EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 21.12.2016
COM(2016) 883 final
2016/0409(COD)
Voorstel voor een
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem (SIS) op het gebied van politiële samenwerking en justitiële samenwerking in strafzaken, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 515/2014 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1986/2006, Besluit 2007/533/JBZ van de Raad en Besluit 2010/261/EU van de Commissie
TOELICHTING
1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL
•Motivering en doel van het voorstel
De afgelopen twee jaar heeft de Europese Unie gewerkt aan een gelijktijdige aanpak van de afzonderlijke uitdagingen op het gebied van migratiebeheer, geïntegreerd beheer van de EU-buitengrenzen en bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende misdaad. Om krachtig op deze uitdagingen te reageren en om een echte en doeltreffende Veiligheidsunie tot stand te brengen, is het van essentieel belang dat de lidstaten zowel onderling als met de betrokken EU-agentschappen op een effectieve manier informatie uitwisselen.
Het Schengeninformatiesysteem (SIS) is het meest succesvolle instrument voor een doeltreffende samenwerking tussen immigratie-, politie-, douane- en gerechtelijke autoriteiten in de EU en de geassocieerde Schengenlanden. De bevoegde autoriteiten in de lidstaten, zoals de politie, de grenswacht en de douane, moeten toegang hebben tot kwalitatief hoogwaardige informatie over de personen of voorwerpen die zij controleren, met duidelijke instructies over wat er in elk specifiek geval moet gebeuren. Dit grootschalige informatiesysteem vormt de kern voor de samenwerking op Schengenniveau en speelt een cruciale rol bij het vergemakkelijken van het vrije verkeer van personen in het Schengengebied. De bevoegde autoriteiten kunnen in het systeem gegevens invoeren en raadplegen over gezochte personen, personen die wellicht geen recht op binnenkomst en verblijf in de EU hebben, vermiste personen – met name kinderen – en mogelijk gestolen, verduisterde of vermiste voorwerpen. Het SIS bevat niet alleen informatie over specifieke personen of voorwerpen, maar ook duidelijke instructies voor de bevoegde autoriteiten over wat zij met die personen of voorwerpen moeten doen zodra deze worden aangetroffen.
In 2016, drie jaar na de inwerkingtreding van de tweede generatie van het SIS, heeft de Commissie het systeem uitgebreid geëvalueerd. Het SIS komt uit deze evaluatie naar voren als een echt operationeel succes. De nationale bevoegde autoriteiten hebben in 2015 bijna 2,9 miljard keer personen en voorwerpen getoetst aan data in het SIS, en meer dan 1,8 miljoen aanvullende informatie-elementen uitgewisseld. Dit neemt niet weg dat de doeltreffendheid en efficiëntie van het systeem, uitgaande van deze positieve ervaring, moeten worden verbeterd, zoals is aangekondigd in het werkprogramma van de Commissie voor 2017. Met dat doel voor ogen komt de Commissie, naar aanleiding van de reeds genoemde evaluatie, met een eerste reeks van drie voorstellen om het SIS te verbeteren en het gebruik ervan uit te breiden, en werkt zij tegelijkertijd voort aan een betere interoperabiliteit van bestaande en toekomstige systemen voor rechtshandhaving en grensbeheer, in aansluiting op de lopende werkzaamheden van de deskundigengroep op hoog niveau inzake informatiesystemen en interoperabiliteit.
Deze voorstellen hebben betrekking op het gebruik van het systeem (a) voor grensbeheer, (b) voor politiële samenwerking en justitiële samenwerking in strafzaken, en (c) voor terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen. De eerste twee voorstellen vormen samen de rechtsgrondslag voor de instelling, de werking en het gebruik van het SIS. Het voorstel inzake het gebruik van het SIS voor de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen vormt een aanvulling op het voorstel inzake grensbeheer en de daarin opgenomen bepalingen. Het voorstel bevat een nieuwe signaleringscategorie en draagt bij aan de uitvoering en monitoring van Richtlijn 2008/115/EG.
Omdat niet alle lidstaten in dezelfde mate betrokken zijn bij het EU-beleid op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (de zogenoemde „variabele geometrie”), moeten drie afzonderlijke rechtsinstrumenten worden vastgesteld, die echter naadloos op elkaar zullen aansluiten, zodat het systeem optimaal kan werken en gebruikt worden.
Parallel met deze werkzaamheden heeft de Commissie in april 2016 een proces van reflectie over „sterkere en slimmere informatiesystemen voor grenzen en veiligheid” opgestart om het informatiebeheer op EU-niveau te versterken en te verbeteren. De overkoepelende doelstelling bestaat erin te waarborgen dat de bevoegde autoriteiten stelselmatig beschikken over de nodige informatie uit verschillende informatiesystemen. Met het oog daarop heeft de Commissie de bestaande informatiearchitectuur doorgelicht op informatielacunes en blinde vlekken die terug te voeren zijn op gebrekkig functioneren van de bestaande systemen en op versnippering in de algemene EU-architectuur voor gegevensbeheer. De Commissie heeft ter ondersteuning van deze werkzaamheden een deskundigengroep op hoog niveau inzake informatiesystemen en interoperabiliteit opgericht en bij het opstellen van deze eerste reeks voorstellen rekening gehouden met de tussentijdse bevindingen van deze groep wat de kwaliteit van de gegevens betreft. In zijn toespraak van september 2016 over de toestand van de Unie heeft voorzitter Juncker beklemtoond hoe belangrijk het is de bestaande tekortkomingen in het informatiebeheer weg te werken en de interoperabiliteit en interconnectiviteit van de bestaande informatiesystemen te verbeteren.
De deskundigengroep op hoog niveau inzake informatiesystemen en interoperabiliteit zal haar bevindingen in de eerste helft van 2017 voorleggen en naar aanleiding daarvan zal de Commissie zich medio 2017 buigen over een tweede reeks voorstellen om de interoperabiliteit tussen het SIS en andere IT-systemen verder te verbeteren. Een andere belangrijke component van deze werkzaamheden is de herziening van Verordening (EU) nr. 1077/2011 betreffende het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (eu-LISA). De Commissie zal hierover waarschijnlijk afzonderlijke voorstellen indienen, eveneens in de loop van 2017. Voor het aanpakken van de huidige uitdagingen op het gebied van veiligheid is het belangrijk te investeren in snelle, doeltreffende en kwalitatieve informatie-uitwisseling en een daarop afgestemd informatiebeheer, en te zorgen voor de interoperabiliteit van de databanken en informatiesystemen van de EU.
Dit voorstel maakt deel uit van een eerste reeks voorstellen ter verbetering van de werking van het SIS en de toepassing ervan op het gebied van politiële samenwerking en justitiële samenwerking in strafzaken. Het dient ter uitvoering van:
(1)de aankondiging van de Commissie dat om op nieuwe dreigingen te kunnen reageren, de toegevoegde waarde van het SIS voor rechtshandhavingsdoeleinden moet worden vergroot;
(2)de resultaten van het werk aan de implementatie van het SIS gedurende de afgelopen drie jaar, waarbij technische wijzigingen aan het centrale SIS zijn aangebracht om een aantal bestaande signaleringscategorieën uit te breiden en nieuwe functies te integreren;
(3)de aanbevelingen voor technische en procedurele wijzigingen die zijn opgesteld naar aanleiding van een uitgebreide evaluatie van het SIS;
(4)verzoeken van eindgebruikers van het SIS om technische verbeteringen aan te brengen; en
(5)de tussentijdse bevindingen van de deskundigengroep op hoog niveau voor informatiesystemen en interoperabiliteit met betrekking tot de kwaliteit van de gegevens.
Aangezien dit voorstel onlosmakelijk verbonden is met het voorstel van de Commissie voor een verordening inzake de instelling, de werking en het gebruik van het SIS op het gebied van grenscontroles, overlappen de twee teksten elkaar gedeeltelijk, onder meer waar het gaat om maatregelen inzake het volledige gebruikstraject van het SIS van begin tot eind (dus niet alleen de werking van het centrale systeem en de nationale systemen, maar ook de behoeften van de eindgebruikers), om versterkte maatregelen voor de bedrijfscontinuïteit, om maatregelen inzake kwaliteit, bescherming en beveiliging van de gegevens, en om bepalingen inzake monitoring, evaluatie en rapportage. Het gebruik van biometrische gegevens is eveneens in beide voorstellen aan de orde.
Het huidige rechtskader voor de tweede generatie van het SIS – betreffende het gebruik van het systeem voor politiële samenwerking en justitiële samenwerking in strafzaken – is gebaseerd op Besluit 2007/533/JBZ, een instrument van de voormalige derde pijler, en Verordening (EG) nr. 1986/2006, een instrument van de voormalige eerste pijler. In dit voorstel wordt de inhoud van de bestaande instrumenten geconsolideerd, terwijl tevens nieuwe bepalingen worden toegevoegd om
de nationale procedures voor het gebruik van het SIS beter te harmoniseren, met name wat betreft terrorismegerelateerde strafbare feiten en kinderen die het gevaar lopen op ontvoering door een van de ouders;
het toepassingsgebied van het SIS uit te breiden door biometrische identificatiemiddelen toe te voegen aan bestaande signaleringen;
technische wijzigingen voor een betere beveiliging aan te brengen en de administratieve belasting te helpen reduceren, door nationale kopieën verplicht te maken en gemeenschappelijke technische normen voor de implementatie vast te stellen;
het volledige gebruikstraject van het SIS aan te pakken, dus niet alleen het centrale systeem en de nationale systemen, maar ook ervoor te zorgen dat de eindgebruikers alle voor hun taken benodigde gegevens ontvangen en aan alle beveiligingsvoorschriften voldoen wanneer zij SIS-data verwerken.
•Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie en met bestaande en toekomstige rechtsinstrumenten
Dit voorstel is nauw verbonden met en vormt een aanvulling op ander beleid van de Unie, meer bepaald inzake:
(1)interne veiligheid; zoals onderstreept in de Europese veiligheidsagenda en de werkzaamheden van de Commissie om een echte en doeltreffende Veiligheidsunie tot stand te brengen, is het om terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten te voorkomen, op te sporen, te onderzoeken en te vervolgen noodzakelijk dat de rechtshandhavingsautoriteiten persoonsgegevens mogen verwerken van personen die verdacht worden van betrokkenheid bij dergelijke strafbare feiten;
(2)gegevensbescherming; in de zin dat dit voorstel borg staat voor de bescherming van de grondrechten van personen van wie persoonsgegevens in het SIS worden verwerkt.
Voorts is het voorstel nauw verbonden met en een aanvulling op bestaande wetgeving van de Unie, meer bepaald inzake:
(1)de Europese grens- en kustwacht; het personeel daarvan krijgt toegang tot het SIS met het oog op de toepassing van het voorgestelde Europees systeem voor reisinformatie en -autorisatie (ETIAS), en de Europese grens- en kustwachtteams, de teams van personeelsleden die betrokken zijn bij met terugkeer verband houdende taken en de leden van de ondersteuningsteams voor migratiebeheer, krijgen binnen de grenzen van hun mandaat het recht op toegang tot en bevraging van de gegevens in het SIS via een daarvoor bestemde technische interface;
(2)Europol; door Europol, binnen de grenzen van zijn mandaat, aanvullende rechten te verlenen op toegang tot en bevraging van in het SIS opgenomen gegevens;
(3)Prüm; voor zover de bepalingen van dit voorstel om identificatie van personen aan de hand van vingerafdrukken (alsmede gezichtsopnamen en DNA-profielen) mogelijk te maken, een aanvulling vormen op de bestaande Prümbepalingen inzake wederzijdse grensoverschrijdende onlinetoegang tot bepaalde nationale DNA-databanken en geautomatiseerde vingerafdrukidentificatiesystemen.
Voorts is het voorstel nauw verbonden met en vormt het een aanvulling op toekomstige wetgeving van de Unie, meer bepaald inzake:
(1)beheer van de buitengrenzen; het voorstel is een aanvulling op het nieuwe beginsel in de Schengengrenscode dat alle reizigers, inclusief EU-burgers, bij de inreis in en de uitreis uit het Schengengebied stelselmatig worden gecontroleerd aan de hand van de relevante databanken, dit in verband met de aanpak van buitenlandse terroristische strijders;
(2)inreis-/uitreissysteem; het voorstel houdt rekening met het voorgestelde gebruik van een combinatie van vingerafdrukken en gezichtsopnamen als biometrische identificatiemiddelen voor de toepassing van het inreis-uitreissysteem (EES);
(3)ETIAS; het voorstel houdt rekening met het voorgestelde ETIAS, dat voorziet in een grondige veiligheidsbeoordeling, inclusief verificatie in het SIS, voor van de visumplicht vrijgestelde onderdanen van derde landen die in de EU willen reizen.
2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
•Rechtsgrondslag
Artikel 82, lid 1, onder d), artikel 85, lid 1, artikel 87, lid 2, onder a), en artikel 88, lid 2, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zijn de rechtsgrondslagen voor de bepalingen van dit voorstel inzake politiële samenwerking en justitiële samenwerking in strafzaken.
•Variabele geometrie
Dit voorstel bouwt voort op de bepalingen van het Schengenacquis die betrekking hebben op politiële samenwerking en justitiële samenwerking in strafzaken. Er moet dan ook rekening worden gehouden met de hierna genoemde gevolgen van de diverse protocollen en overeenkomsten met geassocieerde landen.
Denemarken: overeenkomstig artikel 4 van Protocol nr. 22 bij de Verdragen, betreffende de positie van Denemarken, beslist Denemarken binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad over deze verordening heeft beslist of het dit voorstel, dat voortbouwt op het Schengenacquis, in zijn nationale wetgeving opneemt.
Verenigd Koninkrijk: het Verenigd Koninkrijk is gebonden door deze verordening overeenkomstig artikel 5 van het Protocol tot opneming van het Schengenacquis in het kader van de Europese Unie, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, en artikel 8, lid 2, van Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis.
Ierland: Ierland is gebonden door deze verordening overeenkomstig artikel 5 van het Protocol tot opneming van het Schengenacquis in het kader van de Europese Unie, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, en artikel 6, lid 2, van Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis.
Bulgarije en Roemenië: deze verordening vormt een rechtsbesluit dat op het Schengenacquis voortbouwt, of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2005. Deze verordening moet worden gelezen in samenhang met Besluit 2010/365/EU van de Raad van 29 juni 2010, waarbij de bepalingen van het Schengenacquis die betrekking hebben op het Schengeninformatiesysteem, met inachtneming van bepaalde beperkingen, toepasselijk zijn gemaakt in Bulgarije en Roemenië.
Cyprus en Kroatië: deze verordening vormt een rechtsbesluit dat op het Schengenacquis voortbouwt, of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van respectievelijk artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte van 2003 en artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2011.
Geassocieerde Schengenlanden: op basis van de respectieve overeenkomsten met IJsland, Noorwegen, Zwitserland en Liechtenstein, waardoor deze landen bij de uitvoering, toepassing en ontwikkeling van het Schengenacquis worden betrokken, zal de voorgestelde verordening voor deze landen bindend zijn.
•Subsidiariteit
Met dit voorstel wordt het bestaande SIS, dat sinds 1995 operationeel is, verder ontwikkeld en uitgebouwd. Het oorspronkelijke intergouvernementele kader is per 9 april 2013 vervangen door instrumenten van de Unie (Verordening (EG) nr. 1987/2006 en Besluit 2007/533/JBZ van de Raad). Bij vorige gelegenheden is een uitvoerige subsidiariteitstoets uitgevoerd. Dit initiatief dient om de bestaande bepalingen te verfijnen, de lacunes op te vullen en de operationele procedures te verbeteren.
Gedecentraliseerde oplossingen zijn ontoereikend om een dermate intensieve informatie-uitwisseling via het SIS tussen de lidstaten in goede banen te leiden. Vanwege de omvang, de gevolgen en de impact van de geplande maatregel kan dit voorstel beter worden verwezenlijkt op het niveau van de Unie.
Het voorstel heeft onder meer tot doel technische verbeteringen aan te brengen om de doeltreffendheid van het SIS te verbeteren en het gebruik van het systeem in alle deelnemende lidstaten te harmoniseren. Omdat deze doelstellingen een grensoverschrijdende dimensie hebben en omdat het waarborgen van een doeltreffende grensoverschrijdende informatie-uitwisseling ter bestrijding van steeds weer andersoortige dreigingen met bepaalde uitdagingen gepaard gaat, bevindt de EU zich in een goede positie om oplossingen aan te dragen die niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt.
Indien de tekortkomingen van het SIS niet worden aangepakt, bestaat het risico dat tal van kansen op een maximale efficiëntie en Europese meerwaarde worden gemist en dat blinde vlekken de bevoegde autoriteiten beletten hun werk te doen. Om een voorbeeld te geven: het ontbreken van geharmoniseerde voorschriften over het wissen van overbodige signaleringen in het systeem kan een hinderpaal worden voor het vrije verkeer van personen – een fundamenteel beginsel van de Unie.
•Evenredigheid
Krachtens artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie mag het optreden van de Unie niet verder gaan dan wat nodig is om de doelstellingen van de Verdragen te verwezenlijken. De vorm die voor dit EU-optreden is gekozen, moet het mogelijk maken de doelstellingen van het voorstel te verwezenlijken en het voorstel zo doeltreffend mogelijk ten uitvoer te leggen. Het voorgestelde initiatief is een herziening van de bepalingen van het SIS die betrekking hebben op politiële samenwerking en justitiële samenwerking in strafzaken.
Het voorstel is gebaseerd op de beginselen van „privacy door ontwerp”. Wat het recht op bescherming van persoonsgegevens betreft, wordt de evenredigheid gewaarborgd door specifieke regels voor het wissen van signaleringen en door de verplichting de verzameling en de opslag van gegevens te beperken tot wat strikt noodzakelijk is voor de werking en de doelstellingen van het systeem. Om rekening te houden met de operationele vereisten wordt in dit voorstel de bewaartermijn voor signaleringen van voorwerpen verkort en in overeenstemming gebracht met die voor signaleringen van personen, aangezien er veelal een verband is met persoonsgegevens zoals persoonlijke identificatiedocumenten en kentekenplaten. De ervaring van de politie leert dat gestolen goederen binnen relatief korte tijd kunnen worden teruggevonden, zodat een bewaartermijn van tien jaar voor signaleringen van voorwerpen onnodig lang is.
De signaleringen in het SIS bevatten uitsluitend gegevens die nodig zijn om een persoon of voorwerp te identificeren en te lokaliseren en om passende operationele maatregelen te nemen. Nadere gegevens worden verstrekt via de Sirene-bureaus in het kader van de uitwisseling van aanvullende informatie.
Bovendien moeten uit hoofde van het voorstel alle garanties worden geboden en alle mechanismen worden toegepast die nodig zijn om de grondrechten van de persoon op wie de gegevens betrekking hebben (de betrokkene), doeltreffend te beschermen, met name wat diens persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens betreft. Het voorstel bevat ook bepalingen die specifiek bedoeld zijn om de SIS-persoonsgegevens over individuen beter te beveiligen.
Voor de werking van het systeem zijn op EU-niveau geen verdere processen of harmonisatiemaatregelen nodig. De voorgenomen maatregel vereist geen verdere EU-actie om de gestelde doelen te bereiken, en is derhalve evenredig.
•Keuze van het instrument
De voorgestelde herziening neemt de vorm aan van een verordening, die in de plaats komt van Besluit 2007/533/JBZ en een groot deel van de inhoud daarvan behoudt. Besluit 2007/533/JBZ is aangenomen als een zogenoemd „instrument van de derde pijler” in het kader van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Dergelijke instrumenten werden door de Raad vastgesteld, zonder dat het Europees Parlement hierbij als medewetgever betrokken was. De rechtsgrondslag van het voorstel is opgenomen in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), omdat met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 een einde is gekomen aan de pijlerstructuur. Uit hoofde van de rechtsgrondslag moet de gewone wetgevingsprocedure worden gevolgd. Omdat de bepalingen verbindend zijn en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat, is de keuze van een verordening als instrument verplicht.
Het met het voorstel beoogde doel – de verdere ontwikkeling en versterking van een bestaand gecentraliseerd systeem voor samenwerking tussen de lidstaten – vereist een gemeenschappelijke architectuur en bindende werkingsvoorschriften. Met betrekking tot de toegang tot het systeem, ook voor rechtshandhavingsdoeleinden, worden bindende regels vastgesteld die gelijk zijn voor alle lidstaten en voor het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (eu-LISA). Sinds 9 mei 2013 is eu-LISA verantwoordelijk voor het operationele beheer van het centrale SIS en moet het ervoor zorgen dat dit 24 uur per dag en 7 dagen per week volledig operationeel is. Het voorstel bouwt voort op de verantwoordelijkheden van eu-LISA in verband met het SIS.
Voorts worden rechtstreeks toepasselijke voorschriften voorgesteld op grond waarvan de betrokkene zijn eigen gegevens mag inzien en toegang krijgt tot rechtsmiddelen, zonder dat daarvoor verdere uitvoeringsmaatregelen moeten worden vastgesteld.
Derhalve kan alleen voor een verordening als rechtsinstrument worden gekozen.
3.RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN
•Ex-postevaluaties/geschiktheidscontroles van bestaande wetgeving
Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1987/2006 en Besluit 2007/533/JBZ van de Raad heeft de Commissie drie jaar na de ingebruikneming van SIS II een algemene evaluatie opgesteld van het centrale SIS II en van de bilaterale en multilaterale uitwisseling van aanvullende informatie tussen de lidstaten.
Uit deze evaluatie kwam nadrukkelijk naar voren dat de rechtsgrondslag van het SIS moest worden aangepast om beter te kunnen reageren op nieuwe uitdagingen in het kader van veiligheid en migratie. Dit omvat bijvoorbeeld een voorstel om het volledige gebruikstraject van het SIS te verbeteren door de toepassing ervan door de eindgebruikers te reglementeren en normen inzake gegevensbeveiliging vast te stellen die ook voor eindgebruikerstoepassingen gelden, de bruikbaarheid van het systeem voor terrorismebestrijding te vergroten door in een nieuwe responsmaatregel te voorzien, meer duidelijkheid te brengen in de situatie van kinderen die door een van hun ouders dreigen te worden ontvoerd alsmede in het systeem meer biometrische identificatiemiddelen beschikbaar te stellen.
Uit de evaluatie bleek ook dat wetswijzigingen nodig zijn om de technische werking van het systeem te verbeteren en nationale processen te stroomlijnen. Door het gebruik van het SIS te vergemakkelijken en onnodige lasten te verminderen, zullen deze maatregelen het SIS efficiënter en doeltreffender maken. Daarnaast worden maatregelen voorgesteld om de kwaliteit van de gegevens en de transparantie van het systeem te verbeteren door de specifieke rapportageverplichtingen van de lidstaten en eu-LISA beter te omschrijven.
De voorgestelde maatregelen zijn gebaseerd op de resultaten van de algemene evaluatie (het evaluatieverslag en het bijbehorende werkdocument van de diensten van de Commissie zijn op 21 december 2016 aangenomen).
•Raadpleging van belanghebbenden
Naar aanleiding van haar evaluatie van het SIS heeft de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 67 van Besluit 2007/533/JBZ de relevante belanghebbenden, waaronder de afgevaardigden die in het SISVIS-comité zitting hebben, verzocht om commentaar en suggesties. De vertegenwoordigers van de lidstaten in dit comité gaan over operationele Sirene-aangelegenheden (grensoverschrijdende samenwerking met betrekking tot het SIS) en technische aangelegenheden op het gebied van ontwikkeling en onderhoud van het SIS en de betrokken Sirene-toepassing.
Als onderdeel van het evaluatieproces werden aan deze gedelegeerden gedetailleerde vragenlijsten voorgelegd. Verduidelijkingen of nadere toelichtingen werden gegeven via e-mail of in gerichte gesprekken. Dankzij dit interactieve proces konden alle aspecten van een onderwerp op een transparante manier aan de orde worden gesteld. Vervolgens zijn deze kwesties in de loop van 2015 en 2016 door de afgevaardigden in het SISVIS-comité besproken tijdens speciaal daarvoor georganiseerde bijeenkomsten en workshops.
De Commissie heeft ook gericht overleg gepleegd met de nationale gegevensbeschermingsautoriteiten en met leden van de coördinatiegroep voor toezicht SIS II op het gebied van gegevensbescherming. De lidstaten hebben aan de hand van een speciale vragenlijst verslag uitgebracht over hun ervaringen met inzageverzoeken van betrokkenen en het werk van de nationale gegevensbeschermingsautoriteiten. Bij het opstellen van het voorstel is rekening gehouden met de antwoorden op de desbetreffende vragenlijst van juni 2015.
