EUROPESE COMMISSIE
Straatsburg, 14.11.2017
COM(2017) 673 final
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S EMPTY
De Europese identiteit versterken via onderwijs en cultuur
Bijdrage van de Europese Commissie aan de bijeenkomst van de leiders in Göteborg op 17 november 2017
De Europese identiteit versterken via onderwijs en cultuur
Bijdrage van de Europese Commissie aan de bijeenkomst van de leiders in Göteborg op 17 november 2017
"Onderwijs en cultuur vormen de sleutel voor de toekomst, zowel voor iedereen afzonderlijk als voor de Unie als geheel. Het gaat erom hoe we de omstandigheden te baat nemen, hoe we van spiegels vensters maken en hoe we verankeren wat het betekent "Europeaan" te zijn, in al zijn diversiteit. Wanneer de Europese leiders deze week in Göteborg bijeenkomen, moeten wij de kans grijpen om ervoor te zorgen dat onderwijs en cultuur de drijvende krachten worden voor het scheppen van banen, economische groei, sociale rechtvaardigheid en uiteindelijk eenheid".
(Commissievoorzitter Juncker, 14 november 2017)
"De EU is niet volmaakt, maar zij is het beste instrument dat wij hebben om de nieuwe uitdagingen waarmee wij worden geconfronteerd, aan te gaan. Wij hebben de EU nodig, niet alleen om vrede en democratie te garanderen, maar ook de veiligheid van onze burgers. Wij moeten ervoor zorgen dat de EU beter ten dienste staat van hun behoeften en wensen om vrij overal op ons continent te wonen, te studeren, te werken, te reizen en te gedijen, en van het rijke Europese culturele patrimonium te profiteren."
(Verklaring van Bratislava, 16 september 2016)
"Wij willen een Unie waar de burgers nieuwe mogelijkheden voor culturele en sociale ontwikkeling en economische groei worden geboden. [..] [Wij] beloven toe te werken naar [...] een Unie waar jongeren het best mogelijke onderwijs en de best mogelijke opleiding genieten en op het hele continent kunnen studeren en een baan kunnen vinden; een Unie die ons culturele erfgoed bewaart en culturele diversiteit bevordert."
(Verklaring van Rome, 25 maart 2017)
Het debat over de toekomst van Europa is in volle gang. De Europese Commissie heeft dit debat met haar witboek in maart 2017 aangesneden. In zijn toespraak over de Staat van de Unie van 2017 heeft Voorzitter Juncker zijn standpunten uiteengezet voor een meer verenigde, sterkere en democratischere Unie. Hij presenteerde een duidelijke routekaart in de aanloop naar de bijeenkomst van leiders in Sibiu, die door Voorzitter Tusk is bijeengeroepen voor 9 mei 2019, waar verdere beslissingen over de toekomst van Europa moeten worden genomen op basis van de besprekingen van de Leidersagenda.
Een van de belangrijkste onderwerpen voor discussie en beslissing betreft de sociale dimensie van Europa. De Commissie heeft een specifieke discussienota gepresenteerd waarin wordt gewezen op de belangrijke verwezenlijkingen van Europa op dat gebied. Europa bestaat uit de meest gelijke en inclusieve samenlevingen ter wereld, met een hoge levensverwachting (gemiddeld 80,7 jaar) en sterke socialebeschermingsstelsels die hebben geholpen de economische crisis te doorstaan. De werkloosheidscijfers dalen (tot 7,5 % in september 2017, het laagste peil sinds november 2008), maar er zijn aanzienlijke verschillen tussen de landen en 18,4 miljoen mensen zijn nog steeds werkloos, onder wie 3,7 miljoen jongeren. Tegelijkertijd meldt 40 % van de Europese werkgevers dat zij moeilijk personen kunnen vinden die over de nodige vaardigheden beschikken om hun bedrijf te laten groeien en te innoveren.
Nadenken over de toekomst van onze Unie houdt ook in dat wij nadenken over hoe sterk onze gemeenschappelijke identiteit is. Wanneer onze Europese waarden en democratieën worden uitgedaagd door opkomende populistische krachten binnen en buiten de Unie of door het verspreiden van "nepnieuws" en het manipuleren van onze informatienetwerken, moeten de Europese leiders en instellingen reageren. In maart 2017 besloten zij in Rome de EU te behouden als een uniek project waarin de EU en haar lidstaten onder het motto "eenheid in verscheidenheid"erin geslaagd zijn hun unieke nationale troeven en diversiteit te benutten om ongekende vooruitgang te bereiken. Zestig jaar na de ondertekening van de Verdragen van Rome blijft het versterken van onze Europese identiteit essentieel; dat kan het best via onderwijs en cultuur.
Daarom hebben de Europese leiders besloten in Göteborg bijeen te komen op 17 november 2017 om het te hebben over de toekomstige rol van onderwijs en cultuur bij het versterken van het samenhorigheidsgevoel en het gevoel deel uit te maken van een culturele gemeenschap.
Deze mededeling is de bijdrage van de Europese Commissie aan de bijeenkomst van de leiders. Zij brengt belangrijke kwesties in kaart en reikt mogelijke verdere stappen aan in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel en het feit dat de verantwoordelijkheid voor onderwijs en cultuur in de eerste plaats bij de lidstaten ligt, op nationaal, regionaal en lokaal niveau. De bevoegdheden van de Unie zijn beperkt tot het aanmoedigen van samenwerking en het ondersteunen en aanvullen van nationale maatregelen. De Unie heeft ook de mogelijkheid programma's te financieren (de langstlopende en meest bekende programma's zijn Erasmus voor onderwijs en Media voor cultuur).
