EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52022PC0473

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD betreffende een noodinterventie in verband met de hoge energieprijzen

COM/2022/473 final

Brussel, 14.9.2022

COM(2022) 473 final

2022/0289(NLE)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

betreffende een noodinterventie in verband met de hoge energieprijzen


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

De gas- en elektriciteitsprijzen hebben in 2022 recordhoogten bereikt en zijn na de Russische invasie van Oekraïne nog verder gestegen. Het voorbije jaar zijn de elektriciteitsprijzen in Europa snel gestegen, tot een niveau dat veel hoger is dan in de vorige decennia. Deze dynamiek is inherent verbonden met de hoge gasprijs: hierdoor stijgt de prijs van elektriciteit die is geproduceerd in gasgestookte centrales, die vaak nodig zijn om aan de vraag te voldoen. De prijzen begonnen vorige zomer snel te stijgen, toen de wereldeconomie weer op gang kwam nadat de COVID-19-beperkingen waren versoepeld. De Russische invasie in Oekraïne heeft de situatie dan nog verergerd.

Verwacht wordt dat de energieprijzen hoog zullen blijven door de onzekerheid op de markt na een reeks onderbrekingen in de gasvoorziening die alleen kunnen worden verklaard als een opzettelijke poging van Rusland om energie als politiek wapen te gebruiken. Verdere onderbrekingen van de Russische gasleveringen aan de EU in de komende weken of maanden kunnen leiden tot nog hogere gasprijzen, met domino-effecten op de elektriciteitsprijs, het inflatieniveau en de gevolgen daarvan voor burgers en de algehele financiële en macro-economische stabiliteit van de EU.

De Commissie is zich scherp bewust van de gevolgen die de onzekerheid over de gasvoorziening heeft voor de elektriciteitsmarkt. In heel Europa kampen lidstaten met een stijging van de elektriciteitsprijzen die samenhangt met de toenemende gasprijzen, waardoor gas als brandstof nu belangrijker is voor de marginale prijs van elektriciteit dan steenkool. Tegelijk kon er de afgelopen maanden in de EU minder elektriciteit worden opgewekt dan normaal door onderhoudswerkzaamheden van elektriciteitscentrales, een lagere output van waterkrachtcentrales en de sluiting van een aantal oudere centrales.

Daarnaast hebben de recordtemperaturen deze zomer de vraag naar energie voor koeling doen toenemen en de elektriciteitsopwekking nog meer onder druk gezet. De extreme weersomstandigheden hebben dus bijgedragen aan de energieschaarste en de hoge energieprijzen, die zwaar wegen voor consumenten en industrie, en het economisch herstel afremmen. Het energieaanbod en de prijzen van voedingsmiddelen zorgen voor wereldwijde inflatoire druk, die de koopkracht van huishoudens en de economie als geheel uitholt.

De dramatische stijging van de elektriciteitsprijzen momenteel weegt enorm op huishoudens, kleine en middelgrote ondernemingen en de industrie, en dreigt bredere sociale en economische schade te veroorzaken. Net als de voorbije winter worden kwetsbare klanten en energiearme huishoudens het hardst getroffen, maar de hoge prijzen hebben ook steeds meer gevolgen voor huishoudens met een middeninkomen en voor bedrijven. Zij lopen het risico hun energierekening niet te kunnen betalen en staan voor de keuze om ofwel energie ofwel andere essentiële goederen te betalen, en voor bedrijven staan hun financiële levensvatbaarheid en investeringsplannen op het spel.

In deze economische context is een snelle en gecoördineerde EU-brede respons noodzakelijk om de problemen te verzachten die de hoge prijzen veroorzaken voor consumenten - niet alleen energiearme en kwetsbare huishoudens, maar ook huishoudens met een middeninkomen - en ondernemingen. De detailhandelsprijzen van elektriciteit zijn tussen juli 2021 en juli 2022 gemiddeld met bijna de helft gestegen en verwacht wordt dat de uitzonderlijke stijgingen ook de komende winter nog zullen voortduren, met merkbare gevolgen voor de meeste consumentencontracten. De reactie van de EU moet zorgvuldig en holistisch worden gecoördineerd. Elektriciteit moet efficiënt door Europa blijven stromen zodat lidstaten overtollige elektriciteit kunnen exporteren naar degenen die er het meest behoefte aan hebben. De rol van de interne energiemarkt om de gevolgen van de huidige energiecrisis te verzachten, mag niet over het hoofd worden gezien. De beoordeling door ACER van de opzet van de groothandelsmarkt voor elektriciteit in de EU 1 toonde aan dat de grensoverschrijdende handel in 2021 de consumenten 34 miljard EUR voordeel heeft opgeleverd en tegelijkertijd de prijsvolatiliteit heeft helpen afvlakken, en de voorzieningszekerheid en de weerstand tegen prijsschokken van elke lidstaat vergroot.

De Unie wordt aldus geconfronteerd met een uitzonderlijke situatie. De ongeziene uitdagingen vergen passende, evenredige en tijdelijke maatregelen, die in een geest van solidariteit moeten worden genomen, om de ernstige problemen op het gebied van energie aan te pakken en de energiecrisis samen te overwinnen.

Daarom stelt de Commissie een geïntegreerd pakket onderling van elkaar afhankelijke maatregelen voor die onmiddellijk moeten worden ingevoerd. Deze maatregelen zijn onder meer gericht op het verkleinen van de gevolgen van de hoge elektriciteitsprijzen en het beschermen van consumenten, zonder te raken aan de voordelen van de interne markt en het gelijke speelveld. Hiertoe pakken zij verschillende aspecten van de huidige situatie aan, zodat de effecten elkaar aanvullen en versterken en één gecoördineerde EU-respons op de crisis mogelijk maken. Zij zijn bovendien volledig verenigbaar met de mededeling van 8 maart 2022, “REPowerEU: een gemeenschappelijk Europees optreden voor betaalbaardere, veiligere en duurzamere energie” en met het REPowerEU-plan van de Commissie van 18 mei 2022 dat tot doel heeft de EU zo snel mogelijk, en uiterlijk tegen 2027, onafhankelijk te maken van Russische fossiele brandstoffen.

De momenteel zeer hoge energieprijzen voor consumenten leiden tot enorme financiële winsten, niet alleen voor elektriciteitsproducenten met lagere marginale kosten, maar ook voor ondernemingen in de olie-, gas-, steenkool- en raffinagesectoren. Deze winsten komen er voornamelijk door gunstige externe marktfactoren als gevolg van de Russische oorlog en niet doordat de ondernemingen zelf meer inspanningen of investeringen hebben gedaan. Deze hoge energieprijzen brengen huishoudens en bedrijven in de EU in de problemen en doen de inflatie toenemen; de noodzakelijke steunmaatregelen leiden tot hogere overheidsuitgaven. Het is dus passend de vraag naar elektriciteit in de hele EU te verlagen om de behoefte aan gasgestookte elektriciteitsproductie te verminderen en ook een deel van de inkomsten die ondernemingen in de verschillende energiesectoren als gevolg van deze uitzonderlijke omstandigheden verkrijgen, te herverdelen om de problemen voor energieconsumenten en de samenleving in het algemeen te verlichten. Een dergelijke herverdeling kan worden bewerkstelligd met verschillende instrumenten, afhankelijk van de omstandigheden van de sector, en is bedoeld om de middelen ter beschikking te stellen van consumenten of projecten ter versterking van de energieautonomie van de Unie, met inbegrip van de mogelijkheid voor lidstaten om delen van de bijdragen aan de middelen van de Unie te kanaliseren in de geest van solidariteit of ze te gebruiken op basis van overeenkomsten tussen lidstaten.

Meerdere lidstaten hebben al herverdelingsmaatregelen goedgekeurd of overwegen dergelijke maatregelen. Maatregelen die uitsluitend op nationaal niveau worden genomen, dreigen echter ongelijke voorwaarden te creëren voor ondernemingen die actief zijn op de energiemarkt van de EU. Om een gelijk speelveld tot stand te brengen stelt de Commissie twee elkaar aanvullende instrumenten voor om zo de hele energiesector te bestrijken: a) een maatregel die tijdelijk gericht is op de inkomsten van elektriciteitsproducenten en deze vermindert, en b) een maatregel die tijdelijk een solidariteitsbijdrage instelt op het surplus aan winsten in de sector van de fossiele brandstoffen binnen het toepassingsgebied van deze verordening. Door de inkomsten van elektriciteitsproducenten te verminderen, streeft de in de verordening voorgestelde maatregel ernaar het marktresultaat te imiteren dat producenten zouden verwachten als de wereldwijde toeleveringsketens normaal zouden functioneren, dus zonder de verstoringen van de gaslevering die zich sinds de invasie van Oekraïne in februari 2022 hebben voorgedaan. Daarnaast stelt de Commissie voor een tijdelijke solidariteitsbijdrage te heffen op de winsten van ondernemingen die actief zijn in de olie-, gas-, steenkool- of raffinagesector, die aanzienlijk zijn gestegen ten opzichte van voorgaande jaren.

De lidstaten zullen de opbrengsten van de solidariteitsbijdrage gebruiken om huishoudens en bedrijven te ondersteunen en de gevolgen van de hoge energieprijzen te verzachten. Zij zouden de opbrengsten van deze kortetermijnmaatregel ook moeten gebruiken om maatregelen te financieren om het energieverbruik terug te dringen en om bedrijven te ondersteunen, zodat de energieautonomie van de Unie op langere termijn verder wordt versterkt.

Deze tijdelijke maatregelen, die het surplus aan inkomsten en winsten herverdelen ten gunste van consumenten, zorgen dat de consument kan profiteren van het voordeel van lagere kosten voor energieopwekking. Zij doen geen afbreuk aan en vormen een aanvulling op de werkzaamheden van de Commissie met betrekking tot de liquiditeit op de financiële markten voor energie, het tijdelijk crisiskader voor staatssteun van de EU, de gasprijsvermindering en het opzet van de markt op lange termijn zoals aangekondigd in de mededeling over kortetermijnmaatregelen op de energiemarkt en langetermijnverbeteringen in de opzet van de elektriciteitsmarkt, die samen met het REPowerEU-plan van 18 mei 2022 is bekendgemaakt. De voorgestelde verordening behoudt de voordelen van de interne elektriciteitsmarkt wat betreft efficiëntie van de dispatching en voorzieningszekerheid, en vermindert tegelijk de vraag naar elektriciteit en het effect van de hoge gasprijzen op de elektriciteitsrekeningen van de consument.

2.Noodinstrument voor elektriciteit

Vermindering van de vraag naar elektriciteit

Als reactie op het toegenomen risico voor de komende winter en de noodzaak om de totale vraag naar elektriciteit te doen dalen, brandstofvoorraden voor elektriciteitsopwekking aan te houden en gerichte maatregelen te nemen om de elektriciteitsprijzen tijdens de duurste uren te verlagen, in de geest van solidariteit, bevat de voorgestelde verordening twee doelstellingen om de vraag naar elektriciteit te verminderen.

In de eerste plaats moeten lidstaten maatregelen treffen om het totale elektriciteitsverbruik van alle consumenten te verminderen, ook van degenen die nog geen slimme metersystemen of apparaten hebben waarmee zij hun elektriciteitsverbruik tijdens de dag kunnen aanpassen. De maatregelen moeten ambitieus genoeg zijn en kunnen bijvoorbeeld gerichte voorlichtings- en communicatiecampagnes voor de consument omvatten. In dit verband kan een Uniebrede toepassing voor gerichte voorlichting voor consumenten worden overwogen. Om zich specifiek te richten op de duurste uren voor elektriciteitsverbruik wanneer gas over het algemeen de marginale prijs bepaalt, stelt de Commissie bovendien een bindend streefcijfer voor om het bruto-energieverbruik met ten minste 5 % te verminderen tijdens geselecteerde piekprijsuren die voor elke maand ten minste 10 % van de uren bestrijken waar de prijzen naar verwachting het hoogst zullen zijn. Dit verplichte doel zou neerkomen op een selectie van gemiddeld 3 à 4 uren per weekdag, die normaal gezien overeenkomen met de uren van piektarieven, maar die ook uren omvatten waar de elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen naar verwachting laag zal zijn en de opwekking uit marginale centrales nodig is om de vraag aan te kunnen. Om daar rekening mee te houden beschikken de lidstaten over een zekere beoordelingsmarge bij het bepalen van deze uren. Het bindende doel is specifiek gericht op consumenten die flexibiliteit kunnen leveren door hun vraag te verminderen of naar andere uren te verschuiven. Het moet de lidstaten vrij staan de gepaste maatregelen te kiezen om de vraagverminderingsdoelen te bereiken; zij moeten in het bijzonder economisch efficiënte en marktgebaseerde maatregelen overwegen zoals veilingen of aanbestedingen voor vraagsturing of vermindering van het elektriciteitsverbruik. Hiertoe kunnen ook bestaande regelingen of nationale stimulansen voor de ontwikkeling van vraagsturing worden uitgebreid. Dit kan ook financiële stimulansen of compensatie voor deelnemende marktpartijen omvatten wanneer die worden betaald voor extra vermindering van het elektriciteitsverbruik in vergelijking met het verwachte normale verbruik per uur zonder aanbesteding. De introductie en uitvoering van dergelijke maatregelen mag geen afbreuk doen aan de toepassing van de staatssteunregels.

Afgaand op de waargenomen opwekking per uur tussen januari en augustus 2022, zou een vermindering met 5 % gedurende 10 % van de uren met de hoogste vraag naar elektriciteit de gemiddelde vraag tijdens deze uren op het niveau van de eerste niet-geselecteerde piekuren brengen. Dit zou dus leiden tot een afvlakking van het verbruiksprofiel per uur. Aangezien gas over het algemeen de marginale technologie is tijdens de uren met de hoogste vraag, kan deze beoogde vermindering met 5 % bovendien leiden tot een vermindering van het gasverbruik met naar schatting 1,2 miljard m³ over een periode van vier maanden, of ongeveer 3,8 % van het gasverbruik voor elektriciteit in dezelfde periode. Uit recente studies 2 blijkt dat het huidige potentieel van vraagsturing aan het verplichte doel zou kunnen voldoen, met een positief effect op de elektriciteitsprijzen en op de volumes aan gasbesparingen.

Plafond op marktinkomsten voor elektriciteitsopwekking uit inframarginale technologieën

Ten tweede houdt de voorgestelde verordening een aanpak in voor het terugvorderen van buitensporige inkomsten uit elektriciteit die wordt geproduceerd door producenten met lagere marginale kosten, zoals hernieuwbare energiebronnen, kernenergie en bruinkool (“inframarginale technologieën”) door een ex-postplafond vast te stellen voor inkomsten per MWh geproduceerde elektriciteit.

Op de day-aheadmarkt worden de elektriciteitsprijzen bepaald door de variabele kosten van de marginale technologie, d.w.z. de laatste en duurste centrale die nodig is om aan de vraag te voldoen (marginale prijsstelling). Gezien de rol van de elektriciteitsprijzen op de day-ahead-markt als referentie voor de prijsstelling van elektriciteit in alle andere markttijdsbestekken, vermindert deze maatregel de impact die de margebepalende technologie (doorgaans steenkool, tegenwoordig vaak gasgestookte elektriciteitscentrales) heeft op de inkomsten van andere producenten met lagere marginale kosten zoals de meeste hernieuwbare energiebronnen, kernenergie en bruinkool. De maatregel imiteert zo de marktresultaten voor deze technologieën die konden worden verwacht als de mondiale toeleveringsketens normaal zouden functioneren en niet onderhevig zouden zijn aan het inzetten van energie als wapen door verstoringen van de gasvoorziening.