Intern heeft de Commissie een horizontale stuurgroep opgezet met vertegenwoordigers van het secretariaat-generaal en van de directoraten-generaal Migratie en Binnenlandse Zaken, Justitie en Consumenten, Personele middelen en veiligheid, en Informatica. Deze groep monitorde het evaluatieproces en gaf sturing waar dat nodig was.
In de evaluatiebevindingen zijn tevens gegevens verwerkt die tijdens evaluatiebezoeken aan de lidstaten zijn verzameld in het kader van een nauwgezet onderzoek naar het praktische gebruik van het SIS. Dit materiaal bestaat onder meer uit besprekingen en gesprekken met systeemgebruikers, personeel van Sirene-bureaus en nationale bevoegde autoriteiten.
Naar aanleiding van die opmerkingen worden in deze verordening maatregelen voorgesteld om de technische en operationele efficiëntie en doeltreffendheid van het systeem te verbeteren.
•Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid
Naast de resultaten van de raadpleging van de belanghebbenden zijn ook de bevindingen van drie door de Commissie uitbestede studies in het voorstel verwerkt:
Technische beoordeling van het SIS (Kurt Salmon)
Deze beoordeling legt de vinger op de belangrijkste knelpunten in de werking van het SIS, brengt de behoeften voor de toekomst in kaart en wijst vooral op de noodzaak de bedrijfscontinuïteit te optimaliseren en de algehele architectuur af te stemmen op de vereiste capaciteitsuitbreiding.
Effectbeoordeling van mogelijke verbeteringen van de SIS II-architectuur op het gebied van ICT (Kurt Salmon)
Deze studie beoordeelt de huidige kosten van de werking van het SIS op nationaal niveau en evalueert twee mogelijke technische scenario’s om het systeem te verbeteren. Beide scenario’s bevatten een reeks technische voorstellen die vooral gericht zijn op verbeteringen in het centrale systeem en de algehele architectuur.
„Effectbeoordeling van technische verbeteringen van de SIS II-architectuur op het gebied van ICT – eindverslag”, 10 november 2016 (Wavestone)
In deze studie wordt nagegaan wat de implementatie van een nationale kopie de lidstaten kost. Hiervoor worden drie scenario’s geanalyseerd: een volledig gecentraliseerd systeem, een gestandaardiseerde N.SIS-toepassing die door eu-LISA wordt ontwikkeld en de lidstaten ter beschikking wordt gesteld, en een afzonderlijke N.SIS-toepassing met gemeenschappelijke technische normen.
•Effectbeoordeling
De Commissie heeft geen effectbeoordeling uitgevoerd.
De drie (in het onderdeel Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid genoemde) onafhankelijke beoordelingen zijn als basis gebruikt om de gevolgen van een wijziging van het systeem uit technisch oogpunt in kaart te brengen. Bovendien heeft de Commissie twee evaluaties van het Sirene-handboek opgesteld sinds 2013, d.w.z. sinds de ingebruikneming van SIS II op 9 april 2013 en het van kracht worden van Besluit 2007/533/JBZ. Dit evaluatieproces omvat een tussentijdse herziening die geleid heeft tot de invoering van een nieuw Sirene-handboek op 29 januari 2015. Voorts heeft de Commissie een catalogus van beste praktijken en aanbevelingen vastgesteld. Bovendien brengen eu-LISA en de lidstaten geregeld technische verbeteringen aan in het systeem. Er wordt van uitgegaan dat deze mogelijkheden inmiddels zijn uitgeput en dat de rechtsgrondslag aan een volledige herziening toe is. Om echt duidelijkheid te verschaffen over de toepassing van de eindgebruikersystemen en om nadere bepalingen over het wissen van signaleringen vast te stellen, is meer nodig dan louter een verbetering van de tenuitvoerlegging en de uitvoering.
Voorts heeft de Commissie overeenkomstig artikel 24, lid 5, artikel 43, lid 3, en artikel 50, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1987/2006 en artikel 59, lid 3, en artikel 66, lid 5, van Besluit 2007/533/JBZ een algemene evaluatie van het SIS opgesteld en een bijbehorend werkdocument van de diensten van de Commissie bekendgemaakt. De voorgestelde maatregelen zijn gebaseerd op de resultaten van de algemene evaluatie (het evaluatieverslag en het bijbehorende werkdocument van de diensten van de Commissie zijn op 21 december 2016 aangenomen).
Op grond van het Schengenevaluatiemechanisme dat is vastgesteld in Verordening (EU) nr. 1053/2013 kan de werking van het SIS in de lidstaten op gezette tijden uit juridisch en operationeel oogpunt worden geëvalueerd. De evaluaties worden gezamenlijk door de Commissie en de lidstaten uitgevoerd. Via dit mechanisme doet de Raad aanbevelingen aan afzonderlijke lidstaten op basis van de evaluaties die in het kader van de meerjarenprogramma’s en jaarprogramma’s zijn opgesteld. Deze aanbevelingen zijn per definitie ad hoc van toepassing en kunnen bijgevolg niet de plaats innemen van juridisch bindende regels die tegelijkertijd van toepassing zijn op alle lidstaten die gebruikmaken van het SIS.
In het SISVIS-comité zijn regelmatig praktische operationele en technische kwesties aan de orde. Niettegenstaande de nuttige rol van deze bijeenkomsten in de samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten bieden de resultaten van deze besprekingen (tenzij het gaat om wetswijzigingen) geen oplossing voor problemen als gevolg van, bijvoorbeeld, uiteenlopende nationale praktijken.
De in deze verordening voorgestelde wijzigingen hebben geen significante gevolgen voor de economie of het milieu. Op sociaal vlak daarentegen wordt van deze veranderingen wel een significant positief effect verwacht, aangezien zij zorgen voor meer veiligheid, door een betere identificatie mogelijk te maken van personen die zich van een valse identiteit bedienen, criminelen van wie de identiteit na het plegen van een ernstig strafbaar feit onbekend is gebleven, en minderjarigen die vermist zijn. De impact van deze wijzigingen op de grondrechten en de bescherming van gegevens is in beschouwing genomen en wordt verder toegelicht in het volgende punt (Grondrechten).
Het voorstel is opgesteld aan de hand van het omvangrijke corpus aan gegevens dat is verzameld toen, naar aanleiding van de algemene evaluatie van het SIS van de tweede generatie, werd onderzocht of het systeem naar behoren werkte en waar het eventueel kon verbeterd. Bovendien is een studie verricht naar de weerslag van de kosten, om te garanderen dat werd gekozen voor de meest passende en evenredige nationale architectuur.
•Grondrechten en gegevensbescherming
Dit voorstel is bedoeld om een bestaand systeem te ontwikkelen en te verbeteren, veeleer dan om een nieuw systeem in te voeren, en bouwt bijgevolg voort op belangrijke en doeltreffende garanties die nu reeds worden geboden. Dit neemt niet weg dat het voorgestelde systeem gevolgen kan hebben voor de grondrechten van een persoon, aangezien het naast de gebruikelijke persoonsgegevens ook nog andere categorieën gevoelige biometrische gegevens zal verwerken. Deze gevolgen zijn grondig onderzocht en er zijn aanvullende garanties opgenomen om de verzameling en verdere verwerking van gegevens te beperken tot wat strikt noodzakelijk en operationeel vereist is, en om de toegang tot die gegevens te beperken tot degenen die deze uit operationele noodzaak moeten verwerken. Het voorstel voorziet in duidelijke termijnen voor de bewaring van de gegevens, inclusief verkorte bewaartermijnen voor signaleringen van voorwerpen. Het voorstel voorziet ook in uitdrukkelijke erkenning en vaststelling van het recht van personen op inzage in hen betreffende gegevens en op rectificatie en wissing van die gegevens in overeenstemming met hun grondrechten (zie het deel over gegevensbescherming en veiligheid).
Het voorstel zet de bescherming van de grondrechten kracht bij, door de voorschriften voor het wissen van een signalering in wetgeving te verankeren en een evenredigheidsbeoordeling in te voeren voor het verlengen van een signalering. Door biometrische identificatiemiddelen te gebruiken voor vermiste personen die in bescherming moeten worden genomen en te waarborgen dat persoonsgegevens juist zijn en naar behoren worden beschermd, wordt betrouwbaardere identificatie van personen mogelijk gemaakt. De ruime en solide waarborgen inzake het gebruik van biometrische identificatiemiddelen moeten voorkomen dat onschuldige personen problemen ondervinden.
De verplichting het volledige traject van het systeem te beveiligen, staat borg voor een betere bescherming van de daarin opgeslagen gegevens. Dankzij de invoering van een duidelijke procedure voor incidentenbeheer en de verbetering van de bedrijfscontinuïteit van het SIS is dit voorstel met betrekking tot het recht op de bescherming van persoonsgegevens volledig in overeenstemming met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Ook de veiligheid van personen in de samenleving gaat erop vooruit wanneer het SIS verder wordt ontwikkeld en doeltreffend zijn werk kan blijven doen.
Inzake biometrische identificatiemiddelen worden belangrijke wijzigingen voorgesteld. Naast vingerafdrukken zouden ook handpalmafdrukken moeten worden verzameld en opgeslagen indien aan de wettelijke vereisten wordt voldaan. Logbestanden van vingerafdrukken worden overeenkomstig de artikelen 26, 32, 34 en 36 gekoppeld aan alfanumerieke SIS-signaleringen. In de toekomst zou het mogelijk moeten zijn deze dactyloscopische gegevens (vinger- en handpalmafdrukken) te doorzoeken aan de hand van vingerafdrukken die op een plaats delict zijn aangetroffen, op voorwaarde dat het delict als een terroristisch misdrijf of ander ernstig strafbaar feit wordt beschouwd, en met een hoge mate van waarschijnlijkheid kan worden vastgesteld dat de afdrukken die van de dader zijn. Volgens het voorstel zouden verder de vingerafdrukken van zogeheten „onbekende gezochte personen” moeten worden bewaard; de voorwaarden komen uitvoerig aan de orde in punt 5, onder „Foto’s, gezichtsopnamen, dactyloscopische gegevens en DNA-profielen”. Indien de documenten van een persoon geen uitsluitsel geven over diens identiteit, zouden de bevoegde autoriteiten de vingerafdrukken van die persoon moeten toetsen aan de vingerafdrukken die zijn opgeslagen in de SIS-databank.
Op grond van het voorstel moeten extra gegevens worden verzameld en opgeslagen (zoals gegevens over de persoonlijke identificatiedocumenten) die het voor de functionarissen in het veld gemakkelijker maken de identiteit van een persoon vast te stellen.
Het voorstel waarborgt het recht van de betrokkene op beschikbare effectieve rechtsmiddelen om besluiten aan te vechten, waaronder een doeltreffende voorziening in rechte overeenkomstig artikel 47 van het Handvest van de grondrechten.
4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
Het SIS is één integraal informatiesysteem. Bijgevolg moeten de bedragen voor de uitgaven als genoemd in twee van de voorstellen (het onderhavige en het voorstel voor een verordening betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem (SIS) op het gebied van grenscontroles) worden beschouwd als één bedrag, en niet als twee afzonderlijke bedragen. De informatie over de budgettaire gevolgen van de wijzigingen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van beide voorstellen, is gebundeld in één financieel memorandum.
Omdat het derde voorstel (inzake de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen) een aanvulling op de twee andere vormt, worden de desbetreffende budgettaire gevolgen afzonderlijk behandeld in een apart financieel memorandum dat uitsluitend betrekking heeft op de instelling van deze specifieke signaleringscategorie.
Op basis van een beoordeling van al het werk dat aan het netwerk, aan het centrale SIS (door eu-LISA) en in de lidstaten moet worden verricht, wordt ervan uitgegaan dat voor de twee voorgestelde verordeningen een totaalbedrag van 64,3 miljoen EUR nodig zal zijn voor de periode 2018-2020.
Dit bedrag is inclusief de kosten voor het vergroten van de bandbreedte van het TESTA-NG-netwerk, dat als gevolg van deze voorstellen meer verwerkingsvermogen en capaciteit nodig heeft voor de doorzending van vingerafdrukbestanden en gezichtsopnamen (9,9 miljoen EUR). Eveneens verrekend in het hierboven genoemde bedrag zijn de kosten in verband met personeels- en operationele uitgaven (17,6 miljoen EUR). eu-LISA heeft de Commissie meegedeeld dat de aanwerving van drie nieuwe arbeidscontractanten gepland is voor januari 2018 en de ontwikkelingsfase dus op tijd van start kan gaan om de ingebruikneming van de bijgewerkte functies van het SIS in 2020 te waarborgen. Voor de toepassing van deze voorstellen moet het centrale SIS technisch worden aangepast om een aantal bestaande signaleringscategorieën uit te breiden en nieuwe functies in te bouwen. Deze aanpassingen zijn in aanmerking genomen in het financieel memorandum bij dit voorstel.
Bovendien heeft de Commissie een studie verricht naar de weerslag van de kosten die dit voorstel op nationaal niveau met zich meebrengt. Deze kosten worden geraamd op 36,8 miljoen EUR en moeten worden vergoed in de vorm van een aan de lidstaten uit te keren forfaitair bedrag. Elke lidstaat zal 1,2 miljoen EUR ontvangen om zijn nationale systeem overeenkomstig de voorgestelde vereisten te upgraden, onder meer voor het opzetten van een gedeeltelijke nationale kopie wanneer dit nog niet is gebeurd, of voor een back-upsysteem.
Gepland wordt de rest van de begroting die in het Fonds voor interne veiligheid is geoormerkt voor slimme grenzen, te herprogrammeren om de upgrades en functies die in de twee verordeningen worden voorgesteld, te implementeren. De ISF-grenzenverordening is het financiële instrument waarin het budget voor de tenuitvoerlegging van het slimmegrenzenpakket is opgenomen. In artikel 5 van de verordening is bepaald dat 791 miljoen EUR wordt aangewend door middel van een programma voor het opzetten van IT-systemen ter beheersing van de migratiestromen over de buitengrenzen onder de voorwaarden als bepaald in artikel 15. 480 miljoen EUR daarvan is gereserveerd voor de ontwikkeling van het inreis-uitreissysteem en 210 miljoen EUR voor de ontwikkeling van het Europees systeem voor reisinformatie en -autorisatie (ETIAS). De rest zal gedeeltelijk worden gebruikt ter dekking van de kosten die gepaard gaan met de in de twee SIS-voorstellen opgenomen wijzigingen.
5.OVERIGE ELEMENTEN
•Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage
De Commissie, de lidstaten en eu-LISA zullen het gebruik van het SIS op gezette tijden evalueren en monitoren om ervoor te zorgen dat het systeem doeltreffend en efficiënt blijft functioneren. Voor de uitvoering van de voorgestelde technische en operationele maatregelen zal de Commissie worden bijgestaan door het SISVIS-comité.
In artikel 71, leden 7 en 8, van het verordeningsvoorstel is bovendien een procedure voor een regelmatige evaluatie en herziening vastgelegd.
eu-LISA moet om de twee jaar verslag uitbrengen aan het Europees Parlement en de Raad over de technische werking – inclusief de beveiliging – van het SIS, de communicatie-infrastructuur ter ondersteuning van het SIS, en de bilaterale en multilaterale uitwisseling van aanvullende informatie tussen de lidstaten.
Voorts dient de Commissie om de vier jaar een algemene evaluatie van het SIS en de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten op te stellen, die zij moet meedelen aan het Parlement en de Raad. In deze evaluatie wordt nagegaan:
hoe de bereikte resultaten zich verhouden tot de doelstellingen;
of de uitgangspunten voor het systeem nog gelden;
hoe de verordening wordt toegepast op het centrale systeem;
hoe het staat met de beveiliging van het centrale systeem;
welke de gevolgen zijn voor de toekomstige werking van het systeem.
eu-LISA krijgt nu ook tot taak dagelijkse, maandelijkse en jaarlijkse statistieken over het gebruik van het SIS te verstrekken, wat ervoor zorgt dat niet alleen het systeem zelf continu wordt gemonitord, maar ook de mate waarin het voldoet aan de beoogde doelstellingen.
•Nadere toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel
Overlappingen tussen dit voorstel en het voorstel voor een verordening inzake de instelling, de werking en het gebruik van het SIS op het gebied van grenscontroles
Algemene bepalingen (artikelen 1–3)
Technische architectuur en werkwijze van het SIS (artikelen 4–14)
Taken van eu-LISA (artikelen 15–18)
Recht op toegang tot signaleringen en bewaring van signaleringen (artikelen 43, 46, 48, 50 en 51)
Algemene regels voor de verwerking en bescherming van gegevens (artikelen 53–70)
Monitoring en statistieken (artikel 71)
Volledig gebruikstraject van het SIS
Het SIS wordt over heel Europa door meer dan 2 miljoen eindgebruikers bij de bevoegde autoriteiten gebruikt en vormt een doeltreffend instrument voor de uitwisseling van informatie. De voorgestelde regels bestrijken het volledige werkingstraject van het systeem – d.w.z. het centrale, door eu-LISA operationeel beheerde SIS, de nationale systemen en de applicaties voor de eindgebruikers – en hebben dus niet alleen betrekking op het centrale systeem en de nationale systemen, maar ook op de technische en operationele behoeften van de eindgebruikers.
Krachtens artikel 9, lid 2, moeten de eindgebruikers de gegevens ontvangen die zij voor de uitvoering van hun taken nodig hebben (met name alle gegevens die vereist zijn om de betrokkene te identificeren en om de gevraagde maatregel uit te voeren). Bovendien zorgt deze bepaling voor harmonisatie van de nationale systemen, door een blauwdruk vast te stellen voor de implementatie van het SIS door de lidstaten. Krachtens artikel 6 moet elke lidstaat ervoor zorgen dat de SIS-gegevens ononderbroken beschikbaar zijn voor de eindgebruikers, zodat de kans op storingen wordt beperkt en de operationele voordelen zodoende worden geoptimaliseerd.
Artikel 10, lid 3, garandeert dat de beveiliging van de gegevensverwerking ook de activiteiten op het gebied van de gegevensverwerking door de eindgebruiker omvat. Krachtens artikel 14 moeten de lidstaten ervoor zorgen dat personeelsleden die toegang hebben tot het SIS, regelmatig en permanent worden bijgeschoold over de regels voor gegevensbeveiliging en bescherming.
Als gevolg van de opneming van deze maatregelen biedt dit voorstel een meer omvattende dekking van het volledige werkingstraject van het SIS, met regels en verplichtingen die gelden voor de miljoenen eindgebruikers over heel Europa. Het doeltreffendst is het SIS als de lidstaten ervoor zorgen dat eindgebruikers die een nationale immigratie- of politiedatabank mogen bevragen, parallel daarmee ook telkens het SIS bevragen. Op die manier kan het SIS zijn beoogde functie als voornaamste compenserende maatregel in het gebied zonder binnengrenstoezicht vervullen en kunnen de lidstaten de grensoverschrijdende dimensie van de criminaliteit en de mobiliteit van criminelen beter aanpakken. Deze parallelle bevraging moet in overeenstemming zijn met artikel 4 van Richtlijn (EU) 2016/680.
Bedrijfscontinuïteit
De voorstellen versterken de bepalingen met betrekking tot de bedrijfscontinuïteit, zowel op nationaal niveau als voor eu-LISA (artikelen 4, 6, 7 en 15) en moeten ervoor zorgen dat het SIS operationeel en toegankelijk blijft voor het personeel in het veld, ook wanneer het systeem problemen ondervindt.
Gegevenskwaliteit
Het voorstel gaat uit van het beginsel dat de lidstaat, die de eigenaar is van de gegevens, ook verantwoordelijk is voor de accuraatheid van de in het SIS opgenomen gegevens (artikel 56). Dit neemt niet weg dat een centraal, door eu-LISA beheerd mechanisme moet worden opgezet om lidstaten in de gelegenheid te stellen signaleringen waarvan de gegevens in de verplichte velden kwalitatief twijfelachtig zijn, geregeld te herzien. Daarom geeft artikel 15 van het voorstel eu-LISA de bevoegdheid om op gezette tijden verslag over de gegevenskwaliteit uit te brengen aan de lidstaten. Een gegevensregister voor het opstellen van statistische verslagen en verslagen over gegevenskwaliteit kan daarbij van dienst zijn (artikel 71). Deze verbeteringen grijpen terug op de tussentijdse bevindingen van de deskundigengroep op hoog niveau voor informatiesystemen en interoperabiliteit.
Foto’s, gezichtsopnamen, dactyloscopische gegevens en DNA-profielen
De mogelijkheid om een persoon te identificeren door het systeem te bevragen aan de hand van vingerafdrukken, is al vastgelegd in artikel 22 van Verordening (EG) nr. 1987/2006 en Besluit 2007/533/JBZ. Deze voorstellen maken deze bevraging verplicht indien de identiteit van de persoon op geen andere manier kan worden vastgesteld. Bovendien maken wijzigingen in artikel 22 en de nieuwe artikelen 40, 41 en 42 het mogelijk om naast vingerafdrukken ook gezichtsopnamen, handpalmafdrukken en DNA-profielen te gebruiken om personen te identificeren. Momenteel is het gebruik van gezichtsopnamen alleen toegestaan om de identiteit van een persoon na een alfanumerieke opzoeking te bevestigen, en dus niet als basis voor een bevraging. Dactyloscopie is de wetenschappelijke studie van vingerafdrukken als identificatie-instrument. Handpalmafdrukken, aldus deskundigen op het gebied van de dactyloscopie, zijn uniek en bevatten, net als vingerafdrukken, referentiepunten die accurate en definitieve vergelijkingen mogelijk maken. Handpalmafdrukken kunnen net als vingerafdrukken worden gebruikt om de identiteit van een persoon vast te stellen. Het nemen van handpalmafdrukken, naast de tien gerolde en de tien platte vingerafdrukken, behoort al tientallen jaren tot de vaste werkmethoden van de politie. Handpalmafdrukken worden voornamelijk voor twee doeleinden gebruikt:
i)voor het identificeren van personen die al dan niet opzettelijk de toppen van hun vingers hebben beschadigd, hetzij om te vermijden dat zij worden geïdentificeerd of dat hun vingerafdrukken worden genomen, hetzij als gevolg van een ongeval of zware handenarbeid. Tijdens de besprekingen over de technische voorschriften van het AFIS van het SIS deelde Italië mee dat men er in een aanzienlijk aantal gevallen in slaagt irreguliere migranten die hun vingertoppen opzettelijk hebben beschadigd om identificatie te voorkomen, alsnog te identificeren aan de hand van door de Italiaanse autoriteiten genomen handpalmafdrukken;
ii)latente afdrukken die op een plaats delict zijn aangetroffen. Een verdachte laat op de plaats van het delict vaak sporen achter die afdrukken van een handpalm blijken te zijn. De verdachte kan slechts worden geïdentificeerd doordat bij het wettig afnemen van vingerafdrukken ook routinematig een afdruk van de handpalm wordt gemaakt. De handpalmafdruk bevat ook vaak details van de basis van de vingers die vaak ontbreken op de gerolde en platte vingerafdrukken, aangezien die met name op de vingertoppen en de bovenste vingerkootjes gericht zijn.
Het gebruik van gezichtsopnamen voor identificatiedoeleinden zal ervoor zorgen dat het SIS beter aansluit op de voorstellen voor het inreis-/uitreissysteem van de EU, e-gates en zelfbedieningsloketten. Deze functie zal alleen beschikbaar zijn in reguliere grensdoorlaatposten.
Wanneer geen vinger- of handpalmafdrukken beschikbaar zijn, mogen voor vermiste personen die in bescherming moeten worden genomen, met name kinderen, overeenkomstig artikel 22, lid 1, onder b), ook DNA-profielen worden gebruikt. Deze functie zal alleen worden toegepast wanneer geen vingerafdrukken beschikbaar zijn, en zal slechts toegankelijk zijn voor bevoegde gebruikers. Deze bepaling staat toe dat om de vermiste persoon of het kind te identificeren en te lokaliseren, gebruik wordt gemaakt van DNA-profielen via de ouders, broers of zussen van de betrokken persoon. De lidstaten wisselen deze gegevens al op operationeel niveau uit door middel van de uitwisseling van aanvullende informatie. Dit voorstel biedt een regelgevingskader voor deze werkwijze, door deze op te nemen in de materiële rechtsgrondslag voor de werking en het gebruik van het SIS en te voorzien in duidelijke processen om de omstandigheden te bepalen waarin dergelijke profielen mogen worden gebruikt.
