EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52023PC0217

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende detergentia en oppervlakteactieve stoffen, tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1020 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 648/2004

COM/2023/217 final

Brussel, 28.4.2023

COM(2023) 217 final

2023/0124(COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende detergentia en oppervlakteactieve stoffen, tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1020 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 648/2004

(Voor de EER relevante tekst)

{SEC(2023) 170 final} - {SWD(2023) 113 final} - {SWD(2023) 114 final} - {SWD(2023) 115 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Detergentia spelen een centrale rol in het dagelijks leven. Zij dragen op bijna alle gebieden van menselijke activiteit bij tot de gezondheid en hygiëne, van huishoudens en scholen tot gymzalen, kantoren, ziekenhuizen, hotels en restaurants. Detergentia zijn echter chemische stoffen met intrinsieke eigenschappen die risico’s kunnen opleveren voor de menselijke gezondheid en het milieu. In Verordening (EG) nr. 648/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende detergentia 1 (“de detergentiaverordening”) zijn de regels vastgesteld waaraan detergentia moeten voldoen om in de EU in de handel te worden gebracht en vrij te mogen circuleren. Deze regels moeten ervoor zorgen dat detergentia op een veilige manier worden gebruikt (etikettering en andere informatievereisten) en dat de goede milieuprestaties van detergentia en oppervlakteactieve stoffen 2 voor detergentia (voorschriften inzake biologische afbreekbaarheid en fosforlimieten) worden gewaarborgd.

Tijdens de evaluatie van de detergentiaverordening 3 in 2019 zijn een aantal tekortkomingen vastgesteld die sinds de vaststelling van de wetgeving in 2004 aan het licht zijn gekomen. In de geschiktheidscontrole van de meest relevante wetgeving inzake chemische stoffen (uitgezonderd Reach) 4 werd gewezen op de complexiteit van het EU-regelgevingskader voor chemische stoffen. Deze complexiteit werd toegeschreven aan het grote aantal product- en sectorspecifieke wetten die naar elkaar verwijzen. Uit de geschiktheidscontrole is ook gebleken dat er ruimte is voor vereenvoudiging wat betreft de informatieverstrekking aan gebruikers van de producten op overvolle etiketten en werd er vastgesteld dat momenteel geen optimaal gebruik wordt gemaakt van innovatieve instrumenten om productinformatie te communiceren.

Verder wordt in de in mei 2021 vastgestelde geactualiseerde industriestrategie 5 de nadruk gelegd op het belang van een snellere groene en digitale transitie van de EU-industrie, ondersteund door onder meer een coherent en stabiel regelgevingskader.

Bovendien wordt in de “Mededeling van de Commissie van 16 maart 2023 over het concurrentievermogen van de EU op lange termijn: blik op de periode na 2030 6 uiteengezet hoe de EU kan voortbouwen op haar sterke punten en meer kan bereiken dan alleen het dichten van de groei- en innovatiekloof. Om het concurrentievermogen te bevorderen, stelt de Commissie voor om samen te werken op basis van negen elkaar versterkende aanjagers, waaronder een goed functionerende eengemaakte markt en digitalisering door een brede uitrol van digitale instrumenten in de hele economie.

Voorts wordt in het werkprogramma van de Commissie voor 2022 7 de herziening van de detergentiaverordening genoemd als een Refit-initiatief.

Gezien de tekortkomingen die in de beoordeling van de verordening 8 en in de geschiktheidscontrole inzake chemische stoffen 9 zijn vastgesteld en die grondig zijn uitgewerkt in het effectbeoordelingsverslag over de herziening van de detergentiaverordening 10 , beoogt het onderhavige voorstel de regels voor detergentia te actualiseren, de handhaving te versterken zodat er meer detergentia en oppervlakteactieve stoffen die aan de voorschriften voldoen op de markt van de Unie worden gebracht, en de volgende punten aan te pakken:

1)in de detergentiaverordening wordt geen rekening gehouden met nieuwe marktontwikkelingen: sinds de vaststelling van de verordening in 2004 zijn innovatieve producten en duurzame nieuwe praktijken ontwikkeld, waarmee in de huidige regels geen rekening wordt gehouden (microbiële reinigingsmiddelen) of waarvan niet duidelijk is of en hoe daarmee rekening wordt gehouden (navulverkoop);

2)gebrek aan efficiënte informatievereisten voor detergentia: overlappingen in de wetgeving tussen de detergentiaverordening en de verordening betreffende de indeling, etikettering en verpakking (CLP) 11 leiden er vaak toe dat dezelfde stof twee of drie keer op hetzelfde etiket voorkomt en soms onder totaal verschillende namen. Een andere overlapping tussen deze EU-wetgevingsinstrumenten is de dubbele vermelding van informatie over de respons in noodgevallen voor detergentia die krachtens de CLP-verordening als gevaarlijk zijn ingedeeld (gegevensbladen betreffende bestanddelen volgens de detergentiaverordening en informatie aan gifcentra volgens de CLP-verordening).

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Met dit voorstel wordt ervoor gezorgd dat de regels van de Unie die specifiek gelden voor detergentia, een aanvulling blijven op de algemene voorschriften die van toepassing zijn op chemische stoffen — waaronder detergentia — die in de Unie in de handel worden gebracht, met name de CLP-verordening en de Reach-verordening 12 . Net als in de bestaande detergentiaverordening zullen met de bepalingen in dit voorstel specifieke problemen in verband met detergentia worden aangepakt.

Dit voorstel is in overeenstemming met de prioriteiten en de huidige tendensen inzake “digitaal is de norm”, met inbegrip van de conclusies over de digitalisering van productinformatie in de evaluatie van het nieuwe wetgevingskader 13 . Door rekening te houden met het productpaspoort dat is opgenomen in het voorstel van de Commissie voor een verordening inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten 14 , wordt de samenhang gewaarborgd en kunnen synergieën tot stand komen zodra detergentia en oppervlakteactieve stoffen onder die verordening vallen.

Bovendien wordt in dit voorstel ook rekening gehouden met het wetgevingsvoorstel voor een verordening betreffende verpakking en verpakkingsafval 15 waarmee beoogd wordt het volume en gewicht van de hoeveelheid in de handel gebrachte verpakkingen te verminderen en de productie van verpakkingsafval te voorkomen, met name door minimalisering van verpakkingen (waarbij alleen de absoluut noodzakelijke hoeveelheid verpakkingsmateriaal wordt gebruikt). Door deze eis tot minimalisering zal de beschikbare ruimte voor consumenteninformatie op het etiket verkleinen, hetgeen de fabrikanten ertoe zal aanzetten de mogelijkheden van digitale etikettering te verkennen. Bovendien bevat het voorstel inzake verpakkingen en verpakkingsafval een verplichting voor bedrijven die navulproducten verkopen om bepaalde informatie te verstrekken aan de eindgebruikers en ervoor te zorgen dat navulstations voldoen aan de in de verordening vastgestelde voorschriften. Voorts is dit voorstel ook in overeenstemming met de Europese verklaring over digitale rechten en beginselen voor het digitale decennium 16

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het voorstel zal een coherent en stabiel regelgevingskader tot stand brengen om de groene en de digitale transitie van de EU-industrie te ondersteunen die zowel in de geactualiseerde industriestrategie voor 2021 17 als in het onlangs vastgestelde industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk 18 is aangekondigd. Daarnaast is het voorstel ook in overeenstemming met de bredere ontwikkelingen op het gebied van beleid en regelgeving in de EU wat betreft de toekomstige en lopende regelgevende werkzaamheden in het kader van de strategie voor duurzame chemische stoffen 19 . De voorgestelde nieuwe voorschriften inzake microbiële reinigingsmiddelen zullen afgestemd zijn op de vrijwillige regeling die in de EU-milieukeurverordening 20 is opgenomen. De voorgestelde nieuwe voorschriften inzake digitale etikettering zullen in overeenstemming zijn met de digitalisering van etiketten van chemische stoffen, met name in het kader van de herziening van de CLP-verordening en de verordening betreffende bemestingsproducten 21 . In het voorstel wordt rekening gehouden met de ontwikkeling van de EU-regels betreffende biociden sinds de vaststelling van de detergentiaverordening, en die regels worden in het voorstel aangevuld.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag voor dit voorstel is dezelfde als voor de bestaande detergentiaverordening, namelijk artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

In de evaluatie van de detergentiaverordening werd geconcludeerd dat de toegevoegde waarde van harmonisatievoorschriften voor het op de markt aanbieden en in de handel brengen van detergentia niet ter discussie staat. De detergentiaverordening heeft bijgedragen tot een gelijk speelveld voor fabrikanten van detergentia, waardoor het voor bedrijven eenvoudiger is geworden om grensoverschrijdend handel te drijven en er positieve resultaten zijn geboekt voor de menselijke gezondheid en het milieu.

Voorts was er tijdens het overleg in het kader van de evaluatie een algemene consensus onder de belanghebbenden dat maatregelen op EU-niveau nodig blijven voor de in de verordening behandelde onderwerpen. De reden hiervoor is dat de onderwerpen die in de detergentiaverordening worden behandeld, zowel wat de bescherming van de menselijke gezondheid als van het milieu betreft, een EU-brede dimensie hebben. Hetzelfde geldt voor de vastgestelde problemen die zich niet specifiek op nationaal of subnationaaal niveau voordoen, maar wel gevolgen hebben voor de hele EU (bv. de verkoop van navulverpakkingen, microbiële reinigingsmiddelen, gebrek aan begrip en kennis bij de consument van etiketten op chemische stoffen). Daarom moeten deze kwesties op EU-niveau worden aangepakt om de goede werking van de eengemaakte markt en een uniforme bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu in de hele EU te waarborgen.

Via regelgevende maatregelen op EU-niveau kan een regelgevingskader tot stand komen waarbij innovatie mogelijk wordt op het gebied van nieuwe productsoorten, nieuwe marketingtechnieken en nieuwe etiketteringstechnologieën op de volledige eengemaakte markt en tegelijkertijd in de hele EU hetzelfde niveau van bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu wordt geboden. Op die manier wordt de wetgeving geactualiseerd door innovatieve producten en duurzame nieuwe praktijken in het toepassingsgebied van de verordening op te nemen, door de regeldruk voor fabrikanten van detergentia te verminderen dankzij vereenvoudigde en gestroomlijnde (informatie)vereisten, en door de wetgeving aan te passen aan het digitale tijdperk dankzij de invoering van digitale etikettering. Dergelijke regelgevende maatregelen kunnen: i) de eengemaakte markt verder helpen te ontwikkelen; ii) rechtszekerheid en een gelijk speelveld voor de industrie creëren; en iii) een optimale bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu garanderen.

Evenredigheid

Dit voorstel vervangt een bestaande EU-verordening. Het is erop gericht overbodige overlappingen in de regelgeving zoveel mogelijk weg te werken, waardoor de regeldruk wordt verlicht zonder het huidige niveau van bescherming van de gezondheid en het milieu in gevaar te brengen. De vereenvoudiging van navulverkoop en de wettelijke erkenning van digitale etikettering zullen hetzelfde effect hebben. De nieuwe maatregelen voor microbiële reinigingsmiddelen zijn gebaseerd op de meest recente wetenschappelijke kennis over de werking van de producten in deze opkomende markt.

De invoering van een productpaspoort met informatie over de conformiteit zal op een doeltreffende manier de hoeveelheid niet-conforme detergentia en oppervlakteactieve stoffen op de markt van de Unie verminderen, ook via de onlineverkoop. Met de verordening wordt ervoor gezorgd dat een bij de douane aangeboden detergens of oppervlakteactieve stof alleen in het vrije verkeer wordt gebracht en in de Unie in de handel wordt gebracht als het detergens of de stof een bijbehorend productpaspoort heeft. Dit zal tot een aanzienlijke efficiëntiewinst leiden voor zowel de markttoezicht- als de douaneautoriteiten, zonder het bedrijfsleven met onevenredige kosten op te zadelen. Het paspoort zal aan dezelfde technische vereisten moeten voldoen als het productpaspoort dat is opgenomen in het voorstel inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten, om dubbel werk voor het bedrijfsleven in het kader van de digitaliseringsinspanningen te voorkomen en de interoperabiliteit met productpaspoorten die in het kader van andere EU-wetgeving zijn opgesteld, te waarborgen.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

In de evaluatie van de detergentiaverordening is geconcludeerd dat de verordening goed heeft gewerkt en over het algemeen doeltreffend is geweest in het bereiken van de doelstellingen, namelijk het vrije verkeer van detergentia en oppervlakteactieve stoffen op de eengemaakte markt te waarborgen en voor een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu te zorgen. Tijdens de evaluatie zijn echter ook een aantal tekortkomingen en verbeterpunten vastgesteld die tijdens de praktische toepassing van de verordening sinds de vaststelling ervan in 2004 aan het licht zijn gekomen. Zo zijn er bepaalde overlappingen vastgesteld tussen de detergentiaverordening en andere EU-wetgevingsinstrumenten inzake chemische stoffen (met name de CLP-verordening, de biocidenverordening en de Reach-verordening). Deze overlappingen leiden vaak tot doublures in de etiketteringsvoorschriften voor detergentia die de detergentia-industrie onnodig belasten. De overlappingen brengen ook een doeltreffende communicatie van veiligheids- en gebruiksinformatie aan de consument in gevaar omdat zij tot overvolle etiketten met onduidelijke en repetitieve tekst leiden. Voorts werd in de evaluatie geconcludeerd dat momenteel geen optimaal gebruik wordt gemaakt van innovatieve digitale instrumenten voor de communicatie van dergelijke informatie.

In de geschiktheidscontrole van de meest relevante wetgeving inzake chemische stoffen (uitgezonderd Reach) werd gewezen op de complexiteit van het EU-regelgevingskader voor chemische stoffen. Deze complexiteit wordt toegeschreven aan de onderlinge verwijzingen tussen de verschillende wetgevingsinstrumenten die op dezelfde producten van toepassing zijn. Aansluitend bij de bevindingen van de evaluatie van de detergentiaverordening is in het kader van de geschiktheidscontrole inzake chemische stoffen ook geconcludeerd dat de communicatie over gevaren en veiligheid aan consumenten kan worden vereenvoudigd en dat het huidige gebruik van innovatieve digitale instrumenten om dergelijke informatie te communiceren, beter kan.

Met dit voorstel wordt getracht een antwoord te geven op de bevindingen van de evaluatie van de detergentiaverordening en de geschiktheidscontrole inzake chemische stoffen.

Raadpleging van belanghebbenden

Tijdens de voorbereiding van dit voorstel heeft de Commissie een aantal raadplegingen gehouden om bij een brede groep belanghebbenden gegevens en standpunten te verzamelen over de vastgestelde problemen met de huidige wetgeving en mogelijke oplossingen. Zo werd gedurende twaalf weken een specifieke openbare raadpleging gehouden die op 25 mei 2022 werd afgesloten, maar er werden ook activiteiten georganiseerd zoals een workshop voor belanghebbenden op 12 mei 2022, besprekingen met de lidstaten in de werkgroep Detergentia, interviews met belanghebbenden (zowel verkennende als gerichte interviews) en het verzamelen van feedback op de aanvangseffectbeoordeling van de Commissie. Tot de geraadpleegde belanghebbenden behoorden nationale autoriteiten, brancheorganisaties, bedrijven, consumentenorganisaties, het maatschappelijk middenveld en de academische wereld.

Uit de raadplegingsactiviteiten is gebleken dat er bij de belanghebbenden (waaronder de industrie, overheidsinstanties en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld) brede steun bestaat voor de digitalisering van bepaalde etiketteringsinformatie en het behoud van het gegevensblad betreffende bestanddelen voor niet-gevaarlijke detergentia. Van alle subopties om de etiketteringsvoorschriften te stroomlijnen, gaf de industrie een lichte voorkeur aan het schrappen van de overlappende voorschriften in de detergentiaverordening (suboptie 2). In deze groep was echter ook brede steun te vinden voor de eerste suboptie, waaraan ook andere belanghebbenden, met name overheidsinstanties en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, de voorkeur gaven.

De belanghebbenden waren ook grote voorstander van het vereenvoudigen en digitaliseren van de navulverkoop van detergentia. Er zij echter op gewezen dat bij bedrijfsorganisaties en grotere ondernemingen minder steun te vinden was voor het toevoegen van voorschriften voor de navulverkoop aan de detergentiaverordening dan bij andere belanghebbenden, zoals kleine en middelgrote ondernemingen, niet-gouvernementele organisaties en milieu- en consumentenorganisaties. Wat de voorgestelde maatregelen voor het risicobeheer van microbiële reinigingsmiddelen betreft, kreeg de invoering van generieke criteria geen brede steun 22 . Er zij op gewezen dat belanghebbenden uit de sector echter verklaarden dat de invoering van voorschriften voor microbiële reinigingsmiddelen in het algemeen in het kader van de detergentiaverordening tot onnodige regeldruk zou leiden 23 .

Effectbeoordeling

De Commissie heeft een effectbeoordeling over de herziening van de detergentiaverordening uitgevoerd. De Raad voor regelgevingstoetsing heeft op 16 september 2022 een positief advies uitgebracht over het ontwerp van effectbeoordeling. Het advies van de Raad voor regelgevingstoetsing, de definitieve effectbeoordeling en de samenvatting ervan worden samen met dit voorstel gepubliceerd.

Naast het basisscenario (geen actie ondernemen) worden in de effectbeoordeling twee opties (1a en 1b) onderzocht om probleem 1 (betreffende nieuwe marktontwikkelingen waar geen rekening mee is gehouden) aan te pakken, en twee opties (2a en 2b) om probleem 2 (gebrek aan efficiënte informatievereisten) aan te pakken.

Beleidsoptie 1a zou ervoor zorgen dat consumenten de nodige informatie krijgen wanneer zij navuldetergentia kopen en dat fabrikanten van detergentia aan dezelfde regels worden onderworpen. Microbiële reinigingsmiddelen zouden onder het toepassingsgebied van de detergentiaverordening komen te vallen en er zouden minimumvereisten voor informatieverstrekking (etikettering) worden opgelegd zodat de eindgebruikers kunnen worden geïnformeerd over de aanwezigheid van micro-organismen in het product die voor de reinigende werking zorgen.

Beleidsoptie 1b bouwt voort op optie 1a wat de navulverkoop betreft, door daarnaast de invoering van digitale etikettering voor navuldetergentia voor te stellen. Om deze duurzame praktijk verder te vergemakkelijken en het volledige potentieel ervan te benutten, kan alle krachtens de detergentiaverordening vereiste etiketteringsinformatie, behalve de doseringsvoorschriften, via een digitaal etiket worden verstrekt. Wat microbiële reinigingsmiddelen betreft, wordt in optie 1b voorgesteld om voor deze producten risicobeheersvoorschriften in te voeren. Het gaat dan onder meer om algemene criteria voor het gebruik van micro-organismen in detergentia, etiketteringsvoorschriften, bepaalde beperkingen op het gebruik van micro-organismen en een evaluatieclausule.

In beleidsoptie 2a wordt het gegevensblad betreffende bestanddelen afgeschaft voor zowel gevaarlijke als niet-gevaarlijke detergentia. Ook wordt in deze optie voorgesteld de etiketteringsvoorschriften te stroomlijnen en de mogelijkheid van digitale etikettering in te voeren. Het stroomlijnen kan worden bereikt door ofwel slechts één keer te etiketteren overeenkomstig de strengere regels (suboptie 1), ofwel door de overlappende bepalingen uit de detergentiaverordening te schrappen (suboptie 2). Door te kiezen voor digitale etikettering zouden fabrikanten ook de mogelijkheid hebben om bepaalde informatie alleen via het digitale etiket te verstrekken. Fabrikanten mogen pas digitale etiketten op hun producten aanbrengen wanneer aan verplichte beginselen voor digitale etikettering is voldaan.

In beleidsoptie 2b wordt voorgesteld om de overlappende eis dat een gegevensblad betreffende bestanddelen moet worden verstrekt, alleen af te schaffen voor gevaarlijke detergentia en deze te handhaven voor niet-gevaarlijke detergentia krachtens de detergentiaverordening. Wat de etikettering betreft, is optie 2b identiek aan optie 2a hierboven.

De voorkeurscombinatie van beleidsopties bestaat uit beleidsoptie 1b en beleidsoptie 2b. In vergelijking met de alternatieven scoorden deze opties beter op een reeks criteria (doeltreffendheid, efficiëntie, coherentie en positieve gevolgen voor de economie, de maatschappij, het milieu en de gezondheid). Met name de opties 1b en 2b zullen naar verwachting voordelen opleveren in de vorm van lastenvermindering en kostenbesparing voor het bedrijfsleven, evenals een betere leesbaarheid van de etiketten van detergentia. Ook wordt verwacht dat met deze opties de lasten voor het bedrijfsleven zullen verminderen doordat de uitgebreide en overlappende etiketteringsvoorschriften in het bredere EU-regelgevingskader voor detergentia worden aangepakt. Dit zal met name worden bereikt door alle doublures in de informatievereisten weg te werken en door de flexibiliteit te bieden om bepaalde informatie via een digitaal etiket te verstrekken. Er zouden ook schaalvoordelen ontstaan omdat er fysieke ruimte op het etiket vrijkomt om meer talen op te nemen, wat een kostenbesparing bij de distributie van producten zou betekenen, waardoor het volledige potentieel van de eengemaakte markt voor detergentia kan worden benut.

Door geharmoniseerde criteria vast te stellen en de eisen voor duurzamere producten (microbiële reinigingsmiddelen) en nieuwe praktijken (navulverkoop) te verduidelijken, wordt de groene transitie vergemakkelijkt en de weg vrijgemaakt voor innovatie. Aangezien deze marktsegmenten momenteel door kleine en middelgrote ondernemingen worden gedomineerd, zal dit de toegang en de integratie van kleine en middelgrote ondernemingen in de waardeketens en de markt in het algemeen verbeteren, en op die manier bijdragen tot de verwezenlijking van de VN-doelstelling voor duurzame ontwikkeling 24 (SDG) 9 “Industrie, innovatie en infrastructuur”.

De combinatie van beleidsopties 1b en 2b garandeert een hoger niveau van bescherming van de menselijke gezondheid, de veiligheid en het milieu en draagt bij tot de verwezenlijking van SDG 3 “Goede gezondheid en welzijn” en SDG 12 “Duurzame consumptie- en productiepatronen verzekeren”. De invoering van risicobeheersmaatregelen voor microbiële reinigingsmiddelen zal er met name voor zorgen dat de in detergentia gebruikte micro-organismen veilig zijn, zowel vanuit het oogpunt van de menselijke gezondheid als vanuit milieuoogpunt, en eindgebruikers zullen weloverwogen keuzen kunnen maken en zich beter kunnen beschermen in geval van bestaande overgevoeligheden of kwetsbaarheden. Aan de hand van doelgerichte en vereenvoudigde gebruiksaanwijzingen op het etiket zullen de gebruikers deze producten correct kunnen gebruiken, waardoor ook het milieu optimaal wordt beschermd. Voorts zullen consumenten dankzij de invoering van specifieke voorschriften voor navulverkoop alle veiligheids- en gebruiksinformatie krijgen wanneer zij navuldetergentia kopen, wat ook aanzienlijke milieuvoordelen oplevert doordat duurzame praktijken op het gebied van verpakkingsafval worden bevorderd. Door toe te staan dat een deel van de etiketteringsinformatie alleen digitaal wordt verstrekt, zou het afval als gevolg van ongebruikte voorraden etiketten verder worden teruggedrongen.

Door de etiketteringsvoorschriften te stroomlijnen en te vereenvoudigen, zullen de etiketten van detergentia leesbaarder en begrijpelijker worden. Hierdoor kunnen eindgebruikers de relevante informatie makkelijker en sneller vinden, wat vooral bij een ongeval van cruciaal belang is.

Suboptie 1 van beleidsoptie 2a, waarbij de bestanddelen slechts eenmaal worden geëtiketteerd op basis van de strengere toepasselijke voorschriften, geniet de voorkeur omdat deze suboptie een hoger niveau van bescherming van de menselijke gezondheid biedt. Bovendien zal de invoering van facultatieve digitale etikettering enerzijds het gebruiksgemak en het bewustzijn vergroten, aangezien de essentiële informatie die op het fysieke etiket blijft staan, duidelijker wordt, en anderzijds extra voordelen opleveren voor kwetsbare en slechtziende gebruikers. Op basis van de digitale beginselen, die van toepassing zullen zijn wanneer marktdeelnemers digitaal willen etiketteren, zal het hoge niveau van bescherming van de menselijke gezondheid verder worden gewaarborgd. Tot slot zal het behoud van het gegevensblad betreffende bestanddelen voor niet-gevaarlijke detergentia in het kader van de verordening ervoor zorgen dat het beschermingsniveau zeer hoog blijft.