In deze mededeling wordt de visie voor een Europese onderwijsruimte uiteengezet, die voortbouwt op de nieuwe agenda voor vaardigheden voor Europa en op de investeringen in de Europese initiatieven voor jongeren. Onderwijs maakt deel uit van de oplossing om meer mensen aan fatsoenlijk werk te helpen, beter te beantwoorden aan de vaardighedenbehoeften van de economie en de veerkracht van Europa tegen de achtergrond van snelle en grondige veranderingen, ten gevolge van de technologische revolutie en de globalisering, te versterken. Dit laatste aspect werd behandeld in de discussienota van de Commissie over het benutten van de mondialisering, waarin werd gewezen op de belangrijke rol van het sociaal en onderwijsbeleid in het waarborgen van veerkracht, innovatie en concurrentievermogen. Europa blinkt niet uit op het vlak van hoogwaardige vaardigheden. Zelfs de best presterende lidstaten worden overtroffen door de vooroplopende Aziatische landen. Europa koestert echter wel de ambitie om alle kansen die de nieuwe ontwikkelingen bieden, aan te grijpen.
Alle lidstaten hebben er daarom belang bij het volledige potentieel van onderwijs en cultuur te benutten. Het zijn immers de drijvende krachten voor werkgelegenheid, sociale rechtvaardigheid en actief burgerschap, en manieren om de Europese identiteit in al haar verscheidenheid te ervaren.
1. Naar een ambitieuze gemeenschappelijke Europese agenda voor onderwijs en cultuur
Europa heeft te maken met een aantal belangrijke ontwikkelingen:
·toenemende digitalisering, automatisering, kunstmatige intelligentie en de noodzaak om gelijke tred te houden met de technologische vooruitgang;
·de toekomst van werk, de gevolgen van werk voor de arbeidsvoorwaarden en toekomstige behoeften aan vaardigheden en competenties;
·de modernisering van de Europese welvaartstaten, sociale inclusie en de noodzaak de voordelen van de groei te delen en ongelijkheden, waaronder genderongelijkheid, terug te dringen;
·demografische tendensen, ouder wordende werknemers en de noodzaak een cultureel verscheiden migrantenbevolking te integreren;
·nieuwe patronen in communicatie, sociale media, het fenomeen "nepnieuws" en de noodzaak mediageletterdheid bij alle burgers te bevorderen; alsook
·een opflakkering van populisme en vreemdelingenhaat, het risico op gewelddadige radicalisering en de noodzaak het samenhorigheidsgevoel te versterken.
Onderwijs en cultuur kunnen en moeten deel uitmaken van de manier om vele van die uitdagingen aan te pakken. Zij kunnen en moeten instrumenten aanreiken om alle kansen die ermee gepaard gaan, te benutten:
·Onderwijs vormt de basis voor een creatieve en productieve beroepsbevolking die O&O en innovatie aandrijft en in staat is technologische en digitale ontwikkelingen te sturen in plaats van erop te reageren; onderwijs en opleiding rusten mensen uit met de vaardigheden die zij nodig hebben op de arbeidsmarkt en stellen hen in staat te reageren op veranderende omstandigheden en structurele verandering of ontwrichting; onderwijs, opleiding, om- en bijscholing vergemakkelijken de overgang van een baan naar een andere; onderwijs en opleiding bieden mensen de mogelijkheid zelf banen te scheppen; een hooggekwalificeerde en flexibele beroepsbevolking vormt de ruggengraat van een veerkrachtige economie die schokken goed kan opvangen en een proactieve rol speelt in de wereldeconomie.
·Onderwijs en opleiding zijn ook de beste manier om de inzetbaarheid te vergroten en om mensen aan fatsoenlijke banen te helpen. Zij bieden de beste bescherming tegen werkloosheid, armoede en sociale uitsluiting. Op voorwaarde dat het van goede kwaliteit en inclusief is, legt onderwijs vanaf jonge leeftijd de basis voor sociale samenhang, sociale mobiliteit en een billijke samenleving.
·Tegelijkertijd helpen onderwijs en cultuur om van Europa een aantrekkelijke plek te maken om te wonen, te studeren en te werken, gekenmerkt door vrijheid en gemeenschappelijke waarden, die tot uiting komen in grondrechten en een open samenleving. Onderwijs vormt de basis voor actief burgerschap en helpt populisme, vreemdelingenhaat en gewelddadige radicalisering voorkomen.
·De culturele verscheidenheid van Europa is een kracht die creativiteit en innovatie voedt. Tegelijkertijd is er een gemeenschappelijke basis die typerend is voor de Europese manier van leven. Onderwijs en cultuur spelen een sleutelrol voor mensen om i) elkaar beter te leren kennen over de grenzen heen, en ii) zich bewust te zijn van wat het betekent "Europeaan" te zijn en dat ten volle te ervaren. Ons cultureel erfgoed en onze culturele verscheidenheid begrijpen en beschermen zijn voorwaarden voor het behoud van onze culturele gemeenschap, onze gemeenschappelijke waarden en onze identiteit.
