EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020PC0220

Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Besluit nr. 1313/2013/EU betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming

COM/2020/220 final

Brussel, 2.6.2020

COM(2020) 220 final

2020/0097(COD)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Besluit nr. 1313/2013/EU betreffende een Uniemechanisme
voor civiele bescherming

(Voor de EER relevante tekst)


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

·Motivering en doel van het voorstel

Dit voorstel beoogt enkele gerichte wijzigingen aan te brengen aan Besluit nr. 1313/2013/EU (hierna “het besluit” genoemd) betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming (hierna “het Uniemechanisme” genoemd), waarmee de Europese Unie de activiteiten van de lidstaten op het gebied van civiele bescherming ondersteunt, coördineert en aanvult, met het oog op de preventie, de paraatheid en de respons ten aanzien van door de mens of de natuur veroorzaakte rampen binnen en buiten de Unie. Voortbouwend op de beginselen van solidariteit en gedeelde verantwoordelijkheid is het overkoepelende oogmerk van dit voorstel te garanderen dat de Unie haar burgers in Europa en daarbuiten doeltreffender steun kan bieden bij crises en in noodsituaties.

Dit voorstel bouwt voort op de vorderingen die het Europees Parlement en de Raad tot dusver hebben geboekt met hun overweging van en beraadslagingen over voorstel COM(2019) 125 final van de Commissie 1 .

Het Uniemechanisme is een nuttig instrument gebleken voor het mobiliseren en coördineren van de bijstand die de deelnemende landen verlenen om te reageren op crises binnen en buiten de Unie, en is een tastbaar bewijs van Europese solidariteit. Evenzo zal de Unie in het kader van het instrument voor noodhulp de overdracht van patiënten en medisch personeel tussen de lidstaten tijdelijk faciliteren, een essentiële bijdrage die tastbare voordelen oplevert gezien de grensoverschrijdende dimensie van de acties. De COVID-19-pandemie heeft echter aangetoond dat de Europese Unie beter voorbereid moet zijn op toekomstige grootschalige noodsituaties en heeft de beperkingen van het huidige kader blootgelegd. Uit de onderlinge verwevenheid van onze samenlevingen wanneer zij te kampen hebben met dezelfde noodsituatie, en de moeilijkheid die zij daarbij ondervinden om elkaar te helpen, is gebleken dat meer actie nodig is op het niveau van de Unie; ook in de gezamenlijke verklaring van de Europese Raad van 26 maart 2020 is daarom verzocht.

Het Uniemechanisme is momenteel volledig afhankelijk van middelen van de lidstaten. Zoals de afgelopen maanden is gebleken, blijkt dit systeem van wederzijdse Europese solidariteit fragiel wanneer alle lidstaten of de meeste tegelijkertijd door dezelfde noodsituatie getroffen worden en daardoor niet in staat zijn elkaar bijstand te verlenen. In dergelijke grootschalige noodsituaties met ernstige gevolgen is de Unie momenteel onvoldoende in staat om deze kritieke lacunes op te vullen. Om ervoor te zorgen dat de Unie een doeltreffende algehele respons kan bieden op grootschalige noodsituaties, is voor het Uniemechanisme meer flexibiliteit en autonomie nodig om op het niveau van de Unie op te treden in situaties waar de lidstaten overrompeld worden door de noodsituatie en dat bijgevolg niet kunnen doen.

De Commissie stelt voor de mogelijkheden die de EU-begroting biedt, ten volle te benutten, om investeringen te mobiliseren en vervroegd financiële steun vrij te geven in de cruciale eerste jaren van herstel. Deze voorstellen zijn gebaseerd op:

•         een noodherstelinstrument voor de Europese Unie als uitzonderlijke maatregel, op grond van artikel 122 VWEU, waarvan de financiering gebaseerd zal zijn op een in het eigenmiddelenbesluit opgenomen bevoegdheidsverlening. De middelen zullen de uitvoering van snelwerkende maatregelen mogelijk maken om de bestaansmiddelen te beschermen, de preventie te verhogen en de veerkracht en het herstel te versterken in antwoord op de crisis;

•        een versterkt meerjarig financieel kader voor 2021-2027.

Het is tegen deze achtergrond dat de Commissie een gerichte herziening voorstelt van de bestaande wetgeving inzake het Uniemechanisme om de voornaamste problemen aan te pakken waarvoor het Uniemechanisme zich vandaag gesteld ziet. Dankzij deze wijzigingen zal het Uniemechanisme doeltreffender en efficiënter kunnen optreden, bestaande lacunes opvullen en levens redden. Concreet betekent dit dat de wijzigingen die in dit voorstel zijn vervat, tot doel hebben:

a)de sectoroverschrijdende en maatschappelijke benadering van paraatheid voor het beheer van grensoverschrijdende rampenrisico’s te versterken, met inbegrip van de vaststelling van een basis en van planningselementen op Europees niveau, en rekening houdend met de gevolgen van de klimaatverandering voor het risico op rampen;

b)ervoor te zorgen dat de Commissie rechtstreeks rescEU-capaciteit kan verwerven die een adequaat vangnet vormt;

c)de Commissie uit te rusten met de logistieke capaciteit om in noodgevallen luchtdiensten voor verschillende doeleinden aan te bieden en te zorgen voor tijdig vervoer en de verlening van bijstand;

d)een flexibeler systeem op te zetten voor de respons op grootschalige noodsituaties;

e)de rol van het Coördinatiecentrum voor respons in noodsituaties op het gebied van operationele coördinatie en monitoring te versterken ter ondersteuning van een snelle en doeltreffende respons van de EU op een breed scala van crises binnen en buiten de Unie, in aanvulling op de bestaande mechanismen voor crisisrespons en in overeenstemming met de bestaande interinstitutionele regelingen;

f)meer investeringen in paraatheid op Unieniveau mogelijk te maken en de uitvoering van de begroting verder te vereenvoudigen;

g)de uitvoering van maatregelen inzake veerkracht en herstel in het kader van het Uniemechanisme voor civiele bescherming mogelijk te maken door middel van financiering afkomstig van het herstelinstrument voor de Europese Unie, die externe bestemmingsontvangsten vormen overeenkomstig artikel 21, lid 5, van het Financieel Reglement.

Het versterkte Uniemechanisme zou de Unie en de lidstaten in staat stellen beter voorbereid te zijn op en snel en doeltreffend te reageren bij toekomstige crises, met name crises die grote gevolgen hebben gezien de verstoring die zij mogelijk veroorzaken van onze economieën en samenlevingen, hetgeen duidelijk blijkt uit de coronacrisis. Op de lange termijn is het kosteneffectiever om beter voorbereid te zijn om de gevolgen van rampen te voorkomen en tot een minimum te beperken, met name rekening houdend met het feit dat de klimaatverandering en milieuaantasting een steeds groter risico op rampen wereldwijd en in de Unie inhouden.

·Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Europa heeft een verantwoordelijkheid om solidariteit te tonen en hulp te bieden aan mensen in nood. De solidariteit, die aan de basis ligt van Besluit nr. 1313/2013/EU, zal door dit voorstel worden versterkt, naast de beginselen van gedeelde verantwoordelijkheid en verantwoordingsplicht.

Dit voorstel bouwt voort op de positieve resultaten die tot dusver met het bestaande kader zijn geboekt, en beoogt de tekortkomingen ervan te verbeteren aan de hand van versterkte bepalingen om de activiteiten van de lidstaten op dit gebied te blijven ondersteunen, te coördineren en aan te vullen.

·Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De geplande acties in het kader van het herziene Uniemechanisme worden afgestemd op de overkoepelende doelstelling van de Unie om te garanderen dat alle relevante beleidsmaatregelen en instrumenten van de Unie bijdragen tot een versterking van de capaciteit van de Unie op het gebied van rampenrisicobeheer op basis van een allriskaanpak, gaande van de preventie van en de respons op tot het herstel na rampen.

Er wordt met name bijzondere aandacht besteed aan het waarborgen van nauwe coördinatie en verenigbaarheid met acties die worden uitgevoerd in het kader van andere beleidsmaatregelen en instrumenten van de Unie die met name gericht zijn op het beschermen van mensenlevens, het voorkomen en verlichten van menselijk lijden en het beschermen van de menselijke waardigheid, waaronder het voorkomen van de negatieve gevolgen van de klimaatverandering, deze tot een minimum beperken en ze aanpakken.

Vooral de coördinatie met het nieuwe EU4Health-programma van de Unie is van groot belang. Terwijl het Uniemechanisme zich toespitst op de directe crisisresponscapaciteit die bij noodsituaties onmiddellijk paraat en beschikbaar zal moeten zijn, omvat het EU4Health-programma structurele, grootschalige reserves, waaronder een parate reserve van medisch personeel en deskundigen, en is het gericht op de onderliggende veerkracht van de gezondheidszorgstelsels. Die middelen zullen van cruciaal belang zijn voor een gecoördineerde crisisrespons op Unieniveau.

Dit voorstel voorziet ook in de nodige begrotingsmiddelen ter ondersteuning van Uniemaatregelen op het gebied van civiele bescherming, met name door middel van een versterkt Uniemechanisme. Dit laatste draagt bij aan de overkoepelende doelstelling van “Een Europa dat beschermt”, zoals bedoeld in de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad en de Raad “Een nieuw, modern meerjarig financieel kader voor een Europese Unie die efficiënt haar prioriteiten verwezenlijkt na 2020”. In het voorstel voor het nieuwe meerjarig financieel kader is de financiering voor civiele bescherming opgenomen in één enkele rubriek: Rubriek 5 “Weerbaarheid, veiligheid en defensie”. De specifieke cluster “Weerbaarheid en crisisrespons” zal zowel de interne als de externe dimensie van civiele bescherming omvatten.

Geen wetgevingshandeling in het kader van ander Uniebeleid kan thans de doelstelling van dit voorstel verwezenlijken. Het is ook de bedoeling dat er op dit gebied geen overlapping is van beleidsmaatregelen.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

·Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag voor dit voorstel is artikel 196 en artikel 322, lid 1, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

·Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De Commissie heeft een ondersteunende bevoegdheid op het gebied van civiele bescherming. De lidstaten hebben nog steeds de primaire verantwoordelijkheid op het gebied van preventie, paraatheid en respons ten aanzien van rampen. Het Uniemechanisme is in het leven geroepen omdat individuele lidstaten mogelijk niet over voldoende responscapaciteit beschikken om het hoofd te bieden aan grote rampen. Centraal daarbij staat het verstrekken van goed gecoördineerde en snelle wederzijdse bijstand tussen de lidstaten.

De doelstellingen van dit voorstel kunnen niet in voldoende mate door de lidstaten afzonderlijk worden verwezenlijkt. Het optreden van de Unie op dit gebied omvat onder meer het beheersen van situaties met sterke grensoverschrijdende en meerlandencomponenten, waarvoor algemene coördinatie en gecoördineerde actie nodig zijn die het nationale niveau overschrijden.

Zoals blijkt uit de COVID-19-pandemie, is in het geval van ernstige noodsituaties waarbij de Europese Unie gezien de omvang van de noodsituatie getroffen wordt als geheel, een collectieve, gecoördineerde en urgente reactie nodig om een versnipperde aanpak te voorkomen die de doeltreffendheid van de Unierespons zou ondermijnen. De dringende noodzaak om voldoende middelen beschikbaar te stellen en die middelen in te zetten naargelang de behoeften van de verschillende lidstaten, noopt de Unie ertoe op te treden in samenwerking met de lidstaten. De mondiale dimensie en de gevolgen van deze noodsituaties vereisen inderdaad een gecoördineerd optreden, dat toelaat rampen snel en doeltreffend te bestrijden en een herhaling ervan te voorkomen.