Bij de voorkeursoptie komt de invoering van geharmoniseerde regels voor microbiële reinigingsmiddelen en navulverpakkingen de werking van de eengemaakte markt ten goede, waardoor voor deze producten gelijke concurrentievoorwaarden gelden. De voorkeursoptie zal geen of slechts verwaarloosbare kosten voor de bedrijven en grote kostenbesparingen met zich meebrengen. Het grootste effect — in de vorm van kostenbesparingen — is de afschaffing van de gegevensbladen betreffende bestanddelen voor gevaarlijke detergentia, met een besparing van naar schatting 7 miljoen EUR per jaar. Het huidige formaat van het gegevensblad betreffende bestanddelen zal behouden blijven om onnodige extra kosten en complexiteit voor de industrie, met name kleine en middelgrote ondernemingen, te vermijden.

Voor kleine en middelgrote ondernemingen wordt jaarlijks een kleine extra last van ongeveer 200 000 EUR per bedrijf verwacht als gevolg van de voorschriften over het risicobeheer voor microbiële reinigingsmiddelen. Er zij echter opgemerkt dat dit een maximumschatting is, berekend op basis van de gemiddelde kosten voor het testen en het hoogste aantal betroffen productpartijen dat door de fabrikanten is gemeld. Dit zal hoogstwaarschijnlijk ook variëren afhankelijk van verschillende factoren (bv. de omvang van het bedrijf of de productportefeuille, het huidige niveau van naleving enz.), maar zal in ieder geval geen negatieve gevolgen hebben voor de fabrikanten (meestal kleine en middelgrote ondernemingen), die tijdens de interviews hebben gemeld dat deze kosten binnen een aanvaardbare grootteorde liggen. Voor bedrijven die momenteel met “bekende micro-organismen” werken, zullen de kosten van de nieuwe voorschriften naar verwachting verwaarloosbaar zijn, aangezien aan veel van de voorgestelde voorschriften reeds wordt voldaan of tegen verwaarloosbare kosten kan worden voldaan. Deze ondernemingen zullen dus zonder extra kosten hun activiteiten kunnen voortzetten en hun productie kunnen opvoeren.

De voorkeursoptie is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. De optie gaat niet verder dan wat nodig is om de gewenste doelstellingen te bereiken. Het wegnemen van overlappingen in de regelgeving zal zorgen voor meer samenhang met het bredere EU-regelgevingskader voor detergentia. Het vergemakkelijken van de navulverkoop is in overeenstemming met overkoepelende EU-initiatieven om de gevolgen voor het milieu te verminderen en met SDG 12 “Duurzame consumptie- en productiepatronen verzekeren”. De invoering van (optionele) digitale etikettering, zowel voor navuldetergentia als in het algemeen, sluit aan bij de overgang naar het digitale tijdperk en bij parallelle digitaliseringsinitiatieven op het gebied van chemische stoffen, zoals de CLP-verordening en de verordening betreffende bemestingsproducten. Naarmate men ervaring opdoet met en vertrouwen krijgt in digitale etikettering, zou het mogelijk kunnen zijn om de hoeveelheid digitaal beschikbare informatie in de toekomst uit te breiden, wat het vereenvoudigingspotentieel voor het bedrijfsleven verder kan vergroten.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Een van de belangrijkste doelstellingen van dit initiatief is de regels voor detergentia te vereenvoudigen en de regeldruk voor fabrikanten van detergentia te verlagen.

·De vereenvoudiging en stroomlijning van de etiketteringsvoorschriften zal de regeldruk voor de marktdeelnemers verminderen, aangezien zij de regels makkelijker zullen kunnen naleven.

·De afschaffing van het gegevensblad betreffende bestanddelen voor gevaarlijke detergentia zal een kostenbesparing van 7 miljoen EUR per jaar opleveren.

·In het voorstel is ook de afschaffing van de verplichte betrokkenheid van erkende laboratoria opgenomen die krachtens de verordening de tests moesten uitvoeren.

·Het voorstel schrapt de verplichting voor fabrikanten van detergentia en oppervlakteactieve stoffen om in de EU gevestigd te zijn. De invoering van het productpaspoort en de nieuwe bepalingen voor markttoezicht inzake detergentia zullen er echter voor zorgen dat alle detergentia en oppervlakteactieve stoffen die in de EU in de handel worden gebracht, aan de voorschriften voldoen, ongeacht de plaats van vestiging van de fabrikant.

·De vergemakkelijking van navulverkoop zal naar schatting een jaarlijkse kostenbesparing voor de detergentia-industrie opleveren doordat er minder plastic afval moet worden verwijderd. Hoewel het niet mogelijk was deze besparingen te kwantificeren, worden zij in het basisscenario op 3,3 miljoen EUR geraamd. In totaal wordt de jaarlijkse kostenbesparing van de voorkeursoptie voor de detergentia-industrie geraamd op meer dan 10 miljoen EUR.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel zal geen gevolgen voor de EU-begroting hebben.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Om de doeltreffendheid van deze nieuwe bepalingen te beoordelen, zal de Commissie toezien op de uitvoering, toepassing en naleving ervan. De verordening zal voorzien in een regelmatige evaluatie en toetsing door de Commissie, en het bijbehorende openbare verslag zal aan het Europees Parlement en de Raad worden voorgelegd.

Artikelsgewijze toelichting 

Hoofdstuk I — Algemene bepalingen

De voorgestelde verordening heeft betrekking op detergentia en oppervlakteactieve stoffen die als zodanig in de handel worden gebracht of in detergentia aanwezig zijn. Bovendien blijven in de voorgestelde verordening nog steeds strenge eisen gelden inzake de biologische afbreekbaarheid van oppervlakteactieve stoffen. In vergelijking met Verordening (EG) nr. 648/2004 is echter de mogelijkheid ingevoerd om het toepassingsgebied in de toekomst uit te breiden tot de biologische afbreekbaarheid van stoffen en mengsels in detergentia. Het grotere toepassingsgebied omvat ook de digitalisering van etiketten van detergentia en de veiligheid van micro-organismen in detergentia.

Het voorstel handhaaft een aantal van de bestaande definities, maar voert ook een nieuwe definitie van het begrip detergens in. Die definitie is grotendeels gebaseerd op die van Verordening (EG) nr. 648/2004, maar is enerzijds verduidelijkt en anderzijds geactualiseerd zodat ook nieuwe producten waaraan doelbewust micro-organismen worden toegevoegd, onder de definitie vallen.

In het voorstel zijn ook de algemene definities van Besluit nr. 768/2008/EG 25 opgenomen, evenals aanvullende definities met betrekking tot het productpaspoort, in overeenstemming met de definities in het Europese voorstel voor duurzame producten. De definitie van navulling is afgestemd op de definitie die in het voorstel inzake verpakking en verpakkingsafval wordt gebruikt.

Hoofdstuk II — Producteisen

Net als in Verordening (EG) nr. 648/2004 moeten oppervlakteactieve stoffen aan de criteria inzake totale biologische afbreekbaarheid voldoen om in de handel te mogen worden gebracht, hetzij als zodanig, hetzij in detergentia. Met dit voorstel worden voor het eerst veiligheidseisen ingevoerd waaraan micro-organismen in detergentia moeten voldoen.

De beperkingen op het gehalte aan fosfaten en andere fosforverbindingen in consumentenwasmiddelen en consumentenwasmiddelen voor vaatwasmachines blijven gehandhaafd.

Hoofdstuk III — Verplichtingen van marktdeelnemers

Het voorstel stroomlijnt de verplichtingen voor fabrikanten, importeurs en distributeurs met die van Besluit nr. 768/2008/EG. Hiermee worden de desbetreffende verplichtingen, die in verhouding staan tot de verantwoordelijkheden van de marktdeelnemers, verduidelijkt. In plaats van een conformiteitsverklaring af te geven, zoals bepaald in Besluit nr. 768/2008/EG, zal de fabrikant een productpaspoort voor het detergens of de oppervlakteactieve stof opstellen met de relevante informatie over de naleving. Fabrikanten van detergentia en oppervlakteactieve stoffen moeten niet langer verplicht in de EU gevestigd zijn. Fabrikanten die niet in de EU zijn gevestigd, moeten echter een gemachtigde aanwijzen om namens hen specifieke taken uit te voeren.

De fabrikanten zullen de conformiteit van detergentia en oppervlakteactieve stoffen moeten beoordelen om te waarborgen dat zij voldoen aan de voorschriften in de verordening. Het voorstel voorziet alleen in een conformiteitsbeoordeling door de eerste partij (eigen verklaring) en is gebaseerd op de overeenkomstige module A van Besluit nr. 768/2008/EG.

Een gegevensblad betreffende bestanddelen is voortaan alleen vereist voor niet-gevaarlijke detergentia. Dit gegevensblad zal op verzoek ook direct moeten worden verstrekt aan de door de lidstaten aangewezen instanties die verantwoordelijk zijn voor het ontvangen van informatie over de respons in noodgevallen (gifcentra). Voortaan maakt het gegevensblad betreffende bestanddelen deel uit van de technische documentatie die de fabrikanten moeten opstellen.

Hoofdstuk IV — CE-markering en etikettering

Na voltooiing van de conformiteitsbeoordeling moeten de fabrikanten de CE-markering aanbrengen op detergentia en oppervlakteactieve stoffen overeenkomstig de algemene beginselen en regels die van toepassing zijn op CE-markeringen.

Het voorstel handhaaft de meeste van de bestaande etiketteringsvoorschriften van Verordening (EG) nr. 648/2004, maar introduceert de mogelijkheid van een digitaal etiket, zoals hierboven beschreven.

Hoofdstuk V — Productpaspoort

Voor een gelijk speelveld op de eengemaakte markt is het van belang om enerzijds te zorgen voor meer transparantie in de waardeketen als het gaat om de belangrijkste eigenschappen van detergentia en oppervlakteactieve stoffen en anderzijds de handhaving van de regels te versterken om niet-naleving tegen te gaan. In plaats van uit te gaan van de EU-conformiteitsverklaring in Besluit nr. 768/2008/EG, wordt in dit voorstel gekozen voor een innovatieve manier om dit tweeledige doel te bereiken. Uit de evaluatie van het nieuwe wetgevingskader 26 blijkt dat bij een eventuele toekomstige herziening van het kader kan worden overwogen de mogelijkheid van het productpaspoort in te voeren. Volgens de evaluatie zou het productpaspoort een elektronische conformiteitsverklaring en een beschrijving van de conformiteitsbeoordelingsprocedure kunnen bevatten. In de evaluatie wordt erop gewezen dat de digitalisering van productinformatie het werk van de markttoezichtautoriteiten en de douane doeltreffender kan maken.

Om deze verordening toekomstbestendig te maken, vervangt dit voorstel de EU-conformiteitsverklaring van Besluit nr. 768/2008/EG door de verplichting om detergentia en oppervlakteactieve stoffen van een productpaspoort te voorzien, waaruit blijkt dat zij aan de voorschriften van deze verordening voldoen. Het productpaspoort zal via een gegevensdrager gekoppeld zijn aan een unieke productidentificatiecode en zal voldoen aan dezelfde technische vereisten als een productpaspoort in het kader van de verordening inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten 27 . Het kenmerk van het productpaspoort moet worden opgenomen in een centraal register van de Commissie dat in het kader van de verordening inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten zal worden opgezet, en deze informatie moet aan de douane worden overhandigd.

Hoofdstuk VI — Markttoezicht

Naast het productpaspoort wordt in dit voorstel een duidelijker kader gecreëerd voor een betere handhaving van de regels. Het voorstel bevestigt dat Verordening (EU) 2019/1020 van toepassing blijft op detergentia en oppervlakteactieve stoffen. Daarnaast bevat het gedetailleerdere bepalingen inzake markttoezicht op basis van Besluit nr. 768/2008/EG. Voorts worden in een specifieke bepaling die gebaseerd is op Besluit nr. 768/2008, specifieke redenen gegeven om op te treden tegen detergentia of oppervlakteactieve stoffen die aan de voorschriften voldoen maar een risico voor de gezondheid of het milieu vormen. Krachtens deze bepaling heeft de Commissie uiteindelijk de bevoegdheid om onder bepaalde omstandigheden maatregelen te nemen tegen specifieke detergentia of oppervlakteactieve stoffen.

Hoofdstuk VII — Gedelegeerde bevoegdheden en comitéprocedure

In het voorstel wordt de Commissie de bevoegdheid verleend gedelegeerde handelingen vast te stellen om rekening te houden met de technische en wetenschappelijke vooruitgang, nieuw wetenschappelijk bewijs en het niveau van digitale paraatheid/geletterdheid. Deze bevoegdheid moet met name aan de Commissie worden gedelegeerd zodat zij in staat is om i) de algemene voorschriften inzake digitale etikettering aan te vullen; ii) de lijst van etiketteringsinformatie die in een uitsluitend digitaal formaat mag worden verstrekt, te wijzigen; iii) de limiet van de allergene geurstoffen aan te passen wanneer krachtens Verordening (EG) nr. 1223/2009 individuele, risicogebaseerde maximale concentratiegehalten van allergene geurstoffen worden vastgesteld; iv) voorschriften vast te stellen voor de biologische afbreekbaarheid van andere stoffen en mengsels dan oppervlakteactieve stoffen in detergentia (met inbegrip van capsules met detergentia), wanneer dat nodig is op basis van nieuw wetenschappelijk bewijs; v) de specifieke informatie aan te passen die in het paspoort moet worden vermeld, alsook de informatie die in het register van de Commissie moet worden opgenomen; vi) de aanvullende informatie te bepalen die in het register wordt opgeslagen en door de douaneautoriteiten moet worden gecontroleerd; vii) een bijlage bij deze verordening op te stellen met een lijst van codes van de gecombineerde nomenclatuur, zoals opgenomen in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87, en productbeschrijvingen van detergentia en oppervlakteactieve stoffen, en deze bijlage te actualiseren; en viii) de bijlagen I tot en met VII te wijzigen.

In het voorstel wordt de Commissie de bevoegdheid verleend om in voorkomend geval uitvoeringshandelingen vast te stellen om ervoor te zorgen dat deze verordening op eenvormige wijze wordt toegepast. Met name worden aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden verleend om de gedetailleerde technische vereisten voor het productpaspoort voor detergentia en oppervlakteactieve stoffen vast te stellen. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren.

De Commissie moet ook uitvoeringsbevoegdheden krijgen om vast te stellen of een nationale maatregel met betrekking tot een detergens of een oppervlakteactieve stof die een risico vormt voor de gezondheid en de veiligheid van personen of voor het milieu, gerechtvaardigd is. De Commissie moet ook uitvoeringsbevoegdheden krijgen om te bepalen of een nationale maatregel met betrekking tot conforme detergentia of oppervlakteactieve stoffen die volgens een lidstaat een risico vormen voor de gezondheid en de veiligheid van personen of voor het milieu, gerechtvaardigd is. Gezien hun bijzondere en technische aard zullen deze uitvoeringshandelingen niet worden vastgesteld overeenkomstig de bepalingen inzake uitvoeringshandelingen in Verordening (EU) nr. 182/2011.

Hoofdstuk VIII — Overgangs- en slotbepalingen

Om de doeltreffendheid van deze nieuwe bepalingen te beoordelen, zal de Commissie toezien op de uitvoering, toepassing en naleving ervan. De Commissie zal bij het Europees Parlement en de Raad een verslag indienen waarin de doeltreffendheid van de verordening na vijf jaar toepassing wordt beoordeeld. Het voorstel voorziet ook in de herziening van de veiligheidseisen inzake micro-organismen in detergentia en de mogelijkheid om het gebruik van meer stammen van micro-organismen in detergentia toe te laten.

De voorgestelde verordening wordt twee en een half jaar na de inwerkingtreding ervan van toepassing, enerzijds om de Commissie de tijd te geven de uitvoering van de technische vereisten inzake het productpaspoort voor te bereiden en anderzijds om de fabrikanten en de lidstaten de tijd te geven zich aan de nieuwe voorschriften van deze verordening aan te passen. Er is voorzien in overgangsbepalingen voor detergentia en oppervlakteactieve stoffen die zijn vervaardigd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 648/2004, zodat de voorraad die zich op het moment waarop deze verordening van toepassing wordt in de distributieketen bevindt of bij de fabrikant of importeur is opgeslagen, mag worden verkocht. Verordening (EG) nr. 648/2004 wordt ingetrokken en vervangen door de voorgestelde verordening.

2023/0124 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende detergentia en oppervlakteactieve stoffen, tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1020 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 648/2004

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 28 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)De voorwaarden voor het in de handel brengen en het op de markt aanbieden van detergentia en oppervlakteactieve stoffen voor detergentia zijn geharmoniseerd door Verordening (EG) nr. 648/2004 van het Europees Parlement en de Raad 29 .

(2)Uit de evaluatie van Verordening (EG) nr. 648/2004 30 door de Commissie is gebleken dat de doelstellingen van die verordening over het algemeen grotendeels zijn verwezenlijkt. De evaluatie heeft echter ook een aantal tekortkomingen en verbeterpunten aan het licht gebracht. De afgelopen jaren is het regelgevingskader voor chemische stoffen radicaal veranderd, wat heeft geleid tot overlappingen en een gebrek aan samenhang in de regels die van toepassing zijn op detergentia en met name de informatievereisten ervan. Daarom moet voor consistentie worden gezorgd en moeten de overlappende informatievereisten worden geschrapt.

(3)Er hebben zich nieuwe marktontwikkelingen voorgedaan, met name de ontwikkeling van detergentia die micro-organismen bevatten en de navulverkoop van detergentia, die geheel of gedeeltelijk buiten Verordening (EG) nr. 648/2004 vallen. Aan de andere kant biedt digitalisering mogelijkheden voor vereenvoudiging, vermindering van de lasten en een grotere gebruiksvriendelijkheid en begrijpelijkheid van de informatie over veiligheid en gebruik, die momenteel niet worden benut. Daarom moet rekening worden gehouden met de nieuwe producten en praktijken en moeten de inspanningen op het gebied van digitalisering worden opgevoerd in overeenstemming met de overkoepelende doelstellingen van de Unie, met name op het gebied van duurzaamheid en de groene en de digitale transitie.

(4)Bij de geschiktheidscontrole van de meest relevante wetgeving inzake chemische stoffen 31 (met uitzondering van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad 32 ) werd gewezen op de complexiteit van het regelgevingskader voor chemische stoffen van de Unie en werd deze toegeschreven aan het grote aantal onderdelen van product- en sectorspecifieke wetgeving die onderling verweven zijn. Er werd ook op gewezen dat er ruimte is voor vereenvoudiging bij de verstrekking van informatie via overvolle etiketten aan de gebruikers van producten, en er werd vastgesteld dat het potentieel dat het gebruik van innovatieve instrumenten voor het verstrekken van productinformatie biedt, momenteel niet wordt benut. Daarom moeten de huidige regels worden vereenvoudigd om de lasten voor marktdeelnemers te verminderen, de begrijpelijkheid voor de consument te verbeteren en het markttoezicht te vergemakkelijken. Verordening (EG) nr. 648/2004 moet daarom worden vervangen.

(5)Bij Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad 33 zijn gemeenschappelijke beginselen en referentiebepalingen vastgesteld die bedoeld zijn om in alle sectorale wetgeving te worden toegepast, zodat een coherente basis voor de herziening van die wetgeving wordt gelegd. Het nieuwe rechtskader voor detergentia en oppervlakteactieve stoffen moet zoveel mogelijk worden afgestemd op die gemeenschappelijke beginselen en referentiebepalingen.

(6)Om rechtszekerheid en een gelijk speelveld voor marktdeelnemers te waarborgen, moet de definitie van detergens betrekking hebben op alle producten die onder het toepassingsgebied van de harmonisatie vallen, met inbegrip van nieuw ontwikkelde detergentia die doelbewust toegevoegde micro-organismen bevatten. De definitie moet ook betrekking hebben op producten voor het reinigen van het oppervlak van groenten en fruit.

(7)Aangezien oppervlakteactieve stoffen hoofdzakelijk in het kader van transacties tussen bedrijven worden verkocht om te worden gebruikt bij de vervaardiging van detergentia, hoeven zij niet aan dezelfde voorschriften te worden onderworpen als detergentia. Daarom moeten minimumvoorschriften voor oppervlakteactieve stoffen worden vastgelegd, namelijk voorschriften inzake de totale biologische afbreekbaarheid, een minimumpakket aan etiketteringsinformatie en de verplichting voor marktdeelnemers om technische documentatie op te stellen en een productpaspoort aan te maken.

(8)Deze verordening moet een aanvulling zijn op de bestaande regels in andere wetgevingsinstrumenten en mag geen afbreuk doen aan de toepassing van bestaande wetgeving van de Unie met betrekking tot aspecten van de bescherming van de gezondheid, de veiligheid en het milieu die niet onder deze verordening vallen. Deze verordening moet met name van toepassing zijn onverminderd Verordening (EG) nr. 1907/2006, Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad 34 en Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad 35 .

(9)Oppervlakteactieve stoffen zijn stoffen die het grensvlak tussen water en oliën of vuil helpen afbreken. Zij vormen een van de belangrijkste bestanddelen van detergentia. Oppervlakteactieve stoffen kunnen echter een risico voor het milieu vormen, aangezien zij in rioleringssystemen of rechtstreeks in oppervlaktewateren worden geloosd. Om te voorkomen dat oppervlakteactieve stoffen schadelijke gevolgen hebben voor het milieu, moeten voorschriften worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat oppervlakteactieve stoffen volledig biologisch afbreekbaar zijn wanneer zij als zodanig in de handel worden gebracht en bestemd zijn voor gebruik in detergentia, of wanneer zij in detergentia aanwezig zijn.

(10)Fosfor is een belangrijk bestanddeel dat in detergentia wordt gebruikt. Fosfor en fosforverbindingen kunnen echter schade toebrengen aan ecosystemen en aquatische milieus, aangezien zij bijdragen tot eutrofiëring. Om een hoger niveau van milieubescherming te waarborgen en de bijdrage van detergentia aan dit verschijnsel te verminderen, moeten geharmoniseerde grenswaarden worden vastgesteld voor het gehalte aan fosfaten en fosforverbindingen in consumentenwasmiddelen en in consumentenwasmiddelen voor vaatwasmachines. Soortgelijke beperkingen zijn niet vereist voor andere soorten detergentia omdat hun bijdrage niet significant is of omdat er momenteel geen geschikte alternatieven beschikbaar zijn.

(11)De afgelopen jaren zijn nieuwe reinigingsmiddelen ontwikkeld die levende micro-organismen als werkzame bestanddelen bevatten. Micro-organismen hebben hun eigen biologie en reactie op het milieu. Door hun proliferatievermogen bestaat er een duidelijk verschil tussen conventionele en microbiële detergentia. Daarom zijn de inherente gevaren en risico’s niet noodzakelijkerwijs van dezelfde aard als die van chemische stoffen, met name in verband met het vermogen van micro-organismen om in verschillende omgevingen te overleven en zich te vermenigvuldigen en om een reeks verschillende metabolieten en toxinen van potentieel toxicologisch belang te produceren.

(12)Aangezien micro-organismen niet onderworpen zijn aan registratie overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1907/2006 of aan enige andere Uniewetgeving die voorschrijft dat fabrikanten de veiligheid van het voorgenomen gebruik moeten aantonen, mogen zij slechts voor het gebruik in detergentia in aanmerking komen indien zij duidelijk zijn geïdentificeerd, er gegevens voorhanden zijn waaruit blijkt dat het gebruik ervan veilig is en zij onderworpen zijn aan specifieke veiligheidsvoorschriften. Daarom moeten geharmoniseerde voorschriften voor de veiligheid van micro-organismen in detergentia en relevante testmethoden voor marktdeelnemers worden vastgesteld om aan te tonen dat deze voorschriften worden nageleefd. Er zijn beperkingen nodig ten aanzien van de vorm waarin detergentia die micro-organismen bevatten, in de handel worden gebracht wanneer hun samenstelling sensibiliserende bestanddelen bevat. Om ook voor gesensibiliseerde personen een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid te waarborgen, moeten detergentia die micro-organismen bevatten en in de vorm van een spray in de handel worden gebracht, daarom veilig worden bevonden voor gebruik in deze vorm.

(13)Om een hoog niveau van bescherming van de aspecten van het algemeen belang te waarborgen en om te zorgen voor eerlijke mededinging op de interne markt, moeten de marktdeelnemers al naargelang hun respectieve rol in de toeleveringsketen de verantwoordelijkheid dragen voor de conformiteit van detergentia of oppervlakteactieve stoffen met deze verordening. In voorkomend geval moeten fabrikanten en importeurs, ter bescherming van het milieu en van de gezondheid en veiligheid van de consumenten, steekproeven uitvoeren op de detergentia en oppervlakteactieve stoffen die zij op de markt aanbieden.