Met deze Uniebrede aanpak, op basis van het solidariteitsbeginsel, zouden de groothandelsmarkten voor elektriciteit functioneren en clearen zoals zij dat nu doen, en er daarbij voor zorgen dat in de hele EU de goedkoopste en efficiëntste energiecentrales eerst wordt gedispatcht en dat lidstaten indien nodig kunnen vertrouwen op invoer. Dit behoudt de prikkel om technologieën zoals steenkool- en gasgestookte elektriciteitscentrales, opslagfaciliteiten en vraagsturing beschikbaar te houden om waar nodig in te zetten, zodat het elektriciteitssysteem gedurende het winterseizoen 2022-2023 stabiel kan blijven functioneren.

Het niveau van het plafond op marktinkomsten

Het in deze verordening voorgeschreven inkomstenplafond moet worden vastgesteld op een niveau dat de meerderheid van de inframarginale generatoren in de EU omvat en de beschikbaarheid en winstgevendheid van bestaande centrales en toekomstige investeringsbeslissingen voor nieuwe inframarginale opwekking niet in gevaar brengt.

Hoewel occasionele en kortetermijnpieken op de prijzen als een normaal kenmerk op een elektriciteitsmarkt kunnen worden beschouwd en voor sommige investeerders nuttig kunnen zijn om hun opwekkingsinvesteringen terug te krijgen, verschilt de extreme en duurzame prijsstijging sinds februari 2022 aanzienlijk van een normale marktsituatie met occasionele piekprijzen of prijsschommelingen op langere termijn die verband houden met conjunctuurcycli.

Dit geldt met name voor investeringsbeslissingen voor opwekking uit hernieuwbare bronnen, die van cruciaal belang zijn om de decarbonisatiedoelstellingen van de Unie te halen. Om de beoordeling van winstgevendheid bij investeringsbeslissingen niet te ondermijnen, mag het plafond niet lager zijn dan de redelijke verwachtingen van de marktdeelnemers ten aanzien van het gemiddelde niveau van de elektriciteitsprijzen in de uren waarin de vraag naar elektriciteit het hoogst was, vóór de invasie van Oekraïne door Rusland. De voorbije decennia waren de verwachtingen van de gemiddelde marktprijs tijdens piekuren consequent aanzienlijk minder dan 180 EUR/MWh, ondanks prijsverschillen tussen regio’s in de Unie. Daarnaast blijkt uit simulaties op basis van waargenomen prijzen in de periode van januari tot augustus 2022 dat een plafond van 180 EUR/MWh zou hebben geleid tot een stabilisering van de gemiddelde inkomsten rond 150 EUR/MWh. Dit gemiddelde inkomstenniveau ligt steevast hoger dan de huidige “levelised cost of energy” (LCOE) voor de inframarginale technologieën waarvoor het plafond van de inkomsten zal gelden 3 , zodat de producenten waarop het van toepassing is hun investeringen en exploitatiekosten kunnen dekken. Het plafond mag dus de investeringen in nieuwe inframarginale capaciteit niet hinderen. De Commissie stelt dan ook voor het inkomstenplafond vast te stellen op 180 EUR/MWh, waarin de nodige veiligheidsmarge is opgenomen. 

Een dergelijk plafond moet worden beperkt tot marktinkomsten in plaats van alle inkomsten uit productie (zoals inkomsten uit steunregelingen) te omvatten, om te voorkomen dat de oorspronkelijke verwachte winstgevendheid van een project grote gevolgen zou ondervinden.

Een uniform plafond voor inkomsten in de hele Unie is noodzakelijk om de werking van de interne elektriciteitsmarkt te vrijwaren, aangezien hierdoor op prijzen gebaseerde concurrentie tussen elektriciteitsproducenten op basis van verschillende technologieën, met name voor hernieuwbare energiebronnen, in stand wordt gehouden. Aangezien het plafond van toepassing zal zijn op de inkomsten per MWh geproduceerde elektriciteit, zal de prijsvorming op de groothandelsmarkten niet worden beïnvloed. De dispatching van energiecentrales zal blijven plaatsvinden op basis van hun efficiëntieniveau, waarbij de centrales met een lagere marginale kost eerst wordt gedispatcht, en de grensoverschrijdende handel zal niet worden beïnvloed.

Lidstaten zullen passende procedures moeten invoeren om het surplus aan inkomsten van de producenten terug te vorderen, aangezien het inkomstenplafond kan worden toegepast op het moment waarop de transacties worden afgewikkeld of, indien dit niet mogelijk is, daarna. Dat hangt af van hoe de groothandelsmarkten voor elektriciteit in verschillende tijdsbestekken functioneren en in de lidstaten georganiseerd zijn.

Toepassingsgebied van het plafond

Het plafond voor marktinkomsten zou gelden voor inkomsten uit de verkoop van elektriciteit voor alle inframarginale opwekkers zoals gedefinieerd in de verordening, en betrekking hebben op alle markttijdsbestekken, ongeacht of de handel in elektriciteit bilateraal (over-the-counter) of op gecentraliseerde marktplaatsen plaatsvindt. Als het plafond alleen van toepassing zou zijn op bepaalde tijdsbestekken of beurzen en andere georganiseerde markten, zouden inframarginale producenten dat een reden kunnen vinden om elektriciteit te verhandelen in tijdsbestekken en op marktplaatsen die niet onder de maatregel vallen. Anderzijds zou de voorgestelde ruime toepassing van het inkomstenplafond prikkels om langlopende stroomafname-overeenkomsten te sluiten, behouden; die zijn cruciaal voor consumenten om zich te beschermen tegen prijsvolatiliteit en een belangrijk instrument om investeringen in inframarginale technologieën, met name hernieuwbare energiebronnen, te stimuleren. Aangezien het inkomstenplafond de prijsvorming niet verstoort, zouden consumenten er belang bij hebben om langlopende stroomafname-overeenkomsten te sluiten waarmee zij meteen profiteren van lagere prijzen dan die welke op de markt waar te nemen zijn.

Het inkomstenplafond zal gelden per MWh geproduceerde elektriciteit. Ongeacht de contractuele vorm waarin de handel in elektriciteit kan plaatsvinden, mag het plafond alleen gelden voor gerealiseerde marktinkomsten. Dit is noodzakelijk om te voorkomen dat producenten die niet daadwerkelijk profiteren van de huidige hoge elektriciteitsprijzen, worden benadeeld omdat zij hun inkomsten hebben afgedekt tegen schommelingen op de groothandelsmarkt voor elektriciteit tegen een prijs die lager ligt dan het plafond. Voor zover bestaande of toekomstige contractuele verplichtingen, zoals afname-overeenkomsten voor hernieuwbare stroom en andere soorten stroomafname-overeenkomsten of termijnhedges, leiden tot marktinkomsten uit de productie van elektriciteit onder het plafond, zouden zij derhalve niet onder de toepassing ervan vallen.

Definitie van relevante inframarginale technologieën

Het inkomstenplafond is van toepassing op marktinkomsten uit de verkoop van elektriciteit die wordt geproduceerd met technologieën waarvan de marginale kosten lager zijn dan het plafond, zoals windenergie, zonne-energie, geothermische energie, kernenergie, biomassa, olie en daarmee samenhangende producten, waterkrachtinstallaties zonder reservoir, ...

Het plafond op marktinkomsten mag echter niet van toepassing zijn op de technologieën met brandstofkosten die leiden tot een break-evenniveau boven het plafond, aangezien dit deze activiteiten en uiteindelijk de leveringszekerheid in gevaar zou brengen. Dat is bijvoorbeeld het geval voor gasgestookte en kolengestookte energiecentrales. Sinds de invasie van Oekraïne zijn de prijzen van aardgas en steenkool scherp gestegen 4 , hetgeen leidt tot een break-even productieprijs boven het plafond. Als het inkomstenplafond van toepassing zou zijn op gas- en steenkoolgestookte energiecentrales, zouden deze hun exploitatiekosten niet kunnen dekken en zouden zij moeten sluiten.

In overeenstemming met de doelstellingen van de REPowerEU-mededeling mag de toepassing van het plafond geen belemmering vormen voor stimulansen om te investeren in flexibele opwekkingstechnologieën (b.v. vraagsturing en alle soorten opslagfaciliteiten) en elektriciteitsproductie uit bronnen die rechtstreeks concurreren met aardgas en gasgestookte energiecentrales. Het plafond mag evenmin van toepassing zijn op energiecentrales die biomethaan gebruiken.

Dat is nodig voor het behoud van de stimulansen voor deze technologieën en productietypen om het gasverbruik te verminderen, zoals benadrukt in de REPowerEU-mededeling.

Om de stimulansen voor de ontwikkeling van innovatieve technologieën te vrijwaren, mag het inkomstenplafond niet van toepassing zijn op demonstratieprojecten. In de praktijk is dit meestal al zo, aangezien de vergoeding voor demonstratieprojecten gewoonlijk buiten de markt wordt bepaald (b.v. vaste inkomsten via feed-in-tarieven).

In sommige lidstaten bestaat er al een plafond voor de inkomsten van sommige producenten via overheidsmaatregelen. Die producenten profiteren niet van hogere inkomsten als gevolg van de recente piek in de elektriciteitsprijzen. Bestaande producenten die aan dit soort overheidsmaatregelen zijn onderworpen, moeten dus van de toepassing van het plafond worden uitgesloten.

Om buitensporige administratieve lasten te voorkomen en de toepassing van de voorgestelde maatregel efficiënt te laten verlopen, moet het lidstaten worden toegestaan het inkomstenplafond niet toe te passen op producenten die elektriciteit opwekken uit installaties met een capaciteit van minder dan 20 kW.

Herverdeling over eindafnemers

Het surplus aan inkomsten na toepassing van het plafond moet worden doorgeschoven naar de eindafnemers van elektriciteit, dat wil zeggen iedereen die elektriciteit afneemt voor eigen verbruik. Bij de selectie van de begunstigden van de herverdeling moeten de lidstaten zich zoveel mogelijk richten op die eindafnemers, zowel particuliere als commerciële, die het sterkst zijn blootgesteld aan hoge elektriciteitsprijzen. De in dit instrument vastgestelde verdeling van het surplus aan winsten laat de toepassing van de artikelen 107 en 108 VWEU onverlet. 

Aanpak van moeilijkheden die consumenten ondervinden

Tot slot bevat dit voorstel belangrijke bepalingen voor een aanpak van de moeilijkheden die consumenten ondervinden door de zeer hoge energieprijzen. In de huidige crisis moet worden gezorgd voor adequate ondersteuning zodat huishoudelijke consumenten toegang blijven hebben tot de nodige energie, zonder afbreuk te doen aan de prikkel om energie te besparen. De actie start vanuit de erkenning dat huishoudens het erg moeilijk zouden kunnen krijgen, ook huishoudens met een middeninkomen, en dat ondersteunende maatregelen op nationaal niveau nodig zijn.

De lidstaten hebben al een breed scala aan steunmaatregelen getroffen, waaronder maatregelen op basis van de toolbox. Dat zijn onder meer rechtstreekse inkomenssteun, belastingverlagingen en heffingen en kortingen op de energierekeningen van consumenten, en maatregelen ter ondersteuning van energie-efficiëntie en ter plaatse geproduceerde hernieuwbare energie. De lidstaten hebben ook ingegrepen in de prijsstelling voor de levering van elektriciteit, door gereguleerde prijzen in te stellen voor eindverbruikers.

Al deze instrumenten blijven belangrijk. De lidstaten moeten kunnen kiezen welke maatregelen voor hun nationale omstandigheden het meest geschikt zijn. Voor zover mogelijk moet steun aan consumenten ook de terugdringing van de vraag ondersteunen. Het is echter ook belangrijk te erkennen dat sommige consumenten misschien al zo weinig elektriciteit verbruiken dat zij niet nog minder kunnen verbruiken zonder hun welzijn op het spel te zetten.

In de mededeling “REPowerEU: een gemeenschappelijk Europees optreden voor betaalbaardere, veiligere en duurzamere energie” 5 , heeft de Commissie richtsnoeren verstrekt voor de toepassing van overheidsinterventie in de prijsstelling voor de levering van elektriciteit, om ervoor te zorgen dat de overheidsinterventies tijdens deze crisis ten goede komen aan de consumenten en de concurrentie versterken, hetgeen eveneens gunstig is voor consumenten op de langere termijn. Volgens Richtlijn (EU) 2019/944 mogen dergelijke interventies in de prijsstelling echter geen betrekking hebben op kleine en middelgrote ondernemingen en mogen zij niet onder de kostprijs liggen.

Het recht van consumenten om de energieleverancier te kiezen die hen de beste prijs en dienst aanbiedt, staat centraal in de interne elektriciteitsmarkt. De daaruit voortvloeiende concurrentie heeft geleid tot een neerwaartse druk op de prijzen en tot meer keuzemogelijkheden, aangezien consumenten niet langer afhankelijk waren van gevestigde monopolisten. Concurrentie en de mogelijkheid om een leverancier en aanbiedingen te kiezen, zullen ook een essentieel onderdeel zijn van de verwezenlijking van de Europese Green Deal, aangezien zij consumenten helpen te profiteren van de interne markt voor elektriciteit en helpen bij het verwezenlijken van de doelstellingen van de Unie inzake energie-efficiëntie en hernieuwbare energie.

Zoals is uiteengezet in de mededeling “Kortetermijnmaatregelen op de energiemarkt en verbeteringen op lange termijn in de opzet van de elektriciteitsmarkt”, acht de Commissie het in de huidige context aanvaardbaar om de prijsregulering uit te breiden tot kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s). Aangezien de energiewetgeving van de EU niet voorziet in een specifiek kader voor deze consumenten, kan aan de lidstaten een extra instrument worden geboden om de gevolgen van deze crisis te beheren door hen toe te staan interventies in de prijsstelling via gereguleerde prijzen uit te breiden tot kmo’s. Deze aanpak weerspiegelt het feit dat de huidige situatie op de energiemarkt, met hoge en volatiele groothandelsprijzen voor gas en elektriciteit, de concurrentie kan beperken en de klanten in het kmo-segment kan schaden. Deze mogelijkheid moet echter de prikkel om het verbruik te verminderen, behouden en moet dus beperkt blijven tot 80 % van hun historisch verbruik.

Overheidsingrijpen in de prijsstelling voor elektriciteit lager dan de kostprijs, kan voor sommige lidstaten een manier kunnen zijn om de gevolgen van de crisis voor consumenten rechtstreeks te verzachten. Dergelijke maatregelen hebben echter ook aanzienlijke gevolgen voor de werking van de concurrentie op de retailmarkt, voor innovatie en voor de prikkel om de vraag te verminderen. Daarom moeten zij, zelfs als noodmaatregel, vergezeld gaan van waarborgen om te zorgen voor een niet-discriminerende behandeling van leveranciers en een stimulans om de vraag terug te dringen.

Een cruciaal onderdeel van de vereiste solidariteit bestaat erin te waarborgen dat de interne elektriciteitsmarkt de lidstaten de instrumenten en flexibiliteit biedt die zij nodig hebben om op de crisis te kunnen reageren. De keus om deze mogelijkheden te benutten, moet echter aan de lidstaten blijven; zij zijn het best in staat om te bepalen hoe doeltreffend dergelijke maatregelen zijn, met name in vergelijking met andere instrumenten, en om juist daar steun te verlenen waar deze het hardst nodig is.

