EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52017PC0257

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van de voorwaarden en procedure op grond waarvan de Commissie van ondernemingen en ondernemersverenigingen mag vragen informatie over de interne markt en aanverwante gebieden te verstrekken

COM/2017/0257 final - 2017/087 (COD)

Brussel, 2.5.2017

COM(2017) 257 final

2017/0087(COD)

Nalevingspakket

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van de voorwaarden en procedure op grond waarvan de Commissie van ondernemingen en ondernemersverenigingen mag vragen informatie over de interne markt en aanverwante gebieden te verstrekken

{SWD(2017) 215 final}
{SWD(2017) 216 final}
{SWD(2017) 217 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Wereldwijd heeft Europa de grootste eengemaakte markt 1 waar burgers en bedrijven het recht genieten over de grenzen heen te werken, te studeren, te reizen, een bedrijf op te zetten, goederen te leveren en diensten te verlenen. Dit alles is mogelijk met de waarborgen op het gebied van gezondheid, veiligheid, milieu- en consumentenbescherming die de EU-wetgeving biedt. Het is van essentieel belang dat de EU-regels worden nageleefd, zodat burgers en bedrijven ten volle van deze rechten kunnen profiteren en om te waarborgen dat zij vertrouwen in de eengemaakte markt blijven houden. Derhalve kondigde de Commissie in haar mededeling "De eengemaakte markt verbeteren: meer mogelijkheden voor mensen en ondernemingen" aan dat zij een slimme handhavingsstrategie zou opzetten. Deze strategie streeft "een holistische aanpak [na] die alle stadia van de beleidsvorming bestrijkt, van de voorbereiding en de uitvoering van het beleid tot beleidsinformatie, in overeenstemming met het streven naar betere regelgeving. Dat omvat een betere integratie van de evaluatie- en handhavingsaspecten in de beleidsvoorbereiding, een betere bijstand en betere richtsnoeren voor de lidstaten bij de uitvoering van de regels van de eengemaakte markt en een consistenter en efficiënter handhavingsbeleid, gericht op het verbeteren van de algemene naleving van de regels van de eengemaakte markt en van het EU-recht in het algemeen" 2 .

Een van de problemen bij het waarborgen van de naleving van de internemarktregels is tijdige toegang tot betrouwbare gegevens. Daarom heeft de Commissie aangekondigd dat zij "een regelgevingsinitiatief [zal] voorstellen waardoor zij rechtstreeks betrouwbare informatie van geselecteerde marktdeelnemers kan verzamelen teneinde de werking van de eengemaakte markt te vrijwaren en te verbeteren" 3 .

In dezelfde zin heeft de Commissie in haar mededeling "EU-wetgeving: betere resultaten door betere toepassing" op het belang van een robuust en efficiënt handhavingssysteem gewezen en uiteengezet dat handhaving de uitvoering van beleidsprioriteiten ondersteunt en aanvult. Zij stelde dat haar "huidige handhavingsbeleid [...] onder andere controle op de toepassing en uitvoering van EU-wetgeving in[houdt], het oplossen van problemen met de lidstaten om mogelijke inbreuken op de wetgeving te beëindigen en het in voorkomend geval inleiden van inbreukprocedures" 4 . Het waarborgen van de juiste en volledige toepassing van het EU-recht blijft echter een uitdaging. Derhalve heeft de Commissie een reeks maatregelen voorgesteld om het handhavingssysteem te versterken die burgers en bedrijven ten goede komen en waarborgen dat hun rechten in de eengemaakte markt worden geëerbiedigd. "De effectieve handhaving van de EU-regels [...] ligt de Europese burgers na aan het hart en beïnvloedt hun dagelijks leven".

In bepaalde specifieke gevallen is toegang tot betrouwbare informatie over het gedrag van marktdeelnemers noodzakelijk om internemarktregels te handhaven, met name marktinformatie over particuliere bedrijven. Het is niet het doel van dit voorstel de Commissie nieuwe handhavingsbevoegdheden te geven, zoals de bevoegdheden om inbreuken op het recht van de Unie in de interne markt tegen afzonderlijke marktdeelnemers te vervolgen. Deze verordening is bedoeld om de Commissie te helpen bij het toezicht op en de handhaving van internemarktregels door haar de mogelijkheid te bieden via zeer gerichte informatieverzoeken tijdig uitgebreide en betrouwbare kwantitatieve en kwalitatieve marktinformatie van geselecteerde marktdeelnemers te verkrijgen. De voorgestelde verordening zal de Commissie helpen ervoor te zorgen dat de rechten van burgers en bedrijven in de eengemaakte markt worden geëerbiedigd en zal helpen de samenwerking met de lidstaten te versterken. De verordening zal "de Commissie [ook] helpen om verbeteringen voor te stellen wanneer uit de evaluatie blijkt dat de handhaving in gebreke blijft door tekortkomingen in de desbetreffende sectorale wetgeving" 5 . De voorgestelde verordening is voor specifieke gevallen bedoeld waarin de voordelen van snelle en exacte handhaving duidelijk groter zijn dan de lasten en kosten voor de betrokken ondernemingen en ondernemersverenigingen.

Dit nieuwe instrument zal worden ingezet op gebieden waar de EU tastbare resultaten kan bereiken die voor burgers en bedrijven het belangrijkst zijn. Met efficiëntere handhavingsinstrumenten zal de EU op de door haar gekozen prioritaire gebieden sneller en doeltreffender kunnen handelen en volledige naleving kunnen waarborgen.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Het voorstel is verenigbaar met artikel 3, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), waarin de totstandbrenging van een interne markt is vastgelegd als een van de belangrijkste doelstellingen van de EU, in samenwerking met de lidstaten. Het is ook verenigbaar met artikel 26 VWEU, waarin de EU de bevoegdheid krijgt maatregelen vast te stellen om te waarborgen dat de interne markt goed functioneert, en met artikel 17 VEU, waarin de Commissie wordt belast met de taken om te waarborgen dat de regels van het Verdrag en de afgeleide EU-wetgeving worden toegepast, en om toe te zien op de toepassing van het EU-recht. Het is niet het doel van dit voorstel een nieuwe procedure voor de handhaving van het EU-recht in te voeren. Het voorgestelde informatie-instrument zal eerder in het kader van de bestaande procedures kunnen worden gebruikt, zoals de in artikel 258 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) bedoelde inbreukprocedure.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De Commissie beschikt al over onderzoeksbevoegdheden om de EU-mededingingsregels te handhaven die voor de werking van de interne markt noodzakelijk zijn. Het gebruik van deze bevoegdheden is zeer doeltreffend gebleken bij het handhaven van de toepassing van die regels: de Commissie heeft bijvoorbeeld in twee gevallen met grote gevolgen op het gebied van staatssteun rechtstreeks essentiële informatie op bedrijfsniveau kunnen verzamelen, hetgeen tot de terugvordering van niet-betaalde belastingen bestaande uit onrechtmatige staatssteun heeft geleid 6 .

Bovendien is dit voorstel verenigbaar met andere EU-rechtsinstrumenten die EU-organen of nationale autoriteiten op specifieke gebieden betreffende de interne markt (bv. consumentenbescherming, financiële diensten, markttoezicht, netwerksectoren) de bevoegdheid verlenen informatie op bedrijfsniveau te verzamelen en met de Commissie te delen. De Commissie zal de voorgestelde verordening slechts in laatste instantie gebruiken als andere middelen om essentiële informatie te verkrijgen tekortschieten.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Dit voorstel is gebaseerd op artikel 43, lid 2, de artikelen 91, 100, 114 en 192, artikel 194, lid 2, en artikel 337 VWEU.

Bij artikel 337 VWEU wordt de Commissie de bevoegdheid verleend om de gegevens te verzamelen die zij voor de vervulling van de haar toevertrouwde taken nodig heeft, binnen de grenzen en onder de voorwaarden die de Raad met gewone meerderheid mag vaststellen. Het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) heeft al geoordeeld dat dit artikel als rechtsgrondslag voor afgeleide wetgeving betreffende de algemene activiteit van het verzamelen van informatie door de Commissie mag worden gebruikt, zonder dat het verzamelen van die informatie voor de verwezenlijking van de doelstellingen van een bepaald EU-beleid noodzakelijk hoeft te zijn 7 . Het Hof heeft echter ook opgemerkt dat een EU-handeling niet uitsluitend onder artikel 337 VWEU valt omdat deze ten doel heeft een systeem voor de verzameling van informatie in te stellen 8 . Daarom moet worden onderzocht of dit initiatief, wat het doel en de inhoud betreft, noodzakelijk is om de specifiek aan een bepaald EU-beleid toegekende doelstellingen te verwezenlijken. Dit initiatief is bedoeld om de toegang van de Commissie te verbeteren tot marktinformatie die zij voor de uitvoering van haar taken uit hoofde van artikel 17 VEU nodig heeft om ernstige problemen met de toepassing van internemarktregels aan te pakken. Dit kan alleen maar bijdragen tot de verbetering van de werkzaamheden van de Commissie om de toepassing van het EU-recht op dat gebied te waarborgen. Daarom is dit initiatief noodzakelijk voor de verwezenlijking van de doelstelling om de werking van de interne markt te verzekeren zoals bedoeld in artikel 26 VWEU. Artikel 337 VWEU moet derhalve worden aangevuld met een rechtsgrondslag op het gebied van de interne markt, zoals artikel 114 VWEU dat voorziet in de vaststelling van de noodzakelijke maatregelen voor de goede werking van de interne markt. Verbetering van de werkzaamheden van de Commissie op dat gebied zou helpen om het ontstaan van belemmeringen van de werking van de interne markt te voorkomen 9 , hetgeen een van de beleidsdoelstellingen van artikel 114 VWEU is 10 . Derhalve is het gerechtvaardigd artikel 114 VWEU als aanvulling op artikel 337 VWEU te kiezen. Naast artikel 114 VWEU is het passend andere artikelen van het VWEU als aanvullende rechtsgrondslag te gebruiken om het toepassingsgebied tot de gebieden van de interne markt uit te breiden waarvoor specifieke artikelen van het VWEU gelden: bv. de artikelen 43 (landbouwgoederen), 91 en 100 (vervoer) of 194 (energie); of gebieden die met de interne markt verband houden: artikel 192 (milieu).