2. Mobiliteit bevorderen en grensoverschrijdende samenwerking vergemakkelijken
In Europa kunnen mensen vrij studeren, werken, reizen en ideeën uitwisselen. Het Europese project ging altijd al over grenzen overbruggen en vrij verkeer mogelijk maken. Vandaag is de eengemaakte markt een feit voor goederen, maar niet voor onderwijs en cultuur. Anderzijds zien we dat de interesse voor grensoverschrijdende samenwerking en mobiliteit toeneemt, zowel bij lerenden als bij culturele en creatieve verenigingen en onderwijsgemeenschappen in alle lidstaten.
Een van de obstakels voor de mobiliteit van studenten is het feit dat diploma's van het hoger onderwijs, ondanks het Bolognaproces en andere samenwerkingskaders binnen de Raad van Europa, niet gemakkelijk worden erkend in andere lidstaten. Jongeren wordt dus, zonder dat daar een goede reden voor is, belet in een ander land te gaan studeren of werken. Dat is een gemiste kans om jongeren van goed onderwijs te voorzien en vormt een hindernis voor de uitwisseling van ideeën, die het werk van universiteiten, onderzoek en innovatie belemmert. Het is ook een blijvend obstakel voor een echt geïntegreerde Europese arbeidsmarkt.
Er zijn talrijke administratieve en bureaucratische obstakels die universiteiten, instellingen voor hoger onderwijs en aanbieders van opleidingen verhinderen naadloos grensoverschrijdend te werken. Studie- en opleidingsprogramma's waarmee een kwalificatie kan worden behaald die automatisch wordt erkend in meer dan een land zijn nog steeds een uitzondering. Dat maakt het leven van afgestudeerden moeilijk en het hindert universiteiten, die zich moeten bezighouden met administratieve problemen in plaats van zich te concentreren op uitmuntendheid.
Volgens de internationale ranglijsten zijn slechts 10 van de 50 beste universiteiten ter wereld gevestigd in Europa. Het is belangrijk dat Europa een aantrekkelijke plek blijft om te studeren en dat in de toekomst meer Europese universiteiten bovenaan de internationale ranglijsten staan. Om de uitmuntendheid van onze instellingen voor hoger onderwijs te ondersteunen en ons samenhorigheidsgevoel in de EU te versterken, financiert de EU-begroting een klein aantal Europese instellingen voor hoger onderwijs die opleiding over Europese thema's aanbieden: het Europees Universitair Instituut in Florence, het Europacollege (Brugge en Natolin), het Europees Instituut voor Bestuurskunde in Maastricht, de Academie voor Europees Recht in Trier en het "Internationaal Centrum voor Europese Vorming" in Nice. Om dezelfde redenen moeten de EU-instellingen en lidstaten de oprichting van de School voor Europese en transnationale governance in Florence ondersteunen, waar leidinggevenden van nationale administraties, de privésector en het maatschappelijk middenveld zouden worden opgeleid in EU-zaken. De EU ondersteunt ook het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT), dat creatieve geesten helpt nieuwe ideeën en ondernemingsprojecten te ontwikkelen.
Dankzij het programma Erasmus+ heeft de EU al een uitstekende reputatie opgebouwd als actief bevorderaar van mobiliteit, beginnend bij universiteitsstudenten, maar ook voor leerlingen van het secundair onderwijs, cursisten van de beroepsopleiding, jonge beroepsbeoefenaars en leerkrachten. Onlangs heeft de Commissie het Europees Solidariteitskorps opgestart, dat EU-jongeren tussen 18 en 30 jaar nieuwe mogelijkheden biedt voor vrijwilligerswerk, stages en banen. In 2017 hebben jonge Europeanen via het project Move2Learn Learn2Move de kans gekregen om meer over Europa te weten te komen.
Het belangrijkste voorbeeld van EU-maatregelen die de mobiliteit bevorderen zijn de verschillende generaties van Erasmus+, een van de meest populaire programma's. In 30 jaar hebben dankzij het Erasmus+-programma 9 miljoen mensen in een ander land kunnen studeren, een opleiding volgen, lesgeven of vrijwilligerswerk verrichten. Mensen spreken van een "Erasmus-generatie". Uit onderzoek blijkt dat wie heeft deelgenomen aan Erasmus zeer goede vooruitzichten heeft op de arbeidsmarkt. In tijden van globalisering worden dergelijke ervaringen alleen maar waardevoller. Toch ligt dit type mobiliteit vandaag voor slechts 3,7 % van de jongeren binnen bereik. Mobiliteit buiten dit beproefd kader blijft moeilijk om de hierboven uiteengezette redenen.
Als Europese leiders en hun burgers een open Europa wensen waarin leermobiliteit de norm is en als Europa een continent van uitmuntendheid wil blijven, een aantrekkelijke plek om te studeren, onderzoek te doen en te werken, dan moeten we werken aan een Europese onderwijsruimte. De bevoegdheden van de Unie op het vlak van onderwijs en cultuur zijn duidelijk vastgelegd en laten niet toe te harmoniseren, zoals dat op andere gebieden wel kan, maar EU-maatregelen op basis van samenwerking zijn wel mogelijk en wenselijk.