Gezien de baten in termen van mensenlevens en de beperking van economische, materiële en milieuschade, alsook de sociale gevolgen, biedt het voorstel duidelijk Europese meerwaarde.

·Evenredigheid

Het voorstel gaat niet verder dan nodig is om de doelstellingen te verwezenlijken. In het voorstel worden lacunes aangepakt die zijn vastgesteld sinds de vaststelling van Besluit (EU) 2019/420 van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Besluit nr. 1313/2013/EU betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming en stelt oplossingen voor in overeenstemming met het door de Raad en het Europees Parlement verleende mandaat.

De administratieve lasten voor de Unie en de lidstaten zijn gering en beperkt tot wat nodig is om de doelstellingen van dit voorstel te verwezenlijken.

·Keuze van het instrument

Voorstel voor een besluit tot wijziging van Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

·Raadpleging van belanghebbenden

Gezien de urgentie waarmee het voorstel moest worden voorbereid zodat het tijdig door de Raad kan worden aangenomen, kon geen raadpleging van belanghebbenden plaatsvinden.

·Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Niet van toepassing.

   Effectbeoordeling

Gezien de urgentie van het voorstel heeft geen effectbeoordeling plaatsgevonden. In het voorstel zijn echter de voorlopige lessen verwerkt die in nauw overleg met de betrokken partijen op nationaal en Unieniveau uit de COVID-19-pandemie zijn getrokken, en deze hebben aldus bijgedragen tot een grondige evaluatie van de gevolgen van de voorgestelde beleidsmaatregelen.

·Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

De voorgestelde wijzigingen zijn beperkt qua aard en uitwerking, houden rekening met de belangen van de lidstaten en zijn proportioneel ten aanzien van wat operationeel vereist is.

Meer in het algemeen wordt er met dit voorstel naar gestreefd een flexibeler systeem op te zetten dat toelaat bij rampen een snelle en duidelijke respons tot stand te brengen en er zo voor te zorgen dat de lidstaten toegang krijgen tot steun en hulpverlening van het Uniemechanisme wanneer dat nodig is. De recente rampen hebben bijvoorbeeld duidelijk gemaakt dat de Unie mogelijk niet voldoende uitgerust is voor noodsituaties met een grote impact die meerdere lidstaten tegelijk treffen. In dergelijke omstandigheden zijn de lidstaten niet altijd in staat om de bijstand te verlenen die zij zouden willen verlenen. Naar aanleiding van de COVID-19-pandemie hebben meer dan 30 landen (10 lidstaten en deelnemende landen van het Uniemechanisme en meer dan 20 derde landen) via het Uniemechanisme om bijstand verzocht. Het Uniemechanisme kon een meerderheid van de verzoeken om bijstand die werden ontvangen tijdens de COVID-19-pandemie niet volledig inwilligen. De bedoeling is dat de Commissie met dit voorstel betere en efficiëntere resultaten behaalt bij situaties van vergelijkbare omvang in de toekomst. In dergelijke grootschalige noodsituaties met ernstige gevolgen is de Unie niet in staat deze kritieke lacunes op te vullen, aangezien zij de capaciteit en de juridische en financiële instrumenten daarvoor nodig heeft om ook haar ondersteunende bevoegdheden op het gebied van civiele bescherming te vervullen wanneer de lidstaten gelijktijdig onder druk staan en elkaar geen bijstand kunnen bieden. Hoewel de Commissie onmiddellijk op de pandemie heeft gereageerd door een medische voorraad op Unieniveau aan te leggen, is pas ongeveer vier weken na de eerste bevestigde gevallen van COVID-19 in Europa met de eerste aanbesteding gestart, aangezien de lidstaten de noodsituatie het hoofd moesten bieden en niet in staat waren snel rescEU-capaciteit aan te kopen en in de faciliteiten van de lidstaten op te slaan.

Op het gebied van vereenvoudiging is het van belang in acht te nemen dat de rechtstreekse aankoop van rescEU-capaciteit door de Commissie de Unie niet alleen toelaat autonoom op te treden maar ook de financiële en administratieve lasten zou verlichten voor de lidstaten die zich niet genoodzaakt zouden zien de desbetreffende capaciteit rechtstreeks te verwerven, huren of leasen, zoals ook het geval is tijdens de COVID-19-pandemie. De bepalingen die nu worden voorgesteld, zouden de Commissie helpen kritieke tijd te besparen en sneller op te treden, wat een duidelijke meerwaarde oplevert voor de inspanningen op het gebied van noodhulp, die de basis vormen voor duurzaam herstel.

Vervoer, logistiek en communicatie zijn bij elke grote internationale bijstandsoperatie cruciale elementen. De Commissie wil daarom de bepalingen op dit gebied versterken zodat de Unie snel kan reageren op een crisis.

Door indirect beheer toe te voegen als methode van begrotingsuitvoering, zou de begroting ook gemakkelijker kunnen worden uitgevoerd.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De totale begroting voor het Uniemechanisme voor civiele bescherming bedraagt 3 455 902 000 EUR (in lopende prijzen) voor de periode 2021-2027.

1.1 268 282 000 EUR is afkomstig uit rubriek 5 “Weerbaarheid, veiligheid en defensie” van het MFK 2021-2027 (nieuw lid 1 bis in artikel 19).

2.2 187 620 000 EUR moet beschikbaar worden gesteld via het herstelinstrument voor de Europese Unie op basis van de in het nieuwe eigenmiddelenbesluit opgenomen bevoegdheidsverlening.

5.OVERIGE ELEMENTEN

·Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Artikel 34 van Besluit nr. 1313/2013/EU betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming is van toepassing. Daarin is bepaald dat acties waarvoor financiële bijstand wordt verleend, regelmatig moeten worden gemonitord teneinde de uitvoering ervan te volgen. Het artikel bevat ook meer algemene vereisten voor de Commissie om de toepassing van het besluit te evalueren en tussentijdse en ex-post-evaluatieverslagen voor te leggen alsook mededelingen over de uitvoering ervan. Dergelijke evaluaties moeten worden gebaseerd op de in artikel 3 van het besluit vastgestelde indicatoren. 

·Artikelsgewijze toelichting

Bij dit voorstel wordt een beperkt aantal artikelen van Besluit nr. 1313/2013/EU gewijzigd om de in de toelichting beschreven doelstellingen te verwezenlijken (deel 1).

De COVID-19-crisis heeft duidelijk aangetoond dat de lidstaten onderling van elkaar afhankelijk zijn wat betreft hun vermogen om vroegtijdig en snel te reageren op een noodsituatie met grensoverschrijdende gevolgen. Dergelijke onderlinge afhankelijkheid is niet beperkt tot pandemieën, maar doet zich voor bij een hele reeks grootschalige rampen die voor verschillende lidstaten tegelijk gevolgen kunnen hebben. Om met deze onderlinge afhankelijkheid rekening te houden en de paraatheid op Unieniveau te verbeteren, is het nodig de collectieve werkzaamheden inzake rampbestendigheid en -planning te versterken. Daartoe stelt de Commissie voor om, in overleg met de lidstaten, te werken aan de ontwikkeling van Uniedoelstellingen inzake rampbestendigheid en scenarioplanning, waaronder de aanpak van de gevolgen van de klimaatverandering voor het risico op rampen.

Om ervoor te zorgen dat rescEU een adequaat vangnet biedt wanneer de lidstaten niet over voldoende capaciteit beschikken, moet de Commissie in staat zijn rescEU-capaciteit rechtstreeks aan te kopen zodat een toereikende buffervoorraad van strategische activa kan worden gevormd om de lidstaten in overweldigende situaties, zoals een grootschalige noodsituatie, te ondersteunen. Daarbij zal de Commissie zorgen voor samenhang en complementariteit tussen de rescEU-aanbestedingen en andere acties van de Unie, zoals het EU4Health-programma.

De beschikbaarheid van een adequaat vangnet, dat bij elk type noodsituatie kan worden ingezet, onder auspiciën van rescEU, zal worden bewerkstelligd door de financiering van strategische capaciteit en van infrastructuur voor het beheer en de uitwisseling van crisisinformatie.

Deze strategische capaciteit zal een aanvulling vormen op de strategische capaciteit van de lidstaten en extra ondersteuning bieden wanneer de lidstaten door de omvang van een noodsituatie over onvoldoende capaciteit beschikken. Zij moet strategisch vooraf worden aangelegd om te zorgen voor een zo doeltreffend mogelijke geografische dekking wanneer op een noodsituatie wordt gereageerd, en vergezeld gaan van de nodige logistieke, opslag- en vervoermiddelen.

De opslag van bijstand en de vervoermiddelen moeten strategisch aan elkaar gekoppeld zijn om de snelheid van de levering te vergroten en de goede werking van de toeleveringsketen te waarborgen.

Dat er behoefte is aan een flexibeler systeem om op grootschalige noodsituaties te reageren, is een duidelijke les die uit de COVID-19-pandemie is getrokken. De doeltreffendheid van het hele responsmechanisme zou optimaal zijn indien extra capaciteit beschikbaar is en er meer flexibiliteit bestaat wat betreft de inzetbaarheid van de rescEU-middelen, ongeacht waar de behoefte aan dergelijke activa zich voordoet.

In overeenstemming met de conclusies van de Europese Raad van maart 2020 moet de operationele rol van het Coördinatiecentrum voor respons in noodsituaties als centraal element in een netwerk van nationale crisiscentra ter ondersteuning van een snelle en doeltreffende respons van de Unie op een breed scala van crises in de EU en elders in de wereld, worden versterkt. Onverminderd de bestaande sectorale systemen voor vroegtijdige waarschuwing en alarmering en mechanismen voor crisisrespons moet dit tot stand worden gebracht door de banden met andere bevoegde entiteiten op EU-niveau die betrokken zijn bij crisisbeheer te verbeteren en de functies voor monitoring en vroegtijdige waarschuwing te versterken.

De paraatheid van de Unie en de toewijzing van extra middelen aan het Uniemechanisme kunnen worden verbeterd door een ambitieuze begroting vast te stellen die de lidstaten en de Unie beter in staat stelt te reageren op rampen, en door meer nadruk te leggen op preventie en het verbeteren van de samenhang met andere belangrijke beleidsmaatregelen van de Unie. Noodmaatregelen vereisen ook passende flexibiliteit voor de uitvoering van de begroting en de vaststelling van noodmaatregelen in uitzonderlijke gevallen waar snel moet worden gereageerd.

In dit voorstel wordt bijlage I, waarin momenteel de relatieve percentages zijn opgenomen die elke pijler van het Uniemechanisme (preventie, paraatheid en respons) uit de totale financiële middelen moet ontvangen, geschrapt. Zoals blijkt uit de COVID-19-pandemie, lijken de in bijlage I genoemde percentages onvoldoende flexibiliteit te bieden om de Unie toe te laten de gestelde doelen te bereiken. Tijdens een noodsituatie geven de percentages in bijlage I aanleiding tot onnodige administratieve lasten en kunnen zij de flexibiliteit beperken die nodig is om in een bepaald jaar in te spelen op de behoeften naar aanleiding van een ramp. De noodzaak om te investeren in alle fasen van de rampenrisicobeheerscyclus (preventie, paraatheid en respons) is sterk verankerd in het Uniemechanisme en wordt in dit voorstel versterkt.

Als gevolg van de schrapping van bijlage I moeten ook de huidige leden 5 en 6 van artikel 19 worden geschrapt aangezien zij rechtstreeks verwijzen naar de in bijlage I genoemde percentages.

Bijgevolg wordt bij dit voorstel ook artikel 30 betreffende de uitoefening van de aan de Commissie verleende bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, gewijzigd. De inhoud van het artikel blijft ongewijzigd maar de kruisverwijzingen naar artikel 19 worden geschrapt. Artikel 30 is niet geschrapt om de mogelijkheid te behouden gedelegeerde handelingen vast te stellen.