De artikelen 114 en 337 VWEU zijn in een eerdere EU-rechtshandeling samen als rechtsgrondslag gebruikt waarbij aan de Commissie op het gebied van de interne markt bevoegdheden voor het verzamelen van informatie zijn toevertrouwd: Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij 11 .

Subsidiariteit (voor niet-exclusieve bevoegdheid)

Er zijn maatregelen op EU-niveau nodig om de toegang van de Commissie te verbeteren tot marktinformatie die zij voor de uitvoering van haar taken uit hoofde van artikel 17 VEU nodig heeft om ernstige problemen met de toepassing van het EU-recht op het gebied van de interne markt aan te pakken. Het door dit initiatief in te stellen informatie-instrument is een uiterste middel voor gevallen waarin alle andere middelen om informatie te vergaren tekort zijn geschoten. Het zal derhalve slechts in die gevallen worden gebruikt waar nationaal ingrijpen door de omvang en gevolgen ervan niet zou slagen en de EU zich in een betere positie bevindt om op te treden. Het informatie-instrument zal met name worden gebruikt wanneer de problemen gevolgen hebben voor meer dan één lidstaat en het voor de aanpak ervan noodzakelijk is in meer dan een lidstaat op dezelfde wijze en consequent informatie van geselecteerde marktdeelnemers te verzamelen. Een dergelijke EU-maatregel voldoet aan de noodzakelijkheidsvereiste en versterkt alleen maar het vermogen van de Commissie om te waarborgen dat het EU-recht op het gebied van de interne markt wordt nageleefd.

De toegevoegde waarde van dit instrument zal erin gelegen zijn dat de coördinatie tussen de Commissie en de lidstaten wordt vereenvoudigd in gevallen met een duidelijke grensoverschrijdende dimensie wanneer informatie nodig is van marktdeelnemers die in meer dan een lidstaat opereren. Een dergelijke EU-maatregel maakt ook tijdige toegang tot de informatie mogelijk, waarborgt dat de ingewonnen grensoverschrijdende informatie vergelijkbaar is en leidt tot efficiëntere handhaving, waardoor de totale administratieve lasten voor de betrokken bedrijven en overheidsinstanties worden verminderd.

Enerzijds eerbiedigt dit initiatief de verplichting van de Commissie om als "hoedster van de Verdragen" op de toepassing van het EU-recht toe te zien, anderzijds ontneemt het de lidstaten niet hun belangrijke rol, naast de Commissie, om de regels op de gebieden van de interne markt of aanverwante gebieden toe te passen. Zij blijven hun eigen onderzoeksbevoegdheden hebben en zijn vrij om die uit te breiden. Daarnaast zullen de lidstaten in verschillende gevallen bij de werking van deze verordening worden betrokken, waarbij het beginsel van loyale samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten tot uiting komt.

De betrokken lidstaat of lidstaten worden in het bijzonder in kennis gesteld van elk besluit van de Commissie waarin zij haar voornemen te kennen geeft om de bevoegdheid tot het aan ondernemingen en ondernemersverenigingen vragen van informatie uit hoofde van dit initiatief uit te oefenen. Bovendien worden in dit initiatief mechanismen vastgesteld voor het delen van informatie tussen de Commissie en de lidstaten over de informatieverzoeken en de antwoorden op dergelijke verzoeken, onverminderd de geheimhoudingsplicht.

Daarnaast is het initiatief verenigbaar met het VWEU in de zin dat de Commissie naar verwachting in staat is, onder passende voorwaarden die door de wetgevende macht zijn vastgesteld, de informatie te verzamelen die zij voor de vervulling van de haar toevertrouwde taken nodig heeft.

Evenredigheid

Dit voorstel staat in verhouding tot de nagestreefde doelstellingen en gaat niet verder dan nodig is om deze te verwezenlijken. Ten eerste moet zich een ernstig probleem voordoen met de toepassing van het EU-recht op de gebieden die onder de toepassing van de verordening vallen. Ten tweede mag dit onderzoeksinstrument slechts als uiterste middel worden gebruikt, wanneer niet op andere wijze informatie kan worden verkregen voor de aanpak van een dergelijk probleem. Ten derde moet de Commissie in een formeel besluit aantonen dat dergelijke informatie noodzakelijk is om het probleem aan te pakken, dat de informatie naar alle waarschijnlijkheid voor de adressaten van de verzoeken gemakkelijk beschikbaar is en dat andere middelen om de informatie te verkrijgen tekort zijn geschoten. Ten vierde moeten de informatieverzoeken zeer gericht zijn, zowel wat de lengte van het verzoek, als het aantal respondenten betreft. De naleving van deze voorwaarden door de Commissie kan door het Hof rechterlijk worden getoetst. Ten slotte worden de totale administratieve lasten beperkt, zowel voor bedrijven (door micro-ondernemingen uit te sluiten en de gevolgen voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) te beperken — zie onder) als voor overheidsinstanties (door inefficiënte coördinatiemechanismen tussen de Commissie en de lidstaten te vermijden en tegelijkertijd volledige transparantie te betrachten).

In het voorstel krijgt de Commissie de mogelijkheid ondernemingen of ondernemersverenigingen die opzettelijk of uit grove onachtzaamheid informatieverzoeken of besluiten uit hoofde van deze verordening niet nakomen, sancties op te leggen. De sancties zijn niet bedoeld om onderliggend marktgedrag door ondernemingen te corrigeren. De dreiging van een sanctie is als aansporing bedoeld om te waarborgen dat adressaten van een informatieverzoek tijdig en volledig, correct en niet-misleidend reageren. In het voorstel wordt het maximumniveau van de sancties vastgesteld die zijn opgesteld naar het voorbeeld van de regels op het gebied van staatssteun, waar deze afschrikkend werken. Op grond van het voorstel hoeft de Commissie niet-reagerende ondernemingen echter niet automatisch sancties op te leggen en wordt ook geen minimumbedrag vastgesteld, aangezien de Commissie dit van geval tot geval moet beoordelen met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel, met name in geval van kmo's. Elk besluit van de Commissie om sancties op te leggen, kan rechterlijk worden getoetst.

Keuze van het instrument

Een verordening is een passend rechtsinstrument om de regels vast te stellen die bedoeld zijn om de toegang van de Commissie tot relevante informatie te verbeteren 12 . Zowel de procedure die tot de vaststelling van een informatieverzoek door de Commissie leidt, als de mogelijkheid om ondernemingen verplichtingen op te leggen, waaronder — al naar gelang van de omstandigheden — sancties, moeten in een verordening worden vastgelegd. In vergelijking met de mogelijke harmonisatie van nationale regels via een richtlijn om hetzelfde doel te bereiken, biedt een verordening meer rechtszekerheid en een grotere kans eenheid in de uitlegging te waarborgen. Een op zichzelf staand instrument vermijdt tevens verstoring van bestaande rechtsinstrumenten die de Commissie op andere beleidsgebieden onderzoeksbevoegdheden verlenen 13 .

3.EVALUATIE 14 , RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbenden 15

De Commissie heeft tussen 2 augustus en 7 november 2016 een openbare raadpleging over dit initiatief gehouden. Zij heeft 71 antwoorden ontvangen: 44 uit het bedrijfsleven 16 ; 16 van consumenten, niet-gouvernementele of maatschappelijke organisaties; en 11 van overheidsinstanties. De deelnemers waren uit 18 EU-lidstaten (68), een EER-land (1) en een niet-Europees land (2) afkomstig. Uit de antwoorden bleek dat bedrijven meestal met tegenzin commercieel gevoelige informatie met overheidsinstanties delen, niet alleen wanneer zij aan een openbare raadpleging deelnemen, maar zelfs wanneer zij een veronderstelde schending van hun rechten moeten onderbouwen. De respondenten antwoordden dat zij bereid zijn de Commissie gevoelige informatie te verstrekken als de vertrouwelijkheid is gewaarborgd en de administratieve lasten worden beperkt. Sommige bedrijven waren echter uitsluitend voor vrijwillige deelname aan informatieverzoeken.

Daarnaast heeft de Commissie een aantal grote ondernemersverenigingen die bedenkingen hadden over het verlenen van de bevoegdheid aan de Commissie om buiten het kader van het mededingingsrecht informatie van bedrijven te vragen, gericht geraadpleegd. Zij uitten hun bezorgdheid over de bescherming van commercieel gevoelige gegevens, administratieve lasten en mogelijke boetes voor het niet reageren op verzoeken. Bedrijven uitten hun frustratie over de trage reactie van de Commissie in zaken waarbij lidstaten inbreuk op EU-regels plegen.

Bij de vergaderingen van de werkgroep concurrentievermogen van de Raad en van de groep op hoog niveau hebben de lidstaten gevraagd naar de voorwaarden waaraan de Commissie moet voldoen om informatie te mogen vragen, naar hun rol in het proces, naar de daaruit voortvloeiende administratieve lasten en naar de evenredigheid van eventuele sancties.

Veel suggesties van belanghebbenden zijn overgenomen, met name wat betreft oproepen om het instrument beperkt te gebruiken (omgezet in de voorwaarden (vooraf) voor het gebruik van het onderzoeksinstrument — met inbegrip van de rol van de lidstaten) en de administratieve lasten (bijvoorbeeld de mogelijkheid om alleen informatie op te vragen die voor de reagerende bedrijven gemakkelijk beschikbaar is). Wat de vraagstukken van de waarborgen voor de bescherming van vertrouwelijke informatie en de sancties voor niet antwoorden betreft, is aangesloten bij de gevestigde praktijk op het gebied van het mededingingsrecht.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

De Commissie heeft bij dit initiatief geen gebruik gemaakt van specifieke externe deskundigheid.