Verdere stappen (voor de hieronder uiteengezette ideeën waarvoor EU-financiering na 2020 nodig is, zullen enkel definitieve beslissingen worden genomen in het kader van de toekomstige besprekingen van de EU-financiën en het meerjarig financieel kader voor de volgende periode):
- een voorstel opstellen voor een aanbeveling van de Raad over de wederzijdse erkenning van diploma's hoger onderwijs en einddiploma's/ studieperiodes in het buitenland als essentieel element van de Europese Onderwijsruimte. Dat kan vergezeld gaan van een nieuw proces, dat voortbouwt op ervaringen met bestaande samenwerkingsstelsels, om die erkenning te vergemakkelijken en de grensoverschrijdende validatie van certificaten voor opleidingen en een leven lang leren te bevorderen ("het Sorbonne-proces");
- het beproefde Erasmus+-programma bevorderen bij alle categorieën lerenden die al in aanmerking komen (leerlingen, studenten, cursisten, stagiairs en leerkrachten) om het aantal deelnemers te verdubbelen en het programma tegen 2025 ruimer open te stellen voor deelnemers uit kansarme milieus;
- in 2019 het proefproject voor een EU-studentenkaart uitbreiden zodat deze tegen 2025 aan alle mobiele studenten kan worden aangeboden om de grensoverschrijdende mobiliteit van studenten te bevorderen en een nieuwe gebruiksvriendelijke manier aan te bieden om informatie over iemands academische achtergrond op te slaan;
- werken aan echt Europese universiteiten, die kunnen netwerken en naadloos grensoverschrijdend kunnen samenwerken en kunnen meedingen op wereldvlak, met inbegrip van de oprichting van een School voor Europese en transnationale governance (gevestigd in het Europees Universitair Instituut in Florence, Italië).
3. Investeren in mensen en onderwijs
Alle lidstaten en Europa als geheel hebben er belang bij te investeren in onderwijs. Het is immers de drijvende kracht voor banen, economische groei en meer welvaart en het ondersteunt opwaartse economische en sociale convergentie, zowel binnen als tussen de lidstaten. Investeren in initieel onderwijs, initiële opleiding en een leven lang bijscholen is financieel interessant, zowel voor iedereen afzonderlijk als voor de overheid. Onderwijs helpt niet alleen economische en sociale doelstellingen bereiken. Het is ook een recht, zoals is bepaald in artikel 14 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De reikwijdte van dat recht is echter beperkt tot de maatregelen van EU-instellingen en -organen en het is slechts van toepassing op de lidstaten wanneer zij EU-wetgeving uitvoeren.
De onderwijs- en opleidingsstelsels in Europa zijn in het algemeen van goede kwaliteit, maar er zijn enkele tekortkomingen: te veel leerlingen verwerven slechts een laag competentieniveau. Het aandeel slecht presterende leerlingen voor het vak "wetenschappen" steeg onlangs met 25 %. Het aandeel slecht presterende leerlingen in wiskunde schommelt jarenlang rond 20 %. Deze jongeren zullen het zeer moeilijk krijgen op de arbeidsmarkt. 20 % van de EU-bevolking in de werkende leeftijd is onvoldoende taal- en rekenvaardig. 44 % van de bevolking in de EU heeft onvoldoende digitale competenties. Dit probleem zal niet verdwijnen aangezien de vraag naar vaardigheden blijft toenemen.
Een tweede probleem heeft te maken met gelijke kansen. Er komen onevenredig veel slecht presterende leerlingen uit kansarme milieus (d.w.z. uit huishoudens met een laag inkomen of een lage scholingsgraad). Hieruit blijkt dat onderwijs in de praktijk vaak geen echte kans op sociale mobiliteit biedt. Kwaliteit in onderwijs betekent niet alleen goede resultaten behalen, maar ook ervoor zorgen dat alle leerlingen de nodige ondersteuning krijgen om goede resultaten te behalen.
Een ander belangrijk aspect om hoogwaardig onderwijs te waarborgen is ervoor zorgen dat de onderwijsstelsels, ook het beroepsonderwijs, alle kennis, vaardigheden en competenties verstrekken die nodig worden geacht in de wereld van vandaag. Omdat de behoeften aan vaardigheden snel veranderen, is werkplekleren, onder de vorm van een leerlingplaats of in de ruimere context van een leven lang leren, uiterst belangrijk. Bedrijven spelen daarbij een belangrijke rol via partnerschappen tussen onderwijs en bedrijfsleven. Om de vruchten te plukken van de technologische ontwikkelingen moeten de bestaande tekortkomingen in verband met het aanleren van digitale vaardigheden (zoals coderen of cyberbeveiliging), mediageletterdheid en ondernemerschapsvaardigheden, worden aangepakt. Jongeren hebben daarenboven absoluut sociale en maatschappelijke vaardigheden en de vaardigheid om te "leren leren" nodig om volop te kunnen deelnemen aan onze diverse en snel veranderende samenlevingen. Er zijn meer inspanningen nodig om te komen tot algemene leerplannen die al deze "sleutelvaardigheden" bevatten.
Een specifiek probleem is het leren van talen. Een goede taalvaardigheid ontwikkelen is belangrijk voor het Europese integratieproces. Meertaligheid is een van de grootste voordelen van de culturele verscheidenheid van Europa en tegelijkertijd een van de grootste uitdagingen. Bijna de helft van de EU-burgers spreekt en begrijpt enkel zijn of haar moedertaal. Tegelijkertijd maakt de overgrote meerderheid van de lidstaten het leren van twee vreemde talen op een bepaald moment in de schoolloopbaan verplicht voor alle leerlingen in het algemeen onderwijs.