2020/0097 (COD)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Besluit nr. 1313/2013/EU betreffende een Uniemechanisme
voor civiele bescherming

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 196 en artikel 322, lid 1, onder a),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 2 ,

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s 3 ,

Gezien het advies van de Rekenkamer,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Het Uniemechanisme voor civiele bescherming (hierna “het Uniemechanisme” genoemd), ingesteld bij Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad 4 , is gericht op het versterken van de samenwerking tussen de Unie en de lidstaten en het faciliteren van de coördinatie op het terrein van civiele bescherming, om zodoende te komen tot een betere respons van de Unie ten aanzien van door de mens of de natuur veroorzaakte rampen.

(2)Hoewel erkend wordt dat de voornaamste verantwoordelijkheid voor de preventie, de paraatheid en de respons ten aanzien van door de mens of de natuur veroorzaakte rampen bij de lidstaten berust, bevordert het Uniemechanisme de solidariteit tussen de lidstaten overeenkomstig artikel 3, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

(3)De ongekende ervaring met de COVID-19-pandemie heeft aangetoond dat de doeltreffendheid van de Unie bij het beheer van een crisis wordt beperkt door het bereik van haar governancekader, maar ook door de mate van paraatheid van de Unie in geval van rampen met gevolgen voor een meerderheid van de lidstaten.

(4)De Europese Raad in zijn gezamenlijke verklaring van 26 maart 2020 5 en het Europees Parlement in zijn resolutie van 17 april 2020 6 hebben de Commissie verzocht voorstellen te doen om een ambitieuzer en breder systeem voor crisisbeheer binnen de Unie tot stand te brengen.

(5)Er zijn dringende maatregelen nodig om het Uniemechanisme te versterken teneinde bij dergelijke gebeurtenissen in de toekomst beter voorbereid te zijn.

(6)Om de planning op het gebied van preventie en paraatheid te verbeteren, moet de Unie blijven pleiten voor investeringen in de preventie van rampen in alle sectoren en voor een brede benadering van het risicobeheer als grondslag voor preventie en paraatheid, op basis van een multirisico-aanpak en een op het ecosysteem gebaseerde benadering waarbij rekening wordt gehouden met de te verwachten gevolgen van de klimaatverandering, in nauwe samenwerking met de betrokken wetenschappelijke kringen en de belangrijkste economische actoren. Daartoe moeten een sectoroverschrijdende benadering en een aanpak waarin alle risico’s aan bod komen, centraal worden gesteld en gebaseerd zijn op doelstellingen inzake rampbestendigheid voor de Unie die in een basisdefinitie van capaciteit en paraatheid worden opgenomen. De Commissie zal samenwerken met de lidstaten bij het bepalen van de doelstellingen inzake rampbestendigheid voor de Unie.

(7)Het Uniemechanisme moet de synergieën met het Europees programma voor de bescherming van kritieke infrastructuur blijven benutten en bij de vaststelling van dergelijke doelstellingen inzake rampbestendigheid voor de Unie rekening houden met het Uniekader inzake de bescherming van kritieke infrastructuur en veerkracht.

(8)Het Coördinatiecentrum voor respons in noodsituaties (hierna “ERCC” genoemd), een operationeel centrum op Unieniveau dat vierentwintig uur per dag, zeven dagen per week operationeel is en de capaciteit heeft om operaties in verschillende noodsituaties binnen en buiten de Unie in realtime te volgen en te ondersteunen, moet verder worden versterkt. Daarbij moet de coördinatie van het ERCC met de nationale systemen voor crisisbeheer van de lidstaten en de civiele-beschermingsautoriteiten, alsook met andere relevante organen van de Unie, worden verbeterd. De werkzaamheden van het ERCC worden ondersteund door wetenschappelijke expertise, waaronder die van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Europese Commissie.

(9)Het Uniemechanisme moet gebruikmaken van de ruimtevaartinfrastructuur van de Unie, zoals het Europees programma voor aardobservatie (Copernicus), Galileo, omgevingsbewustzijn in de ruimte en Govsatcom, die belangrijke instrumenten op het niveau van de Unie bieden om op interne en externe noodsituaties te reageren. De dienst van Copernicus voor het beheer van noodsituaties biedt het ERCC ondersteuning in de verschillende noodfasen, van vroegtijdige waarschuwing en preventie tot rampen en herstel. Govsatcom moet beveiligde satellietcommunicatiecapaciteit bieden die specifiek is afgestemd op de behoeften van overheidsgebruikers op het gebied van de aanpak van noodsituaties. Galileo is de eerste mondiale infrastructuur voor navigatie- en plaatsbepaling per satelliet die specifiek is ontworpen voor civiele doeleinden in Europa en de rest van de wereld, en op andere gebieden zoals de aanpak van noodsituaties, met inbegrip van vroegtijdige waarschuwingen, kan worden ingezet. Een van de relevante diensten van Galileo zal een alarmdienst zijn die signalen uitzendt om te waarschuwen voor natuurrampen of andere noodsituaties in bepaalde gebieden. De lidstaten moeten van deze dienst gebruik kunnen maken. Indien zij besluiten er gebruik van te maken, moeten zij met het oog op de validering van het systeem bepalen welke nationale instanties bevoegd zijn om gebruik te maken van die alarmdienst en de Commissie daarvan in kennis stellen.

(10)Om over de operationele capaciteit te beschikken om snel te kunnen reageren op een grootschalige noodsituatie of op een weinig waarschijnlijke gebeurtenis met ernstige gevolgen, zoals de COVID-19-pandemie, moet de Unie de mogelijkheid hebben rescEU-capaciteit aan te kopen, te huren, te leasen of te contracteren zodat zij de lidstaten die overrompeld worden door een grootschalige noodsituatie kan bijstaan, in overeenstemming met haar ondersteunende bevoegdheid op het gebied van civiele bescherming en met bijzondere aandacht voor kwetsbare personen. Die capaciteit moet vooraf worden aangelegd in logistieke hubs binnen de Unie of, om strategische redenen, via betrouwbare netwerken van hubs zoals de depots voor humanitaire respons van de VN.

(11)rescEU-capaciteit die door de lidstaten wordt aangekocht, gehuurd, geleaset of anderszins gecontracteerd, zou enkel voor nationale doeleinden kunnen worden gebruikt wanneer zij niet voor responsoperaties in het kader van het Uniemechanisme wordt gebruikt of nodig is.

(12)Waar nodig heeft de Unie er belang bij te reageren op noodsituaties in derde landen. Hoewel de rescEU-capaciteit in de eerste plaats wordt aangelegd voor gebruik als een veiligheidsbuffer binnen de Unie, kan zij in naar behoren gemotiveerde gevallen en rekening houdend met de humanitaire beginselen, ook buiten de Unie worden ingezet.

(13)Om de lidstaten te helpen bij het verlenen van bijstand, moet de Europese pool voor civiele bescherming verder worden versterkt door medefinanciering te verstrekken voor de operationele kosten van de toegezegde capaciteit indien die buiten de Unie wordt ingezet.

(14)Het is van essentieel belang over de nodige logistieke en vervoerscapaciteit te kunnen beschikken zodat de Unie op elk type noodsituatie binnen en buiten de Unie kan reageren. Het is ook van essentieel belang om in noodsituaties multifunctionele luchtdiensten te verzekeren en te zorgen voor tijdig vervoer van bijstand binnen de Unie, en van en naar plaatsen buiten de Unie. De rescEU-capaciteit moet daarom ook vervoersmiddelen omvatten.

(15)Het Uniemechanisme moet ook bijstand verlenen op het gebied van vervoer dat nodig is bij milieurampen op basis van de bevordering van het beginsel dat de vervuiler betaalt, in overeenstemming met artikel 191, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), alsook Richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade 7 .

(16)Aangezien de inzet van rescEU-capaciteit voor responsoperaties in het kader van het Uniemechanisme een aanzienlijke Europese meerwaarde oplevert door ervoor te zorgen dat mensen in noodsituaties snel en doeltreffend worden geholpen, moeten aanvullende verplichtingen worden opgelegd om de zichtbaarheid van de Unie te vergroten.

(17)Om de flexibiliteit te vergroten en ervoor te zorgen dat de begroting optimaal wordt uitgevoerd, moet indirect beheer worden opgenomen als methode voor de begrotingsuitvoering.

(18)Voor meer voorspelbaarheid en doeltreffendheid op lange termijn, moet de Commissie bij de uitvoering van Besluit nr. 1313/2013/EU jaarlijkse of meerjarige werkprogramma’s vaststellen met een indicatie van de geplande toewijzingen. Dit moet de Unie helpen de begroting flexibeler uit te voeren en bijgevolg haar preventie en paraatheidsacties op te voeren.

(19)Overeenkomstig Verordeningen (EU, Euratom) 2018/1046 8 (hierna “het Financieel Reglement” genoemd) en (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad 9 en Verordeningen (EG, Euratom) nr. 2988/95 10 , (Euratom, EG) nr. 2185/96 11 en (EU) 2017/1939 12 van de Raad moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd door evenredige maatregelen, daaronder begrepen voorkoming, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden, waaronder fraude, terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of onjuist bestede financiële middelen alsmede, in voorkomend geval, oplegging van administratieve sancties. In het bijzonder kan het Europees Bureau voor fraudebestrijding (hierna “OLAF” genoemd) overeenkomstig Verordeningen (Euratom, EG) nr. 2185/96 en (EU, Euratom) nr. 883/2013 administratieve onderzoeken, daaronder begrepen controles en verificaties ter plaatse, uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. Overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 kan het Europees Openbaar Ministerie EOM) overgaan tot onderzoek en vervolging van strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in de zin van Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad 13 . Personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, moeten overeenkomstig het Financieel Reglement ten volle meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, het EOM ten aanzien van de lidstaten die deelnemen aan de nauwere samenwerking overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939, en de Europese Rekenkamer, en ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van middelen van de Unie, gelijkwaardige rechten verlenen. Daarom moeten overeenkomsten met derde landen en gebieden en met internationale organisaties, alsmede contracten of overeenkomsten die voortvloeien uit de uitvoering van dit besluit, bepalingen bevatten die de Commissie, de Europese Rekenkamer, het EOM en OLAF uitdrukkelijk de bevoegdheid verlenen om dergelijke audits, controles en verificaties ter plaatse uit te voeren, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden, en die waarborgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van Uniemiddelen, gelijkwaardige rechten verlenen.

(20)Derde landen die lid zijn van de Europese Economische Ruimte kunnen aan programma’s van de Unie deelnemen in het kader van de samenwerking waarin wordt voorzien door de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, die bepaalt dat programma’s van de Unie worden uitgevoerd bij een op grond van die overeenkomst genomen besluit. Derde landen kunnen ook deelnemen op grond van andere rechtsinstrumenten. In dit besluit moet een specifieke bepaling worden opgenomen om de bevoegde ordonnateur, OLAF, het EOM en de Europese Rekenkamer de rechten en toegang te verlenen die zij nodig hebben om hun respectieve bevoegdheid ten volle te kunnen uitoefenen.

(21)De Commissie moet ertoe worden gemachtigd om, in het geval van een noodsituatie die onverwijld moet worden aangepakt, onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast te stellen wanneer dat in naar behoren gemotiveerde gevallen om dwingende urgente redenen nodig is. Dit zou de Unie in staat stellen om onverwijld te reageren op grootschalige noodsituaties met mogelijke ernstige gevolgen voor het leven en de gezondheid van mensen, het milieu, eigendommen en het cultureel erfgoed, die de meeste of alle lidstaten tegelijkertijd treffen.

(22)De in artikel 19 van Besluit nr. 1313/2013/EU vastgelegde financiële middelen moeten worden vervangen door de nieuwe bedragen die zijn opgenomen in het geactualiseerde voorstel van de Commissie voor het meerjarig financieel kader (MFK) 2021-2027.