3.Solidariteitsbijdrage

Behalve elektriciteitsproducenten profiteert ook de fossielebrandstoffensector van extreme prijsstijgingen als gevolg van de huidige marktsituatie, waardoor hogere winsten worden gegenereerd dan met gewone bedrijfsactiviteiten alleen. De sterk stijgende energie- en elektriciteitsprijzen vormen een aanzienlijke last voor overheden, consumenten en bedrijven, en er zijn maatregelen nodig om het risico te voorkomen dat de prijzen onhoudbaar worden en de sociale en economische gevolgen nog veel grotere en schadelijke vormen aannemen. Deze ontwikkelingen vereisen een collectief optreden op het niveau van de Unie. De EU-leiders en de Commissie hebben dan ook vastgesteld dat er dringend aanvullende maatregelen geboden zijn om de impact van deze gebeurtenissen voor EU-burgers en marktdeelnemers te verzachten en een nog ernstiger crisis af te wenden.

Voor de financiële ondersteuning van de maatregelen waartoe de huidige crisissituaties voor huishoudens en bedrijven nopen, moeten ondernemingen die overtollige winsten genereren, een deel daarvan in een geest van solidariteit afdragen.

Bij deze verordening wordt een solidariteitsbijdrage voor de fossiele industrie ingevoerd die in alle lidstaten van toepassing is. Deze solidariteitsbijdrage betreft een uitzonderlijke en tijdelijke maatregel die de lidstaten met het oog op de huidige situatie in een geest van solidariteit nemen om de onmiddellijke economische effecten van de stijgende energieprijzen voor de begroting van overheden, voor consumenten en voor bedrijven in de Unie te beperken.

Door de invoering van een tijdelijke solidariteitsbijdrage zullen de betrokken sectoren een bijdrage leveren die evenredig is aan de winsten die zij door de crisissituatie genereren. Tegelijkertijd zal de bijdrage zo worden vastgesteld dat er voldoende middelen beschikbaar blijven om de investeringen te financieren die nodig zijn voor de energietransitie en nieuwe technologieën, ook op EU-niveau.

Daartoe wordt in dit voorstel een maatregel vastgesteld die voorziet in een tijdelijke solidariteitsbijdrage op basis van een belastbaar surplus aan winsten dat in het boekjaar 2022 is behaald door ondernemingen en vaste inrichtingen die uitsluitend actief zijn in de olie-, gas-, steenkool- en raffinaderijsector, en die in verhouding staat tot de huidige sociaal-economische situatie en daardoor wordt gewettigd. Met de bijdrage zullen maatregelen worden gefinancierd die de huidige crisis helpen verzachten, in een geest van solidariteit tussen de lidstaten. De maatregel zal het mogelijk maken om middelen te herverdelen en huishoudens en bedrijven financiële steun te verlenen, teneinde de gevolgen van de aanhoudende hoge energieprijzen te verzachten, het energieverbruik te beperken, energie-intensieve industrieën te ondersteunen die zich op hernieuwbare energie of energie-efficiëntie richten, en de autonomie van de Unie op energiegebied te ontwikkelen, wat in het belang is van alle lidstaten. Bovendien zorgen de huidige verstoring van de gasvoorziening en de gevolgen daarvan voor de prijs van gas en elektriciteit, de grotere vraag naar energie als gevolg van de zomerse recordtemperaturen en de beperkte beschikbaarheid van bepaalde stroomgeneratoren voor een ernstige verstoring van een specifiek product, in casu energie. De maatregel draagt bij tot het behoud van de goede werking van de interne markt en tot de nodige solidariteit tussen de lidstaten. De in dit instrument vastgestelde verdeling van het surplus aan winsten laat de toepassing van de artikelen 107 en 108 VWEU onverlet.

4.Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Het voorgestelde instrument voorziet in tijdelijke, evenredige en buitengewone maatregelen. Het vormt een aanvulling op bestaande EU-initiatieven en -wetgeving en op de initiatieven die de Commissie reeds heeft genomen om het hoofd te bieden aan de huidige crisis op de energiemarkten. Het vloeit logisch voort uit bestaande initiatieven, zoals de op 13 oktober 2021 goedgekeurde toolbox voor energieprijzen 6 7 en het REPowerEU-plan van 18 mei 2022, die een lijst bevat van maatregelen waarmee de lidstaten consumenten kunnen ondersteunen en die een aanvulling vormen op het initiatief “Gas besparen om de winter goed door te komen”.

Bovendien zullen de elementen van de voorgestelde verordening die ten doel hebben de vraag te beperken, de onlangs vastgestelde opslagverordening (Verordening (EU) 2022/1032 8 ) ondersteunen door de behoefte aan elektriciteitsproductie uit gas te verminderen, hetgeen de lidstaten helpt om de door de opslagverplichtingen opgebouwde gasvoorraden in stand te houden en de voorziening te waarborgen voor de winter van 2022-2023.

Gezien de ernst van de huidige situatie op de elektriciteitsmarkten is het gerechtvaardigd om het toepassingsgebied van overheidsinterventies uit te breiden overeenkomstig de in de verordening voorgestelde maatregelen. Het voorgestelde initiatief is ingegeven door de hogere detailhandelsprijzen waarmee alle elektriciteitsverbruikers zich nu geconfronteerd zien en door de noodzaak om deze winter de vraag te verminderen en gas te besparen als gevolg van de Russische oorlog tegen Oekraïne.

 

Gezien de opzet van het voorgestelde initiatief, en met name het niveau en de tijdelijke aard van het voorgestelde plafond op marktinkomsten uit elektriciteitsopwekking met inframarginale technologieën, is de Commissie van mening dat het voorstel strookt met de doelstellingen van de Europese klimaatwet.

5.Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het voorstel is een buitengewone maatregel, die gedurende een beperkte periode moet worden toegepast en verenigbaar is met een bredere reeks initiatieven om de veerkracht van de Unie op energiegebied te vergroten en het risico of de impact van mogelijke noodsituaties te beperken. Het voorstel zorgt ervoor dat de interne markt blijft werken, zonder afbreuk te doen aan haar integriteit, aangezien werkende grensoverschrijdende energiemarkten van cruciaal belang zijn om de voorzieningszekerheid in geval van leveringstekorten te waarborgen. Het voorstel zorgt voor een meer gecoördineerde vermindering van de vraag naar elektriciteit, wat tevens strookt met de Green Deal-ambitie van de Commissie, en heeft dezelfde beginselen en doelstellingen als het initiatief “Gas besparen om de winter goed door te komen”. Ten slotte is het voorstel in overeenstemming met de beginselen van consumentenbescherming, omdat het ten doel heeft te zorgen voor betaalbare energieprijzen voor consumenten in de hele EU.

6.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag van dit instrument is artikel 122, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

De huidige verstoring van de gasvoorziening en de gevolgen daarvan voor de prijs van gas en elektriciteit, de grotere vraag naar energie als gevolg van de recordtemperaturen van deze zomer en de beperkte beschikbaarheid van bepaalde stroomgeneratoren vormen een ernstige moeilijkheid bij de voorziening van energieproducten, als bedoeld in artikel 122 VWEU. De scherpe stijging van de elektriciteitsprijzen vormt een aanzienlijke last voor consumenten en bedrijven, en als er geen maatregelen worden genomen, dreigt het prijsniveau onhoudbaar te worden, wat aanzienlijke bredere sociale en economische gevolgen kan hebben. De EU-leiders en de Commissie hebben vastgesteld dat er dringend aanvullende maatregelen nodig zijn om de gevolgen voor de EU-burgers te beperken en beter voorbereid te zijn op de komende winter.

De tijdelijke maatregelen in het kader van de voorgestelde verordening geven gestalte aan het solidariteitsbeginsel op het gebied van energie en stellen de lidstaten in staat een gecoördineerde aanpak te volgen om consumenten te beschermen zonder de werking van de interne elektriciteitsmarkt in het gedrang te brengen.

Teneinde belangrijke verstoringen van de interne markt en toeleveringsketens, die de voorzieningszekerheid deze winter verder in gevaar zouden kunnen brengen, te voorkomen, is het van cruciaal belang dat alle lidstaten zo snel mogelijk gezamenlijk en in een geest van solidariteit optreden. Hoewel alle lidstaten door de huidige crisis worden getroffen, zijn zij niet alle even goed in staat om consumenten financieel te ondersteunen. Dit kan leiden tot een situatie waarin sommige lidstaten consumenten ondersteunen, terwijl andere zich dat niet kunnen veroorloven of wellicht aarzelen om maatregelen te nemen die negatieve gevolgen kunnen hebben voor de interne elektriciteitsmarkt.

Een gecoördineerde inspanning om de vraag te beperken en overtollige inkomsten door te sluizen naar consumenten die in moeilijkheden verkeren, is de beste manier om te anticiperen op de problemen die deze winter wachten. Door de vermindering van de vraag te coördineren, de mogelijkheid te behouden om zo nodig elektriciteit in te voeren, en overtollige inkomsten te gebruiken om consumenten te ondersteunen, zullen de lidstaten ervoor kunnen zorgen dat consumenten en bedrijven beter worden ondersteund, en aldus de gevolgen van de inflatie in de hele economie verzachten en de interne markt van de EU veerkrachtiger maken. Gecoördineerde actie is ook noodzakelijk om de solvabiliteit van burgers en bedrijven te bevorderen en zo de gevolgen van de inflatie voor de gehele economie van de Unie te verzachten. Alle lidstaten moeten de lasten delen en bijdragen aan de gezamenlijke inspanningen om afnemers te ondersteunen en te voorkomen dat de beginselen van de eengemaakte markt worden ondermijnd.

Hoewel de tekorten in gasleveringen voor elke lidstaat weer anders doorwerken in de elektriciteitsprijzen, moeten alle lidstaten deze maatregel toepassen om hun elektriciteitsverbruik even sterk te verminderen. Gecoördineerde inspanningen op EU-niveau om de vraag naar elektriciteit in de hele EU terug te dringen, zullen het totale elektriciteitsverbruik in de hele Unie doen afnemen, waardoor de groothandelsprijzen voor elektriciteit en vervolgens ook de consumentenprijzen zullen dalen. Als de vraag naar elektriciteit tijdens piekuren kleiner wordt, zullen ook de gasgestookte elektriciteitscentrales minder hoeven te leveren, aangezien de totale vraag naar elektriciteit dan afneemt. Dankzij deze gecoördineerde respons kan meer elektriciteit worden bespaard in de EU dan zonder aansturing van de lidstaten op EU-niveau. Alle lidstaten zullen bijdragen aan de gezamenlijke inspanningen om de prijzen te verlagen en risico’s op het gebied van voorzieningszekerheid te voorkomen. Aangezien de elektriciteitssystemen van de lidstaten binnen de interne elektriciteitsmarkt sterk geïntegreerd zijn, kan de maatregel alleen doeltreffend zijn als alle lidstaten hun bijdrage leveren aan de vermindering van de vraag.

Diezelfde solidariteit tussen de lidstaten zal door een uniform plafond op de inkomsten uit inframarginale opwekkingstechnologieën inkomsten genereren waarmee de lidstaten maatregelen ter ondersteuning van eindafnemers van elektriciteit kunnen financieren, terwijl tegelijkertijd zowel de prijssignalen op de Europese markten als de grensoverschrijdende handel behouden blijven. Dankzij deze solidariteit zal elektriciteit in Europa daarheen blijven stromen waar deze het hardst nodig is en wordt goedkoop geproduceerde elektriciteit geëxporteerd naar lidstaten waar de elektriciteitsproductie duurder is. Een dergelijke gecoördineerde inspanning van de lidstaten geeft gestalte aan het beginsel van energiesolidariteit tussen de lidstaten en de burgers van de Unie.

Bovendien is deze maatregel verenigbaar met de huidige handel in en prijsstelling van elektriciteit binnen Europa, zodat de handel in en het delen van energie intact blijven, de lidstaten voor invoer op hun buurlanden kunnen blijven rekenen en de lidstaten met een kleinere binnenlandse productie en beperkte natuurlijke hulpbronnen beter worden beschermd tegen voorzieningsverstoringen. Daarom is het gerechtvaardigd het voorgestelde instrument op artikel 122, lid 1, VWEU te baseren.

De extreme prijsstijging maakt het niet alleen bijzonder lastig voor veel huishoudens om hun rekeningen te betalen, maar vormt ook een ernstig risico voor de economie. Aangezien het huidige regelgevingskader niet is berekend op deze grote problemen, is het derhalve passend om overheidsinterventies inzake de detailhandelsprijzen ook voor kleine en middelgrote ondernemingen toe te staan, alsmede, onder bepaalde voorwaarden, interventies die leiden tot prijzen die lager zijn dan de kosten van energieleveranciers, zowel voor huishoudens als voor kmo’s.

Het effect van de gasleveringstekorten op de elektriciteitsprijzen en de mogelijkheden om steunmaatregelen uit de staatsbegroting te financieren, verschillen echter van lidstaat tot lidstaat. Als gevolg daarvan heeft de crisis onevenredige effecten in sommige delen van de Unie, waar afnemers geen toegang hebben tot de energie die zij nodig hebben wanneer leveranciers zich uit de markt terugtrekken. Zonder de voorgestelde maatregelen bestaat het risico dat alleen lidstaten met voldoende begrotingsmiddelen deze afnemers en leveranciers kunnen beschermen, wat de interne markt ernstig zou verstoren. De in de voorgestelde verordening vervatte uniforme verplichting om overtollige inkomsten ten goede door te geven aan de eindverbruikers, zal ervoor zorgen dat in beginsel alle lidstaten hun afnemers kunnen beschermen en de extra middelen voor hetzelfde doel kunnen gebruiken. Het positieve effect op de energieprijzen zal een gunstige uitwerking hebben op de verweven EU-markt en ook helpen de inflatie te temperen. In de verweven economie van de Unie zullen nationale maatregelen daarom ook een positief effect hebben in andere lidstaten.

Om consumenten en bedrijven te helpen behoeden voor de scherpe stijging van de energieprijzen in de hele Unie en tegelijkertijd de soepele werking van de interne markt te verzekeren en de nodige solidariteit tussen de lidstaten te waarborgen, moeten de lidstaten via een gemeenschappelijk kader een gecoördineerde, tijdelijke solidariteitsbijdrage vaststellen op basis van het surplus aan belastbare winsten die in het boekjaar 2022 worden behaald door EU-ondernemingen en vaste inrichtingen in de olie-, gas-, steenkool- en raffinaderijsectoren in de Unie. Daarom is het gerechtvaardigd het voorgestelde instrument op artikel 122, lid 1, VWEU te baseren. De vaststelling van een solidariteitsbijdrage voegt een element van billijkheid toe aan het pakket maatregelen dat in het kader van de noodinterventie op energiegebied moet worden genomen.

Dit voorstel zorgt er derhalve voor dat alle lidstaten hun inspanningen coördineren. De verordening weerspiegelt het beginsel van energiesolidariteit, dat het Hof van Justitie recentelijk nog eens heeft aangemerkt als een grondbeginsel van het Unierecht 9 .