Effectbeoordeling

In het verslag van de effectbeoordeling wordt uitgelegd hoe het gebrek aan voor de Commissie en de lidstaten beschikbare betrouwbare en correcte informatie op bedrijfsniveau een probleem is in situaties wanneer toegang tot dergelijke informatie noodzakelijk is om internemarktregels tijdig te handhaven. Naast het bestaande referentiescenario zijn in het verslag verschillende beleidsopties onderzocht om dat probleem aan te pakken, namelijk: 1) de vrijwillige uitwisseling van beste praktijken tussen de lidstaten en met de Commissie en het ontwikkelen van richtsnoeren voor het verzamelen van informatie op bedrijfsniveau; 2) het opheffen van nationale regels die lidstaten beletten informatie op bedrijfsniveau waar zij al over beschikken of toegang toe kunnen krijgen, met de Commissie en andere lidstaten te delen; 3) de invoering van nieuwe onderzoeksbevoegdheden op nationaal niveau voor dat gedeelte van de eengemaakte markt dat nog niet onder bestaande bevoegdheden valt 17 , zodat lidstaten in alle gevallen informatie op bedrijfsniveau kunnen verzamelen en met de Commissie kunnen delen; 4) de invoering van een onderzoeksinstrument als uiterste middel voor de Commissie dat zij kan gebruiken wanneer het vermoeden bestaat van belemmeringen van de werking van de interne markt en de opgevraagde informatie op bedrijfsniveau noodzakelijk is voor een tijdige en doeltreffende besluitvorming en deze informatie via andere middelen niet gemakkelijk beschikbaar is; en 5) een combinatie van de opties 2 en 4. De opties 2, 3 en 4 zijn van wetgevende aard. Onder de afgewezen opties vallen uitbreiding van de dekking van EU-statistieken en het invoeren van periodieke verslagleggingsverplichtingen voor bedrijven.

De invoering van een onderzoeksinstrument als uiterste middel voor de Commissie (optie 4) is qua subsidiariteit en evenredigheid de beste beleidskeuze en tegelijkertijd de meest doeltreffende en kostenefficiënte optie. Met optie 4 worden de problemen betreffende de coördinatie en wettelijke bevoegdheid overwonnen voor gevallen waarin een lidstaat individueel optreedt bij de behandeling van een zaak met een grensoverschrijdende dimensie. Deze optie zou tot solider informatie over verstoringen in de interne markt moeten leiden. Daardoor zouden de Commissie en de lidstaten een hogere mate van naleving van internemarktregels moeten kunnen waarborgen. Dit zou het vertrouwen van de consument in de interne markt versterken en bijdragen tot de verwezenlijking van het potentieel ervan. Betere toegang tot informatie zou tot beter geïnformeerde handhaving van internemarktregels op het niveau van de lidstaten moeten leiden, waarbij het aantal inbreukprocedures tegen lidstaten wordt verminderd. Bedrijven en consumenten zouden van de betere werking van de interne markt profiteren: bv. minder grote toetredingsbelemmeringen, meer mededinging, groter concurrentievermogen en gemakkelijkere/goedkopere grensoverschrijdende (en mogelijk internationale) uitbreiding.

De totale jaarlijkse administratieve lasten voor ondernemingen en ondernemersverenigingen (d.w.z. het verzamelen van de gegevens om de antwoorden op te stellen en juridisch advies) worden geraamd op een bedrag tussen 370 000 en 610 000 EUR 18 . De indiening van niet-vertrouwelijke antwoorden (bv. om de bedrijfsgeheimen van de respondent te beschermen) kan tot enige extra kosten leiden. De kosten die uit de voorkeursoptie voor de lidstaten voortvloeien, zijn verwaarloosbaar (zie punt 4, voor de Commissie). Indien de voorkeursoptie wordt gebruikt, zijn er geen directe sociale of milieukosten.

Het verslag van de effectbeoordeling en de samenvatting daarvan 19 zijn bij de Raad voor regelgevingstoetsing ingediend. De Raad heeft in eerste instantie op 20 januari 2017 een negatief advies gegeven, gevolgd door een positief advies met voorbehoud op 23 maart 2017 20 . De Raad verzocht het verslag aan te passen overeenkomstig zijn aanbevelingen 21 . In het verslag wordt de aandacht nu duidelijk gericht op de doelstelling om het gebrek aan relevante informatie aan te pakken die nodig is om de toepassing van de internemarktregels in die specifieke gevallen te waarborgen waarin informatie noodzakelijk is en op een andere manier niet beschikbaar is. In het verslag worden ook de voorwaarden beter toegelicht waaraan de Commissie moet voldoen voordat zij het onderzoeksinstrument mag gebruiken (zie het tussenkopje hierboven over evenredigheid), waaronder de noodzaak om aan te tonen dat de gevraagde informatie niet uit andere bronnen beschikbaar is (het aspect van het uiterste middel). Bovendien geeft het verslag de standpunten van de belanghebbenden beter weer 22 .

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Bij het uitbrengen van een informatieverzoek aan ondernemingen en ondernemersverenigingen moet de Commissie de adressaten van het verzoek zorgvuldig selecteren, zodat een verzoek slechts wordt gericht aan ondernemingen en ondernemersverenigingen die in staat zijn voldoende relevante informatie te verstrekken (artikel 5, lid 3). Doorgaans zullen alleen grote ondernemingen met een sterke marktpositie of aanzienlijke handelsvolumes in staat zijn de Commissie de relevante informatie te verstrekken. Grotere ondernemingen opereren gewoonlijk op een grotere schaal en met een meer geavanceerde bedrijfsvoering die het verhoudingsgewijs gemakkelijk maakt de gevraagde informatie te verzamelen, dan kmo's. De hieruit voorvloeiende administratieve lasten en gevolgen voor deze ondernemingen lijken derhalve niet onevenredig.

In theorie kan uit hoofde van dit voorstel aan kmo's worden gevraagd te antwoorden (bv. in specifieke sectoren of op een specifieke markt waar zij een sterke marktpositie hebben). Maar gezien de omvang van hun economische activiteit is de verwachting dat dit waarschijnlijk niet gebeurt. Als het desalniettemin noodzakelijk is een kmo een verzoek te sturen, worden in het voorstel de nalevingskosten tot een minimum beperkt: de Commissie moet met name terdege rekening houden met het evenredigheidsbeginsel wanneer zij haar afwegingen maakt over de omvang van de informatieverzoeken aan kmo's (artikel 5, lid 3). De geraamde kosten van antwoord voor een afzonderlijke kmo lopen uiteen van 300 tot 1 000 EUR per verzoek met eventuele aanvullende kosten voor juridisch advies van 1 000 EUR, grofweg 25 % van de geraamde antwoordkosten voor een grote onderneming.

Micro-ondernemingen worden van dit voorstel uitgezonderd om te vermijden hun onevenredige administratieve lasten op te leggen, vanuit de specifieke overweging dat zij waarschijnlijk niet in een positie zijn om voldoende relevante informatie te verstrekken.

Ongeacht de omvang van de bedrijven zullen zij allemaal van een betere werking van de interne markt profiteren, dankzij gerichtere handhavingsmaatregelen van de Commissie en de lidstaten om de toepassing van het EU-recht te waarborgen, onder meer op het gebied van de interne markt.

In het voorstel wordt voor de verwerking van de informatieverzoeken geen specifiek formaat of communicatiekanaal voorgeschreven, het staat neutraal tegenover ontwikkelingen op het gebied van informatie- en communicatietechnologie (ICT).

Grondrechten

In dit voorstel worden de grondrechten geëerbiedigd en de beginselen in acht genomen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend. Het voorstel bevat waarborgen en garanties die terdege rekening te houden met het rechtmatige belang van ondernemingen om hun bedrijfsgevoelige informatie te beschermen: in artikel 7 (bescherming van vertrouwelijke informatie) en artikel 16 (geheimhoudingsplicht) van het voorstel (zie artikel 7 van het Handvest). In het voorstel wordt ook het recht op de bescherming van persoonsgegevens nageleefd (zie artikel 8 van het Handvest) en het is verenigbaar met de regels over toegang tot documenten die in het bezit van de Commissie zijn (zie artikel 41 van het Handvest). In het voorstel wordt het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht geëerbiedigd, voor zover adressaten van informatieverzoeken hiertegen bij het Hof beroep kunnen instellen (zie artikel 47 van het Handvest). Wat de regels over de mogelijke oplegging van geldboeten of dwangsommen betreft, wordt het recht van het vermoeden van onschuld en het evenredigheidsbeginsel van straffen geëerbiedigd (zie de artikelen 48 en 49 van het Handvest).