(23)Preventie- en paraatheidsmaatregelen zijn essentieel om ervoor te zorgen dat de Unie steviger in haar schoenen staat bij het aanpakken van door de mens en de natuur veroorzaakte rampen, maar het voorkomen, de timing en de omvang van rampen is, vanwege de aard ervan, onvoorspelbaar. Zoals blijkt uit de recente COVID-19-crisis, kunnen de financiële middelen die worden gevraagd om adequaat te kunnen reageren, van jaar tot jaar aanzienlijk verschillen en moeten zij onmiddellijk beschikbaar zijn. Om het beginsel van voorspelbaarheid te verzoenen met de noodzaak om snel te reageren op nieuwe behoeften, moet de financiële uitvoering van de programma’s worden aangepast. Het is daarom passend de overdracht van ongebruikte kredieten toe te staan; dit moet worden beperkt tot het volgende jaar en zij mogen uitsluitend bestemd zijn voor responsacties, in aanvulling op artikel 12, lid 4, van het Financieel Reglement.

(24)Op grond van Verordening (herstelinstrument voor de Europese Unie) en binnen de grenzen van de middelen die daarin worden toegewezen, moeten de maatregelen inzake herstel en veerkracht in het kader van het Uniemechanisme voor civiele bescherming worden uitgevoerd om de ongekende gevolgen van de COVID-19-crisis aan te pakken 14 . Die aanvullende middelen moeten op zodanige wijze worden gebruikt dat de in Verordening [herstelinstrument voor de Europese Unie] vastgestelde termijnen worden nageleefd.

(25)Bijlage I bij Besluit nr. 1313/2013/EU is onvoldoende flexibel om de Unie in staat te stellen de investeringen in preventie, paraatheid en respons naar behoren aan te passen, en wordt derhalve geschrapt. De investeringsniveaus die moeten worden toegewezen aan de verschillende fasen van de rampenbeheersingscyclus, moeten vooraf worden bepaald. Door dit gebrek aan flexibiliteit kan de Unie zich niet aanpassen aan de onvoorspelbare aard van rampen.

(26)Besluit nr. 1313/2013/EU moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit nr. 1313/2013/EU wordt als volgt gewijzigd:

(1)Artikel 3, lid 2, onder b), wordt vervangen door:

“b) vooruitgang in het vergroten van de rampenparaatheid, die wordt afgemeten aan de omvang van de responscapaciteit die is opgenomen in de Europese pool voor civiele bescherming met betrekking tot de in artikel 11 bedoelde capaciteitsdoelen, het aantal modules dat in het CECIS is geregistreerd, en de omvang van de rescEU-capaciteit die is vastgesteld voor het verlenen van bijstand in overweldigende situaties;”.

(2)Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

(a)in lid 1 wordt punt e) vervangen door:

“e) op vrijwillige basis deelnemen aan collegiale toetsingen van de beoordeling van het risicobeheersingsvermogen;”;

(b)het volgende punt f) wordt ingevoegd:

“f) de verzameling op nationaal of passend subnationaal niveau van gegevens over schade door rampen verbeteren met het oog op het opstellen van empirisch onderbouwde scenario’s als bedoeld in artikel 10, lid 1.”;

(c)het volgende lid 5 wordt toegevoegd:

“5. De Commissie bepaalt Uniedoelstellingen inzake rampbestendigheid ter ondersteuning van de preventie- en paraatheidsacties. De doelstellingen inzake rampbestendigheid vormen een gemeenschappelijke basis voor het vrijwaren van kritieke maatschappelijke functies bij cascade-effecten van een ramp met ernstige gevolgen en voor het waarborgen van de werking van de interne markt. De doelstellingen zijn gebaseerd op toekomstgerichte scenario’s, met inbegrip van de gevolgen van de klimaatverandering voor het risico op rampen, gegevens over gebeurtenissen in het verleden en sectoroverschrijdende effectbeoordelingen met bijzondere aandacht voor kwetsbare personen.

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 30 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de Uniedoelstellingen inzake rampbestendigheid te bepalen.”.

(3)Artikel 7 wordt vervangen door:

“Artikel 7

Coördinatiecentrum voor respons in noodsituaties

1. Er wordt een Coördinatiecentrum voor respons in noodsituaties (Emergency Response Coordination Centre - ERCC) opgericht. De capaciteit van het ERCC is voldoende om vierentwintig uur per dag, zeven dagen per week, operationeel te zijn en het ERCC staat ten dienste van de lidstaten en de Commissie ter verwezenlijking van de doelstellingen van het Uniemechanisme.

Het ERCC staat met name in voor de realtime coördinatie, monitoring en ondersteuning van de respons op noodsituaties op het niveau van de Unie. Het ERCC werkt nauw samen met de nationale systemen voor crisisbeheer, de civiele-beschermingsautoriteiten en de relevante organen van de Unie.

2.Het ERCC heeft toegang tot operationele en analytische capaciteit en capaciteit op het gebied van monitoring, informatiebeheer en communicatie voor een breed scala van noodsituaties binnen en buiten de Unie.”.

(4)Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

(a)punt c) wordt vervangen door:

“c) samenwerken met de lidstaten

om transnationale detectie- en waarschuwingssystemen van Uniebelang te ontwikkelen;

om de bestaande systemen beter te integreren volgens een multirisico-aanpak en door de doorlooptijd om op rampen te reageren, tot een minimum te beperken;

om de capaciteit op het gebied van situatiekennis en de analyse daarvan te onderhouden en verder te ontwikkelen;

om op basis van wetenschappelijke kennis advies te verstrekken over rampen en, in voorkomend geval, de gevolgen van de klimaatverandering en deze te monitoren;

om wetenschappelijke informatie in operationele informatie om te zetten;

om Europese wetenschappelijke partnerschappen op het gebied van door de mens en de natuur veroorzaakte risico’s op te zetten, te onderhouden en te ontwikkelen, die op hun beurt de onderlinge koppeling van nationale systemen voor vroegtijdige waarschuwing en alarmering en de koppeling tussen deze nationale systemen en het ERCC en het CECIS moeten bevorderen;

om de inspanningen van de lidstaten en gemachtigde internationale organisaties te ondersteunen met wetenschappelijke kennis, innovatieve technologieën en deskundigheid wanneer die instanties hun systemen voor vroegtijdige waarschuwing verder ontwikkelen;”;

b)    het volgende punt l) wordt ingevoegd:

“l) ondersteunen van de lidstaten met gerichte analyses van situatiekennis, onder meer door samenwerking met de diensten voor vroegtijdige waarschuwing.”.

(5)Aan artikel 9 wordt het volgende lid toegevoegd:

“10. Wanneer nooddiensten worden verleend door Galileo, Copernicus, Govsatcom of andere onderdelen van het ruimtevaartprogramma 15 , kan elke lidstaat besluiten daarvan gebruik te maken.

Indien een lidstaat besluit gebruik te maken van de in voorgaande alinea bedoelde nooddiensten van Galileo, moet hij bepalen welke nationale instanties gemachtigd worden om gebruik te maken van die alarmdienst en de Commissie daarvan in kennis stellen.”.

(6)Artikel 10 wordt vervangen door:

“Artikel 10

Planning op het gebied van rampbestendigheid

“1. De Commissie en de lidstaten werken samen aan het verbeteren van de sectoroverschrijdende planning op het gebied van rampbestendigheid ten aanzien van zowel door de natuur als door de mens veroorzaakte rampen met mogelijk grensoverschrijdende effecten, waaronder de negatieve gevolgen van klimaatverandering. De planning op het gebied van rampbestendigheid omvat het opstellen van scenario’s op Unieniveau voor preventie van en respons op rampen op basis van risicobeoordelingen als bedoeld in artikel 6, lid 1, onder a), en het overzicht van risico’s als bedoeld in artikel 5, lid 1, onder c), rampenrisicobeheersingsplanning als bedoeld in artikel 6, lid 1, onder c), gegevens over schade door rampen als bedoeld in artikel 6, lid 1, onder f), het in kaart brengen van de beschikbare middelen en het opstellen van plannen voor de inzet van de responscapaciteit, rekening houdend met de Uniedoelstellingen inzake rampbestendigheid als bedoeld in artikel 6, lid 5.

2. De Commissie en de lidstaten bepalen en bevorderen de synergie tussen de bijstand op het gebied van civiele bescherming en financiële middelen voor humanitaire hulp die door de Unie en de lidstaten worden verstrekt bij het plannen van responsoperaties in het kader van rampbestendigheid in geval van humanitaire crises buiten de Unie.”.

(7)In artikel 11 wordt lid 2 vervangen door:

“2. Op basis van de vastgestelde risico’s, de doelstellingen inzake rampbestendigheid als bedoeld in artikel 6, lid 5, het opstellen van scenario’s als bedoeld in artikel 10, lid 1, en de algehele capaciteit en tekorten, bepaalt de Commissie, bij overeenkomstig de in artikel 33, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgestelde uitvoeringshandelingen, het soort en de hoeveelheid cruciale responscapaciteit die nodig is voor de Europese pool voor civiele bescherming (“capaciteitsdoelen”).

De Commissie monitort in samenwerking met de lidstaten de vorderingen bij de verwezenlijking van de capaciteitsdoelen die in de uitvoeringshandelingen als bedoeld in voorgaande alinea zijn beschreven, en brengt potentieel belangrijke responscapaciteitstekorten in de Europese pool voor civiele bescherming in kaart. Indien dergelijke tekorten worden vastgesteld, gaat de Commissie na of de lidstaten de noodzakelijke capaciteit elders dan in de Europese pool voor civiele bescherming kunnen vinden. De Commissie moedigt de lidstaten aan belangrijke responscapaciteittekorten in de Europese pool voor civiele bescherming aan te pakken. Zij kan de lidstaten hiervoor steun verlenen overeenkomstig artikel 20 en artikel 21, lid 1, onder i), en lid 2.”.

(8)Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

(a)de leden 2 en 3 worden vervangen door:

“2. De Commissie bepaalt, bij overeenkomstig de in artikel 33, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgestelde uitvoeringshandelingen, de capaciteit waaruit rescEU wordt samengesteld, op basis van de doelstellingen inzake rampbestendigheid als bedoeld in artikel 6, lid 5, het opstellen van scenario’s als bedoeld in artikel 10, lid 1, rekening houdend met vastgestelde en nieuwe risico’s en de algehele capaciteit en tekorten op Unieniveau, met name op het gebied van de bestrijding van bosbranden vanuit de lucht, chemische, biologische, radiologische en nucleaire incidenten, en medische noodrespons.

3. De rescEU-capaciteit wordt door de Commissie of de lidstaten aangekocht, gehuurd, geleaset en/of anderszins gecontracteerd. De Commissie kan rescEU‑capaciteit aankopen, huren, leasen of anderszins contracteren voor de opslag en distributie van leveringen of het verlenen van diensten aan de lidstaten, door middel van aanbestedingsprocedures die in overeenstemming zijn met de financiële regels van de Unie. Wanneer rescEU-capaciteit door de lidstaten wordt aangekocht, gehuurd, geleaset of anderszins gecontracteerd, kan de Commissie de lidstaten directe subsidies toekennen zonder een oproep tot het indienen van voorstellen.