De voorgestelde wijzigingen staan ook toe dat op basis van vinger- of handpalmafdrukken SIS-signaleringen worden uitgevaardigd voor onbekende personen die gezocht worden in verband met een strafbaar feit (artikelen 40–42). Deze signaleringen mogen worden gecreëerd wanneer bijvoorbeeld op de plaats van een ernstig delict latente vinger- of handpalmafdrukken worden aangetroffen en er sterke aanwijzingen zijn dat deze van de dader afkomstig zijn. Wanneer vingerafdrukken bijvoorbeeld worden aangetroffen op een wapen dat bij het plegen van het delict is gebruikt of op een ander voorwerp dat de dader tijdens het plegen van het delict heeft gebruikt. Deze nieuwe signaleringscategorie vormt een aanvulling op de Prümbepalingen die de onderlinge koppeling van nationale strafrechtelijke vingerafdrukidentificatiesystemen toestaan. Via het Prümmechanisme kan een lidstaat een verzoek indienen om na te gaan of de dader van een strafbaar feit van wie vingerafdrukken zijn aangetroffen, bekend is in een andere lidstaat (doorgaans voor onderzoeksdoeleinden). Een persoon kan via het Prümmechanisme alleen worden geïdentificeerd indien in een andere lidstaat zijn vingerafdrukken zijn genomen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek. Personen met een blanco strafblad kunnen dus niet worden geïdentificeerd. Dankzij de ontwikkelingen die in dit voorstel zijn opgenomen, d.w.z. de opslag van vingerafdrukken van onbekende gezochte personen, kunnen de vingerafdrukken van een onbekende dader naar het SIS worden geüpload, zodat deze als gezocht kan worden geïdentificeerd als hij in een andere lidstaat wordt aangetroffen. Deze functie mag alleen worden gebruikt als de lidstaat eerst alle beschikbare nationale en internationale bronnen heeft doorzocht, maar zo de identiteit van de betrokkene niet heeft kunnen vaststellen. Het voorstel bevat toereikende waarborgen om ervoor te zorgen dat onder deze categorie in het SIS slechts vingerafdrukken worden opgeslagen van personen tegen wie een ernstige verdenking van een terroristisch misdrijf of een ander ernstig strafbaar feit bestaat. Het gebruik van deze nieuwe signaleringscategorie is dus slechts toegestaan ingeval de onbekende dader een groot risico voor de openbare veiligheid vormt, dat rechtvaardigt dat diens vingerafdrukken met de vingerafdrukken van reizigers worden vergeleken, bijvoorbeeld om te voorkomen dat de persoon de ruimte zonder controles aan de binnengrenzen verlaat.
Deze bepaling staat eindgebruikers niet toe vingerafdrukken onder deze categorie op te nemen indien het verband met de dader niet kan worden vastgesteld. Voorwaarde is ook dat de identiteit van de persoon niet kan worden vastgesteld aan de hand van andere nationale, Europese of internationale databanken waarin vingerafdrukken zijn opgeslagen. Zodra de vingerafdruk in het SIS is opgeslagen, wordt hij gebruikt ter identificatie van personen van wie de identiteit niet op een andere wijze kan worden vastgesteld. Als deze controle tot een potentiële match leidt, voert de lidstaat verdere controles uit met de vingerafdrukken van die personen, eventueel met medewerking van vingerafdrukexperts, om vast te stellen of de in het SIS opgeslagen vingerafdrukken bij de betrokken persoon horen, en stelt de lidstaat de identiteit van de persoon vast. De procedures zijn onderworpen aan het nationale recht. De identificatie als een in het SIS opgenomen onbekende gezochte persoon kan tot aanhouding leiden.
Toegang tot het SIS
In dit deel wordt beschreven wat er voor de bevoegde nationale autoriteiten en de EU-agentschappen (institutionele gebruikers) verandert op het gebied van toegangsrechten.
Nationale autoriteiten – immigratieautoriteiten
Om het SIS zo efficiënt mogelijk te gebruiken, worden in het voorstel toegangsrechten toegekend aan de nationale autoriteiten die belast zijn met het onderzoek van de voorwaarden en het nemen van besluiten inzake binnenkomst, verblijf en terugkeer van onderdanen van derde landen op het grondgebied van de lidstaten. Daardoor kan het SIS worden geraadpleegd in verband met irreguliere migranten die geen reguliere grenscontroles hebben ondergaan. Het voorstel zorgt ervoor dat onderdanen van derde landen die de buitengrenzen via reguliere grensdoorlaatposten overschrijden (en dus worden onderworpen aan de controles die voor onderdanen van derde landen gelden) dezelfde behandeling krijgen als onderdanen van derde landen die irregulier het Schengengebied binnenkomen.
Dit voorstel waarborgt bovendien dat de autoriteiten die belast zijn met de registratie van voertuigen (artikel 44), vaartuigen en luchtvaartuigen, in beperkte mate toegang krijgen tot het systeem met het oog op de uitvoering van hun taken, mits deze autoriteiten overheidsdiensten zijn. Dit helpt voorkomen dat de genoemde vervoermiddelen worden geregistreerd als zij in een andere lidstaat zijn gestolen en als gezocht te boek staan. Dit initiatief is niet nieuw wat de autoriteiten voor de registratie van voertuigen betreft; deze hadden namelijk reeds toegang tot het SIS uit hoofde van artikel 102 bis van de Schengenuitvoeringsovereenkomst en Verordening (EG) nr. 1986/2006. Volgens dezelfde redenering voorziet het voorstel in de toegang van de met de registratie van (lucht)vaartuigen belaste autoriteiten tot SIS-signaleringen van (lucht)vaartuigen.
Institutionele gebruikers
Europol (artikel 46), Eurojust (artikel 47) en het Europees Grens- en kustwachtagentschap – en de bijbehorende teams, teams van personeelsleden die betrokken zijn bij met terugkeer verband houdende taken, en leden van het ondersteuningsteam voor migratiebeheer (artikelen 48 en 49) – hebben toegang tot het SIS en de SIS-gegevens die zij nodig hebben. Passende waarborgen zorgen voor een adequate bescherming van de gegevens in het systeem (onder meer door deze instanties uitsluitend toegang te geven tot de gegevens die zij nodig hebben om hun taken uit te voeren – artikel 50).
Als gevolg van de wijzigingen krijgt Europol, met het oog op een optimaal gebruik van het SIS bij het uitvoeren van zijn taken, tevens toegang tot signaleringen van vermiste personen, en worden er nieuwe bepalingen toegevoegd om het Europees Grens- en kustwachtagentschap en zijn teams toegang tot het systeem te verschaffen bij de uitvoering van de verschillende activiteiten in het kader van hun mandaat ter ondersteuning van de lidstaten. In de context van de werkzaamheden van de deskundigengroep op hoog niveau inzake informatiesystemen en interoperabiliteit zal de Commissie, om de informatie-uitwisseling inzake terrorisme verder te stimuleren, beoordelen of Europol automatisch van het SIS een kennisgeving moet krijgen wanneer een signalering wegens terrorismegerelateerde activiteiten wordt gecreëerd.
In het kader van het voorstel van de Commissie voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een Europees systeem voor reisinformatie en -autorisatie (ETIAS) zal de centrale ETIAS-eenheid van het Europees Grens- en kustwachtagentschap via het ETIAS in het SIS verifiëren of een onderdaan van een derde land die een reisautorisatie aanvraagt, in het SIS is gesignaleerd. Met het oog daarop krijgt de centrale ETIAS-eenheid ook volledige toegang tot het SIS.
Specifieke wijzigingen van signaleringen
Artikel 26 bepaalt dat de lidstaten signaleringen met het oog op aanhouding (bij een lopende politieactie of onderzoek) tijdelijk kunnen opschorten, zodat deze gedurende beperkte tijd slechts zichtbaar zijn voor Sirene-bureaus, maar niet voor agenten op straat. Zo wordt voorkomen dat een vertrouwelijke politieactie voor de aanhouding van een gevaarlijke crimineel in gevaar wordt gebracht door een politieagent die niet op de hoogte is.
De artikelen 32 en 33 betreffen signaleringen van vermiste personen. Door wijziging hiervan worden preventieve signaleringen mogelijk gemaakt wanneer er een groot risico van ontvoering door een van de ouders bestaat en kunnen signaleringen van vermiste personen preciezer in een categorie worden ingedeeld. Ontvoering door een van de ouders wordt vaak van tevoren precies gepland, met de bedoeling om de lidstaat waar de voogdijregeling is overeengekomen, snel te kunnen verlaten. De wijzigingen pakken een lacune in de huidige wetgeving aan, waardoor signaleringen van kinderen pas kunnen worden uitgevaardigd als zij vermist zijn. De autoriteiten in de lidstaten kunnen hiermee aangeven dat een kind een bijzonder risico loopt. De wijzigingen houden in dat wanneer er een groot risico bestaat dat een ouder een kind binnen korte tijd dreigt te ontvoeren, de grenswacht en de politie opmerkzaam worden gemaakt op het risico, zodat zij de omstandigheden waarin het aan dat risico blootstaande kind reist, nader kunnen onderzoeken en het kind zo nodig in beschermende hechtenis kunnen nemen. Via de Sirene-bureaus wordt aanvullende informatie verstrekt, onder meer over het besluit van de bevoegde gerechtelijke autoriteit die om de signalering heeft verzocht. Het Sirene-handboek zal in deze zin worden aangepast. Voor deze signalering is een passend besluit van de gerechtelijke autoriteiten vereist waarbij de voogdij aan slechts één van de ouders wordt toegekend. Ook geldt de voorwaarde dat er sprake moet zijn van een onmiddellijk ontvoeringsgevaar. Indien van toepassing wordt de status van een signalering van een vermist kind automatisch geactualiseerd wanneer het kind meerderjarig wordt.
Artikel 34 maakt het mogelijk om gegevens over voertuigen aan een signalering toe te voegen als er duidelijke aanwijzingen zijn dat deze verband houden met de gezochte persoon.
Artikel 37 voorziet in een nieuwe vorm van controle: de ondervragingscontrole. Deze controle is met name bedoeld ter ondersteuning van maatregelen om terrorisme en zware criminaliteit te bestrijden. De ondervragingscontrole staat de autoriteiten toe de betrokkene staande te houden en te ondervragen. Deze vorm van controle is grondiger dan de al bestaande onopvallende controle, maar de betrokkene wordt niet gefouilleerd of aangehouden. De controle kan echter voldoende informatie opleveren om te beslissen over verdere actie. Artikel 36 wordt gewijzigd door opneming van bepalingen over deze aanvullende vorm van controle.
Dit voorstel voorziet in SIS-signaleringen met betrekking tot blanco officiële documenten en op naam gestelde identiteitsdocumenten (artikel 36) en voertuigen, inclusief vaartuigen en luchtvaartuigen (artikelen 32 en 34) indien deze verband houden met signaleringen van personen die uit hoofde van deze artikelen gesignaleerd zijn. Artikel 37 wordt gewijzigd met bepalingen over de naar aanleiding van deze signaleringen te ondernemen actie. Het gaat daarbij louter om onderzoek; de autoriteiten kunnen zo situaties aanpakken waarin verschillende personen gebruikmaken van authentieke documenten die toebehoren aan een persoon op wie zij lijken en waarvan zij dus niet de rechtmatige houders zijn.
Artikel 38 bevat een lijst van voorwerpen waarvoor signaleringen kunnen worden opgenomen, die is uitgebreid met vervalste documenten, voertuigen ongeacht hun aandrijvingssysteem (d.w.z. zowel elektrische auto’s als auto’s met een benzine- of dieselmotor e.d.), vervalste bankbiljetten, IT-apparatuur en identificeerbare onderdelen van voertuigen en industriële apparatuur. Signaleringen van betaalmiddelen zijn van de lijst afgevoerd, aangezien dit type signalering erg inefficiënt bleek en nauwelijks tot treffers leidde.
De te volgen procedure nadat een gesignaleerd voorwerp is aangetroffen, is verduidelijkt. Artikel 39 is daartoe gewijzigd en bevat nu de bepaling dat voorwerpen overeenkomstig het nationale recht in beslag moeten worden genomen en dat daarnaast de signalerende autoriteit in kennis moet worden gesteld.
Bescherming en beveiliging van gegevens
Dit voorstel verduidelijkt wie verantwoordelijk is voor de preventie van, rapportage over en reactie op incidenten die de beveiliging of de integriteit van de SIS infrastructuur en van de in het SIS opgenomen gegevens of aanvullende informatie kunnen aantasten (artikelen 10, 16 en 57).
Artikel 12 bevat bepalingen over het bijhouden en doorzoeken van logbestanden met het relaas van de signaleringen.
Artikel 12 bevat tevens bepalingen over het geautomatiseerd scannen van kentekenplaten van motorvoertuigen met behulp van systemen voor automatische kentekenplaatherkenning, die voorschrijven dat de lidstaten van deze bevragingen overeenkomstig het nationale recht een register bijhouden.
Artikel 15, lid 3, is identiek aan artikel 15, lid 3, van Besluit 2007/533/JBZ van de Raad en bepaalt dat de Commissie verantwoordelijk blijft voor het contractuele beheer van de communicatie-infrastructuur, met inbegrip van begrotingsuitvoeringstaken en aanschaf en vernieuwing. Deze taken zullen aan eu-LISA worden overgedragen in het kader van de tweede reeks SIS-voorstellen, die is gepland voor juni 2017.
De reeds bestaande, aan de lidstaten opgelegde eis om voorafgaand aan de opneming van een signalering de gepastheid, de relevantie en het belang van de zaak na te gaan, wordt bij artikel 21 uitgebreid tot besluiten over het al dan niet verlengen van de geldigheidsduur van een signalering. Nieuw in dit verband is dat de lidstaten op grond van dit artikel verplicht worden om onder alle omstandigheden een signalering te creëren uit hoofde van artikel 34, 36 of 38 voor personen van wie de activiteiten vallen onder de artikelen 1 tot en met 4 van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad inzake terrorismebestrijding, of voor met deze personen verband houdende voorwerpen.
Gegevenscategorieën en gegevensverwerking
Voorgesteld wordt het aantal toegestane gegevens (artikel 20) over gesignaleerde personen uit te breiden met de volgende informatie:
of de persoon betrokken is bij activiteiten die vallen onder de artikelen 1 tot en met 4 van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad;
andere opmerkingen betreffende de persoon; de reden van signalering;
gegevens betreffende het nationale registratienummer van de betrokkene en de plaats van registratie;
categorie van de zaak inzake een vermiste persoon (uitsluitend signaleringen krachtens artikel 32);
gegevens van het identiteits- of reisdocument van de persoon;
kleurenkopie van het identiteits- of reisdocument van de persoon;
DNA-profielen (slechts indien geen voor identificatie bruikbare vingerafdrukken beschikbaar zijn).
De lijst van persoonsgegevens die in het SIS mogen worden opgenomen en verwerkt met het oog op de behandeling van gevallen van identiteitsmisbruik, wordt uitgebreid (artikel 59). Deze gegevens mogen slechts met de instemming van het slachtoffer van het identiteitsmisbruik worden opgenomen. De bestaande lijst gegevens wordt aangevuld met:
gezichtsopnamen;
handpalmafdrukken;
gegevens van identiteitsdocumenten;
het adres van het slachtoffer;
de naam van de vader en de moeder van het slachtoffer.
Krachtens artikel 20 moet in de signaleringen meer informatie worden opgenomen dan tot dusverre het geval was. Deze informatie omvat gegevens over de persoonlijke identificatiedocumenten van de betrokkenen en eventueel de categorisering van vermiste kinderen volgens de oorzaak van vermissing (niet-begeleide minderjarigen, ontvoering door een van de ouders, weglopers enz.). Deze gegevens hebben de eindgebruikers nodig om snel de voor de bescherming van deze kinderen vereiste maatregelen te kunnen nemen. Dankzij deze extra informatie kan de betrokken persoon beter worden geïdentificeerd en kunnen de eindgebruikers met meer kennis van zaken een besluit nemen. Ter bescherming van de eindgebruikers die de controles uitvoeren, zal het SIS ook aangeven of de gesignaleerde persoon valt onder een van de categorieën als bedoeld in de artikelen 1 tot en met 4 van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad inzake terrorismebestrijding.
In het voorstel wordt duidelijk gemaakt dat lidstaten gegevens die door een andere lidstaat zijn ingevoerd, niet naar andere nationale gegevensbestanden mogen kopiëren (artikel 53).
Bewaring
De maximale bewaartermijn voor signaleringen van personen wordt verlengd tot vijf jaar, met uitzondering van signaleringen met het oog op onopvallende controle, ondervragingscontrole of gerichte controle, waarvoor de bewaartermijn één jaar blijft. De lidstaten kunnen altijd een kortere termijn vaststellen. De verlengde maximumtermijn volgt de nationale praktijk dat de verstrijkingstermijn wordt verlengd indien het doel van de signalering nog niet is bereikt en de persoon nog steeds gezocht wordt. Het is bovendien noodzakelijk de bewaartermijn in het kader van het SIS aan te passen aan die waarin is voorzien bij andere instrumenten, zoals de terugkeerrichtlijn en Eurodac. Omwille van transparantie en duidelijkheid moet voor signaleringen van personen, met uitzondering van signaleringen met het oog op onopvallende controle, ondervragingscontrole of gerichte controle, dezelfde bewaartermijn worden vastgesteld. De verlenging van de bewaartermijn doet geen afbreuk aan de belangen van de betrokkene, aangezien een signalering niet langer mag worden bewaard dan noodzakelijk is met het oog op het doel ervan. De regels voor het wissen van signaleringen worden uitdrukkelijk beschreven in artikel 52. In artikel 51 wordt de bewaartermijn voor het toetsen van signaleringen vastgesteld, en met name de verkorte bewaartermijn van signaleringen van voorwerpen. Aangezien er geen operationele noodzaak is om voor voorwerpen een langere bewaartermijn te handhaven, is de termijn nu op vijf jaar gesteld, dezelfde termijn als voor signaleringen van personen. De verstrijking van de bewaartermijn voor op naam gestelde en blanco documenten blijft echter op tien jaar staan omdat de geldigheidsduur van documenten tien jaar bedraagt.
Wissen
Artikel 52 bepaalt onder welke voorwaarden signaleringen moeten worden gewist en brengt zodoende meer uniformiteit in de nationale procedures op dit gebied. Krachtens de bijzondere bepalingen van artikel 51 kan het personeel van de Sirene-bureaus signaleringen die niet langer nodig zijn, proactief wissen, indien geen antwoord is ontvangen van de bevoegde autoriteiten.
Rechten van betrokkenen op inzage in hun gegevens, rectificatie van onjuiste gegevens en wissing van onrechtmatig opgeslagen gegevens
De nadere bepalingen over de rechten van de betrokkenen zijn niet gewijzigd, aangezien de bestaande regels reeds een hoog niveau van bescherming waarborgen en in overeenstemming zijn met Verordening (EU) 2016/679 en Richtlijn 2016/680. Voorts wordt in artikel 63 bepaald onder welke omstandigheden de lidstaten kunnen besluiten geen informatie aan de betrokkenen mee te delen. Een dergelijke maatregel moet gebaseerd zijn op een van de in het artikel vastgestelde redenen en dient overeenkomstig het nationale recht evenredig en noodzakelijk te zijn.
Delen van gegevens met Interpol over verloren, gestolen, ongeldig gemaakte of verduisterde documenten
In artikel 63 wordt artikel 55 van Besluit 2007/533/JBZ volledig overgenomen. De betere interoperabiliteit van het onderdeel van het SIS inzake documenten en de Interpoldatabank voor gestolen en verloren reisdocumenten komt namelijk aan de orde in de mededeling van de groep van deskundigen op hoog niveau en de tweede reeks SIS-voorstellen die voor juni 2017 is gepland.
Statistieken
Om een overzicht te geven van de praktische toepassing van rechtsmiddelen, voorziet artikel 66 in een standaard statistisch systeem voor jaarlijkse rapportage over het aantal:
door betrokkenen ingediende verzoeken om inzage;
verzoeken om onjuiste gegevens te rectificeren en onrechtmatig opgeslagen gegevens te wissen;
bij de rechter aanhangig gemaakte zaken;
zaken waarin de rechter de verzoeker in het gelijk heeft gesteld, en
opmerkingen over zaken waarin ten aanzien van een door het signalerende land gecreëerde signalering onherroepelijke beslissingen door rechtbanken of autoriteiten van andere lidstaten zijn vastgesteld die wederzijds zijn erkend.
Monitoring en statistieken
Artikel 71 bepaalt welke monitoringregelingen voorhanden moeten zijn om het SIS naar behoren te toetsen aan de voor het systeem vastgestelde doelstellingen. Daartoe krijgt eu-LISA tot taak dagelijkse, maandelijkse en jaarlijkse statistieken te verstrekken over de manier waarop het systeem wordt gebruikt.
Krachtens artikel 71, lid 5, moet eu-LISA statistische verslagen opstellen en voorleggen aan de lidstaten, de Commissie, Europol, Eurojust en het Europees Grens- en kustwachtagentschap, en kan de Commissie verzoeken om aanvullende statistische verslagen en verslagen over gegevenskwaliteit betreffende de communicatie in het kader van het SIS en Sirene.
Krachtens artikel 71, lid 6, moet een centraal gegevensregister worden opgezet en beheerd, als onderdeel van het werk van eu-LISA op het gebied van de monitoring van de werking van het SIS. Via dit register krijgen daartoe bevoegde personeelsleden van de lidstaten, de Commissie, Europol en het Europees Grens- en kustwachtagentschap toegang tot de in artikel 71, lid 3, bedoelde gegevens die nodig zijn voor het opstellen van de vereiste statistieken.
2016/0409 (COD)
Voorstel voor een
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem (SIS) op het gebied van politiële samenwerking en justitiële samenwerking in strafzaken, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 515/2014 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1986/2006, Besluit 2007/533/JBZ van de Raad en Besluit 2010/261/EU van de Commissie
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 82, lid 1, tweede alinea, onder d), artikel 85, lid 1, artikel 87, lid 2, onder a), en artikel 88, lid 2, onder a),
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,
Overwegende hetgeen volgt:
(1)Het Schengeninformatiesysteem (SIS) is een essentieel instrument voor de toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis zoals dat is opgenomen in het kader van de Europese Unie. Het SIS is een van de belangrijkste compenserende maatregelen die bijdragen tot de handhaving van een hoog niveau van veiligheid in de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht in de Europese Unie door ondersteuning te bieden bij de operationele samenwerking tussen kustwacht, politie, douane en andere rechtshandhavingsautoriteiten en voor strafzaken bevoegde gerechtelijke autoriteiten.
(2)Het SIS is ingesteld op grond van de bepalingen van titel IV van de Overeenkomst van 19 juni 1990 ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord van 14 juni 1985 tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek, betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen (de Schengenuitvoeringsovereenkomst). De ontwikkeling van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) is toevertrouwd aan de Commissie krachtens Verordening (EG) nr. 2424/2001 van de Raad en Besluit 2001/886/JBZ van de Raad, en het SIS II is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1987/2006 en Besluit 2007/533/JBZ van de Raad. Het SIS II heeft het bij de Schengenuitvoeringsovereenkomst ingestelde SIS vervangen.
(3)Drie jaar na de ingebruikneming van het SIS II heeft de Commissie het systeem geëvalueerd overeenkomstig artikel 24, lid 5, artikel 43, lid 5, en artikel 50, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1987/2006 en artikel 59 en artikel 66, lid 5, van Besluit 2007/533/JBZ. Het evaluatieverslag en het bijbehorende werkdocument van de diensten van de Commissie zijn op 21 december 2016 aangenomen. De aanbevelingen die in die documenten worden gedaan, moeten adequaat tot uiting komen in deze verordening.
(4)Deze verordening vormt de noodzakelijke rechtsgrondslag voor het SIS met betrekking tot aangelegenheden die vallen onder het toepassingsgebied van titel V, hoofdstukken 4 en 5, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Verordening (EU) 2018/… van het Europees Parlement en de Raad betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem (SIS) op het gebied van grenscontroles vormt de noodzakelijke rechtsgrondslag voor het SIS met betrekking tot aangelegenheden die vallen onder het toepassingsgebied van titel V, hoofdstuk 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
(5)Het feit dat afzonderlijke instrumenten zijn vastgesteld als rechtsgrondslag voor het SIS doet geen afbreuk aan het beginsel dat het SIS één integraal informatiesysteem vormt, dat als zodanig moet functioneren. Een aantal bepalingen van deze instrumenten dient bijgevolg identiek te zijn.
