EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C:2010:350:FULL

Publicatieblad van de Europese Unie, C 350, 22 december 2010


Display all documents published in this Official Journal
 

ISSN 1725-2474

doi:10.3000/17252474.C_2010.350.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 350

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

53e jaargang
22 december 2010


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Resoluties, aanbevelingen en adviezen

 

RESOLUTIES

 

Comité van de Regio's

 

84e plenaire zitting op 14 en 15 april 2010

2010/C 350/01

Resolutie van het Comité van de Regio's over de Prioriteiten van het Comité van de Regio's voor 2010 op basis van het wetgevings- en werkprogramma van de Europese Commissie

1

NL

 


I Resoluties, aanbevelingen en adviezen

RESOLUTIES

Comité van de Regio's

84e plenaire zitting op 14 en 15 april 2010

22.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 350/1


Resolutie van het Comité van de Regio's over de Prioriteiten van het Comité van de Regio's voor 2010 op basis van het wetgevings- en werkprogramma van de Europese Commissie (1)

BELEIDSPRIORITEITEN

Samenlopende institutionele en politieke omstandigheden in de EU

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

1.

stelt vast dat 2010 een belangrijke institutionele mijlpaal is, omdat het Verdrag van Lissabon dit jaar van kracht wordt en zowel het Comité van de Regio's als de Commissie een nieuwe maandaatsperiode beginnen. Het Verdrag van Lissabon biedt de Europese Unie adequate institutionele en politieke randvoorwaarden, maar uit de problematiek waarmee Europa en de wereld momenteel worden geconfronteerd, is duidelijk geworden dat politieke wil, zienswijzen en discussies binnen afzienbare tijd in concrete resultaten voor de burgers moeten worden omgezet;

2.

is van mening dat bedoelde problematiek om een politieke visie van langere adem vraagt, maar ook om meer samenwerking tussen EU-instellingen, meer betrokkenheid van nationale, regionale en lokale overheden bij het beleid van de Europese Unie (ownership) en erkenning voor de beginselen van multilevel governance;

3.

benadrukt dat consolidatie van de rol van het Comité van de Regio's in het wetgevingsproces van de Europese Unie (niet in de laatste plaats vanwege de nieuwe bevoegdheden die het krachtens het Verdrag van Lissabon krijgt toebedeeld, vooral op het gebied van subsidiariteit) tot doel heeft om dat proces doeltreffender te maken en de governance ervan te verbeteren;

4.

zegt nogmaals toe nauw met de Commissie te zullen samenwerken om te garanderen dat de lokale en regionale dimensie in het wetgevingsproces van de Europese Unie in aanmerking wordt genomen, vooral doordat bij effectbeoordelingen meer wordt gekeken naar lokale en regionale aspecten;

5.

juicht toe dat het werkprogramma van de Commissie voor 2010 over meer dan één jaar wordt uitgestreken, zodat de voorspelbaarheid groter is geworden, samenwerking en interinstitutionele programmering gemakkelijker zijn en er nu echt strategische doelen kunnen worden gesteld;

6.

maakt zich zorgen over de opkomst van extremistische partijen en is van mening dat dit fenomeen o.m. op een geschikte manier kan worden aangepakt door lokale en regionale overheden de middelen te geven om een halt toe te roepen aan armoede, ongelijkheid, discriminatie, interculturele conflicten, gebrek aan passende huisvesting en aan financiële middelen voor gemeenschappen, sociale ondernemingen en MKB, teneinde zo duurzame welvaart te genereren;

7.

deelt de mening van de Commissie dat de sociaaleconomische en milieuproblemen van de Europese Unie dringend moeten worden opgelost; bevestigt nogmaals zijn voornemen om de Commissie bij te staan bij de verwezenlijking van haar prioritaire actielijnen: de Europese Unie uit de huidige economische, financiële en sociale crisis halen en aansturen op vanuit milieuoogpunt duurzaam herstel, waarbij de burgers worden vooropgesteld en de positie van de Europese Unie als wereldspeler wordt bekrachtigd; toont opnieuw zijn bereidheid om bij te dragen tot een optimaal gebruik van de beleidsinstrumenten van de Europese Unie, o.m. door de administratieve lasten te vereenvoudigen en verminderen, wat een van de belangrijkste strategische prioriteiten van de Commissie is.

