dient te worden gelezen als volgt:

Beschikking van het Gerecht van 6 juni 2012 – Google/BHIM – G-mail (GMail)

(Zaak T-527/10) (1)

(„Gemeenschapsmerk - Oppositie - Intrekking van oppositie - Afdoening zonder beslissing”)

2012/C 258/55

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Google, Inc. (Wilmington, Verenigde Staten) (vertegenwoordigers: M. Kinkeldey en A. Bognár, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: D. Botis, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: G-mail GmbH (Los Angeles, Verenigde Staten) (vertegenwoordiger: S. Eble, advocaat)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vierde kamer van beroep van het BHIM van 8 september 2010 (zaak R 342/2010-4) inzake een oppositieprocedure tussen Giersch Ventures LLC en Google, Inc.

Dictum

1)

Op het beroep behoeft niet meer te worden beslist.

2)

Verzoekster en interveniënte zullen hun eigen kosten en elk de helft van de kosten van verweerder dragen.


(1)  PB C 30 van 29.1.2011.


Top