(6)De doelstellingen, de technische architectuur en de financiering van het SIS moeten worden omschreven, er moeten voorschriften betreffende het volledige werkingstraject en het gebruik van het systeem worden vastgesteld, en de verantwoordelijkheden dienen te worden gedefinieerd, evenals de in het systeem op te nemen categorieën gegevens, het doel van en de criteria voor de opneming van de gegevens, de autoriteiten die toegang hebben tot de gegevens, het gebruik van biometrische identificatiemiddelen en verdere voorschriften inzake gegevensverwerking.
(7)Het SIS omvat een centraal systeem (het centrale SIS) en nationale systemen met een volledige of gedeeltelijke kopie van de SIS-databank. Aangezien het SIS het belangrijkste instrument voor de uitwisseling van informatie in Europa is, moet het systeem zowel op centraal als op nationaal niveau ononderbroken operationeel zijn. Daarom moet elke lidstaat een volledige of gedeeltelijke kopie van de SIS-databank en een back-up daarvan opzetten.
(8)Er moet een handboek worden bijgehouden met gedetailleerde voorschriften voor de uitwisseling van bepaalde aanvullende informatie over de in de signalering gevraagde maatregel. De nationale autoriteiten van elke lidstaat (de Sirene-bureaus) moeten zorgen voor de uitwisseling van deze informatie.
(9)Met het oog op de efficiënte uitwisseling van aanvullende informatie over de in de signalering gevraagde maatregel, dient de werking van de Sirene-bureaus te worden versterkt door nadere voorschriften vast te stellen inzake de beschikbare middelen, de opleiding van gebruikers en de tijd om te reageren op verzoeken van andere Sirene-bureaus.
(10)Het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (het Agentschap) wordt belast met het operationele beheer van de centrale componenten van het SIS. Om het Agentschap in staat te stellen de financiële en personele middelen in te zetten die nodig zijn voor een alomvattend operationeel beheer van het centrale SIS, moeten de taken van het Agentschap nauwkeurig worden omschreven, met name wat de technische aspecten van de uitwisseling van aanvullende informatie betreft.
(11)Onverminderd de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de juistheid van de in het SIS opgenomen gegevens, dient het Agentschap de verantwoordelijkheid te krijgen om de gegevenskwaliteit te verbeteren door een centraal instrument voor het monitoren van de gegevenskwaliteit in te voeren, en om op gezette tijden verslag uit te brengen aan de lidstaten.
(12)Om het gebruik van het SIS voor het analyseren van trends inzake strafbare feiten beter te kunnen monitoren, moet het Agentschap in staat zijn om, zonder gevaar voor de integriteit van de gegevens, een geavanceerde capaciteit te ontwikkelen voor statistische rapportage aan de lidstaten, de Commissie, Europol en het Europees Grens- en kustwachtagentschap. Hiertoe moet een centraal statistisch register worden opgezet. De statistieken die worden opgesteld, mogen geen persoonsgegevens bevatten.
(13)Er dienen gegevenscategorieën aan het SIS te worden toegevoegd zodat de eindgebruikers met kennis van zaken en zonder tijdverlies een besluit kunnen nemen op basis van een signalering. Om de identificatie van personen te vergemakkelijken en meervoudige identiteiten op te sporen, moeten gegevenscategorieën die op personen betrekking hebben, bovendien een verwijzing naar het persoonlijke identificatiedocument of nummer bevatten en, indien beschikbaar, een kopie van dat document.
(14)Voor een bevraging gebruikte gegevens mogen niet in het SIS worden opgeslagen, tenzij het gaat om logbestanden om de rechtmatigheid van de bevraging te verifiëren, de rechtmatigheid van de gegevensverwerking te monitoren, interne monitoring uit te voeren, de goede werking van N.SIS te waarborgen en de integriteit en beveiliging van de gegevens te garanderen.
(15)Het SIS moet de verwerking van biometrische gegevens mogelijk maken om de betrouwbare identificatie van de desbetreffende personen te vergemakkelijken. In hetzelfde verband moet het SIS ook de mogelijkheid bieden om gegevens van personen van wie de identiteit is misbruikt, te verwerken (om problemen als gevolg van verkeerde identificatie te voorkomen), mits daarbij passende waarborgen worden geboden, met name de instemming van de betrokken persoon en een strikte beperking van de doeleinden waarvoor dergelijke gegevens rechtmatig kunnen worden verwerkt.
(16)De lidstaten moeten het voor eindgebruikers technisch mogelijk maken om telkens wanneer zij een nationale politie- of immigratiedatabank mogen bevragen, een parallelle bevraging uit te voeren in het SIS overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad. Dit moet ervoor zorgen dat het SIS zijn functie als voornaamste compenserende maatregel in het gebied zonder binnengrenstoezicht kan vervullen en dat de grensoverschrijdende dimensie van de criminaliteit en de mobiliteit van criminelen beter wordt aangepakt.
(17)Er moet worden vastgesteld onder welke voorwaarden dactyloscopische gegevens en gezichtsopnamen mogen worden gebruikt voor identificatiedoeleinden. Het gebruik van gezichtsopnamen voor identificatiedoeleinden in het SIS moet mede borg staan voor consistentie in grenstoezichtprocedures waar voor de identificatie en de verificatie van de identiteit vingerafdrukken en gezichtsopnamen moeten worden gebruikt. In geval van twijfel over de identiteit van een persoon moet bevraging aan de hand van dactyloscopische gegevens verplicht zijn. Het gebruik van gezichtsopnamen voor identificatiedoeleinden is alleen toegestaan in het kader van regulier grenstoezicht bij zelfbedieningsloketten en e-gates.
(18)De invoering van een mechanisme voor geautomatiseerde vingerafdrukidentificatie binnen het SIS vormt een aanvulling op het reeds bestaande Prümmechanisme voor wederzijdse grensoverschrijdende onlinetoegang tot bepaalde nationale DNA-databanken en geautomatiseerde vingerafdrukidentificatiesystemen. Via het Prümmechanisme kunnen nationale vingerafdrukidentificatiesystemen onderling worden gekoppeld, wat betekent dat een lidstaat een verzoek kan indienen om na te gaan of de dader van een strafbaar feit van wie vingerafdrukken zijn aangetroffen, bekend is in een andere lidstaat. Het Prümmechanisme controleert of de eigenaar van de vingerafdrukken op een bepaald tijdstip bekend is; wordt de identiteit van de eigenaar op een later tijdstip bekend in een lidstaat, dan zal de eigenaar derhalve niet noodzakelijkerwijs worden gevangengenomen. Met het SIS-mechanisme voor het opzoeken van vingerafdrukken kan de dader actief worden gezocht. Het dient daarom mogelijk te zijn de vingerafdrukken van een onbekende dader in het SIS op te nemen, mits de eigenaar van de vingerafdrukken met een hoge mate van waarschijnlijkheid kan worden geïdentificeerd als de dader van een terroristisch misdrijf of een ander ernstig strafbaar feit. Dit geldt met name indien de vingerafdrukken worden aangetroffen op het wapen of ander voorwerp dat bij het strafbare feit is gebruikt. De loutere aanwezigheid van vingerafdrukken op de plaats van het delict mag niet worden beschouwd als aanwijzing dat het in hoge mate waarschijnlijk is dat de vingerafdrukken die van de dader zijn. Een voorwaarde voor het opnemen van een dergelijke signalering moet ook zijn dat de identiteit van de dader niet kan worden vastgesteld aan de hand van andere nationale, Europese of internationale databanken. Als een dergelijke opzoeking van vingerafdrukken tot een potentiële match leidt, moet de lidstaat verdere controles uitvoeren met de vingerafdrukken van de desbetreffende personen, eventueel met medewerking van vingerafdrukexperts, om vast te stellen of de in het SIS opgeslagen vingerafdrukken bij de betrokken persoon horen, en moet de lidstaat de identiteit van de persoon vaststellen. Deze procedures moeten zijn onderworpen aan het nationale recht. Indien de eigenaar van de vingerafdrukken in SIS wordt geïdentificeerd als een „onbekende gezochte persoon”, kan dit aanzienlijk bijdragen aan het onderzoek en leiden tot aanhouding van de betrokkene, indien alle voorwaarden voor aanhouding zijn vervuld.
(19)Het toetsen van op een plaats delict aangetroffen vingerafdrukken aan de in het SIS opgeslagen vingerafdrukken moet worden toegestaan indien met een hoge mate van waarschijnlijkheid kan worden vastgesteld dat de afdrukken die van de dader van het terroristische misdrijf of andere ernstige strafbare feit zijn. Onder „ernstige strafbare feiten” moeten de strafbare feiten worden verstaan in de zin van Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad, en onder „terroristische misdrijven” de krachtens het nationale recht strafbare feiten in de zin van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad.
(20)Ingeval geen dactyloscopische gegevens beschikbaar zijn, dient het mogelijk te zijn een DNA-profiel toe te voegen, dat slechts toegankelijk dient te zijn voor bevoegde gebruikers. Om de identificatie van vermiste personen die bescherming behoeven, met name vermiste kinderen, te vergemakkelijken, dient onder meer het gebruik van DNA-profielen van ouders, broers of zussen voor identificatiedoeleinden te worden toegestaan. De DNA-gegevens mogen geen verwijzingen naar ras bevatten.
(21)In het SIS moeten signaleringen worden opgenomen van personen die met het oog op aanhouding ten behoeve van overlevering en aanhouding ten behoeve van uitlevering worden gezocht. Naast signaleringen moet ook worden voorzien in de uitwisseling van aanvullende informatie die nodig is in het kader van overleverings- of uitleveringsprocedures. Meer bepaald moeten de gegevens bedoeld in artikel 8 van Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten in het SIS worden verwerkt. Om operationele redenen is het dienstig dat de signalerende lidstaat, na goedkeuring door de gerechtelijke autoriteiten, een bestaande signalering met het oog op aanhouding tijdelijk ontoegankelijk kan maken, indien een persoon tegen wie een Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd, intensief en actief wordt gezocht en niet bij de concrete opsporingsoperatie betrokken eindgebruikers het welslagen van de operatie in gevaar zouden kunnen brengen. De tijdelijke ontoegankelijkheid van een dergelijke signalering mag niet langer dan 48 uur duren.
(22)In het SIS moet een vertaling kunnen worden opgenomen van de extra gegevens die zijn ingevoerd met het oog op overlevering op grond van het Europees aanhoudingsbevel en met het oog op uitlevering.
(23)Het SIS moet signaleringen bevatten van vermiste personen met het oog op hun bescherming of ter voorkoming van bedreigingen voor de openbare veiligheid. Aangezien het opnemen van een signalering in het SIS voor kinderen die risico op ontvoering lopen (d.w.z. ter voorkoming van toekomstig onheil op een moment dat dit nog niet heeft plaatsgevonden, zoals voor kinderen die het risico lopen door een van de ouders te worden ontvoerd) beperkt moet blijven, dient te worden voorzien in strikte en passende waarborgen. Wanneer het om kinderen gaat, dient bij deze signaleringen en de daarmee samenhangende procedures het belang van het kind voorop te staan overeenkomstig artikel 24 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind van 20 november 1989.
(24)Voor vermoedelijke terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten dient in een nieuwe maatregel te worden voorzien, die inhoudt dat een persoon die ervan wordt verdacht een ernstig strafbaar feit te hebben gepleegd of ten aanzien van wie het vermoeden bestaat dat hij een ernstig strafbaar feit zal plegen, staande mag worden gehouden en ondervraagd om ervoor te zorgen dat de signalerende lidstaat over de meest gedetailleerde informatie beschikt. Deze nieuwe maatregel mag niet inhouden dat de persoon wordt gefouilleerd of aangehouden. De maatregel moet echter voldoende informatie opleveren om te beslissen over verdere actie. Onder ernstige strafbare feiten worden verstaan de strafbare feiten die worden opgesomd in Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad.
(25)In het SIS moeten nieuwe categorieën worden opgenomen voor voorwerpen met een hoge waarde, zoals elektronische apparatuur en technische uitrusting die aan de hand van een uniek nummer kan worden geïdentificeerd en opgezocht.
(26)Een lidstaat moet in een signalering een zogenaamde „markering” kunnen aanbrengen, om aan te geven dat de in de signalering gevraagde maatregel op zijn grondgebied niet wordt uitgevoerd. In geval van signaleringen met het oog op aanhouding ten behoeve van overlevering mag niets in deze verordening worden uitgelegd als afwijking van of beletsel voor de toepassing van de bepalingen van Kaderbesluit 2002/584/JBZ. Het besluit om een signalering te markeren, mag uitsluitend gebaseerd zijn op de in dat kaderbesluit genoemde weigeringsgronden.
(27)Wanneer een markering is aangebracht en de verblijfplaats bekend wordt van de persoon die wordt gezocht met het oog op aanhouding ten behoeve van overlevering, moet die verblijfplaats altijd worden meegedeeld aan de signalerende gerechtelijke autoriteit, die kan besluiten om de bevoegde gerechtelijke autoriteit een Europees aanhoudingsbevel toe te zenden overeenkomstig de bepalingen van Kaderbesluit 2002/584/JBZ.
(28)Het moet voor de lidstaten mogelijk zijn signaleringen in het SIS te koppelen. Het koppelen van twee of meer signaleringen door een lidstaat mag geen gevolgen hebben voor de gevraagde maatregel, de bewaartermijn voor de signaleringen of het recht op toegang tot de signaleringen.
(29)Signaleringen mogen niet langer in het SIS worden bewaard dan nodig is voor het met de signalering nagestreefde doel. Om de administratieve lasten voor de verschillende autoriteiten die betrokken zijn bij de verwerking van persoonsgegevens voor andere doeleinden, te beperken, moet de bewaartermijn voor signaleringen van personen in overeenstemming worden gebracht met de bewaartermijn van signaleringen in verband met terugkeer en illegaal verblijf. Bovendien moeten de lidstaten de verstrijkingstermijn van signaleringen van personen regelmatig verlengen indien het niet mogelijk is gebleken de gevraagde maatregel binnen de oorspronkelijke termijn uit te voeren. Derhalve moet de bewaartermijn voor signaleringen van personen worden vastgesteld op maximaal vijf jaar. In de regel moeten signaleringen van personen na vijf jaar automatisch uit het SIS worden gewist, met uitzondering van signaleringen met het oog op onopvallende controle, ondervragingscontrole en gerichte controle, die na één jaar moeten worden gewist. Signaleringen van voorwerpen met het oog op onopvallende controle, ondervragingscontrole of gerichte controle moeten na een jaar automatisch uit het SIS worden gewist, aangezien zij altijd verband houden met personen. Signaleringen van voorwerpen met het oog op inbeslagneming of gebruik als bewijsmateriaal in een strafprocedure moeten na vijf jaar automatisch uit het SIS worden gewist, aangezien na verloop van een dergelijk tijdvak het zeer onwaarschijnlijk is dat het voorwerp nog wordt gevonden en de economische waarde ervan sterk is verminderd. Signaleringen van op naam gestelde en blanco identificatiedocumenten moeten tien jaar worden bewaard, aangezien de geldigheidsduur van deze documenten bij afgifte tien jaar bedraagt. Besluiten om signaleringen van personen te bewaren, dienen gebaseerd te zijn op een uitvoerige individuele beoordeling. De lidstaten moeten signaleringen van personen binnen de vastgestelde periode toetsen en statistieken bijhouden van het aantal signaleringen van personen waarvan de bewaartermijn is verlengd.
(30)Voor het opnemen van de datum waarop een SIS-signalering verstrijkt en het verlengen van de geldigheidsduur van een SIS-signalering moet de evenredigheidsvereiste in acht worden genomen, in de zin dat moet worden onderzocht of een concreet geval gepast, relevant en belangrijk genoeg is om opneming van een signalering in het SIS te rechtvaardigen. Strafbare feiten als bedoeld in de artikelen 1 tot en met 4 van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad inzake terrorismebestrijding vormen een zeer ernstige bedreiging voor de openbare veiligheid, de fysieke integriteit of het leven van personen en voor de samenleving, en zijn uiterst moeilijk te voorkomen, op te sporen en te onderzoeken in een ruimte zonder binnengrenzen waarbinnen potentiële daders zich vrij kunnen verplaatsen. Indien een persoon of een voorwerp in verband met dergelijke strafbare feiten wordt gezocht, moeten in het SIS altijd de overeenkomstige signaleringen worden opgenomen van personen die worden gezocht met het oog op een strafprocedure, personen of voorwerpen die moeten worden onderworpen aan onopvallende controle, ondervragingscontrole of gerichte controle, en voorwerpen die worden gezocht met het oog op inbeslagneming, aangezien andere middelen niet geschikt zijn om het doel te bereiken.
(31)Er moet duidelijkheid worden geboden wat betreft het wissen van signaleringen. Een signalering mag niet langer worden bewaard dan nodig is voor het doel waarvoor de signalering is opgenomen. Aangezien de lidstaten het moment waarop een signalering zijn doel heeft bereikt, op uiteenlopende manieren definiëren, is het dienstig om per categorie gedetailleerde criteria vast te stellen aan de hand waarvan het moment kan worden bepaald waarop de betrokken signaleringen uit het SIS dienen te worden verwijderd.
(32)De integriteit van de SIS-gegevens is van essentieel belang. Daarom moeten voldoende waarborgen worden geboden ten aanzien van de beveiliging van het volledige verwerkingstraject, zowel op centraal als op nationaal niveau. De autoriteiten die betrokken zijn bij de gegevensverwerking, moeten zich houden aan de beveiligingseisen die bij deze verordening worden vastgesteld en een uniforme procedure voor het melden van incidenten volgen.
(33)De overeenkomstig deze verordening in het SIS verwerkte gegevens mogen niet worden doorgegeven aan of ter beschikking worden gesteld van derde landen of internationale organisaties. Het is evenwel aangewezen de samenwerking tussen de Europese Unie en Interpol te versterken door een doeltreffende uitwisseling van gegevens betreffende paspoorten te bevorderen. Wanneer persoonsgegevens van het SIS worden doorgegeven aan Interpol, moet met betrekking tot deze persoonsgegevens een adequate bescherming worden geboden, die wordt gewaarborgd door een overeenkomst die in strikte waarborgen en voorwaarden voorziet.
(34)Het is dienstig toegang tot het SIS te verlenen aan de autoriteiten die belast zijn met de registratie van voertuigen, vaartuigen en luchtvaartuigen, zodat zij kunnen nagaan of een vervoermiddel al in een andere lidstaat wordt gezocht met het oog op inbeslagneming of controle. Wanneer deze autoriteiten een overheidsdienst zijn, moet hun rechtstreekse toegang worden verleend. De toegang voor deze autoriteiten moet beperkt blijven tot signaleringen met betrekking tot de vervoermiddelen en het bijbehorende registratiedocument of de bijbehorende kentekenplaat. De bepalingen van Verordening (EG) nr. 1986/2006 van het Europees Parlement en de Raad moeten daarom in deze verordening worden overgenomen en Verordening (EG) nr. 1986/2006 moet worden ingetrokken.
(35)De nationale bepalingen tot omzetting van Richtlijn (EU) 2016/680 zijn van toepassing op de verwerking van gegevens door bevoegde nationale autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek en de opsporing van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten, de vervolging van strafbare feiten en de tenuitvoerlegging van straffen, met inbegrip van de bescherming tegen en de voorkoming van bedreigingen van de openbare veiligheid. De bepalingen van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn (EU) 2016/680 moeten in deze verordening waar nodig nader worden gespecificeerd.
(36)Wanneer de nationale autoriteiten in het kader van deze verordening persoonsgegevens verwerken, is Verordening (EU) 2016/679 van toepassing, tenzij Richtlijn (EU) 2016/680 van toepassing is. Wanneer de instellingen en organen van de Unie bij het uitvoeren van hun taken in het kader van deze verordening persoonsgegevens verwerken, is Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van toepassing.
(37)De bepalingen van Richtlijn (EU) 2016/680, Verordening (EU) 2016/679 en Verordening (EG) nr. 45/2001 moeten in deze verordening waar nodig nader worden gespecificeerd. Met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens door Europol is Verordening (EU) 2016/794 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) (de Europol-verordening) van toepassing.
(38)De gegevensbeschermingsvoorschriften van Besluit 2002/187/JBZ van de Raad van 28 februari 2002 betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken, zijn van toepassing op de verwerking van SIS-gegevens door Eurojust, waaronder de voorschriften inzake de bevoegdheden van het bij dat besluit opgerichte gemeenschappelijk controleorgaan, dat toezicht houdt op de werkzaamheden van Eurojust, en de voorschriften inzake de aansprakelijkheid voor de onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens door Eurojust. Wanneer bij bevraging van het SIS door Eurojust blijkt dat een lidstaat een signalering heeft opgenomen, mag Eurojust de gevraagde maatregel niet uitvoeren. Eurojust dient in zulke gevallen de betrokken lidstaat op de hoogte te brengen zodat deze de follow-up van de zaak op zich kan nemen.
(39)Wat de vertrouwelijkheid betreft, moeten ambtenaren en andere personeelsleden die werkzaamheden in verband met het SIS verrichten, zich houden aan de relevante bepalingen van het Statuut van de ambtenaren en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie.
(40)De lidstaten en het Agentschap moeten beveiligingsplannen bijhouden om de uitvoering van hun verplichtingen op het gebied van beveiliging te vereenvoudigen, en met elkaar samenwerken om beveiligingsvraagstukken vanuit een gemeenschappelijke invalshoek te benaderen.
(41)De nationale onafhankelijke toezichthoudende autoriteiten moeten monitoren of de lidstaten de persoonsgegevens in het kader van deze verordening rechtmatig verwerken. Er moeten bepalingen worden vastgesteld inzake de rechten van betrokkenen op inzage in hun in het SIS opgeslagen persoonsgegevens en op rectificatie en wissing van die gegevens, alsmede inzake de rechtsmiddelen voor de nationale gerechten en de wederzijdse erkenning van besluiten in dat verband. De lidstaten moeten hieromtrent jaarlijkse statistieken verstrekken.
(42)De toezichthoudende autoriteiten moeten erop toezien dat ten minste om de vier jaar een audit van de gegevensverwerking in hun N.SIS wordt uitgevoerd overeenkomstig internationale auditnormen. De audit moet worden uitgevoerd door de toezichthoudende autoriteiten of moet door de nationale toezichthoudende autoriteiten rechtstreeks worden uitbesteed aan een onafhankelijke auditor op het gebied van gegevensbescherming. De onafhankelijke auditor dient zijn werkzaamheden uit te voeren onder de controle en de verantwoordelijkheid van de nationale toezichthoudende autoriteiten, die derhalve zelf opdracht voor de audit moeten geven, een duidelijk omschreven doel, reikwijdte en methode voor de audit moeten vaststellen en met betrekking tot de audit en de eindresultaten richtsnoeren moeten uitvaardigen en toezicht moeten uitoefenen.
(43)Verordening (EU) 2016/794 (de Europol-verordening) bepaalt dat Europol ondersteuning en versterking biedt voor het optreden van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en hun onderlinge samenwerking bij de bestrijding van terrorisme en andere vormen van zware criminaliteit, en in dat verband analyses en dreigingsevaluaties verstrekt. De uitbreiding van de toegangsrechten van Europol tot SIS-signaleringen van vermiste personen moet een verdere bijdrage leveren tot het vermogen van Europol om de nationale rechtshandhavingsautoriteiten operationele en analytische ondersteuning te bieden op het gebied van mensensmokkel en seksuele uitbuiting van kinderen, ook wanneer dat online gebeurt. Dit zou bijdragen tot betere preventie van deze vormen van criminaliteit, betere bescherming van potentiële slachtoffers en doeltreffender onderzoek naar de daders. Ook het Europees Centrum voor de bestrijding van cybercriminaliteit van Europol zou er baat bij hebben dat Europol toegang krijgt tot SIS-signaleringen van vermiste personen, bijvoorbeeld wanneer er sprake is van zich verplaatsende seksuele delinquenten en online kindermisbruik, aangezien daders vaak beweren dat zij toegang hebben of kunnen krijgen tot kinderen die als vermist zijn geregistreerd. Aangezien het Europees Centrum tegen migrantensmokkel een belangrijke strategische rol speelt in de bestrijding van activiteiten die irreguliere migratie faciliteren, moet het toegang krijgen tot signaleringen van personen wie de toegang tot en het verblijf op het grondgebied van een lidstaat is geweigerd op strafrechtelijke gronden of vanwege niet-naleving van de voorwaarden voor toegang en verblijf.