De Commissie en de lidstaten die dat wensen, kunnen deelnemen aan een gezamenlijke aanbestedingsprocedure die overeenkomstig artikel 165 van het Financieel Reglement wordt uitgevoerd, met het oog op de aankoop van rescEU‑capaciteit.

rescEU-capaciteit wordt ondergebracht bij de lidstaten die deze capaciteit aankopen, huren, leasen of anderszins contracteren. Om de rampbestendigheid van de Unie te vergroten, moet rescEU-capaciteit die door de Commissie wordt aangekocht, gehuurd, geleaset of anderszins gecontracteerd, strategisch vooraf in de Unie worden aangelegd. In overleg met de lidstaten kan rescEU-capaciteit die door de Commissie wordt aangekocht, gehuurd, geleaset of anderszins gecontracteerd ook in derde landen worden opgeslagen via betrouwbare netwerken die door bevoegde internationale organisaties worden beheerd.”;

(b)in lid 10 wordt de eerste alinea vervangen door:

“rescEU-capaciteit kan buiten de Unie worden ingezet, overeenkomstig de leden 6 tot en met 9 van dit artikel.”.

(9)In artikel 15, lid 3, wordt punt b) vervangen door:

“b) het in samenwerking met de getroffen lidstaat verzamelen en analyseren van gevalideerde informatie over de situatie om gemeenschappelijke situatiekennis te genereren, en het doorgeven van die informatie aan de lidstaten;”.

(10)In artikel 17 worden de leden 1 en 2 vervangen door:

“1. De Commissie kan een deskundigenteam selecteren, aanwijzen en uitzenden dat is samengesteld uit deskundigen die zijn geleverd door de lidstaten:

(a)naar aanleiding van een verzoek om een preventie-expertise overeenkomstig artikel 5, lid 2;

(b)naar aanleiding van een verzoek om een paraatheidsexpertise overeenkomstig artikel 13, lid 3.

(c)in geval van een ramp binnen de Unie als bedoeld in artikel 15, lid 5;

(d)in geval van een ramp buiten de Unie als bedoeld in artikel 16, lid 3;

Ter ondersteuning van dit team en ter facilitering van de contacten met het ERCC kunnen deskundigen van de Commissie en andere diensten van de Unie aan het team worden toegevoegd. Deskundigen van VN-agentschappen en andere internationale organisaties kunnen aan het team worden toegevoegd om de samenwerking te versterken en behulpzaam te zijn bij gezamenlijke beoordelingen.

Waar dit nodig is voor operationele doeltreffendheid kan de Commissie extra technische en wetenschappelijke ondersteuning door deskundigen op deze gebieden faciliteren en een beroep doen op gespecialiseerde wetenschappelijke en sectorale expertise en medische noodexpertise.

2. De procedure voor de selectie en benoeming van deskundigen verloopt als volgt:

(a)de lidstaten wijzen deskundigen aan die onder hun verantwoordelijkheid vallen en die kunnen worden ingezet als lid van een deskundigenteam;

(b)de Commissie selecteert de deskundigen voor deze teams en de teamleiders op basis van hun kwalificaties en ervaring, waaronder de opleiding die zij in het kader van het Uniemechanisme hebben gevolgd en ervaring met eerdere missies in het kader van het Uniemechanisme en ander internationaal hulpverleningswerk; de selectie wordt tevens gebaseerd op andere criteria, zoals talenkennis, om ervoor te zorgen dat de teams als geheel beschikken over de vaardigheden die nodig zijn voor een specifieke situatie;

(c)de Commissie wijst de deskundigen en teamleiders voor de missie aan in overeenstemming met de lidstaat waardoor zij zijn voorgedragen.

De Commissie stelt de lidstaten in kennis van aanvullende gespecialiseerde steun die overeenkomstig lid 1 wordt verleend.”.

(11)Artikel 18 wordt vervangen door:

“Artikel 18

Vervoer en uitrusting

1. Bij een ramp binnen of buiten de Unie kan de Commissie de lidstaten ondersteunen bij het verkrijgen van toegang tot uitrusting en logistieke en vervoermiddelen door:

a) het verstrekken en uitwisselen van informatie over uitrusting en logistieke en vervoermiddelen die door de lidstaten beschikbaar kunnen worden gesteld, teneinde de bundeling van deze uitrusting en logistieke en vervoermiddelen te vergemakkelijken;

b) het bijstaan van de lidstaten bij het bepalen welke logistieke en vervoermiddelen uit andere bronnen, waaronder de commerciële markt, kunnen worden verkregen, en het bevorderen van de toegang tot deze logistieke en vervoermiddelen, of

c) het bijstaan van de lidstaten bij het bepalen welke uitrusting uit andere bronnen, waaronder de commerciële markt, kan worden verkregen.

2. De Commissie kan de door de lidstaten verstrekte logistieke en vervoermiddelen aanvullen door aanvullende middelen ter beschikking te stellen die nodig zijn voor een snelle respons bij rampen.

3. De door een lidstaat of derde land gevraagde logistieke en vervoermiddelen mogen enkel de logistieke en vervoermiddelen omvatten die nodig zijn om op rampen te reageren met hulpgoederen of uitrusting die door de verzoekende lidstaat of het verzoekende land in een derde land zijn aangekocht.”.

(12)Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

(a)het volgend lid wordt ingevoegd:

“1 bis. De financiële middelen voor de uitvoering van het Uniemechanisme voor de periode 2021 tot en met 2027 bedragen 1 268 282 000 EUR in lopende prijzen.

(b)lid 2 wordt vervangen door:

“2. Kredieten die het gevolg zijn van vergoedingen die door begunstigden voor responsacties bij rampen zijn betaald, worden beschouwd als bestemmingsontvangsten in de zin van artikel 21, lid 5, van het Financieel Reglement.”;

(c)lid 4 wordt vervangen door:

“4. De in de leden 1 en 1 bis bedoelde financiële middelen worden toegewezen ter dekking van acties op het gebied van de preventie, de paraatheid en de respons ten aanzien van door de mens of de natuur veroorzaakte rampen.”;

(d)de leden 5 en 6 worden geschrapt.

(13)Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 19 bis

Middelen van het herstelinstrument voor de Europese Unie

De in artikel 2 van Verordening [herstelinstrument voor de Europese Unie] bedoelde maatregelen worden in het kader van dit besluit uitgevoerd door middel van de in artikel 3, lid 2, onder a), punt iv), van die verordening bedoelde bedragen, die onderworpen zijn aan artikel 4, lid 4, en artikel 8, van die verordening.

Deze bedragen worden beschouwd als externe bestemmingsontvangsten overeenkomstig artikel 21, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad.”.

(14)Artikel 20 bis wordt vervangen door:

“Artikel 20 bis

Zichtbaarheid en prijzen

1. De ontvangers van financiering van de Unie en de begunstigden van de verleende bijstand erkennen de oorsprong van en geven zichtbaarheid aan de financiering van de Unie (met name wanneer zij de acties en de resultaten ervan promoten) door meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, doelgericht en op samenhangende, doeltreffende en evenredige wijze te informeren.

Elke vorm van bijstand of financiering die uit hoofde van dit besluit wordt verstrekt, moet de nodige zichtbaarheid krijgen. De lidstaten zorgen er met name voor dat bij de openbare communicatie over acties die in het kader van het Uniemechanisme worden gefinancierd:

-    passende verwijzingen naar het Uniemechanisme aanwezig zijn;

-    visuele profilering aanwezig is met betrekking tot de capaciteit die door het Uniemechanisme is gefinancierd of medegefinancierd;

-    bij de uitvoering van de acties het logo van de Unie zichtbaar is;

-    nationale media en belanghebbenden proactief worden ingelicht over de steun van de Unie en dat hierover ook via de eigen kanalen wordt gecommuniceerd;

-    de communicatieacties van de Commissie over de acties worden ondersteund.

2. De Commissie verricht informatie- en communicatieacties in verband met dit besluit en de acties en de resultaten ervan. De aan dit besluit toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover zij verband houden met de in artikel 3, lid 1, bedoelde doelstellingen.

3. De Commissie reikt medailles uit om langdurige inzet voor en buitengewone bijdragen aan het Uniemechanisme te erkennen en te eren.”.

(15)Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

(a)in lid 1 wordt punt g) vervangen door:

“g) ontwikkelen van planning op het gebied van rampbestendigheid in het kader van het Uniemechanisme, als bedoeld in artikel 10;”;

(b)lid 3 wordt vervangen door:

“3. De financiële bijstand voor de activiteiten die zijn genoemd in lid 1, onder j), dekt alle kosten die noodzakelijk zijn om de beschikbaarheid en inzetbaarheid van rescEU-capaciteit in het kader van het Uniemechanisme te garanderen overeenkomstig de tweede alinea van dit lid. De categorieën van voor financiële bijstand in aanmerking komende kosten die noodzakelijk zijn om de beschikbaarheid en inzetbaarheid van rescEU-capaciteit te garanderen, zijn opgenomen in bijlage I bis.

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 30 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage I bis wat betreft de categorieën van voor financiële bijstand in aanmerking komende kosten.

De in dit lid bedoelde financiële bijstand kan middels meerjarige werkprogramma’s worden uitgevoerd. Voor acties die langer dan één jaar duren, kunnen de begrotingsvastleggingen over jaarlijkse tranches worden verdeeld.”;

(c)lid 4 wordt geschrapt.

(16)In artikel 22 wordt punt b) vervangen door:

“b) in geval van een ramp, ondersteuning van lidstaten bij het verkrijgen van toegang tot uitrusting en logistieke en vervoermiddelen, zoals omschreven in artikel 23;”.

(17)Artikel 23 wordt vervangen door:

“Artikel 23

Voor financiële bijstand in aanmerking komende acties in verband met uitrusting en operaties

1. De volgende acties komen in aanmerking voor financiële bijstand voor het verschaffen van toegang tot uitrusting en logistieke en vervoermiddelen in het kader van het Uniemechanisme:

(a)het verstrekken en uitwisselen van informatie over uitrusting en logistieke en vervoermiddelen die de lidstaten besluiten beschikbaar te stellen, om het bundelen van deze uitrusting en deze logistieke en vervoermiddelen te vergemakkelijken;

(b)het bijstaan van de lidstaten bij het bepalen welke logistieke en vervoermiddelen uit andere bronnen, waaronder de commerciële markt, kunnen worden verkregen, en het bevorderen van de toegang tot deze logistieke en vervoermiddelen;

(c)het bijstaan van de lidstaten bij het bepalen welke uitrusting uit andere bronnen, waaronder de commerciële markt, kan worden verkregen;

(d)het financieren van logistieke en vervoermiddelen die nodig zijn voor een snelle reactie op rampen. Deze acties komen alleen in aanmerking voor financiële steun als aan de volgende criteria is voldaan:

i)in het kader van het Uniemechanisme is een verzoek om bijstand gedaan, overeenkomstig de artikelen 15 en 16;

ii)de aanvullende logistieke en vervoermiddelen zijn nodig voor een effectieve rampenrespons in het kader van het Uniemechanisme;

iii)de bijstand is in overeenstemming met de door het ERCC vastgestelde behoeften en wordt geleverd overeenkomstig de aanbevelingen van het ERCC betreffende technische specificaties, kwaliteit, tijdstip en voorwaarden voor levering;

iv)de bijstand is door het verzoekende land rechtstreeks of via de Verenigde Naties, een VN-organisatie of een andere bevoegde internationale organisatie aanvaard in het kader van het Uniemechanisme;

v)de bijstand vormt een aanvulling, in het geval van rampen in derde landen, op alle humanitaire hulpverlening van de Unie.

1 bis. Het bedrag van financiële bijstand van de Unie voor het vervoer van capaciteit die niet vooraf is toegezegd aan de Europese pool voor civiele bescherming en die wordt ingezet in geval van een ramp of een dreigende ramp binnen of buiten de Unie, en voor alle overige vervoersondersteuning die noodzakelijk is om te reageren op een ramp, bedraagt ten hoogste 75 % van de totale voor financiële bijstand in aanmerking komende kosten.

2. De financiële bijstand van de Unie voor capaciteit die vooraf is toegezegd aan de Europese pool voor civiele bescherming bedraagt ten hoogste 75 % van de kosten die voor de inzet van de capaciteit, met inbegrip van vervoer, noodzakelijk zijn bij een ramp of een dreigende ramp binnen of buiten de Unie.