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De in het kader van dit initiatief geplande maatregelen zijn volledig in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel. Aangezien de onzekerheid op de elektriciteitsmarkt van de Unie significant is en de prijzen buitengewoon hoog doordat Rusland de gasvoorziening tot wapen heeft gemaakt, zijn maatregelen op het niveau van de Unie geboden. Een gecoördineerde aanpak door middel van een Uniebrede reductie van de vraag naar elektriciteit, in een geest van solidariteit, is noodzakelijk om het risico op mogelijke ernstige verstoringen tijdens de wintermaanden, als het stroomverbruik hoger is en er meer elektriciteit uit gas wordt geproduceerd, tot een minimum te beperken.

Gezien de ongekende aard van de gasvoorzieningscrisis en de technologische sleutelrol die gas speelt bij het voldoen aan de vraag naar elektriciteit, is ook met betrekking tot de elektriciteitsmarkten actie op het niveau van de Unie gerechtvaardigd. De lidstaten moeten er deze winter op kunnen vertrouwen dat zij zo nodig elektriciteit kunnen invoeren, wat het belang van de interne elektriciteitsmarkt onderstreept. Om te voorkomen dat een prijzencrisis een crisis op het gebied van voorzieningszekerheid wordt, moet elektriciteit door Europa blijven stromen. Dit moet echter wel betaalbaar zijn en de onevenredige gevolgen voor de elektriciteitsrekeningen van de consument moeten worden aangepakt. Om de werking van het elektriciteitssysteem en de grensoverschrijdende handel en investeringen in stand te houden, is een gemeenschappelijke aanpak om de inkomsten uit inframarginale technologieën te beperken zowel redelijk als passend en evenredig.

Wat elektriciteit betreft, wordt in dit voorstel het beoogde eindresultaat vastgesteld van de maatregelen, nl. vraagreductie en juridisch bindende verplichtingen inzake reductie van het energieverbruik wanneer de elektriciteitsprijzen het hoogst zijn, alsook de beperking van de inkomsten uit inframarginale technologieën. Tegelijkertijd laat de verordening de lidstaten volledig vrij om de meest doeltreffende middelen te kiezen om aan deze verplichtingen te voldoen overeenkomstig hun nationale specifieke kenmerken, en biedt zij de lidstaten meer ruimte om de prijsregulering te sturen. Meer in het bijzonder:

·Wat de vermindering van de vraag naar elektriciteit betreft, worden in de voorgestelde verordening bindende streefcijfers vastgesteld, maar mogen de lidstaten zelf de middelen kiezen om die streefcijfers te halen.

·Wat betreft het plafond op inkomsten om steun aan consumenten te financieren, voorziet de voorgestelde verordening in een uniform plafond voor de hele Unie. De lidstaten behouden echter het recht om verdere beperkingen in te voeren, mits deze evenredig zijn, de werking van de groothandelsmarkten voor elektriciteit niet verstoren, ervoor zorgen dat de investeringskosten worden gedekt, geen gevaar vormen voor investeringssignalen en in overeenstemming zijn met het Unierecht. Het surplus aan inkomsten dient te worden gebruikt om consumenten te ondersteunen, maar de lidstaten mogen zelf de middelen kiezen die daarvoor worden gebruikt.

·Wat de maatregelen inzake overheidsinterventie inzake de detailhandelsprijzen betreft, biedt de voorgestelde verordening de lidstaten meer armslag om dergelijke maatregelen te nemen dan het huidige wetgevingskader op het niveau van de Unie, hetgeen in overeenstemming is met het subsidiariteitsbeginsel.

Wat de maatregel in de fossielebrandstoffensector betreft, biedt het Europese kader voor de tijdelijke solidariteitsbijdrage een oplossing voor een probleem waarmee alle lidstaten te maken hebben en dat zij tot dusver op uiteenlopende manieren aanpakken. Het gaat om een gemeenschappelijk initiatief op het niveau van de Unie, dat bestaat in de verplichte invoering van een solidariteitsbijdrage in elke lidstaat voor bepaalde ondernemingen en vaste inrichtingen, die voornamelijk actief zijn in de olie-, gas-, steenkool- en raffinaderijsector. Dit probleem kan niet op passende wijze door de lidstaten alleen worden aangepakt.

De solidariteitsbijdrage waarin deze verordening voorziet, levert meer inkomsten voor de staatsbegroting op, waarmee maatregelen kunnen worden gefinancierd om de last van de hoge energiekosten voor consumenten – met name kwetsbare personen en ondernemingen – te verlichten. Niet elke lidstaat heeft dergelijke maatregelen echter ingevoerd en de inhoud van de reeds vastgestelde maatregelen verschilt van lidstaat tot lidstaat.

Een gemeenschappelijk Uniekader met een verplichte solidariteitsbijdrage voor surplussen aan winsten leidt dan ook tot een voldoende gelijk speelveld in de hele Unie en tot een situatie waarin alle autoriteiten van de lidstaten de opbrengsten van dergelijke surplussen aan winsten kunnen ontvangen, zodat zij beter het hoofd kunnen bieden aan het uitzonderlijke geval van scherp stijgende energieprijzen, waarvoor dringend optreden in alle lidstaten nodig is. Daarom zou een EU-initiatief een meerwaarde bieden ten opzichte van individuele maatregelen op nationaal niveau.

Aangezien de maatregel vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter op het niveau van de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. 

Evenredigheid

Het initiatief is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. De beleidsinterventie krachtens artikel 122, lid 1, VWEU is gezien de economische situatie passend, evenredig met de omvang en de aard van de beschreven problemen en geschikt voor de verwezenlijking van de gestelde doelstellingen.

Gezien de unieke geopolitieke situatie en de aanzienlijke bedreiging voor het levensonderhoud van de burgers en de economie van de EU is er duidelijk behoefte aan een gecoördineerd optreden. Gecoördineerde inspanningen om zowel het algehele elektriciteitsverbruik als het elektriciteitsverbruik op piekuren te verminderen, een bovengrens te stellen aan de inkomsten van inframarginale elektriciteitsproducenten, en de lidstaten meer ruimte te geven voor overheidsinterventie inzake de detailhandelsprijzen, zijn geschikt om de opwaartse druk op de elektriciteitsprijzen, waardoor de consument wordt benadeeld, te beperken. Tegelijkertijd zijn er geen andere, minder ingrijpende maatregelen denkbaar waarmee die doelstelling even doeltreffend zou kunnen worden bereikt.

De voorgestelde solidariteitsbijdrage is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, aangezien zij niet verder gaat dan wat nodig is om de doelstellingen te verwezenlijken. Het voorstel gaat uit van een berekeningsgrondslag en een berekeningspercentage die ervoor zorgen dat een dergelijke bijdrage verschuldigd is voor een deel van het surplus aan winsten; de energiebedrijven in de olie-, gas-, steenkool- en raffinaderijsector zullen niet onnodig worden belemmerd om zulke winsten te gebruiken voor toekomstige investeringen of om hun levensvatbaarheid te waarborgen. Daarom is het tarief in het voorstel voor deze verordening beperkt tot een derde van het belastbare surplus aan winsten, na toepassing van een buffer op de belastinggrondslag. Gezien de specifieke omstandigheden van de lidstaten is het voorgestelde tarief echter een minimumtarief: de lidstaten kunnen een hoger tarief toepassen indien zij dit nodig achten.

De solidariteitsbijdrage is van tijdelijke aard, heeft alleen betrekking op het surplus aan winsten die in het boekjaar 2022 worden gemaakt, en wordt enkel geheven over de winsten van de olie-, gas-, steenkool- en raffinaderijsectoren, rekening houdend met de onverwachte winsten die zijn behaald als gevolg van onvoorspelbare omstandigheden. De lidstaten die reeds een binnenlandse heffing of belasting toepassen die hoger is dan het voorgestelde percentage van de solidariteitsbijdrage, kunnen dat blijven doen, rekening houdend met de specifieke nationale omstandigheden die hen ertoe hebben gebracht een dergelijk tarief vast te stellen.

Het voorstel gaat dus niet verder dan wat nodig is om de reeds in het huidige instrument vastgelegde doelstellingen te verwezenlijken. De voorgestelde maatregelen worden als evenredig beschouwd en bouwen zoveel mogelijk voort op bestaande initiatieven die door de lidstaten zijn toegejuicht. 

Keuze van instrument

Gezien de omvang van de energiecrisis, de mogelijke maatschappelijke, economische en financiële gevolgen ervan, en het feit dat die gevolgen dringend moeten worden beperkt, acht de Commissie het passend te handelen door middel van een verordening van algemene strekking die rechtstreeks en onmiddellijk van toepassing is. Dit resulteert in een snel, uniform en Uniebreed samenwerkingsmechanisme.

7.RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbenden

Vanwege het politiek gevoelige karakter van het voorstel en het feit dat het met spoed moest worden voorbereid om tijdig door de Raad te kunnen worden vastgesteld, kon er geen speciale raadpleging van belanghebbenden plaatsvinden.

De Commissie is echter van plan om samen met belanghebbenden – en met name met energie-intensieve industrieën – te zorgen voor een succesvolle uitvoering van deze verordening.

Gezien het tijdelijke en dringende karakter van deze noodmaatregelen, kon geen effectbeoordeling worden uitgevoerd.

Grondrechten

Er zijn geen negatieve effecten op de grondrechten vastgesteld. De maatregelen op grond van dit instrument laten de rechten van afnemers die als beschermd zijn gekwalificeerd overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1938, met inbegrip van alle huishoudelijke afnemers, onverlet. Bovendien wordt bij de beperking van de inkomsten en de invoering van een tijdelijke solidariteitsbijdrage in de voorgestelde verordening ten volle rekening gehouden met de noodzaak om gerechtvaardigde verwachtingen en bestaande investeringen te beschermen, en zal het recht om rechtmatig verkregen eigendom te bezitten en te gebruiken derhalve niet in gevaar worden gebracht. Het instrument stelt de lidstaten in staat de aan gastekorten verbonden risico’s en de daaruit voortvloeiende stijging van de energieprijzen, die anders grote economische en maatschappelijke gevolgen zouden hebben, te beperken. Door ervoor te zorgen dat leveranciers die elektriciteit onder de kostprijs moeten verkopen, worden vergoed, wordt gewaarborgd dat dergelijke personen hun grondrechten niet worden ontnomen. De staatssteunregels blijven overigens wel van toepassing.

8.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Dit voorstel vergt geen extra middelen uit de EU-begroting.

9.OVERIGE ELEMENTEN

Niet van toepassing.

2022/0289 (NLE)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

betreffende een noodinterventie in verband met de hoge energieprijzen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 122, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Sinds september 2021 zijn de prijzen op de elektriciteitsmarkten zeer hoog. Zoals het ACER in april 2022 heeft uiteengezet in zijn beoordeling van de opzet van de groothandelsmarkt voor elektriciteit in de EU 10 , komt dit voornamelijk door de hoge prijs van gas, dat wordt gebruikt voor de opwekking van elektriciteit. Aardgasgestookte elektriciteitscentrales zijn vaak nodig om aan de vraag naar elektriciteit te voldoen wanneer de vraag het grootst is op de dag of wanneer de hoeveelheden elektriciteit die worden opgewekt met andere technologieën, zoals kernenergie, waterkracht of variabele hernieuwbare energiebronnen, niet volstaan om aan de vraag te voldoen. Door de escalatie van de Russische militaire agressie tegen Oekraïne, een verdragsluitende partij bij de Energiegemeenschap, loopt de gasvoorziening sinds februari 2022 sterk terug. De Russische invasie in Oekraïne heeft ook geleid tot onzekerheid over de levering van andere grondstoffen, zoals steenkool en ruwe olie, die worden gebruikt door elektriciteitsproductie-installaties. Dit zorgt opnieuw voor aanzienlijke stijgingen en volatiliteit van de elektriciteitsprijs.

(2)De onlangs aanzienlijk geslonken gasleveringen en toegenomen verstoringen van de gasvoorziening vanuit Rusland duiden op een significant risico dat de Russische gasvoorziening in de nabije toekomst volledig wordt stopgezet. Om de energievoorzieningszekerheid van de Unie te vergroten, heeft de Raad Verordening (EU) 2022/1369 11 vastgesteld, die voorziet in een vrijwillige vermindering van de vraag naar aardgas met 15 % gedurende deze winter en die de Raad de mogelijkheid biedt een EU-alarm inzake de voorzieningszekerheid af te kondigen, in welk geval de vermindering van de vraag naar gas verplicht zou worden.

(3)Tegelijkertijd nam door de uitzonderlijk hoge temperaturen in de zomer van 2022 de vraag naar elektriciteit voor koeling toe, waardoor de elektriciteitsproductie verder onder druk is komen te staan, terwijl de elektriciteitsproductie met bepaalde technologieën als gevolg van technische en weersafhankelijke omstandigheden aanzienlijk onder het historische niveau ligt. Dit is voornamelijk te wijten aan een uitzonderlijke droogte, die heeft geleid tot i) een tekort in de elektriciteitsproductie door kerncentrales in verschillende lidstaten, als gevolg van het gebrek aan beschikbaar koelwater, ii) schaarse elektriciteitsproductie door waterkracht en iii) lage waterstanden in grote rivieren, met negatieve gevolgen voor het vervoer van grondstoffen die als brandstof bij de productie worden gebruikt. Deze ongekende situatie betekent dat er aanhoudend grote volumes elektriciteit worden opgewekt door aardgasgestookte elektriciteitscentrales, wat heeft bijgedragen tot uitzonderlijk en abnormaal hoge groothandelsprijzen voor elektriciteit. Ondanks de verminderde productiecapaciteit in sommige lidstaten dragen de elektriciteitsuitwisselingen tussen de lidstaten ertoe bij dat incidenten met betrekking tot de voorzieningszekerheid worden voorkomen en dat de prijsvolatiliteit op de EU-markten wordt afgezwakt, waardoor elke lidstaat beter bestand is tegen prijsschokken.

(4)De prijsstijging op de groothandelsmarkten voor elektriciteit gaat gepaard met sterke stijgingen van de detailhandelsprijzen van elektriciteit, die in de aanloop naar het stookseizoen naar verwachting ook geleidelijk zullen worden doorberekend naar de meeste consumentenovereenkomsten. De scherpe stijging van de gasprijzen en de daaruit voortvloeiende vraag naar alternatieve brandstoffen hebben ook geleid tot een stijging van de prijzen van andere grondstoffen, zoals olie en steenkool.

(5)Alle lidstaten ondervinden negatieve gevolgen van de huidige energiecrisis, zij het in verschillende mate. De sterke stijging van de energieprijzen draagt aanzienlijk bij tot de algemene inflatie in de eurozone en vertraagt de economische groei in de Unie.

(6)Daarom is een snelle en gecoördineerde respons nodig. De invoering van een noodinstrument zou het mogelijk maken om tijdelijk het risico te beperken dat de elektriciteitsprijzen en de kosten van elektriciteit voor eindafnemers een nog minder duurzaam niveau bereiken en dat de lidstaten ongecoördineerde nationale maatregelen nemen die de voorzieningszekerheid op het niveau van de Unie in gevaar kunnen brengen en een extra last kunnen vormen voor de industrie en de consumenten in de Unie. In een geest van solidariteit tussen de lidstaten is een gecoördineerde inspanning van de lidstaten in het volgende winterseizoen 2022-23 nodig om de gevolgen van de hoge energieprijzen te verzachten en ervoor te zorgen dat de huidige crisis niet leidt tot blijvende schade voor de consumenten en de economie, en tegelijkertijd de houdbaarheid van de overheidsfinanciën te vrijwaren.