(44)Om de kloof op het gebied van informatie-uitwisseling over terrorisme en met name over buitenlandse terroristische strijders – in welk geval het monitoren van bewegingen van essentieel belang is — te overbruggen, moeten de lidstaten met Europol informatie over met terrorisme verband houdende activiteiten, treffers en aanverwante gegevens uitwisselen en parallel daarmee een signalering opnemen in het SIS. Dit moet het Europees Centrum voor terrorismebestrijding van Europol in staat stellen te verifiëren of in de databanken van Europol aanvullende contextuele informatie beschikbaar is, en hoogwaardige analyses op te stellen die bijdragen aan het ontwrichten van terroristische netwerken en, waar mogelijk, aan het voorkomen van aanslagen.
(45)Met het oog op een optimaal gebruik van het SIS moeten duidelijke regels worden vastgesteld voor het verwerken en downloaden van SIS-gegevens door Europol, met dien verstande dat de bescherming van de gegevens daarbij wordt gewaarborgd overeenkomstig deze verordening en Verordening (EU) 2016/794. Wanneer bij bevraging van het SIS door Europol blijkt dat een lidstaat een signalering heeft opgenomen, mag Europol de gevraagde maatregel niet uitvoeren. Eurojust dient in zulke gevallen de betrokken lidstaat op de hoogte te brengen zodat deze de follow-up van de zaak op zich kan nemen.
(46)In het kader van Verordening (EU) 2016/1624 van het Europees Parlement en de Raad moet de ontvangende lidstaat leden van de Europese grens- en kustwachtteams en door het Europees Grens- en kustwachtagentschap ingezette teams van personeelsleden die betrokken zijn bij met terugkeer verband houdende taken, toestaan Europese databanken te raadplegen wanneer dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de operationele doelstellingen als vastgesteld in het operationele plan inzake grenscontroles, grensbewaking en terugkeer. Andere ter zake relevante agentschappen van de Unie, meer bepaald het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken en Europol, kunnen deskundigen aan de ondersteuningsteams voor migratiebeheer toevoegen die geen personeelslid van deze agentschappen van de Unie zijn. Het inzetten van de Europese grens- en kustwachtteams, de teams van personeelsleden die betrokken zijn bij met terugkeer verband houdende taken en de ondersteuningsteams voor migratiebeheer heeft tot doel technische en operationele versterking te bieden aan lidstaten die daarom verzoeken, met name aan lidstaten die worden geconfronteerd met onevenredig grote uitdagingen op het gebied van migratie. De Europese grens- en kustwachtteams, de teams van personeelsleden die betrokken zijn bij met terugkeer verband houdende taken en de ondersteuningsteams voor migratiebeheer hebben voor de uitvoering van hun taken toegang nodig tot het SIS via een technische interface van het Europees Grens- en kustwachtagentschap die wordt aangesloten op het centrale SIS. Wanneer bij bevraging van het SIS door het team of de teams van personeelsleden blijkt dat een lidstaat een signalering heeft uitgevaardigd, voert het betrokken team- of personeelslid de gevraagde maatregel alleen uit indien de ontvangende lidstaat daartoe toestemming heeft verleend. In zulke gevallen moeten de betrokken lidstaten op de hoogte worden gebracht met het oog op verdere follow-up van de zaak.
(47)Overeenkomstig het voorstel van de Commissie voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een Europees systeem voor reisinformatie en -autorisatie (ETIAS) moet de centrale ETIAS-eenheid van het Europees Grens- en kustwachtagentschap bovendien via het ETIAS verificaties in het SIS verrichten om de reisautorisatieaanvragen te beoordelen en hiertoe onder meer na te gaan of de betrokken onderdaan van een derde land die een reisautorisatie aanvraagt, in het SIS is gesignaleerd. Met het oog daarop moet de in het Europees Grens- en kustwachtagentschap ingebedde centrale ETIAS-eenheid, voor zover dat voor de uitvoering van haar opdracht vereist is, toegang hebben tot het SIS, meer bepaald tot alle categorieën signaleringen van personen en signaleringen van op naam gestelde en blanco persoonlijke identificatiedocumenten.
(48)Bepaalde aspecten van het SIS kunnen vanwege hun technische aard, hun gedetailleerdheid en de noodzaak van regelmatige bijwerking niet uitputtend worden geregeld in deze verordening. Het gaat dan bijvoorbeeld over technische voorschriften inzake het opnemen, bijwerken, wissen en opzoeken van gegevens, gegevenskwaliteit en opzoekregels inzake biometrische identificatiemiddelen, regels inzake compatibiliteit en prioriteit van signaleringen, het toevoegen van markeringen (flags), het koppelen van signaleringen, het vaststellen van nieuwe voorwerpscategorieën binnen de categorie technische en elektronische apparatuur, het bepalen van de datum waarop signaleringen binnen de maximumtermijn verstrijken en het uitwisselen van aanvullende informatie. Met betrekking tot deze aspecten moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. In de technische voorschriften moet aandacht worden besteed aan de vlotte werking van de nationale applicaties.
(49)Teneinde eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011. Voor de vaststelling van uitvoeringsmaatregelen in het kader van deze verordening en in het kader van Verordening (EU) 2018/XXX (grenscontroles) dient dezelfde procedure te worden gevolgd.
(50)Met het oog op transparantie moet het Agentschap om de twee jaar een verslag opstellen over de technische werking van het centrale SIS en de communicatie-infrastructuur, met inbegrip van de beveiliging ervan, alsmede over de uitwisseling van aanvullende informatie. Om de vier jaar moet de Commissie een algemene evaluatie opstellen.
(51)Aangezien de doelstellingen van deze verordening, namelijk de instelling en regulering van een gemeenschappelijk informatiesysteem en de uitwisseling van aanvullende informatie, door de aard ervan niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
(52)Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn neergelegd. Deze verordening is, met volledige inachtneming van de bescherming van persoonsgegevens, met name gericht op het waarborgen van een veilige omgeving voor iedereen die op het grondgebied van de Europese Unie verblijft, en op het waarborgen van bijzondere bescherming van kinderen die slachtoffer zouden kunnen worden van mensensmokkel of ontvoering door een van de ouders.
(53)Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze verordening, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is op deze lidstaat. Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van dit protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad deze verordening heeft vastgesteld, of het deze in zijn nationale recht zal omzetten.
(54)Het Verenigd Koninkrijk neemt aan deze verordening deel overeenkomstig artikel 5 van het Protocol betreffende het Schengenacquis dat is opgenomen in het kader van de Europese Unie, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en overeenkomstig artikel 8, lid 2, van Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis.
(55)Ierland neemt aan deze verordening deel overeenkomstig artikel 5 van het Protocol betreffende het Schengenacquis dat is opgenomen in het kader van de Europese Unie, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis.
(56)Wat IJsland en Noorwegen betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling in van bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis die vallen onder het gebied dat is bedoeld in artikel 1, onder G, van Besluit 1999/437/EG inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst.
(57)Wat Zwitserland betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, die vallen onder het gebied dat is bedoeld in artikel 1, punt G, van Besluit 1999/437/EG, juncto artikel 4, lid 1, van de Besluiten 2004/849/EG en 2004/860/EG van de Raad.
(58)Wat Liechtenstein betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, onder A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad, juncto artikel 3 van Besluit 2011/349/EU van de Raad en artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad.
(59)Wat Bulgarije en Roemenië betreft, vormt deze verordening een rechtsbesluit dat op het Schengenacquis voortbouwt, of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2005, en moet deze verordening worden gelezen in samenhang met Besluit 2010/365/EU van de Raad betreffende de toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis die betrekking hebben op het Schengeninformatiesysteem in de Republiek Bulgarije en Roemenië.
(60)Wat Cyprus en Kroatië betreft, vormt deze verordening een rechtsbesluit dat op het Schengenacquis voortbouwt, of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van respectievelijk artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte van 2003 en artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2011.
(61)Voor Ierland moet deze verordening van toepassing zijn met ingang van een datum die wordt vastgesteld volgens de procedures die zijn vastgelegd in de instrumenten betreffende de toepassing van het Schengenacquis op deze staat.
(62)De geraamde kosten voor het upgraden van de nationale SIS-systemen en het implementeren van de nieuwe functies overeenkomstig deze verordening zijn lager dan het saldo van de begroting die in Verordening (EU) nr. 515/2014 van het Europees Parlement en de Raad is uitgetrokken voor slimme grenzen. Overeenkomstig artikel 5, lid 5, onder b), van Verordening (EU) nr. 515/2014 dient het bedrag dat thans voor de ontwikkeling van IT-systemen ter beheersing van de migratiestromen over de buitengrenzen is toegewezen, op grond van deze verordening te worden herbestemd.
(63)Besluit 2007/533/JBZ van de Raad en Besluit 2010/261/EU van de Commissie dienen derhalve te worden ingetrokken.
(64)De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 en heeft op […] advies uitgebracht,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Algemene doelstelling van het SIS
Het SIS heeft tot doel met behulp van de via dit systeem verstrekte informatie een hoog niveau van veiligheid te garanderen in de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht in de Europese Unie, onder meer door handhaving van de openbare orde en veiligheid en vrijwaring van de veiligheid op het grondgebied van de lidstaten, en heeft eveneens tot doel de bepalingen van het derde deel, titel V, hoofdstukken 4 en 5, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie inzake het verkeer van personen op het grondgebied van de lidstaten toe te passen.
Artikel 2
Toepassingsgebied
1.Bij deze verordening worden de voorwaarden en procedures vastgesteld voor de opneming en de verwerking in het SIS van signaleringen van personen en voorwerpen en voor de uitwisseling van aanvullende informatie en extra gegevens met het oog op de politiële samenwerking en de justitiële samenwerking in strafzaken.
2.Bij deze verordening worden ook bepalingen vastgesteld betreffende de technische architectuur van het SIS, betreffende de verantwoordelijkheden van de lidstaten en van het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, en betreffende algemene gegevensverwerking, de rechten van de betrokken personen en aansprakelijkheid.
Artikel 3
Definities
1.Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
a)„signalering”: een in het SIS opgenomen reeks gegevens, inclusief biometrische identificatiemiddelen als bedoeld in de artikelen 22 en 40, aan de hand waarvan de bevoegde autoriteiten een persoon of een voorwerp kunnen identificeren met het oog op het uitvoeren van een specifieke maatregel;
b)„aanvullende informatie”: andere informatie dan de in het SIS opgeslagen signaleringsgegevens, die gerelateerd is aan SIS-signaleringen en die moet worden uitgewisseld:
(1)om de lidstaten in staat te stellen onderling overleg te plegen of elkaar inlichtingen te verstrekken bij de opneming van een signalering;
(2)na een treffer zodat de passende maatregel kan worden uitgevoerd;
(3)indien de gevraagde maatregel niet kan worden uitgevoerd;
(4)inzake de kwaliteit van de SIS-gegevens;
(5)inzake de compatibiliteit en de prioriteit van signaleringen;
(6)inzake het recht op toegang;
c)„extra gegevens”: de in het SIS opgeslagen en aan SIS-signaleringen gerelateerde gegevens die onmiddellijk ter beschikking van de bevoegde autoriteiten moeten staan wanneer personen over wie gegevens in het SIS zijn opgenomen, worden gelokaliseerd als gevolg van bevragingen van het SIS;
d)„persoonsgegevens”: iedere vorm van informatie betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon (betrokkene);
e)„identificeerbare natuurlijke persoon”: een natuurlijke persoon die direct of indirect kan worden geïdentificeerd, met name aan de hand van een identificator zoals een naam, een identificatienummer, locatiegegevens, een online identificator of een of meer elementen die kenmerkend zijn voor de fysieke, fysiologische, genetische, psychische, economische, culturele of sociale identiteit van die natuurlijke persoon;
f)„verwerking van persoonsgegevens: een bewerking of een geheel van bewerkingen met betrekking tot persoonsgegevens of een geheel van persoonsgegevens, al dan niet uitgevoerd via geautomatiseerde procedés, zoals het verzamelen, vastleggen in logbestanden, ordenen, structureren, opslaan, veranderen of wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzenden, verspreiden of op andere wijze ter beschikking stellen, aligneren of combineren, afschermen, wissen of vernietigen van gegevens;
g)„treffer”: van een treffer in het SIS is sprake wanneer:
(1)een gebruiker het systeem bevraagt;
(2)bij de bevraging blijkt dat een andere lidstaat een signalering in het SIS heeft opgenomen;
(3)de gegevens betreffende de signalering in het SIS overeenstemmen met de zoekgegevens; en
(4)verdere maatregelen worden gevraagd;
h) „markeren”: het schorsen van de geldigheid, op nationaal niveau, van een signalering met het oog op aanhouding, een signalering van vermiste personen of een signalering met het oog op onopvallende controle, ondervragingscontrole of gerichte controle, wanneer een lidstaat meent dat gevolg geven aan die signalering onverenigbaar is met zijn nationale recht, internationale verplichtingen of wezenlijke nationale belangen. Wanneer een signalering is gemarkeerd, wordt de op basis van de signalering gevraagde maatregel niet uitgevoerd op het grondgebied van deze lidstaat;
i) „signalerende lidstaat”: de lidstaat die de signalering in het SIS heeft opgenomen;
j) „uitvoerende lidstaat”: de lidstaat die de gevraagde maatregel uitvoert of heeft uitgevoerd naar aanleiding van een treffer;
k) „eindgebruikers”: bevoegde autoriteiten die CS-SIS, N.SIS of een technische kopie daarvan rechtstreeks bevragen;
l)„dactyloscopische gegevens”: gegevens over vingerafdrukken en handpalmafdrukken, die vanwege hun uniciteit en de referentiepunten die zij bevatten, accurate en definitieve vergelijkingen mogelijk maken ten aanzien van de identiteit van een persoon;
m)„ernstige strafbare feiten”: feiten als bedoeld in artikel 2, leden 1 en 2, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ van 13 juni 2002;
n)„terroristische misdrijven”: overeenkomstig het nationale recht strafbare feiten als bedoeld in de artikelen 1 tot en met 4 van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van 13 juni 2002.
Artikel 4
Technische architectuur en werkwijze van het SIS
1.Het SIS bestaat uit:
a)een centraal systeem (het centrale SIS) bestaande uit:
–een technisch ondersteunende functie (CS-SIS) die een databank, de „SIS-databank”, bevat;
–een uniforme nationale interface (NI-SIS);
b)een nationaal systeem (N.SIS) in elk van de lidstaten, bestaande uit de nationale datasystemen die in verbinding staan met het centrale SIS. Een N.SIS bevat een gegevensbestand (nationale kopie) met een volledige of gedeeltelijke kopie van de SIS-databank en een N.SIS-back-up. N.SIS en de back-up daarvan kunnen tegelijkertijd worden gebruikt om een ononderbroken beschikbaarheid voor de eindgebruikers te waarborgen;
c)een communicatie-infrastructuur tussen CS-SIS en NI-SIS (communicatie-infrastructuur) waarmee een versleuteld virtueel netwerk tot stand wordt gebracht dat specifiek bestemd is voor SIS-gegevens en voor de uitwisseling van gegevens tussen de Sirene-bureaus, als bedoeld in artikel 7, lid 2.
2.SIS-gegevens worden opgenomen, bijgewerkt, gewist en opgezocht via de verschillende N.SIS-systemen. Er is een gedeeltelijke of volledige nationale kopie beschikbaar om op het grondgebied van elk van de lidstaten die een dergelijke kopie gebruiken, geautomatiseerde bevraging mogelijk te maken. De gedeeltelijke nationale kopie bevat ten minste de gegevens bedoeld in artikel 20, lid 2, betreffende voorwerpen en de gegevens bedoeld in artikel 20, lid 3, onder a) tot en met v), betreffende personen. De N.SIS-gegevensbestanden van andere lidstaten kunnen niet worden bevraagd.
3.CS-SIS zorgt voor technische toezichts- en beheersfuncties en de CS-SIS-back-up kan alle functies van het hoofdsysteem van CS-SIS overnemen wanneer dit uitvalt. CS-SIS en de back-up van CS-SIS bevinden zich op twee technische locaties van het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, dat is opgericht bij Verordening (EU) nr. 1077/2011 (het Agentschap). CS-SIS en de back-up van CS-SIS kunnen een extra kopie van de SIS-databank bevatten en kunnen gelijktijdig voor operationele doeleinden worden gebruikt, op voorwaarde dat elk van beide systemen afzonderlijk in staat is alle verrichtingen met betrekking tot SIS-signaleringen te verwerken.
4.CS-SIS levert de nodige diensten voor het opnemen en verwerken van SIS-gegevens, inclusief voor bevragingen van de SIS-databank. CS-SIS zorgt voor:
a)de online bijwerking van de nationale kopieën;
b)de synchronisatie van de nationale kopieën en de SIS-databank en de onderlinge consistentie ervan;
c)de initialisering en het herstel van de nationale kopieën.
d)ononderbroken beschikbaarheid.
Artikel 5
Kosten
1.De kosten voor de werking, het onderhoud en de verdere ontwikkeling van het centrale SIS en de communicatie-infrastructuur komen ten laste van de algemene begroting van de Europese Unie.
2.Deze kosten omvatten de werkzaamheden in verband met CS-SIS die nodig zijn voor het leveren van de in artikel 4, lid 4, bedoelde diensten.
3.De kosten voor het opzetten, de werking en de verdere ontwikkeling van elk N.SIS komen ten laste van de betrokken lidstaat.
HOOFDSTUK II
VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN DE LIDSTATEN
Artikel 6
Nationale systemen
Elke lidstaat is verantwoordelijk voor het opzetten, de werking, het onderhoud en de verdere ontwikkeling van zijn N.SIS en voor het aansluiten van zijn N.SIS op NI-SIS.
Elke lidstaat is verantwoordelijk voor het waarborgen van de ononderbroken werking van N.SIS, de aansluiting van N.SIS op NI-SIS en de ononderbroken beschikbaarheid van SIS-gegevens voor de eindgebruikers.
Artikel 7
N.SIS-instantie en Sirene-bureau
1.Elke lidstaat wijst een autoriteit aan (de N.SIS-instantie) die de centrale verantwoordelijkheid voor N.SIS heeft.
Deze autoriteit is verantwoordelijk voor de goede werking en beveiliging van N.SIS, zorgt voor de toegang van de bevoegde autoriteiten tot het SIS, en neemt de nodige maatregelen ten behoeve van de naleving van de bepalingen van deze verordening. Zij is er tevens verantwoordelijk voor dat alle SIS-functies op adequate wijze ter beschikking van de eindgebruikers worden gesteld.
Elke lidstaat zendt zijn signaleringen door via zijn N.SIS-instantie.
2.Elke lidstaat wijst de autoriteit aan die ervoor zorgt dat alle aanvullende informatie overeenkomstig het in artikel 8 bedoelde Sirene-handboek wordt uitgewisseld en beschikbaar is (het Sirene-bureau).
De Sirene-bureaus coördineren ook de verificatie van de kwaliteit van de in het SIS opgenomen informatie. Voor deze taken hebben de Sirene-bureaus toegang tot in het SIS verwerkte gegevens.
3.De lidstaten lichten het Agentschap in over hun N.SIS-instantie en hun Sirene-bureau. Het Agentschap maakt daarvan een lijst bekend, samen met de in artikel 53, lid 8, bedoelde lijst.
Artikel 8
Uitwisseling van aanvullende informatie
1.Aanvullende informatie wordt uitgewisseld overeenkomstig het Sirene-handboek en met gebruikmaking van de communicatie-infrastructuur. De lidstaten verstrekken de technische en personele middelen die nodig zijn om de ononderbroken beschikbaarheid en uitwisseling van aanvullende informatie te waarborgen. Indien de communicatie-infrastructuur niet voorhanden is, kunnen de lidstaten andere afdoende beveiligde technische middelen gebruiken voor de uitwisseling van aanvullende informatie.
2.Aanvullende informatie wordt alleen gebruikt voor het doel waarvoor zij is verstrekt overeenkomstig artikel 61, tenzij vooraf toestemming is verkregen van de signalerende lidstaat.
3.De Sirene-bureaus verrichten hun taak snel en efficiënt, in het bijzonder door een verzoek zo spoedig mogelijk, maar niet later dan twaalf uur na het te hebben ontvangen, te beantwoorden.
4.Nadere voorschriften voor de uitwisseling van aanvullende informatie worden door middel van uitvoeringsmaatregelen overeenkomstig de in artikel 72, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld in de vorm van een handboek, „Sirene-handboek” genaamd.
Artikel 9
Naleving van technische en functionele vereisten
1.Bij het opzetten van N.SIS conformeert elke lidstaat zich aan de gemeenschappelijke normen, protocollen en technische procedures die zijn vastgesteld om de compatibiliteit van N.SIS met CS-SIS te waarborgen met het oog op een snelle en efficiënte gegevenstransmissie. Deze gemeenschappelijke normen, protocollen en technische procedures worden door middel van uitvoeringsmaatregelen overeenkomstig de in artikel 72, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
2.De lidstaten zorgen er met behulp van de door CS-SIS geleverde diensten voor dat de gegevens die in de nationale kopie zijn opgeslagen, door middel van in artikel 4, lid 4, bedoelde automatische bijwerkingen identiek en consistent zijn met de SIS-databank en dat een opzoeking in die nationale kopie een resultaat oplevert dat gelijkwaardig is aan een opzoeking in de SIS-databank. De eindgebruikers ontvangen de gegevens die zij voor de uitvoering van hun taken nodig hebben, met name alle gegevens die vereist zijn om de betrokkene te identificeren en om de gevraagde maatregel uit te voeren.
Artikel 10
Beveiliging – Lidstaten
1.Elke lidstaat neemt passende maatregelen inzake N.SIS, waaronder de vaststelling van een veiligheidsplan, een bedrijfscontinuïteitsplan en een uitwijkplan, opdat:
a)de gegevens fysiek worden beschermd, onder meer met noodplannen voor de bescherming van kritieke infrastructuur;
b)onbevoegden de toegang tot de voor de verwerking van persoonsgegevens gebruikte gegevensverwerkingsfaciliteiten wordt ontzegd (controle op de toegang tot de faciliteiten);
c)wordt voorkomen dat gegevensdragers onrechtmatig worden gelezen, gekopieerd, veranderd of verwijderd (controle op gegevensdragers);
d)wordt voorkomen dat gegevens onrechtmatig worden ingevoerd en opgeslagen persoonsgegevens onrechtmatig worden geïnspecteerd, gewijzigd of gewist (controle op de opslag);
e)wordt voorkomen dat geautomatiseerde gegevensverwerkingssystemen door onbevoegden met behulp van datatransmissieapparatuur worden gebruikt (controle op de gebruikers);
f)wordt gewaarborgd dat degenen die bevoegd zijn een geautomatiseerd gegevensverwerkingssysteem te gebruiken, uitsluitend toegang hebben tot de gegevens waarop hun toegangsbevoegdheid betrekking heeft, en uitsluitend middels persoonlijke en unieke gebruikersidentiteiten en geheime toegangsprocedures (controle op de toegang tot de gegevens);
g)wordt gewaarborgd dat alle autoriteiten met toegangsrecht tot het SIS of tot de gegevensverwerkingsfaciliteiten profielen opstellen waarin de taken en verantwoordelijkheden worden omschreven van de personen die bevoegd zijn om toegang te krijgen tot gegevens en gegevens in te voeren, bij te werken, te wissen en te doorzoeken, en dat deze profielen desgevraagd onverwijld ter beschikking worden gesteld van de nationale toezichthoudende autoriteiten als bedoeld in artikel 66 (personeelsprofielen);
h)wordt gewaarborgd dat kan worden geverifieerd en vastgesteld aan welke instanties persoonsgegevens met behulp van datatransmissieapparatuur mogen worden doorgezonden (controle op de overdracht);
i)wordt gewaarborgd dat achteraf kan worden nagegaan en vastgesteld welke persoonsgegevens wanneer, door wie en voor welk doel in een geautomatiseerd gegevensverwerkingssystemen zijn opgenomen (controle op de opneming);
j)wordt voorkomen, in het bijzonder met behulp van passende versleutelingstechnieken, dat bij de doorgifte van persoonsgegevens, alsmede bij het transport van gegevensdragers, de gegevens onrechtmatig worden gelezen, gekopieerd, gewijzigd of gewist (controle op het transport);
k)de doelmatigheid van de in dit lid bedoelde beveiligingsmaatregelen wordt gemonitord en de nodige organisatorische maatregelen worden genomen met betrekking tot de interne monitoring (interne audit).