4. De financiële bijstand van de Unie voor logistieke en vervoermiddelen mag voorts ten hoogste 100 % dekken van de in de punten a) tot en met d) bedoelde totale voor financiële bijstand in aanmerking komende kosten, wanneer dit noodzakelijk is om de bijstand van de lidstaten op een operationeel doeltreffende manier te bundelen en wanneer de kosten verband houden met een van de volgende zaken:

(a)de huur voor korte tijd van opslagcapaciteit om de bijstand van de lidstaten tijdelijk op te slaan teneinde het gecoördineerde vervoer ervan te faciliteren;

(b)het vervoer vanuit de lidstaat die de bijstand verstrekt, naar de lidstaat die het gecoördineerde vervoer ervan faciliteert;

(c)het herverpakken van de bijstand van de lidstaten om de beschikbare vervoerscapaciteit maximaal te benutten of aan specifieke operationele vereisten te voldoen, of

(d)het lokale vervoer, de doorvoer en de opslag van gebundelde bijstand met het oog op een gecoördineerde levering op de eindbestemming in het verzoekende land.

4 bis. Indien rescEU-capaciteit overeenkomstig artikel 12, lid 5, voor nationale doeleinden wordt gebruikt, worden alle kosten, waaronder onderhouds- en herstelkosten, gedekt door de lidstaat die de capaciteit gebruikt.

4 ter. In geval van inzet van rescEU-capaciteit in het kader van het Uniemechanisme dekt de financiële bijstand van de Unie 75 % van de operationele kosten.

In afwijking van het bepaalde in voorgaande alinea dekt de financiële bijstand van de Unie 100 % van de operationele kosten van de voor weinig waarschijnlijke rampen met ernstige gevolgen vereiste rescEU-capaciteit die wordt ingezet in het kader van het Uniemechanisme.

4 quater. Voor in artikel 12, lid 10, bedoelde inzet buiten de Unie, dekt de financiële bijstand van de Unie 100 % van de operationele kosten.

4 quinquies. Indien de in dit artikel bedoelde financiële bijstand van de Unie niet 100 % van de kosten dekt, wordt het resterende bedrag van de kosten gedragen door de verzoeker van de bijstand, tenzij anders overeengekomen met de lidstaat die bijstand aanbiedt of de lidstaat waarbij de rescEU-capaciteit is ondergebracht.

4 sexies. Voor de inzet van rescEU-capaciteit kan de financiering door de Unie 100 % van alle directe kosten dekken die noodzakelijk zijn voor het vervoer van goederen, logistieke middelen en diensten, binnen de Unie, en van de Unie naar derde landen.

5. In het geval van bundeling van vervoersoperaties waarbij meerdere lidstaten zijn betrokken, kan een van hen bij het aanvragen van financiële steun van de Unie het voortouw nemen en om steun voor de gehele operatie vragen.

6. Wanneer een lidstaat de Commissie verzoekt een contract te sluiten voor de levering van vervoersdiensten, verzoekt de Commissie om gedeeltelijke vergoeding van de kosten overeenkomstig de in de leden 2, 3 en 4 vermelde financieringspercentages.

6 bis. Onverminderd de leden 2 en 3 mag financiële steun van de Unie voor het vervoer van bijstand, als bedoeld in lid 1 bis, die noodzakelijk is bij milieurampen waar het beginsel geldt dat de vervuiler betaalt, ten hoogste 100 % dekken van de totale voor financiële bijstand in aanmerking komende kosten. Daarbij gelden de volgende voorwaarden:

a) de getroffen lidstaat heeft om de bijstand verzocht op basis van een naar behoren gemotiveerde behoefteanalyse;

b) de getroffen lidstaat onderneemt alle nodige stappen om te verzoeken om compensatie door de vervuiler en deze te verkrijgen, in overeenstemming met alle toepasselijke wettelijke bepalingen op internationaal en nationaal niveau en op het niveau van de Unie;

c) nadat de getroffen lidstaat compensatie heeft verkregen van de vervuiler, vergoedt hij de Unie onmiddellijk.

7. De volgende kosten komen in aanmerking voor financiële steun van de Unie voor logistieke en vervoermiddelen in de zin van dit artikel: alle kosten die verband houden met de verplaatsing van de logistieke en vervoermiddelen, met inbegrip van de kosten van alle diensten, honoraria, logistieke en afhandelingskosten, brandstof en mogelijke verblijfskosten, alsmede andere indirecte kosten zoals belastingen, heffingen in het algemeen en doorvoerkosten.

8. De vervoerskosten kunnen bestaan uit eenheidskosten, vaste bedragen of vaste percentages, bepaald volgens de categorie van de kosten.”.

(18)Artikel 25 wordt vervangen door:

“Artikel 25

Financieringsvormen en uitvoeringsprocedures

1.De Commissie voert de financiële steun van de Unie uit overeenkomstig het Financieel Reglement.

2.De Commissie voert de financiële steun van de Unie uit in overeenstemming met het Financieel Reglement, in direct beheer of in indirect beheer met organen als bedoeld in artikel 62, lid 1, onder c), van het Financieel Reglement.

3.Financiële steun uit hoofde van dit besluit kan alle in het Financieel Reglement geregelde vormen aannemen, met name subsidies, aanbestedingen of bijdragen aan trustfondsen.

4.Voor de uitvoering van dit besluit stelt de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen jaarlijkse of meerjarige werkprogramma’s vast. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 33, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. De jaarlijkse of meerjarige werkprogramma’s bevatten de beoogde doelstellingen, de verwachte resultaten, de uitvoeringsmethode en het totale bedrag dat met de uitvoering is gemoeid. Ook bevatten zij een beschrijving van de te financieren acties, een indicatie van het bedrag dat aan elke actie wordt toegewezen en een indicatief tijdschema voor de uitvoering. Voor de in artikel 28, lid 2, bedoelde financiële steun bevatten de jaarlijkse of meerjarige werkprogramma’s een beschrijving van de acties die voor elk daarin bedoeld land zijn voorzien.

Voor acties in het kader van de in hoofdstuk IV vastgelegde rampenrespons, die niet op voorhand kunnen worden gepland, zijn geen jaarlijkse of meerjarige werkprogramma’s vereist.

5.In aanvulling op artikel 12, lid 4, van het Financieel Reglement worden de vastleggings- en betalingskredieten die aan het einde van het begrotingsjaar waarvoor zij in de jaarlijkse begroting waren opgenomen, niet zijn gebruikt, automatisch overgedragen en kunnen zij worden vastgelegd en betaald tot en met 31 december van het volgende jaar. De overgedragen vastleggingen worden uitsluitend gebruikt voor responsacties. De overgedragen vastleggingen worden in het volgende begrotingsjaar als eerste gebruikt.”.

(19)Artikel 27 wordt vervangen door:

“Artikel 27

Bescherming van de financiële belangen van de Unie

Een derde land dat aan het Uniemechanisme deelneemt bij een besluit op grond van een internationale overeenkomst of enig ander rechtsinstrument, verleent aan de bevoegde ordonnateur, OLAF en de Europese Rekenkamer de rechten en de toegang die zij nodig hebben om hun respectieve bevoegdheden ten volle te kunnen uitoefenen. In het geval van OLAF omvatten deze rechten het recht om onderzoeken, waaronder controles en verificaties ter plaatse, uit te voeren, overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013.”.

(20)Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:

(a)lid 2 wordt vervangen door:

“2. De bevoegdheid om de in artikel 6, lid 5, en artikel 21, lid 3, tweede alinea, bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie verleend tot en met 31 december 2027.”;

(b)lid 4 wordt vervangen door:

“4. De in artikel 6, lid 5, en artikel 21, lid 3, tweede alinea, bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking van het besluit in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.”;

(c)lid 7 wordt vervangen door:

“7. Een overeenkomstig artikel 6, lid 5, of artikel 21, lid 3, tweede alinea, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.”.

(21)In artikel 32, lid 1, wordt punt i) vervangen door:

“i) de organisatie van de steun voor het vervoer van bijstand, zoals voorzien in de artikelen 18 en 23;”.

(22)Aan artikel 33 wordt het volgende lid toegevoegd:

“3. Om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie stelt de Commissie volgens de in artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011 bedoelde procedure onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast.”.

(23)Bijlage I wordt geschrapt.

(24)De titel van bijlage I bis wordt vervangen door:

“Categorieën van voor financiële bijstand in aanmerking komende kosten overeenkomstig artikel 21, lid 3”.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De punten a) en c) van artikel 1, lid 12, zijn evenwel van toepassing met ingang van 1 januari 2021.

Artikel 3

Adressaten

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) (programmacluster)

1.3.Het voorstel/initiatief betreft:

1.4.Motivering van het voorstel/initiatief

1.4.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

1.4.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie

1.4.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

1.4.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

1.5.Duur en financiële gevolgen

1.6.Beheersvorm(en)

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en)

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting).

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek van het meerjarig financieel kader en voorgesteld(e) nieuw(e) begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.2.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief 

Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Besluit nr. 1313/2013/EU betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) (programmacluster)

14 Crisisrespons

Dit voorstel betreft het terrein van de civiele bescherming en heeft tot doel het Uniemechanisme voor civiele bescherming (het Uniemechanisme) te versterken.

In het voorstel voor het nieuwe meerjarig financieel kader is de financiering voor civiele bescherming opgenomen in één enkele rubriek: Rubriek 5 “Weerbaarheid, veiligheid en defensie”. De specifieke cluster is “Weerbaarheid en crisisrespons”, titel 14, hoofdstuk 02. Deze cluster omvat zowel de interne als de externe dimensie van civiele bescherming.

1.3.Het voorstel/initiatief betreft: 

 een nieuwe actie 

 een nieuwe actie na een proefproject / voorbereidende actie 16  

x de verlenging van een bestaande actie 

 de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie 

1.4.Motivering van het voorstel/initiatief 

1.4.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

Dit voorstel beoogt enkele gerichte wijzigingen aan te brengen aan Besluit nr. 1313/2013/EU van de Raad (hierna “het besluit” genoemd) betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming (hierna “het Uniemechanisme” genoemd), waarmee de Europese Unie de activiteiten van de lidstaten op het gebied van civiele bescherming ondersteunt, coördineert en aanvult, met het oog op de preventie, de paraatheid en de respons ten aanzien van door de mens of de natuur veroorzaakte rampen binnen en buiten de Unie. Voortbouwend op de beginselen van solidariteit en gedeelde verantwoordelijkheid is het overkoepelende oogmerk van dit voorstel te garanderen dat de Unie haar burgers in Europa en daarbuiten doeltreffender steun kan bieden bij crises en in noodsituaties.

Het besluit wijzigt een bestaande actie (het Uniemechanisme) en moet parallel aan het hangende voorstel tot wijziging van het Uniemechanisme, dat in 2019 door de Commissie is vastgesteld 17 , in overweging worden genomen.

De COVID-19-pandemie heeft aangetoond dat de Europese Unie beter voorbereid moet zijn op toekomstige grootschalige noodsituaties en heeft de beperkingen van het huidige kader blootgelegd. In het licht hiervan wordt het noodzakelijk geacht om aanvullende wijzigingen voor te stellen van het bestaande rechtskader om het Uniemechanisme te versterken.

Dit initiatief heeft betrekking op de financiële middelen die beschikbaar zijn voor het Uniemechanisme in het kader van het meerjarig financieel kader 2021-2027.