(7)De huidige verstoringen van de gasvoorziening, de verminderde beschikbaarheid van bepaalde elektriciteitscentrales en de daaruit voortvloeiende gevolgen voor de gas- en elektriciteitsprijzen vormen een ernstige moeilijkheid voor de levering van gas- en elektriciteitsproducten in de zin van artikel 122, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Er bestaat een ernstig risico dat de situatie de komende winter verder zal verslechteren in geval van verdere verstoringen van de gasvoorziening en een koud winterseizoen, waardoor de vraag naar gas en elektriciteit toeneemt. Een dergelijke verdere verslechtering zou kunnen leiden tot meer opwaartse druk op de prijzen van gas en andere energiegrondstoffen, met gevolgen voor de elektriciteitsprijzen.

(8)Een eensgezinde en goed gecoördineerde respons in de hele Unie is nodig om de sterke stijging van de elektriciteitsprijzen en de gevolgen daarvan voor de huishoudens en de industrie aan te pakken. Ongecoördineerde nationale maatregelen kunnen de werking van de interne energiemarkt aantasten, de voorzieningszekerheid in gevaar brengen en leiden tot verdere prijsstijgingen in de lidstaten die het zwaarst door de crisis zijn getroffen. Het waarborgen van de integriteit van de interne elektriciteitsmarkt is daarom van cruciaal belang om de noodzakelijke solidariteit tussen de lidstaten te behouden en te versterken.

(9)Hoewel sommige lidstaten mogelijk meer worden blootgesteld aan de gevolgen van een verstoring van de Russische gasvoorziening en de daaruit voortvloeiende prijsstijgingen, kunnen alle lidstaten bijdragen tot het beperken van de economische schade die door een dergelijke verstoring wordt veroorzaakt door passende maatregelen ter vermindering van de vraag. Het verminderen van de vraag naar elektriciteit op nationaal niveau kan een positief, Uniebreed effect hebben op de elektriciteitsprijzen, aangezien elektriciteitsmarkten gekoppeld zijn en besparingen in één lidstaat dus ook andere lidstaten ten goede komen.

(10)Ongecoördineerde plafonds voor inkomsten uit elektriciteit die wordt geproduceerd door producenten met lagere marginale kosten, zoals hernieuwbare energiebronnen, kernenergie en bruinkool (inframarginale producenten), kunnen leiden tot aanzienlijke verstoringen tussen de producenten in de Unie, aangezien de producenten in de hele EU concurreren op een gekoppelde elektriciteitsmarkt. Een toezegging om voor de hele Unie een gezamenlijk plafond voor het surplus aan inkomsten vast te stellen, zal dergelijke verstoringen voorkomen. Bovendien kunnen niet alle lidstaten consumenten in dezelfde mate ondersteunen als gevolg van hun beperkte financiële middelen, terwijl sommige elektriciteitsproducenten tegelijkertijd aanzienlijke surplussen aan inkomsten kunnen blijven ontvangen. Solidariteit tussen de lidstaten door middel van een uniform plafond voor de inkomsten van inframarginale opwekkingstechnologieën zal inkomsten genereren voor de lidstaten om maatregelen te financieren ter ondersteuning van eindafnemers van elektriciteit, zoals huishoudens, kleine en middelgrote ondernemingen en energie-intensieve industrieën, terwijl tegelijkertijd de prijssignalen op de markten in heel Europa behouden blijven en de grensoverschrijdende handel in stand wordt gehouden.

(11)Met het oog op de extreme stijging van de detailhandelsprijzen voor gas en elektriciteit zijn overheidsmaatregelen ter bescherming van de kleinverbruikers van bijzonder belang. Het effect van de gasleveringstekorten op de elektriciteitsprijzen en de mogelijkheden om steunmaatregelen uit de staatsbegroting te financieren, verschillen echter van lidstaat tot lidstaat. Indien slechts enkele lidstaten die over voldoende middelen beschikken, deze afnemers en leveranciers kunnen beschermen, zou dit tot ernstige verstoringen van de interne markt leiden. Een uniforme verplichting om de surplussen aan inkomsten door te berekenen aan de eindverbruikers stelt alle lidstaten in staat hun consumenten te beschermen. Het positieve effect op de energieprijzen zal een positieve impact hebben op de onderling verbonden EU-markt en zal ook helpen de inflatie te temperen. Daarom zullen nationale maatregelen, in een geest van solidariteit, in de onderling verbonden economie van de Unie ook een positief effect hebben in andere lidstaten.

(12)De maatregel bestaande uit de solidariteitsbijdrage voor fossiele ondernemingen met activiteiten in de olie-, gas-, kolen- en raffinaderijsector is een uitzonderlijke en strikt tijdelijke maatregel. In de huidige situatie lijkt het passend dat op het niveau van de Unie actie wordt ondernomen om de directe economische gevolgen van de scherpe stijging van de energieprijzen voor de begrotingen van overheidsinstanties, consumenten en bedrijven in de hele Unie te verzachten.

(13)De solidariteitsbijdrage is een geschikt middel om het surplus aan winsten als gevolg van onvoorziene omstandigheden aan te pakken. Deze winsten komen niet overeen met enige normale winst die deze entiteiten onder normale omstandigheden zouden of hadden kunnen verwachten indien de onvoorspelbare gebeurtenissen op de energiemarkten niet zouden hebben plaatsgevonden. Daarom is de invoering van een solidariteitsbijdrage een gezamenlijke en gecoördineerde maatregel die, in een geest van solidariteit, de nationale autoriteiten extra opbrengsten oplevert om financiële steun te verlenen aan huishoudens en bedrijven die zwaar worden getroffen door de scherpe stijging van de energieprijzen en tegelijkertijd een gelijk speelveld in de hele Unie en de interne markt te waarborgen. Deze maatregel moet parallel worden toegepast op de reguliere vennootschapsbelasting die door elke lidstaat op de betrokken ondernemingen wordt geheven.

(14)Om de samenhang tussen de verschillende beleidsterreinen op energiegebied te waarborgen, moeten de maatregelen fungeren als een onderling afhankelijk pakket dat elkaar versterkt. Alle lidstaten moeten de consumenten op een gerichte manier kunnen ondersteunen door middel van surplussen aan inkomsten die voortvloeien uit het plafond op de marktinkomsten voor inframarginale elektriciteitsopwekking, door de vraag naar elektriciteit te verminderen, hetgeen bijdraagt tot een verlaging van de energieprijzen, en door middel van de opbrengsten van een solidariteitsbijdrage die wordt opgelegd aan fossiele ondernemingen die actief zijn in de olie-, gas-, kolen- en raffinaderijsector. Tegelijkertijd zou een lagere vraag positieve effecten moeten hebben in termen van vermindering van de risico’s voor de voorzieningszekerheid, in overeenstemming met de doelstellingen van Richtlijn (EU) 2019/944.

(15)De lidstaten moeten er daarom naar streven het totale bruto-elektriciteitsverbruik van alle consumenten te verminderen, met inbegrip van consumenten die nog niet zijn uitgerust met slimme metersystemen of apparaten die hen in staat stellen hun verbruik gedurende bepaalde uren van de dag te monitoren.

(16)Om de brandstofvoorraden voor elektriciteitsopwekking in stand te houden en specifiek gericht te zijn op de duurste uren van het elektriciteitsverbruik, moet elke lidstaat, wanneer gasgestookte elektriciteitsopwekking een bijzonder significant effect heeft op de marginale prijs, zijn bruto-elektriciteitsverbruik tijdens vastgestelde piekprijsuren verminderen.

(17)Op basis van het typische elektriciteitsverbruiksprofiel binnen piekuren zou een bindend streefcijfer van 5 % tijdens piekprijsuren ervoor zorgen dat de lidstaten zich meer specifiek richten op consumenten die flexibiliteit kunnen bieden via vraagvermindering op uurbasis, onder meer via aankoopgroeperingen. Daarom moet een actieve vermindering van de vraag naar elektriciteit met ten minste 5 % tijdens bepaalde uren leiden tot een lager gasverbruik en tot een soepelere verdeling van de vraag over de uren, met gevolgen voor de marktprijzen per uur.

(18)De lidstaten moeten zelf de passende maatregelen kunnen kiezen om de doelstellingen voor de terugdringing van de vraag te halen, zodat zij rekening kunnen houden met de specifieke nationale kenmerken. Bij het opzetten van maatregelen om de vraag naar elektriciteit te verminderen, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat dergelijke maatregelen zodanig worden ontworpen dat zij de elektrificatiedoelstellingen van de Unie zoals uiteengezet in de mededeling “Energie voor een klimaatneutrale economie: Een EU-strategie voor een geïntegreerd energiesysteem” niet ondermijnen. Elektrificatie is van cruciaal belang om de afhankelijkheid van de EU van fossiele brandstoffen te verminderen en de strategische autonomie van de Europese Unie op de lange termijn te waarborgen. Dit leidt ertoe dat de omvang van deze energiecrisis wordt beperkt en toekomstige energiecrises worden voorkomen. Maatregelen om het bruto-elektriciteitsverbruik te verminderen kunnen bestaan uit nationale bewustmakingscampagnes, de publicatie van gerichte informatie over de voorspelde situatie in het elektriciteitssysteem, regelgevingsmaatregelen ter beperking van niet-essentieel energieverbruik en gerichte stimulansen om het elektriciteitsverbruik te verminderen.

(19)Bij het vaststellen van passende maatregelen ter vermindering van de vraag in de piekprijsuren moeten de lidstaten met name marktgebaseerde maatregelen overwegen, zoals veilingen of aanbestedingen, waarmee zij een vermindering van het verbruik op een economisch efficiënte manier kunnen stimuleren. Met het oog op efficiëntie en een snelle uitvoering kunnen de lidstaten gebruikmaken van bestaande initiatieven en bestaande regelingen uitbreiden om vraagrespons te ontwikkelen. De op nationaal niveau genomen maatregelen kunnen ook financiële stimulansen of compensatie voor getroffen marktdeelnemers omvatten, indien naast de verwachte normale consumptie een tastbare vermindering van de vraag wordt bereikt.

(20)Om de lidstaten bij te staan en te begeleiden bij het verwezenlijken van de in deze verordening vastgestelde noodzakelijke reducties van de vraag, moet de Commissie de uitwisseling van beste praktijken tussen de lidstaten vergemakkelijken.

(21)Gezien de buitengewone en plotselinge stijging van de elektriciteitsprijzen en het dreigende risico van verdere stijgingen, moeten de lidstaten onmiddellijk de maatregelen vaststellen die nodig zijn om het bruto-elektriciteitsverbruik te verminderen, teneinde snelle prijsverlagingen mogelijk te maken en het gebruik van fossiele brandstoffen tot een minimum te beperken.

(22)Op de day-ahead-groothandelsmarkt worden de goedkoopste energiecentrales eerst ingezet, maar de prijs die alle marktdeelnemers ontvangen, wordt bepaald door de laatste centrale die nodig is om aan de vraag te voldoen, d.w.z. die met de hoogste marginale kosten wanneer de markt wordt gecleard. De recente stijging van de gas- en steenkoolprijzen heeft geleid tot een uitzonderlijke en duurzame stijging van de prijzen waartegen de gas- of kolengestookte elektriciteitscentrales op de day-ahead-groothandelsmarkt bieden. Dat heeft op zijn beurt geleid tot uitzonderlijk hoge prijzen op de day-aheadmarkt in de hele Unie, aangezien dit vaak de installaties zijn met de hoogste marginale kosten die nodig zijn om aan de vraag naar elektriciteit te voldoen.

(23)Gezien de rol van de prijs op de day-aheadmarkt als referentie voor de prijs op andere groothandelsmarkten voor elektriciteit en het feit dat alle marktdeelnemers de clearingprijs ontvangen, hebben de technologieën met aanzienlijk lagere marginale kosten sinds de invasie van Oekraïne door Rusland in februari 2022 voortdurend hoge inkomsten geboekt, ruim boven hun verwachtingen toen zij besloten te investeren.

(24)In een situatie waarin consumenten worden blootgesteld aan extreem hoge prijzen die ook schadelijk zijn voor de economie van de Unie, moeten de buitengewone marktinkomsten van producenten met lagere marginale kosten tijdelijk worden beperkt door de toepassing van een plafond voor dergelijke marktinkomsten via de verkoop van elektriciteit binnen de Unie.

(25)Het niveau waarop het plafond voor de inkomsten wordt vastgesteld, mag geen afbreuk doen aan het vermogen van de producenten waarop het wordt toegepast, met inbegrip van producenten van hernieuwbare energie, om hun investerings- en exploitatiekosten terug te verdienen, en moet toekomstige investeringen in de capaciteit die nodig is voor een koolstofvrij en betrouwbaar elektriciteitssysteem in stand houden en stimuleren. Een uniform plafond voor inkomsten in de hele Unie is noodzakelijk om de werking van de interne elektriciteitsmarkt te vrijwaren, aangezien hierdoor op prijzen gebaseerde concurrentie tussen elektriciteitsproducenten op basis van verschillende technologieën, met name voor hernieuwbare energiebronnen, in stand wordt gehouden.

(26)Hoewel occasionele en kortetermijnpieken op de prijzen als een normaal kenmerk op een elektriciteitsmarkt kunnen worden beschouwd en voor sommige investeerders nuttig kunnen zijn om hun opwekkingsinvesteringen terug te krijgen, verschilt de extreme en duurzame prijsstijging sinds februari 2022 aanzienlijk van een normale marktsituatie met occasionele piekprijzen. Daarom mag het plafond niet lager zijn dan de redelijke verwachtingen van de marktdeelnemers ten aanzien van het gemiddelde niveau van de elektriciteitsprijzen in de uren waarin de vraag naar elektriciteit het hoogst was, vóór de invasie van Oekraïne door Rusland. Vóór februari 2022 werden de gemiddelde piekprijzen op de groothandelsmarkt voor elektriciteit in de hele Unie in de afgelopen decennia effectief en consequent geraamd op minder dan 180 euro per MWh, ondanks de verschillen in elektriciteitsprijzen tussen de regio’s in de Unie. Aangezien het initiële investeringsbesluit van de marktdeelnemers is genomen op basis van de verwachting dat de prijzen tijdens piekuren gemiddeld lager zouden zijn dan dat niveau, is de vaststelling van een plafond van 180 euro per MWh een niveau dat ruim boven die aanvankelijke marktverwachtingen ligt. Door een marge te laten op de prijs die beleggers redelijkerwijs hadden kunnen verwachten, moet ervoor worden gezorgd dat het inkomstenplafond niet ingaat tegen de initiële beoordeling van de investeringsrentabiliteit.

(27)Bovendien is het plafond van 180 euro per MWh aanzienlijk hoger, met inbegrip van een redelijke marge, dan de huidige genormaliseerde energiekosten (“levelised cost of energy”, LCOE) voor alle relevante opwekkingstechnologieën, zodat de producenten waarop het van toepassing is, hun investeringen en exploitatiekosten kunnen dekken. Aangezien de in dit voorstel gekozen berekening een aanzienlijke marge laat tussen de redelijke LCOE en het inkomstenplafond, kan niet worden verwacht dat het plafond afbreuk doet aan de investering in nieuwe inframarginale capaciteit.