I.   De gevolgen van de crisis ondervangen op een wijze die in sociaal opzicht rechtvaardig en in economisch en milieuopzicht duurzaam is

I.a     Diepe zorg over de omvang van de financiële, economische en sociale crisis en de gevolgen daarvan voor regio's en steden

8.

wijst erop dat Europa's economie, in weerwil van enkele eerste tekenen van herstel, nog steeds kampt met een kwakkelende vraag en dat de burgers nog steeds in grote onzekerheid leven over de werkgelegenheid. De gevolgen daarvan zijn ongelijk verdeeld over regio's en steden, waaruit kan worden afgeleid dat de territoriale verschillen groter worden. Die ontwikkeling zet het oorspronkelijke concept van sociaaleconomische en territoriale samenhang in de Europese Unie op losse schroeven. Er zijn dan ook krachtige maatregelen geboden om de rol van het cohesiebeleid te versterken;

9.

is van oordeel dat het Europese economische herstelplan, waardoor de pijn van de crisis is verzacht, nog niet kan worden stopgezet. Voor de afronding van dat plan moet een strategie worden uitgewerkt, waarin de noodzaak om de staatsfinanciën in de hand te houden moet worden afgewogen tegen de noodzaak om bezuinigingen te vermijden zolang de particuliere vraag nog niet sterk genoeg is om de economische bedrijvigheid in stand te houden. Die exit-strategie moet vooral zijn gericht op een nieuw soort groei. Ook moet daarin waar mogelijk de discussie over „meer dan het BBP” zijn verwerkt;

10.

is overtuigd van de noodzaak van meer samenhang, niet alleen uit gevoelens van solidariteit, maar ook omdat samenhang in het belang is van àlle Europeanen. Vanwege de grote en groeiende onderlinge economische afhankelijkheid van de lidstaten doen àlle – al dan niet gezonde - economieën het slecht zolang de vraag op de interne markt van de Europese Unie niet aantrekt;

11.

denkt daarom dat meer coördinatie van economisch beleid in EU-verband, waarop tijdens de voorjaarstop van 2010 werd aangedrongen, een conditio sine qua non is, wil men een uitweg uit de crisis vinden, de financiële markten scherper reguleren, speculatie afremmen en staatsfinanciën onder controle houden, maar ook structuurhervormingen doorvoeren die de weg bereiden voor duurzame groei;

12.

benadrukt dat strategieën tegen de crisis moeten worden gestoeld op gecoördineerde en geïntegreerde beleidsvorming waarbij alle bestuursniveaus worden betrokken en waarvoor de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid in acht worden genomen;

13.

is ingenomen met de toezegging van de Commissie dat zij zich zal inzetten voor een overeenkomst over strategische initiatieven voor een daadwerkelijk toezicht op en regulering van de financiële markten;

14.

is ervan overtuigd dat het er alles welbeschouwd op aan komt om een algemeen stabiel kader te creëren waardoor de wet weer voorrang krijgt boven de wanpraktijken van sommige actoren op de financiële markten.

I.b     De Europa 2020-blauwdruk van de Commissie vanuit het gezichtspunt van het Comité van de Regio's

I.b.1     Sterke en zwakke punten

15.

juicht toe dat de Commissie in haar Europa 2020-blauwdruk tegemoet komt aan enkele van de belangrijkste verzoeken van Europa's regionale en lokale overheden en steden, doordat daarin is bepaald dat a) steden en lokale en regionale overheden voortdurend bij de uitwerking en toepassing van de nieuwe strategie moeten worden betrokken, dat b) het Comité van de Regio's er nauwer bij moet worden betrokken, dat c) de economische, sociale en milieupijlers moeten worden gelijkgeschakeld, dat d) de strategie flexibel genoeg moet zijn om te kunnen worden aangepast aan verschillende uitgangsposities en dat e) de voordelen van economische groei over de hele Europese Unie moeten worden verspreid, zodat er meer territoriale samenhang komt;

16.

betreurt echter dat de Commissie in haar voorstel niet ingaat op een aantal belangrijke door het Comité van de Regio's gestelde vragen, te weten: a) hoe kunnen de regeringen van de lidstaten erop worden vastgelegd dat zij de beloften van de nieuwe strategie ook echt gaan waarmaken, b) welke rol moeten lokale en regionale overheden spelen bij de uitwerking en toepassing van de voorgestelde kerninitiatieven en c) welke indicatoren voor de evaluatie van de vorderingen moeten er naast het BBP worden ingevoerd en hoe moeten die aanvullende indicatoren worden verwerkt in de governance van de nieuwe strategie;

17.

staat achter het voornemen om de Europa 2020-strategie aan minder prioriteiten te verbinden en stemt ermee in dat de rapportage over de nieuwe strategie aan die over het stabiliteits- en groeipact wordt gekoppeld; de instrumenten moeten evenwel duidelijk van elkaar onderscheiden worden en de onafhankelijkheid van de ECB moet gegarandeerd blijven;

18.

is vastbesloten om deze kwesties in het debat ter voorbereiding van de uiteindelijke beslissing over de nieuwe strategie aan de orde te stellen en rekent erop dat de Europese Raad die in juni bijeenkomt, naar behoren rekening zal houden met de voorstellen die het Comité van de Regio's namens Europa's regio's en steden naar voren brengt.

I.b.2     Uitvoering geven aan de kerninitiatieven van de Europa 2020-strategie

19.

juicht toe dat de Commissie voornemens is om de Europa 2020-strategie vorm te geven aan de hand van concrete kerninitiatieven; benadrukt dat van de Europese Unie, de lidstaten en de lokale en regionale overheden een gezamenlijke inspanning wordt verwacht. Te dien einde zouden lokale en regionale overheden van de Europese Unie meer aanmoediging moeten krijgen om die doelstellingen ook na te streven met ambitieuze langetermijninvesteringen in onderwijs, opleiding, onderzoek en innovatie; is van mening dat het de moeite loont om voor de ontwikkeling van kwaliteitsdienstverlening door de overheid in de vorm van hoogwaardige infrastructuur, netwerken voor openbaar vervoer en investering in energie-efficiënte technologie een apart kerninitiatief in te voeren.