1.4.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie

Redenen voor maatregelen op Europees niveau (ex ante)

Het Uniemechanisme is een nuttig instrument gebleken voor het mobiliseren en coördineren van de bijstand die de deelnemende landen verlenen om te reageren op crises binnen en buiten de Unie, en is een tastbaar bewijs van Europese solidariteit. De COVID-19-pandemie en de operationele lessen die uit andere crises zijn getrokken, hebben echter gewezen op de noodzaak om het Uniemechanisme verder te versterken. Concreet betekent dit dat de wijzigingen die in dit voorstel zijn vervat, tot doel hebben:

a)    de sectoroverschrijdende en maatschappelijke benadering van paraatheid voor het beheer van grensoverschrijdende rampenrisico’s te versterken, met inbegrip van de vaststelling van een basis en van planningselementen op Europees niveau;

b)    ervoor te zorgen dat de Commissie rechtstreeks rescEU-capaciteit kan verwerven die een adequaat vangnet vormt;

c)    de Commissie uit te rusten met de logistieke capaciteit om in noodgevallen luchtdiensten voor verschillende doeleinden aan te bieden en te zorgen voor tijdig vervoer en de verlening van bijstand;

d)    een flexibeler systeem op te zetten voor de respons op grootschalige noodsituaties;

e)    de rol van het Coördinatiecentrum voor respons in noodsituaties op het gebied van operationele coördinatie en monitoring te versterken ter ondersteuning van een snelle en doeltreffende respons van de EU op een breed scala van crises binnen en buiten de Unie;

f)    meer investeringen in paraatheid op Unieniveau mogelijk te maken en de uitvoering van de begroting verder te vereenvoudigen;

g)    de financiering van operaties van efficiënte en schaalbare maatregelen voor duurzaam herstel en veerkracht in het kader van het Uniemechanisme voor civiele bescherming mogelijk te maken aan de hand van externe bestemmingsontvangsten door middel van financiering die beschikbaar wordt gesteld in het kader van de ontwerpverordening tot vaststelling van een herstelinstrument voor de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel in de nasleep van de COVID-19-pandemie (COM(2020) 441 final).

De doelstellingen van dit voorstel kunnen niet in voldoende mate door de lidstaten afzonderlijk worden verwezenlijkt. Het optreden van de Unie op dit gebied omvat onder meer het beheersen van situaties met sterke grensoverschrijdende en meerlandencomponenten, waarvoor algemene coördinatie en gecoördineerde actie nodig zijn die het nationale niveau overschrijden.

Zoals blijkt uit de COVID-19-pandemie, is in het geval van ernstige noodsituaties waarbij de Unie gezien de omvang van de noodsituatie getroffen wordt als geheel, een collectieve, gecoördineerde en urgente reactie nodig om een versnipperde aanpak te voorkomen die de doeltreffendheid van de Unierespons zou ondermijnen. De dringende noodzaak om voldoende middelen beschikbaar te stellen en die middelen in te zetten naargelang de behoeften van de verschillende lidstaten, noopt de Unie ertoe op te treden in samenwerking met de lidstaten. De mondiale dimensie en de gevolgen van deze noodsituaties vereisen inderdaad een gecoördineerd optreden, dat toelaat rampen snel en doeltreffend te bestrijden en een herhaling ervan te voorkomen.

Gezien de baten in termen van mensenlevens en de beperking van economische, materiële en milieuschade biedt het voorstel duidelijk Europese meerwaarde.

1.4.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

Met het Uniemechanisme zijn tot dusver op het gebied van elk van de drie pijlers (preventie/paraatheid/respons) bemoedigende resultaten geboekt. Het Uniemechanisme wordt in het algemeen door de deelnemende staten en de voornaamste belanghebbenden positief beoordeeld. Dit was de algemene conclusie van de tussentijdse evaluatie van het Uniemechanisme (2014-2016), die door een externe consultant is uitgevoerd en in augustus 2017 is gepubliceerd.

Een andere les die uit de tussentijdse evaluatie en uit het verslag van de Europese Rekenkamer kon worden getrokken 18 , was de noodzaak het kader voor de monitoring van de resultaten van het Uniemechanisme te verbeteren. Dit omvat betere meetbaarheid in de vorm van mogelijke kwantitatieve indicatoren en uitgangswaarden om meer gericht te zijn op de impact in de loop van de tijd. De Commissie heeft voor alle acties meetbare outputindicatoren ingevoerd. Dit is de eerste stap in een proces op langere termijn om ervoor te zorgen dat financiële bijstand in het kader van het Uniemechanisme in een meer resultaatgerichte aanpak wordt ingebed.

Een andere relevante bron waarop de Commissie haar voorstel heeft gebaseerd om de huidige werking van het Uniemechanisme te verbeteren, is het overzicht van de risico’s voor de Unie 19 . De door de lidstaten ingediende nationale risicobeoordelingen werden gebruikt om dit overzicht op basis van de bestaande wetgeving op te stellen.

De Commissie bouwt ook voort op de opgedane ervaring:

met noodsituaties die door het Uniemechanisme zijn aangepakt sinds de totstandbrenging ervan in 2001 en met name de lessen die zijn geleerd uit de COVID-19-pandemie;

op basis van de projecten die in het kader van de sinds 2013 gedane oproepen tot het indienen van voorstellen voor paraatheid en preventie worden gefinancierd, en

als gevolg van het proefproject dat werd gefinancierd in het kader van de in 2008 gedane oproep om de samenwerking tussen de lidstaten bij de bestrijding van bosbranden te intensiveren.

1.4.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

De geplande acties in het kader van het herziene Uniemechanisme worden afgestemd op de overkoepelende doelstelling van de Unie om te garanderen dat alle relevante beleidsmaatregelen en instrumenten van de Unie bijdragen tot een versterking van de capaciteit van de Unie op het gebied van risicobeheersing, gaande van de respons op, het herstel na en de preventie van rampen.

Er wordt met name bijzondere aandacht besteed aan het waarborgen van nauwe coördinatie en verenigbaarheid met acties die in het kader van andere beleidsmaatregelen en instrumenten van de Unie worden uitgevoerd, die met name gericht zijn op het beschermen van mensenlevens, het voorkomen en verlichten van menselijk lijden en het beschermen van de menselijke waardigheid.

Vooral de coördinatie met het nieuwe EU4Health-programma van de Unie is van groot belang. Terwijl het Uniemechanisme zich toespitst op de directe crisisresponscapaciteit die bij noodsituaties onmiddellijk paraat en beschikbaar zal moeten zijn, omvat het EU4Health-programma structurele, grootschalige reserves, waaronder een parate reserve van medisch personeel en deskundigen, en is het gericht op de onderliggende veerkracht van de gezondheidszorgstelsels. Die middelen zullen van cruciaal belang zijn voor een gecoördineerde crisisrespons op Unieniveau.

Verenigbaar met:

Verordening (EG) nr. 1257/96 van de Raad van 20 juni 1996 betreffende humanitaire hulp;

Verordening (EG) nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 tot oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid;

Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie;

Verordening (EG) nr. 1717/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 tot invoering van een stabiliteitsinstrument;

Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming;

Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320);

Verordening (EU) nr. 375/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 tot oprichting van het Europese vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening (“EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp”);

Verordening (EU) 2016/369 van de Raad van 15 maart 2016 betreffende de verstrekking van noodhulp binnen de Unie;

Verordening (EU) 2020/521 van de Raad tot activering van noodhulp uit hoofde van Verordening (EU) 2016/369, en tot wijziging van de bepalingen ervan rekening houdend met de uitbraak van Covid-19;

Verordening (EU) XXX/XX van de Raad tot vaststelling van een herstelinstrument voor de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel in de nasleep van de COVID-19-pandemie.

1.5.Duur en financiële gevolgen 

X beperkte geldigheidsduur

X    van kracht vanaf 01.01.2021 tot en met 31.12.2027

X    financiële gevolgen vanaf 2021 tot en met 2027 voor vastleggingskredieten en vanaf 2021 tot en met 2032 voor betalingskredieten.

 onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.6.Beheersvorm(en) 20

X Direct beheer door de Commissie

X door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

   door de uitvoerende agentschappen;

 Gedeeld beheer met lidstaten

X Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

derde landen of de door hen aangewezen organen;

X internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

X de EIB en het Europees Investeringsfonds;

de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

X publiekrechtelijke organen;

X privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

OPMERKINGEN:

De invoering van de mogelijkheid van indirect beheer voor de begrotingsuitvoering van het Uniemechanisme naast de methode van direct beheer die tot nu toe wordt gebruikt, biedt een aanvullend instrument om de uitvoering van de begroting te optimaliseren. De verscheidenheid aan instanties op de lijst zal de algehele efficiëntie van de absorptie van de Uniemiddelen verbeteren in het licht van de verhoogde begroting. Gezien de context van het beleid inzake civiele bescherming, dat vaak te maken heeft met onvoorspelbare gebeurtenissen (verschillende soorten door de mens of de natuur veroorzaakte rampen), is het van essentieel belang te zorgen voor een inclusief (wat betrokken actoren betreft) en flexibel MFK-kader.

2.BEHEERSMAATREGELEN 

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen 

Vermeld frequentie en voorwaarden.

Acties en maatregelen die uit hoofde van deze besluiten financiële bijstand ontvangen, worden aan een geregeld toezicht onderworpen.

De Commissie moet het Uniemechanisme overeenkomstig artikel 34 van Besluit nr. 1313/2013/EU evalueren.

2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en) 

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

De financiële bijstand voor preventie en paraatheid in het kader van het Uniemechanisme wordt besteed in overeenstemming met een jaarlijks werkprogramma dat door het Comité voor civiele bescherming wordt goedgekeurd. De Commissie brengt het Comité op gezette tijden op de hoogte van de uitvoering van het werkprogramma.

Het werkprogramma wordt uitgevoerd door middel van subsidies en contracten met betalingsmodaliteiten op basis van de in het verleden opgedane ervaring.

Op basis van de lering die is getrokken uit de uitvoering van het Uniemechanisme in het verleden en om een doeltreffende verwezenlijking van de doelstellingen van het Uniemechanisme te waarborgen, is de Commissie voornemens de acties in direct en indirect beheer uit te voeren en daarbij ten volle rekening te houden met de beginselen van zuinigheid, efficiëntie en kosteneffectiviteit.

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

Het bestaande interne controlesysteem van de Europese Commissie is van toepassing om ervoor te zorgen dat de in het kader van het Uniemechanisme beschikbare middelen correct en in overeenstemming met de toepasselijke wetgeving worden gebruikt.

Het huidige systeem is als volgt opgebouwd:

1. Het team voor interne controle binnen de leidende dienst (directoraat-generaal Europese Civiele Bescherming en Humanitaire Hulp / DG ECHO) richt zich op de naleving van de administratieve procedures en de geldende wetgeving op het gebied van civiele bescherming. Daartoe wordt gebruikgemaakt van het interne-controlekader van de Commissie.

2. De regelmatige controle door externe controleurs van subsidies en contracten die worden toegekend in het kader van de begroting voor civiele bescherming, wordt volledig geïntegreerd in het jaarlijkse auditplan van DG ECHO.

3. Evaluatie van de algemene activiteiten door externe beoordelaars.

De uitgevoerde acties kunnen worden gecontroleerd door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en de Rekenkamer.

Op het gebied van toezicht en monitoring zal voor de uitvoering van het Uniemechanisme door middel van indirect beheer de uitgebreide ervaring worden toegepast die is opgedaan met de uitvoering van het instrument voor humanitaire hulp, met de nodige aanpassingen.

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting). 

De geraamde kosten van de controlestrategie van DG ECHO vertegenwoordigen 0,3 % van het indirect beheer van de begroting 2019 en 0,4 % van het direct beheer van de begroting 2019. De belangrijkste onderdelen van deze indicator zijn:

– de totale personeelskosten van de deskundigen van DG ECHO ter plaatse, plus die van de financiële en operationele eenheden, vermenigvuldigd met het geraamde aandeel van de tijd die besteed wordt aan kwaliteitsborging, controle en monitoring;

– de totale middelen die in de sector externe audit van DG ECHO aan audits en controles worden besteed.