(14)Alle marktdeelnemers die een rol vervullen in de toeleverings- en distributieketen, moeten passende maatregelen nemen om te waarborgen dat zij uitsluitend detergentia en oppervlakteactieve stoffen op de Uniemarkt aanbieden die aan deze verordening voldoen. Er moet worden gezorgd voor een duidelijke en evenredige verdeling van de verplichtingen overeenkomstig de rol van iedere marktdeelnemer in de toeleverings- en distributieketen.

(15)Er moet een conformiteitsbeoordelingsprocedure komen waarmee marktdeelnemers kunnen aantonen — en de bevoegde instanties kunnen verifiëren — dat op de markt aangeboden detergentia en oppervlakteactieve stoffen aan de eisen van deze verordening voldoen. Bij Besluit nr. 768/2008/EG zijn modules voor conformiteitsbeoordelingsprocedures vastgesteld, van de minst stringente tot de meest stringente procedure, afhankelijk van de hoogte van het risico en het vereiste veiligheidsniveau. Om voor coherentie tussen de sectoren te zorgen en ad-hocvarianten te voorkomen, is in Besluit nr. 768/2008/EG bepaald dat conformiteitsbeoordelingsprocedures uit die modules moeten worden gekozen.

(16)De fabrikant, die op de hoogte is van de details van het ontwerp- en productieproces, is het best in staat om ervoor te zorgen dat het detergens of de oppervlakteactieve stof aan de voorschriften van deze verordening voldoet. Fabrikanten moeten daarom als enige verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de conformiteitsbeoordelingsprocedure voor detergentia en oppervlakteactieve stoffen. Module A moet van toepassing zijn op de conformiteitsbeoordeling van detergentia en oppervlakteactieve stoffen. De fabrikanten moeten ook een technisch dossier samenstellen waaruit blijkt dat het detergens of de oppervlakteactieve stof voldoet aan de desbetreffende voorschriften en testmethoden.

(17)Om de naleving door de fabrikanten van hun verplichtingen uit hoofde van deze verordening te vergemakkelijken, moet het in de Unie gevestigde fabrikanten worden toegestaan een gemachtigde aan te wijzen om namens hen specifieke taken uit te voeren. Teneinde een duidelijke en evenredige verdeling van de verantwoordelijkheden tussen de fabrikant en de gemachtigde te waarborgen, is het bovendien noodzakelijk een lijst op te stellen van taken waarmee fabrikanten de gemachtigde kunnen belasten. Om de afdwingbaarheid en doeltreffendheid van de eisen inzake markttoezicht te waarborgen en ervoor te zorgen dat alleen conforme detergentia en oppervlakteactieve stoffen in de Unie in de handel worden gebracht, moet de aanwijzing van een gemachtigde verplicht worden gesteld wanneer de fabrikant buiten de Unie is gevestigd.

(18)Met het oog op het vergemakkelijken van de communicatie tussen marktdeelnemers, markttoezichtautoriteiten en consumenten, moeten marktdeelnemers, als onderdeel van hun contactgegevens, naast hun postadres ook een webadres te vermelden.

(19)Om de werking van de interne markt te waarborgen en ervoor te zorgen dat de doelstelling om een hoog niveau van bescherming van de gezondheid en het milieu te bieden, wordt verwezenlijkt, moet worden vastgesteld dat detergentia en oppervlakteactieve stoffen uit derde landen die de Uniemarkt binnenkomen, ook aan deze verordening voldoen. Met name moet ervoor worden gezorgd dat fabrikanten de juiste conformiteitsbeoordelingsprocedures hebben uitgevoerd voor deze producten. Er moeten eveneens regels voor importeurs worden vastgesteld, om te waarborgen dat de detergentia en oppervlakteactieve stoffen die zij in de handel brengen, aan die vereisten voldoen en dat de door de fabrikanten opgestelde documentatie en, in voorkomend geval, de CE-markering ter inspectie beschikbaar zijn voor de bevoegde nationale autoriteiten. Ook moet worden bepaald dat importeurs ervoor moeten zorgen dat er een productpaspoort beschikbaar is voor die producten.

(20)Aangezien importeurs een sleutelrol spelen bij het waarborgen van de conformiteit van op de Uniemarkt ingevoerde detergentia en oppervlakteactieve stoffen, moeten zij op het product hun naam, geregistreerde handelsnaam of het geregistreerde handelsmerk en hun postadres vermelden, en, indien voorhanden, de elektronische communicatiemiddelen waarmee contact met hen kan worden opgenomen.

(21)Aangezien de distributeur een detergens of oppervlakteactieve stof op de markt aanbiedt nadat de fabrikant of importeur het product in de handel heeft gebracht, moet hij de nodige zorgvuldigheid betrachten in verband met de geldende voorschriften. De distributeur moet er ook voor zorgen dat de wijze waarop hij het detergens of de oppervlakteactieve stof hanteert, geen afbreuk doet aan de naleving van de voorschriften van deze verordening.

(22)Omdat distributeurs en importeurs dicht bij de markt staan en belangrijk zijn voor het waarborgen van de conformiteit van het product, moeten zij worden betrokken bij de markttoezichttaken van de bevoegde nationale autoriteiten en moeten zij bereid zijn actief medewerking te verlenen door die autoriteiten alle nodige informatie over het detergens of de oppervlakteactieve stof in kwestie te verstrekken.

(23)Indien marktdeelnemers een detergens of oppervlakteactieve stof onder hun eigen naam of handelsmerk in de handel brengen, dan wel een detergens of oppervlakteactieve stof zodanig wijzigen dat de conformiteit ervan met deze verordening in het gedrang zou kunnen komen, moeten zij als fabrikanten worden beschouwd en moeten zij de verplichtingen van fabrikanten op zich nemen. In andere gevallen moeten marktdeelnemers die door andere marktdeelnemers reeds in de handel gebrachte detergentia of oppervlakteactieve stoffen slechts verpakken of herverpakken, kunnen aantonen dat de naleving van de voorschriften van deze verordening niet in het gedrang is gekomen, en wel door hun identiteit op de verpakking te vermelden en door een kopie van de oorspronkelijke etiketteringsinformatie te bewaren.

(24)De CE-markering, waarmee de conformiteit van een detergens of oppervlakteactieve stof met deze verordening wordt aangegeven, is de zichtbare uitkomst van een uitgebreid proces van conformiteitsbeoordeling. In Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad 36 zijn de algemene beginselen van de CE-markering vastgesteld. Die verordening moet van toepassing zijn op de detergentia waarop deze verordening betrekking heeft, opdat producten die onder het vrije verkeer van goederen binnen de Unie vallen, voldoen aan vereisten die een hoog niveau van bescherming waarborgen van algemene belangen zoals de gezondheid en het milieu. Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008 moet de CE-markering de enige conformiteitsmarkering zijn die aangeeft dat het detergens in overeenstemming met de harmonisatiewetgeving van de Unie is.

(25)Om een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid te waarborgen, moeten fabrikanten worden verplicht een gegevensblad inzake bestanddelen voor niet-gevaarlijke detergentia te verstrekken. Om de efficiëntie van de relevante vereisten te optimaliseren en met het oog op het reeds bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 ingestelde systeem voor respons in noodgevallen op gezondheidsgebied, moeten fabrikanten deze informatie op verzoek ter beschikking van gifcentra stellen.

(26)Op de etiketten wordt belangrijke gebruiks- en veiligheidsinformatie aan gebruikers verstrekt, zoals de aanwezigheid van huid- of inhalatieallergenen (bv. allergene geurstoffen, conserveermiddelen of enzymen) in detergentia en oppervlakteactieve stoffen. Door informatie over het gehalte aan die stoffen op de etiketten van detergentia en oppervlakteactieve stoffen te verstrekken, kunnen gebruikers met allergieën of voor allergieën vatbare gebruikers weloverwogen keuzen maken, waardoor mogelijke reacties in verband met het gebruik van detergentia en oppervlakteactieve stoffen worden beperkt. Daarom moeten etiketteringsvoorschriften voor detergentia en oppervlakteactieve stoffen worden vastgesteld.

(27)Aangezien de etikettering van detergentia en oppervlakteactieve stoffen onder meerdere wetgevingsteksten van de Unie kan vallen, moet de informatie over de etiketten van detergentia en oppervlakteactieve stoffen worden gestroomlijnd, zodat wanneer uit hoofde van verscheidene wetgevingsteksten van de Unie soortgelijke informatie op het etiket van detergentia en oppervlakteactieve stoffen vereist is, deze informatie overeenkomstig de strengere regels slechts eenmaal wordt verstrekt. Dit zal enerzijds de leesbaarheid en begrijpelijkheid van etiketten van detergentia en oppervlakteactieve stoffen voor eindgebruikers verbeteren en anderzijds de regeldruk voor de fabrikanten van detergentia en oppervlakteactieve stoffen verminderen.

(28)Geurstoffen zijn organische verbindingen met karakteristieke, meestal aangename geuren, die op grote schaal worden gebruikt in detergentia, maar ook in veel andere producten zoals parfums en andere geparfumeerde cosmeticaproducten. Deze stoffen kunnen bij contact een allergische reactie veroorzaken, met name bij gesensibiliseerde personen, zelfs wanneer zij in lage concentraties aanwezig zijn. Het is dus belangrijk informatie te verstrekken over de aanwezigheid van afzonderlijke allergene geurstoffen in detergentia, zodat gesensibiliseerde personen contact met de stof waarvoor zij allergisch zijn, kunnen vermijden. Daarom moeten strikte voorschriften voor de etikettering van allergene geurstoffen worden vastgesteld. Die stoffen kunnen echter ook onder een etiketteringsverplichting uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1272/2008 vallen. Daarom moeten specifieke etiketteringsvoorschriften worden vastgesteld die alleen van toepassing zijn wanneer de etiketteringsdrempels van Verordening (EG) nr. 1272/2008 niet zijn bereikt. Dit voorkomt niet alleen onnodige lasten voor marktdeelnemers, maar zorgt er ook voor dat de eindgebruikers deze informatie op een duidelijke manier ontvangen, waardoor zelfs voor gesensibiliseerde personen een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid wordt geboden.

(29)Voor bepaalde stoffen, zoals conserveermiddelen, zijn aanvullende etiketteringsvoorschriften nodig om een hoog niveau van gezondheidsbescherming te waarborgen. De etiketteringsvoorschriften voor conserveermiddelen moeten daarom niet alleen betrekking hebben op de conserveermiddelen die doelbewust door de fabrikant aan het detergens worden toegevoegd, maar ook op die welke voortvloeien uit de samenstellende mengsels ervan en die vaak worden aangeduid als “carry-over”-conserveermiddelen.

(30)Op het etiket van consumentenwasmiddelen en consumentenwasmiddelen voor vaatwasmachines moet informatie worden opgenomen over de juiste hoeveelheid wasmiddel die de consumenten bij het reinigen moeten gebruiken, informatie over de dosering dus, om een overmatig verbruik van detergentia te voorkomen en zo de totale hoeveelheid detergentia en oppervlakteactieve stoffen die in het milieu terechtkomt, te verminderen.

(31)Digitale etikettering zou de verstrekking van etiketteringsinformatie kunnen verbeteren, zowel door overvolle fysieke etiketten te vermijden, als door gebruikers in staat te stellen gebruik te maken van verschillende leesopties die alleen door digitale formaten worden geboden, zoals de letters groter maken, automatisch zoeken, voorlezen of vertaling in andere talen. Het verstrekken van digitale etiketten zou ook kunnen leiden tot een efficiënter beheer van de etiketteringsverplichtingen door marktdeelnemers, door de actualisering van de etiketteringsinformatie te vergemakkelijken, de etiketteringskosten te verlagen en meer gerichte informatie voor de gebruikers mogelijk te maken. Daarom moet het marktdeelnemers worden toegestaan bepaalde etiketteringsinformatie alleen via het digitale etiket te verstrekken onder bepaalde voorwaarden, om een hoog niveau van bescherming van de gebruikers van detergentia te waarborgen.

(32)Om onnodige administratieve lasten voor marktdeelnemers te voorkomen en aangezien het digitale etiket in de meeste gevallen slechts een aanvulling vormt op het fysieke etiket, moeten marktdeelnemers kunnen beslissen of zij digitale etiketten gebruiken of alle informatie alleen op een fysiek etiket vermelden. De keuze om een digitaal etiket te verstrekken, moet berusten bij de fabrikanten en de importeurs, die verantwoordelijk zijn voor het verstrekken van de juiste etiketteringsinformatie.

(33)Digitale etikettering kan ook uitdagingen met zich meebrengen voor kwetsbare bevolkingsgroepen met geen of onvoldoende digitale vaardigheden en kan leiden tot een versterking van de digitale kloof. Daarom moet de specifieke informatie die alleen op een digitaal etiket moet worden verstrekt, de huidige stand van de digitalisering van de samenleving en de specifieke situatie van de gebruikers van detergentia weerspiegelen. Bovendien moet alle etiketteringsinformatie met betrekking tot de bescherming van de gezondheid en het milieu evenals de minimale gebruiksaanwijzingen voor detergentia op het etiket vermeld blijven, zodat alle eindgebruikers weloverwogen keuzen kunnen maken vóór de aanschaf van het detergens en een veilig gebruik is gewaarborgd.

(34)Er moet echter een uitzondering worden gemaakt voor detergentia die in de vorm van navulling aan eindgebruikers worden verkocht. Om niet alleen de voordelen van digitalisering ten volle te benutten, maar ook de grote milieuvoordelen van minder verpakkingen en dus minder verpakkingsafval die de navulverkoop biedt, moet het toegestaan zijn om alle etiketteringsinformatie digitaal te verstrekken, met uitzondering van doseringsinstructies voor consumentenwasmiddelen.

(35)Om te zorgen voor een gelijk speelveld voor marktdeelnemers die detergentia op de markt aanbieden en om eindgebruikers te beschermen, moeten algemene voorschriften voor digitale etikettering worden vastgesteld. Marktdeelnemers moeten bijvoorbeeld zorgen voor kosteloze en eenvoudige toegang tot digitale etiketten en moeten waarborgen dat de verplichte etiketteringsinformatie die op grond van deze verordening is vereist, wordt gescheiden van andere informatie.

(36)Gezien de huidige ontwikkeling van de digitale vaardigheden moeten marktdeelnemers de informatie op het etiket ook op alternatieve wijze verstrekken aan eindgebruikers wanneer deze geen toegang hebben tot het digitale etiket. Deze verplichting moet worden opgelegd als een veiligheidsmaatregel om eventuele risico’s als gevolg van het niet beschikbaar zijn van de informatie op het etiket te beperken, met name wat betreft detergentia in navulverpakking, waar alle informatie in een digitaal etiket kan worden verstrekt.

(37)Aangezien detergentia ongeacht de vorm waarin zij op de markt worden aangeboden hetzelfde gebruik hebben en dezelfde risico’s inhouden, moeten marktdeelnemers die detergentia in de vorm van navulling op de markt aanbieden, ervoor zorgen dat deze aan dezelfde vereisten voldoen als de voorverpakte detergentia. Bovendien moeten consumenten ook de vereiste etiketteringsinformatie ontvangen wanneer zij voor detergentia in navulverpakking kiezen. De navulverkoop van detergentia moet daarom uitdrukkelijk onder deze verordening vallen zodat een hoog niveau van bescherming van de gezondheid en het milieu en een gelijk speelveld voor marktdeelnemers zijn gewaarborgd.

(38)Het markttoezicht wordt eenvoudiger en doeltreffender wanneer gewaarborgd wordt dat een detergens of oppervlakteactieve stof in de hele toeleveringsketen traceerbaar is. Een efficiënt traceringssysteem verlicht de taak van de markttoezichtautoriteiten wanneer zij marktdeelnemers moeten opsporen die niet-conforme detergentia of oppervlakteactieve stoffen op de markt hebben aangeboden.

(39)Fabrikanten moeten een productpaspoort aanmaken om informatie te verstrekken over de conformiteit van detergentia en oppervlakteactieve stoffen met deze verordening en met alle andere wetgeving waaraan het detergens of de oppervlakteactieve stof moet voldoen. Om de controles van detergentia of oppervlakteactieve stoffen te vergemakkelijken en de actoren in de toeleveringsketen en de eindgebruikers toegang te geven tot de nodige informatie, zoals bestanddelen en gebruiksaanwijzingen, moet de informatie in het productpaspoort digitaal en op rechtstreeks toegankelijke wijze worden verstrekt via een gegevensdrager die op het etiket van het detergens of de oppervlakteactieve stof, de verpakking ervan of de begeleidende documentatie is aangebracht. Markttoezichtautoriteiten, marktdeelnemers en eindgebruikers moeten daarom via de gegevensdrager onmiddellijk toegang hebben tot conformiteits- of andere informatie over het detergens of de oppervlakteactieve stof.

(40)Om dubbele investeringen in digitalisering door alle betrokken actoren, met inbegrip van fabrikanten, markttoezichtautoriteiten en douaneautoriteiten, te voorkomen, moet het bij deze verordening vastgestelde productpaspoort volledig interoperabel zijn met het productpaspoort dat op grond van andere Uniewetgeving is vereist.

(41)Met name worden in Verordening (EU) …/… [van het Europees Parlement en de Raad betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten en tot intrekking van Richtlijn 2009/125/EG] ook vereisten en technische specificaties vastgesteld voor een digitaal productpaspoort, de oprichting van een centraal register van de Commissie waar paspoortinformatie wordt opgeslagen en de verbinding van dat register met de IT-systemen van de douane. Detergentia of oppervlakteactieve stoffen zouden op middellange termijn in het toepassingsgebied van die verordening kunnen worden opgenomen, waardoor zij dan over een digitaal productpaspoort zullen moeten beschikken.

(42)Het productpaspoort voor detergentia en oppervlakteactieve stoffen dat in het kader van deze verordening wordt aangemaakt, moet daarom voldoen aan dezelfde voorschriften en technische elementen als die welke zijn vastgesteld in Verordening (EU) …/… betreffende vereisten inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten, met inbegrip van de technische, semantische en organisatorische aspecten van eind-tot-eindcommunicatie en gegevensoverdracht. 

(43)Wanneer andere wetgeving van de Unie die van toepassing is op detergentia of oppervlakteactieve stoffen een productpaspoort vereist, moet één productpaspoort beschikbaar zijn voor detergentia en oppervlakteactieve stoffen dat de krachtens deze verordening en de andere wetgeving van de Unie vereiste informatie bevat.

(44)Het is van cruciaal belang dat zowel de fabrikanten als de gebruikers duidelijk wordt gemaakt dat de fabrikant, door het aanmaken van het productpaspoort voor detergentia of oppervlakteactieve stoffen en, in voorkomend geval, het aanbrengen van de CE-markering, verklaart dat het detergens of de oppervlakteactieve stof aan alle toepasselijke voorschriften voldoet en dat de fabrikant de volledige verantwoordelijkheid daarvoor op zich neemt.

(45)Wanneer bepaalde informatie alleen digitaal wordt verstrekt, moet duidelijk worden gemaakt dat deze informatie afzonderlijk en duidelijk gescheiden van andere informatie, maar via één gegevensdrager, moet worden verstrekt. Dit zal het werk van de markttoezichtautoriteiten vergemakkelijken, maar ook duidelijkheid verschaffen aan de eindgebruikers over de verschillende soorten informatie die voor hen in een digitaal formaat beschikbaar is.

(46)Hoofdstuk VII van Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad 37 tot vaststelling van de voorschriften voor de controles op producten die de markt van de Unie binnenkomen, is van toepassing op detergentia en oppervlakteactieve stoffen. De met deze controles belaste autoriteiten, die in bijna alle lidstaten de douaneautoriteiten zijn, moeten deze controles uitvoeren op basis van een risicoanalyse als bedoeld in de artikelen 46 en 47 van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad 38 , de bijbehorende uitvoeringswetgeving en de desbetreffende richtsnoeren. Deze verordening mag derhalve geen enkele wijziging inhouden van hoofdstuk VII van Verordening (EU) 2019/1020 en van de wijze waarop de autoriteiten die belast zijn met de controles van producten die de markt van de Unie binnenkomen, zichzelf organiseren en hun activiteiten uitvoeren.

(47)Naast het bij hoofdstuk VII van Verordening (EU) 2019/1020 ingestelde controlekader moeten de douaneautoriteiten automatisch kunnen controleren of er een productpaspoort bestaat voor ingevoerde detergentia en oppervlakteactieve stoffen die onder deze verordening vallen, teneinde de controles aan de buitengrenzen van de Unie te versterken en te voorkomen dat niet-conforme detergentia en oppervlakteactieve stoffen de markt van de Unie binnenkomen.

(48)Wanneer detergentia en oppervlakteactieve stoffen uit derde landen worden aangeboden om in het vrije verkeer te worden gebracht, moet de douane ervoor zorgen dat de marktdeelnemer het kenmerk van een productpaspoort ter beschikking van de douaneautoriteiten stelt en dat dit kenmerk overeenkomt met een unieke productidentificatiecode die is opgeslagen in het door de Commissie overeenkomstig [artikel 12 van Verordening (EU) …/… inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten] opgezette register van productpaspoorten. De koppeling tussen dit register en het IT-douanesysteem als bedoeld in [artikel 13 van Verordening (EU) …/… betreffende vereisten inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten] moet de automatische verificatie mogelijk maken van het productpaspoort dat voor die detergentia of oppervlakteactieve stoffen bij de douane wordt ingediend, zodat alleen detergentia en oppervlakteactieve stoffen met een geldige verwijzing naar een unieke productidentificatiecode zoals opgenomen in het register, in het vrije verkeer worden gebracht.

(49)Wanneer naast de unieke productidentificatiecode en de unieke identificatiecode voor marktdeelnemers andere informatie wordt opgeslagen in het bij [artikel 12 van Verordening (EU) …/… inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten] ingestelde register van productpaspoorten, moet de Commissie in een gedelegeerde handeling kunnen bepalen dat de douaneautoriteiten de samenhang tussen deze aanvullende informatie en de informatie die de marktdeelnemer aan de douane ter beschikking stelt, mogen verifiëren om na te gaan of de detergentia en oppervlakteactieve stoffen die onder de douaneregeling voor het in het vrije verkeer brengen zijn geplaatst, aan deze verordening voldoen.

(50)Met de informatie uit het productpaspoort kunnen de douaneautoriteiten het risicobeheer verbeteren en vergemakkelijken en kan worden gezorgd voor beter gerichte controles aan de buitengrenzen van de Unie. Derhalve moeten de douaneautoriteiten de in het productpaspoort en het bijbehorende register opgenomen informatie kunnen opzoeken en gebruiken voor het uitvoeren van hun taken in overeenstemming met de Uniewetgeving, onder andere voor risicobeheer overeenkomstig Verordening (EU) nr. 952/2013.

(51)Het is passend om te voorzien in de bekendmaking van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie met vermelding van de datum waarop de koppeling tussen het register en het in [artikel 13 van Verordening (EU) …/… inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten] bedoelde douane-éénloketsysteem van de Europese Unie voor de uitwisseling van certificaten operationeel wordt, teneinde de toegang van het publiek tot die informatie te vergemakkelijken.

(52)De automatische verificatie door de douane van het kenmerk van het productpaspoort voor detergentia en oppervlakteactieve stoffen die de markt van de Unie binnenkomen, mag de verantwoordelijkheden van de markttoezichtautoriteiten niet vervangen of wijzigen, maar moet alleen het algemene kader voor controles op producten die de markt van de Unie binnenkomen, aanvullen. De markttoezichtautoriteiten moeten, in overeenstemming met Verordening (EU) 2019/1020, controles van de informatie in productpaspoorten en controles op producten op de markt uitvoeren en, in geval van opschorting van het in het vrije verkeer brengen door de autoriteiten die zijn aangewezen voor controles aan de buitengrenzen van de Unie, de conformiteit en ernstige risico’s van producten overeenkomstig hoofdstuk VII van Verordening (EU) 2019/1020 vaststellen.

(53)Markttoezicht is een essentieel hulpmiddel, aangezien het een juiste en eenvormige toepassing van de Uniewetgeving waarborgt. Verordening (EU) 2019/1020 stelt het kader vast voor het markttoezicht op producten die onder de harmonisatiewetgeving van de Unie vallen. De lidstaten moeten daarom het markttoezicht op detergentia en oppervlakteactieve stoffen overeenkomstig die verordening organiseren en uitvoeren.

(54)Verordening (EU) 2019/1020 is reeds van toepassing op detergentia en oppervlakteactieve stoffen, aangezien Verordening (EG) nr. 648/2004 is opgenomen in bijlage I ervan. Met het oog op de rechtszekerheid moet echter worden verduidelijkt dat de in Verordening (EU) 2019/1020 vastgestelde regels inzake toezicht op de interne markt en controle van producten die de interne markt binnenkomen, ook van toepassing zijn op detergentia en oppervlakteactieve stoffen die onder deze verordening vallen. Deze verordening mag de lidstaten niet beletten te kiezen welke autoriteiten voor de uitvoering van die taken bevoegd zijn. Verordening (EU) 2019/1020 moet derhalve worden gewijzigd om daarin een verwijzing naar deze verordening op te nemen.