Digitale agenda

20.

kijkt uit naar de nieuwe „Digitale agenda voor Europa” en heeft oog voor de talrijke implicaties daarvan voor de koolstofarme economie, openbare dienstverlening en de verhoging van de bestaanskwaliteit; onderstreept het enorme potentieel van de digitale agenda voor sociale integratie en de aankoppeling van plattelands- en veraf gelegen gebieden.

Industriebeleid, onderzoek en innovatie

21.

benadrukt dat creativiteit en innovatie van doorslaggevend belang zijn voor (banen)groei en investeringen; is er daarom van overtuigd dat langetermijninvestering in onderwijs, opleiding, her- en bijscholing en onderzoek de beste methode is om economische ontwikkeling te steunen en werkloosheid te bestrijden;

22.

pleit voor de uitwerking van een strategie om onderzoek en innovatie enerzijds en ICT anderzijds beter te coördineren en om in dat verband tot meer samenwerking te komen;

23.

stelt nogmaals vast overtuigd te zijn van het potentieel van synergiewerking tussen het kaderprogramma voor onderzoek van de EU, de structuurfondsen en andere vormen van overheidssubsidies die bedoeld zijn als stimulans voor investeringen in O&O en die op lokaal/regionaal niveau kennisbanen genereren; stelt als prioriteit dat steun wordt gegeven aan samenwerking tussen verschillende geldschieters (publiek en particulier) als stimulans voor innovatie en technologisch leiderschap;

24.

benadrukt dat er tussen alle bestuurniveaus gecoördineerde acties nodig zijn om het mkb een strakkere koppeling te helpen leggen tussen fundamenteel en toegepast onderzoek; is ingenomen met maatregelen om „creativiteit en innovatie”-initiatieven te lanceren en te steunen, vooral als dat initiatieven zijn die tot doel hebben om universiteiten en bedrijfsleven met elkaar te laten samenwerken.

Jeugd in beweging

25.

is er vast van overtuigd dat de Europese Unie haar doel om jongeren inzetbaar te maken, in de maatschappij te integreren, het gevoel van een Europese identiteit bij te brengen en tot actief burgerschap aan te zetten, kan bereiken op voorwaarde dat wordt geïnvesteerd in onderwijs, opleiding, vrijwilligerswerk en uitwisselingen;

26.

staat volledig achter het in de Europa 2020-blauwdruk aangegeven hoofdstreefdoel om het percentage vroegtijdige schoolverlaters van de huidige 15 % terug te brengen tot 10 %.

Nieuwe vaardigheden en banen

27.

wenst dat speciale aandacht wordt geschonken aan de bestrijding van werkloosheid doordat lokale en regionale overheden worden geholpen om de middelen van het Europees Sociaal Fonds, het Europees Globaliseringsfonds en alle andere beschikbare fondsen op efficiënte wijze in te zetten, teneinde banengroei en groene innovatie te stimuleren en het mkb te steunen;

28.

spreekt zich uit voor gelijke kansen op de arbeidsmarkt en vestigt met name de aandacht op de bijdrage die oudere werknemers, vanwege hun waardevolle kennis en ervaring, kunnen leveren aan een evenwichtige werkomgeving en product- en systeeminnovatie;

29.

juicht toe dat de Commissie een voorstel ter herziening van de Richtlijn arbeidstijden heeft toegezegd.

Sociale integratie

30.

benadrukt dat het streven naar sociale integratie tweeledig moet zijn, met dien verstande dat niet alleen maatregelen voor bijzonder kwetsbare groepen en gebieden moeten worden genomen, maar dat ook steun moet worden verleend aan de eonomie in het algemeen (meer aandacht voor inzetbaarheid, flexizekerheid en de dynamiek van de economie);

31.

wijst op het belang van het hoofdstreefdoel van de Europa 2020-blauwdruk om nog meer inspanningen te doen ter verlaging met 25 % van het aantal Europeanen dat onder nationale armoededrempels leeft; benadrukt dat armoede en maatschappelijke uitsluiting onmogelijk kunnen worden bestreden zonder de medewerking van ngo's, de sociale partners, lokale en regionale overheden en al degenen die zich het lot van arme mensen aantrekken; is daarom bijzonder ingenomen met de mogelijkheden voor bottom-up-samenwerking die worden geboden door het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting (2010), waarvan de bedoeling is dat nieuw leven wordt ingeblazen in de verbintenis t.a.v. solidariteit, sociale gerechtigheid en een samenleving met minder maatschappelijke uitsluiting.