(28)Het plafond moet worden vastgesteld op basis van marktinkomsten en niet op basis van de totale opwekkingsinkomsten (met inbegrip van andere potentiële bronnen van inkomsten, zoals de terugleverpremie), om te voorkomen dat de aanvankelijk verwachte winstgevendheid van een project aanzienlijk wordt beïnvloed. Ongeacht de contractuele vorm waarin de handel in elektriciteit kan plaatsvinden, mag het plafond alleen gelden voor gerealiseerde marktinkomsten. Dit is noodzakelijk om te voorkomen dat producenten die niet daadwerkelijk profiteren van de huidige hoge elektriciteitsprijzen, worden benadeeld omdat zij hun inkomsten hebben afgedekt tegen schommelingen op de groothandelsmarkt voor elektriciteit. Voor zover bestaande of toekomstige contractuele verplichtingen, zoals afname-overeenkomsten voor hernieuwbare stroom en andere soorten stroomafname-overeenkomsten of termijnhedges, leiden tot marktinkomsten uit de productie van elektriciteit tot het niveau van het plafond, zouden zij derhalve niet onder de toepassing ervan vallen.

(29)De maatregel waarbij het inkomstenplafond wordt ingevoerd, mag marktdeelnemers er dan ook niet van weerhouden om afname-overeenkomsten voor hernieuwbare stroom aan te gaan. Gezien de rechtstreekse voordelen die zij voor de eindverbruikers opleveren, moeten de lidstaten deze blijven bevorderen door gebruik te maken van de aanbeveling van de Commissie van 18 mei 2022 over het versnellen van de vergunningsprocedures voor projecten op het gebied van hernieuwbare energie en het faciliteren van stroomafname-overeenkomsten, alsook van de praktijken die zijn beschreven in hoofdstuk II van de richtsnoeren in de bijlage bij deze aanbeveling.

(30)Een uniform plafond voor inkomsten in de hele Unie is noodzakelijk om de werking van de interne elektriciteitsmarkt te vrijwaren, aangezien hierdoor op prijzen gebaseerde concurrentie tussen elektriciteitsproducenten op basis van verschillende technologieën, met name voor hernieuwbare energiebronnen, in de hele Unie in stand wordt gehouden.

(31)Hoewel de toepassing van het inkomstenplafond op het moment van afwikkeling van transacties efficiënter kan zijn, is dit wellicht niet altijd mogelijk, bijvoorbeeld als gevolg van verschillen in de wijze waarop de groothandelsmarkten voor elektriciteit zijn georganiseerd in de lidstaten en tussen verschillende tijdsbestekken. Om rekening te houden met nationale bijzonderheden en om de toepassing van het plafond voor inkomsten op nationaal niveau te vergemakkelijken, moeten de lidstaten zelf kunnen beslissen of zij dit willen toepassen, hetzij wanneer de uitwisseling van elektriciteit wordt vereffend, hetzij daarna.

(32)Aangezien de productiemix en de kostenstructuur van elektriciteitsproductie-installaties sterk verschillen van lidstaat tot lidstaat, moeten deze de mogelijkheid behouden om de inkomsten van producenten verder te beperken, op voorwaarde dat dergelijke maatregelen verenigbaar zijn met het Unierecht.

(33)Het plafond voor inkomsten moet van toepassing zijn op technologieën waarvan de marginale kosten lager zijn dan het plafond, zoals windenergie, zonne-energie of kernenergie.

(34)Het plafond mag niet van toepassing zijn op technologieën met hoge marginale kosten in verband met de prijs van de inputbrandstof die nodig is voor de productie van elektriciteit, zoals gas- en kolengestookte energiecentrales, aangezien de exploitatiekosten ervan aanzienlijk boven het niveau van het plafond zouden liggen en de toepassing ervan hun economische levensvatbaarheid in gevaar zou brengen. Om de prikkels voor een algehele daling van het gasverbruik te handhaven, mag het plafond voor inkomsten evenmin van toepassing zijn op technologieën die rechtstreeks concurreren met gasgestookte energiecentrales om het elektriciteitssysteem flexibiliteit te bieden en die op basis van hun alternatieve kosten, zoals vraag-respons en opslag, op de elektriciteitsmarkt bieden.

(35)Het inkomstenplafond mag niet van toepassing zijn op technologieën die als inputbrandstoffen worden gebruikt ter vervanging van aardgas, zoals biomethaan, om de conversie van bestaande gasgestookte energiecentrales overeenkomstig de REPowerEU-doelstellingen niet in gevaar te brengen.

(36)Om de stimulansen voor de ontwikkeling van innovatieve technologieën te vrijwaren, mag het inkomstenplafond niet van toepassing zijn op demonstratieprojecten.

(37)In sommige lidstaten zijn de inkomsten van sommige producenten reeds gemaximeerd door overheidsmaatregelen zoals feed-in-tarieven en tweerichtingscontracten ter verrekening van verschillen. Die producenten profiteren niet van hogere inkomsten als gevolg van de recente piek in de elektriciteitsprijzen. Bestaande producenten die aan dit soort overheidsmaatregelen zijn onderworpen, moeten dus van de toepassing van het plafond worden uitgesloten. Nieuwe maatregelen moeten in overeenstemming zijn met de beginselen van de interne markt, mogen de grensoverschrijdende handel niet beperken en mogen niet leiden tot een toename van het gasverbruik.

(38)Aangezien door de toepassing van het inkomstenplafond niet alle lidstaten hun eindafnemers in dezelfde mate kunnen ondersteunen als gevolg van omstandigheden die verband houden met hun afhankelijkheid van de invoer van elektriciteit uit andere landen, is het noodzakelijk dat lidstaten met een netto-invoer van elektriciteit van 100 % of meer toegang hebben tot overeenkomsten om het surplus aan inkomsten in een geest van solidariteit met het belangrijkste exporterende land te delen. Dergelijke solidariteitsovereenkomsten worden ook aangemoedigd, met name om rekening te houden met onevenwichtige handelsbetrekkingen.

(39)De commerciële en handelspraktijken en het regelgevingskader in de elektriciteitssector verschillen aanzienlijk van de sector fossiele brandstoffen. Aangezien het plafond bedoeld is om het marktresultaat te simuleren dat producenten hadden kunnen verwachten indien de mondiale toeleveringsketens normaal zouden functioneren zonder de verstoringen van de gasvoorziening sinds februari 2022, is het noodzakelijk dat de maatregel betreffende elektriciteitsproducenten van toepassing is op de inkomsten uit de opwekking van elektriciteit. Aangezien de tijdelijke solidariteitsbijdrage gericht is op de winstgevendheid van ondernemingen die actief zijn in de olie-, gas-, kolen- en raffinaderijsectoren, die aanzienlijk is toegenomen ten opzichte van voorgaande jaren, is het anderzijds noodzakelijk dat de tijdelijke solidariteitsbijdrage wordt toegepast op hun winsten.

(40)De lidstaten moeten ervoor zorgen dat het surplus aan inkomsten dat voortvloeit uit de toepassing van het plafond op het gebied van elektriciteit, wordt doorgegeven aan de eindafnemers van elektriciteit om de gevolgen van de uitzonderlijk hoge elektriciteitsprijzen te beperken. Het surplus aan inkomsten moet gericht zijn op de afnemers, met inbegrip van zowel huishoudens als bedrijven, die bijzonder zwaar worden getroffen door de hoge elektriciteitsprijzen. Zonder de voorgestelde maatregelen bestaat het risico dat alleen rijkere lidstaten over de middelen beschikken om hun consumenten te beschermen, met ernstige verstoringen op de interne markt tot gevolg.

(41)De inkomsten uit het plafond zullen de lidstaten helpen maatregelen te financieren zoals inkomensoverdrachten, kortingen op rekeningen, compensatie voor leveranciers voor levering onder de kostprijs, en investeringen die zouden leiden tot een structurele vermindering van het verbruik, met name van elektriciteit uit fossiele brandstoffen. Wanneer steun wordt verleend aan niet-huishoudelijke afnemers, moeten deze investeren in decarbonisatietechnologieën, met inbegrip van hernieuwbare energie, bijvoorbeeld door middel van een stroomkoopovereenkomst of directe investeringen in de opwekking van hernieuwbare energie, of investeren in energie-efficiëntie.

(42)Overheidsingrijpen in de prijsstelling voor de levering van elektriciteit vormt in beginsel een marktverstorende maatregel. Dergelijke maatregelen mogen derhalve alleen worden uitgevoerd als openbaredienstverplichtingen en zijn onderworpen aan specifieke voorwaarden. Momenteel zijn gereguleerde prijzen op grond van Richtlijn (EU) 2019/944 mogelijk voor huishoudens en micro-ondernemingen en zijn zij ook mogelijk onder de kostprijs voor energiearme en kwetsbare afnemers. In het licht van de huidige uitzonderlijke stijging van de elektriciteitsprijzen moet het instrumentarium van beschikbare maatregelen waarover de lidstaten beschikken om consumenten te ondersteunen, echter tijdelijk worden uitgebreid door de mogelijkheid te bieden om gereguleerde prijzen uit te breiden tot kleine en middelgrote ondernemingen en door gereguleerde prijzen onder de kostprijs toe te staan. Een dergelijke uitbreiding zou kunnen worden gefinancierd door middel van het inkomstenplafond.

(43)Het is belangrijk dat gereguleerde detailhandelsprijzen, wanneer zij onder de kostprijs liggen, niet discrimineren tussen leveranciers of hun geen onredelijke kosten opleggen. De leveranciers moeten daarom op billijke wijze worden vergoed voor de kosten die zij maken om tegen gereguleerde prijzen te leveren, onverminderd de toepassing van de staatssteunregels. De kosten van onder de kostprijs liggende gereguleerde prijzen moeten worden gefinancierd uit de inkomsten die voortvloeien uit de toepassing van het inkomstenplafond. Om te voorkomen dat deze maatregelen de vraag naar elektriciteit doen toenemen en tegelijkertijd om aan de energiebehoeften van de consumenten te blijven voldoen, mogen de onder de kostprijs liggende gereguleerde prijzen slechts een beperkt deel van het verbruik dekken.

(44)Zonder hun kostenstructuur aanzienlijk te veranderen en hun investeringen te verhogen, hebben EU-bedrijven en vaste inrichtingen die ten minste 75 % van de omzet in de olie-, gas-, kolen- en raffinaderijsector genereren, hun winsten sterk zien stijgen als gevolg van de plotselinge en onvoorspelbare omstandigheden van de oorlog, een verminderde energievoorziening en een stijgende vraag als gevolg van recordtemperaturen.

(45)De tijdelijke solidariteitsbijdrage zal fungeren als een herverdelingsmaatregel om ervoor te zorgen dat de betrokken ondernemingen die als gevolg van de onverwachte omstandigheden een surplus aan winsten hebben behaald, bijdragen tot de verbetering van de energiecrisis op de interne markt.

(46)De basis voor de berekening van de tijdelijke solidariteitsbijdrage is de belastbare winst van de ondernemingen en vaste inrichtingen die in de EU belastingplichtig zijn in de olie-, gas-, kolen- en raffinaderijsectoren, zoals bepaald in bilaterale verdragen of de nationale belastingwetgeving van de lidstaten voor het boekjaar dat begint op of na 1 januari 2022. De lidstaten die alleen winstuitkeringen belasten, moeten de tijdelijke solidariteitsbijdrage toepassen op de berekende winst, ongeacht de uitkering ervan. Het boekjaar wordt bepaald aan de hand van de regels die in de nationale wetgeving van de lidstaten gelden.

(47)Alleen de winst in 2022 die meer dan 20 % hoger ligt dan de gemiddelde belastbare winst in de drie boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2019, mag worden onderworpen aan de solidariteitsbijdrage.

(48)Deze aanpak zorgt ervoor dat een deel van de winstmarge, dat niet het gevolg is van de onvoorspelbare ontwikkelingen op de energiemarkten na de aanhoudende oorlog in Oekraïne, door de betrokken energieondernemingen en vaste inrichtingen kan worden gebruikt voor toekomstige investeringen of voor het waarborgen van hun financiële stabiliteit tijdens de aanhoudende energiecrisis, ook voor de energie-intensieve industrie. Deze aanpak voor het bepalen van de berekeningsgrondslag zorgt ervoor dat de solidariteitsbijdragen in de verschillende lidstaten evenredig zijn. Tegelijkertijd zorgt deze aanpak, waarbij een minimumpercentage wordt vastgesteld, ervoor dat de solidariteitsbijdragen eerlijk en evenredig zijn. Het staat de lidstaten vrij een hoger tarief toe te passen indien zij reeds vóór de inwerkingtreding van deze verordening een solidariteitsbijdrage, een solidariteitsheffing of een belasting op belastbare surplussen van winsten van de energiebedrijven binnen het toepassingsgebied van deze verordening hebben ingevoerd die hoger zou zijn dan dit percentage van 33 %. Dit stelt deze lidstaten in staat hun voorkeurstarief te handhaven dat zij in hun nationale rechtsstelsels aanvaardbaar en passend achten.

(49)De solidariteitsbijdrage moet worden gebruikt voor i) financiële steunmaatregelen voor eindafnemers van energie, en met name kwetsbare huishoudens, om de gevolgen van de hoge energieprijzen te verzachten; ii) financiële steunmaatregelen om het energieverbruik te helpen verminderen; iii) financiële steunmaatregelen ter ondersteuning van ondernemingen in energie-intensieve industrieën; iv) financiële steunmaatregelen om de autonomie van de Unie op energiegebied te ontwikkelen. De lidstaten moeten ook in staat worden gesteld een deel van de opbrengsten van de tijdelijke solidariteitsbijdrage toe te wijzen aan gemeenschappelijke financiering.

(50)Het gebruik van de opbrengsten voor die doeleinden weerspiegelt het uitzonderlijke karakter van de solidariteitsbijdrage als een maatregel die tot doel heeft de schadelijke gevolgen van de energiecrisis voor huishoudens en bedrijven in de hele Unie te beperken en te verzachten, ter bescherming van de eengemaakte markt en ter voorkoming van het risico van verdere versnippering. De scherpe stijging van de energieprijzen heeft gevolgen voor alle lidstaten. Gezien de verschillen in de energiemix worden de lidstaten echter niet allemaal op dezelfde manier getroffen en hebben zij niet allemaal dezelfde begrotingsruimte om de nodige maatregelen te nemen om kwetsbare huishoudens en bedrijven te beschermen. Bij gebrek aan een Europese maatregel, zoals een solidariteitsbijdrage, bestaat er een groot risico van verstoring van de interne markt en verdere versnippering, wat nadelig zou zijn voor alle lidstaten, gezien de integratie van de energiemarkten en de waardeketens. Het aanpakken van energiearmoede en het aanpakken van de sociale gevolgen van de crisis, met name om werknemers in blootgestelde industrieën te beschermen, zijn ook een kwestie van solidariteit tussen de lidstaten in de Unie. Om het effect ervan te maximaliseren, moeten de opbrengsten van de solidariteitsbijdrage op gecoördineerde wijze en/of via financieringsinstrumenten van de EU in een geest van solidariteit worden gebruikt.