(55)Verordening (EG) nr. 648/2004 heeft voorzien in een vrijwaringsprocedure die de Commissie in staat stelt te onderzoeken of een maatregel van een lidstaat tegen detergentia en oppervlakteactieve stoffen waarvan wordt aangenomen dat zij een risico inhouden, gerechtvaardigd is. Om de transparantie te vergroten en tijdverlies te beperken, moet de oude vrijwaringsprocedure worden verbeterd om deze efficiënter te maken en gebruik te kunnen maken van de deskundigheid in de lidstaten. Het oude systeem moet worden vervangen door een procedure om belanghebbenden te informeren over voorgenomen maatregelen ten aanzien van detergentia en oppervlakteactieve stoffen die een risico voor de gezondheid of het milieu inhouden. Markttoezichtautoriteiten moeten in samenwerking met de betrokken marktdeelnemers in een vroeg stadium kunnen optreden ten aanzien van dergelijke detergentia en oppervlakteactieve stoffen. De Commissie moet, door middel van uitvoeringshandelingen en, gezien hun bijzondere en technische aard, zonder Verordening (EU) nr. 182/2011 toe te passen, bepalen of een nationale maatregel met betrekking tot een detergens of oppervlakteactieve stof die een risico vormt, gerechtvaardigd is.

(56)Uit de ervaring met Verordening (EG) nr. 648/2004 is gebleken dat detergentia en oppervlakteactieve stoffen die aan de toepasselijke voorschriften voldeden, in specifieke gevallen toch een risico voor de gezondheid of het milieu hebben gevormd. Er moeten bepalingen worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat de markttoezichtautoriteiten maatregelen nemen tegen detergentia of oppervlakteactieve stoffen die een risico voor de gezondheid of het milieu vormen, zelfs als zij aan de wettelijke voorschriften voldoen. De Commissie moet, door middel van uitvoeringshandelingen en, gezien hun bijzondere en technische aard, zonder Verordening (EU) nr. 182/2011 toe te passen, bepalen of een nationale maatregel met betrekking tot conforme detergentia of oppervlakteactieve stoffen die volgens een lidstaat een risico voor de gezondheid en veiligheid van personen of voor het milieu vormen, gerechtvaardigd is.

(57)Om rekening te houden met de technische en wetenschappelijke vooruitgang of nieuw wetenschappelijk bewijs en het niveau van digitale paraatheid, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen met betrekking tot verdere aanvulling van de algemene voorschriften inzake digitale etikettering; tot wijziging van de etiketteringsinformatie die uitsluitend in digitaal formaat mag worden verstrekt; tot wijziging van de grenswaarde voor allergene geurstoffen wanneer krachtens Verordening (EG) nr. 1223/2009 individuele, op risico gebaseerde maximale concentratiegehalten voor allergene geurstoffen zijn vastgesteld; tot wijziging van de bestaande vereisten inzake biologische afbreekbaarheid om vereisten inzake biologische afbreekbaarheid in te voeren voor andere stoffen en mengsels dan oppervlakteactieve stoffen in detergentia (met inbegrip van capsules met detergentia), wanneer nieuw wetenschappelijk bewijs dit vereist; en tot wijziging van de bijlagen I tot en met VII. De Commissie moet ook de bevoegdheid krijgen om de specifieke informatie die in het productpaspoort moet worden opgenomen alsook de in het register van de Commissie op te nemen informatie te wijzigen. Ook moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om deze verordening aan te vullen door te bepalen welke aanvullende, in het register opgeslagen informatie de douaneautoriteiten moeten controleren. Om het werk van de douaneautoriteiten met betrekking tot detergentia en oppervlakteactieve stoffen en de in deze verordening vastgestelde voorschriften te vergemakkelijken, moet de Commissie bovendien de bevoegdheid krijgen om gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van deze verordening door te voorzien in een bijlage met codes van de gecombineerde nomenclatuur, zoals opgenomen in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87, en productbeschrijvingen van detergentia en oppervlakteactieve stoffen, en door die bijlage te actualiseren.

(58)Bij het vaststellen van gedelegeerde handelingen krachtens deze verordening is het van bijzonder belang dat de Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven 39 . Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(59)Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om de gedetailleerde technische vereisten voor het productpaspoort voor detergentia en oppervlakteactieve stoffen vast te stellen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 40 .

(60)Aangezien een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu moet worden gewaarborgd en rekening moet worden gehouden met nieuwe, op wetenschappelijke gegevens gebaseerde ontwikkelingen, moet de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voorleggen over de toepassing van deze verordening. De Commissie moet in haar verslag onder meer beoordelen of deze verordening haar doelstellingen verwezenlijkt, waarbij ook moet worden gekeken naar de gevolgen voor kleine en middelgrote ondernemingen.

(61)Om een hoog niveau van bescherming van de gezondheid en het milieu te waarborgen, innovatie te bevorderen en het concurrentievermogen te stimuleren, moet de Commissie de veiligheidseisen voor detergentia die micro-organismen bevatten en de mogelijkheid om het gebruik van nieuwe micro-organismen of stammen van micro-organismen in detergentia toe te staan, beoordelen.

(62)Met deze verordening wordt de mogelijkheid ingevoerd om in bepaalde situaties alle of een deel van de verplichte etiketteringsvoorschriften alleen in digitale etiketten beschikbaar te maken en wordt de invoering van een digitaal productpaspoort voor detergentia en oppervlakteactieve stoffen verplicht gesteld. Daarom moet in voldoende tijd worden voorzien opdat de marktdeelnemers aan de verplichtingen van deze verordening kunnen voldoen, de lidstaten de nodige administratieve infrastructuur voor de toepassing ervan kunnen inrichten, en de Commissie de uitvoering van de technische vereisten van het productpaspoort kan voorbereiden. Bijgevolg moet de toepassing van deze verordening worden uitgesteld tot een datum waarop deze voorbereidingen redelijkerwijs kunnen zijn voltooid.

(63)Om rechtszekerheid te waarborgen en verspilling te voorkomen, moeten de marktdeelnemers de voorraden die zich op de datum van toepassing van deze verordening in de distributieketen of in opslag bevinden, kunnen verkopen. Er moet derhalve een overgangsregeling worden vastgesteld opdat detergentia en oppervlakteactieve stoffen die vóór de datum van toepassing van deze verordening overeenkomstig Verordening (EG) nr. 648/2004 in de handel zijn gebracht, op de markt kunnen worden aangeboden zonder dat die producten aan de productvereisten van deze verordening hoeven te voldoen. Distributeurs moet derhalve worden toegestaan voorraden detergentia en oppervlakteactieve stoffen die zich reeds in de distributieketen bevinden en die vóór de datum van toepassing van deze verordening in de handel zijn gebracht, te leveren.

(64)Er moeten ook overgangsregelingen worden getroffen opdat detergentia en oppervlakteactieve stoffen die zich op de datum van toepassing van deze verordening nog niet in de distributieketen bevinden, in de handel kunnen worden gebracht zonder dat deze producten aan de voorschriften van deze verordening hoeven te voldoen, op voorwaarde dat zij op het moment dat zij in de handel worden gebracht nog steeds voldoen aan Verordening (EG) nr. 648/2004. Fabrikanten en importeurs moet derhalve worden toegestaan voorraden detergentia en oppervlakteactieve stoffen die zich nog niet in de distributieketen bevinden, na de datum van toepassing van deze verordening in de handel te brengen.

(65)Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk waarborgen dat geen afbreuk wordt gedaan aan de werking van de interne markt en er tegelijkertijd voor zorgen dat de detergentia en oppervlakteactieve stoffen op de markt voldoen aan de eisen voor een hoog niveau van bescherming van de gezondheid en het milieu, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt maar vanwege de omvang en gevolgen ervan beter op Unieniveau kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel 5 neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is voor de verwezenlijking van deze doelstelling,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

1.Bij deze verordening worden regels vastgesteld voor het vrije verkeer van detergentia en oppervlakteactieve stoffen binnen de interne markt waarbij tegelijkertijd een hoog beschermingsniveau voor de gezondheid en het milieu is gewaarborgd.

2.Deze verordening laat de toepassing van de volgende rechtshandelingen onverlet:

a)Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad 41 ;

b)Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad 42 ;

c)Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad 43 .

Artikel 2

Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

1)“detergens”: elk van de volgende:

een stof, mengsel of micro-organisme, of een combinatie van twee of meer van dergelijke materialen, bedoeld voor het reinigen van weefsels, de vaat of oppervlakken;

een mengsel bedoeld voor het weken (voorwassen), spoelen of bleken van weefsels of de vaat;

een mengsel bedoeld om weefsels anders te doen aanvoelen tijdens procedés die een aanvulling vormen op het wassen van weefsels;

2)“consumentenwasmiddel”: een voor het wassen van wasgoed bestemd detergens dat in de handel wordt gebracht voor gebruik door niet-beroepsuitoefenaren, waaronder in publieke wasserettes;

3)“consumentenwasmiddelen voor vaatwasmachines”: een detergens dat in de handel wordt gebracht voor gebruik in vaatwasmachines door niet-beroepsuitoefenaren;

4)“detergens dat micro-organismen bevat”: een detergens waaraan opzettelijk een of meer micro-organismen zijn toegevoegd, hetzij als zodanig, hetzij via een van de bestanddelen van het detergens;

5)“wasmiddel voor professioneel gebruik”: een detergens voor reinigingswerkzaamheden buiten de huiselijke kring, uitgevoerd door gespecialiseerd personeel waarbij specifieke producten worden gebruikt;

6)“reinigen”: het proces waarbij een onwenselijke afzetting van een substraat of van binnen een substraat wordt afgescheiden en in opgeloste of colloïdale toestand wordt gebracht;

7)“stof”: een stof zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006;

8)“mengsel”: een mengsel zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 2, van Verordening (EG) nr. 1907/2006;

9)“micro-organisme”: een micro-organisme zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 1, punt b), van Verordening (EU) nr. 528/2012;

10)“genetisch gemodificeerde micro-organismen”: micro-organismen waarvan het genetisch materiaal is veranderd met behulp van gen- of celtechnologie of een wijze die niet in de natuur voorkomt bij voortplanting of natuurlijke recombinatie;

11)“oppervlakteactieve stof”: in detergentia gebruikte organische stof of mengsel met oppervlakteactieve eigenschappen en bestaande uit een of meer hydrofiele en een of meer hydrofobe groepen van zodanige aard en omvang dat die stof of dat mengsel alle volgende uitwerkingen kan hebben:

vermindering van de oppervlaktespanning van water tot minder dan 45 mN/m;

vorming van een uitvloeiings- of adsorptiemonolaag op het grensvlak tussen water en lucht;

vorming van een emulsie en/of micro-emulsie en/of micellen;

adsorptie op het grensvlak water/vaste stof;

12)“totale aerobe biologische afbreekbaarheid”: de mate van biologische afbraak die wordt bereikt wanneer de stof of het mengsel in aanwezigheid van zuurstof volledig door micro-organismen wordt verbruikt, zodat de stof of het mengsel wordt afgebroken tot kooldioxide, water en minerale zouten van andere aanwezige elementen, zoals gemeten volgens de in bijlage I vermelde testmethoden, en nieuwe microbiële celbestanddelen;

13)“op de markt aanbieden”: het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken met het oog op distributie, consumptie of gebruik op de Uniemarkt;

14)“in de handel brengen”: het voor het eerst op de markt van de Unie aanbieden;

15)“fabrikant”: elke natuurlijke of rechtspersoon die een detergens of een oppervlakteactieve stof vervaardigt of laat ontwerpen of vervaardigen en dat detergens of die oppervlakteactieve stof onder zijn naam of handelsmerk in de handel brengt;

16)“gemachtigde”: een in de Unie gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon die schriftelijk door een fabrikant is gemachtigd om namens hem specifieke taken te vervullen;

17)“importeur”: een in de Unie gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon die een detergens uit een derde land in de Unie in de handel brengt;

18)“distributeur”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon in de toeleveringsketen, verschillend van de fabrikant of de importeur, die een detergens of oppervlakteactieve stof op de markt aanbiedt;

19)“marktdeelnemer”: de fabrikant, de gemachtigde, de importeur of de distributeur;

20)“markttoezicht”: de activiteiten die worden verricht en maatregelen die worden genomen door markttoezichtautoriteiten om ervoor te zorgen dat producten voldoen aan de voorschriften die zijn opgenomen in deze verordening;

21)“markttoezichtautoriteit”: markttoezichtautoriteit zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 4, van Verordening (EU) 2019/1020;

22)“terugroepen”: terugroepen zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 22, van Verordening (EU) 2019/1020;

23)“uit de handel nemen”: uit de handel nemen zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 23, van Verordening (EU) 2019/1020;

24)“CE-markering”: een markering waarmee de fabrikant aangeeft dat het detergens in overeenstemming is met alle toepasselijke eisen van de harmonisatiewetgeving van de Unie die in het aanbrengen ervan voorziet;

25)“corrigerende maatregel”: een maatregels zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 16, van Verordening (EU) 2019/1020;

26)“in het vrije verkeer brengen”: de procedure van artikel 201 van Verordening (EU) nr. 952/2013;

27)“gegevensdrager”: een streepjescode, tweedimensionaal symbool of ander medium voor het automatisch identificeren en lezen van gegevens die/dat met een apparaat kan worden gelezen;

28)“unieke productidentificatiecode”: een unieke reeks tekens voor de identificatie van een product waarmee het ook mogelijk is een weblink naar het productpaspoort te maken;

29)“unieke identificatiecode voor marktdeelnemers”: een unieke reeks tekens voor de identificatie van marktdeelnemers die betrokken zijn bij de waardeketen van producten;

30)“douaneautoriteiten”: douaneautoriteiten zoals gedefinieerd in artikel 5, punt 1, van Verordening (EU) nr. 952/2013;

31)“douane-éénloketsysteem van de Europese Unie voor de uitwisseling van certificaten”: het systeem waarnaar wordt verwezen in artikel 4 van Verordening (EU) 2022/2399 van het Europees Parlement en de Raad 44 ;

32)“afzonderlijke verpakking”: verpakking waarin het detergens of de oppervlakteactieve stof op de markt wordt aangeboden en die bedoeld is om de inhoud tot de plaats van gebruik te vergezellen;

33)“navullen”: de handeling waarbij de eigen houder van de eindgebruiker handmatig of met behulp van automatische of semiautomatische apparatuur in de winkel vanuit een grote houder met het detergens wordt gevuld;

34)“partij”: een bepaalde hoeveelheid eindproducten die aan de volgende voorwaarden voldoet:

zij wordt geproduceerd in één productieproces of in een reeks processen tijdens dezelfde productiecyclus;

zij behoort een uniforme samenstelling te hebben wanneer zij volgens dezelfde testmethoden wordt getest; en

zij wordt duidelijk geïdentificeerd door een typenummer, partijnummer of een ander identificatiemiddel;

35)“eindgebruiker”: een in de Unie verblijvende of gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie hetzij als consument, buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit, hetzij als professionele eindgebruiker bij zijn industriële activiteiten of beroepsactiviteiten, een detergens of oppervlakteactieve stof ter beschikking is gesteld.

HOOFDSTUK II

PRODUCTVEREISTEN

Artikel 3

Vrij verkeer

1.Detergentia en oppervlakteactieve stoffen mogen uitsluitend in de handel worden gebracht indien zij voldoen aan deze verordening.

2.De lidstaten mogen het in de handel brengen van detergentia en oppervlakteactieve stoffen die in overeenstemming zijn met deze verordening, niet verbieden, beperken of belemmeren.

Artikel 4

Biologische afbreekbaarheid

1.Detergentia en oppervlakteactieve stoffen moeten voldoen aan de vereisten inzake biologische afbreekbaarheid van bijlage I.

2.Lid 1 is niet van toepassing op:

a)oppervlakteactieve stoffen die werkzame stoffen zijn in de zin van artikel 3, lid 1, punt c), van Verordening (EU) nr. 528/2012 en die als ontsmettingsmiddel worden gebruikt indien zij aan een van de volgende voorwaarden voldoen:

i)de oppervlakteactieve stoffen zijn opgenomen in de Unielijst van goedgekeurde werkzame stoffen overeenkomstig artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) nr. 528/2012;

ii)de oppervlakteactieve stoffen zijn opgenomen in het in Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 van de Commissie vastgestelde beoordelingsprogramma 45 ;

b)oppervlakteactieve stoffen die bestanddelen zijn van biociden die zijn toegelaten overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012;

c)oppervlakteactieve stoffen die bestanddelen zijn van biociden en die overeenkomstig artikel 89, lid 2, van Verordening (EU) nr. 528/2012 op de markt mogen worden aangeboden of gebruikt.

Artikel 5 
Detergentia die micro-organismen bevatten

Detergentia die micro-organismen bevatten, moeten voldoen aan de vereisten van bijlage II.

Artikel 6

Beperkingen op het gehalte aan fosfaten en andere fosforverbindingen

De in bijlage III vermelde detergentia moeten voldoen aan de in die bijlage vastgestelde beperkingen op het gehalte aan fosfaten en andere fosforverbindingen.

HOOFDSTUK III

VERPLICHTINGEN VAN MARKTDEELNEMERS

Artikel 7 
Verplichtingen van fabrikanten

1.Wanneer fabrikanten detergentia of oppervlakteactieve stoffen in de handel brengen, waarborgen zij dat die detergentia of oppervlakteactieve stoffen overeenkomstig deze verordening zijn ontworpen en vervaardigd.

2.De fabrikanten stellen de in bijlage IV bedoelde technische documentatie op en voeren de in die bijlage bedoelde conformiteitsbeoordelingsprocedure uit.

Wanneer met de in de eerste alinea bedoelde procedure is aangetoond dat een detergens of oppervlakteactieve stof aan de toepasselijke vereisten voldoet, moeten de fabrikanten:

a)een productpaspoort overeenkomstig artikel 18 aanmaken;

b)ervoor zorgen dat de gegevensdrager zichtbaar en leesbaar op het etiket of op de verpakking van het detergens of de oppervlakteactieve stof wordt afgedrukt of op een andere wijze wordt aangebracht, overeenkomstig artikel 18, lid 3;

c)in voorkomend geval, de CE-markering overeenkomstig artikel 14 aanbrengen;

d)alvorens detergentia of oppervlakteactieve stoffen in de handel te brengen, een kenmerk van het productpaspoort opnemen in het in artikel 20, lid 1, bedoelde register.

3.De fabrikanten bewaren de technische documentatie en het productpaspoort gedurende tien jaar nadat het detergens of de oppervlakteactieve stof waarop die documenten betrekking hebben, in de handel is gebracht.

4.De fabrikanten zorgen ervoor dat zij beschikken over procedures om de conformiteit van hun serieproductie voortdurend te waarborgen. Er wordt terdege rekening gehouden met veranderingen in het ontwerp of in de kenmerken van het product en met veranderingen in de testmethoden op grond waarvan een product conform wordt verklaard.

Indien dit gezien de prestaties of de risico’s van een detergens of oppervlakteactieve stof passend wordt geacht, voeren de fabrikanten steekproeven uit op dergelijke detergentia of oppervlakteactieve stoffen, onderzoeken zij klachten, niet-conforme detergentia of oppervlakteactieve stoffen en terugroepingen van dergelijke detergentia of oppervlakteactieve stoffen, en houden zij daarvan zo nodig een register bij, en houden zij de distributeurs op de hoogte van dergelijk toezicht.

5.Fabrikanten die detergentia of oppervlakteactieve stoffen in de handel brengen, zorgen ervoor dat zij voldoen aan de etiketteringsvoorschriften van de artikelen 15, 16 en 17.

6.Fabrikanten die detergentia in de handel brengen die niet voldoen aan de criteria voor indeling als gevaarlijk in de zin van Verordening (EG) nr. 1272/2008, verstrekken de in artikel 45 van die verordening bedoelde aangewezen organen van de lidstaten het in bijlage IV, punt 2.2, e), bedoelde gegevensblad betreffende bestanddelen.

In de volgende gevallen verstrekken de fabrikanten het gegevensblad betreffende bestanddelen aan de in de eerste alinea bedoelde aangewezen organen van de lidstaten:

a) op verzoek van de aangewezen organen van de lidstaten;

b) wanneer het detergens waarvoor reeds een gegevensblad is aangevraagd, niet meer overeenkomt met de informatie in dat gegevensblad.

Het in de eerste alinea bedoelde aangewezen orgaan en het medisch personeel aan wie de informatie in het gegevensblad is verstrekt, houden deze vertrouwelijk en gebruiken deze uitsluitend voor medische doeleinden.

7.Fabrikanten die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat door hen in de handel gebrachte detergentia of oppervlakteactieve stoffen niet in overeenstemming zijn met deze verordening, nemen onmiddellijk de nodige corrigerende maatregelen om die detergentia of oppervlakteactieve stoffen in overeenstemming te brengen of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen. Indien een fabrikant van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat door hem in de handel gebrachte detergentia of oppervlakteactieve stoffen een risico voor de gezondheid of het milieu inhouden, brengt hij de bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaten waar hij het detergens of de oppervlakteactieve stof op de markt heeft aangeboden, hiervan onmiddellijk op de hoogte, waarbij hij met name de niet-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijft.

8.Op een met redenen omkleed verzoek van een bevoegde nationale autoriteit verstrekken fabrikanten aan die autoriteit op papier of in elektronische vorm alle informatie en documentatie die nodig is om de conformiteit van het detergens of de oppervlakteactieve stof met deze verordening aan te tonen, in een taal die deze autoriteit gemakkelijk kan begrijpen. Op verzoek van deze autoriteit verlenen zij medewerking aan alle genomen maatregelen ter uitschakeling van de risico’s van door hen in de handel gebrachte detergentia of oppervlakteactieve stoffen.

Artikel 8

Gemachtigde

1.Een fabrikant kan via een schriftelijk mandaat een gemachtigde aanstellen.

2.Wanneer de fabrikant niet in de Unie is gevestigd, mag het detergens of de oppervlakteactieve stof alleen in de Unie in de handel worden gebracht indien de fabrikant door middel van een schriftelijk mandaat een gemachtigde aanwijst.

3.Een gemachtigde voert de taken uit die gespecificeerd zijn in het mandaat dat hij van de fabrikant heeft ontvangen. De gemachtigde legt op verzoek een kopie van het mandaat over aan de bevoegde autoriteit.

Het mandaat stelt de gemachtigde vertegenwoordiger in staat ten minste het volgende te doen:

a)verifiëren of het productpaspoort is aangemaakt overeenkomstig artikel 7, lid 2, punt a), of de technische documentatie is opgesteld en of de conformiteitsbeoordelingsprocedure door de fabrikant is uitgevoerd overeenkomstig artikel 7, lid 2;

b)het productpaspoort en de technische documentatie ter beschikking van de nationale markttoezichtautoriteiten houden gedurende tien jaar nadat het detergens of de oppervlakteactieve stof waarop die documenten betrekking hebben, in de handel is gebracht;

c)op een met redenen omkleed verzoek van een bevoegde nationale autoriteit aan die autoriteit alle benodigde informatie en documentatie verstrekken om de conformiteit van het detergens of de oppervlakteactieve stof met de voorschriften van deze verordening aan te tonen;

d)op verzoek van de bevoegde nationale autoriteiten medewerking verlenen aan eventueel genomen maatregelen ter uitschakeling van de risico’s die uitgaan van een detergens of oppervlakteactieve stof die onder het mandaat van de gemachtigde valt;

e)het mandaat beëindigen indien de fabrikant zijn verplichtingen als fabrikant uit hoofde van deze verordening niet nakomt.

4.De verplichtingen uit hoofde van artikel 7, lid 1, en de in artikel 7, lid 2, genoemde verplichting om technische documentatie op te stellen, maken geen deel uit van het mandaat van de gemachtigde.

Artikel 9

Verplichtingen van importeurs

1.Importeurs brengen alleen detergentia en oppervlakteactieve stoffen in de handel die aan de gestelde eisen voldoen.

2.Voordat importeurs een detergens of oppervlakteactieve stof in de handel brengen, moeten zij erop toezien dat:

a)de fabrikant de conformiteitsbeoordelingsprocedure heeft uitgevoerd en de in artikel 7, lid 2, genoemde technische documentatie heeft opgesteld;

b)het detergens is voorzien van de in artikel 14 genoemde CE-markering;

c)de fabrikant het in artikel 7, lid 2, genoemde productpaspoort heeft aangemaakt;

d)de relevante informatie over het productpaspoort is opgenomen in het in artikel 20, lid 1, genoemde register.