Een Europa dat zijn hulpmiddelen efficiënt gebruikt

32.

zal met name ijveren voor de consolidering van de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling in het licht van de nieuwe Europa 2020-strategie en deelnemen aan de discussie over de verbetering van de synergiewerking tussen beide strategieën en de vraag hoe uitvoering en monitoring van beide strategieën kan worden gestroomlijnd;

33.

verbindt zich ertoe om bij te dragen aan de toekomstige vormgeving van het zevende milieuactieprogramma en steun te geven aan een EU-milieubeleid dat is gericht op de efficiënte benutting van natuurlijke rijkdommen, een hoge bestaanskwaliteit voor EU-burgers en betrokkenheid van de lokale en regionale overheden;

34.

kijkt uit naar het actieprogramma voor energie-efficiëntie dat de Commissie voor begin 2011 heeft toegezegd; verleent zijn medewerking aan EU-beleid ten behoeve van energiebesparing en de bevordering van nieuwe en hernieuwbare vormen van energie, vooral tegen de achtergrond van de nieuwe EU-strategie voor energietechnologie (2010-2014); ziet in dat de continuïteit van de energievoorziening in de Europese Unie van cruciaal belang is en zal dan ook bijzondere aandacht schenken aan de interconnectie van energienetwerken;

35.

zal de lokale en regionale aspecten van aan de klimaatverandering gerelateerde EU-wetgeving zorgvuldig bestuderen, met speciale aandacht voor de toepassing van het maatregelenpakket inzake klimaatverandering en energie van 2008 en alle bijbehorende wetgeving; zal zich in dat verband ook buigen over het vraagstuk van het duurzame gebruik van biomassa en de geleidelijke verbetering van de energie-efficiëntie, vooral in woningen;

36.

biedt aan om, in nauwe samenwerking met de Commissie, het burgemeestersconvenant voort te zetten met het oog op de verwezenlijking van de Europa 2020-doelstellingen op lokaal en regionaal niveau; zal er dus naar streven om ook regionale actoren bij dit burgemeestersconvenant te betrekken;

37.

streeft naar meer erkening bij EU- en nationale actoren voor de cruciale rol van lokale en regionale overheden als het erom gaat de gevolgen van de klimaatverandering te verzachten en zich aan de klimaatverandering aan te passen; dringt aan op erkening voor die rol van lokale en regionale overheden tijdens de lopende VN-onderhandelingen over de klimaatverandering;

38.

zal, gezien de noodzaak om de structuurfondsen doelgerichter in te zetten voor energie-investering met het oog op regionale ontwikkeling, blijven zoeken naar methoden om regionale programma's beter te coördineren met en te laten aansluiten bij nationale en EU-richtsnoeren;

39.

zal blijven zoeken naar mogelijkheden voor meer synergiewerking tussen economisch beleid en beleid inzake de klimaatverandering: zal in dat verband manieren trachten te vinden om de EIB een grotere rol te laten spelen in de financiering van schone technologie, infrastructuur en energie-zekerheid op lokaal en regionaal niveau, overal in de Europese Unie;

40.

staat volledig achter de idee om ICT onverkort in te zetten voor de vergroting van de energie-efficiëntie; zal, samen met de Commissie en andere belanghebbenden, blijven werken aan de opstelling en verspreiding van een handleiding over de wijze waarop lokale en regionale overheden in hun programma's inzake de klimaatverandering optimaal gebruik kunnen maken van ICT;

41.

stelt opnieuw dat maritiem beleid vraagt om een geïntegreerde, holistische, niet-sectorgebonden benadering op grond van maritieme ruimtelijke ordening; benadrukt dat lokale en regionale overheden in dit beleid een onmisbare rol spelen, niet alleen als financierders, maar ook omdat lokale een regionale overheden het meest geschikt zijn om de coëxistentie met de zee te regelen en erop toe te zien dat de zee op harmonische wijze wordt gebruikt; wijst daarom op de behoefte aan een vereenvoudigd financieel systeem voor een geïntegreerd maritiem beleid waarin alle maritieme vraagstukken worden gebundeld in één Europees Fonds voor kusten en eilanden;

42.

ziet in dat er behoefte is aan betere coördinatie tussen sectorgebonden beleidsmaatregelen in verband met het gebruik van mariene gebieden; dringt daarom aan op de invoering van een Europees Maritiem Platform voor lokale en regionale overheden en relevante belanghebbenden als instrument om verantwoordelijkheden te delen en voorbeelden van geslaagde methoden (best practices) te verspreiden;

43.

zal de lopende hervorming van het Gemeenschappelijke visserijbeleid (GVB) op de voet volgen; zal graag meewerken aan de hervormingsvoorstellen van de Commissie in 2010; hecht er belang aan dat het GVB voortaan vooral wordt gericht op het streven naar duurzame visbestanden zonder dat de behoeften van kustregio's en kleinschalige visserijbedrijven uit het oog worden verloren;

44.