Gezien de geringe kosten van dergelijke controles en de daaraan verbonden kwantificeerbare (correcties en terugvorderingen) en niet-kwantificeerbare voordelen (afschrikkingseffect en kwaliteitsborgingseffect), concludeert de Commissie dat de kwantificeerbare en niet-kwantificeerbare baten van de controles ruimschoots opwegen tegen de kosten ervan.

Met betrekking tot de entiteiten die belast zijn met de besteding van de Uniemiddelen door middel van indirect beheer draagt de Commissie tot 7 % van hun directe subsidiabele kosten bij om het toezicht op en het beheer van de Uniefinanciering te garanderen.

Dit wordt bevestigd door het meerjarige resterende foutpercentage van 0,87 % waarvan de Commissie in 2019 melding maakte voor haar beleidsterrein humanitaire hulp en civiele bescherming.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bijvoorbeeld in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

DG ECHO zal zich bij de uitwerking van zijn fraudebestrijdingsstrategie laten leiden door de fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie om te verzekeren dat:

– de door DG ECHO georganiseerde interne controles voor fraudebestrijding volledig zijn afgestemd op de fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie (AFS);

– de aanpak van DG ECHO op het gebied van frauderisicobeheer is toegesneden op het in kaart brengen van frauderisicogebieden en adequate reacties.

De systemen voor de besteding van Uniemiddelen in derde landen maken het mogelijk relevante gegevens op te roepen om deze te gebruiken voor het beheer van frauderisico’s (bv. het opsporen van dubbele financiering).

Indien nodig kunnen netwerkgroepen en passende IT-instrumenten worden ingevoerd voor onderzoek van aan de sector gerelateerde fraudegevallen.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

3.1.Rubriek van het meerjarig financieel kader en voorgesteld(e) nieuw(e) begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven 

Rubriek van het meerjarige financiële kader

Begrotingsonderdeel

Type
krediet

Bijdrage

Nummer 14: Crisisrespons

Rubriek 5: Veiligheid & defensie

GK/ NGK 21

van EVA-landen 22

van kandidaat-lidstaten 23

van derde landen 24

in de zin van artikel [21, lid 2, onder b),] van het Financieel Reglement

5

14 01 01 Uniemechanisme voor civiele bescherming – Uitgaven voor ondersteuning

NGK

JA

JA

JA

NEE

5

14 02 01 — Uniemechanisme voor civiele bescherming: Preventie en paraatheid, en respons

GK

JA

JA

JA

NEE

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven 

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven 

Deze tabel bevat de financiële middelen die aan het Uniemechanisme voor civiele bescherming voor de periode 2021-2027 worden toegewezen uit hoofde van artikel 19, lid 1 bis. Deze tabel vervangt de in het financieel memorandum van voorstel COM(2019) 125 final opgenomen tabel.

De indicatieve uitsplitsing van de uitgaven van rubriek 5 is als volgt:

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële
kader

5

Weerbaarheid, veiligheid & defensie

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

14 02 01 Uniemechanisme voor civiele bescherming: preventie en paraatheid, en respons

Vastleggingen

(1)

89,703

94,744

101,055

106,454

282,036

292,363

298,210

1 264,565

Betalingen

(2)

25,613

47,027

72,889

87,778

143,087

187,377

236,920

463,876

1 262,565

Uit het budget van het programma gefinancierde administratieve kredieten 25  

Vastleggingen = betalingen

(3)

0,500

0,510

0,520

0,531

0,541

0,552

0,563

3,717

TOTAAL kredieten voor het budget van het programma

Vastleggingen

=1+3

90,203

95,254

101,575

106,985

282,577

292,915

298,773

1 268,282

Betalingen

=2+3

26,113

47,537

73,409

88,309

143,628

187,929

237,483

463,876

1 268,282

Naast de financiële middelen die zijn toegewezen in artikel 19, lid 1 bis, wordt 2 187 620 000 EUR (lopende prijzen) beschikbaar gesteld als externe bestemmingsontvangsten in de zin van artikel 21, lid 5, van het Financieel Reglement, als financiering uit het herstelinstrument voor de Europese Unie. Hiervan kan ten hoogste 22 580 000 EUR worden bestemd voor administratieve uitgaven, met inbegrip van externe personeelskosten.

De indicatieve uitsplitsing van de uitgaven afkomstig van externe bestemmingsontvangsten is als volgt:

Uniemechanisme/rescEU

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

Beleidsuitgaven afkomstig van externe bestemmingsontvangsten uit het herstelinstrument voor de Europese Unie

Vastleggingen

(1)

525,290

535,800

546,510

557,440

2 165,040

Betalingen

(2)

150,192

270,024

409,595

320,738

209,535

72,916

9,477

722,563

2 165,040

Administratieve uitgaven afkomstig van externe bestemmingsontvangsten uit het herstelinstrument voor de Europese Unie

Vastleggingen = betalingen

(3)

3,040

3,100

3,160

3,220

3,290

3,350

3,420

22,580

Totaal externe bestemmingsontvangsten

Vastleggingen

=1+3

528,330

538,900

549,670

560,660

3,290

3,350

3,420

 

2 187,620

Betalingen

=2+3

153,232

273,124

412,755

323,958

212,825

76,266

12,897

722,563

2 187,620





Rubriek van het meerjarige financiële
kader

7

“Administratieve uitgaven”

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

Personele middelen

1,500

1,500

1,500

1,500

1,500

1,500

1,500

10,500

Andere administratieve uitgaven

TOTAAL kredieten voor RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader

xx

1,500

1,500

1,500

1,500

1,500

1,500

1,500

10,500

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

TOTAAL kredieten
voor alle RUBRIEKEN
van het meerjarige financiële kader
 

Vastleggingen

91,703

96,754

103,075

108,485

284,077

294,415

300,273

1 278,782

Betalingen

27,613

49,037

74,909

89,809

145,128

189,429

238,983

463,876

1 278,782

3.2.2.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig.

X    Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaar

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

TOTAAL

RUBRIEK 7
van het meerjarige financiële kader

Personele middelen

1,500

1,500

1,500

1,500

1,500

1,500

1,500

10,500

Andere administratieve uitgaven

xxx

xxx

xxx

xxx

xxx

xxx

xxx

xxx

Subtotaal RUBRIEK 7
van het meerjarige financiële kader

1,500

1,500

1,500

1,500

1,500

1,500

1,500

10,500

Buiten RUBRIEK 7 26
van het meerjarige financiële kader

Personele middelen 27 28  

1,600

1,600

1,600

1,600

1,600

1,600

1,600

11,200

Andere uitgaven
van administratieve aard

0,500

0,510

0,520

0,531

0,541

0,552

0,563

3,717

Andere uitgaven
van administratieve aard

1,440

1,500

1,560

1,620

1,690

1,750

1,820

11,380

Subtotaal
buiten RUBRIEK 7
van het meerjarige financiële kader

3,540

3,610

3,680

3,751

3,831

3,902

3,983

26,297

TOTAAL

5,040

5,110

5,180

5,251

5,331

5,402

5,483

36,797

De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.



3.2.2.1.Geraamde personeelsbehoeften

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

X    Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in voltijdequivalenten

Jaar

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

• Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

Zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie

10

10

10

10

10

10

10

Delegaties

-

-

-

-

-

-

-

Onderzoek

-

-

-

-

-

-

-

Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE) - AC, AL, END, INT en JED 29

Rubriek 7

Gefinancierd uit RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader 

- zetel

91

92

93

94

94

94

94

- delegaties

-

-

-

-

-

-

-

Gefinancierd uit het budget van het programma  30

- zetel

-

-

-

-

-

-

-

- delegaties

-

-

-

-

-

-

-

Onderzoek

-

-

-

-

-

-

-

Overige (bestemmingsontvangsten)

20

20

20

20

20

20

20

TOTAAL

30

30

30

30

30

30

30

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herschikt, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

Deze tabel geeft een overzicht van de personeelsbehoeften in aanvulling op de personeelsbehoeften die zijn opgenomen in COM(2019) 125 final. De motivering voor dit verzoek zijn de aanzienlijke verhoging van de voorgestelde begroting en de noodzaak om nieuwe of complexere activiteiten te beheren.

De gevraagde VTE’s zullen werken op het gebied van beleidsontwikkeling; juridische kwesties, met bijzondere aandacht voor aanbestedingskwesties; financieel beheer; audit en evaluatie.

Extern personeel

De gevraagde VTE’s zullen werken op het gebied van beleidsontwikkeling; juridische kwesties, met bijzondere aandacht voor aanbestedingskwesties; financieel beheer; audit en evaluatie.

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten 

X    Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

   voor de eigen middelen

   voor de overige ontvangsten

Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven    

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Gevolgen van het voorstel/initiatief 31

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Artikel ………….

Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

Andere opmerkingen (bv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie).

(1)    COM(2019) 125 van 7.3.2019.
(2)    PB C […] van […], blz. […].
(3)    PB C […] van […], blz. […].
(4)    Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 924).
(5)    Gezamenlijke verklaring van de leden van de Europese Raad, https://www.consilium.europa.eu/media/43081/26-vc-euco-statement-nl.pdf  
(6)    Resolutie van het Europees Parlement van 17 april 2020 over gecoördineerde EU-maatregelen om de COVID-19-pandemie en de gevolgen ervan te bestrijden (2020/2616(RSP)).
(7)    Richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade (PB L 143 van 30.4.2004, blz. 56).
(8)    Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
(9)    Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
(10)    Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).
(11)    Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
(12)    Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (EOM) ( PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).
(13)    Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29).
(14)    PB L [...] van [...], blz. [...].
(15)    Verordening (EU) 2019/... van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het ruimtevaartprogramma van de Unie en het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 912/2010, (EU) nr. 1285/2013 en (EU) nr. 377/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU.
(16)    In de zin van artikel 58, lid 2, onder a) of b), van het Financieel Reglement.
(17)    COM(2019) 125 final van 7.3.2019.
(18)    Speciaal verslag nr. 33/2016 van de Europese Rekenkamer: “Uniemechanisme voor civiele bescherming: de coördinatie van de respons op rampen buiten de EU is in het algemeen doeltreffend geweest”.
(19)    Werkdocument van de diensten van de Commissie, “Overview of Natural and Man-made Disaster Risks the European Union may face”, SWD(2017) 176 final van 23.5.2017.
(20)    Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/EN/man/budgmanag/Pages/budgmanag.aspx  
(21)    GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
(22)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie. EVA-landen die deel uitmaken van de EER kunnen toetreden tot het Uniemechanisme voor civiele bescherming als “deelnemende staten” in de zin van artikel 28, lid 1, onder a), van Besluit nr. 1313/2013/EU.
(23)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaten van de Westelijke Balkan. Deze landen kunnen toetreden tot het Uniemechanisme voor civiele bescherming als “deelnemende staten” in de zin van artikel 28, lid 1, onder b), van Besluit nr. 1313/2013/EU.
(24)    Voor de toepassing van deze tabel moet de verwijzing naar derde landen worden beschouwd als een verwijzing naar “andere Europese landen” die nog geen deel uitmaken van het Uniemechanisme voor civiele bescherming, maar die in de toekomst kunnen toetreden overeenkomstig artikel 28, lid 1, onder a), van Besluit nr. 1313/2013/EU. Van derde landen worden geen andere bijdragen verwacht dan de hierboven vermelde bijdragen.
(25)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(26)    Bestemmingsontvangsten
(27)    Bestemmingsontvangsten
(28)    Bestemmingsontvangsten
(29)    AC = Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL = Agent Local (plaatselijk functionaris); END = Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT = Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Jeune Professionnel en Délégation (jonge professional in delegaties).
(30)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
(31)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.
Top