Een bijkomend probleem is dat weinig studenten, en vooral weinig meisjes, kiezen voor wetenschap, technologie, techniek en wiskunde. Er zijn ook onvoldoende mogelijkheden voor studenten om interdisciplinaire programma's te volgen en te weinig studenten combineren wetenschappen en technologie met kunst. Zo verhoogt het risico op tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden, wat innovatie en concurrentievermogen kan afremmen.
Verdere stappen:
- een aanbeveling van de Raad over de verbetering van taalonderwijs in Europa opstellen, waarin als benchmark wordt vooropgesteld dat in 2025 alle Europese jongeren op het einde van het hoger secundair onderwijs een goede kennis moeten hebben van twee andere talen dan hun moedertaal (moedertalen);
- in het kader van de vernieuwing van de bestaande samenwerking op EU-niveau, de benchmarks van de Raad voor het aandeel slecht presterende leerlingen en voortijdige schoolverlaters ambitieuzer maken: bijstellen van respectievelijk 15 % nu naar 10 % in 2025 en van 10 % nu naar 5 % in 2025. Voor digitale competenties en ondernemerschap kunnen nieuwe streefdoelen worden afgesproken;
- begin 2018 de aanbeveling inzake sleutelcompetenties bijwerken.
Drie belangrijke factoren dragen bij tot beter onderwijs: de eerste is de kwaliteit van leerkrachten en lesgeven. Leerkrachten spelen een centrale rol bij het overbrengen van vaardigheden, competenties en kennis. Zij kunnen bij jongeren reeds op vroege leeftijd interesse opwekken voor internationale vooruitzichten. Hoe beter de leerkracht, hoe beter het resultaat. De komende jaren zullen echter veel leerkrachten met pensioen gaan. Het is dus noodzakelijk genoeg gekwalificeerde en gemotiveerde mensen voor dit beroep aan te trekken. Die mensen moeten een uitstekende opleiding krijgen en aantrekkelijke vooruitzichten voor hun professionele ontwikkeling en bezoldiging.
De tweede factor heeft te maken met een leven lang leren. Jongeren brengen het grootste deel van hun tijd door in onderwijs. Wanneer ze afgestudeerd zijn, valt de investering in hun competenties echter terug. Daarna blijft zij voor de meeste mensen gedurende de rest van hun leven laag. Een leven lang leren biedt een manier om bij en om te scholen, maar slechts een kleine groep volwassenen, waarvan de meesten al goed gekwalificeerd zijn, neemt aan dergelijke activiteiten deel. De meeste laaggeschoolde volwassenen, onder wie personen die problemen hebben met basisvaardigheden of zich in onzekere of atypische arbeidssituaties bevinden, nemen niet deel aan een leven lang leren. Vandaag bestaan er grote verschillen tussen de EU-landen wat de deelname aan een leven lang leren betreft. Het is uiterst belangrijk te streven naar convergentie en het aandeel mensen dat deelneemt aan een leven lang leren te verhogen. Dat zou een veelbelovende manier zijn om het vaardigheden- en kenniskapitaal in Europa te vergroten. Twee generaties geleden was toegang tot basisonderwijs de sleutel tot zekerheid – in de snel veranderende wereld van vandaag is die rol overgenomen door een leven lang leren.
Anderzijds blijkt uit onderzoek dat goed onderwijs op jonge leeftijd stevige fundamenten legt voor leren op school en een leven lang, maar in de praktijk zijn er tekortkomingen in de toegang tot en de kwaliteit en de betaalbaarheid van dergelijk onderwijs.
De derde factor betreft innovatie en digitale technologieën in het onderwijs. Zij bieden nieuwe mogelijkheden voor de aanpak van lesgeven en leren, maar Europa hinkt achterop in het gebruik ervan. Te veel scholen hebben nog geen toegang tot hogesnelheidsconnectiviteit en digitale uitrusting en onvoldoende leerkrachten maken gebruik van de programma's voor professionele ontwikkeling op die gebieden.
Verdere stappen (voor de hieronder uiteengezette ideeën waarvoor EU-financiering na 2020 nodig is, zullen enkel definitieve beslissingen worden genomen in het kader van de toekomstige besprekingen van de EU-financiën en het meerjarig financieel kader voor de volgende periode):
- extra ondersteuning bieden aan leerkrachten door hun mobiliteit in Europa te vergroten en via het "eTwinning-netwerk" (dat streeft naar 600 000 gebruikers tegen 2020), door open onlinecursussen voor een groot publiek aan te bieden in het kader van de oprichting van een EU Teacher Academy;
- een dynamiek creëren om een leven lang leren te bevorderen door het streefdoel voor deelname aan activiteiten in het kader van een leven lang leren bij te stellen naar 25 % tegen 2025;
- een aanbeveling van de Raad inzake een kwaliteitskader voor onderwijs en opvang voor jonge kinderen opstellen en een ambitieuzere gemeenschappelijke benchmark vooropstellen, namelijk plaatsen voor ten minste 95 % van de kinderen tussen 3 jaar en de leerplichtige leeftijd;
- een nieuw actieplan voor digitaal onderwijs opstellen om innovatieve, gepersonaliseerde en digitale onderwijsmethoden en technologieën te bevorderen alsook technologieën die de leerresultaten zullen helpen verbeteren; een nieuwe connectiviteitsdoelstelling voor de EU invoeren om ervoor te zorgen dat alle scholen in 2025 toegang hebben tot supersnelle breedband.