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Voor dit initiatief hoeft geen extra door de Commissie toe te passen handhavingsregeling in het leven te worden geroepen. In plaats daarvan biedt het de Commissie een specifiek onderzoeksinstrument als uiterste middel dat als onderdeel van bestaande handhavingsprocedures en maatregelen moet worden gebruikt. De jaarlijkse kosten voor gegevensverzameling en analyse voor de Commissie bedragen naar schatting tussen 120 000 en 430 000EUR, ervan uitgaande dat er vijf informatieverzoeken per jaar worden gedaan 23 . De hierboven aangegeven kosten voor de Commissie leiden niet tot nieuwe begrotingsbehoeften, maar slechts tot de herschikking van bestaand personeel en bestaande infrastructuur.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De Commissie zal het gebruik van de verordening volgen om de doeltreffendheid en evenredigheid ervan te beoordelen. Zij zal daarbij de volgende criteria toepassen: de uitzonderlijkheid van het gebruik van de verordening, de samenwerking van de adressaat van het informatieverzoek bij het verstrekken van de informatie en de kwaliteit van de ingewonnen informatie. De Commissie zal in dit verband de benodigde gegevens registreren (bv. jaarlijks gebruik van het instrument, desbetreffende gebied van de interne markt, betrokken ondernemingen en ondernemersverenigingen, tijdigheid, uitgebreidheid, nauwkeurigheid en kwaliteit van de antwoorden, respons, of het gebruik van het instrument tot betere handhaving door de Commissie heeft geleid). Zij zal vrijwillige feedbackenquêtes richten aan bedrijven die bij de verzoeken betrokken waren, om hun mening over de procedure te polsen. Daarnaast zal de Commissie ook het nut van dit instrument controleren (bv. aantal geslaagde inbreukprocedures, feedback van belanghebbenden over dit onderwerp). De resultaten van deze toezichthoudende activiteiten zullen vijf jaar na de toepassing van de verordening worden geëvalueerd. De Commissie moet om de twee jaar een verslag over de toepassing van deze verordening opstellen.

Artikelsgewijze toelichting

In hoofdstuk I (Algemene bepalingen) komen het onderwerp, het toepassingsgebied en de definities aan de orde (de artikelen 1 tot en met 4). Hierin (artikel 4) wordt de Commissie de bevoegdheid toevertrouwd rechtstreeks informatie van ondernemingen en ondernemersverenigingen op te vragen om een ernstig probleem met de toepassing van het recht van de Unie aan te pakken dat de verwezenlijking van een belangrijke beleidsdoelstelling van de Unie in gevaar brengt.

In hoofdstuk II worden de voorwaarden en procedure voor het vragen van informatie vastgelegd. In artikel 5 wordt de bevoegdheid van de Commissie beperkt tot het handelen in laatste instantie: wanneer zij de informatie niet geschikt, onvoldoende of niet tijdig uit andere bronnen kan verkrijgen. De Commissie moet eerst een besluit vaststellen waarin zij haar voornemen te kennen geeft om de desbetreffende bevoegdheid uit te oefenen en uitlegt wat het vermoedelijke ernstige probleem is, welke informatie wordt gevraagd, waarom deze informatie nodig is, waarom andere middelen om deze informatie te verkrijgen tekort zijn geschoten en wat de criteria zijn om de adressaten van de verzoeken (micro-ondernemingen uitgezonderd) te selecteren. De Commissie heeft slechts de bevoegdheid om informatie te vragen die de adressaat van het verzoek kan verstrekken. De betrokken lidstaat of lidstaten zullen de adressaten van het voorafgaande besluit zijn en de Commissie is verplicht de betrokken lidstaat of lidstaten hiervan onverwijld in kennis te stellen. In artikel 6 wordt de procedure vastgesteld die moet worden gevolgd om informatie op te vragen: de Commissie mag ondernemingen of ondernemersverenigingen door middel van een gewoon verzoek of bij besluit verzoeken informatie te verstrekken en zij moet de lidstaat waar de ontvanger van het verzoek is gevestigd, hiervan in kennis stellen. Indien de Commissie overeenkomstig artikel 258 VWEU een formele inbreukprocedure is gestart, moet zij de bij de procedure betrokken lidstaat een afschrift verstrekken van alle informatieverzoeken die in het kader van die procedure zijn gedaan, ongeacht waar de statutaire zetel van de onderneming of ondernemersvereniging is gevestigd. In artikel 7 worden de antwoorden op de verzoeken en de bescherming van vertrouwelijke informatie behandeld. Met name deze bepalingen houden voor de Commissie de verplichting in de ontvangen antwoorden, indien deze relevant zijn voor een formele inbreukprocedure overeenkomstig artikel 258 VWEU tegen de lidstaat waarop het verzoek betrekking heeft, naar de betrokken lidstaat door te sturen. Indien een antwoord informatie bevat die ten opzichte van die lidstaat vertrouwelijk moet blijven, stuurt de Commissie slechts de niet-vertrouwelijke versie van de ingediende informatie door. In artikel 8 wordt het gebruik van de ingewonnen informatie beperkt tot het in artikel 4 vastgestelde doel.

In hoofdstuk III (de artikelen 9 tot en met 13) worden de regels voor geldboeten en dwangsommen vastgesteld, indien een respondent onjuiste of misleidende informatie verstrekt of indien hij in antwoord op een verzoek bij formeel besluit van de Commissie onvolledige informatie of in het geheel geen informatie verstrekt. Deze regels volgen het model van Verordening (EU) 2015/1589 die op het gebied van staatssteun toepasselijk is.

In hoofdstuk IV (Slotbepalingen — de artikelen 14 tot en met 19) worden de regels voor verlenging van termijnen vastgelegd; bekendmaking van besluiten van de Commissie; geheimhoudingsplicht van de lidstaten; gegevensbescherming (EU-ambtenaren moeten zich uit hoofde van artikel 339 VWEU al aan soortgelijke verplichtingen houden); verslagleggingsverplichtingen van de Commissie en inwerkingtreding van de verordening.

2017/0087 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van de voorwaarden en procedure op grond waarvan de Commissie van ondernemingen en ondernemersverenigingen mag vragen informatie over de interne markt en aanverwante gebieden te verstrekken

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2, de artikelen 91, 100, 114 en 192, artikel 194, lid 2, en artikel 337,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 24 ,

Gezien het advies van het Comité van de Regio's 25 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Overeenkomstig artikel 3, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) is de totstandbrenging van een interne markt een van de belangrijkste doelstellingen die de Unie in samenwerking met de lidstaten moet verwezenlijken. Uit hoofde van artikel 26, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) stelt de Unie de maatregelen vast die ertoe bestemd zijn om de interne markt tot stand te brengen en de werking ervan te verzekeren. Krachtens artikel 26, lid 2, VWEU omvat de interne markt een ruimte zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd. De interne markt heeft voor Europese ondernemingen nieuwe mogelijkheden en schaalvoordelen gegenereerd, heeft banen gecreëerd, heeft consumenten een grotere keuze tegen lagere prijzen geboden en heeft het Europese burgers mogelijk gemaakt in de Unie te wonen, studeren en werken. Ondanks alle geboekte vooruitgang doen zich in de totstandbrenging en werking van de interne markt nog steeds aanzienlijke problemen voor en kunnen Europese burgers en ondernemingen niet van alle voordelen van de interne markt profiteren. In sommige gevallen vergroot suboptimale informatie die de maatregelen van de Commissie betreffende de toepassing van het Unierecht op het gebied van de interne markt beïnvloedt, het risico van problemen bij de handel op de interne markt als gevolg van ongecoördineerde nationale handhavingsactiviteiten of een heterogene ontwikkeling van nationale regelgevende oplossingen van dergelijke problemen.

(2)Bij artikel 337 VWEU wordt de Commissie de bevoegdheid verleend om de gegevens te verzamelen die zij voor de vervulling van haar taken nodig heeft, binnen de grenzen en onder de voorwaarden die door de Raad met gewone meerderheid mogen worden vastgesteld. In zaak C-490/10, Europees Parlement/Raad, heeft het Hof van Justitie verduidelijkt dat indien het verzamelen van informatie rechtstreeks bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstellingen van een bepaald beleid van de Europese Unie, de handeling waarin de voorwaarden voor het verzamelen worden vastgelegd, op de rechtsgrondslag moet zijn gebaseerd die dat beleid betreft. Deze verordening voorziet niet alleen in een kader waarin de Commissie informatie van ondernemingen en ondernemersverenigingen kan verzamelen, maar ook in maatregelen om de nakoming van de informatieverzoeken te waarborgen. Hoewel volledig rekening wordt gehouden met het feit dat de Commissie haar bevoegdheid om informatie te verzamelen rechtstreeks aan het Verdrag ontleent, moet deze verordening derhalve niet slechts op artikel 337 VWEU worden gebaseerd, maar ook op de bepalingen van artikel 43, lid 2, de artikelen 91, 100 en 192, artikel 194, lid 2, VWEU alsmede op artikel 114 VWEU, dat voorziet in de vaststelling van de noodzakelijke maatregelen voor de totstandbrenging en de werking van de interne markt, onder meer indien de verschillen tussen nationale voorschriften de fundamentele vrijheden belemmeren of indien het ontstaan van problemen bij de totstandbrenging en de werking van de interne markt moet worden voorkomen.

(3)Om dergelijke problemen te ontdekken en indien nodig op doelmatige en doeltreffende wijze aan te pakken, is tijdige toegang tot uitgebreide, correcte en betrouwbare kwantitatieve en kwalitatieve marktinformatie noodzakelijk. Dit geldt met name wanneer de Commissie als hoedster van de Verdragen optreedt ingevolge artikel 17, lid 1, VEU, waarin de Commissie de taken zijn toevertrouwd op de toepassing van zowel de Verdragen als de maatregelen die de instellingen krachtens deze Verdragen vaststellen, en op de toepassing van het recht van de Unie toe te zien. Het Hof van Justitie heeft al meermaals in het kader van inbreukprocedures uit hoofde van artikel 258 VWEU vastgesteld, dat het de verantwoordelijkheid van de Commissie is het Hof van Justitie van alle relevante feitelijke informatie te voorzien om te bewijzen dat inbreuk is gemaakt. In bepaalde gevallen kan deze informatie ook marktinformatie omvatten die het Hof van Justitie nodig heeft om te kunnen vaststellen of het recht van de Unie is geschonden.

(4)De Commissie beschikt niet over eigen algemene onderzoeksbevoegdheden om het recht van de Unie op het gebied van de interne markt te kunnen handhaven. De bestaande onderzoeksbevoegdheden betreffende de mededingingsregels, zoals voorgeschreven bij Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad 26 , Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad 27 en Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad 28 , zijn door de rechtsgrondslag ervan tot vast omschreven gebieden beperkt en staan de verzameling en het gebruik van ingewonnen informatie voor andere doeleinden op het gebied van het internemarktbeleid niet toe.