3.Indien een importeur van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat detergentia of oppervlakteactieve stoffen niet in overeenstemming zijn met deze verordening, brengt de importeur deze detergentia of oppervlakteactieve stoffen niet in de handel voordat zij in overeenstemming zijn gebracht. Indien het detergens of de oppervlakteactieve stof een risico voor de gezondheid of het milieu inhoudt, brengt de importeur bovendien de fabrikant en de markttoezichtautoriteiten hiervan op de hoogte.

4.Importeurs vermelden hun naam, geregistreerde handelsnaam of geregistreerde merknaam en het contactadres (postadres en e-mailadres) op het etiket van het detergens of de oppervlakteactieve stof. De contactgegevens worden gesteld in een voor de eindgebruikers en markttoezichtautoriteiten gemakkelijk te begrijpen taal.

5.Importeurs zorgen ervoor dat de door hen in de handel gebrachte detergentia en oppervlakteactieve stoffen voldoen aan de etiketteringsvoorschriften van de artikelen 15, 16 en 17.

6.Gedurende de periode waarin zij voor een detergens of oppervlakteactieve stof verantwoordelijk zijn, zorgen de importeurs voor zodanige opslag- en vervoersomstandigheden dat de conformiteit van het product met deze verordening niet in het gedrang komt.

7.Indien dit gezien de prestaties of de risico’s van een detergens of oppervlakteactieve stof passend wordt geacht, voeren importeurs steekproeven uit op dergelijke detergentia of oppervlakteactieve stoffen, onderzoeken zij klachten, niet-conforme detergentia of oppervlakteactieve stoffen en terugroepingen van dergelijke detergentia of oppervlakteactieve stoffen en houden zij daarvan zo nodig een register bij, en houden zij de distributeurs op de hoogte van dergelijk toezicht.

8.Importeurs die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat door hen in de handel gebrachte detergentia of oppervlakteactieve stoffen niet in overeenstemming zijn met deze verordening, nemen onmiddellijk de nodige corrigerende maatregelen om die detergentia of oppervlakteactieve stoffen in overeenstemming te brengen of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen. Indien een importeur van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat door hem in de handel gebrachte detergentia of oppervlakteactieve stoffen een risico voor de gezondheid of het milieu inhouden, brengt hij bovendien de bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaten waar hij het detergens of de oppervlakteactieve stof op de markt heeft aangeboden, hiervan onmiddellijk op de hoogte, waarbij hij met name de niet-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijft.

9.Importeurs houden de verwijzing naar de unieke productidentificatiecode tot tien jaar na het in de handel brengen van het detergens of de oppervlakteactieve stof ter beschikking van de markttoezichtautoriteiten en zorgen ervoor dat de technische documentatie op verzoek aan die autoriteiten kan worden verstrekt.

10.Importeurs verstrekken op een met redenen omkleed verzoek van een bevoegde nationale autoriteit aan die autoriteit op papier of in elektronische vorm alle informatie en documentatie die nodig is om de conformiteit van het detergens of de oppervlakteactieve stof met deze verordening aan te tonen, in een taal die deze autoriteit gemakkelijk kan begrijpen. Op verzoek van deze autoriteit verlenen zij medewerking aan alle genomen maatregelen ter uitschakeling van de risico’s van door hen in de handel gebrachte detergentia of oppervlakteactieve stoffen.

Artikel 10

Verplichtingen van distributeurs

1.Distributeurs betrachten de nodige zorgvuldigheid in verband met de voorschriften van deze verordening bij het op de markt aanbieden van een detergens of oppervlakteactieve stof.

2.Alvorens een detergens of oppervlakteactieve stof op de markt aan te bieden, gaan de distributeurs na of aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)het detergens of de oppervlakteactieve stof gaat vergezeld van de vereiste documenten en van een etiket dat voldoet aan de voorschriften van de artikelen 15, 16 en 17;

b)het detergens is voorzien van de in artikel 14 genoemde CE-markering;

c)de fabrikant heeft voldaan aan de voorschriften van artikel 7, leden 2 en 3, of, naargelang het geval, de importeur heeft voldaan aan de voorschriften van artikel 9, lid 2.

3.Indien een distributeur van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat detergentia of oppervlakteactieve stoffen niet in overeenstemming zijn met deze verordening, biedt hij de detergentia of oppervlakteactieve stoffen niet op de markt aan voordat zij in overeenstemming zijn gebracht. Bovendien brengt de distributeur, indien het detergens of de oppervlakteactieve stof een risico voor de gezondheid of het milieu inhoudt, de fabrikant en, in voorkomend geval, de gemachtigde of de importeur, en de markttoezichtautoriteiten daarvan op de hoogte.

4.Gedurende de periode waarin zij voor een detergens of oppervlakteactieve stof verantwoordelijk zijn, zorgen de distributeurs voor zodanige opslag- en vervoersomstandigheden dat de conformiteit van het product met deze verordening niet in het gedrang komt.

5.Distributeurs die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat een door hen op de markt aangeboden detergens of oppervlakteactieve stof niet in overeenstemming is met deze verordening, zien erop toe dat de nodige corrigerende maatregelen worden genomen om het detergens of de oppervlakteactieve stof in overeenstemming te brengen of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen. Indien een distributeur van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat door hem op de markt aangeboden detergentia of oppervlakteactieve stoffen een risico voor de gezondheid of het milieu inhouden, brengt hij de bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaten waar hij het detergens of de oppervlakteactieve stof op de markt heeft aangeboden, hiervan onmiddellijk op de hoogte, waarbij hij met name de niet-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijft.

6.Distributeurs verstrekken op een met redenen omkleed verzoek van een bevoegde nationale autoriteit aan die autoriteit op papier of in elektronische vorm alle informatie en documentatie die nodig is om de conformiteit van een detergens of oppervlakteactieve stof met deze verordening aan te tonen. Zij werken op verzoek van de autoriteit met haar samen wat betreft eventuele maatregelen om de risico’s van de door hen op de markt aangeboden detergentia en oppervlakteactieve stoffen te elimineren.

Artikel 11

Gevallen waarin de verplichtingen van fabrikanten van toepassing zijn op importeurs en distributeurs

Een importeur of een distributeur wordt voor de toepassing van deze verordening als een fabrikant beschouwd en moet aan de in artikel 7 vermelde verplichtingen van de fabrikant voldoen wanneer die importeur of distributeur een detergens of oppervlakteactieve stof onder zijn eigen naam of handelsmerk in de handel brengt of een reeds in de handel gebracht detergens of in de handel gebrachte oppervlakteactieve stof zodanig wijzigt dat de conformiteit met deze verordening in het gedrang kan komen.

Artikel 12

Verpakken en herverpakken door importeurs en distributeurs

Wanneer een importeur of distributeur een detergens of oppervlakteactieve stof verpakt of herverpakt en niet onderworpen is aan de verplichtingen van de fabrikant uit hoofde van artikel 11, heeft die importeur of distributeur, naargelang het geval, de volgende verplichtingen:

a)ervoor zorgen dat zijn naam, geregistreerde handelsnaam of geregistreerde merknaam en het postadres op de verpakking worden vermeld, voorafgegaan door de woorden “verpakt door” of “herverpakt door”;

b)de naleving van de artikelen 14 tot en met 17 waarborgen;

c)de verwijzing naar de unieke productidentificatiecode gedurende tien jaar na het op de markt aanbieden van het detergens of de oppervlakteactieve stof ter beschikking van de markttoezichtautoriteiten houden.

Artikel 13

Identificatie van marktdeelnemers

1.Marktdeelnemers delen, op verzoek, aan de markttoezichtautoriteiten mee:

a)welke marktdeelnemer een detergens of oppervlakteactieve stof aan hen heeft geleverd;

b)aan welke marktdeelnemer zij een detergens of oppervlakteactieve stof hebben geleverd.

2.Marktdeelnemers moeten tot tien jaar nadat het detergens of de oppervlakteactieve stof aan hen is geleverd en tot tien jaar nadat zij het detergens of de oppervlakteactieve stof hebben geleverd, de in lid 1 bedoelde informatie kunnen verstrekken.

HOOFDSTUK IV

CE-MARKERING EN ETIKETTERING

Artikel 14

Voorschriften en voorwaarden voor het aanbrengen van de CE-markering

1.De CE-markering is onderworpen aan de algemene beginselen die zijn vastgesteld in artikel 30 van Verordening (EG) nr. 765/2008.

2.De CE-markering wordt zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar aangebracht voordat een detergens in de handel wordt gebracht.

De CE-markering wordt aangebracht op het etiket of op de verpakking van een detergens of, indien het detergens in bulk wordt geleverd, op een bij het detergens gevoegd document.

Wanneer marktdeelnemers overeenkomstig artikel 16, lid 2, alleen een digitaal etiket mogen verstrekken, wordt de CE-markering op het digitale etiket aangebracht.

3.De lidstaten bouwen voort op bestaande mechanismen om te zorgen voor de juiste toepassing van de voorschriften voor de CE-markering en nemen passende maatregelen in geval van oneigenlijk gebruik van die markering.

Artikel 15

Algemene etiketteringsvoorschriften

1.Detergentia en oppervlakteactieve stoffen die op de markt worden aangeboden in afzonderlijke verpakkingen of in de vorm van navulling, gaan vergezeld van een etiket.

2.Een marktdeelnemer die een detergens rechtstreeks aan een eindgebruiker op de markt aanbiedt in de vorm van navulling, verstrekt het fysieke etiket of de gegevensdrager waarmee het digitale etiket toegankelijk is voor de eindgebruiker.

3.Het etiket van detergentia en oppervlakteactieve stoffen bevat de volgende informatie:

a)een typenummer, partijnummer of andere middelen aan de hand waarvan zij kunnen worden geïdentificeerd;

b)de naam van de fabrikant, de geregistreerde handelsnaam of geregistreerde merknaam alsmede het post- en e-mailadres waar met de fabrikant contact kan worden opgenomen. Het postadres geeft één enkele plaats aan waar met de fabrikant contact kan worden opgenomen;

c)de naam en handelsnaam van het product;

d)het gehalte aan detergens of oppervlakteactieve stof overeenkomstig deel A van bijlage V;

e)aanwijzingen voor het gebruik en bijzondere voorzorgsmaatregelen, indien nodig en relevant.

De in de punten a), b) en c) van de eerste alinea bedoelde informatie wordt vermeld op alle documenten die in bulk vervoerde detergentia en oppervlakteactieve stoffen vergezellen.

4.Naast de in lid 3 bedoelde informatie bevat het etiket van consumentenwasmiddelen en consumentenwasmiddelen voor vaatwasmachines de doseringsinformatie overeenkomstig deel B van bijlage V.

5.De in de leden 3 en 4 genoemde informatie wordt gesteld in een voor eindgebruikers gemakkelijk te begrijpen taal, zoals bepaald door de betrokken lidstaat, en is duidelijk en begrijpelijk. Het etiket is raadpleegbaar voor inspectiedoeleinden wanneer het detergens of de oppervlakteactieve stof op de markt wordt aangeboden.

Artikel 16

Etiketteringsvormen

1.Wanneer detergentia of oppervlakteactieve stoffen op de markt worden aangeboden, gaan zij vergezeld van de in artikel 15, lid 3, en, indien van toepassing, de in artikel 15, lid 4, vastgelegde etiketteringselementen in de volgende vorm:

a)op een fysiek etiket;

b)zowel op een digitaal etiket als op een fysiek etiket.

In afwijking van punt b) van de eerste alinea hoeven de in deel C van bijlage V vermelde etiketteringselementen niet te worden herhaald op het fysieke etiket. Wanneer de doseringsinformatie voor consumentenwasmiddelen overeenkomstig deel B, punten 1 en 2 van bijlage V, op het digitale etiket wordt verstrekt, mag bovendien op het fysieke etiket een vereenvoudigd doseringsschema worden vermeld, zoals beschreven in deel D van bijlage V.

2.In afwijking van lid 1 kunnen, wanneer detergentia rechtstreeks op de markt worden aangeboden aan een eindgebruiker in de vorm van navulling, de in artikel 15, leden 3 en 4, genoemde etiketteringselementen uitsluitend op een digitaal etiket worden verstrekt, met uitzondering van de doseringsinformatie voor consumentenwasmiddelen als bedoeld in deel B, punten 1 en 2 van bijlage V, die ook op een fysiek etiket moet worden vermeld.

Artikel 17

Voorschriften voor digitale etikettering

1.Wanneer detergentia en oppervlakteactieve stoffen voorzien zijn van een digitaal etiket overeenkomstig artikel 16, zijn de volgende regels van toepassing op dat etiket:

a)alle in artikel 15, lid 3, en, in voorkomend geval, alle in artikel 15, lid 4, genoemde etiketteringselementen worden op één plaats en gescheiden van andere informatie verstrekt;

b)de informatie op het digitale etiket is doorzoekbaar;

c)de informatie op het digitale etiket is toegankelijk voor alle gebruikers in de Unie;

d)het digitale etiket is kosteloos toegankelijk, zonder de noodzaak tot voorafgaande registratie, download of installatie van applicaties, of het verstrekken van een wachtwoord;

e)de informatie op het digitale etiket wordt zodanig gepresenteerd dat tegemoet wordt gekomen aan de behoeften van kwetsbare groepen en ondersteunt, in voorkomend geval, de nodige aanpassingen om de toegang tot de informatie voor die groepen te vergemakkelijken;

f)het digitale etiket is toegankelijk via digitale technologieën die op grote schaal worden gebruikt en compatibel zijn met alle belangrijke besturingssystemen en browsers;

g)wanneer het digitale etiket in meer dan één taal beschikbaar is, wordt de keuze van de taal niet afhankelijk gesteld van de geografische locatie van de eindgebruiker;

h)het digitale etiket blijft beschikbaar gedurende een periode van tien jaar vanaf het moment waarop het detergens of de oppervlakteactieve stof in de handel wordt gebracht, ook in geval van insolventie, liquidatie of beëindiging van de activiteiten in de Unie van de marktdeelnemer die het heeft aangemaakt, of voor een langere periode indien vereist op grond van andere Uniewetgeving die betrekking heeft op de informatie die het bevat;

i)de informatie op het digitale etiket is toegankelijk via de gegevensdrager.

2.De gegevensdrager moet fysiek aanwezig zijn op het detergens of de oppervlakteactieve stof, de verpakking ervan of de begeleidende documentatie.

Wanneer detergentia en oppervlakteactieve stoffen op de markt worden aangeboden in de vorm van navulling, moet de gegevensdrager, naast het bepaalde in de eerste alinea, op het navulstation aanwezig zijn.

De gegevensdrager is voorafgaand aan de aankoop duidelijk zichtbaar voor de eindgebruiker en voor de markttoezichtautoriteiten, in voorkomend geval ook wanneer het detergens of de oppervlakteactieve stof via verkoop op afstand wordt aangeboden.

3.Wanneer marktdeelnemers een digitaal etiket verstrekken, gaat de gegevensdrager vergezeld van de vermelding “Uitgebreidere informatie over het product is online beschikbaar” of van een soortgelijke verklaring.

4.Marktdeelnemers die een digitaal etiket verstrekken mogen gebruiksinformatie niet volgen, analyseren of gebruiken voor andere doeleinden dan het absoluut noodzakelijke om de informatie op het digitale etiket online te verstrekken.

5.Marktdeelnemers die een digitaal etiket verstrekken, verschaffen de in het digitale etiket aanwezige informatie via andere middelen in elk van de volgende gevallen:

a)op mondeling of schriftelijk verzoek van de eindgebruiker;

b)wanneer het digitale etiket tijdelijk niet beschikbaar is, met inbegrip van het moment van aankoop.

Marktdeelnemers verstrekken de in de eerste alinea bedoelde informatie kosteloos en onafhankelijk van de aankoop van een detergens of oppervlakteactieve stof.

HOOFDSTUK V

PRODUCTPASPOORT

Artikel 18

Productpaspoort

1.Alvorens een detergens of oppervlakteactieve stof in de handel te brengen, maken fabrikanten een productpaspoort voor die producten aan. Het productpaspoort voldoet aan de vereisten van dit artikel en van artikel 19.

2.Een productpaspoort voldoet aan de volgende vereisten:

a)het komt overeen met een specifieke partij van het detergens of de oppervlakteactieve stof;

b)er wordt in vermeld dat is aangetoond dat het detergens of de oppervlakteactieve stof aan de voorschriften van deze verordening voldoet en, in voorkomend geval, welke testmethoden zijn gebruikt;

c)het bevat ten minste de in bijlage VI opgenomen informatie;

d)het is geactualiseerd;

e)het is beschikbaar in de taal of talen zoals vereist door de lidstaat waar het detergens of de oppervlakteactieve stof in de handel wordt gebracht of op de markt wordt aangeboden;

f)het is toegankelijk voor eindgebruikers, markttoezichtautoriteiten, douaneautoriteiten, de Commissie en andere marktdeelnemers;

g)het is beschikbaar gedurende een periode van tien jaar nadat het detergens of de oppervlakteactieve stof in de handel is gebracht, ook in geval van insolventie, liquidatie of beëindiging van de activiteiten in de Unie van de marktdeelnemer die het productpaspoort heeft aangemaakt;

h)het is toegankelijk via een gegevensdrager;

i)het voldoet aan de krachtens lid 8 vastgestelde specifieke en technische vereisten.

3.De gegevensdrager is fysiek aanwezig op het detergens of de oppervlakteactieve stof, de verpakking ervan of de begeleidende documentatie, overeenkomstig de in lid 8 bedoelde uitvoeringshandeling.

Wanneer detergentia en oppervlakteactieve stoffen op de markt worden aangeboden in de vorm van navulling, moet de gegevensdrager, naast het bepaalde in de eerste alinea, op het navulstation aanwezig zijn.

De gegevensdrager is voorafgaand aan de aankoop duidelijk zichtbaar voor de eindgebruiker en voor de markttoezichtautoriteiten, in voorkomend geval ook wanneer het detergens of de oppervlakteactieve stof via verkoop op afstand wordt aangeboden.

4.Wanneer marktdeelnemers een digitaal etiket verstrekken, wordt één gegevensdrager gebruikt om toegang te krijgen tot het productpaspoort en het digitale etiket.

5.Wanneer andere Uniewetgeving voorschrijft dat informatie over het detergens of de oppervlakteactieve stof beschikbaar moet zijn via een gegevensdrager, wordt één gegevensdrager gebruikt om de krachtens deze verordening en de andere wetgeving van de Unie vereiste informatie te verstrekken.

6.Wanneer andere wetgeving van de Unie die van toepassing is op detergentia en oppervlakteactieve stoffen een productpaspoort vereist, wordt voor detergentia en oppervlakteactieve stoffen één enkel productpaspoort aangemaakt dat de in lid 2 bedoelde informatie bevat alsook de andere informatie die op grond van die andere Uniewetgeving voor het productpaspoort is vereist.

7.Marktdeelnemers mogen naast de in de leden 5 en 6 bedoelde informatie ook andere informatie toegankelijk maken via de in lid 6 genoemde gegevensdrager. Indien dit het geval is, wordt die informatie duidelijk gescheiden van de informatie die vereist is uit hoofde van deze verordening en, in voorkomend geval, uit hoofde van andere Uniewetgeving.

8.Door het productpaspoort op te stellen, neemt de fabrikant de verantwoordelijkheid op zich voor de conformiteit van het detergens of de oppervlakteactieve stof met deze verordening.

9.De Commissie stelt een uitvoeringshandeling vast voor het bepalen van de specifieke en technische voorschriften met betrekking tot het productpaspoort voor detergentia en oppervlakteactieve stoffen. Deze voorschriften bevatten ten minste het volgende:

a)de te gebruiken soorten gegevensdragers;

b)de opmaak waarin de gegevensdrager wordt gepresenteerd en de positionering ervan;

c)de technische elementen van het paspoort waarvoor bepaalde Europese of internationale normen moeten worden gebruikt;

d)de actoren die de informatie in het productpaspoort kunnen invoeren of bijwerken, en die desnoods een nieuw productpaspoort kunnen opstellen, zoals fabrikanten, bevoegde nationale autoriteiten en de Commissie, of elke organisatie die namens hen optreedt, en de soorten informatie die zij kunnen invoeren of actualiseren;

die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 28, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 19

Technisch ontwerp en werking van het productpaspoort

Het technisch ontwerp en de werking van het productpaspoort voldoen aan de volgende vereisten:

a)de uit hoofde van deze verordening aangemaakte productpaspoorten zijn volledig interoperabel met productpaspoorten die op grond van andere Uniewetgeving zijn vereist wat betreft de technische, semantische en organisatorische aspecten van eind-tot-eindcommunicatie en gegevensoverdracht;

b)alle informatie in het productpaspoort is gebaseerd op open normen die in een interoperabel formaat zijn ontwikkeld en is machineleesbaar, gestructureerd en doorzoekbaar;

c)eindgebruikers, marktdeelnemers en andere relevante actoren hebben kosteloos toegang tot het productpaspoort;

d)de in het productpaspoort opgenomen gegevens worden bewaard door de marktdeelnemer die verantwoordelijk is voor het aanmaken ervan of door marktdeelnemers die gemachtigd zijn om namens hen te handelen;

e)indien de in het productpaspoort opgenomen gegevens worden bewaard of anderszins worden verwerkt door marktdeelnemers die gemachtigd zijn te handelen namens de marktdeelnemers die het detergens of de oppervlakteactieve stof in de handel brengen, mogen zij die gegevens niet verkopen, hergebruiken of verwerken voor andere doeleinden dan voor hetgeen noodzakelijk is voor het verlenen van de desbetreffende bewaar- of verwerkingsdiensten;

f)marktdeelnemers mogen gebruiksinformatie niet volgen, analyseren of gebruiken voor andere doeleinden dan het absoluut noodzakelijke om de informatie in het productpaspoort online te verstrekken.

Artikel 20

Register van productpaspoorten

1.Alvorens een detergens of oppervlakteactieve stof in de handel te brengen, uploaden marktdeelnemers de unieke productidentificatiecode en de unieke identificatiecode voor marktdeelnemers voor dat detergens of die oppervlakteactieve stof in het krachtens artikel 12, lid 1, van Verordening (EU) …/… inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten opgezette register.

2.De Commissie, de markttoezichtautoriteiten en de douaneautoriteiten hebben toegang tot het in lid 1 genoemde register om hun taken overeenkomstig deze verordening uit te voeren.

Artikel 21

Douanecontroles met betrekking tot het productpaspoort

1.Detergentia en oppervlakteactieve stoffen die in de Unie in de handel worden gebracht, worden onderworpen aan controles en andere in dit artikel vastgestelde maatregelen.

2.Aangevers zoals gedefinieerd in artikel 5, punt 15, van Verordening (EU) nr. 952/2013 vermelden de unieke productidentificatiecode in de douaneaangifte voor het vrije verkeer van detergentia of oppervlakteactieve stoffen.

3.De douaneautoriteiten verifiëren of de unieke productidentificatiecode die de aangever overeenkomstig lid 2 van dit artikel heeft vermeld, overeenstemt met een unieke productidentificatiecode die overeenkomstig artikel 20, lid 1, in het register is opgenomen.

4.Naast de in lid 3 bedoelde controle verifiëren de douaneautoriteiten of de informatie die door aangevers ter beschikking van de douane wordt gesteld, consistent is met andere in de in artikel 26, lid 3, bedoelde gedelegeerde handeling vermelde informatie die in het in artikel 20, lid 1, bedoelde register is opgeslagen.

5.De in de leden 3 en 4 bedoelde controle vindt elektronisch en automatisch plaats vóór het in het vrije verkeer brengen.

6.Voor de toepassing van de leden 3 tot en met 5 wordt gebruikgemaakt van de koppeling tussen het in artikel 20, lid 1, bedoelde register en het in [artikel 13 van Verordening (EU) …/… inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten] bedoelde douane-éénloketsysteem van de Europese Unie voor de uitwisseling van certificaten.

7.De leden 3, 4 en 5 zijn van toepassing vanaf de dag waarop de koppeling tussen het register en het in [artikel 13 van Verordening (EU) …/… inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten] bedoelde douane-éénloketsysteem van de Europese Unie voor de uitwisseling van certificaten operationeel wordt.

De Commissie publiceert daartoe een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, met vermelding van de datum waarop de koppeling operationeel wordt.

8.De douaneautoriteiten kunnen de in het productpaspoort en het in artikel 20, lid 1, bedoelde register opgenomen informatie opzoeken en gebruiken voor het uitvoeren van hun taken in overeenstemming met de Uniewetgeving, onder andere voor risicobeheer overeenkomstig de artikelen 46 en 47 van Verordening (EU) nr. 952/2013.

9.De in dit artikel vastgestelde controles en andere maatregelen worden uitgevoerd op basis van een lijst van codes van de gecombineerde nomenclatuur, zoals opgenomen in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87, waaronder detergentia en oppervlakteactieve stoffen worden ingedeeld, alsmede aan de hand van de productbeschrijvingen van die detergentia en oppervlakteactieve stoffen.