4. De Europese identiteit versterken en de Europeanen bewuster maken van hun cultureel erfgoed
Vrijheid, democratie, gelijkheid, eerbiediging van de rechtsstaat, mensenrechten en de menselijke waardigheid zijn de fundamentele waarden waarop de Europese Unie gebaseerd is. Zij maken deel uit van onze Europese identiteit. Onderwijs, cultuur en sport vervullen een spilfunctie bij het bevorderen van actief burgerschap en gemeenschappelijke waarden onder de jongste generaties. De combinatie ervan in concrete projecten in lokale gemeenschappen draagt bij tot de versterking van de Europese identiteit. Initiatieven als de Europese Dag op school moeten hernieuwde ondersteuning krijgen en op grotere schaal worden uitgewerkt.
De EU gaat verder met verscheidene activiteiten om het cultureel erfgoed van Europa te bewaren en te bevorderen en biedt ondersteuning aan de culturele en de creatieve sector. Zij voorziet ook in een regelgevingskader dat erop is gericht de omstandigheden te verbeteren waarin auteurs en creatievelingen in de digitale wereld creëren, hun werk verspreiden en betaald worden te verbeteren.
Verwezenlijkingen op het vlak van cultuur of identiteit zijn moeilijk te meten, maar culturele activiteiten zijn verrijkend en helpen mensen elkaar beter te leren kennen en zich bewust te worden van wat het betekent Europeaan te zijn. Het beproefde initiatief van de Culturele Hoofdsteden van Europa, bijvoorbeeld, viert en bevordert al 30 jaar de culturele verscheidenheid. Het economisch belang van de culturele sector mag trouwens niet onderschat worden. De culturele en creatieve sector in Europa vertegenwoordigen ongeveer 4 % van het Europese bbp en verschaffen werk aan 8 miljoen Europeanen.
Het Europees Jaar van het cultureel erfgoed 2018 zal een gelegenheid zijn om de mensen bewuster te maken van het belang van cultuur en cultureel erfgoed en om hen er met name aan te herinneren dat cultureel erfgoed van iedereen is. Het is ook het uitgelezen moment om de sterke economische rol die cultureel erfgoed speelt te benadrukken. Er zal gelegenheid zijn om aan te tonen hoe digitale instrumenten de toegang tot cultureel materiaal en de culturele mogelijkheden kunnen verruimen en om initiatieven (zoals Europeana) in de kijker te zetten; dit initiatief bevordert de toegang tot cultureel erfgoedmateriaal van bibliotheken, archieven en musea via digitale middelen.
Het programma Creatief Europa ondersteunt de verspreiding van culturele projecten over de grenzen heen, de mobiliteit van artiesten en de brede verspreiding van Europese films. De "Creative and Cultural Sectors Guarantee Facility" (garantiefaciliteit voor de creatieve en culturele sector) van het programma is erop gericht de toegang tot financiering te verbeteren voor kleine en middelgrote ondernemingen die actief zijn in de culturele en creatieve sector. In het kader van het programma worden ook activiteiten ontwikkeld op basis van culturele waarden en/of artistieke en andere creatieve expressie. De garantiefaciliteit is op 30 juni 2016 van start gegaan en beschikt over een budget van 121,4 miljoen EUR voor de periode 2016-2020. Tot dusver is er een stijgende marktpenetratie en zijn er garantieovereenkomsten ondertekend in Spanje, Frankrijk en Roemenië. Nog eens vier overeenkomsten zijn in voorbereiding in België, Italië en Tsjechië. Het programma MEDIA heeft sinds 1991 meer dan 2,5 miljard EUR geïnvesteerd in de creatie van Europese films en audiovisuele producten. Het biedt ondersteuning bij de productie, de promotie en de distributie ervan over de grens.
Gezien de toenemende uitdagingen op het vlak van kwalitatieve journalistiek en feitenrapportering door de fenomenen "nepnieuws" en "alternatieve feiten" moeten wij mediavrijheid, pluralisme en transparantie in de media in Europa krachtiger verdedigen. Europa is niet rechtstreeks bevoegd voor media, maar de EU heeft wel al jaren een nauwe band met Euronews. Euronews werd in 1993 door een aantal Europese nationale openbare omroepen opgericht met de bedoeling een Europese openbare omroep te hebben die toegang biedt tot onafhankelijke informatie van hoge kwaliteit in een pan-Europees perspectief. Het project was indertijd ook bedoeld om bij te dragen tot de versterking van de Europese identiteit. Om die reden verleent de EU, zonder aandeelhouder te zijn, financiële steun aan het kanaal en ondersteunt zij de uitzending van programma's in negen EU-talen, maar ook in het Arabisch en het Farsi. Vandaag vertegenwoordigt de EU-financiering 36 % van het budget van Euronews (25 miljoen EUR per jaar).