verbindt zich ertoe om actief deel te nemen aan de discussie over de toekomst van het Gemeenschappelijke landbouwbeleid (GLB) na 2013; zal zich verzetten tegen iedere poging om het GLB te ontmantelen of te hernationaliseren; dringt er met klem op aan dat synergiewerking tussen plattelandsontwikkelings- en ander EU-beleid wordt bevorderd, waarbij met name wordt gedacht aan het cohesiebeleid, omdat de uiteenlopende evolutie van plattelandsgebieden de samenhang tussen de 27 EU-lidstaten dreigt aan te tasten;

45.

is van mening dat het nieuwe GLB van na 2013 plattelandsgebieden daarom in staat moet stellen om de problemen waarmee ze thans worden geconfronteerd (regionale verschillen in inkomen en sociaaleconomische prestaties, weinig werkgelegenheid, tekortschietende toegankelijkheid, technologisch „ballingschap”, demografische veranderingen en ontvolking, geleidelijk inkrimping van de ruimte op het platteland enz.), te overwinnen;

46.

betreurt dat de Commissie te weinig nadruk legt op begeleidende maatregelen voor de momenteel noodlijdende landbouwsector;

47.

vindt dat de klimaatverandering en landbouw onlosmakelijk met elkaar moeten worden verbonden, met dien verstande dat het energieverbruik in de landbouw en de productie van broeikasgassen moeten worden teruggedrongen, o.m. door landbouwers daartoe de nodige prikkels te bieden. Er moet steun worden verleend aan geïntegreerde voedselstrategieën en regio's moeten worden gestimuleerd om lokaal geproduceerde voedingsmiddelen of aan voedsel gerelateerde artikelen te ontwikkelen en te promoten als blijkt dat hun ecologische voetafdruk daardoor minder groot wordt;

48.

is van mening dat de concentratie van te veel marktmacht in de kleinhandel of bij fabrikanten nadelig kan zijn voor landbouwers en consumenten. Steeds als blijkt dat misbruik wordt gemaakt van marktmacht in de levensmiddelenketen moet de EU ingrijpen om alle deelnemers daaraan een eerlijke behandeling te garanderen;

49.

is van mening dat duurzame ontwikkeling op het platteland vooral afhangt van de productie van kwaliteitsproducten in de landbouw; pleit er daarom voor dat zowel de bescherming van de benaming van oorsprong (BBO) als de bescherming van de geografische aanduiding (BGA) gehandhaafd blijven; dringt er tevens bij de Commissie op aan om instrumenten uit te werken voor productiebeheer in het geval van BBO of BGA.

I.c     Ontbrekende verbanden tussen verschillende vormen van EU-beleid

Vervoer

50.

juicht toe dat de Commissie voornemens is om het TEN-T-netwerk in Europa een nieuwe impuls te geven; kijkt uit naar het voorstel van de Commissie om n.a.v. het Groenboek van 2009 de TEN-T-richtsnoeren aan te passen; dringt er op aan dat niet alleen lokale en regionale punten van zorg in aanmerking worden genomen, maar dat lokale, regionale en nationale programmeringsinstrumenten ook in EU-verband worden gecoördineerd. Op die manier wordt gegarandeerd dat de trans-Europese netwerken niet alleen alle Europese regio's toegankelijker maken, maar ook zorgen voor meer efficiëntie en duurzaamheid van het hele Europese vervoerssyteem;

51.

betuigt opnieuw zijn steun voor het streven van de Commissie naar een meer geïntegreerd, veilig en gegarandeerd, door technologie gestuurd en duurzaam Europees vervoerssysteem; kijkt met veel belangstelling uit naar het Witboek over vervoer, dat in 2010 zal worden uitgebracht en bepalend zal zijn voor het EU-vervoersbeleid van 2010 tot 2020;

52.

dringt aan op een adequate follow-up voor het actieplan inzake stedelijke mobiliteit, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel.

II.   Een agenda waarbij burgers op de eerste plaats komen

II.a     Cohesiebeleid

53.

betreurt dat het cohesiebeleid onvoldoende tot uiting komt in de prioriteiten van de politieke richtsnoeren voor de volgende Commissie, ondanks het financiële en politieke gewicht van dit beleidsterrein dat een wezenlijke bijdrage levert aan de ontwikkeling van de EU-economie en de versterking van haar sociaal model; dringt aan op een krachtig en ambitieus engagement ter bevordering van het cohesiebeleid in het kader van de herziening van de EU-begroting, waarbij elke vorm van hernationalisering moet worden vermeden. Uiteindelijk doel is deze cruciale beleidssector te consolideren rond de centrale doelstelling ervan, nl. de verkleining van de sociaal-economische verschillen tussen de minst ontwikkelde regio's en alle andere regio's van de EU en de harmonische ontwikkeling van alle EU-regio's, zodat alle Europese burgers – waar zij ook wonen – gelijke toegang krijgen tot de mogelijkheden die door de Europese integratie worden geboden;

54.