10.De in dit artikel vastgestelde controles en maatregelen doen geen afbreuk aan de toepassing van andere rechtshandelingen van de Unie betreffende het in het vrije verkeer brengen van producten, waaronder de artikelen 46, 47 en 134 van Verordening (EU) nr. 952/2013, noch aan de controles als bedoeld in hoofdstuk VII van Verordening (EU) 2019/1020.

HOOFDSTUK VI

MARKTTOEZICHT

Artikel 22
Procedure op nationaal niveau voor het omgaan met detergentia en oppervlakteactieve stoffen die een risico inhouden

1.Indien de markttoezichtautoriteiten van een lidstaat voldoende redenen hebben om aan te nemen dat een detergens of oppervlakteactieve stof een risico inhoudt voor de gezondheid of het milieu, voeren zij een beoordeling van het detergens of de oppervlakteactieve stof in kwestie uit waarin alle in deze verordening vastgestelde relevante voorschriften in aanmerking worden genomen. De desbetreffende marktdeelnemers werken hiertoe op elke vereiste wijze samen met de markttoezichtautoriteiten.

2.Wanneer de markttoezichtautoriteiten van een lidstaat voldoende redenen hebben om aan te nemen dat een test die overeenkomstig de in bijlage I of II vermelde methoden is uitgevoerd, onjuiste resultaten heeft opgeleverd, voeren zij overeenkomstig de in de bijlagen I, II en VII beschreven referentiemethoden controles uit om na te gaan of het detergens of de oppervlakteactieve stof aan deze verordening voldoet. Marktdeelnemers zijn niet verplicht te betalen voor herhalingstests of aanvullende tests, op voorwaarde dat uit de eerste test is gebleken dat detergentia of oppervlakteactieve stoffen aan deze verordening voldoen.

3.Indien de markttoezichtautoriteiten bij de in de leden 1 of 2 bedoelde controle vaststellen dat het detergens of de oppervlakteactieve stof niet aan de voorschriften van deze verordening voldoet, verlangen zij onverwijld van de betrokken marktdeelnemer dat die alle passende corrigerende maatregelen treft om het detergens of de oppervlakteactieve stof met deze voorschriften in overeenstemming te brengen of, binnen een redelijke termijn die evenredig is met de aard van het in lid 1 bedoelde risico, uit de handel te nemen of terug te roepen.

4.Indien de markttoezichtautoriteiten van oordeel zijn dat de niet-conformiteit niet tot hun nationale grondgebied beperkt is, brengen zij de Commissie en de markttoezichtautoriteiten van andere lidstaten op de hoogte van de resultaten van de beoordeling en van de maatregelen die zij van de marktdeelnemer hebben vereist.

5.De marktdeelnemer waarborgt dat alle passende corrigerende maatregelen worden getroffen voor alle betrokken detergentia of oppervlakteactieve stoffen die de marktdeelnemer in de Unie op de markt aanbiedt.

6.Wanneer de desbetreffende marktdeelnemer geen passende corrigerende maatregelen treft binnen de in lid 3 bedoelde termijn, treffen de markttoezichtautoriteiten alle passende voorlopige maatregelen om het op hun nationale markt aanbieden van het detergens of de oppervlakteactieve stof te verbieden of te beperken, dan wel het detergens of de oppervlakteactieve stof in de betrokken lidstaat uit de handel te nemen of terug te roepen.

De markttoezichtautoriteiten brengen de Commissie en de markttoezichtautoriteiten van andere lidstaten onverwijld van die maatregelen op de hoogte.

De in de tweede alinea bedoelde informatie omvat alle bekende bijzonderheden, met name de gegevens die nodig zijn om het niet-conforme detergens of de niet-conforme oppervlakteactieve stof te identificeren en om de oorsprong van dat detergens of die oppervlakteactieve stof, de aard van de beweerde niet-conformiteit en van het risico, en de aard en de duur van de nationale maatregelen vast te stellen, evenals de argumenten die worden aangevoerd door de desbetreffende marktdeelnemer.

7.De markttoezichtautoriteiten van andere lidstaten dan de lidstaat die de procedure krachtens dit artikel in gang heeft gezet, brengen de Commissie en de markttoezichtautoriteiten van andere lidstaten onverwijld op de hoogte van alle door hen genomen maatregelen en van alle aanvullende informatie over de niet-conformiteit van het detergens of de oppervlakteactieve stof in kwestie waarover zij beschikken, en van hun bezwaren indien zij het niet eens zijn met de genomen nationale maatregel.

8.Indien binnen drie maanden na ontvangst van de in lid 6, tweede alinea, bedoelde informatie geen bezwaar tegen een voorlopige maatregel van een lidstaat is aangetekend door een markttoezichtautoriteit of de Commissie, wordt die maatregel geacht gerechtvaardigd te zijn.

9.De markttoezichtautoriteiten zorgen ervoor dat ten aanzien van het detergens of de oppervlakteactieve stof in kwestie onverwijld de passende beperkende maatregelen worden genomen, zoals het uit de handel nemen van het detergens of de oppervlakteactieve stof in kwestie.

10.Wanneer voor de toepassing van de leden 4, 6, 7 en 8 informatie aan de Commissie of andere markttoezichtautoriteiten wordt meegedeeld, gebeurt dit via het in artikel 34, lid 1, van Verordening (EU) 2019/1020 bedoelde informatie- en communicatiesysteem.

Artikel 23
Vrijwaringsprocedure van de Unie

1.Wanneer na voltooiing van de in artikel 22, leden 3, 4 en 5, vastgestelde procedure bezwaren tegen een maatregel van een markttoezichtautoriteit worden aangetekend of de Commissie van mening is dat de nationale maatregel in strijd is met de wetgeving van de Unie, treedt de Commissie onverwijld in overleg met de markttoezichtautoriteiten en de betrokken marktdeelnemer(s) en beoordeelt zij de nationale maatregel. Aan de hand van de resultaten van die beoordeling stelt de Commissie een uitvoeringshandeling vast waarin zij bepaalt of de nationale maatregel al dan niet gerechtvaardigd is.

De Commissie richt haar besluit tot alle lidstaten en stelt de lidstaten en de betrokken marktdeelnemer(s) er onverwijld van op de hoogte.

2.Indien de nationale maatregel gerechtvaardigd wordt geacht, nemen alle lidstaten de nodige maatregelen om het niet-conforme detergens of de niet-conforme oppervlakteactieve stof uit de handel te nemen, en stellen zij de Commissie daarvan in kennis.

3.Indien de nationale maatregel niet gerechtvaardigd wordt geacht, trekt de betrokken lidstaat die maatregel in.

Artikel 24 
Conforme detergentia en oppervlakteactieve stoffen die een risico voor de gezondheid of het milieu inhouden

1.Wanneer een markttoezichtautoriteit na uitvoering van een beoordeling overeenkomstig artikel 22, lid 1, vaststelt dat een met deze verordening conform detergens of conforme oppervlakteactieve stof toch een risico voor de gezondheid of het milieu inhoudt, verlangt die markttoezichtautoriteit van de betrokken marktdeelnemer dat deze alle passende maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat het detergens of de oppervlakteactieve stof in kwestie dat risico niet meer vertoont wanneer het detergens of de oppervlakteactieve stof in de handel wordt gebracht, of dat deze het detergens of de oppervlakteactieve stof binnen een redelijke termijn, die evenredig is met de aard van het risico, uit de handel neemt of terugroept.

2.De marktdeelnemer zorgt ervoor dat corrigerende maatregelen worden getroffen met betrekking tot alle betrokken detergentia of oppervlakteactieve stoffen die hij in de Unie op de markt aanbiedt.

3.De markttoezichtautoriteit brengt de Commissie en de markttoezichtautoriteiten van de andere lidstaten daarvan onmiddellijk op de hoogte. Die informatie omvat alle bekende bijzonderheden, met name de gegevens die nodig zijn om de detergentia of oppervlakteactieve stoffen te identificeren en om de oorsprong en de toeleveringsketen van de detergentia of oppervlakteactieve stoffen, de aard van het risico en de aard en de duur van de nationale maatregelen vast te stellen.

4.De Commissie treedt onverwijld in overleg met de markttoezichtautoriteiten en de betrokken marktdeelnemer(s), en beoordeelt de genomen nationale maatregelen. Op grond van de resultaten van die evaluatie stelt de Commissie een uitvoeringshandeling vast waarin wordt bepaald of de nationale maatregel al dan niet gerechtvaardigd is, en zij stelt zo nodig passende maatregelen voor.

De Commissie richt haar besluit tot alle lidstaten en brengt de lidstaten en de betrokken marktdeelnemer(s) daarvan onmiddellijk op de hoogte.

Artikel 25 
Formele niet-conformiteit

1.Onverminderd artikel 22 verlangt een markttoezichtautoriteit, wanneer zij een van de volgende feiten vaststelt, van de betrokken marktdeelnemer dat deze een einde maakt aan de niet-conformiteit:

a)de CE-markering is in strijd met artikel 14 aangebracht of is niet aangebracht;

b)het productpaspoort is niet aangemaakt overeenkomstig de artikelen 18 en 19;

c)de in artikel 7, lid 2, bedoelde technische documentatie is niet beschikbaar of onvolledig;

d)de gegevensdrager via welke het productpaspoort en, in voorkomend geval, het digitale etiket toegankelijk is, is niet aanwezig op het detergens of de oppervlakteactieve stof, de verpakking ervan, de begeleidende documentatie of het navulstation, naargelang het geval;

e)het etiket is niet verstrekt of de in artikel 15 en bijlage V bedoelde etiketteringsinformatie is onjuist of onvolledig.

2.Wanneer de in lid 1 bedoelde niet-conformiteit voortduurt, neemt de betrokken lidstaat alle passende maatregelen om het op de markt aanbieden van het detergens of de oppervlakteactieve stof te beperken of te verbieden, of deze terug te roepen of uit de handel te nemen.

HOOFDSTUK VII

GEDELEGEERDE BEVOEGDHEDEN EN COMITÉPROCEDURE

Artikel 26 
Gedelegeerde bevoegdheden

1.De Commissie is overeenkomstig artikel 27 bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage VI wat betreft de in het productpaspoort te verstrekken informatie, teneinde deze aan te passen aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang en aan het niveau van digitale paraatheid van markttoezichtautoriteiten en eindgebruikers.

2.De Commissie is overeenkomstig artikel 27 bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van artikel 20, lid 1, door te verlangen dat meer van de in bijlage VI vermelde informatie in het register wordt opgeslagen.

Bij de vaststelling van de gedelegeerde handelingen overeenkomstig de eerste alinea houdt de Commissie rekening met de volgende criteria:

a)samenhang met andere relevante handelingen van de Unie, indien van toepassing;

b)de noodzaak om het mogelijk te maken de authenticiteit van het productpaspoort te verifiëren;

c)de relevantie van informatie voor het verbeteren van de efficiëntie en doeltreffendheid van markttoezichtcontroles en douanecontroles voor detergentia en oppervlakteactieve stoffen;

d)de noodzaak om onevenredige administratieve lasten voor marktdeelnemers te vermijden.

3.De Commissie is overeenkomstig artikel 27 bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanvulling van deze verordening door te bepalen welke aanvullende informatie die in het in artikel 20, lid 1, bedoelde register is opgeslagen, door de douaneautoriteiten moet worden gecontroleerd.

4.De Commissie is overeenkomstig artikel 27 bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van deze verordening door het verstrekken van een bijlage met een lijst van codes van de gecombineerde nomenclatuur, zoals opgenomen in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87, en van productbeschrijvingen van detergentia en oppervlakteactieve stoffen, en door het actualiseren van die bijlage.

5.De Commissie is overeenkomstig artikel 27 bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de bijlagen I tot en met VII, teneinde rekening te houden met de wetenschappelijke en technische vooruitgang.

6.Wanneer uit nieuw wetenschappelijk bewijs blijkt dat er vereisten inzake biologische afbreekbaarheid moeten worden ingevoerd voor andere stoffen en mengsels dan oppervlakteactieve stoffen in detergentia, met inbegrip van capsules met detergentia, is de Commissie overeenkomstig artikel 27 bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage I, teneinde criteria voor biologische afbreekbaarheid voor die stoffen en mengsels vast te stellen, alsmede testmethoden om de conformiteit ervan te controleren.

Bij de vaststelling van gedelegeerde handelingen overeenkomstig de eerste alinea houdt de Commissie rekening met de huidige productiepraktijken, de beschikbaarheid van technisch en economisch haalbare alternatieven en de gevolgen voor kleine en middelgrote ondernemingen.

7.Wanneer in Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad 46 individuele, op risico gebaseerde maximale concentratiegehalten voor allergene geurstoffen worden vastgesteld, stelt de Commissie overeenkomstig artikel 27 gedelegeerde handelingen vast tot wijziging van bijlage V teneinde de grenswaarde van de in bijlage III bij die verordening opgenomen allergene geurstoffen dienovereenkomstig aan te passen.

8.Uiterlijk op [PB gelieve de datum in te voegen = de eerste dag van de maand volgend op 30 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] stelt de Commissie overeenkomstig artikel 27 gedelegeerde handelingen vast ter aanvulling van deze verordening door de specifieke vereisten voor de digitale etikettering van detergentia vast te stellen. In die vereisten worden ten minste de soorten IT-oplossingen vastgesteld die marktdeelnemers mogen gebruiken, en de alternatieve middelen voor het verstrekken van de informatie op het in artikel 17 bedoelde digitale etiket.

Bij de vaststelling van de in de eerste alinea bedoelde gedelegeerde handeling houdt de Commissie rekening met de volgende criteria:

a)samenhang met andere relevante handelingen van de Unie, indien van toepassing;

b)de noodzaak om innovatie aan te moedigen;

c)de technologische neutraliteit die wordt gekenmerkt door het ontbreken van beperkingen of voorschriften ten aanzien van de keuze van technologie of apparatuur, binnen de grenzen van compatibiliteit en het vermijden van interferentie;

d)de noodzaak om ervoor te zorgen dat de digitale etikettering de veiligheid van eindgebruikers en het milieu niet in gevaar brengt;

e)het niveau van digitale paraatheid bij alle bevolkingsgroepen in de Unie.

9.De Commissie is overeenkomstig artikel 27 bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage V met betrekking tot de etiketteringsinformatie die marktdeelnemers overeenkomstig artikel 16 alleen digitaal mogen verstrekken, om die bijlage aan te passen aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang of aan het niveau van de digitale paraatheid van eindgebruikers van detergentia. Bij de vaststelling van die gedelegeerde handelingen houdt de Commissie rekening met de noodzaak om een hoog niveau van bescherming van de gezondheid en het milieu te waarborgen.

Artikel 27 
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.De in artikel 26 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd.

3.Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 26 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.Een op grond van artikel lid 26 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad wordt deze termijn met twee maanden verlengd.

Artikel 28 
Comitéprocedure

1.De Commissie wordt bijgestaan door het Comité inzake detergentia. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

HOOFDSTUK VIII

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 29 
Sancties

De lidstaten stellen voorschriften vast ten aanzien van de sancties die van toepassing zijn op overtredingen van deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze sancties worden uitgevoerd. De sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend. De lidstaten stellen de Commissie onverwijld van die maatregelen alsook van alle latere wijzigingen daarvan in kennis.

Artikel 30

Wijziging van Verordening (EU) 2019/1020

In bijlage I bij Verordening (EU) 2019/1020 wordt punt 15 vervangen door:

“15. Verordening (EU) …/… van het Europees Parlement en de Raad van … betreffende het op de markt aanbieden van detergentia en oppervlakteactieve stoffen (PB L …).”.

Artikel 31 
Verslag

Uiterlijk op [PB: gelieve datum in te voegen = vijf jaar na de datum van toepassing van deze verordening] dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van deze verordening. Het verslag bevat een beoordeling van de wijze waarop deze verordening haar doelstellingen bereikt, met inbegrip van een beoordeling van de gevolgen voor kleine en middelgrote ondernemingen.

Artikel 32

Evaluatie van micro-organismen

Uiterlijk op [PB: gelieve de datum in te voegen = drie jaar na de datum van toepassing van deze verordening] beoordeelt de Commissie de doeltreffendheid en relevantie van de voorschriften van deze verordening voor detergentia die micro-organismen bevatten, alsook de mogelijkheid om nieuwe micro-organismen of stammen van micro-organismen die in detergentia zijn toegestaan, in bijlage II op te nemen.

Artikel 33 
Intrekking van Verordening (EG) nr. 648/2004

Verordening (EG) nr. 648/2004 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar deze verordening en worden gelezen overeenkomstig de concordantietabel in bijlage VIII.

Artikel 34

Overgangsbepalingen

De lidstaten belemmeren niet dat detergentia en oppervlakteactieve stoffen die vóór [PB: gelieve de datum in te voegen = 30 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] in de handel zijn gebracht in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 648/2004, zoals van toepassing op … [PB: gelieve de datum in te voegen = één dag vóór 30 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening], op de markt worden aangeboden.

Detergentia en oppervlakteactieve stoffen die in de handel zijn gebracht na [PB: gelieve de datum van toepassing in te voegen = één dag vóór 30 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] en die op het moment dat zij in de handel worden gebracht, in overeenstemming zijn met Verordening (EG) nr. 648/2004, zoals van toepassing op [PB: gelieve de datum van toepassing in te voegen = één dag vóór 30 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening], kunnen op de markt worden aangeboden tot [PB: gelieve de datum in te voegen = 36 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening].

Artikel 35

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is van toepassing met ingang van [PB: gelieve de datum in te voegen = 30 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening].

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

(1)    PB L 104 van 8.4.2004, blz. 1.
(2)    Oppervlakteactieve stoffen zijn stoffen die het grensvlak tussen water en oliën en/of vuil helpen afbreken. Zij vormen een van de belangrijkste bestanddelen van detergentia.
(3)    Evaluatie van Verordening (EG) nr. 648/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende detergentia, SWD(2019298 .
(4)    Geschiktheidscontrole van de meest relevante wetgeving inzake chemische stoffen (uitgezonderd Reach), SWD(2019199 .
(5)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Actualisering van de nieuwe industriestrategie van 2020: een sterkere eengemaakte markt tot stand brengen voor het herstel van Europa; COM(2021350 final.
(6)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Concurrentievermogen van de EU op lange termijn: blik op de periode na 2030; COM(2023) 168 final.
(7)    https://ec.europa.eu/info/publications/2022-commission-work-programme-key-documents_en
(8)    Evaluatie van Verordening (EG) nr. 648/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende detergentia, SWD(2019298.
(9)    Geschiktheidscontrole van de meest relevante wetgeving inzake chemische stoffen (uitgezonderd Reach), SWD(2019199.
(10)    Werkdocument van de diensten van de Commissie - Effectbeoordelingsverslag bij een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende detergentia en oppervlakteactieve stoffen, tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1020 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 648/2004.
(11)    Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006.
(12)    Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie.
(13)    SWD(2022364.
(14)    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten en tot intrekking van Richtlijn 2009/125/EG van 30 maart 2022, COM(2022) 142 final.
(15)    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende verpakkingen en verpakkingsafval, tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1020 en Richtlijn (EU) 2019/904, en tot intrekking van Richtlijn 94/62/EG, COM(2022677.
(16)     https://digital-strategy.ec.europa.eu/en/library/european-declaration-digital-rights-and-principles  
(17)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Actualisering van de nieuwe industriestrategie van 2020: een sterkere eengemaakte markt tot stand brengen voor het herstel van Europa; COM(2021350 final.
(18)    Een industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk: https://commission.europa.eu/document/41514677-9598-4d89-a572-abe21cb037f4_en
(19)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Strategie voor duurzame chemische stoffen — Op weg naar een gifvrij milieu, COM(2021667 final.
(20)    Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de EU-milieukeur.
(21)    Verordening (EU) 2019/1009 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 tot vaststelling van voorschriften inzake het op de markt aanbieden van EU-bemestingsproducten en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1069/2009 en (EG) nr. 1107/2009 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2003/2003.
(22)    De invoering van etiketteringsvoorschriften in het kader van optie 1a genoot de meeste voorkeur.
(23)    Dit betreft de invoering van voorschriften in het algemeen, dus zowel optie 1a als optie 1b.
(24)     https://sdgs.un.org/goals
(25)    Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten en tot intrekking van Besluit 93/465/EEG van de Raad; ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2008/768(1)/oj  
(26)    SWD(2022364.
(27)    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten en tot intrekking van Richtlijn 2009/125/EG van 30 maart 2022, COM(2022) 142 final.
(28)    PB C , ,blz. .
(29)    Verordening (EG) nr. 648/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende detergentia (PB L 104 van 8.4.2004, blz. 1).
(30)    Evaluatie van Verordening (EG) nr. 648/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende detergentia, ( SWD(2019298 ).
(31)    Geschiktheidscontrole van de meest relevante wetgeving inzake chemische stoffen (uitgezonderd Reach), SWD(2019199 .
(32)    Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach),tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking vanVerordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmedeRichtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).
(33)    Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten en tot intrekking van Besluit 93/465/EEG van de Raad (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 82).
(34)    Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PB 167 van 27.6.2012, blz. 1).
(35)    Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).
(36)    Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30).
(37)    Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PB L 169 van 25.6.2019, blz. 1).
(38)    Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).
(39)    PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.    
(40)    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(41)    Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).
(42)    Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).
(43)    Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1).
(44)    Verordening (EU) 2022/2399 van het Europees Parlement en de Raad van 23 november 2022 tot instelling van de éénloketomgeving van de Europese Unie voor de douane en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 952/2013 (PB L 317 van 9.12.2022, blz. 1).
(45)    Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 van de Commissie van 4 augustus 2014 over het in Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde werkprogramma voor het systematische onderzoek van alle bestaande werkzame stoffen van biociden (PB L 294 van 10.10.2014, blz. 1).
(46)    Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 betreffende cosmetische producten (PB L 342 van 22.12.2009, blz. 59).
Top

Brussel, 28.4.2023

COM(2023) 217 final

BIJLAGEN

bij

voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad

betreffende detergentia en oppervlakteactieve stoffen, tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1020 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 648/2004

{SEC(2023) 170 final} - {SWD(2023) 113 final} - {SWD(2023) 114 final} - {SWD(2023) 115 final}


BIJLAGE I

VOORSCHRIFTEN INZAKE BIOLOGISCHE AFBREEKBAARHEID ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 4

CRITERIA EN TESTMETHODEN VOOR DE TOTALE BIOLOGISCHE AFBREEKBAARHEID VAN OPPERVLAKTEACTIEVE STOFFEN EN OPPERVLAKTEACTIEVE STOFFEN IN DETERGENTIA

1.De referentiemethode in deze verordening voor laboratoriumtests voor de totale biologische afbreekbaarheid van oppervlakteactieve stoffen is gebaseerd op de norm EN ISO 14593: 1999 (CO2-headspacetest).

2.Oppervlakteactieve stoffen en oppervlakteactieve stoffen in detergentia moeten uiteindelijk biologisch afbreekbaar zijn, zoals bepaald overeenkomstig de in punt 3 genoemde criteria.

3.Oppervlakteactieve stoffen en oppervlakteactieve stoffen in detergentia worden beschouwd als uiteindelijk biologisch afbreekbaar indien zij aan een van de volgende criteria voldoen:

a)het volgens een van de onderstaande tests gemeten niveau van biologische afbraak (mineralisatie) binnen 28 dagen bedraagt ten minste 60 %:

i)norm EN ISO 14593: 1999 — Waterkwaliteit — Evaluatie van de uiteindelijke aerobe biologische afbreekbaarheid van organische verbindingen in waterig medium — Methode door analyse van anorganische koolstof in afgesloten vaten (CO2-headspacetest);

ii)methode C.4.-C, CO2-ontwikkelingstest (gewijzigde Sturmtest), zoals beschreven in deel C, deel IV, van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 440/2008 van de Commissie 1 ;

iii)methode C.4-D, manometrische respirometrietest, zoals beschreven in deel C, deel V, van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 440/2008;

iv)methode C.4-E, gesloten-flestest, zoals beschreven in deel C, deel VI, van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 440/2008;

v)methode C.4-F, Ministerie van Internationale Handel en Industrie van Japan (M.I.T.I.), zoals beschreven in deel C, deel VII, van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 440/2008;

vi)ISO 10708: 1997 — Waterkwaliteit — Evaluatie in een waterig medium van de uiteindelijke aerobe biologische afbreekbaarheid van organische verbindingen — Bepaling van het biochemische zuurstofverbruik in een tweefasige test met gesloten fles.

b)het volgens een van de onderstaande testen gemeten niveau van biologische afbraak (mineralisatie) bedraagt ten minste 70 % binnen 28 dagen:

i)methode C.4-A, DOC-afvlakkingstest, zoals beschreven in deel C, deel II, van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 440/2008;

ii)methode C.4-B, gewijzigde OESO-screeningtest, zoals beschreven in deel C, deel III, van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 440/2008.