(5)Zoals door het Hof van Justitie erkend, is de Commissie bij de handhaving van het recht van de Unie, hoewel zij zich op aanwijzingen mag baseren, grotendeels aangewezen op de informatie die door klagers, door publiek- en privaatrechtelijke instanties en door de betrokken lidstaten wordt verstrekt. Krachtens artikel 4, lid 3, VEU hebben de lidstaten de plicht, zoals het Hof van Justitie herhaaldelijk in herinnering heeft gebracht, de taken van de Commissie te vergemakkelijken, waaronder met name haar rol als hoedster van de Verdragen. Lidstaten hebben echter niet altijd toegang tot de relevante marktinformatie die de Commissie nodig heeft om haar taken te vervullen, of zij worden door hun nationale regels voor de inzameling van informatie beperkt in het vrijgeven van de verzamelde informatie.

(6)Voor de aanvulling van de van de lidstaten ontvangen informatie is de Commissie aangewezen op de vrijwillige medewerking van belanghebbende partijen, met name klagers. In bepaalde ingewikkelde zaken met een grensoverschrijdende dimensie moet de Commissie echter de via deze kanalen ontvangen informatie kunnen aanvullen om een grondige analyse te kunnen uitvoeren en om bijvoorbeeld te waarborgen dat die informatie volledig correct is of dat informatie van verschillende lidstaten in een vergelijkbare vorm beschikbaar is. Voor haar handhavingsmaatregelen kan de Commissie daarnaast niet altijd op officiële statistieken rekenen, aangezien de productie daarvan vertraagd is en deze wellicht voor de behandeling van specifieke gevallen niet altijd voldoende gedetailleerd of uitgesplitst zijn.

(7)Hoewel het huidige regelgevingskader betreffende de middelen van de Commissie om voor de aanpak van problemen bij de totstandbrenging en de werking van de interne markt informatie te verkrijgen voor het merendeel van de zaken doelmatig functioneert, ontstaan in specifieke situaties moeilijkheden wanneer binnen een beperkte termijn gedetailleerde, vergelijkbare, actuele en vaak vertrouwelijke specifieke marktgegevens nodig zijn. Een grondige economische analyse is immers met name aangewezen om te beoordelen of zich in ingewikkelde zaken met een grensoverschrijdende dimensie bij de totstandbrenging en werking van de interne markt problemen voordoen, vooral wanneer die zaken snel veranderende markten, nieuwe economische activiteiten of nieuwe bedrijfsmodellen die de bestaande economische aannamen op de proef stellen, betreffen. Bij gebrek aan voldoende en vergelijkbare informatie kan het echter moeilijk blijken een dergelijke beoordeling af te ronden. In die specifieke situaties bemoeilijkt dit de taak van de Commissie om de toepassing van het recht van de Unie te waarborgen nog meer.

(8)Wanneer alleen van marktdeelnemers tijdig gedetailleerde, vergelijkbare, actuele en vaak vertrouwelijke marktgegevens kunnen worden verkregen, lijkt het derhalve passend de Commissie in laatste instantie de bevoegdheid te verlenen om binnen de grenzen en onder de voorwaarden die in deze verordening zijn vastgelegd, ondernemingen en ondernemersverenigingen te vragen haar rechtstreeks tijdig van uitgebreide, correcte en betrouwbare kwantitatieve en kwalitatieve marktinformatie te voorzien, indien andere informatiebronnen niet beschikbaar, onvoldoende of ongeschikt zijn gebleken. Hiertoe moet de Commissie eerst een besluit vaststellen waarin wordt verklaard waarom andere middelen om de benodigde informatie te verkrijgen niet doeltreffend zijn gebleken. Er is overeengekomen dat het begrip "onderneming" dezelfde betekenis heeft als op andere gebieden van het EU-recht, met name het mededingingsrecht.

(9)Om te waarborgen dat de lidstaten bij de werking van deze verordening zullen worden betrokken, overeenkomstig het in artikel 4, lid 3, VEU vastgelegde beginsel van loyale samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten, is het passend te bepalen dat de betrokken lidstaat of lidstaten onverwijld in kennis worden gesteld van elk besluit van de Commissie waarin zij haar voornemen te kennen geeft om de bevoegdheid tot het aan ondernemingen en ondernemersverenigingen vragen van informatie uit hoofde van deze verordening uit te oefenen.

(10)De verlening van die bevoegdheid is niet bedoeld om de Commissie nieuwe handhavingsbevoegdheden te geven, zoals met name de bevoegdheden om inbreuken op het recht van de Unie in de interne markt tegen afzonderlijke marktdeelnemers te vervolgen. Het doel is eerder om de Commissie van aanvullende onderzoeksmogelijkheden te voorzien, indien dit strikt noodzakelijk is voor de uitvoering van de haar door het VWEU toevertrouwde taak om de toepassing van het recht van de Unie op het gebied van de totstandbrenging en de goede werking van de interne markt te waarborgen. Met het oog op de totstandbrenging van een volledig werkende interne markt moet worden verduidelijkt dat die bevoegdheid zich ook uitstrekt tot die economische sectoren in de interne markt waarvoor in het VWEU een gemeenschappelijk beleid is voorzien: landbouw en visserij (uitgezonderd de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee), vervoer, milieu en energie.

(11)Dit onderzoeksinstrument zal slechts doeltreffend zijn als de gevraagde informatie verband houdt met de toepassing van relevant recht van de Unie. Deze kan bijvoorbeeld bestaan uit feitelijke marktgegevens, waaronder kostenstructuur, prijsbeleid, kenmerken van producten of diensten of geografische verspreiding van klanten en leveranciers. Zij kan ook bestaan uit een op feiten gebaseerde analyse van de werking van de interne markt door ondernemingen of ondernemersverenigingen, zoals op het gebied van waargenomen belemmeringen door regelgeving en van toegang of van kosten van grensoverschrijdende activiteiten. Om de kosten van de beantwoording van informatieverzoeken tot een minimum te beperken, mogen dergelijke verzoeken slechts informatie betreffen waarover de desbetreffende onderneming of ondernemersvereniging naar alle waarschijnlijkheid beschikt.

(12)Bij het uitbrengen van een informatieverzoek aan ondernemingen en ondernemersverenigingen moet de Commissie de adressaten van het verzoek zorgvuldig selecteren, zodat een verzoek slechts wordt gericht aan ondernemingen en ondernemersverenigingen die in staat zijn voldoende relevante informatie te verstrekken, met name grotere ondernemingen in betrokken lidstaten. Een dergelijk informatieverzoek is bedoeld om een verondersteld, d.w.z. op de beschikbare informatie gebaseerd, ernstig probleem met de toepassing van het recht van de Unie op het gebied van de interne markt, landbouw en visserij (uitgezonderd de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee), vervoer, milieu en energie op te lossen. Het is niet bedoeld om ondernemingen voor onderliggend gedrag te vervolgen, mocht daar sprake van zijn. Dienovereenkomstig zijn de sancties waarin het instrument voorziet, uitsluitend voor twee gevallen bedoeld. Zij hebben slechts betrekking op gevallen waarin een informatieverzoek opzettelijk of uit grove onachtzaamheid onbeantwoord is gebleven, en op gevallen waarin opzettelijk of uit grove onachtzaamheid een onjuist, onvolledig of misleidend antwoord is gegeven. Indien relevant kan de ingewonnen informatie ook worden gebruikt om inzicht te geven in situaties waarin ondernemingen het moeilijk vinden de wetgeving na te leven, met het oog op de verbetering van de juiste toepassing van de internemarktregels. Om onevenredige administratieve lasten voor micro-ondernemingen te vermijden, die hoe dan ook waarschijnlijk niet in de positie zijn om voldoende relevante informatie te verstrekken, moet worden verhinderd dat de Commissie informatieverzoeken aan deze categorie ondernemingen uitbrengt. Bij het uitbrengen van informatieverzoeken aan kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) moet de Commissie het evenredigheidsbeginsel in acht nemen. Hoewel het onwaarschijnlijk is dat kmo's op grotere schaal opereren en derhalve marktresultaten significant kunnen beïnvloeden, kan bij kmo's ingewonnen informatie waardevol blijken te zijn om de Commissie over problemen bij de totstandbrenging en de werking van de interne markt te informeren. Voor kmo's gemakkelijk beschikbare informatie kan wellicht een anekdotisch karakter hebben, maar kan de Commissie er toch op attenderen dat kmo's mogelijk met problemen op de eengemaakte markt te kampen hebben. Normaal gesproken maken kmo's geen aanzienlijke extra kosten bij het verzamelen van gegevens in antwoord op dit instrument en dat zou ook niet mogen. Gezien hun verhoudingsgewijs zwakkere onderhandelingspositie in de waardeketen zijn kmo's wellicht eerder geneigd informatie te verstrekken wanneer de procedure daarvoor de vertrouwelijkheid en anonimiteit naar behoren waarborgt. Kmo's zouden in het bijzonder kunnen profiteren van de oplossing van een probleem in de totstandbrenging en de werking van de eengemaakte markt, aangezien het vaak de kleine innovatieve bedrijven zijn die bij hun pogingen hun activiteit op de eengemaakte markt te starten en uit te breiden met de grootste obstakels worden geconfronteerd. Om wille van de verenigbaarheid met andere beleidsterreinen en de rechtszekerheid moeten de definities van micro-onderneming, kleine onderneming en middelgrote onderneming van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad 29 van toepassing zijn.