(51)De lidstaten moeten hun financiële steunmaatregelen met name richten op de meest kwetsbare huishoudens en bedrijven, die het zwaarst worden getroffen door de scherpe stijging van de energieprijzen. Dit zou de prijsprikkel behouden om de vraag naar energie te verminderen en energie te besparen. Bovendien zou het richten van de maatregelen op de meest kwetsbare huishoudens en huishoudens met liquiditeitskrapte een positief effect hebben op het totale verbruik (doordat zo wordt vermeden dat dit al te sterk ten koste gaat van uitgaven voor niet-energiegoederen), aangezien bij deze groep huishoudens een groot deel van het inkomen naar consumptie gaat. Bovendien moeten de opbrengsten worden gebruikt om de vermindering van het energieverbruik te bevorderen. In dit verband moeten opbrengsten bijvoorbeeld worden gebruikt voor vraagverminderende veilingen of aanbestedingsregelingen, het verlagen van de kosten voor de aankoop van energie van eindafnemers van energie voor bepaalde verbruiksvolumes, of het bevorderen van investeringen door eindafnemers van energie, zowel kwetsbare huishoudens als bedrijven, in hernieuwbare energiebronnen, investeringen in energie-efficiëntie of andere decarbonisatietechnologieën. De opbrengsten van de solidariteitsbijdrage moeten ook worden gebruikt om financiële steun te verlenen aan ondernemingen in energie-intensieve industrieën en in regio’s die van deze industrieën afhankelijk zijn. De kosten in energie-intensieve industrieën schieten als gevolg van de sterk stijgende energieprijzen de hoogte in, zoals in de meststoffenindustrie. Financiële steunmaatregelen moeten afhankelijk worden gesteld van investeringen in hernieuwbare energie, energie-efficiëntie of andere decarbonisatietechnologieën. Voorts moeten maatregelen die de Unie op energiegebied autonomer maken, worden ondersteund met investeringen in overeenstemming met de doelstellingen van de REPowerEU-mededeling, met name voor projecten met een grensoverschrijdende dimensie.

(52)De lidstaten kunnen ook besluiten een deel van de opbrengst van de solidariteitsbijdrage toe te wijzen aan de gemeenschappelijke financiering van maatregelen om de schadelijke gevolgen van de energiecrisis te beperken, met inbegrip van steun voor de bescherming van de werkgelegenheid en voor de om- en bijscholing van werknemers of ter bevordering van investeringen in energie-efficiëntie en hernieuwbare energie, met inbegrip van grensoverschrijdende projecten. Het gemeenschappelijke financieringsaspect omvat zowel projectgebaseerde kostendeling tussen de lidstaten als kanalisering via een EU-instrument op basis van de vrijwillige toewijzing door de lidstaten van inkomsten aan de EU-begroting in een geest van solidariteit.

(53)Regelmatige en doeltreffende monitoring en verslaglegging aan de Commissie zijn van essentieel belang voor de beoordeling van de vooruitgang die de lidstaten hebben geboekt bij de verwezenlijking van de doelstellingen voor de terugdringing van de vraag, de uitvoering van het inkomstenplafond, het gebruik van de surplussen aan inkomsten en de toepassing van gereguleerde prijzen.

(54)De lidstaten moeten aan de Commissie verslag uitbrengen over de toepassing van de solidariteitsbijdrage op hun respectieve grondgebied en over eventuele wijzigingen die zij in die bijdrage aanbrengen.

(55)De lidstaten moeten ook verslag uitbrengen over het gebruik van de opbrengsten uit de solidariteitsbijdrage. Dit moet er met name voor zorgen dat de lidstaten de opbrengsten gebruiken in overeenstemming met het gebruik waarin deze verordening voorziet.

(56)De solidariteitsbijdrage en het desbetreffende rechtskader van de EU moeten van tijdelijke aard zijn om de uitzonderlijke en dringende situatie aan te pakken die zich in de Unie heeft voorgedaan met betrekking tot de scherpe stijging van de energieprijzen. De solidariteitsbijdrage moet van toepassing zijn ter dekking van het surplus aan winsten die in 2022 worden gegenereerd om de schadelijke gevolgen van de huidige energiecrisis voor huishoudens en bedrijven aan te pakken en te verzachten. De toepassing van de solidariteitsbijdrage over het volledige belastingjaar maakt het mogelijk de surplussen aan winst voor de betrokken periode te gebruiken, in het algemeen belang van een verzachting van de gevolgen van de energiecrisis, terwijl de betrokken ondernemingen een passende winstmaatstaf wordt gelaten.

(57)De solidariteitsbijdrage mag alleen gelden voor het boekjaar 2022. Uiterlijk op 15 oktober 2023, wanneer de nationale autoriteiten een standpunt innemen over de inning van solidariteitsbijdrage, zal de Commissie de situatie evalueren en een verslag voorleggen aan de Raad.

(58)Indien een lidstaat moeilijkheden ondervindt bij de toepassing van de verordening en met name van de tijdelijke solidariteitsbijdrage, dient hij in voorkomend geval de Europese Commissie te raadplegen overeenkomstig artikel 4 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

(59)De volatiliteit van de onderliggende gasprijzen leidt tot moeilijkheden voor energiebedrijven die actief zijn op de termijnmarkten voor elektriciteit, met name om een geschikt onderpand te vinden. De Europese Commissie beoordeelt, in samenwerking met de Europese Autoriteit voor effecten en markten en de Europese Bankautoriteit, kwesties in verband met de subsidiabiliteit van zekerheden en margins, en mogelijke manieren om buitensporige dagelijkse volatiliteit te beperken.

(60)Bovendien zijn de maatregelen in deze verordening in overeenstemming met de aanvullende en lopende werkzaamheden van de Europese Commissie met betrekking tot de opzet van de markt op de lange termijn, zoals aangekondigd in de mededeling over kortetermijninterventies op de energiemarkt en langetermijnverbeteringen van de opzet van de elektriciteitsmarkt, die samen met het REPowerEU-plan van 18 mei 2022 is gepubliceerd.

(61)Gezien de omvang van de energiecrisis, de omvang van de sociale, economische en financiële gevolgen ervan en de noodzaak om zo spoedig mogelijk op te treden, moet deze verordening met spoed in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(62)Gezien het uitzonderlijke karakter van de in deze verordening vastgestelde maatregelen en de noodzaak deze met name in het winterseizoen 2022-23 toe te passen, moet de verordening van toepassing zijn gedurende een periode van één jaar na de inwerkingtreding ervan.

(63)Daar de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar beter op Unieniveau kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ONDERWERP EN DEFINITIES

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening wordt een noodinterventie vastgesteld om de gevolgen van de hoge energieprijzen te verzachten door middel van uitzonderlijke, gerichte en in de tijd beperkte maatregelen. Deze maatregelen zijn erop gericht het elektriciteitsverbruik te verminderen, de marktinkomsten die bepaalde producenten ontvangen uit de opwekking van elektriciteit, te beperken en deze op gerichte wijze aan de eindafnemers te herverdelen, de lidstaten in staat te stellen overheidsingrijpen toe te passen in de prijsstelling voor de levering van elektriciteit aan huishoudens en kleine en middelgrote ondernemingen, en regels vast te stellen voor een tijdelijke solidariteitsbijdrage voor EU-bedrijven en vaste inrichtingen die voornamelijk actief zijn in de olie-, gas-, kolen- en raffinaderijsectoren om bij te dragen tot de betaalbaarheid van energie voor huishoudens en bedrijven.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities van artikel 2 van Richtlijn (EU) 2019/944 en artikel 2 van Verordening (EU) 2019/943. Daarnaast zijn ook de volgende definities van toepassing:

(1)“kleine en middelgrote onderneming”: een onderneming als omschreven in artikel 2 van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie 12 ;

(2)“bruto-elektriciteitsverbruik”: de totale levering van elektriciteit voor activiteiten op het grondgebied van een lidstaat;

(3)“referentieperiode”: de periode van 1 november tot en met 31 maart in de vijf opeenvolgende jaren voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze verordening, beginnend met de periode van 1 november 2017 tot en met 31 maart 2018;

(4)“piekprijsuren”: de uren van de dag waarop de day-aheadgroothandelsprijzen voor elektriciteit naar verwachting de hoogste zijn, op basis van prognoses van transmissiesysteembeheerders en de benoemde elektriciteitsmarktbeheerders;

(5)“marktinkomsten”: de inkomsten die een producent ontvangt in ruil voor de verkoop en levering van elektriciteit in de Unie, ongeacht de contractuele vorm waarin die ruil plaatsvindt, met inbegrip van stroomafnameovereenkomsten en andere verrichtingen ter afdekking van schommelingen op de groothandelsmarkt voor elektriciteit, met uitzondering van alle door de staat verleende steun;

(6)“vereffening”: een betaling tussen tegenpartijen, tegen levering en ontvangst van elektriciteit, indien van toepassing, ter nakoming van de respectieve verplichtingen van de tegenpartijen uit hoofde van een of meer clearingtransacties;

(7)“bevoegde instantie”: een instantie als gedefinieerd in artikel 2, lid 11, van Verordening (EU) 2019/941;

(8)“surplus aan inkomsten”: een positief verschil tussen de marktinkomsten van producenten per MWh elektriciteit en het plafond van 180 EUR per MWh elektriciteit;

(9)“afvalstof”: elke stof of elk voorwerp waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen, als omschreven in artikel 3, lid 1, van Richtlijn 2008/98/EG;

(10)“netto-invoer van elektriciteit”: voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021, het verschil tussen de totale hoeveelheid ingevoerde elektriciteit en de totale hoeveelheid uitgevoerde elektriciteit, gedeeld door de totale bruto-elektriciteitsproductie in een lidstaat;

(11)“boekjaar”: een belastingjaar, kalenderjaar of elk ander voor belastingdoeleinden geschikt tijdvak dat in het nationale recht is gedefinieerd;

(12)“afnemer”: een grootafnemer of eindafnemer;

(13)“eindafnemer van energie”: een afnemer die energie koopt voor eigen gebruik;

(14)“eindafnemer van elektriciteit”: een afnemer die elektriciteit koopt voor eigen gebruik;

(15)“steunregeling”: een instrument, regeling of mechanisme dat of die door een lidstaat of een groep lidstaten wordt toegepast om het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen te bevorderen;

(16)“garantie van oorsprong”: een elektronisch document dat aan een eindafnemer aantoont dat een bepaalde hoeveelheid energie of een aandeel daarvan is opgewekt uit hernieuwbare bronnen;

(17)“activiteiten in de olie-, gas-, kolen- en raffinaderijsectoren”: elke economische activiteit van een EU-onderneming of vaste inrichting waarvan de omzet voor ten minste 75 % gekoppeld is aan de winning, ontginning, raffinage van aardolie of de vervaardiging van cokesovenproducten;

(18)“EU-onderneming”: een onderneming van een lidstaat die volgens de fiscale wetgeving van die lidstaat wordt geacht in die lidstaat haar fiscale woonplaats te hebben en die, op grond van een met een derde staat gesloten verdrag op het gebied van dubbele belastingheffing, niet wordt beschouwd als fiscaal buiten de Unie te zijn gevestigd;

(19)“vaste inrichting”: een in een lidstaat gelegen permanente bedrijfsvestiging via dewelke een in een ander land gevestigde onderneming haar activiteiten geheel of gedeeltelijk uitoefent, voor zover de winst van die vestiging, op grond van het toepasselijke bilaterale belastingverdrag of, als er geen belastingverdrag is gesloten, op grond van het nationale recht, belast wordt in de lidstaat waar die vestiging zich bevindt;

(20)“surplus aan winsten”: belastbare winsten uit activiteiten van ondernemingen of vaste inrichtingen in de olie-, gas-, kolen- en raffinaderijsectoren die meer dan 20 % hoger ligt dan de gemiddelde winst van de drie voorgaande boekjaren;

(21)“solidariteitsbijdrage”: een tijdelijke maatregel die tot doel heeft het surplus aan winsten van EU-bedrijven en vaste inrichtingen met activiteiten in de olie-, gas-, kolen- en raffinaderijsectoren aan te pakken teneinde de uitzonderlijke prijsontwikkelingen op de energiemarkten voor lidstaten, consumenten en bedrijven te verzachten.

HOOFDSTUK II

MAATREGELEN BETREFFENDE DE ELEKTRICITEITSMARKT

 

Afdeling 1

Beperking van de vraag

Artikel 3

Vermindering van het bruto-elektriciteitsverbruik

De lidstaten voeren maatregelen in om hun totale maandelijks bruto-elektriciteitsverbruik met 10 % te verminderen ten opzichte van het gemiddelde van het bruto-elektriciteitsverbruik in de overeenkomstige maanden van de referentieperiode.

Artikel 4

Vermindering van het bruto-elektriciteitsverbruik tijdens de piekuren

1.Elke lidstaat bepaald voor elke maand de piekprijsuren; minstens 10 % van alle uren van de maand moeten als piekprijsuren worden aangemerkt.

2.Elke lidstaat vermindert zijn bruto-elektriciteitsverbruik tijdens de vastgestelde piekprijsuren. Voor elke maand moet tijdens de bepaalde piekprijsuren een gemiddelde vermindering van ten minste 5 % per uur worden bereikt. Het reductiestreefcijfer wordt berekend als het verschil tussen het werkelijke bruto-elektriciteitsverbruik voor de vastgestelde piekprijsuren en het door de transmissiesysteembeheerders voorspelde bruto-elektriciteitsverbruik, zonder rekening te houden met het effect van de maatregelen die zijn genomen om het in dit artikel vastgestelde streefcijfer te bereiken.

Artikel 5

Maatregelen om de vraag te beperken

1.De lidstaten bepalen de maatregelen waarmee zij het bruto-elektriciteitsverbruik verminderen om de in de artikelen 3 en 4 vastgestelde streefcijfers te halen. Die maatregelen moeten duidelijk omschreven, transparant, evenredig, niet-discriminerend en controleerbaar zijn; en zij dienen met name:

a)marktconform te zijn, met compensatie, en desgevallend te worden vastgesteld via een open mededingingsprocedure, zoals aanbestedingen waarbij aan geselecteerde inschrijvers compensatie wordt verleend;

b)alleen te voorzien in financiële compensatie voor een extra vermindering van het elektriciteitsverbruik ten opzichte van het verwachte normale verbruik in het betrokken uur als er geen aanbesteding zou worden uitgeschreven;

c)de mededinging of de goede werking van de interne elektriciteitsmarkt niet onnodig te verstoren;

d)niet onnodig te worden beperkt tot specifieke afnemers of klantengroepen, met inbegrip van aankoopgroeperingen, overeenkomstig artikel 17 van Richtlijn (EU) 2019/944;

e)niet onnodig te verhinderen dat technologieën op basis van fossiele brandstoffen worden vervangen door technologieën die gebruikmaken van elektriciteit.

 

Afdeling 2

Plafonnering van marktinkomsten en verdeling van het surplus aan inkomsten over eindafnemers

Artikel 6

Verplichte plafonnering van de marktinkomsten

1.De marktinkomsten van producenten die elektriciteit opwekken uit de in artikel 7, lid 1, bedoelde bronnen worden geplafonneerd op maximaal 180 EUR per MWh geproduceerde elektriciteit.

2.De lidstaten passen het plafond toe op alle marktinkomsten van producenten, ongeacht het markttijdsbestek waarin de transactie plaatsvindt en ongeacht de vraag of de elektriciteit op een bilaterale of gecentraliseerde markt wordt verhandeld.

3.De lidstaten beslissen of zij het inkomstenplafond toepassen bij de vereffening van de uitwisseling van energie of daarna.

4.Onverminderd lid 1, staat het de lidstaten vrij maatregelen die de marktinkomsten van producenten verder beperken te handhaven of in te voeren, voor zover die maatregelen evenredig en niet-discriminerend zijn, geen afbreuk doen aan investeringssignalen, ervoor zorgen dat de investeringskosten worden gedekt, de werking van de groothandelsmarkten voor elektriciteit niet verstoren en verenigbaar zijn met het Unierecht.