2.Voor de beveiliging van de verwerking en uitwisseling van aanvullende gegevens, waaronder de beveiliging van de kantoren van het Sirene-bureau, nemen de lidstaten maatregelen die gelijkwaardig zijn aan die van lid 1.
3.Voor de beveiliging van de verwerking van SIS-gegevens door de in artikel 43 bedoelde autoriteiten nemen de lidstaten maatregelen die gelijkwaardig zijn aan die van lid 1 van dit artikel.
Artikel 11
Vertrouwelijkheid – Lidstaten
Elke lidstaat past, in overeenstemming met zijn nationale recht, de voorschriften inzake het beroepsgeheim of een gelijkwaardige geheimhoudingsplicht toe op iedere persoon en instantie die met SIS-gegevens en aanvullende SIS-informatie moet werken. Deze geheimhoudingsplicht blijft gelden nadat de persoon zijn functie of dienstverband heeft beëindigd of de instantie haar werkzaamheden heeft stopgezet.
Artikel 12
Bijhouden van logbestanden op nationaal niveau
1.De lidstaten zorgen ervoor dat elke toegang tot en uitwisseling van persoonsgegevens in CS-SIS wordt vastgelegd in N.SIS met het oog op controle op de rechtmatigheid van de bevraging, monitoring van de rechtmatigheid van de gegevensverwerking, interne monitoring, de goede werking van N.SIS en de integriteit en beveiliging van de gegevens.
2.Elke record bevat met name het relaas van de signaleringen, de datum en het tijdstip van de gegevensverwerking, de voor bevraging gebruikte gegevens, een verwijzing naar de toegezonden gegevens alsmede de naam van de bevoegde autoriteit en van de persoon die met de verwerking van de gegevens is belast.
3.Als voor de bevraging dactyloscopische gegevens of gezichtsopnamen worden gebruikt overeenkomstig de artikelen 40, 41 en 42, bevatten de logbestanden met name het soort voor de bevraging gebruikte gegevens, een verwijzing naar het soort verzonden gegevens, alsmede de naam van de bevoegde autoriteit en van de persoon die met de verwerking van de gegevens is belast.
4.De logbestanden worden alleen voor het in lid 1 genoemde doel gebruikt en worden ten vroegste één jaar en ten laatste drie jaar na het creëren ervan gewist.
5.Logbestanden mogen langer worden bewaard indien zij nodig zijn in het kader van lopende monitoringprocedures.
6.De bevoegde nationale autoriteiten die zijn belast met het controleren van de rechtmatigheid van bevragingen, met het monitoren van de rechtmatigheid van de gegevensverwerking, met interne monitoring en met het waarborgen van de goede werking van N.SIS en de gegevensintegriteit en beveiliging, hebben binnen de grenzen van hun bevoegdheden op verzoek toegang tot deze logbestanden met het oog op het vervullen van hun taken.
7.Indien lidstaten kentekenplaten van motorvoertuigen geautomatiseerd scannen met behulp van systemen voor automatische kentekenplaatherkenning, houden zij van de bevragingen overeenkomstig het nationale recht een register bij. De inhoud van dit register wordt vastgesteld door middel van uitvoeringsmaatregelen overeenkomstig de in artikel 72, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. Bij een positieve match met in het SIS opgeslagen gegevens of een nationale of technische kopie van SIS-gegevens wordt in het SIS een volledige bevraging uitgevoerd ter controle dat er inderdaad van een match sprake is. De bepalingen van de leden 1 tot en met 6 van dit artikel zijn van toepassing op deze volledige bevraging.
Artikel 13
Interne monitoring
De lidstaten zorgen ervoor dat elke autoriteit met toegangsrecht tot SIS-gegevens de nodige maatregelen treft om aan deze verordening te voldoen, en, indien nodig, samenwerkt met de nationale toezichthoudende autoriteit.
Artikel 14
Opleiding van personeel
Alvorens te worden gemachtigd tot de verwerking van in het SIS opgeslagen gegevens, en vervolgens op regelmatige basis, krijgt het personeel van de autoriteiten met toegangsrecht tot het SIS een adequate opleiding over de regels inzake gegevensbeveiliging en bescherming en de procedures voor gegevensverwerking, zoals uiteengezet in het Sirene-handboek. Het personeel wordt op de hoogte gebracht van alle ter zake doende strafbare feiten en sancties.
HOOFDSTUK III
VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN HET AGENTSCHAP
Artikel 15
Operationeel beheer
1.Het Agentschap is verantwoordelijk voor het operationele beheer van het centrale SIS. Het Agentschap zorgt er in samenwerking met de lidstaten voor dat te allen tijde de beste beschikbare technologie wordt gebruikt voor het centrale SIS, uitgaande van een kosten-batenanalyse.
2.Het Agentschap wordt tevens belast met de volgende taken met betrekking tot de communicatie-infrastructuur:
a)toezicht;
b)beveiliging;
c)coördinatie van de betrekkingen tussen de lidstaten en de dienstverlener.
3.De Commissie wordt belast met alle andere taken die betrekking hebben op de communicatie-infrastructuur, met name:
a)begrotingsuitvoeringstaken;
b)aanschaf en vernieuwing;
c)contractuele aangelegenheden.
4.Het Agentschap wordt tevens belast met de volgende taken met betrekking tot de Sirene-bureaus en de communicatie tussen de Sirene-bureaus:
a)de coördinatie en het beheer van tests;
b)het onderhoud en de bijwerking van de technische specificaties voor de uitwisseling van aanvullende informatie tussen de Sirene-bureaus en de communicatie-infrastructuur, en het beheer van gevolgen van technische wijzigingen die een impact hebben voor zowel het SIS als de uitwisseling van aanvullende informatie tussen de Sirene-bureaus.
5.Het Agentschap ontwikkelt en onderhoudt een mechanisme en procedures voor het uitvoeren van kwaliteitscontroles op de gegevens in CS-SIS en brengt regelmatig verslag uit aan de lidstaten. Het Agentschap rapporteert regelmatig aan de Commissie welke kwesties zijn geconstateerd en welke lidstaten hierbij zijn betrokken. Dit mechanisme en deze procedures en de uitlegging inzake de naleving van de regels op het gebied van gegevenskwaliteit worden door middel van uitvoeringsmaatregelen overeenkomstig de in artikel 72, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
6.Het operationele beheer van het centrale SIS omvat alle taken die nodig zijn om het centrale SIS 24 uur per dag en 7 dagen per week te laten functioneren, met name de voor de goede werking van het systeem onontbeerlijke onderhoudswerkzaamheden en technische ontwikkelingen. Deze taken omvatten tevens testactiviteiten om het centrale SIS en de nationale systemen te laten functioneren overeenkomstig de technische en functionele vereisten als bedoeld in artikel 9 van deze verordening.
Artikel 16
Beveiliging
1.Het Agentschap stelt de nodige maatregelen vast, met inbegrip van een beveiligingsplan, een bedrijfscontinuïteitsplan en een uitwijkplan voor het centrale SIS en de communicatie-infrastructuur, opdat:
a)de gegevens fysiek worden beschermd, onder meer met noodplannen voor de bescherming van kritieke infrastructuur;
b)onbevoegden de toegang tot de voor de verwerking van persoonsgegevens gebruikte gegevensverwerkingsfaciliteiten wordt ontzegd (controle op de toegang tot de faciliteiten);
c)wordt voorkomen dat gegevensdragers onrechtmatig worden gelezen, gekopieerd, veranderd of verwijderd (controle op gegevensdragers);
d)wordt voorkomen dat gegevens onrechtmatig worden ingevoerd en opgeslagen persoonsgegevens onrechtmatig worden geïnspecteerd, gewijzigd of gewist (controle op de opslag);
e)wordt voorkomen dat geautomatiseerde gegevensverwerkingssystemen door onbevoegden met behulp van datatransmissieapparatuur worden gebruikt (controle op de gebruikers);
f)wordt gewaarborgd dat degenen die bevoegd zijn een geautomatiseerd gegevensverwerkingssysteem te gebruiken, uitsluitend toegang hebben tot de gegevens waarop hun toegangsbevoegdheid betrekking heeft, en uitsluitend middels persoonlijke en unieke gebruikersidentiteiten en geheime toegangsprocedures (controle op de toegang tot de gegevens);
g)profielen worden opgesteld waarin de taken en verantwoordelijkheden worden omschreven van de personen die bevoegd zijn om toegang te krijgen tot de gegevens of de gegevensverwerkingsvoorzieningen, en opdat deze profielen desgevraagd onverwijld ter beschikking worden gesteld van de in artikel 64 bedoelde Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (personeelsprofielen);
h)wordt gewaarborgd dat kan worden geverifieerd en vastgesteld aan welke instanties persoonsgegevens met behulp van datatransmissieapparatuur mogen worden doorgezonden (controle op de overdracht);
i)wordt gewaarborgd dat naderhand kan worden nagegaan en vastgesteld welke persoonsgegevens wanneer en door wie in een geautomatiseerd gegevensverwerkingssysteem zijn opgenomen (controle op de opneming);
j)wordt voorkomen, in het bijzonder door middel van passende versleutelingstechnieken, dat bij de doorgifte van persoonsgegevens, alsmede bij het transport van gegevensdragers, de gegevens onrechtmatig worden gelezen, gekopieerd, gewijzigd of gewist (controle op het transport);
k)de doelmatigheid van de in dit lid bedoelde beveiligingsmaatregelen wordt gemonitord en de nodige organisatorische maatregelen voor de interne monitoring worden genomen om de naleving van deze verordening te waarborgen (interne audit).
2.Met het oog op de beveiliging van de verwerking en de uitwisseling van aanvullende informatie via de communicatie-infrastructuur neemt het Agentschap maatregelen die gelijkwaardig zijn aan die van lid 1.
Artikel 17
Vertrouwelijkheid – Agentschap
1.Onverminderd artikel 17 van het Statuut van de ambtenaren en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie, past het Agentschap adequate voorschriften inzake het beroepsgeheim of een gelijkwaardige geheimhoudingsplicht toe op iedere persoon die met SIS-gegevens moet werken, aan de hand van normen die vergelijkbaar zijn met die van artikel 11 van deze verordening. Deze geheimhoudingsplicht blijft gelden nadat de persoon zijn functie of dienstverband heeft beëindigd of zijn werkzaamheden heeft stopgezet.
2.Met het oog op de vertrouwelijkheid bij de uitwisseling van aanvullende informatie via de communicatie-infrastructuur neemt het Agentschap maatregelen die gelijkwaardig zijn aan die van lid 1.
Artikel 18
Bijhouden van logbestanden op centraal niveau
1.Het Agentschap draagt er zorg voor dat elke toegang tot en elke uitwisseling van persoonsgegevens in CS-SIS voor de in artikel 12, lid 1, genoemde doeleinden wordt geregistreerd in logbestanden.
2.De logbestanden bevatten met name het relaas van de signaleringen, de datum en het tijdstip van de gegevenstransmissie, het soort voor de bevraging gebruikte gegevens, een verwijzing naar het soort toegezonden gegevens, alsmede de naam van de bevoegde autoriteit die met de verwerking van de gegevens is belast.
3.Als voor de bevraging dactyloscopische gegevens of gezichtsopnamen worden gebruikt overeenkomstig de artikelen 40, 41 en 42, bevatten de logbestanden met name het soort voor de bevraging gebruikte gegevens, een verwijzing naar het soort verzonden gegevens, alsmede de naam van de bevoegde autoriteit en van de persoon die met de verwerking van de gegevens is belast.
4.De logbestanden worden alleen voor het in lid 1 genoemde doel gebruikt en worden ten vroegste één jaar en ten laatste drie jaar na het creëren ervan gewist. De logbestanden die het relaas van de signaleringen bevatten, worden één tot drie jaar na het wissen van de signaleringen gewist.
5.Logbestanden mogen langer worden bewaard indien zij nodig zijn in het kader van lopende monitoringprocedures.
6.De bevoegde nationale autoriteiten die zijn belast met het controleren van de rechtmatigheid van bevragingen, het monitoren van de rechtmatigheid van de gegevensverwerking, interne monitoring en het waarborgen van de goede werking van N.SIS en de gegevensintegriteit en -beveiliging hebben binnen de grenzen van hun bevoegdheden op verzoek toegang tot deze logbestanden met het oog op het vervullen van hun taken.
HOOFDSTUK IV
PUBLIEKSVOORLICHTING
Artikel 19
Voorlichtingscampagnes over het SIS
De Commissie organiseert in samenwerking met de nationale toezichthoudende autoriteiten en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming geregeld campagnes om het publiek te informeren omtrent de doelstellingen van het SIS, de in het SIS opgeslagen gegevens, de autoriteiten die toegang hebben tot het SIS, en de rechten van de betrokkenen. De lidstaten ontwikkelen en implementeren in samenwerking met hun nationale toezichthoudende autoriteiten de nodige beleidsinitiatieven om hun burgers algemene voorlichting over het SIS te geven.
HOOFDSTUK V
GEGEVENSCATEGORIEËN EN MARKERING
Artikel 20
Gegevenscategorieën
1.Onverminderd artikel 8, lid 1, en de bepalingen van deze verordening over de opslag van extra gegevens, bevat het SIS alleen de door elk van de lidstaten verstrekte gegevenscategorieën, zoals vereist voor de in de artikelen 26, 32, 34, 36 en 38 genoemde doeleinden.
2.De gegevenscategorieën zijn:
a)informatie over de gesignaleerde personen;
b)informatie over de voorwerpen bedoeld in de artikelen 32, 36 en 38.
3.Voor gesignaleerde personen worden uitsluitend de onderstaande gegevens opgenomen:
a)achternaam/achternamen;
b)voornaam/voornamen;
c)naam/namen bij geboorte;
d)voorheen gebruikte namen en aliassen;
e)bijzondere, onveranderlijke objectieve fysieke kenmerken;
f)geboorteplaats;
g)geboortedatum;
h)geslacht;
i)nationaliteit(en);
j)de vermelding of de betrokken persoon gewapend, gewelddadig of ontsnapt is of is betrokken bij activiteiten die vallen onder de artikelen 1 tot en met 4 van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad inzake terrorismebestrijding;
k)reden van signalering;
l)signalerende autoriteit;
m)vermelding van de beslissing die aan de signalering ten grondslag ligt;
n)de uit te voeren maatregel;
o)koppeling(en) met andere SIS-signaleringen in overeenstemming met artikel 53;
p)soort strafbaar feit in verband waarmee de signalering is opgenomen;
q)registratienummer van de persoon in een nationaal register;
r)categorie van de zaak inzake een vermiste persoon (alleen voor signaleringen bedoeld in artikel 32);
s)categorie van het identificatiedocument;
t)land van afgifte van het identificatiedocument;
u)nummer(s) van het identificatiedocument;
v)datum van afgifte van het identificatiedocument;
w)foto’s en gezichtsopnamen;
x)relevante DNA-profielen, met inachtneming van artikel 22, lid 1, onder b), van deze verordening;
y)dactyloscopische gegevens;
z)een kleurenkopie van het identificatiedocument.
4.De technische voorschriften voor het opnemen, bijwerken, wissen en doorzoeken van de in de leden 2 en 3 bedoelde gegevens worden vastgesteld en ontwikkeld door middel van uitvoeringsmaatregelen overeenkomstig de in artikel 72, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
5.De technische voorschriften voor het doorzoeken van de in lid 3 bedoelde gegevens worden vastgesteld en ontwikkeld overeenkomstig de in artikel 72, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. Deze technische voorschriften worden ook gebruikt voor opzoekingen in CS-SIS, in nationale kopieën en in technische kopieën als bedoeld in artikel 53, lid 2, en zijn gebaseerd op gemeenschappelijke normen die zijn vastgesteld en ontwikkeld door middel van uitvoeringsmaatregelen overeenkomstig de in artikel 72, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
Artikel 21
Evenredigheid
1.Alvorens een persoon te signaleren of de geldigheidsduur van een signalering te verlengen, gaat een lidstaat na of het geval gepast, relevant en belangrijk genoeg is om opneming van een signalering in het SIS te rechtvaardigen.
2.Indien een persoon of een voorwerp door een lidstaat wordt gezocht in verband met een strafbaar feit als bedoeld in de artikelen 1 tot en met 4 van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad inzake terrorismebestrijding, creëert de lidstaat onder alle omstandigheden een overeenkomstige signalering uit hoofde van artikel 34, 36 of 38.
Artikel 22
Specifieke voorschriften voor opneming van foto’s, gezichtsopnamen, dactyloscopische gegevens en DNA-profielen
1.Voor het opnemen in het SIS van gegevens als bedoeld in artikel 20, lid 3, onder w), x) en y), gelden de volgende bepalingen:
a)foto’s, gezichtsopnamen, dactyloscopische gegevens en DNA-profielen worden alleen opgenomen nadat door middel van een kwaliteitscontrole is vastgesteld dat aan een minimumnorm voor gegevenskwaliteit is voldaan.
b)DNA-profielen mogen alleen worden toegevoegd aan signaleringen uit hoofde van artikel 32, lid 2, onder a) en c), en alleen als er geen voor identificatiedoeleinden geschikte foto’s, gezichtsopnamen of dactyloscopische gegevens voorhanden zijn. DNA-profielen van rechtstreekse bloedverwanten in opgaande lijn, bloedverwanten in neergaande lijn of broers of zussen van de gesignaleerde persoon mogen aan de signalering worden toegevoegd, mits deze personen daarin uitdrukkelijk hebben toegestemd. In het DNA-profiel wordt niet verwezen naar het ras van de persoon.
2.Er worden kwaliteitsnormen vastgesteld voor de opslag van de gegevens bedoeld in lid 1, onder a), van dit artikel en in artikel 40. Deze normen worden nader uitgewerkt en bijgewerkt door middel van uitvoeringsmaatregelen overeenkomstig de in artikel 72, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
Artikel 23
Vereisten voor de opneming van een signalering
1.Een signalering van een persoon wordt niet opgenomen indien de in artikel 20, lid 3, onder a), g), k), m) en n), alsmede in voorkomend geval onder p), bedoelde gegevens ontbreken, behalve in de situaties bedoeld in artikel 40.
2.Daarnaast worden, voor zover beschikbaar, alle andere in artikel 20, lid 3, genoemde gegevens opgenomen.
Artikel 24
Algemene bepalingen betreffende markering
1.Wanneer een lidstaat van oordeel is dat gevolg geven aan een overeenkomstig artikel 26, artikel 32 of artikel 36 opgenomen signalering in strijd is met zijn nationale recht, internationale verplichtingen of wezenlijke nationale belangen, kan hij alsnog verlangen dat de signalering wordt gemarkeerd, zodat de op grond van de signalering gevraagde maatregel op zijn grondgebied niet wordt uitgevoerd. De markering wordt aangebracht door het Sirene-bureau van de signalerende lidstaat.
2.Teneinde de lidstaten in staat te stellen te verlangen dat een markering wordt aangebracht in een signalering overeenkomstig artikel 26, worden zij via de uitwisseling van aanvullende informatie automatisch in kennis gesteld van elke nieuwe signalering van die categorie.
3.Indien een signalerende lidstaat in zeer dringende en ernstige gevallen om uitvoering van de maatregel verzoekt, gaat de uitvoerende lidstaat na of hij kan toestaan dat de op zijn verzoek aangebrachte markering wordt ingetrokken. Indien dat het geval is, neemt de uitvoerende lidstaat de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de gevraagde maatregel onmiddellijk kan worden uitgevoerd.
Artikel 25
Markering van signaleringen met het oog op aanhouding ten behoeve van overlevering
1.Wanneer Kaderbesluit 2002/584/JBZ van toepassing is, wordt een markering die ertoe leidt dat niet tot aanhouding kan worden overgegaan, slechts in een signalering met het oog op aanhouding ten behoeve van overlevering aangebracht wanneer de gerechtelijke autoriteit die krachtens het nationale recht bevoegd is voor de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel, de tenuitvoerlegging van dat bevel heeft geweigerd op basis van een grond voor weigering van tenuitvoerlegging, en wanneer de markering is verlangd.
2.Op verzoek van een krachtens het nationale recht bevoegde gerechtelijke autoriteit kan het, op basis van een algemene instructie of in een specifiek geval, evenwel ook nodig zijn een markering aan te brengen in een signalering met het oog op aanhouding ten behoeve van overlevering wanneer het duidelijk is dat de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel zal moeten worden geweigerd.
HOOFDSTUK VI
SIGNALERINGEN VAN PERSONEN DIE MET HET OOG OP AANHOUDING TEN BEHOEVE VAN OVERLEVERING OF UITLEVERING WORDEN GEZOCHT
Artikel 26
Doelstellingen en voorwaarden voor signalering
1.Gegevens over personen die met het oog op aanhouding ten behoeve van overlevering worden gezocht op basis van een Europees aanhoudingsbevel of die met het oog op aanhouding ten behoeve van uitlevering worden gezocht, worden opgenomen op verzoek van de gerechtelijke autoriteit van de signalerende lidstaat.
2.Gegevens over personen die met het oog op aanhouding ten behoeve van overlevering worden gezocht, worden eveneens opgenomen op basis van aanhoudingsbevelen die zijn uitgevaardigd krachtens overeenkomsten die tussen de Europese Unie en derde landen op grond van artikel 37 van het Verdrag betreffende de Europese Unie zijn gesloten met het oog op de overlevering van personen op grond van een aanhoudingsbevel, en die voorzien in de toezending van een dergelijk aanhoudingsbevel via het SIS.
3.Elke verwijzing in deze verordening naar bepalingen van Kaderbesluit 2002/584/JBZ wordt geacht tevens te verwijzen naar de overeenkomstige bepalingen van overeenkomsten die tussen de Europese Unie en derde landen op grond van artikel 37 van het Verdrag betreffende de Europese Unie zijn gesloten met het oog op de overlevering van personen op grond van een aanhoudingsbevel, en die voorzien in de toezending van dat aanhoudingsbevel via het SIS.
4.De signalerende lidstaat mag in het kader van een lopende zoekoperatie, na toestemming van de bevoegde gerechtelijke autoriteit van de signalerende lidstaat, een bestaande signalering met het oog op aanhouding die overeenkomstig artikel 26 van deze verordening is opgenomen, tijdelijk ontoegankelijk maken voor bevraging, wat wil zeggen dat de signalering voor de eindgebruiker niet opzoekbaar is en slechts voor de Sirene-bureaus toegankelijk is. Deze functie mag slechts worden gebruikt gedurende een tijdvak van ten hoogste 48 uur. Dit tijdvak kan echter bij operationele noodzaak met telkens 48 uur worden verlengd. De lidstaten houden statistieken bij van het aantal signaleringen waarvoor deze functie is gebruikt.
Artikel 27
Extra gegevens over personen die worden gezocht met het oog op aanhouding ten behoeve van overlevering
1.Indien een persoon wordt gezocht op basis van een Europees aanhoudingsbevel met het oog op aanhouding ten behoeve van overlevering, neemt de signalerende lidstaat een kopie van het originele Europees aanhoudingsbevel in het SIS op.
2.De signalerende lidstaat kan een kopie van een vertaling van het Europees aanhoudingsbevel invoeren in een of meer andere officiële talen van de Europese Unie.
Artikel 28
Aanvullende informatie over personen die worden gezocht met het oog op aanhouding ten behoeve van overlevering
De lidstaat die de signalering met het oog op aanhouding ten behoeve van overlevering in het SIS heeft opgenomen, deelt de in artikel 8, lid 1, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ bedoelde gegevens aan alle lidstaten mee door middel van uitwisseling van aanvullende informatie.
Artikel 29
Aanvullende informatie over personen die worden gezocht met het oog op aanhouding ten behoeve van uitlevering
1.De lidstaat die de signalering met het oog op uitlevering in het SIS heeft opgenomen, deelt de volgende gegevens aan alle lidstaten mee door middel van uitwisseling van aanvullende informatie:
a)de om aanhouding verzoekende autoriteit;
b)het bestaan van een bevel tot aanhouding of van een akte die dezelfde kracht heeft, of van een voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis;
c)de aard en de wettelijke omschrijving van het strafbare feit;
d)een beschrijving van de omstandigheden waaronder het strafbare feit is begaan, met inbegrip van tijd, plaats en mate van betrokkenheid van de gesignaleerde persoon bij het strafbare feit;
e)voor zover mogelijk de gevolgen van het strafbare feit;
f)alle andere informatie die nuttig of noodzakelijk is voor de uitvoering van de signalering.