(13)Met het oog op de consistente toepassing van het recht van de Unie op het gebied van de interne markt alsmede op dat van landbouw, visserij (uitgezonderd de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee), vervoer, milieu en energie moeten mechanismen worden vastgesteld voor het delen van informatie tussen de Commissie en de lidstaten over de informatieverzoeken en in voorkomend geval over de antwoorden op dergelijke verzoeken, onverminderd de geheimhoudingsplicht.

(14)Het onderzoeksinstrument waarin deze verordening voorziet, is bijzonder nuttig voor de Commissie om de toepassing van het recht van de Unie op het gebied van de interne markt te waarborgen. Het is ook nuttig voor latere handhavingsmaatregelen van de desbetreffende lidstaten waarvoor de relevante informatie die middels deze bevoegdheid is verzameld en door de Commissie aan de desbetreffende lidstaten is bekendgemaakt, nodig is. Wanneer zich problemen bij de toepassing van bestaande regels voordoen, waaronder situaties waarin ondernemingen door gebrek aan juridische duidelijkheid niet in staat zijn de wetgeving na te leven, kan dit onderzoeksinstrument bovendien nuttig zijn nadat het gebruik van andere instrumenten en relevante informatiebronnen ontoereikend is gebleken, om bij te dragen tot het ontwerp of de opzet van regelgevende oplossingen. Het is tevens aangewezen om het gebruik van dergelijke informatie voor andere doeleinden niet toe te staan, met name niet voor de toepassing van de mededingingsregels van het VWEU, onverminderd het hergebruik van openbaar gemaakte informatie.

(15)De Commissie moet de nakoming van de aan ondernemingen of ondernemersverenigingen gerichte informatieverzoeken, waar passend, door middel van bij besluit opgelegde evenredige geldboeten en dwangsommen kunnen afdwingen. Bij het bepalen van de bedragen van de geldboeten en dwangsommen moet de Commissie terdege rekening houden met het beginsel van evenredigheid (waaronder de aspecten van redelijkheid), met name met betrekking tot kleine of middelgrote ondernemingen. De rechten van de partijen aan wie wordt gevraagd informatie te verstrekken, moeten worden gevrijwaard door hen, voorafgaand aan een besluit waarbij geldboeten of dwangsommen worden opgelegd, in de gelegenheid te stellen hun standpunten uiteen te zetten.

(16)Met inachtneming van het beginsel van evenredigheid (waaronder de aspecten van redelijkheid) moet de Commissie de mogelijkheid hebben de dwangsommen te verminderen of volledig kwijt te schelden, indien de adressaten van de verzoeken de verzochte informatie verstrekken, zij het na het verstrijken van de termijn. Omwille van de rechtszekerheid moeten tevens verjaringstermijnen worden bepaald voor het opleggen en afdwingen van geldboeten en dwangsommen.

(17)Het Hof van Justitie moet overeenkomstig artikel 261 VWEU volledige rechtsmacht hebben ten aanzien van besluiten waarbij de Commissie uit hoofde van deze verordening geldboeten of dwangsommen oplegt, wat inhoudt dat het Hof de door de Commissie opgelegde geldboete of dwangsom kan intrekken, verlagen of verhogen.

(18)Het is in het belang van de transparantie en de rechtszekerheid dienstig openbare informatie te verstrekken over de besluiten van de Commissie. Bij het bekendmaken en behandelen van dergelijke informatie moet de Commissie, overeenkomstig artikel 339 VWEU, de regels inzake de geheimhoudingsplicht, waaronder de bescherming van alle vertrouwelijke informatie, naleven.

(19)De bekendmaking van informatie over een bedrijfsactiviteit van een onderneming kan deze onderneming ernstige schade berokkenen. De Commissie moet derhalve terdege rekening houden met het rechtmatige belang van de ondernemingen, met name bij het beschermen van hun bedrijfsgevoelige informatie. Om te garanderen dat bedrijfsgevoelige en anderszins vertrouwelijke informatie die aan de Commissie wordt verstrekt, in overeenstemming met artikel 339 VWEU wordt behandeld, moet elke onderneming of ondernemersvereniging die informatie verstrekt, duidelijk aangeven welke informatie zij als vertrouwelijk beschouwt en waarom deze informatie vertrouwelijk is. Het mag voor de Commissie niet mogelijk zijn om door deze respondenten verstrekte vertrouwelijke informatie aan de bij het verzoek betrokken lidstaat bekend te maken, tenzij zij vooraf hun toestemming heeft gekregen om deze informatie met dat doel bekend te maken. Van de betrokken respondent moet worden verlangd dat hij de Commissie een afzonderlijke, niet-vertrouwelijke versie van die informatie verstrekt die aan de betrokken lidstaat kan worden bekendgemaakt. In gevallen waarin als vertrouwelijk aangemerkte informatie niet onder de geheimhoudingsplicht lijkt te vallen, moet een mechanisme bestaan aan de hand waarvan de Commissie kan besluiten in hoeverre die informatie mag worden vrijgegeven. In het besluit om een bewering dat een deel van de informatie vertrouwelijk is, te verwerpen, moet een termijn worden vermeld na afloop waarvan deze informatie mag worden vrijgegeven, zodat de respondent een beroep kan doen op de ter beschikking staande rechterlijke bescherming, inclusief voorlopige maatregelen. De rechten van de respondenten moeten worden gevrijwaard door hen, voorafgaand aan een besluit waarbij het verzoek om vertrouwelijke behandeling wordt verworpen, in de gelegenheid te stellen hun standpunten uiteen te zetten.

(20)Gezien het uitzonderlijke karakter van het onderzoeksinstrument waarin deze verordening voorziet, en met het oog op het toezicht op de evenredigheid van het gebruik ervan, stelt de Commissie om de twee jaar een verslag op over de toepassing van deze verordening en dient zij dat bij het Europees Parlement en de Raad in.

(21)In deze verordening worden de grondrechten geëerbiedigd en de beginselen in acht genomen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn neergelegd. Met deze verordening wordt met name gestreefd naar volledige eerbiediging van het recht op eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven, het recht op bescherming van persoonsgegevens, het recht op behoorlijk bestuur, met name het recht van inzage in dossiers, met inachtneming van het zakengeheim, het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht, rechten van de verdediging en het legaliteitsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel inzake straffen.

(22)Wanneer in het kader van de maatregelen uit hoofde van deze verordening persoonsgegevens moeten worden verwerkt, moeten deze maatregelen worden uitgevoerd overeenkomstig het recht van de Unie inzake de bescherming van persoonsgegevens, met name Richtlijn 95/46/EG 30 . Wat de verwerking van persoonsgegevens door de Commissie in het kader van deze verordening betreft, leeft zij de bepalingen van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad 31 na.

(23)Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk het vergemakkelijken van de toegang van de Commissie tot marktinformatie die zij voor de uitvoering van haar taken nodig heeft om de goede werking van de interne markt te verwezenlijken, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en gevolgen daarvan, beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het VWEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(24)Deze verordening mag geen afbreuk doen aan de onderzoeksbevoegdheden van de lidstaten. Deze verordening heeft niet tot doel om onderzoeksbevoegdheden die uit hoofde van andere rechtsinstrumenten van de Unie al aan de Commissie of aan organen of instanties van de Unie zijn verleend, te wijzigen, te beperken of in te trekken. Deze verordening mag met name geen afbreuk doen aan de onderzoeksbevoegdheden van de Commissie in verband met de toepassing van de mededingingsregels die voor de werking van de interne markt noodzakelijk zijn.

(25)De Europese toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd in overeenstemming met artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad en heeft op [...] een advies uitgebracht,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Hoofdstuk I

Algemene bepalingen

Artikel 1

Onderwerp

1.Bij deze verordening worden bepalingen vastgesteld betreffende:

a)de voorwaarden waaronder de Commissie ondernemingen en ondernemersverenigingen kan vragen informatie te verstrekken die de Commissie nodig heeft om de aan haar toevertrouwde taken op de in artikel 2 bedoelde gebieden uit te voeren;

b)de procedure die moet worden gevolgd om dergelijke informatie op te vragen.

2.Deze verordening is van toepassing onverminderd andere bepalingen die de Commissie of organen of instanties van de Unie toestaan informatie te verzamelen of op te vragen.

Artikel 2

Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op de volgende gebieden:

1)de interne markt, als bedoeld in artikel 26, lid 2, van het Verdrag;

2)landbouw en visserij, uitgezonderd de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee;

3)vervoer;

4)milieu;

5)energie.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)"micro-onderneming": een onderneming zoals omschreven in artikel 3, lid 1, van Richtlijn 2013/34/EU;

2)"kleine onderneming": een onderneming zoals omschreven in artikel 3, lid 2, eerste alinea, van Richtlijn 2013/34/EU;

3)"middelgrote onderneming": een onderneming zoals omschreven in artikel 3, lid 3, van Richtlijn 2013/34/EU.

Artikel 4

Bevoegdheid om informatie van ondernemingen en ondernemersverenigingen te vragen

Wanneer een ernstig probleem bij de toepassing van het recht van de Unie de verwezenlijking van een belangrijke beleidsdoelstelling van de Unie in gevaar brengt, mag de Commissie om het genoemde probleem aan te pakken informatie van ondernemingen en ondernemersverenigingen vragen, zoals bepaald in hoofdstuk II.

Hoofdstuk II

Voorwaarden en procedure voor het vragen van informatie

Artikel 5

Voorwaarden

1.De Commissie mag haar in artikel 4 bedoelde bevoegdheid om ondernemingen en ondernemersverenigingen om informatie te vragen slechts uitoefenen, indien de haar beschikbare informatie die voor het in artikel 4 genoemde doel noodzakelijk is, onvoldoende of ongeschikt is en om de volgende redenen niet tijdig kan worden verkregen:

a)de informatie bevindt zich niet in een openbaar toegankelijke bron; en

b)de informatie is niet op verzoek van de Commissie door een lidstaat verstrekt; of

c)de informatie is niet door een natuurlijke of rechtspersoon verstrekt.