onderstreept dat het cohesiebeleid moet worden erkend als een volwaardig ontwikkelingsbeleid en niet als een samenraapsel van sectorale maatregelen. Hoewel het cohesiebeleid ongetwijfeld moet en zal bijdragen aan de doelstellingen van de Europa 2020-strategie, is het eerst en vooral een beleid dat erop gericht is het zeer uiteenlopende ontwikkelingspotentieel van alle regio's te benutten; voorwaarde is wel dat het flexibel genoeg is om te kunnen inspelen op de diverse uitdagingen en situaties die de verschillende regio's kenmerken; acht het noodzakelijk dat een analyse wordt gemaakt van het oormerken van de middelen van de structuurfondsen in de periode 2007-2013 vooraleer wordt overgegaan tot het oormerken van deze nieuwe strategie; is in dit verband van mening dat het cohesiebeleid zijn bestaansrecht vindt in het Verdrag en niet mag worden beschouwd als een louter financieel instrument van de Europese strategieën;

55.

dringt erop aan dat werk moet worden gemaakt van het beginsel van de territoriale samenhang die – krachtens het Lissabonverdrag – een van de beleidsdoelstellingen van de Europese Unie en een nieuwe dimensie van het regionaal beleid is geworden; herinnert eraan dat alle sectorale maatregelen aan deze doelstelling zouden moeten bijdragen, en verzoekt de Commissie om systematisch te worden betrokken bij territoriale-impactanalyses die haar wetgevingsvoorstellen voorafgaan; herhaalt in deze context zijn oproep aan de Commissie om met een witboek over territoriale samenhang te komen;

56.

onderstreept dat territoriale samenwerking van cruciaal belang is als men territoriale samenhang wil verwezenlijken; herinnert er dan ook aan dat het nieuwe rechtsinstrument „Europese groepering voor territoriale samenwerking” (EGTS) een groot potentieel heeft om de levenskwaliteit van de burgers en het concurrentievermogen van lokale en regionale overheden te verbeteren, alsook de samenhang in grensgebieden te verhogen. Het CvdR zal in de loop van 2010 een initiatiefadvies opstellen waarin het de EGTS tot dusver evalueert en voorstellen doet voor de verbetering van de EGTS bij de komende herziening van de betreffende verordening;

57.

Macro-regio's worden belangrijker naarmate de territoriale samenwerking vordert en EU-beleid op lokaal en regionaal niveau wordt toegepast. Daarom dringt het CvdR er bij de Commissie op aan om een Groenboek over rol en functie van macro-regio's uit te brengen.

II.b     Volksgezondheid en consumentenbescherming

58.

is van mening dat de structuurfondsen meer moeten worden ingezet om de verschillen op gezondheidsgebied in Europa te helpen verminderen. Om ervoor te zorgen dat die verschillen met behulp van structuurfondsen effectiever worden aangepakt, is het CvdR voorstander van het gebruik van indicatoren voor een gezond leven en van een aanpak waarbij het belang van een gezond leven wordt erkend;

59.

verzoekt de Commissie het voorstel inzake geneesmiddelen te herzien teneinde een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid te garanderen. Het aantonen van de therapeutische voordelen van een nieuw geneesmiddel t.o.v. reeds bestaande middelen moet bij dit beleid centraal staan. Het CvdR wijst ook op de noodzaak om de samenwerking met lokale en regionale netwerken voor geneesmiddelenbewaking te versterken;

60.

verzoekt de Commissie de consumentenbescherming te verhogen door collectieve juridische procedures te promoten en steunt het initiatief van de Commissie om de daadwerkelijke handhaving van consumentenbeschermingsregels te versterken. Collectieve gerechtelijke procedures naar Amerikaans voorbeeld en volledige harmonisatie van de consumentenbescherming gaan te ver en moeten dan ook van de hand worden gewezen.

II.c     Diensten van algemeen belang en mededinging

61.

wijst andermaal op de sleutelrol die lokale en regionale overheden spelen bij het verlenen van diensten van algemeen belang; neemt in dit verband kennis van de verbintenis die de Commissievoorzitter is aangegaan om met een Mededeling over een kwaliteitskader voor diensten van algemeen belang te komen.

II.d     Vrijheid, veiligheid en recht

62.

bevestigt zijn inspanningen met het oog op grotere betrokkenheid van lokale en regionale overheden bij de verdere ontwikkeling van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, met name wat het programma van Stockholm betreft en voor zover deze overheden bevoegd zijn voor de tenuitvoerlegging ervan;

63.

steunt het streven naar een samenhangende aanpak inzake integratiemaatregelen en de totstandbrenging van een gemeenschappelijke Europese asielruimte; is ingenomen met het engagement van de Commissie om de EU-inspanningen ter bestrijding van illegale immigratie op te voeren en stelt voor met name aandacht te schenken aan grensbeheer dat voor tal van lokale en regionale overheden in de Europese Unie van bijzonder belang is;

64.

herhaalt dat bescherming en bevordering van de grondrechten en vrijheden van cruciaal belang zijn voor de bestrijding van terrorisme en gewelddadige radicalisering en onderstreept dat lokale en regionale besturen hierbij een belangrijke rol spelen;

65.

erkent dat het burgerinitiatief op basis van artikel 24 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie een belangrijk nieuw instrument van democratische participatie in het Europees proces is, en verbindt zich ertoe de tenuitvoerlegging van dit instrument actief te volgen teneinde te verzekeren dat lokale en regionale overheden ten volle hun rol kunnen spelen bij de verwezenlijking van het potentieel ervan.