Aanpassing vooraf vindt niet plaats en het beginsel van het venster van tien dagen wordt bij geen van de in de punten a) en b) genoemde testmethoden toegepast.

4.De in punt 3 bedoelde tests worden uitgevoerd door laboratoria die voldoen aan een van de volgende voorwaarden:

a)de laboratoria voldoen aan de beginselen van goede laboratoriumpraktijken als bedoeld in Richtlijn 2004/10/EG van het Europees Parlement en de Raad 2 of aan als gelijkwaardig beschouwde internationale normen;

b)de laboratoria zijn geaccrediteerd overeenkomstig de in Verordening (EG) nr. 765/2008 bedoelde norm voor laboratoria.

BIJLAGE II

EISEN VOOR DETERGENTIA DIE DE IN ARTIKEL 5 BEDOELDE MICRO-ORGANISMEN BEVATTEN

1.Doelbewust aan detergentia toegevoegde micro-organismen moeten aan de volgende voorwaarden voldoen:

a)zij hebben een ATCC-nummer (American Type Culture Collection), behoren tot een collectie van een internationaal erkende depositaris (IDA) of het DNA ervan is geïdentificeerd overeenkomstig een “stamidentificatieprotocol” (waarbij gebruik wordt gemaakt van 16S ribosomale DNA-sequentiebepaling of een gelijkwaardige methode);

b)zij behoren tot beide onderstaande groepen:

i)risicogroep 1 als gedefinieerd in Richtlijn 2000/54/EG — biologische agentia op het werk;

ii)de lijst “gekwalificeerd vermoeden van veiligheid” (Qualified Presumption of Safety, QPS) van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA).

Dit punt is niet van toepassing op micro-organismen die doelbewust zijn toegevoegd aan detergentia die voor onderzoeks- en ontwikkelingsdoeleinden in de handel worden gebracht.

2.De hierna vermelde pathogene micro-organismen mogen niet voorkomen in de stammen van het eindproduct bij onderzoek door middel van de vermelde of gelijkwaardige testmethoden:

a)E. coli; testmethode ISO 16649-3:2005;

b)Streptococcus (Enterococcus), testmethode ISO 21528-1:2004;

c)Staphylococcus aureus, testmethode ISO 6888-1;

d)Bacillus cereus, testmethode ISO 7932:2004 of ISO 21871;

e)Salmonella, testmethode ISO 6579:2002 of ISO 19250.

3.Doelbewust toegevoegde micro-organismen mogen geen genetisch gemodificeerde micro-organismen zijn.

4.Doelbewust toegevoegde micro-organismen moeten, met uitzondering van de intrinsieke resistentie, gevoelig zijn voor elk van de belangrijkste antibioticaklassen, namelijk aminoglycosiden, macroliden, beta-lactams, tetracyclines en fluorchinolonen, overeenkomstig de disk diffusie-methode van het Europees Comité voor tests op antimicrobiële resistentie (Eucast) of een gelijkwaardige methode.

5.Bij het in de handel brengen moeten detergentia die micro-organismen bevatten een standaardkiemgetal hebben dat gelijk is aan of groter is dan 1 × 105 kolonievormende eenheden (kve) per ml overeenkomstig ISO 4833-1:2014.

6.De minimale houdbaarheid van een detergens dat micro-organismen bevat, mag niet korter zijn dan 24 maanden en het kiemgetal mag per twaalf maanden niet met meer dan 10 % dalen overeenkomstig ISO 4833-1:2014.

7.Micro-organismen in detergentia die als spray in de handel worden gebracht, moeten de test betreffende acute toxiciteit bij inademing doorstaan overeenkomstig testmethode B.2, zoals beschreven in deel B van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 440/2008.

8.Detergentia die micro-organismen bevatten, mogen niet als navulling in de handel worden gebracht.

9.Alle beweringen van de fabrikant over de werking van de micro-organismen in het product moeten worden gestaafd door tests van derden.

10.Het is verboden op het etiket of via enige andere vorm van communicatie te beweren of te suggereren dat het detergens een antimicrobiële of ontsmettende werking heeft, tenzij het detergens voldoet aan Verordening (EU) nr. 528/2012.

11.De in de punten 2, 5, 6, 7 en 9 bedoelde tests worden uitgevoerd door laboratoria die voldoen aan een van de volgende voorwaarden:

a)de laboratoria voldoen aan de beginselen van goede laboratoriumpraktijken als bedoeld in Richtlijn 2004/10/EG van het Europees Parlement en de Raad 3 of aan als gelijkwaardig beschouwde internationale normen;

b)de laboratoria zijn geaccrediteerd overeenkomstig de in Verordening (EG) nr. 765/2008 bedoelde norm voor laboratoria.

BIJLAGE III

BEPERKINGEN OP HET GEHALTE AAN FOSFATEN EN ANDERE FOSFORVERBINDINGEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 6

Detergens

Beperkingen

Consumentenwasmiddelen

Mogen niet in de handel worden gebracht indien het totale fosforgehalte 0,5 g of meer bedraagt in de aanbevolen hoeveelheid detergens voor de hoofdwascyclus van het wasproces bij een standaardwasmachinelading zoals gedefinieerd in deel B van bijlage V voor hard water:

voor “normaal bevuild” wasgoed voor wasmiddelen voor witte was;

voor “licht bevuild” wasgoed voor wasmiddelen voor fijne was.

Consumentenwasmiddelen voor vaatwasmachines

Mogen niet in de handel worden gebracht indien het totale fosforgehalte 0,3 g of meer per standaarddosering bedraagt zoals gedefinieerd in deel B van bijlage V.



BIJLAGE IV

CONFORMITEITSBEOORDELINGSPROCEDURE ALS BEDOELD IN ARTIKEL 7, LID 2

Module A — Intern productieprotocol

1.Beschrijving van de module

Met “interne productiecontrole” wordt de conformiteitsbeoordelingsprocedure bedoeld waarbij de fabrikant de verplichtingen in de punten 2, 3 en 4 nakomt en op eigen verantwoording garandeert en verklaart dat de betrokken detergentia of oppervlakteactieve stoffen aan de toepasselijke eisen van deze verordening voldoen.

2.Technische documentatie

2.1.De fabrikant stelt de technische documentatie samen. Aan de hand van deze documentatie moet kunnen worden beoordeeld of het detergens of de oppervlakteactieve stof aan de relevante eisen voldoet; zij omvat een adequate risicoanalyse en -beoordeling.

2.2.In de technische documentatie worden de toepasselijke eisen vermeld; zij heeft, voor zover relevant voor de beoordeling, betrekking op het ontwerp, de fabricage en het beoogde gebruik van het detergens of de oppervlakteactieve stof. De technische documentatie bevat, indien van toepassing, ten minste de volgende elementen:

a)een algemene beschrijving van het detergens of de oppervlakteactieve stof en een beschrijving van het beoogde gebruik daarvan;

b)de testverslagen waaruit blijkt dat wordt voldaan aan bijlage I en, indien van toepassing, aan de bijlagen II en III;

c)een lijst van testmethoden die zijn gebruikt om aan te tonen dat aan de voorschriften van deze verordening wordt voldaan;

d)de resultaten van gedane berekeningen en uitgevoerde onderzoeken;

e)een gegevensblad betreffende bestanddelen dat aan de volgende eisen voldoet:

i)het vermeldt alle doelbewust toegevoegde stoffen en conserveermiddelen als bedoeld in deel A van bijlage V;

ii)van elk bestanddeel worden de gangbare chemische naam of de naam volgens de nomenclatuur van de IUPAC en, indien beschikbaar, de INCI-naam, het CAS-nummer en de benaming volgens de Europese Farmacopee vermeld;

iii) alle stoffen worden in afnemende volgorde van het gewicht ervan opgesomd en de lijst is onderverdeeld in de volgende klassen van gewichtspercentage:

1)10 % of meer,

2)1 % of meer, maar minder dan 10 %,

3)0,1 % of meer, maar minder dan 1 %,

4)minder dan 0,1 %.

Voor de toepassing van punt e) wordt een parfum, een etherische olie of een kleurstof als één bestanddeel beschouwd.

3.Fabricage

De fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het fabricage- en controleproces waarborgt dat het vervaardigde detergens of de oppervlakteactieve stof conform is met de in punt 2 bedoelde technische documentatie en met de toepasselijke eisen van deze verordening.



BIJLAGE V

ETIKETTERINGSVOORSCHRIFTEN

DEEL A — ETIKETTERING VAN DE INHOUD

Informatie die moet worden vermeld op de etiketten van detergentia en oppervlakteactieve stoffen die in de handel worden gebracht

1.De gewichtspercentageklassen “minder dan 5 %”, “5 % of meer, maar minder dan 15 %”, “15 % of meer, maar minder dan 30 %”, “30 % en meer” moeten worden gebruikt om het gehalte van de onderstaande bestanddelen te vermelden indien deze in een concentratie van meer dan 0,2 gewichtspercenten zijn toegevoegd:

a)fosfaten;

b)fosfonaten;

c)anionogene oppervlakteactieve stoffen;

d)kationogene oppervlakteactieve stoffen;

e)amfotere oppervlakteactieve stoffen;

f)niet-ionogene oppervlakteactieve stoffen;

g)zuurstofbleekmiddelen;

h)chloorbleekmiddelen;

i)EDTA en de zouten daarvan;

j)NTA (nitrilotriazijnzuur) en de zouten daarvan;

k)fenolen en gehalogeneerde fenolen;

l)paradichloorbenzeen;

m)aromatische koolwaterstoffen;

n)alifatische koolwaterstoffen;

o)gehalogeneerde koolwaterstoffen;

p)zeep;

q)zeolieten;

r)polycarboxylaten.

2.Indien de volgende categorieën bestanddelen zijn toegevoegd, moeten deze ongeacht de concentratie worden vermeld:

a)enzymen;

b)micro-organismen;

c)optische bleekmiddelen;

d)parfums.

3.Conserveermiddelen moeten ongeacht hun concentratie worden vermeld, waar mogelijk met gebruikmaking van het in artikel 33 van Verordening (EG) nr. 1223/2009 bedoelde systeem, mits zij aan de volgende voorwaarden voldoen:

a)zij dragen bij tot de kwalificatie van het detergens als een behandeld voorwerp in de zin van artikel 3, lid 1, punt l), van Verordening (EU) nr. 528/2012;

b)zij staan vermeld op het etiket van een bestanddeel van het detergens.

Aan de in de eerste alinea, punt b), genoemde voorwaarde hoeft niet te worden voldaan indien de conserveermiddelen de elicitatiedrempels niet overschrijden zoals bedoeld in punt 3.4.3.3 / tabel 3.4.6 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 of indien zij geen conserveringsfunctie meer hebben in het eindproduct, zelfs niet in combinatie met andere conserveermiddelen.

4.Indien de allergene geurstoffen die zijn opgenomen in de vermeldingen 45, 6792 en [X] tot en met [X] van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1223/2009 worden toegevoegd in concentraties van meer dan 0,01 gewichtspercent, moeten zij worden geëtiketteerd met behulp van het in artikel 33 van die verordening bedoelde systeem. De eerste zin is niet van toepassing op allergene geurstoffen die voldoen aan de etiketteringsdrempels in Verordening (EG) nr. 1272/2008.

5.De in de punten 1 tot en met 4 bedoelde eisen zijn niet van toepassing op professionele detergentia en oppervlakteactieve stoffen, mits in deel 15 van het overeenkomstig artikel 31 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 opgestelde veiligheidsinformatieblad informatie wordt verstrekt die gelijkwaardig is aan de in die punten vereiste informatie.

6.Naast de in de punten 1 tot en met 5 vermelde informatie moeten op het etiket van detergentia die micro-organismen bevatten, de volgende gegevens worden vermeld:

a)een vermelding of een veiligheidsaanbeveling dat het product niet mag worden gebruikt op oppervlakken die in contact komen met levensmiddelen;

b)een indicatie van de houdbaarheid van het product;

c)gebruiksaanwijzingen of speciale voorzorgsmaatregelen, indien van toepassing.

DEEL B — ETIKETTERING VAN DOSERINGSINFORMATIE

Informatie die moet worden vermeld op het etiket van consumentenwasmiddelen en consumentenwasmiddelen voor vaatwasmachines

1.Het etiket van consumentenwasmiddelen bevat de volgende informatie:

a)de aanbevolen hoeveelheden en/of doseringsvoorschriften, uitgedrukt in milliliter of gram, voor een standaardwasmachinelading, voor de waterhardheidscategorieën zacht, middelhard en hard, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen wasprocessen met één of twee cyclussen;

b)voor wasmiddelen voor witte was, het aantal standaardwasmachineladingen van “normaal bevuild” wasgoed, en voor wasmiddelen voor fijne was, het aantal standaardwasmachineladingen van “licht bevuild” wasgoed dat met de inhoud van de verpakking kan worden gewassen indien water van gemiddelde hardheid, overeenkomend met 2,5 millimol CaCO3/l, wordt gebruikt;

c)de capaciteit van meegeleverde maatbekers moet ook in milliliter of in gram worden vermeld, en er moeten onderverdelingen worden aangebracht die de hoeveelheid detergens aangeven die geschikt is voor een standaardwasmachinelading bij een lage, gemiddelde en hoge waterhardheid.

2.Voor de toepassing van punt 1 bedraagt de standaardwasmachinelading 4,5 kg droog wasgoed voor wasmiddelen voor witte was en 2,5 kg droog wasgoed voor wasmiddelen voor fijne was. Een detergens wordt als wasmiddel voor witte was beschouwd tenzij de fabrikant voornamelijk wijst op de beschermende eigenschappen van het product, namelijk op het wassen bij lage temperatuur en van delicate weefsels en kleuren.

3.Op het etiket van consumentenwasmiddelen voor vaatwasmachines wordt de standaarddosering uitgedrukt in gram of milliliter of aantal tabletten voor de hoofdwascyclus voor normaal bevuild servies en bestek in een volledig beladen vaatwasmachine voor twaalf couverts, waarbij voor de standaarddosering indien van toepassing onderscheid wordt gemaakt tussen zacht, middelhard en hard water.

DEEL C — DIGITALE ETIKETTERING

Het is toegestaan de volgende informatie over bestanddelen als bedoeld in deel A uitsluitend op het digitale etiket te vermelden, overeenkomstig artikel 16, lid 1, tweede alinea, op de in dat deel aangegeven wijze:

a)anionogene oppervlakteactieve stoffen;

b)kationogene oppervlakteactieve stoffen;

c)amfotere oppervlakteactieve stoffen;

d)niet-ionische oppervlakteactieve stoffen;

e)fosfaten;

f)fosfonaten;

g)zeep.

DEEL D — VEREENVOUDIGDE DOSERINGSINFORMATIE VOOR CONSUMENTENWASMIDDELEN

Het vereenvoudigd doseringsschema bevat de volgende informatie:

a)basisinstructies voor gebruik, indien van toepassing;

b)de aanbevolen hoeveelheden op basis van een gemiddelde waterhardheid en de bevuilingsgraad van het wasgoed; alsmede

c)een indicatie van de wasmachinelading.



BIJLAGE VI

PRODUCTPASPOORT

Het productpaspoort bevat de volgende informatie:

a)de unieke productidentificatiecode van het detergens of de oppervlakteactieve stof;

b)de naam en het adres van de fabrikant of de gemachtigde van de fabrikant, alsook de unieke identificatiecode voor marktdeelnemers van de fabrikant;

c)de identificatie van het detergens of de oppervlakteactieve stof die traceerbaarheid mogelijk maakt, met inbegrip van een kleurenbeeld dat voldoende duidelijk is om het detergens of de oppervlakteactieve stof te kunnen herkennen;

d)de goederencode volgens dewelke het detergens of de oppervlakteactieve stof is ingedeeld op het moment dat het productpaspoort wordt aangemaakt, zoals bepaald in Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad 4 ;

e)verwijzingen naar rechtshandelingen van de Unie waaraan het detergens of de oppervlakteactieve stof voldoet;

f)een volledige lijst van de stoffen die doelbewust aan het detergens of de oppervlakteactieve stof zijn toegevoegd en van conserveermiddelen, geëtiketteerd overeenkomstig deel A, punt 3, eerste alinea, punt b), van bijlage V, met gebruikmaking van de internationale nomenclatuur van cosmetische ingrediënten of, wanneer die niet beschikbaar is, de benaming volgens de Europese Farmacopee en, wanneer ook die niet beschikbaar is, de gangbare chemische naam of de naam volgens de Internationale Unie voor Zuivere en Toegepaste Chemie (IUPAC).

De in punt f) bedoelde verplichting geldt niet voor professionele detergentia of oppervlakteactieve stoffen voor professionele detergentia waarvoor een veiligheidsinformatieblad als bedoeld in artikel 31 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 beschikbaar is.

BIJLAGE VII

TESTMETHODEN ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 22, LID 2

1.Referentiemethode (bevestigingstest)

1.1.Definitie

Deze methode beschrijft een laboratoriummodel van een actiefslibinstallatie en nabezinktank dat is bedoeld als simulatie van een gemeentelijke rioolwaterzuivering. Op deze testmethode kunnen verbeterde, geavanceerde bedrijfsomstandigheden worden toegepast, als beschreven in EN ISO 11733.

1.2.Benodigde uitrusting

De meetmethode is gebaseerd op het gebruik van een kleine actiefslibinstallatie, die in figuur 1 schematisch is afgebeeld en in figuur 2 gedetailleerder is weergegeven. De apparatuur bestaat uit een afvalwatervat A voor kunstmatig afvalwater, een doseerpomp B, een beluchtingsvat C, een bezinkvat D, een luchtpomp E voor de terugvoer van actief slib en een vergaarbak F voor het opvangen van het behandelde afvalwater.

De vaten A en F moeten van glas of geschikte kunststof zijn gemaakt en een inhoud van ten minste 24 liter hebben. Pomp B zorgt voor regelmatige toevoer van kunstmatig afvalwater naar het beluchtingsvat; bij normaal bedrijf moet dit vat drie liter van het mengsel bevatten. Een plaatje G van gesinterd glas voor de beluchting hangt in vat C op het laagste punt. De hoeveelheid via de beluchtingsinrichting ingeblazen lucht wordt gecontroleerd met een debietmeter H.

1.3.Kunstmatig afvalwater

Voor deze test wordt kunstmatig afvalwater gebruikt. Los per liter leidingwater onderstaande stoffen op:

160 mg pepton;

110 mg vleesextract;

30 mg ureum, CO(NH2)2;

7 mg natriumchloride, NaCl;

4 mg calciumchloride, CaCl2.2H2O;

2 mg magnesiumsulfaat, MgSO4.7H2O;

28 mg dikaliumwaterstoffosfaat, K2HPO4;

en 10 ± 1 mg van de oppervlakteactieve stof.

Het kunstmatige afvalwater wordt elke dag vers bereid.

1.4.Monstervoorbewerking

Niet-samengestelde oppervlakteactieve stoffen worden als zodanig getest. Het actieve gehalte van monsters van de oppervlakteactieve stof moet worden bepaald voor het bereiden van het kunstmatige afvalwater (punt 1.3).

1.5.Werking van de installatie

Om te beginnen worden het beluchtingsvat C en het bezinkvat D gevuld met het kunstmatige afvalwater. Bezinkvat D moet op zodanige hoogte zijn aangebracht dat beluchtingsvat C drie liter water bevat. Inoculatie geschiedt door inbrengen van 3 ml secundair afvalwater van goede kwaliteit, dat vers verzameld is uit een zuiveringsinstallatie die overwegend huishoudelijk afvalwater zuivert. Dit afvalwater moet tussen monsterneming en toepassing onder aerobe omstandigheden worden bewaard. Vervolgens worden beluchtingsinrichting G, luchtpomp E en doseerpomp B in werking gesteld. Het kunstmatige afvalwater moet met een debiet van één liter per uur in beluchtingsvat C stromen; het afvalwater blijft daardoor gemiddeld drie uur in het vat.

De beluchting moet zodanig worden geregeld dat de inhoud van vat C constant in suspensie blijft en het gehalte aan opgeloste zuurstof ten minste 2 mg per liter bedraagt. Schuimvorming moet met geschikte middelen worden tegengegaan. Er mogen evenwel geen antischuimmiddelen worden gebruikt die een remmende werking uitoefenen op het actieve slib of die oppervlakteactieve stoffen bevatten. Luchtpomp E moet zodanig worden ingesteld dat in beluchtingsvat C een doorlopende en regelmatige terugvoer ontstaat van het uit het bezinkvat komende actieve slib. Het zich ophopende slib boven in beluchtingsvat C, onder in bezinkvat D of in het omloopcircuit moet ten minste eenmaal per dag weer in circulatie worden gebracht door roeren of een andere geschikte methode. Wanneer het slib niet bezinkt, kan het bezinken ervan worden bevorderd door eventueel herhaalde toevoeging van hoeveelheden van 2 ml van een 5 % ferrichlorideoplossing.

Het uit bezinkvat D stromende water wordt gedurende 24 uur in vat F opgevangen; na het verloop van deze tijd wordt een monster getrokken na homogenisatie van het mengsel. Vat F moet dan zorgvuldig worden gereinigd.

1.6.Controle op de meetinrichting

Het gehalte aan oppervlakteactieve stof (in mg/liter) van het kunstmatige afvalwater wordt onmiddellijk voor het gebruik bepaald.

Het gehalte aan oppervlakteactieve stof (in mg/liter) van het uitstromende water dat gedurende 24 uur in vat F is opgevangen, moet onmiddellijk na monstername op dezelfde wijze analytisch worden bepaald; anders moeten de monsters worden geconserveerd, bij voorkeur door bevriezing. De concentraties moeten worden bepaald op 0,1 mg/liter oppervlakteactieve stof nauwkeurig.

Ter controle van de goede werking van het proces wordt ten minste tweemaal per week het chemisch zuurstofverbruik (CZV) of de opgeloste organische koolstof (DOC) van het zich in vat F bevindende uitstromende door glasvezel gefiltreerde water en van het in vat A opgeslagen gefiltreerde kunstmatige afvalwater gemeten.

De afname van CZV of DOC moet zich stabiliseren wanneer de dagelijkse biologische afbraak van de oppervlakteactieve stof min of meer regelmatig is, dat wil zeggen aan het eind van de in figuur 3 aangegeven beginperiode.

Het gehalte aan droge stof van het actieve slib in het beluchtingsvat moet tweemaal per week worden bepaald (in g/liter). Wanneer dit meer dan 2,5 g/liter bedraagt, moet de overmaat aan actief slib worden verwijderd.

De afbreekbaarheidstest wordt uitgevoerd bij kamertemperatuur; deze temperatuur moet gelijkmatig zijn en gehouden worden tussen 19 en 24 °C.

1.7.Berekening van de biologische afbreekbaarheid

Het percentage van biologische afbraak van de oppervlakteactieve stof moet dagelijks worden berekend op basis van het gehalte aan oppervlakteactieve stof (uitgedrukt in mg/liter) van het kunstmatige afvalwater en van de overeenkomstige uitloop in vat F.

De aldus verkregen waarden moeten in een grafiek worden weergegeven als geïllustreerd in figuur 3.

De biologische afbreekbaarheid van de oppervlakteactieve stof wordt berekend als het rekenkundig gemiddelde van de verkregen waarden over 21 dagen volgend op de begin- en acclimatiseringsperiode, gedurende welk tijdvak de biologische afbraak regelmatig moet zijn geweest en de installatie zonder onderbreking goed moet hebben gefunctioneerd. In geen geval mag de beginperiode meer dan zes weken bedragen.

De dagelijkse biologische afbraakwaarden moeten tot op 0,1 % nauwkeurig worden berekend, maar het eindresultaat wordt op het laatste gehele getal afgerond.

In sommige gevallen kan de frequentie van de monsterneming worden verminderd, maar voor de berekening van het gemiddelde moeten ten minste 14 resultaten van monsters worden gebruikt die in de periode van 21 dagen volgend op de beginperiode zijn verzameld.

2.Bepaling van anionogene oppervlakteactieve stoffen bij biologische afbreekbaarheidstests

2.1.Principe

Bij deze methode wordt uitgegaan van het feit dat de kationogene kleurstof methyleenblauw met anionogene oppervlakteactieve stoffen blauwe complexen vormt (MBAS) die met chloroform kunnen worden geëxtraheerd. Om storing te voorkomen wordt eerst geëxtraheerd uit de alkalische oplossing, waarna het extract met de zure methyleenblauwoplossing wordt geschud. De extinctie van de afgescheiden organische fase wordt fotometrisch gemeten bij de golflengte van de maximale extinctie (650 nm) van het complex.

2.2.Reagentia en uitrusting

2.2.1.Bufferoplossing pH 10

Los 24 g natriumbicarbonaat, NaHCO3 p.a., en 27 g watervrij natriumcarbonaat (Na2CO3) p.a. in gedeïoniseerd water op en vul aan tot 1 000 ml.