2.De in lid 1 bedoelde gegevens worden niet meegedeeld wanneer de in artikel 27 of artikel 28 bedoelde gegevens reeds zijn verstrekt en toereikend worden geacht voor de uitvoering van de signalering door de uitvoerende lidstaat.
Artikel 30
Omzetting van signaleringen van personen die worden gezocht met het oog op aanhouding ten behoeve van overlevering of uitlevering
Wanneer aanhouding niet mogelijk is wegens een afwijzende beslissing door een aangezochte lidstaat overeenkomstig de procedures voor markering van artikel 24 of artikel 25, of wegens een nog niet beëindigde toetsing in het geval van een signalering met het oog op aanhouding ten behoeve van uitlevering, behandelt de aangezochte lidstaat de signalering als een signalering met het oog op mededeling van de verblijfplaats van de betrokkene.
Artikel 31
Tenuitvoerlegging van de in een signalering gevraagde maatregel ten aanzien van een persoon die wordt gezocht met het oog op aanhouding ten behoeve van overlevering of uitlevering
1.Een overeenkomstig artikel 26 in het SIS opgenomen signalering, in combinatie met de extra gegevens bedoeld in artikel 27, vormt een krachtens Kaderbesluit 2002/584/JBZ uitgevaardigd Europees aanhoudingsbevel, indien dit kaderbesluit van toepassing is, en heeft dezelfde gevolgen.
2.Wanneer Kaderbesluit 2002/584/JBZ niet van toepassing is, heeft een overeenkomstig de artikelen 26 en 29 in het SIS opgenomen signalering dezelfde rechtskracht als een verzoek om voorlopige aanhouding krachtens artikel 16 van het Europees Verdrag betreffende uitlevering van 13 december 1957 of artikel 15 van het Verdrag aangaande de uitlevering en de rechtshulp in strafzaken tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden van 27 juni 1962.
HOOFDSTUK VII
SIGNALERINGEN VAN VERMISTE PERSONEN
Artikel 32
Doelstellingen en voorwaarden voor signalering
1.Gegevens over vermiste personen of andere personen die in bescherming moeten worden genomen of van wie de verblijfplaats moet worden nagegaan, worden op verzoek van de bevoegde autoriteit van de signalerende lidstaat in het SIS opgenomen.
2.Onderstaande categorieën van vermiste personen kunnen worden opgenomen:
a)vermiste personen die in bescherming moeten worden genomen
i)ter bescherming van zichzelf;
ii)ter voorkoming van een dreiging;
b)vermiste personen die niet in bescherming moeten worden genomen;
c)kinderen die gevaar lopen te worden ontvoerd als bedoeld in lid 4.
3.Lid 2, onder a), is in het bijzonder van toepassing op kinderen en op personen die op last van een bevoegde autoriteit in een inrichting moeten worden opgenomen.
4.Een signalering van een kind als bedoeld in lid 2, onder c), wordt opgenomen op verzoek van de gerechtelijke autoriteit van de lidstaat die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad bevoegd is ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid, indien er een concreet en aanwijsbaar gevaar bestaat dat het kind binnen korte tijd onwettig wordt weggevoerd uit de lidstaat waar de bevoegde gerechtelijke autoriteit is gevestigd. In de lidstaten die partij zijn bij het Verdrag van ’sGravenhage van 19 oktober 1996 inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen en waar Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad niet van toepassing is, gelden de bepalingen van het Verdrag van ’s-Gravenhage.
5.De lidstaten zien erop toe dat uit de in het SIS opgenomen gegevens blijkt onder welke van de in lid 2 vermelde categorieën de vermiste persoon valt. De lidstaten zien er tevens op toe dat uit de in het SIS opgenomen gegevens blijkt om wat voor zaak in verband met een vermiste of kwetsbare persoon het gaat. De voorschriften inzake de indeling van de zaken in categorieën en de opneming van gegevens daaromtrent worden door middel van uitvoeringsmaatregelen overeenkomstig de in artikel 72, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld en ontwikkeld.
6.Vier maanden voordat een overeenkomstig dit artikel gesignaleerd kind meerderjarig wordt, stelt CS-SIS de signalerende lidstaat er automatisch van in kennis dat de reden van het verzoek en de te nemen maatregel moeten worden geactualiseerd ofwel de signalering moet worden gewist.
7.Indien er duidelijke aanwijzingen zijn dat er een verband bestaat tussen een voertuig, vaartuig of luchtvaartuig en een overeenkomstig lid 2 gesignaleerde persoon, kan met het oog op de opsporing van die persoon een signalering van dat voertuig, vaartuig of luchtvaartuig worden opgenomen. In die gevallen worden de signalering van de vermiste persoon en de signalering van het voorwerp gekoppeld overeenkomstig artikel 60. De technische voorschriften voor het opnemen, bijwerken, wissen en doorzoeken van de in dit lid bedoelde gegevens worden vastgesteld en ontwikkeld door middel van uitvoeringsmaatregelen overeenkomstig de in artikel 72, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
Artikel 33
Tenuitvoerlegging van een in een signalering gevraagde maatregel
1.Wanneer een persoon als bedoeld in artikel 32 wordt aangetroffen, delen de bevoegde autoriteiten, met inachtneming van lid 2, aan de signalerende lidstaat mee waar de betrokkene zich bevindt. In het geval van een vermist kind of een kind dat in bescherming moet worden genomen, pleegt de uitvoerende lidstaat onmiddellijk overleg met de signalerende lidstaten teneinde onverwijld tot overeenstemming te komen over de maatregelen die moeten worden genomen om de belangen van het kind te beschermen. De bevoegde autoriteiten kunnen, in de gevallen zoals bedoeld in artikel 32, lid 2, onder a) en c), de betrokkene in bewaring stellen teneinde verdere doorreis te beletten, voor zover dit op grond van het nationale recht is toegestaan.
2.Wanneer een vermiste meerderjarige wordt aangetroffen, is voor andere mededelingen van gegevens dan die tussen de bevoegde autoriteiten de instemming van de betrokken persoon vereist. De bevoegde autoriteiten kunnen echter aan een belanghebbende die de persoon als vermist heeft opgegeven, meedelen dat de signalering is gewist omdat de persoon is aangetroffen.
HOOFDSTUK VIII
SIGNALERINGEN VAN PERSONEN DIE WORDEN GEZOCHT MET HET OOG OP EEN GERECHTELIJKE PROCEDURE
Artikel 34
Doelstellingen en voorwaarden voor signalering
1.Ten behoeve van de mededeling van de woon- of verblijfplaats van een persoon nemen de lidstaten op verzoek van een bevoegde autoriteit in het SIS gegevens op over:
a)getuigen;
b)personen die door de gerechtelijke autoriteiten in het kader van een strafprocedure zijn opgeroepen of die daartoe worden gezocht wegens feiten waarvoor zij worden vervolgd;
c)personen aan wie een vonnis of andere documenten dienen te worden betekend in het kader van een strafprocedure wegens feiten waarvoor zij worden vervolgd;
d)personen aan wie een oproep tot het ondergaan van een vrijheidsstraf dient te worden betekend.
2.Indien er duidelijke aanwijzingen zijn dat er een verband bestaat tussen een voertuig, vaartuig of luchtvaartuig en een overeenkomstig lid 1 gesignaleerde persoon, kan met het oog op de opsporing van die persoon een signalering van dat voertuig, vaartuig of luchtvaartuig worden opgenomen. In die gevallen worden de signalering van de persoon en de signalering van het voorwerp gekoppeld overeenkomstig artikel 60. De technische voorschriften voor het opnemen, bijwerken, wissen en doorzoeken van de in dit lid bedoelde gegevens worden vastgesteld en bijgewerkt door middel van uitvoeringsmaatregelen overeenkomstig de in artikel 72, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
Artikel 35
Tenuitvoerlegging van de in een signalering gevraagde maatregel
De gevraagde informatie wordt aan de verzoekende lidstaat meegedeeld door middel van de uitwisseling van aanvullende informatie.
HOOFDSTUK IX
SIGNALERINGEN VAN PERSONEN EN VOORWERPEN MET HET OOG OP ONOPVALLENDE CONTROLE, ONDERVRAGINGSCONTROLE OF GERICHTE CONTROLE
Artikel 36
Doelstellingen en voorwaarden voor signalering
1.Gegevens over personen of voertuigen, vaartuigen, luchtvaartuigen en containers worden opgenomen, met inachtneming van het nationale recht van de signalerende lidstaat, met het oog op onopvallende controle, ondervragingscontrole of gerichte controle, overeenkomstig het bepaalde in artikel 37, lid 4.
2.Signalering is toegestaan met het oog op de vervolging van strafbare feiten, met het oog op de uitvoering van een straf in een strafprocedure en ter voorkoming van gevaar voor de openbare veiligheid, indien:
a)er duidelijke aanwijzingen zijn dat een persoon een ernstig strafbaar feit beraamt of pleegt, zoals in het bijzonder de in artikel 2, lid 2, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ bedoelde strafbare feiten;
b)de in artikel 37, lid 1, bedoelde informatie noodzakelijk is voor de uitvoering van een straf in een strafprocedure jegens een persoon die is veroordeeld wegens een ernstig strafbaar feit, zoals in het bijzonder de in artikel 2, lid 2, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ bedoelde strafbare feiten; of
c)een algemene beoordeling van een persoon, met name op grond van de door hem gepleegde strafbare feiten, doet vermoeden dat hij ook in de toekomst ernstige strafbare feiten zou kunnen plegen, zoals in het bijzonder de in artikel 2, lid 2, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ bedoelde strafbare feiten.
3.Voorts kan in overeenstemming met het nationale recht een signalering worden opgenomen op verzoek van de voor de veiligheid van de staat bevoegde diensten, indien er concrete aanwijzingen voor bestaan dat de in artikel 37, lid 1, bedoelde gegevens noodzakelijk zijn met het oog op de voorkoming van een ernstige, van de desbetreffende persoon uitgaande bedreiging, dan wel van andere ernstige gevaren voor de interne of externe veiligheid van de staat. De lidstaat die op grond van dit lid de signalering verricht, stelt de overige lidstaten daarvan op de hoogte. Elke lidstaat bepaalt aan welke autoriteiten deze informatie wordt toegezonden.
4.Indien er duidelijke aanwijzingen zijn dat er een verband bestaat tussen een voertuig, vaartuig of luchtvaartuig en een ernstig strafbaar feit als bedoeld in lid 2 of een ernstig gevaar als bedoeld in lid 3, kan een signalering van dat voertuig, vaartuig of luchtvaartuig worden opgenomen.
5.Indien er duidelijke aanwijzingen zijn dat er een verband bestaat tussen een blanco officieel document of een op naam gesteld identiteitsdocument en een ernstig strafbaar feit als bedoeld in lid 2 of een ernstig gevaar als bedoeld in lid 3, kan een signalering van dat document worden opgenomen, ongeacht de identiteit van de eventuele oorspronkelijke houder van het identiteitsdocument. De technische voorschriften voor het opnemen, bijwerken, wissen en doorzoeken van de in dit lid bedoelde gegevens worden vastgesteld en bijgewerkt door middel van uitvoeringsmaatregelen overeenkomstig de in artikel 72, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
Artikel 37
Tenuitvoerlegging van de in een signalering gevraagde maatregel
1.Ten behoeve van onopvallende controle, ondervragingscontrole of gerichte controle worden bij grenscontroles, politie- en douanecontroles of andere rechtshandhavingsactiviteiten in de lidstaat de onderstaande gegevens of een deel daarvan verzameld en aan de signalerende autoriteit meegedeeld:
a)het feit dat de gesignaleerde persoon, het gesignaleerde voertuig, vaartuig of luchtvaartuig, de gesignaleerde container of het gesignaleerde blanco officiële document of op naam gestelde identiteitsdocument is aangetroffen;
b)plaats, tijdstip en reden van de controle;
c)reisroute en reisbestemming;
d)personen die de betrokken persoon of de houder van het blanco officiële document of op naam gestelde identiteitsdocument begeleiden, of inzittenden van het voertuig, vaartuig of luchtvaartuig, van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen dat zij in verband kunnen worden gebracht met de betrokken persoon;
e)de gebleken identiteit en persoonsbeschrijving van de persoon die het gesignaleerde blanco officiële document of op naam gestelde identiteitsdocument gebruikt;
f)het gebruikte voertuig, vaartuig of luchtvaartuig of de gebruikte container;
g)voorwerpen die de persoon bij zich heeft, met inbegrip van reisdocumenten;
h)omstandigheden waaronder de persoon of het voertuig, het vaartuig, het luchtvaartuig, de container, het blanco officiële document of het op naam gestelde identiteitsdocument zijn aangetroffen.
2.De in lid 1 bedoelde informatie wordt verstrekt door middel van de uitwisseling van aanvullende informatie.
3.Afhankelijk van de operationele omstandigheden en overeenkomstig het nationale recht omvat een onopvallende controle een routinecontrole van een persoon of voorwerp waarvan het doel is zo veel mogelijk van de in lid 1 bedoelde informatie te verzamelen zonder het onopvallende karakter van de controle in gevaar te brengen.
4.Afhankelijk van de operationele omstandigheden en overeenkomstig het nationale recht omvat een ondervragingscontrole een grondigere controle en een ondervraging van de persoon. Indien ondervragingscontroles naar het recht van een lidstaat niet zijn toegestaan, wordt in plaats daarvan in die lidstaat een onopvallende controle verricht.
5.Voor de in artikel 36 bedoelde doeleinden kunnen bij gerichte controles, met inachtneming van het nationale recht, personen, voertuigen, vaartuigen, luchtvaartuigen, containers en meegenomen voorwerpen worden onderzocht. Het onderzoek vindt plaats in overeenstemming met het nationale recht. Indien gerichte controles naar het recht van een lidstaat niet zijn toegestaan, wordt in plaats daarvan in die lidstaat een ondervragingscontrole verricht.
HOOFDSTUK X
SIGNALERINGEN VAN VOORWERPEN MET HET OOG OP INBESLAGNEMING OF GEBRUIK ALS BEWIJSMATERIAAL IN EEN STRAFPROCEDURE
Artikel 38
Doelstellingen en voorwaarden voor signalering
1.Gegevens over voorwerpen die met het oog op inbeslagneming voor rechtshandhavingsdoeleinden of als bewijsmateriaal in een strafprocedure worden gezocht, worden in het SIS opgenomen.
2.Onderstaande categorieën van gemakkelijk identificeerbare voorwerpen worden opgenomen:
a)motorvoertuigen zoals gedefinieerd volgens het nationale recht, ongeacht het gebruikte aandrijvingssysteem;
b)aanhangers met een ledig gewicht van meer dan 750 kg;
c)caravans;
d)industriële uitrusting;
e)vaartuigen;
f)scheepsmotoren;
g)containers;
h)luchtvaartuigen;
i)vuurwapens;
j)gestolen, verduisterde of anderszins vermiste blanco officiële documenten;
k)gestolen, verduisterde, anderszins vermiste of ongeldig gemaakte, op naam gestelde identiteitspapieren zoals paspoorten, identiteitskaarten, rijbewijzen, verblijfstitels en reisdocumenten of dergelijke vervalste documenten;
l)gestolen, verduisterde of anderszins vermiste of ongeldig gemaakte voertuigkentekenbewijzen en voertuigkentekenplaten en dergelijke vervalste registratiebewijzen of kentekenplaten;
m)bankbiljetten (geregistreerde biljetten) en vervalste bankbiljetten;
n)technische uitrusting, informatietechnologieartikelen en andere gemakkelijk identificeerbare artikelen met een hoge waarde;
o)identificeerbare onderdelen van motorvoertuigen;
p)identificeerbare onderdelen van industriële uitrusting.
3.Nieuwe subcategorieën van voorwerpen die onder lid 2, onder n), vallen en de noodzakelijke technische voorschriften voor het opnemen, bijwerken, wissen en doorzoeken van de in lid 2 bedoelde gegevens worden vastgesteld en bijgewerkt door middel van uitvoeringsmaatregelen overeenkomstig de in artikel 72, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
Artikel 39
Tenuitvoerlegging van de in een signalering gevraagde maatregel
1.Blijkt uit een bevraging dat er met betrekking tot een aangetroffen voorwerp een signalering bestaat, dan neemt de autoriteit die zulks heeft geconstateerd het voorwerp overeenkomstig het nationale recht in beslag en neemt zij contact op met de signalerende autoriteit, teneinde de nodige maatregelen overeen te komen. Daartoe mogen overeenkomstig deze verordening ook persoonsgegevens worden verstrekt.
2.De in lid 1 bedoelde informatie wordt verstrekt door middel van de uitwisseling van aanvullende informatie.
3.De lidstaat die het voorwerp aantreft, neemt overeenkomstig het nationale recht de gevraagde maatregelen.
HOOFDSTUK XI
SIGNALERINGEN VAN ONBEKENDE PERSONEN DIE WORDEN GEZOCHT MET HET OOG OP IDENTIFICATIE OVEREENKOMSTIG HET NATIONALE RECHT EN BEVRAGING AAN DE HAND VAN BIOMETRISCHE GEGEVENS
Artikel 40
Signaleringen van onbekende personen die worden gezocht met het oog op aanhouding overeenkomstig het nationale recht
In het SIS kunnen dactyloscopische gegevens worden opgenomen die geen verband houden met een gesignaleerde persoon. Deze dactyloscopische gegevens bestaan uit volledige of onvolledige reeksen vingerafdrukken of handpalmafdrukken die zijn aangetroffen op de plaats waar een terroristisch misdrijf of een ander ernstig strafbaar feit is gepleegd dat wordt onderzocht, mits met een hoge mate van waarschijnlijkheid kan worden vastgesteld dat de afdrukken die van de dader zijn. Dactyloscopische gegevens van deze categorie worden opgeslagen onder vermelding van „onbekende verdachte of gezochte persoon”, indien is aangetoond dat de bevoegde autoriteiten niet in staat zijn om de identiteit van de persoon met behulp van andere nationale, Europese of internationale databanken vast te stellen.
Artikel 41
Uitvoering van de in een signalering gevraagde maatregel
Bij een treffer of potentiële match voor uit hoofde van artikel 40 opgeslagen gegevens wordt de identiteit van de persoon vastgesteld overeenkomstig het nationale recht en terzelfdertijd geverifieerd of de in het SIS opgeslagen dactyloscopische gegevens op die persoon betrekking hebben. Met het oog op tijdig onderzoek van de zaak communiceren de lidstaten door middel van de uitwisseling van aanvullende informatie.
Artikel 42
Specifieke voorschriften voor verificaties of bevragingen met foto’s, gezichtsopnamen, dactyloscopische gegevens en DNA-profielen
1.In het SIS opgeslagen foto’s, gezichtsopnamen, dactyloscopische gegevens en DNA-profielen worden opgevraagd om de identiteit van een persoon die naar aanleiding van een alfanumerieke bevraging van het SIS is gelokaliseerd, te verifiëren.
2.Ook dactyloscopische gegevens mogen worden gebruikt om een persoon te identificeren. In het SIS opgeslagen dactyloscopische gegevens worden voor identificatiedoeleinden bevraagd indien de identiteit van de persoon niet met behulp van andere middelen kan worden vastgesteld.
3.In het SIS opgeslagen dactyloscopische gegevens in verband met signaleringen op grond van artikel 26, artikel 34, lid 1, onder b) en d), en artikel 36 kunnen tevens worden doorzocht aan de hand van volledige of onvolledige reeksen vingerafdrukken of handpalmafdrukken die zijn aangetroffen op de plaats van het delict dat wordt onderzocht, mits met een hoge mate van waarschijnlijkheid kan worden vastgesteld dat de afdrukken die van de dader zijn en mits de bevoegde autoriteiten niet in staat zijn om de identiteit van de persoon met behulp van andere nationale, Europese of internationale databanken vast te stellen.
4.Zodra dit technisch haalbaar is en mits voor de identificatie een hoge mate van betrouwbaarheid kan worden gewaarborgd, mogen foto’s en gezichtsopnamen worden gebruikt om een persoon te identificeren. Identificatie op basis van foto’s en gezichtsopnamen is uitsluitend toegestaan bij reguliere grensdoorlaatposten met zelfbedieningssystemen en automatische grenstoezichtsystemen.
HOOFDSTUK XII
RECHT OP TOEGANG TOT SIGNALERINGEN EN BEWARING VAN SIGNALERINGEN
Artikel 43
Autoriteiten met recht op toegang tot signaleringen
1.De toegang tot de in het SIS opgenomen gegevens en het recht om deze gegevens direct in het SIS of in een kopie van SIS-gegevens te bevragen, komt uitsluitend toe aan de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor:
a)het grenstoezicht, overeenkomstig Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode);
b)politie- en douanecontroles die in de betrokken lidstaat worden uitgevoerd, en de coördinatie daarvan door de daartoe aangewezen autoriteiten;
c)andere rechtshandhavingsactiviteiten die worden uitgevoerd met het oog op het voorkomen, opsporen en onderzoeken van strafbare feiten in de betrokken lidstaat;
d)het onderzoeken van de voorwaarden en het nemen van beslissingen in verband met de toegang tot en het verblijf van onderdanen van derde landen op het grondgebied van de lidstaten, onder meer inzake verblijfstitels en visa voor verblijf van langere duur, en in verband met de terugkeer van onderdanen van derde landen;
2.Ook de nationale gerechtelijke autoriteiten, met inbegrip van de autoriteiten die belast zijn met de instelling van strafvervolging en van gerechtelijke onderzoeken voorafgaand aan tenlastelegging, alsook hun coördinerende instanties, hebben met het oog op de uitvoering van hun in de nationale wetgeving vastgestelde taken recht op toegang tot de in het SIS opgenomen gegevens en hebben het recht tot directe bevraging daarvan.
3.Recht op toegang tot in het SIS opgenomen gegevens en op directe bevraging van die gegevens hebben ook de autoriteiten die bevoegd zijn voor de uitvoering van de taken bedoeld in lid 1, onder c), wanneer zij die taken uitvoeren. Het toegangsrecht van deze autoriteiten wordt uitgeoefend overeenkomstig de wetgeving van de onderscheiden lidstaten.
4.De in dit artikel bedoelde autoriteiten worden opgenomen in de in artikel 53, lid 8, bedoelde lijst.
Artikel 44
Autoriteiten die belast zijn met de registratie van voertuigen
1.De instanties die in de lidstaten belast zijn met de afgifte van kentekenbewijzen van voertuigen, bedoeld in Richtlijn 1999/37/EG van de Raad, hebben toegang tot de volgende gegevens die overeenkomstig artikel 38, lid 2, onder a), b) c) en l), van deze verordening in het SIS zijn opgenomen, met als enig doel na te gaan of ter inschrijving bij hen aangemelde voertuigen gestolen, verduisterd of anderszins vermist zijn, of worden gezocht als bewijsmateriaal in een strafprocedure:
a)gegevens over motorvoertuigen zoals gedefinieerd volgens het nationale recht, ongeacht het gebruikte aandrijvingssysteem;
b)gegevens over aanhangers met een ledig gewicht van meer dan 750 kg en caravans;
c)gegevens over gestolen, verduisterde of anderszins vermiste of ongeldig gemaakte voertuigkentekenbewijzen en voertuigkentekenplaten.
De toegang van de instanties die met de afgifte van kentekenbewijzen belast zijn tot deze gegevens wordt geregeld door het nationale recht van de lidstaat.
2.Indien de in lid 1 bedoelde instanties overheidsinstanties zijn, hebben zij rechtstreeks toegang tot de in het SIS opgenomen gegevens.
3.Indien de in lid 1 bedoelde instanties geen overheidsinstanties zijn, hebben zij alleen toegang tot de in het SIS opgenomen gegevens via een autoriteit in de zin van artikel 43 van deze verordening. Deze autoriteit heeft rechtstreeks toegang tot de gegevens en mag deze doorgeven aan de betrokken instantie. De betrokken lidstaat ziet erop toe dat de bedoelde instantie en de werknemers ervan gehouden zijn eventuele beperkingen ten aanzien van het gebruik van de door de autoriteit doorgegeven gegevens in acht te nemen.
4.Artikel 39 van deze verordening is niet van toepassing op de toegang op basis van dit artikel. Wanneer de in lid 1 bedoelde instanties aan de politiële of gerechtelijke autoriteiten informatie melden die bij raadpleging van het SIS aan het licht is gekomen en op grond waarvan een strafbaar feit wordt vermoed, is het nationale recht van toepassing.