In de loop van de jaren zijn Europese nationale openbare omroepen echter minderheidsaandeelhouders geworden, terwijl particuliere omroepen van buiten de EU en private investeerders uit derde landen een groter aandeel hebben verworven. De bezorgdheid neemt toe over de vraag of een kanaal dat de kijkers de indruk geeft een soort Europese openbare omroep te zijn altijd de verscheidenheid aan meningen in Europa en de Europese waarden weergeeft. Daarom moeten wij op politiek niveau nadenken en beslissen over de ambitie die de EU aan de dag wil leggen voor de toekomst van Euronews. Het Europees Parlement moet nauw bij dit proces worden betrokken.
Verdere stappen (voor de hieronder uiteengezette ideeën waarvoor EU-financiering na 2020 nodig is, zullen enkel definitieve beslissingen worden genomen in het kader van de toekomstige besprekingen van de EU-financiën en het meerjarig financieel kader voor de volgende periode):
- een aanbeveling van de Raad inzake gemeenschappelijke waarden, inclusief onderwijs en de Europese dimensie van lesgeven opstellen;
- tegen 2020 de financieringscapaciteit van de Creative and Cultural Sectors Guarantee Facility versterken om banken en andere financiële instellingen van een groter aantal landen in staat te stellen aanzienlijk meer kleine en middelgrote bedrijven in de culturele en creatieve sector te financieren;
- tegen 2020 een #Digital4Culture-strategie opzetten met als doel de culturele en digitale wereld samen te brengen en het digitale potentieel te gebruiken om de positieve economische en maatschappelijke effecten van cultuur te vergroten;
- tegen 2025 de Europese Agenda voor cultuur vernieuwen en versterken, op basis van het beginsel van culturele mainstreaming van het Verdrag, om de culturele dimensie van de Unie te bevorderen, met bijzondere aandacht voor een Europese identiteit via cultuur en waarden;
- de Europese dimensie van Euronews versterken.
5. Conclusies en vooruitzichten
Europa is een culturele gemeenschap, gebaseerd op gemeenschappelijke waarden en succesvolle economische integratie, vooral op onze interne markt. De sociale markteconomie van de Europese Unie is een uitgesproken kenmerk van de Europese manier van leven, die economische vrijheid combineert met sociale beginselen, zoals beschreven in de Europese pijler van sociale rechten.
Onderwijs- en cultuurbeleid ligt in de eerste plaats in handen van de lidstaten en van hun regionale en lokale autoriteiten. Het Europees niveau speelt een belangrijke aanvullende rol, vooral bij grensoverschrijdende activiteiten (de meest bekende voorbeelden van EU-maatregelen zijn de programma's Erasmus+ en Media). Het is in het belang van alle lidstaten het potentieel van onderwijs en cultuur ten volle te benutten. Door een collectieve inspanning te leveren kan Europa als geheel de uitdagingen beter aangaan.
Een visie voor 2025 is een Europa waar leren, studeren en onderzoek doen niet door grenzen worden belemmerd. Een continent waar tijd doorbrengen in een andere lidstaat – om te studeren, te leren of te werken – normaal is geworden en waar twee andere talen dan je moedertaal spreken de norm is. Een continent waar de mensen een sterk gevoel hebben van hun identiteit als Europeanen, van het cultureel erfgoed van Europa en de verscheidenheid van ons continent.
Die visie waarmaken moet een gezamenlijk streefdoel zijn. Daarvoor zullen we samen aan een gemeenschappelijke agenda moeten werken, in volledige overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.
Centraal op die gezamenlijke agenda staat het idee om tegen 2025 samen een Europese onderwijsruimte tot stand te brengen die gebaseerd is op vertrouwen, wederzijdse erkenning, samenwerking en uitwisseling van beste praktijken, mobiliteit en groei, onder meer door:
·mobiliteit mogelijk te maken voor iedereen;
·obstakels voor de erkenning van kwalificaties uit de weg te ruimen, op het niveau van scholen en van hoger onderwijs;
·de leerplannen te moderniseren;
·het leren van talen te bevorderen;
·Europese universiteiten van wereldniveau te creëren die naadloos grensoverschrijdend kunnen samenwerken;
·hoger onderwijs, opleiding en een leven lang leren te verbeteren;
·innovatie in het onderwijs in het digitale tijdperk te stimuleren;
·meer ondersteuning te bieden aan leerkrachten;
·en het cultureel erfgoed te behouden en een Europese identiteit en cultuur te bevorderen.
Investeren in mensen gaat niet vanzelf. Als die ambitieuze gemeenschappelijke agenda geloofwaardig wil zijn, zal de Europese Unie bereid moeten zijn evenzeer in mensen te investeren. Jongeren ondersteunen om ervaring op te doen in een andere lidstaat zal aanzienlijke financiering vergen. De politieke ambitie en de middelen om actie te ondernemen zullen op elkaar moeten worden afgestemd en dus aan bod moeten komen in de toekomstige besprekingen van de EU-financiën.
Voor andere elementen zal geen nieuwe financiering nodig zijn, maar wel een investering in samenwerking, bijvoorbeeld om de bepalingen over erkenning op elkaar af te stemmen of juridische obstakels voor grensoverschrijdende mobiliteit en samenwerking weg te werken.
De lidstaten investeren al gemiddeld bijna 5 % van hun bbp in hun onderwijsstelsels. Er zijn echter belangrijke verschillen tussen de lidstaten: sommigen investeren ongeveer 4 % of minder (Roemenië) en anderen tot 7 % (Denemarken). Werken naar opwaartse convergentie om van Europa een continent van uitmuntendheid te maken zal in sommige lidstaten betere investeringen in onderwijs vergen om aansluiting te vinden bij het EU-gemiddelde.