2.Alvorens de Commissie overeenkomstig artikel 6 informatie vraagt, neemt zij een besluit aan waarin zij haar voornemen te kennen geeft om de bevoegdheid tot het aan ondernemingen en ondernemersverenigingen vragen van informatie uit hoofde van deze verordening uit te oefenen.

Dit besluit omvat het volgende:

a)een beknopte omschrijving van het aangevoerde ernstige probleem van grensoverschrijdende aard bij de toepassing van het recht van de Unie en waarom dit probleem de verwezenlijking van een belangrijke beleidsdoelstelling van de Unie in gevaar brengt;

b)een beknopte omschrijving van de te vragen informatie;

c)een met redenen omklede toelichting waarom deze informatie voor het in artikel 4 genoemde doel noodzakelijk is;

d)een met redenen omklede toelichting waarom andere middelen om deze informatie te verkrijgen onvoldoende of ongeschikt zijn gebleken of waarom deze informatie tot nu toe niet tijdig kon worden verkregen;

e)de criteria voor de selectie van de adressaten van de informatieverzoeken.

Het besluit wordt aan de betrokken lidstaat of lidstaten gericht. De Commissie stelt de betrokken lidstaat of lidstaten hiervan onverwijld in kennis.

3.De ondernemingen of ondernemersverenigingen die het in artikel 4 bedoelde verzoek betreft, hoeven slechts de informatie te verstrekken waarover zij beschikken.

De Commissie neemt het evenredigheidsbeginsel in acht, met name wat kleine en middelgrote ondernemingen betreft.

Artikel 6

Verzoek om informatie aan ondernemingen en ondernemersverenigingen

1.In de in artikel 4 bedoelde gevallen en onder de in artikel5 bedoelde voorwaarden mag de Commissie ondernemingen en ondernemersverenigingen door middel van een eenvoudig verzoek of een besluit vragen informatie te verstrekken.

Bij de selectie van de ontvangers van een informatieverzoek streeft de Commissie ernaar te waarborgen dat een dergelijk verzoek slechts wordt gericht aan ondernemingen en ondernemersverenigingen die in staat zijn relevante informatie te verstrekken.

De Commissie richt geen informatieverzoeken overeenkomstig deze verordening aan micro-ondernemingen, tenzij zij deel uitmaken van een groep ondernemingen die ten minste kan worden gekwalificeerd als een kleine groep zoals omschreven in artikel 6, lid 5, van Richtlijn 2013/34/EU.

2.In het in lid 1 bedoelde eenvoudige verzoek worden de rechtsgrondslag en het doel van het verzoek vermeld, wordt gespecificeerd welke informatie wordt gevraagd, en wordt een redelijke termijn vastgesteld waarbinnen die informatie moet worden verstrekt. In het verzoek worden ook de geldboeten vermeld die in artikel 9, lid 1, zijn bepaald voor het verstrekken van onjuiste of misleidende informatie.

3.In het in lid 1 bedoelde besluit worden de rechtsgrondslag en het doel van het verzoek vermeld, wordt gespecificeerd welke informatie wordt gevraagd, en wordt een redelijke termijn vastgesteld waarbinnen die informatie moet worden verstrekt. Naargelang van het geval, worden hierin ook de in artikel 9, lid 1, bepaalde geldboeten en de in artikel 9, lid 2, bepaalde dwangsommen vermeld.

Daarnaast wordt hierin gewezen op het recht van de onderneming of ondernemersvereniging om bij het Hof van Justitie van de Europese Unie een rechtsmiddel tegen het besluit in te stellen.

De desbetreffende onderneming of ondernemersvereniging mag overeenkomstig artikel 14 om verlenging van de termijn verzoeken.

4.De Commissie verstrekt de lidstaat op het grondgebied waarvan de statutaire zetel van de onderneming of ondernemersvereniging is gevestigd, tegelijkertijd een afschrift van het in dit artikel bedoelde eenvoudige verzoek of besluit.

Indien de Commissie overeenkomstig artikel 258 VWEU een formele inbreukprocedure is gestart, verstrekt zij de bij de procedure betrokken lidstaat een afschrift van alle in dit artikel bedoelde eenvoudige verzoeken of besluiten die in het kader van die procedure zijn gedaan of genomen, ongeacht waar de statutaire zetel van de onderneming of ondernemersvereniging is gevestigd.

5.De in lid 1 bedoelde besluiten worden gericht tot de betrokken onderneming of ondernemersvereniging. De Commissie stelt de adressaat onverwijld van het besluit in kennis.

Artikel 7

Antwoorden op verzoeken om informatie en bescherming van vertrouwelijke informatie

1.De ondernemingen of ondernemersverenigingen die, naar aanleiding van een op artikel 5 gebaseerd informatieverzoek van de Commissie, informatie verstrekken, dienen hun antwoord aan de Commissie op duidelijke, volledige en correcte wijze in.

2.De Commissie geeft de adressaat de gelegenheid aan te geven welke informatie volgens hem onder de geheimhoudingsplicht valt.

De onderneming of ondernemersvereniging die uit hoofde van artikel 5 informatie indient, geeft duidelijk aan welke informatie zij, onder opgave van redenen, als vertrouwelijk beschouwt, en verstrekt de Commissie een afzonderlijke niet-vertrouwelijke versie van de ingediende informatie. Wanneer informatie binnen een bepaalde termijn moet worden verstrekt, geldt dezelfde termijn voor het verstrekken van de niet-vertrouwelijke versie.

3.Indien de door de Commissie ontvangen antwoorden relevant zijn voor een formele inbreukprocedure overeenkomstig artikel 258 VWEU tegen de lidstaat waarop het verzoek betrekking heeft, stuurt de Commissie deze door naar de betrokken lidstaat. Indien een antwoord in de zin van dit artikel informatie bevat die ten opzichte van die lidstaat vertrouwelijk moet blijven, stuurt de Commissie slechts de niet-vertrouwelijke versie van de ingediende informatie door.

4.De Commissie gaat na of het verzoek overeenkomstig lid 2, tweede alinea, van de antwoordende onderneming of ondernemersvereniging om vertrouwelijke behandeling van de ingediende informatie gegrond en evenredig is.

Na de desbetreffende onderneming of ondernemersvereniging in de gelegenheid te hebben gesteld om haar standpunt kenbaar te maken, kan de Commissie kan een besluit vaststellen dat informatie waarvoor om vertrouwelijk behandeling is verzocht, niet wordt beschermd en waarin een datum wordt vastgesteld waarna die informatie zal worden vrijgegeven. Deze termijn mag niet korter dan één maand zijn.

De onderneming of ondernemersvereniging wordt onverwijld van dit besluit in kennis gesteld.

Artikel 8

Gebruik van de door de Commissie ingewonnen informatie

De Commissie mag de overeenkomstig artikel 5 ingewonnen informatie slechts voor de uitvoering van het in artikel 4 bedoelde doel gebruiken.

Slechts in de volgende gevallen mag de Commissie in documenten die aan andere partijen worden doorgegeven of openbaar worden gemaakt, vertrouwelijke informatie van de ondernemingen of ondernemersverenigingen opnemen:

a)indien deze informatie is samengevat of geaggregeerd of in elk geval in een dusdanige vorm wordt verstrekt dat afzonderlijke ondernemingen en ondernemersverenigingen niet kunnen worden geïdentificeerd;

b)indien de Commissie de voorafgaande toestemming van de respondent heeft gekregen om deze informatie vrij te geven;

c)indien bekendmaking van deze informatie aan een lidstaat noodzakelijk is om binnen het toepassingsgebied van deze verordening een inbreuk op het recht van de Unie te bewijzen, op voorwaarde dat de respondent in de gelegenheid is gesteld om zijn standpunt kenbaar te maken voordat een besluit is genomen, en om een beroep op beschikbare rechtsmiddelen te doen voordat de informatie bekend wordt gemaakt.

De Commissie mag informatie die al openbaar is gemaakt, voor andere doeleinden gebruiken dan in deze verordening zijn vastgesteld.

Hoofdstuk III

Geldboeten en dwangsommen

Artikel 9

Geldboeten en dwangsommen

1.De Commissie kan, bij besluit, indien nodig en evenredig geacht, aan ondernemingen of ondernemersverenigingen geldboeten van ten hoogste 1 % van de in het voorafgaande boekjaar totale behaalde omzet opleggen, wanneer deze opzettelijk of uit grove onachtzaamheid:

a)in antwoord op een verzoek overeenkomstig artikel 6, lid 2, onjuiste of misleidende informatie verstrekken;

b)in antwoord op een overeenkomstig artikel 6, lid 3, vastgesteld besluit onjuiste, onvolledige of misleidende informatie verstrekken, dan wel de informatie niet binnen de vastgestelde termijn verstrekken.

2.De Commissie kan bij besluit aan ondernemingen of ondernemersverenigingen dwangsommen opleggen indien een onderneming verzuimt binnen de vastgestelde termijn volledige, correcte en niet-misleidende informatie te verstrekken, zoals vereist bij een overeenkomstig artikel 6, lid 3, door de Commissie vastgestelde besluit.

De dwangsommen belopen ten hoogste 5 % van de gemiddelde dagelijkse omzet van de betrokken onderneming of de betrokken vereniging in het voorafgaande boekjaar voor elke werkdag waarmee de in haar besluit vastgestelde termijn wordt overschreden, berekend vanaf de in het besluit vastgestelde datum, totdat de ondernemingen of ondernemersverenigingen de informatie waarom de Commissie verzoekt of die door haar wordt verlangd, verstrekken.

3.Indien de onderneming of ondernemersvereniging geen of onvolledige informatie verstrekt, stelt de Commissie alvorens een boete of dwangsom op te leggen een laatste termijn van twee weken vast om de ontbrekende informatie te ontvangen.