II.e     Civiele bescherming

66.

onderstreept dat de EU er prioritair voor moet zorgen dat regionale en lokale overheden die herhaaldelijk door natuurrampen worden getroffen, afdoende bijstand krijgen bij de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van hun eigen preventieve maatregelen; stelt vast dat lokale en regionale overheden vaak op basis van hun ervaringen over de nodige knowhow beschikken, maar dat de financiële middelen voor preventieve maatregelen niet altijd voorhanden zijn; steunt in dit verband het voornemen van de Commissie om te zorgen voor een concrete follow-up van de in het Lissabonverdrag opgenomen solidariteitsclausule door te voorzien in een nieuw kader voor het snellereactievermogen van de EU, maar betreurt dat de Commissie door het presenteren van een groenboek de goedkeuring van dit nieuwe kader misschien onnodig vertraging doet oplopen; onderschrijft ondertussen wel de oproep van het Europees Parlement om de verordening inzake het Europees solidariteitsfonds te herzien teneinde de problemen die zijn veroorzaakt door natuurrampen op een soepeler en doeltreffender manier te kunnen aanpakken.

II.f     Biodiversiteit

67.

zal in 2010 bijzondere aandacht schenken aan het door de VN uitgeroepen Internationaal Jaar van de biodiversiteit alsook aan de ontwikkeling van zowel Europese als internationale doelstellingen inzake biodiversiteit voor 2020; dringt er met name op aan dat in het EU-beleidspakket m.b.t. biodiversiteit voor 2020 solide nieuwe maatregelen worden opgenomen om de integratie van de bescherming van de biodiversiteit alsook hersteldoelstellingen te integreren in het EU-beleid inzake vervoer, plattelandsontwikkeling, energie, landbouw, visserij en toerisme; zou graag zien dat lokale en regionale overheden actiever deelnemen aan de beleidsontwikkeling en –tenuitvoerlegging; pleit tevens voor een besluit over de internationale strategie tijdens COP 10 van het Verdrag inzake biologische diversiteit in oktober 2010, waarbij duidelijk moet worden verwezen naar de sleutelrol die lokale en regionale overheden spelen in de aanpak van biodiversiteitsverlies.

II.g     Cultuur

68.

is ingenomen met het recente voorstel van de Europese Commissie voor een Europese actie om een Europees erfgoedlabel in het leven te roepen en herinnert de Commissie eraan dat de leden van het Comité van de Regio's zich terdege inzetten voor de bevordering en bescherming van cultureel en taalerfgoed in Europa.

II.h     Sport

69.

is ermee ingenomen dat sport in het Lissabonverdrag werd opgenomen als een van de gebieden waarvoor de EU bevoegd is; steunt de ontwikkeling van een in 2012 door de Commissie te lanceren programma voor de sportsector en onderstreept de belangrijke rol die lokale en regionale overheden spelen bij het benutten van het potentieel van sport ter bevordering van sociale integratie en een gezond leven.

III.   De buitenlandse agenda

70.

onderstreept dat het zich blijft inzetten voor een grotere rol van de lokale en regionale overheden bij uitbreidingen van de EU en wijst nogmaals op de noodzaak om het Instrument voor Pretoetredingssteun (IPS) af te stemmen op de behoeften van lokale en regionale overheden in de begunstigde landen;

71.

gaat door met de succesvolle samenwerking met lokale en regionale vertegenwoordigers van de Westelijke Balkan in het kader van de Werkgroep Westelijke Balkan en in het Gemengd Raadgevend Comité EU-Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië; kondigt aan dat er in 2010 een Gemengd Raadgevend Comité EU-Kroatië opgericht zal worden; zal blijven werken aan de oprichting van een Gemengd Raadgevend Comité EU-Turkije om te voorzien in een adequaat kader voor toetredingsonderhandelingen, met name door zichtbaarheid en mede-eigenaarschap (ownership) te vergroten;

72.

vestigt de aandacht op de oprichting van de Euromediterrane vergadering van lokale en regionale overheden (ARLEM) in januari 2010, die 84 lokale en regionale vertegenwoordigers uit de EU en haar 16 mediterraanse partners bijeenbrengt en beoogt de euromediterrane samenwerking een territoriale dimensie te geven, met name door middel van het uitwisselen van goede praktijken en het opzetten van nieuwe samenwerkingsprojecten; roept de Unie voor het Middellandse Zeegebied op de ARLEM te vragen om vaste waarnemer te worden;

73.

herhaalt dat het de ontwikkeling van een territoriale en subnationale dimensie van het Oostelijk Partnerschap krachtig steunt; steunt de uitwisseling van goede praktijken op het gebied van hervorming van het openbaar bestuur;

74.