2.2.2.Neutrale methyleenblauwoplossing

Los 0,35 g methyleenblauw p.a. in gedeïoniseerd water op en vul aan tot 1 000 ml. Bereid de oplossing ten minste 24 uur voor het gebruik. De extinctie van de blanco chloroformfase, gemeten tegen chloroform, mag niet meer bedragen dan 0,015 per cm dikte van de laag bij 650 nm.

2.2.3.Zure methyleenblauwoplossing

Los 0,35 g methyleenblauw p.a. in 500 ml gedeïoniseerd water op en meng met 6,5 ml H2SO4 (d = 1,84 g/ml). Vul met gedeïoniseerd water aan tot 1 000 ml. Bereid de oplossing ten minste 24 uur voor het gebruik. De extinctie van de blanco chloroformfase, gemeten tegen chloroform, mag niet meer bedragen dan 0,015 per cm dikte van de laag bij 650 nm.

2.2.4.Chloroform (trichloormethaan) p.a., vers gedestilleerd

2.2.5.Dodecylbenzeensulfonzuurmethylester

2.2.6.Oplossing van kaliumhydroxide in ethanol, KOH 0,1 M

2.2.7.Zuiver ethanol, C2H5OH

2.2.8.Zwavelzuur, H2SO4 0,5 M

2.2.9.Fenolftaleïenoplossing

Los 1 g fenolftaleïen in 50 ml ethanol op en voeg onder voortdurend roeren 50 ml gedeïoniseerd water toe. Filtreer de oplossing.

2.2.10.Zoutzuur in methanol: 250 ml zoutzuur p.a. en 750 ml methanol

2.2.11.Scheitrechter van 250 ml

2.2.12.Maatkolf van 50 ml

2.2.13.Maatkolf van 500 ml

2.2.14.Maatkolf van 1 000 ml

2.2.15.Kolf met ronde bodem van 250 ml, met ingeslepen stop en terugvloeikoeler; kooksteentjes

2.2.16.pH-meter

2.2.17.Fotometer voor metingen bij 650 nm, met cuvetten van 1 tot 5 cm

2.2.18.Kwalitatief filterpapier

2.3.Procedure

De analysemonsters mogen niet door een schuimlaag worden genomen.

Na een grondige reiniging met water moet de bij de analyse gebruikte apparatuur grondig met een oplossing van zoutzuur in methanol (punt 2.2.10) en vervolgens met gedeïoniseerd water voor het gebruik worden uitgespoeld.

Filtreer de te onderzoeken in- en uitloop van de actiefslibinstallatie onmiddellijk na de monsterneming. Gooi de eerste 100 ml van de filtraten weg.

Breng een afgemeten, zo nodig geneutraliseerde hoeveelheid van het monster in een scheitrechter van 250 ml (punt 2.2.11). De hoeveelheid monster moet tussen de 20 en de 150 g MBAS bevatten. Bij een lager MBAS-gehalte kan tot 100 ml van het monster worden gebruikt. Bij gebruik van minder dan 100 ml moet met gedeïoniseerd water tot 100 ml worden aangevuld. Voeg aan het monster 10 ml van de bufferoplossing (punt 2.2.1), 5 ml van de neutrale methyleenblauwoplossing (punt 2.2.2) en 15 ml chloroform (punt 2.2.4) toe. Schud het mengsel gelijkmatig en niet te krachtig gedurende 1 minuut. Laat na de scheiding van de fasen de chloroformlaag in een tweede scheitrechter lopen, die 110 ml gedeïoniseerd water en 5 ml zure methyleenblauwoplossing (punt 2.2.3) bevat. Schud het mengsel gedurende 1 minuut. Laat de chloroformlaag over een van tevoren met alcohol gewassen en met chloroform bevochtigd wattenfilter percoleren in een maatkolf (punt 2.2.12).

Extraheer de alkalische en zure oplossingen driemaal, bij de tweede en derde extractie met 10 ml chloroform. Filtreer de verenigde chloroformextracten over dezelfde wattenfilter en vul met de chloroform die voor het nawassen van de watten werd gebruikt tot de streep aan in de kolf van 50 ml (punt 2.2.12). Meet de extinctie van de chloroformoplossing met een fotometer bij 650 nm in cuvetten van 1 tot 5 cm tegen chloroform. Pas de gehele procesgang toe op een blancobepaling.

2.4.IJkgrafiek

Bereid een ijkoplossing uit de standaardstof dodecylbenzeensulfonzuurmethylester (tetrapropyleen type PM 340) na omzetting in het kaliumzout. De MBAS wordt uitgedrukt als natriumdodecylbenzeensulfonaat (PM 348).

Weeg 400 tot 450 mg dodecylbenzeensulfonzuurmethylester (punt 2.2.5) tot op 0,1 mg nauwkeurig in een kolf met ronde bodem en voeg 50 ml van de oplossing van kaliumhydroxide in ethanol (punt 2.2.6), alsmede enkele kooksteentjes toe. Laat na aanbrenging van de terugvloeikoeler 1 uur koken. Was na het koelen de koeler en het verbindingsstuk van geslepen glas met ongeveer 30 ml ethanol en voeg de wasvloeistof toe aan de inhoud van de kolf. Titreer de oplossing met zwavelzuur tegen fenolftaleïen totdat deze kleurloos is. Breng deze oplossing over in een maatkolf van 1 000 ml (punt 2.2.14), vul met gedeïoniseerd water aan tot de streep en meng.

Een deel van deze oppervlakteactieve voorraadoplossing wordt daarna verder verdund. Neem 25 ml af, breng deze over in een maatkolf van 500 ml (punt 2.2.13), vul met gedeïoniseerd water tot de streep en meng.

Deze standaardoplossing bevat:

waarbij: E = gewicht van het monster in mg.

Neem voor de ijkcurve achtereenvolgens hoeveelheden van 1, 2, 4, 6 en 8 ml van de standaardoplossing en vul telkens met gedeïoniseerd water aan tot 100 ml. Ga vervolgens te werk zoals in punt 2.3 is beschreven, met inbegrip van een blancobepaling.

2.5.Berekening van de resultaten

De hoeveelheid anionogene oppervlakteactieve stof (MBAS) in het monster wordt afgelezen van de ijkcurve (punt 2.4). Het MBAS-gehalte van het monster wordt verkregen aan de hand van de volgende formule:

waarbij: V = de gebruikte hoeveelheid monster in ml.

Geef de resultaten weer in natriumdodecylbenzeensulfonaat (PM 348).

2.6.Weergave van de resultaten

Geef de resultaten weer in MBAS mg/liter en wel tot op 0,1 mg/liter nauwkeurig.

3.Bepaling van niet-ionogene oppervlakteactieve stoffen bij biologische afbreekbaarheidstests

3.1.Principe

De oppervlakteactieve stoffen worden door gasstripping geconcentreerd en geïsoleerd. Bij het gebruikte monster moet de hoeveelheid niet-ionogene oppervlakteactieve stoffen gelegen zijn tussen 250 en 800 g.

De gestripte oppervlakteactieve stof wordt in ethylacetaat opgelost.

Na faseafscheiding en verdamping van het oplosmiddel wordt de niet-ionogene oppervlakteactieve stof in een oplossing in water geprecipiteerd door toevoeging van gewijzigd Dragendorff-reagens (KBiI4 + BaCl2 + ijsazijn).

Het precipitaat wordt gefiltreerd, met ijsazijn gewassen en in een ammoniumtartraatoplossing opgelost. Het bismut in de oplossing wordt potentiometrisch getitreerd met een pyrolidinedithiocarbamaatoplossing (pH 4–5), waarbij gebruik wordt gemaakt van een blank-platina-indicatorelektrode en een kalomel- of zilver/zilverchloridereferentie-elektrode. De methode is van toepassing op niet-ionogene oppervlakteactieve stoffen die 6–30 alkeenoxydegroepen bevatten.

Het resultaat van de titratie wordt met de empirische factor 54 vermenigvuldigd voor omzetting in de referentiestof nonylfenol, gecondenseerd met 10 mol ethyleenoxyde (NP 10).

3.2.Reagentia en apparatuur

Reagentia moeten worden aangelengd met gedeïoniseerd water.

3.2.1.    Zuiver ethylacetaat, vers gedestilleerd

3.2.2.    Natriumbicarbonaat, NaHCO3 p.a.

3.2.3.    Verdund zoutzuur [20 ml geconcentreerd zoutzuur (HCl), verdund tot 1 000 ml met water]

3.2.4.    Methanol p.a., vers gedestilleerd en in een glazen fles bewaard

3.2.5.    Broomkresolpurper, 0,1 g in 100 ml methanol

3.2.6.    Neerslagmiddel: het neerslagmiddel is een mengsel van twee volumedelen oplossing A en een volumedeel oplossing B. Het mengsel wordt in een bruine fles bewaard en kan tot een week na de vermenging worden gebruikt.

3.2.6.1.    Oplossing A

Los 1,7 g basisch bismutnitraat, BiONO3.H2O p.a., in 20 ml ijsazijn op en vul aan met water tot 100 ml. Los vervolgens 65 g kaliumjodide p.a. in 200 ml water op. Vermeng deze twee oplossingen in een maatkolf van 1 000 ml, voeg aan het mengsel 200 ml ijsazijn (punt 3.2.7) toe en vul aan met water tot 1 000 ml.

3.2.6.2.    Oplossing B

Los 290 g bariumchloride, BaCl2.2H2O p.a., op in 1 000 ml water.

3.2.7.    IJsazijn 99100 % (lagere concentraties zijn ongeschikt)

3.2.8.    Ammoniumtartraatoplossing: vermeng 12,4 g wijnsteenzuur p.a. en 12,4 ml ammoniumoplossing p.a. (d = 0,910 g/ml) en vul tot 1 000 ml aan met water (of gebruik een equivalente hoeveelheid ammoniumtartraat p.a.).

3.2.9.    Verdunde ammoniakoplossing: 40 ml ammoniakoplossing p.a. (d = 0,910 g/ml) die met water wordt verdund tot 1 000 ml.

3.2.10.    Acetaatbuffer: los in een bekerglas 40 g vast natriumhydroxyde p.a. in 500 ml water op en laat afkoelen. Voeg hieraan 120 ml ijsazijn (punt 3.2.7) toe. Meng grondig, laat afkoelen en giet over in een maatkolf van 1 000 ml. Vul tot de streep aan met water.

3.2.11.    Pyrolidinedithiocarbamaatoplossing (staat bekend als “carbaatoplossing”): los 103 mg natriumpyrolidinedithiocarbamaat, C5H8NNaS2.2H2O, in ongeveer 500 ml water op, voeg er 10 ml n-amylalcohol p.a. en 0,5 g NaHCO3 p.a. aan toe en vul aan tot 1 000 ml met water.

3.2.12.    Kopersulfaatoplossing (voor standaardisatie van punt 3.2.11).

VOORRAADOPLOSSING

Meng 1,249 g kopersulfaat, CuSO4.5H2O p.a., met 50 ml 0,5 M zwavelzuur en vul aan tot 1 000 ml met water.

STANDAARDOPLOSSING

Meng 50 ml voorraadoplossing met 10 ml 0,5 M H2SO4 en vul aan tot 1 000 ml met water.

3.2.13.    Natriumchloride p.a.

3.2.14.    Gasstripper (zie figuur 5) De diameter van de schijf van gesinterd materiaal moet gelijk zijn aan de binnendiameter van de cilinder.

3.2.15.    Scheitrechter van 250 ml

3.2.16.    Magneetroerder met magneet van 2530 mm

3.2.17.    Goochkroes, diameter van de geperforeerde bodem = 25 mm, type G4

3.2.18.    Rond filtreerpapier van glasvezel, diameter 27 mm met vezeldiameter 0,31,5 m

3.2.19.    Twee filtreerkolven met verbindingsstuk en rubberhals, van respectievelijk 500 ml en 250 ml

3.2.20.    Registrerende potentiometer met een blank-platina-indicatorelektrode en een kalomel- of zilver/zilverchloridereferentie-elektrode met een meetgebied van 250 mV en met een automatische buret met een inhoud van 2025 ml, of soortgelijke, met de hand bediende apparatuur

3.3.Methode

3.3.1.Concentratie en afscheiding van de oppervlakteactieve stof

Filtreer het waterige monster over kwalitatief filtreerpapier. Gooi de eerste 100 ml van het filtraat weg.

Breng in de stripper, na spoeling met ethylacetaat, een zodanig afgemeten hoeveelheid van het monster dat dit 250–800 g niet-ionogene oppervlakteactieve stof bevat.

Voeg hieraan, om de afscheiding te bevorderen, 100 g natriumchloride en 5 g natriumbicarbonaat toe.

Indien het volume van het monster meer dan 500 ml bedraagt, moeten deze zouten in vaste vorm aan de stripper worden toegevoegd en een en ander worden opgelost door stikstof of lucht door het apparaat te laten stromen.

Indien gebruik wordt gemaakt van een kleiner monster, moeten de zouten in 400 ml water worden opgelost en vervolgens aan de stripper worden toegevoegd.

Voeg water toe om het niveau tot aan de bovenste afsluiter te brengen.

Voeg voorzichtig een laag van 100 ml ethylacetaat toe boven het water.

Vul de wasfles in de gasleiding (stikstof of lucht) voor twee derde met ethylacetaat.

Laat een gasstroom van 30–60 liter/uur door de stripper gaan; hierbij verdient het aanbeveling een debietmeter te gebruiken. De doorstroomsnelheid moet in het begin geleidelijk worden opgevoerd. De gastoevoersnelheid moet zodanig zijn geregeld dat de fasen merkbaar gescheiden blijven om de vermenging van de fasen en de oplossing van het ethylacetaat in het water zo klein mogelijk te houden. Sluit de gasstroom na vijf minuten.

Indien er een vermindering van het volume van de organische fase door oplossing in water met meer dan 20 % plaatsvindt, moet het verwijderen worden herhaald met een zwakkere gasstroom.

Laat de organische fase in een scheitrechter aflopen. Breng het water in de scheitrechter dat afkomstig is van de waterige fase — dit mag slechts een hoeveelheid van enkele ml zijn — terug in de stripper. Filtreer de ethylacetaatfase over droog kwalitatief filtreerpapier in een bekerglas van 250 ml.

Breng nog 100 ml ethylacetaat in de stripper en laat er opnieuw gedurende vijf minuten stikstof of lucht doorstromen. Laat de organische fase afvloeien in de scheitrechter waarvan gebruik werd gemaakt bij de eerste scheiding, werp de waterige fase weg en laat de organische fase door dezelfde filter stromen als de eerste ethylacetaathoeveelheid. Spoel zowel scheitrechter als filter uit met 20 ml ethylacetaat.

Damp het ethylacetaatextract volledig in met behulp van een waterbad (zuurkast). Laat een lichte luchtstroom over het oppervlak van de oplossing gaan om de verdamping te bespoedigen.

3.3.2.Precipitatie en filtratie

Los het droge residu van 3.3.1 in 5 ml methanol op, voeg 40 ml water en 0,5 ml verdund HCl (punt 3.2.3) toe en roer het mengsel om met een magneetroerder.

Voeg aan deze oplossing 30 ml neerslagmiddel (punt 3.2.6) uit een maatcilinder toe. Het precipitaat vormt zich na herhaald roeren. Laat het mengsel na tien minuten roeren ten minste vijf minuten staan.

Filtreer het mengsel door een Goochkroes, waarvan de bodem bedekt is met filtreerpapier van glasvezel. Was eerst de filter onder afzuiging met ongeveer 2 ml ijsazijn. Was vervolgens het bekerglas, de magneet en de kroes grondig met ijsazijn, waarvan men ongeveer 40–50 ml nodig heeft. Het is niet noodzakelijk het precipitaat dat aan de wanden van het bekerglas kleeft kwantitatief in de filter over te brengen, omdat de oplossing van het precipitaat voor de titratie weer in het bij de precipitatie gebruikte bekerglas wordt overgebracht en het resterende precipitaat daarna opgelost zal worden.

3.3.3.Oplossing van het precipitaat

Los het precipitaat op in de filterkroes door toevoeging van de hete (ongeveer 80 °C) ammoniumtartraatoplossing (punt 3.2.8) in drie gedeelten van elk 10 ml. Laat elk gedeelte enkele minuten in de kroes staan alvorens het door de filter wordt afgezogen in de fles.

Breng de inhoud van de filtreerkolf in het bekerglas waarvan gebruik werd gemaakt bij de precipitatie. Spoel de wanden van het bekerglas af met nogmaals 20 ml tartraatoplossing om de rest van het precipitaat op te lossen.

Was de kroes, het verbindingsstuk en de filtreerkolf zorgvuldig met 150–200 ml water en breng het spoelwater terug in het bekerglas dat bij de precipitatie werd gebruikt.

3.3.4.Titratie

Roer de oplossing om met een magneetroerder (punt 3.2.16), voeg er enkele druppels broomkresolpurper (punt 3.2.5) aan toe en vervolgens de verdunde ammoniakoplossing (punt 3.2.9) totdat de oplossing een paarse kleur vertoont (de oplossing is aanvankelijk zwak zuur door het azijnzuurresidu waarvan gebruik werd gemaakt bij het uitspoelen).

Voeg vervolgens 10 ml acetaatbuffer (punt 3.2.10) toe, dompel de elektroden in de oplossing en titreer potentiometrisch met standaard “carbaatoplossing” (punt 3.2.11), waarbij het uiteinde van de buret in de oplossing is ondergedompeld.

De titreersnelheid mag niet meer bedragen dan 2 ml/min.

Het eindpunt wordt gevormd door het snijpunt van de raaklijnen aan de twee takken van de potentiaalkromme.

Soms vervlakt de buiging in de potentiaalkromme; dit kan worden voorkomen door zorgvuldige reiniging van de platina-elektrode (schuren met amarilpapier).

3.3.5.Blancobepalingen

Pas tegelijkertijd de gehele procesgang toe op een blancobepaling met 5 ml methanol en 40 ml water, overeenkomstig de instructies die in punt 3.3.2 zijn gegeven. Bij titratie moet men beneden de 1 ml blijven omdat anders de zuiverheid van de reagentia (punten 3.2.3, 3.2.7, 3.2.8, 3.2.9, 3.2.10), met name het gehalte ervan aan zware metalen, verdacht is en dan moeten zij worden vervangen. Met deze blancobepaling moet bij de berekening van de resultaten rekening worden gehouden.

3.3.6.Bepaling van de factor van de “carbaatoplossing”

Bepaal dagelijks voor gebruik de factor van de carbaatoplossing. Titreer daarvoor 10 ml van de kopersulfaatoplossing (punt 3.2.12) met “carbaatoplossing” na toevoeging van 100 ml water en 10 ml acetaatbuffer (punt 3.2.10). Indien de gebruikte hoeveelheid a ml is, dan is factor f:

Alle resultaten van de titratie moeten met deze factor worden vermenigvuldigd.

3.4.Berekening van de resultaten

Elke niet-ionogene oppervlakteactieve stof heeft een eigen omrekeningsfactor, die wordt bepaald door zijn samenstelling, in het bijzonder de lengte van de alkeenoxideketen. Het gehalte aan niet-ionogene oppervlakteactieve stof wordt gerelateerd aan een standaardstof — een nonylfenol met tien ethyleenoxide-eenheden (NP 10) — waarvan de omrekeningsfactor 0,054 bedraagt.

Met behulp van deze factor wordt de hoeveelheid in het monster aanwezige oppervlakteactieve stof gevonden en in mg NP 10-equivalent uitgedrukt aan de hand van de volgende formule:

(b – c)xfx0,054 = mg niet-ionogene oppervlakteactieve stof als NP 10

waarbij:

b

=

het volume “carbaatoplossing” gebruikt voor het monster (ml),

c

=

het volume “carbaatoplossing” gebruikt voor de blancobepaling (ml),

f

=

de factor van de “carbaatoplossing”.

3.5.Weergave van de resultaten

Geef de resultaten weer in mg/liter als NP 10 en wel tot op 0,1 nauwkeurig.

Figuur 1 Actiefslibinstallatie: overzicht

A

Opslagvat

B

Doseerpomp

C

Beluchtingsvat (capaciteit drie liter)

D

Bezinkvat

E

Luchtpomp

F

Vergaarbak

G

Gesinterde beluchtingsinrichting

H

Luchtdebietmeter

I

Lucht

Figuur 2 Actiefslibinstallatie: details (afmetingen in millimeters)

A

Vloeistofniveau

B

Hard pvc

C

Glas of waterbestendige kunststof (hard pvc)

Figuur 3 Berekening van de biologische afbreekbaarheid — bevestigingstest

A

Aanloopperiode

B

Berekeningsperiode (21 dagen)

C

Gemakkelijk afbreekbare oppervlakteactieve stof

D

Moeilijk afbreekbare oppervlakteactieve stof

E

Biologische afbreekbaarheid ( %)

F

Tijd (dagen)

BIJLAGE VIII

CONCORDANTIETABEL

Verordening (EG) nr. 648/2004

Deze verordening

Artikel 1, lid 1

Artikel 1, lid 1

Artikel 1, lid 2

Artikel 2, lid 1

Artikel 2, punt 1)

Artikel 2, lid 1 bis

Artikel 2, punt 2)

Artikel 2, lid 1 ter

Artikel 2, punt 3)

Artikel 2, lid 2

Artikel 2, lid 3

Artikel 2, punt 6)

Artikel 2, lid 4

Artikel 2, punt 7)

Artikel 2, lid 5

Artikel 2, punt 8)

Artikel 2, lid 6

Artikel 2, punt 11)

Artikel 2, lid 7

Artikel 2, lid 8

Artikel 2, punt 12)

Artikel 2, lid 9

Artikel 2, punt 14)

Artikel 2, lid 9 bis

Artikel 2, punt 13)

Artikel 2, lid 10

Artikel 2, punt 15)

Artikel 2, lid 11

Artikel 2, lid 12

Artikel 2, punt 5)

Artikel 3, lid 1

Artikel 3, lid 1, en artikel 4, lid 2

Artikel 3, lid 2

Artikel 3, lid 3

Artikel 7, lid 1

Artikel 4, lid 1

Artikel 4, lid 1

Artikel 4, lid 2

Artikel 4, lid 3

Artikel 4 bis

Artikel 6

Artikel 5, lid 1

Artikel 5, lid 2

Artikel 5, lid 3

Artikel 5, lid 4

Artikel 5, lid 5

Artikel 5, lid 6

Artikel 6, lid 1

Artikel 6, lid 2

Artikel 6, lid 3

Artikel 6, lid 4

Artikel 7

Artikel 8, lid 1

Artikel 8, lid 2

Artikel 8, lid 3

Artikel 8, lid 4

Artikel 9, lid 1

Artikel 8, lid 2

Artikel 9, lid 2

Artikel 9, lid 3

Artikel 7, lid 6

Artikel 10, lid 1

Artikel 10, lid 2

Artikel 22, lid 2

Artikel 11, lid 1

Artikel 1, lid 2, punt b)

Artikel 11, leden 2 en 3

Artikel 15, lid 3

Artikel 11, lid 4

Artikel 15, lid 4

Artikel 11, lid 5

Artikel 15, lid 5

Artikel 11, lid 6

Artikel 12

Artikel 28

Artikel 13

Artikel 26

Artikel 13 bis, lid 1

Artikel 27, lid 1

Artikel 13 bis, lid 2

Artikel 27, lid 2

Artikel 13 bis, lid 3

Artikel 27, lid 3

Artikel 13 bis, lid 4

Artikel 27, lid 5

Artikel 13 bis, lid 5

Artikel 27, lid 6

Artikel 14, lid 1

Artikel 3, lid 2

Artikel 14, lid 2

Artikel 14, lid 3

Artikel 14, lid 4

Artikel 14, lid 5

Artikel 15, lid 1, eerste alinea

Artikel 24, lid 1

Artikel 15, lid 1, tweede alinea

Artikel 24, lid 3

Artikel 15, lid 2

Artikel 25, lid 4

Artikel 16, lid 1

Artikel 16, lid 2

Artikel 17

Artikel 33

Artikel 18

Artikel 29

Artikel 19

Artikel 35

(1)    Verordening (EG) nr. 440/2008 van de Commissie van 30 mei 2008 houdende vaststelling van testmethoden uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach) (PB 142 van 31.5.2008, blz. 1).
(2)    Richtlijn 2004/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de toepassing van de beginselen van goede laboratoriumpraktijken en het toezicht op de toepassing ervan voor tests op chemische stoffen (PB 50 van 20.2.2004, blz. 44).
(3)    Richtlijn 2004/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de toepassing van de beginselen van goede laboratoriumpraktijken en het toezicht op de toepassing ervan voor tests op chemische stoffen (PB 50 van 20.2.2004, blz. 44).
(4)    Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB 256 van 7.9.1987, blz. 1).
Top