4.Bij de vaststelling van het bedrag van de geldboete of de dwangsom houdt de Commissie rekening met de aard, de ernst en de duur van de schending van artikel 6, lid 1, alsmede met het evenredigheidsbeginsel, met name wat kleine en middelgrote ondernemingen betreft.

5.Wanneer de ondernemingen of ondernemersverenigingen de verplichting zijn nagekomen ter afdwinging waarvan de dwangsom was opgelegd, kan de Commissie het bedrag van de dwangsom verminderen of kwijtschelden.

6.Alvorens een in lid 1 of lid 2 bedoeld besluit vast te stellen, stelt de Commissie de betrokken ondernemingen of ondernemersverenigingen in de gelegenheid hun standpunt kenbaar te maken.

Artikel 10

Verjaringstermijn voor het opleggen van geldboeten en dwangsommen

1.Voor de bij artikel 9 aan de Commissie verleende bevoegdheden geldt een verjaringstermijn van drie jaar.

2.De in lid 1 bepaalde termijn gaat in op de dag waarop de in artikel 9 bedoelde inbreuk is gemaakt. Bij voortdurende of voortgezette schendingen van artikel 6, lid 1, gaat de termijn echter pas in op de dag waarop de schending is beëindigd.

3.Elke handeling die de Commissie vaststelt met het oog op het onderzoek van of procedures ten aanzien van een schending van artikel 6, lid 1, stuit de verjaring van de oplegging van geldboeten of dwangsommen, vanaf de dag waarop van de handeling aan de betrokken onderneming of ondernemersvereniging kennis is gegeven.

4.Na iedere stuiting begint een nieuwe verjaringstermijn te lopen. De verjaring treedt echter ten laatste in op de dag waarop een termijn van zes jaar is verstreken zonder dat de Commissie een geldboete of een dwangsom heeft opgelegd. Die termijn wordt verlengd met de periode gedurende welke de verjaringstermijn in overeenstemming met lid 5 wordt geschorst.

5.De verjaring ter zake van de oplegging van geldboeten en dwangsommen wordt geschorst zolang het besluit van de Commissie bij het Hof van Justitie van de Europese Unie aanhangig is.

Artikel 11

Verjaringstermijn voor de tenuitvoerlegging van geldboeten en dwangsommen

1.De verjaringstermijn voor de aan de Commissie verleende bevoegdheden om overeenkomstig artikel 9 vastgestelde besluiten ten uitvoer te leggen, beloopt vijf jaar.

2.De in lid 1 bepaalde termijn gaat in op de dag waarop het krachtens artikel 9 genomen besluit in kracht van gewijsde is gegaan.

3.De in lid 1 bepaalde verjaringstermijn wordt gestuit:

a)door de kennisgeving van een besluit waarbij het oorspronkelijke bedrag van de geldboete of de dwangsom wordt gewijzigd of waarbij een daartoe strekkend verzoek wordt afgewezen;

b)door elke handeling van een op verzoek van de Commissie handelende lidstaat of van de Commissie tot inning van de geldboete of de dwangsom.

4.Na iedere stuiting begint een nieuwe verjaringstermijn te lopen.

5.De in lid 1 bedoelde verjaringstermijn wordt geschorst zolang:

a)de respondent betalingsfaciliteiten worden toegestaan;

b)de tenuitvoerlegging krachtens een beslissing van het Hof van Justitie van de Europese Unie is opgeschort.

Artikel 12

Adressaten van besluiten

De op grond van artikel 9, leden 1 en 2, vastgestelde besluiten worden gericht tot de betrokken onderneming of ondernemersvereniging. De Commissie stelt de adressaat onverwijld van het besluit in kennis.

Artikel 13

Toetsing door het Hof van Justitie

Het Hof van Justitie van de Europese Unie bezit ter zake van een rechtsmiddel tegen door de Commissie opgelegde geldboeten of dwangsommen volledige rechtsmacht in de zin van artikel 261 VWEU. Het Hof kan de opgelegde geldboete of dwangsom intrekken, verlagen of verhogen.

Hoofdstuk IV

Slotbepalingen

Artikel 14

Verlenging van termijnen

Termijnen worden uitgedrukt in maanden of in werkdagen.

Elk verzoek tot verlenging van een termijn wordt met redenen omkleed en wordt ten minste vijf werkdagen vóór het verstrijken van de termijn schriftelijk ingediend op het door de Commissie aangegeven adres. De Commissie kan besluiten de termijn te verlengen, voor zover dit gerechtvaardigd en evenredig is.

Artikel 15

Bekendmaking van besluiten

1.De Commissie maakt in het Publicatieblad van de Europese Unie een samenvatting bekend van haar besluiten uit hoofde van artikel 5, lid 2. Die samenvatting houdt de vermelding in dat een afschrift van het besluit in de authentieke taalversie(s) kan worden verkregen.

2.De Commissie maakt besluiten uit hoofde van artikel 9, leden 1 en 2, bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 16

Geheimhoudingsplicht

Onverminderd de artikelen 7 en 8, mogen de lidstaten, alsmede hun ambtenaren en overige personeelsleden, de informatie die zij bij de toepassing van deze verordening hebben verkregen en die onder de geheimhoudingsplicht valt, niet openbaar maken.

Artikel 17

Bescherming van persoonsgegevens

Met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze verordening voeren de lidstaten hun taken uit zoals bedoeld in deze verordening overeenkomstig de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen tot omzetting van Richtlijn 95/46/EG. Bij de verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze verordening leeft de Commissie de bepalingen van Verordening (EG) nr. 45/2001 na.

Artikel 18

Verslagen

De Commissie stelt om de twee jaar een verslag op over de toepassing van deze verordening en dient dat bij het Europees Parlement en de Raad in.

Artikel 19

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

(1) In deze toelichting worden de termen "eengemaakte markt" en "interne markt" door elkaar gebruikt.
(2) COM(2015) 550 van 28.10.2015, blz. 16.
(3) Ibid., blz. 17.
(4) C(2016) 8600 final, PB C 18 van 19.1.2017, blz. 10.
(5) COM(2015) 550, blz. 16.
(6) Zie persbericht van de Commissie van 21 oktober 2015.
(7) Arresten in de zaken C-426/93, punt 22, en C-490/10, punt 64.
(8) C-490/10, punt 68.
(9) Het Hof heeft erkend dat de Commissie bij de handhaving van het EU-recht zonder eigen algemene onderzoeksbevoegdheden grotendeels is aangewezen op de informatie die door klagers, publiek- en privaatrechtelijke instanties en de lidstaten wordt verstrekt. Onder die omstandigheden moet handhavend optreden steunen op het bestaande, gebrekkige, wettelijke kader voor het verzamelen van informatie dat tot informatie op bedrijfsniveau van ongelijke en onvoldoende kwaliteit en kwantiteit leidt. Als gevolg daarvan is het moeilijker, en in sommige gevallen zelfs onmogelijk, handhavend op te treden, hetgeen tot het ontstaan van belemmeringen voor de goede werking van de interne markt kan leiden die niet goed worden aangepakt.
(10) Zie de arresten van het Hof in de zaken C-380/03, punten 38-42 en punt 80; C-434/02, punten 31-34; en C-376/98, punt 86.
(11) PB L 241 van 17.9.2015, blz. 1.
(12) Het gebruik van artikel 114 VWEU als rechtsgrondslag voor een verordening is door het Hof al aanvaard. Zie zaak C-270/12, punt 97 en volgende.
(13) Vgl. Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, PB L 248 van 24.9.2015. Die verordening heeft een andere rechtsgrondslag met een andere wetgevingsprocedure en is aangepast aan de specifieke doelstellingen, procedurele stappen en bevoegdheden van de Commissie op het gebied van staatssteun.
(14) Niet van toepassing.
(15) Zie voor nadere gegevens bijlage 2 bij de effectbeoordeling.
(16) Ondernemersverenigingen (31), waaronder verenigingen die alleen kmo's vertegenwoordigen; en bedrijven (13), waaronder kmo's en micro-ondernemingen (9). In totaal vertegenwoordigen de reagerende ondernemersverenigingen meer dan 20 miljoen bedrijven.
(17) Optie 3 omvat tevens optie 2.
(18) Uitgaande van vijf verzoeken per jaar (maar meerdere adressaten per verzoek).
(19) http://ec.europa.eu/transparency/regdoc/?fuseaction=ia
(20) Ibid.
(21) De Raad voor regelgevingstoetsing merkte het volgende op: "Het verslag is nog steeds niet duidelijk genoeg en soms inconsistent wat het toepassingsgebied van het initiatief betreft. Op verschillende plaatsen in het verslag wordt het informatie-instrument voor de eengemaakte markt nog steeds gepresenteerd als een oplossing voor algemene problemen in verband met de beschikbaarheid van gegevens of als een informatiebron voor beleidsdoeleinden betreffende de eengemaakte markt waarvan de oorzaak niet uit tekortkomingen op het gebied van handhaving voortvloeit, terwijl daar in het verslag geen rechtvaardiging voor wordt gegeven. 2) Uit het verslag blijkt dat het instrument een uiterste middel is, maar er wordt geen duidelijkheid gegeven over waarborgen of de voorwaarden die tot onderzoek kunnen leiden. 3) In het verslag zelf komen de respectievelijke standpunten van de lidstaten en van het bedrijfsleven nog steeds niet duidelijk genoeg naar voren.".
(22) Zie voor een nadere toelichting van de aanpassingen het verslag van de effectbeoordeling.
(23) De Commissie is niet verplicht het onderzoeksinstrument te gebruiken.
(24) PB C van , blz. .
(25) PB C van , blz. .
(26) Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1).
(27) Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (PB L 32 van 5.2.2004, blz. 1).
(28) Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van bijzondere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PB L 248 van 24.9.2015, blz. 9).
(29) Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).
(30) Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995).
(31) Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).
Top