benadrukt dat het graag actief wenst deel te nemen aan de vormgeving van het beleid voor de noordelijke dimensie, en wel door banden aan te gaan met lokale en regionale overheden in de partnerlanden van de EU in de Noordelijke Dimensie;

75.

herinnert aan zijn doelstelling om de deelname van de lokale en regionale overheden aan de ontwikkelingssamenwerking te vergroten en de beleidsdialoog te bevorderen, zodat bij de uitwerking, tenuitvoerlegging en evaluatie van strategieën op het gebied van ontwikkelingssamenwerking een grotere plaats wordt ingeruimd voor de lokale en regionale dimensie; kondigt aan dat het in de tweede helft van 2010 een tweede „Congres over decentrale samenwerking” zal organiseren om de contacten en de politieke dialoog tussen lokale en regionale overheden uit de EU, ontwikkelingslanden en EU-instellingen te stimuleren;

76.

bevestigt opnieuw zijn voornemen om in samenwerking met de Commissie een internetportaal voor decentrale ontwikkelingssamenwerking op te zetten, met daarop de Atlas van decentrale samenwerking, een beurs en een digitale bibliotheek van door alle betrokkenen voorgestelde beleidsmaatregelen en programma's;

77.

bevestigt opnieuw zijn steun voor de verwezenlijking van de Millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling en de agenda voor doeltreffendheid van ontwikkelingshulp; het onderstreept de meerwaarde van lokale en regionale initiatieven bij het realiseren van deze doelstellingen en roept in dat verband op tot een grotere participatie van de lokale en regionale overheden bij de werkverdeling en tot grotere coördinatie van acties onder alle actoren;

78.

benadrukt nogmaals dat het zich wil blijven inzetten voor bevordering van de lokale en regionale democratie in en buiten Europa en wijst op zijn ambitie om internationale erkenning te krijgen voor zijn bekwaamheid als verkiezingswaarnemer.

IV.   EU-instrumenten optimaliseren

IV.a     Governance en beter wetgeven

79.

benadrukt dat het van belang is om multilevel governance te versterken, zodat alle bestuurslagen bij de uitwerking en tenuitvoerlegging van communautair beleid betrokken worden; herhaalt dat de naleving van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid tijdens het wetgevingsproces de basis legt voor een doeltreffende en democratische vorm van multilevel governance;

80.

meent dat betere regelgeving en beperking van de administratieve lasten tot groei en meer banen zal leiden; is vastbesloten een bijdrage te leveren aan de verbetering van het regelgevingsklimaat en de vereenvoudiging van het acquis communautaire, alsook aan intensievere raadpleging en versterkte effectbeoordelingsmethoden; zal de werkzaamheden van de Groep op hoog niveau van onafhankelijke belanghebbenden inzake administratieve lasten op de voet volgen en met name aandacht besteden aan de behoeften van en gevolgen voor lokale en regionale overheden.

IV.b     Communiceren over Europa

81.

herhaalt zijn voornemen om de democratische participatie aan het Europese proces via zijn leden en hun activiteiten in hun steden en regio's te promoten en aan te moedigen. Lokale en regionale politici komt om twee redenen een essentiële rol toe als schakel bij de opbouw van deze Europese Unie: 1) om ervoor te zorgen dat de territoriale dimensie bij de uitwerking van EU-wetgeving over de hele linie in acht wordt genomen, 2) om met hun medeburgers een dialoog over de meerwaarde van de Europese integratie aan te gaan; bevestigt opnieuw zijn belangrijke verantwoordelijkheid om deze tweeledige rol doeltreffend over te brengen;

82.

onderstreept in dit verband het belang van de jaarlijkse „Open Days”, die voor regio's en steden een ideaal kader bieden om goede praktijken op het gebied van versterking van cohesie, regionaal concurrentievermogen en territoriale samenwerking onder de aandacht te brengen en om invloed uit te oefenen op de politieke debatten in EU-instellingen en lidstaten;

83.

is bereid om de krachten te bundelen met de Commissie, het Europees Parlement en de Raad om werk te maken van de drie topprioriteiten op communicatiegebied die in het werkprogramma van de Commissie voor 2010 zijn vastgesteld: economisch herstel en herstel van de groei, klimaatverandering en energiekwesties, en bevordering van de tenuitvoerlegging van het Verdrag van Lissabon; wijst op zijn eigen cruciale rol bij de verwezenlijking van deze drie prioriteiten;

84.

draagt zijn voorzitter op deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, het Europees Parlement, de Raad, het huidige Spaanse EU-voorzitterschap en de andere partners van het voorzitterstrio 2010-2011, t.w. België en Hongarije.

Brussel, 15 april 2010.

De 1e vicevoorzitter van het Comité van de Regio's

Ramón Luis Valcárcel SISO


(1)  Deze resolutie maakt deel uit van de documenten van het Comité van de Regio's die tijdens de 84e zitting op 14 en 15 april 2010 zijn goedgekeurd. De adviezen die tijdens deze zitting zijn uitgebracht, zijn reeds bekendgemaakt in PB C 232 van 27 augustus 2010.


Top