Investeringen in onderwijs en opleiding op EU-niveau vormen een aanvulling op de nationale inspanningen. Dat geldt voor een waaier aan instrumenten, van mobiliteitsprogramma's (met name Erasmus+), programma's voor onderzoek en innovatie (Horizon 2020, met name Marie Skłodowska Curie), de Europese structuur- en investeringsfondsen, financiële instrumenten (waaronder het investeringsplan voor Europa dat reeds projecten in verband met onderwijs financiert in Finland, Letland en Portugal) en de Ondersteuningsdienst voor structurele hervormingen. Onderwijs wordt voornamelijk met overheidsgeld gefinancierd. In de context van krappe overheidsfinanciën, zowel op nationaal als op EU-niveau, moet echter het potentieel aan innovatieve financieringsvormen worden onderzocht (bv. particuliere investeringen aanboren en investeringsinstrumenten gebruiken, zoals het Europees Fonds voor strategische investeringen) voor bepaalde soorten apparatuur (bv. hogesnelheidsconnectiviteit in scholen) en bepaalde vormen van onderwijs (bv. samenwerking op het vlak van hoger onderwijs).
Deze gemeenschappelijke agenda zou moeten worden uitgevoerd op basis van de bestaande verdeling van taken en competenties en door gebruik te maken van beproefde manieren van samenwerken. Vooral het Europees semester zou een belangrijke rol spelen bij de ondersteuning van structurele hervormingen om de resultaten van het onderwijsbeleid te verbeteren en opwaartse convergentie te bewerkstelligen. Iedereen toegang bieden tot hoogwaardige en inclusieve voorzieningen voor onderwijs, opleiding en een leven lang leren, volgens het eerste beginsel van de Europese pijler van sociale rechten, is prioritair.
De bestaande samenwerking op EU-niveau op het vlak van onderwijs en opleiding, die zich concentreert op het uitwisselen van ervaringen en wederzijds leren en daarnaast nationale beleidsmakers voorziet van informatie over beste praktijken in het onderwijs, zou worden heropgestart met het oog op 2025, in het licht van de nieuwe prioriteiten en de ambitie om een Europese onderwijsruimte op te bouwen. De samenwerking zal zich vooral concentreren op de lancering van "het Sorbonne-proces" dat politieke en technische ondersteuning zal bieden bij de werkzaamheden om obstakels voor de erkenning van einddiploma's en diploma's hoger onderwijs uit de weg te ruimen; daarnaast zal worden gewerkt aan de vlottere grensoverschrijdende validatie van certificaten voor opleidingen en een leven lang leren.
Zoals Commissievoorzitter Juncker op 1 maart 2017 zei toen hij het witboek van de Europese Commissie over de toekomst van Europa voorstelde: "De Europese Unie heeft ons leven ten goede veranderd. Het is onze taak ervoor te zorgen dat zij dat blijft doen voor degenen die na ons komen". Onderwijs en cultuur centraal stellen als wij nadenken over de manier waarop wij onze gedeelde Europese identiteit kunnen versterken, en concrete ideeën en initiatieven voorstellen om dat doel te bereiken, is de beste manier om de verscheidenheid en de rijkdom van onze Unie te bewaren.
Op hun bijeenkomst over onderwijs en cultuur op 17 november 2017 in Göteborg worden de leiders uitgenodigd om zes belangrijke beleidssuggesties van de Europese Commissie te bespreken en er een strategische oriëntatie over te geven (zonder afbreuk te doen aan het besluit over het volgende meerjarig financieel kader):
1)het Erasmus+-programma bevorderen bij alle categorieën lerenden die al in aanmerking komen (leerlingen, studenten, cursisten, stagiairs en leerkrachten) om het aantal deelnemers te verdubbelen en het programma tegen 2025 ruimer open te stellen voor deelnemers uit kansarme milieus;
2)werken aan een aanbeveling van de Raad over de verbetering van taalonderwijs in Europa, waarin als benchmark wordt vooropgesteld dat in 2025 alle Europeanen op het einde van het hoger secundair onderwijs een goede kennis moeten hebben van twee andere talen dan hun moedertaal (moedertalen);
3)werken aan een aanbeveling van de Raad over de wederzijdse erkenning van diploma's hoger onderwijs en einddiploma's/studieperiodes in het buitenland. Dat kan vergezeld gaan van een nieuw proces dat voortbouwt op ervaringen met bestaande samenwerkingsstelsels, om die erkenning te vergemakkelijken en de grensoverschrijdende validatie van certificaten voor opleiding en een leven lang leren te bevorderen ("het Sorbonne-proces");
4)de financieringscapaciteit van de Creative and Cultural Sectors Guarantee Facility versterken tegen 2020 om banken en andere financiële instellingen van een groter aantal landen in staat te stellen aanzienlijk meer kleine en middelgrote bedrijven in de culturele en creatieve sector te financieren;
5)werken aan echt Europese universiteiten, die kunnen netwerken en naadloos grensoverschrijdend kunnen samenwerken en kunnen meedingen op wereldvlak, waaronder de oprichting van een School voor Europese en transnationale governance (gevestigd in het Europees Universitair Instituut in Florence, Italië);
6)de Europese dimensie van Euronews versterken.
|