Artikel 7

Toepassing van het plafond op marktinkomsten van elektriciteitsproducenten

1.De verplichting van artikel 6 is van toepassing op de marktinkomsten uit de verkoop van elektriciteit die wordt opgewekt uit de volgende bronnen:

a)windenergie;

b)zonne-energie (zowel thermische als fotovoltaïsche zonne-energie);

c)geothermische energie;

d)waterkracht zonder reservoir;

e)biomassabrandstoffen (vaste of gasvormige biomassabrandstoffen), met uitzondering van biomethaan;

f)afvalstoffen;

g)kernenergie;

h)bruinkool;

i)ruwe olie en andere olieproducten.

2.Het in artikel 6, lid 1, vastgestelde plafond is niet van toepassing op demonstratieprojecten of op producenten waarvan de inkomsten per MWh geproduceerde elektriciteit reeds door andere overheidsmaatregelen worden geplafonneerd.

3.Met name in gevallen waarin de toepassing van het in artikel 6, lid 1, bedoelde plafond aanzienlijke administratieve lasten meebrengt, kunnen de lidstaten besluiten dat het plafond niet van toepassing is op producenten die elektriciteit opwekken met productie-installaties met een geïnstalleerd vermogen van ten hoogste 20 kW.

Artikel 8

Stimulansen voor hernieuwbare-stroomafnameovereenkomsten

1.In het kader van deze verordening heffen de lidstaten alle ongerechtvaardigde administratieve of marktbelemmeringen voor hernieuwbare-stroomafnameovereenkomsten op korte termijn op. Zij nemen maatregelen om het gebruik van hernieuwbare-stroomafnameovereenkomsten, met name door kleine en middelgrote ondernemingen, te versnellen.

2.Bij de ontwikkeling, planning en invoering van steunregelingen — en garanties van oorsprong — zorgen de lidstaten ervoor dat die regelingen en garanties verenigbaar zijn met, een aanvulling vormen op en geen belemmering vormen voor het sluiten van hernieuwbare-stroomafnameovereenkomsten.

Artikel 9

Verdeling van het surplus aan inkomsten
 

1.De lidstaten wenden het surplus aan inkomsten dat voortvloeit uit de toepassing van het plafond op marktinkomsten volledig aan voor de financiering van maatregelen die de gevolgen van de hoge elektriciteitsprijzen voor eindafnemers van elektriciteit op gerichte wijze beperken.

2.De in lid 1 bedoelde maatregelen zijn duidelijk omschreven, transparant, evenredig, niet-discriminerend en controleerbaar en doen geen afbreuk aan de in artikel 3 vastgestelde verplichting om het bruto-elektriciteitsverbruik te verminderen.

3.De in lid 1 bedoelde maatregelen kunnen bijvoorbeeld het volgende omvatten:

a)financiële compensatie voor eindafnemers van elektriciteit om hun elektriciteitsverbruik te verminderen, onder meer door middel van vraagverminderende veilingen of aanbestedingsregelingen;

b)directe overdrachten aan eindafnemers van elektriciteit;

c)compensatie voor leveranciers die door overheidsingrijpen in de prijsstelling overeenkomstig artikel 12 onder de kostprijs elektriciteit moeten leveren aan afnemers;

d)het verlagen van de elektriciteitsprijs voor eindafnemers voor een beperkt volume van de elektriciteit die zij verbruiken;

e)het bevorderen van investeringen door eindafnemers van elektriciteit in decarbonisatietechnologieën, hernieuwbare energie en investeringen in energie-efficiëntie.

Artikel 10

Overeenkomsten tussen lidstaten

Als een lidstaat netto meer dan 100 % van zijn elektriciteit invoert, sluiten de invoerende lidstaat en het belangrijkste land van uitvoer uiterlijk op 1 december 2022 een overeenkomst om het surplus aan inkomsten te verdelen. Alle lidstaten kunnen degelijke overeenkomsten sluiten in een geest van solidariteit.

Afdeling 3

Maatregelen op het gebied van de detailhandel

Artikel 11

Tijdelijke uitbreiding van overheidsingrijpen in de vaststelling van elektriciteitsprijzen ten behoeve van kmo’s

In afwijking van de EU-regels inzake overheidsingrijpen in de prijsstelling kunnen de lidstaten ingrijpen in de prijsstelling voor de levering van elektriciteit aan kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s). Dergelijke overheidsinterventies moeten:

a)beperkt blijven tot 80 % van het hoogste jaarlijkse verbruik van de begunstigde in de voorbije vijf jaar en de begunstigde blijven stimuleren om zijn vraag te beperken;

b) voldoen aan de voorwaarden van artikel 5, leden 4 en 7, van Richtlijn (EU) 2019/944;

c)in voorkomend geval, voldoen aan de voorwaarden van artikel 12 van deze verordening.

Artikel 12

Tijdelijke mogelijkheid om elektriciteitsprijzen beneden de kostprijs vast te stellen

In afwijking van de EU-regels inzake overheidsingrijpen in de prijsstelling kunnen de lidstaten, als zij overeenkomstig artikel 5, lid 6, van Richtlijn (EU) 2019/944 of artikel 11 van deze verordening ingrijpen in de elektriciteitsprijs, bij wijze van uitzondering en tijdelijk voor de levering van elektriciteit een prijs opleggen die lager ligt dan de kostprijs, mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a)De maatregel heeft betrekking op een beperkt verbruik en er blijft een stimulans bestaan om de vraag te verminderen;

b)Er is geen sprake van discriminatie tussen leveranciers;

c)Leveranciers worden vergoed voor leveringen onder de kostprijs;

d)Alle leveranciers kunnen op voet van gelijkheid aanbiedingen tegen de gereguleerde prijs doen.

 

HOOFDSTUK III

MAATREGELEN MET BETREKKING TOT DE OLIE-, GAS-, STEENKOOL- EN RAFFINAGESECTOR

Artikel 13

Ondersteuning van eindafnemers door middel van een verplichte tijdelijke solidariteitsbijdrage

1.Op het surplus aan inkomsten uit activiteiten in de olie-, gas-, kolen- en raffinaderijsectoren wordt een tijdelijke solidariteitsbijdrage geheven.

2.De lidstaten zorgen ervoor dat bestaande of geplande nationale maatregelen met vergelijkbare doelstellingen als de tijdelijke solidariteitsbijdrage uit hoofde van deze verordening in overeenstemming zijn met of een aanvulling vormen op de bij deze verordening vastgestelde regels inzake de tijdelijke solidariteitsbijdrage.

3.De in lid 1 bedoelde verplichte tijdelijke solidariteitsbijdrage is uiterlijk met ingang van 31 december 2022 van toepassing.

Artikel 14

Grondslag voor de berekening van de tijdelijke solidariteitsbijdrage

De tijdelijke solidariteitsbijdrage voor EU-ondernemingen en vaste inrichtingen die activiteiten verrichten in de olie-, gas-, kolen- en raffinaderijsectoren wordt berekend als de belastbare winst, zoals bepaald volgens de nationale belastingregels in het boekjaar dat ingaat op of na 1 januari 2022, boven een toename van 20 % van de gemiddelde belastbare winst, zoals bepaald volgens de nationale belastingregels, van de drie boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2019. Indien het gemiddelde jaarresultaat in de periode van drie boekjaren die op of na 1 januari 2019 aanvangen negatief is, bedraagt de gemiddelde belastbare winst voor de berekening van de tijdelijke solidariteitsbijdrage nul.

Artikel 15

Percentage voor de berekening van de tijdelijke solidariteitsbijdrage

1.Het percentage voor de berekening van de tijdelijke solidariteitsbijdrage bedraagt ten minste 33 % van de in artikel 14 bedoelde grondslag.

2.De tijdelijke solidariteitsbijdrage komt bovenop de reguliere belastingen en heffingen die op grond van de nationale wetgeving van een lidstaat van toepassing zijn.

Artikel 16

Aanwending van de opbrengsten van de tijdelijke solidariteitsbijdrage

1.De lidstaten gebruiken de opbrengsten van de tijdelijke solidariteitsbijdrage om tijdig de volgende doeleinden te verwezenlijken:

a)gerichte financiële steunmaatregelen voor eindafnemers van energie, en met name kwetsbare huishoudens, om de gevolgen van de hoge energieprijzen te verzachten;

b)financiële steunmaatregelen om het energieverbruik te helpen verminderen, bijvoorbeeld door middel van vraagverminderende veilingen of aanbestedingsregelingen, een verlaging van de prijzen van een beperkt volume energie voor eindafnemers, maatregelen om eindafnemers aan te moedigen om te investeren in hernieuwbare energiebronnen, structurele investeringen in energie-efficiëntie of andere decarbonisatietechnologieën;

c)financiële steunmaatregelen ter ondersteuning van ondernemingen in energie-intensieve industrieën, gekoppeld aan de verplichting op te investeren in hernieuwbare energie, energie-efficiëntie of andere decarbonisatietechnologieën;

d)financiële steunmaatregelen om de energieautonomie te ontwikkelen, met name investeringen in overeenstemming met de REPowerEU-doelstellingen en met name in projecten met een grensoverschrijdende dimensie.

e)De lidstaten kunnen, in een geest van onderlinge solidariteit tussen de lidstaten, een deel van de opbrengst van de tijdelijke solidariteitsbijdrage toewijzen aan de gemeenschappelijke financiering van maatregelen om de schadelijke gevolgen van de energiecrisis te beperken, met inbegrip van steun voor de bescherming van de werkgelegenheid en voor de om- en bijscholing van werknemers of ter bevordering van investeringen in energie-efficiëntie en hernieuwbare energie, met inbegrip van grensoverschrijdende projecten.

2.De in lid 1 bedoelde maatregelen zijn duidelijk omschreven, transparant, evenredig, niet-discriminerend en controleerbaar.

Artikel 17

Tijdelijke aard van de solidariteitsbijdrage

De door de lidstaten overeenkomstig deze verordening opgelegde tijdelijke solidariteitsbijdrage is van tijdelijke aard. Zij is uitsluitend van toepassing op het surplus aan inkomsten dat is gegenereerd in het belastingjaar dat op of na 1 januari 2022 is begonnen.

 
HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 18

Toezicht en handhaving

1.De bevoegde instanties van alle lidstaten houden toezicht op de uitvoering van de in de artikelen 3, 4, 5, 6, 7 en 12 bedoelde maatregelen op hun grondgebied.

2.Zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van deze verordening, en uiterlijk op 1 december 2022, brengen de lidstaten aan de Commissie verslag uit over de op grond van artikel 5 geplande maatregelen en over de overeenkomstig artikel 10 gesloten overeenkomsten.

3.Uiterlijk op 15 januari 2023 en vervolgens elke maand tot en met 15 april 2023 brengen de lidstaten aan de Commissie verslag uit over:

a)de overeenkomstig de artikelen 3 en 4 bereikte vermindering van de vraag en de maatregelen die zijn genomen om de op grond van artikel 5 vereiste vermindering te verwezenlijken;

b)het overeenkomstig artikel 6 gegenereerde surplus aan inkomsten;

c)de met betrekking tot de verdeling van het surplus aan inkomsten genomen maatregelen om de gevolgen van de hoge elektriciteitsprijzen voor eindafnemers te verzachten overeenkomstig artikel 9;

d)overheidsingrijpen in de prijsstelling voor elektriciteit als bedoeld in de artikelen 11 en 12.

4.De lidstaten brengen aan de Commissie verslag uit over:

a)de invoering van de tijdelijke solidariteitsbijdrage overeenkomstig artikel 13, uiterlijk op 15 oktober 2022;

b)alle latere wijzigingen van die maatregel binnen een maand na de bekendmaking in het officieel nationaal publicatieblad;

c)het gebruik van de opbrengsten overeenkomstig artikel 16 binnen een maand nadat de lidstaten de opbrengsten overeenkomstig het nationale recht heeft geïnd.

Artikel 19

Evaluatie

1.Uiterlijk 28 februari 2023 evalueert de Commissie de toepassing van hoofdstuk II in het licht van de algemene stand van de elektriciteitsvoorziening en de elektriciteitsprijzen in de Unie en dient zij bij de Raad een verslag in met de belangrijkste bevindingen van die evaluatie. Op basis van dat verslag kan de Commissie met name voorstellen om, indien de economische omstandigheden of de werking van de elektriciteitsmarkt in de Unie en de afzonderlijke lidstaten dit rechtvaardigen, de toepassingsperiode van deze verordening te verlengen of het in artikel 6, lid 1, vastgestelde inkomstenplafond en de toepassing daarvan op producenten op grond van artikel 7 te wijzigen, dan wel hoofdstuk II anderszins te wijzigen.

2.Uiterlijk 15 oktober 2023 evalueert de Commissie de toepassing van hoofdstuk III in het licht van de algemene toestand van de fossiele-brandstofsector en het geboekte surplus aan inkomsten en dient zij bij de Raad een verslag in met de belangrijkste bevindingen van die evaluatie.

Artikel 20

Inwerkingtreding en toepassing

1.Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.Onverminderd de noodzaak om de verdeling van het surplus aan inkomsten overeenkomstig artikel 9 te waarborgen en om de opbrengsten van de tijdelijke solidariteitsbijdrage overeenkomstig artikel 16 te gebruiken, is deze verordening van toepassing gedurende een periode van één jaar vanaf de inwerkingtreding ervan.

De artikelen 3, 4, 5, 6, 7, 9 en 10 zijn van toepassing met ingang van 1 december 2022. Dit laat een eerdere vrijwillige toepassing door de lidstaten onverlet.

De artikelen 3, 4, 6 en 7 zijn van toepassing tot en met 31 maart 2023.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1)    https://acer.europa.eu/Official_documents/Acts_of_the_Agency/Publication/ACER's%2520Final%2520Assessment%2520of%2520the%2520EU%2520Wholesale%2520Electricity%2520Market%2520Design.pdf
(2)    Study on the quantification of Demand Response (DR) benefits to electricity suppliers and consumers in Europe in 2030 on its way to achieve deep decarbonisation, Compass Lexecon, januari 2021; Demand Side Flexibility potential contribution to 2023 gas reduction, DNV, september 2022.
(3)    Energy costs, taxes and the impact of government interventions on investments: final report, Trinomics, oktober 2020.
(4)    De prijs voor aardgas steeg tot boven 200 EUR/MWh, en die voor steenkool tot boven 300 EUR/MWh.
(5)    COM(2022) 108 final
(6)    COM(2021) 660 final van 13 oktober 2021: De stijgende energieprijzen aanpakken: een toolbox met initiatieven en steunmaatregelen
(7)    COM(2022) 236 final.
(8)    Verordening (EU) 2022/1032 van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2022 tot wijziging van Verordeningen (EU) 2017/1938 en (EG) nr. 715/2009 wat betreft gasopslag (PB L 173 van 30.6.2022, blz. 17).
(9)    Arrest in zaak C-848/19 P (Duitsland/Polen).
(10)    https://acer.europa.eu/Official_documents/Acts_of_the_Agency/Publication/ACER's%2520Final%2520Assessment%2520of%2520the%2520EU%2520Wholesale%2520Electricity%2520Market%2520Design.pdf
(11)    Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad van 5 augustus 2022 inzake gecoördineerde maatregelen ter reductie van de gasvraag (PB L 206 van 8.8.2022, blz. 1).
(12)    Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).
Top