Artikel 45
Autoriteiten die belast zijn met de registratie van vaartuigen en luchtvaartuigen
1.De instanties die in de lidstaten belast zijn met de afgifte van registratiebewijzen van vaartuigen, met inbegrip van scheepsmotoren, en luchtvaartuigen, of met het verkeersmanagement, hebben toegang tot de volgende gegevens die overeenkomstig artikel 38, lid 2, van deze verordening in het SIS zijn opgenomen, met als enig doel na te gaan of bij hen ter inschrijving aangemelde of onder het verkeersmanagement vallende vaartuigen, met inbegrip van scheepsmotoren, luchtvaartuigen of containers gestolen, verduisterd of anderszins vermist zijn, of worden gezocht als bewijsmateriaal in een strafprocedure:
a)gegevens over vaartuigen;
b)gegevens over scheepsmotoren;
c)gegevens over luchtvaartuigen.
Onverminderd lid 2 wordt de toegang van deze instanties tot deze gegevens beheerst door het recht van de afzonderlijke lidstaten. De toegang tot de onder a), b) en c), genoemde gegevens wordt beperkt door de reikwijdte van de bevoegdheid van de betrokken instantie.
2.Indien de in lid 1 bedoelde instanties overheidsinstanties zijn, hebben zij rechtstreeks toegang tot de in het SIS opgenomen gegevens.
3.Indien de in lid 1 bedoelde instanties geen overheidsinstanties zijn, hebben zij alleen toegang tot de in het SIS opgenomen gegevens via een autoriteit in de zin van artikel 43 van deze verordening. Deze autoriteit heeft rechtstreeks toegang tot de gegevens en mag deze doorgeven aan de betrokken instantie. De betrokken lidstaat ziet erop toe dat de bedoelde instantie en de werknemers ervan gehouden zijn eventuele beperkingen ten aanzien van het gebruik van de door de autoriteit doorgegeven gegevens in acht te nemen.
4.Artikel 39 van deze verordening is niet van toepassing op de toegang op basis van dit artikel. Wanneer de in lid 1 bedoelde instanties aan de politiële of gerechtelijke autoriteiten informatie melden die bij raadpleging van het SIS aan het licht is gekomen en op grond waarvan een strafbaar feit wordt vermoed, is het nationale recht van toepassing.
Artikel 46
Toegang van Europol tot SIS-gegevens
1.Het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) heeft binnen de grenzen van zijn mandaat recht op toegang tot en bevraging van in het SIS opgenomen gegevens.
2.Indien Europol bij een bevraging een signalering in het SIS aantreft, stelt Europol de signalerende lidstaat daarvan in kennis via de kanalen als bedoeld in Verordening (EU) 2016/794.
3.Door bevraging van het SIS verkregen informatie wordt alleen gebruikt indien de betrokken lidstaat daarmee instemt. Indien de betrokken lidstaat het gebruik van dergelijke informatie toestaat, wordt deze door Europol behandeld overeenkomstig Verordening (EU) 2016/794. Europol deelt die informatie alleen mee aan andere landen en organen indien de betrokken lidstaat daarmee instemt.
4.Europol kan de betrokken lidstaat om nadere informatie verzoeken overeenkomstig Verordening (EU) 2016/794.
5.Europol is ertoe gehouden:
a)onverminderd de leden 3, 4 en 6, geen delen van het SIS te verbinden met een computersysteem voor gegevensverzameling en verwerking dat door of bij Europol wordt gebruikt, geen in het SIS opgenomen gegevens waartoe Europol toegang heeft, over te brengen naar een dergelijk systeem, en geen delen van het SIS te downloaden of anderszins te kopiëren;
b)de toegang tot in het SIS opgenomen gegevens te beperken tot specifiek daartoe gemachtigd personeel van Europol;
c)maatregelen als bedoeld in de artikelen 10 en 11 te nemen en toe te passen;
d)de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming in de gelegenheid te stellen de activiteiten te evalueren die Europol verricht op grond van zijn recht op toegang tot en bevraging van in het SIS opgenomen gegevens.
6.Het kopiëren van gegevens is uitsluitend toegestaan voor technische doeleinden, voor zover dit noodzakelijk is voor een directe bevraging door naar behoren gemachtigd Europol-personeel. De bepalingen van deze verordening zijn van toepassing op dergelijke kopieën. De technische kopie wordt gebruikt om SIS-gegevens op te slaan terwijl deze worden doorzocht. Zodra de gegevens zijn doorzocht, worden zij gewist. Dergelijk gebruik wordt niet beschouwd als illegaal downloaden of kopiëren van SIS-gegevens. Europol kopieert geen signaleringsgegevens of extra gegevens die door de lidstaten zijn verstrekt of uit CS-SIS afkomstig zijn, in andere Europol-systemen.
7.In lid 6 bedoelde kopieën die leiden tot de aanleg van offline gegevensbanken, worden maximaal 48 uur bewaard. Deze duur kan in noodsituaties worden verlengd, totdat de noodsituatie is beëindigd. Europol meldt dergelijke verlengingen aan de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming.
8.Europol mag aanvullende informatie inzake SIS-signaleringen ontvangen en verwerken, op voorwaarde dat de in de leden 2 tot en met 7 bedoelde voorschriften inzake gegevensverwerking naar behoren worden toegepast.
9.Om de rechtmatigheid van de gegevensverwerking te verifiëren, interne monitoring uit te voeren en een adequate beveiliging en integriteit van de gegevens te waarborgen, houdt Europol logbestanden bij van elke toegang tot en bevraging van het SIS. Deze logbestanden en documentatie worden niet beschouwd als illegale downloads of kopieën van een deel van het SIS.
Artikel 47
Toegang van Eurojust tot SIS-gegevens
1.De nationale leden van Eurojust en hun assistenten hebben binnen de grenzen van hun mandaat recht op toegang tot en bevraging van binnen de grenzen van hun mandaat in overeenstemming met de artikelen 26, 32, 34, 38 en 40 in het SIS opgenomen gegevens.
2.Indien een nationaal lid van Eurojust bij een bevraging van het SIS een signalering aantreft, stelt dat lid de signalerende lidstaat daarvan in kennis.
3.Niets in dit artikel mag worden uitgelegd als afbreuk doende aan de bepalingen van Besluit 2002/187/JBZ inzake gegevensbescherming en de aansprakelijkheid voor ongeoorloofde of incorrecte verwerking van deze gegevens door de nationale leden van Eurojust of hun assistenten of als een inbreuk op de bevoegdheden van het krachtens voornoemd besluit opgerichte gemeenschappelijk controleorgaan.
4.Elke toegang of bevraging door een nationaal lid van Eurojust of diens assistent wordt vastgelegd overeenkomstig artikel 12, en elk gebruik door dat lid of diens assistent van gegevens waartoe zij toegang hebben gekregen, wordt geregistreerd.
5.Het is niet toegestaan om delen van het SIS te verbinden met een computersysteem voor gegevensverzameling en verwerking dat door of bij Eurojust wordt gebruikt, noch om in het SIS opgeslagen gegevens waartoe de nationale leden van Eurojust of hun assistenten toegang hebben, over te brengen naar een dergelijk computersysteemsysteem. Er mag geen deel van het SIS worden gedownload. Het registreren van de toegang en de bevraging in logbestanden wordt niet beschouwd als illegaal downloaden of kopiëren van SIS-gegevens.
6.De toegang tot de in het SIS opgenomen gegevens wordt beperkt tot de nationale leden en hun assistenten en strekt zich niet uit tot het personeel van Eurojust.
7.Ter waarborging van de beveiliging en de vertrouwelijkheid worden de maatregelen als bedoeld in de artikelen 10 en 11 vastgesteld.
Artikel 48
Toegang tot SIS-gegevens voor de Europese grens- en kustwachtteams, de teams van personeelsleden die betrokken zijn bij met terugkeer verband houdende taken, en leden van de ondersteuningsteams voor migratiebeheer
1.Overeenkomstig artikel 40, lid 8, van Verordening (EU) 2016/1624 hebben de leden van de Europese grens- en kustwachtteams, van teams van personeelsleden die betrokken zijn bij met terugkeer verband houdende taken en van de ondersteuningsteams voor migratiebeheer, binnen de grenzen van hun mandaat, recht op toegang tot en bevraging van in het SIS ingevoerde gegevens.
2.De in lid 1 bedoelde toegang tot en bevraging van in het SIS ingevoerde gegevens door leden van de Europese grens- en kustwachtteams, van teams van personeelsleden die betrokken zijn bij met terugkeer verband houdende taken en van de ondersteuningsteams voor migratiebeheer verloopt via de in artikel 49, lid 1, bedoelde technische interface die wordt opgezet en onderhouden door het Europees Grens- en kustwachtagentschap.
3.Indien een lid van een Europees grens- en kustwachtteam, van een team van personeelsleden die betrokken zijn bij met terugkeer verband houdende taken of van een ondersteuningsteam voor migratiebeheer bij een bevraging een signalering in het SIS aantreft, wordt de signalerende lidstaat daarvan in kennis gesteld. Overeenkomstig artikel 40 van Verordening (EU) 2016/1624 wordt door de teamleden uitsluitend op een SIS-signalering gereageerd op instructie van en, als algemene regel, in aanwezigheid van grenswachters of bij met terugkeer verband houdende taken betrokken personeel van de ontvangende lidstaat waar zij actief zijn. De ontvangende lidstaat mag de teamleden toestaan namens hem op te treden.
4.Elke toegang en bevraging door een lid van een Europese grens- en kustwachtteam, van een team van personeelsleden die betrokken zijn bij met terugkeer verband houdende taken of van een ondersteuningsteam voor migratiebeheer wordt overeenkomstig artikel 12 in een logbestand vastgelegd en elk gebruik dat dit lid maakt van de gegevens waartoe hij toegang heeft gekregen, wordt geregistreerd.
5.De toegang tot in het SIS opgenomen gegevens wordt beperkt tot een specifiek lid van een Europese grens- en kustwachtteam, van een team van personeelsleden die betrokken zijn bij met terugkeer verband houdende taken of van een ondersteuningsteam voor migratiebeheer, en wordt niet uitgebreid tot andere teamleden.
6.Ter waarborging van de beveiliging en de vertrouwelijkheid worden de maatregelen als bedoeld in de artikelen 10 en 11 vastgesteld en toegepast.
Artikel 49
Toegang tot SIS-gegevens voor het Europees Grens- en kustwachtagentschap
1.Voor de toepassing van artikel 48, lid 1, en lid 2 van dit artikel wordt door het Europees Grens- en kustwachtagentschap een technische interface opgezet en onderhouden die een rechtstreekse verbinding met het centrale SIS mogelijk maakt.
2.Het Europees Grens- en kustwachtagentschap heeft voor het vervullen van de taken waarmee het op grond van de verordening tot instelling van een Europees systeem voor reisinformatie en autorisatie (ETIAS) is belast, recht op toegang tot en bevraging van in het SIS opgenomen gegevens, overeenkomstig de artikelen 26, 32, 34 en 36 en artikel 38, lid 2, onder j) en k).
3.Indien het Europees Grens- en kustwachtagentschap bij een verificatie een signalering in het SIS aantreft, is de procedure als bedoeld in artikel 22 van de verordening tot instelling van een Europees systeem voor reisinformatie en autorisatie (ETIAS) van toepassing.
4.Niet is dit artikel wordt zodanig uitgelegd dat afbreuk wordt gedaan aan de bepalingen van Verordening (EU) 2016/1624 die betrekking hebben op gegevensbescherming en de aansprakelijkheid voor onrechtmatige of incorrecte verwerking van deze gegevens door het Europees Grens- en kustwachtagentschap.
5.Elke toegang en bevraging door het Europees Grens- en kustwachtagentschap wordt overeenkomstig artikel 12 in een logbestand vastgelegd en elk gebruik dat dit agentschap maakt van de gegevens waartoe het toegang heeft gekregen, wordt geregistreerd.
6.Het is niet toegestaan om delen van het SIS te verbinden met een computersysteem voor gegevensverzameling en verwerking dat door of bij het Europees Grens- en kustwachtagentschap wordt gebruikt, noch om in het SIS opgeslagen gegevens waartoe het Europees Grens- en kustwachtagentschap toegang heeft, over te dragen naar een dergelijk systeem, tenzij zulks noodzakelijk is voor het uitvoeren van de taken op grond van de verordening tot instelling van een Europees systeem voor reisinformatie en autorisatie (ETIAS). Er mag geen deel van het SIS worden gedownload. Het registreren van de toegang en de bevraging in logbestanden wordt niet beschouwd als illegaal downloaden of kopiëren van SIS-gegevens.
7.Ter waarborging van de beveiliging en de vertrouwelijkheid stelt het Europees Grens- en kustwachtagentschap de maatregelen als bedoeld in de artikelen 10 en 11 vast en past het deze toe.
Artikel 50
Reikwijdte van de toegang
Eindgebruikers, met inbegrip van Europol, de nationale leden van Eurojust en hun assistenten alsmede het Europees Grens- en kustwachtagentschap, krijgen slechts toegang tot de gegevens die zij voor het vervullen van hun taken nodig hebben.
Artikel 51
Bewaartermijn voor signaleringen
1.De in het SIS overeenkomstig deze verordening opgenomen signaleringen worden niet langer bewaard dan nodig is voor het met de opneming nagestreefde doel.
2.Uiterlijk vijf jaar na de opneming van een signalering in het SIS toetst de signalerende lidstaat de noodzaak van verdere bewaring. Voor de doeleinden van artikel 36 van deze verordening opgenomen signaleringen worden ten hoogste één jaar bewaard.
3.Signaleringen van blanco officiële documenten en op naam gestelde identiteitsdocumenten die zijn opgenomen overeenkomstig artikel 38, worden ten hoogste tien jaar bewaard. Voor signaleringen van bepaalde categorieën van voorwerpen kunnen kortere bewaartermijnen worden vastgesteld door middel van uitvoeringsmaatregelen overeenkomstig de in artikel 72, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
4.In voorkomend geval stelt elke lidstaat overeenkomstig zijn nationale recht kortere toetsingstermijnen vast.
5.Wanneer het personeel in een Sirene-bureau dat verantwoordelijk is voor de coördinatie en de verificatie van de kwaliteit van de gegevens, constateert dat een signalering van een persoon haar doel heeft bereikt en uit het SIS moet worden gewist, stelt het de autoriteit die de signalering heeft opgenomen daarvan in kennis. Uiterlijk 30 kalenderdagen na ontvangst van deze kennisgeving meldt de autoriteit dat de signalering is of zal worden gewist, of motiveert zij waarom de signalering wordt bewaard. Indien de autoriteit binnen de termijn van 30 kalenderdagen niet in die zin reageert, wordt de signalering gewist door het personeel van het Sirene-bureau. Wanneer zich herhaaldelijk dergelijke kwesties voordoen, melden de Sirene-bureaus dat aan hun nationale toezichthoudende autoriteit.
6.Vóór het verstrijken van de toetsingstermijn kan de signalerende lidstaat, op grond van een grondige individuele beoordeling die wordt geregistreerd, besluiten de signalering te handhaven indien dit vereist is voor het met de signalering nagestreefde doel. In dat geval is lid 2 tevens van toepassing op de verlenging. Elke verlenging van een signalering wordt doorgegeven aan CS-SIS.
7.Na afloop van de in lid 2 bedoelde toetsingstermijn worden signaleringen automatisch gewist, behalve wanneer de signalerende lidstaat de verlenging van de signalering aan CS-SIS heeft doorgegeven overeenkomstig lid 6. CS-SIS stelt de lidstaten vier maanden op voorhand automatisch in kennis van de geplande wissing van gegevens uit het systeem.
8.De lidstaten houden statistieken bij van het aantal signaleringen waarvan de bewaartermijn overeenkomstig lid 6 is verlengd.
HOOFDSTUK XIII
WISSEN VAN SIGNALERINGEN
Artikel 52
Wissen van signaleringen
1.Signaleringen met het oog op aanhouding ten behoeve van overlevering of uitlevering overeenkomstig artikel 26 worden gewist zodra de betrokken persoon is overgeleverd of uitgeleverd aan de bevoegde autoriteiten van de signalerende lidstaat. Een signalering kan echter ook worden gewist wanneer de rechterlijke beslissing die aan de signalering ten grondslag lag, door de bevoegde gerechtelijke autoriteit overeenkomstig het nationale recht is ingetrokken.
2.Signaleringen van vermiste personen worden gewist overeenkomstig de volgende bepalingen:
a)een signalering van een vermist kind overeenkomstig artikel 32 wordt gewist wanneer:
–de zaak is opgelost, zoals wanneer het kind is gerepatrieerd of de bevoegde autoriteiten van de uitvoerende lidstaat een beslissing hebben genomen inzake de zorg voor het kind;
–de signalering is verstreken overeenkomstig artikel 51;
–de bevoegde autoriteit van de signalerende lidstaat daartoe heeft beslist; of
–het kind is opgespoord;
b)een signalering van een vermiste meerderjarige overeenkomstig artikel 32 wordt, indien geen beschermende maatregelen worden gevraagd, gewist wanneer:
–de te nemen maatregel is uitgevoerd (de verblijfplaats is door de uitvoerende lidstaat achterhaald);
–de signalering is verstreken overeenkomstig artikel 51; of
–de bevoegde autoriteit van de signalerende lidstaat daartoe heeft beslist;
c)een signalering van een vermiste meerderjarige overeenkomstig artikel 32 wordt, indien beschermende maatregelen worden gevraagd, gewist wanneer:
–de te nemen maatregel is uitgevoerd (de betrokkene is onder bescherming gesteld);
–de signalering is verstreken overeenkomstig artikel 51; of
–de bevoegde autoriteit van de signalerende lidstaat daartoe heeft beslist.
In overeenstemming met het nationale recht kan, als een persoon naar aanleiding van een besluit van een bevoegde autoriteit in een inrichting is opgenomen, een signalering worden gehandhaafd totdat de betrokkene is gerepatrieerd.
3.Signaleringen van personen die met het oog op een gerechtelijke procedure worden gezocht, worden gewist overeenkomstig de volgende bepalingen:
een signalering, overeenkomstig artikel 34, van een met het oog op een gerechtelijke procedure gezochte persoon wordt gewist wanneer:
a)de verblijfplaats van de betrokkene wordt meegedeeld aan de bevoegde autoriteit van de signalerende lidstaat. Als aan de doorgestuurde informatie geen gevolg kan worden gegeven, stelt het Sirene-bureau van de signalerende lidstaat het Sirene-bureau van de uitvoerende lidstaat daarvan in kennis teneinde het probleem te verhelpen;
b)de signalering is verstreken overeenkomstig artikel 51; of
c)de bevoegde autoriteit van de signalerende lidstaat daartoe heeft beslist.
Als in een lidstaat een treffer tot stand komt, de adresgegevens aan de signalerende lidstaat zijn doorgezonden en bij een latere treffer in die lidstaat dezelfde adresgegevens aan het licht komen, wordt de treffer geregistreerd in de uitvoerende lidstaat, maar worden noch de adresgegevens noch aanvullende informatie opnieuw naar de signalerende lidstaat gezonden. In dergelijke gevallen wijst de uitvoerende lidstaat de signalerende lidstaat op de herhaalde treffers en overweegt de signalerende lidstaat of de signalering moet worden gehandhaafd.
4.Signaleringen van personen die met het oog op onopvallende controle, ondervragingscontrole of gerichte controle worden gezocht, worden gewist overeenkomstig de volgende bepalingen:
een signalering met het oog op onopvallende controle, ondervragingscontrole of gerichte controle overeenkomstig artikel 36 wordt gewist wanneer:
a)de signalering is verstreken overeenkomstig artikel 51;
b)de bevoegde autoriteit van de signalerende lidstaat daartoe heeft beslist.
5.Signaleringen van voorwerpen die met het oog op inbeslagneming of gebruik als bewijsmateriaal worden gezocht, worden gewist overeenkomstig de volgende bepalingen:
een signalering van een voorwerp met het oog op inbeslagneming of gebruik als bewijsmateriaal in een strafprocedure overeenkomstig artikel 38 wordt gewist wanneer:
a)het voorwerp in beslag is genomen of een gelijkwaardige maatregel is genomen en naar aanleiding daarvan de nodige aanvullende informatie is uitgewisseld door de Sirene-bureaus, of op het voorwerp een andere gerechtelijke of bestuursrechtelijke procedure van toepassing wordt;
b)de signalering is verstreken; of
c)de bevoegde autoriteit van de signalerende lidstaat daartoe heeft beslist.
6.Een signalering van een onbekende gezochte persoon overeenkomstig artikel 40 wordt gewist wanneer:
a)de persoon is geïdentificeerd; of
b)de signalering is verstreken.
HOOFDSTUK XIV
ALGEMENE VOORSCHRIFTEN INZAKE GEGEVENSVERWERKING
Artikel 53
Verwerking van SIS-gegevens
1.De lidstaten mogen de in de artikelen 20 bedoelde gegevens slechts verwerken voor de doeleinden die voor elke signaleringscategorie zijn vastgesteld in de artikelen 26, 32, 34, 36, 38 en 40.
2.Gegevens mogen uitsluitend voor technische doeleinden worden gekopieerd, voor zover dit noodzakelijk is voor een directe bevraging door de in artikel 43 bedoelde autoriteiten. De bepalingen van deze verordening zijn van toepassing op dergelijke kopieën. Lidstaten kopiëren geen signaleringsgegevens of extra gegevens die door een andere lidstaat zijn ingevoerd, uit hun N.SIS of uit CS-SIS naar andere nationale gegevensbestanden.
3.De in lid 2 bedoelde technische kopieën die leiden tot de aanleg van offline gegevensbanken, worden maximaal 48 uur bewaard. Deze duur kan in noodsituaties worden verlengd, totdat de noodsituatie is beëindigd.
4.De lidstaten houden een actuele inventaris van deze kopieën bij, stellen deze inventaris ter beschikking van hun nationale toezichthoudende autoriteit, en zorgen ervoor dat de bepalingen van deze verordening, met name artikel 10, op deze kopieën worden toegepast.
5.Toegang tot gegevens is slechts toegestaan binnen de grenzen van de bevoegdheden van de in artikel 43 bedoelde nationale autoriteiten, en is voorbehouden aan daartoe gemachtigde personeelsleden.
6.Gegevens vervat in signaleringen op grond van de artikelen 26, 32, 34, 36, 38 en 40 mogen slechts worden verwerkt voor andere doelstellingen dan die waarvoor die signaleringen in het SIS zijn opgenomen, indien die gegevens verband houden met een specifieke zaak en de verwerking ervan noodzakelijk is voor het voorkomen van een ernstig en onmiddellijk dreigend gevaar voor de openbare orde en veiligheid, of om ernstige redenen verband houdende met de veiligheid van de staat, dan wel ter voorkoming van een ernstig strafbaar feit. Daartoe wordt vooraf de toestemming van de signalerende lidstaat gevraagd.
7.Elk gebruik van gegevens dat in strijd is met de leden 1 tot en met 6, wordt naar het nationale recht van de onderscheiden lidstaten aangemerkt als oneigenlijk gebruik.
8.Iedere lidstaat verstrekt het Agentschap een lijst van zijn bevoegde autoriteiten die op grond van deze verordening gemachtigd zijn tot directe bevraging van in het SIS opgenomen gegevens, alsmede alle wijzigingen van die lijst. In de lijst wordt voor elke autoriteit vermeld welke gegevens zij voor welke doeleinden mag bevragen. Het Agentschap zorgt voor de jaarlijkse bekendmaking van deze lijst in het Publicatieblad van de Europese Unie.
9.Voor zover het recht van de Unie niet in bijzondere bepalingen voorziet, is het recht van de onderscheiden lidstaten van toepassing op de in hun N.SIS opgenomen gegevens.
Artikel 54
SIS-gegevens en nationale bestanden
1.Artikel 53, lid 2, laat het recht van een lidstaat onverlet om in zijn nationale bestanden SIS-gegevens te bewaren in verband waarmee op zijn grondgebied een maatregel is genomen. Deze gegevens worden maximaal drie jaar in de nationale bestanden bewaard, tenzij in specifieke bepalingen van nationaal recht een langere bewaartermijn is vastgesteld.
2.Artikel 53, lid 2, laat het recht van een lidstaat onverlet om in zijn nationale bestanden gegevens te bewaren die deel uitmaken van een specifieke signalering die door deze lidstaat in het SIS is opgenomen.
Artikel 55
Informatie bij niet-uitvoering van een signalering
Wanneer een gevraagde maatregel niet kan worden uitgevoerd, stelt de aangezochte lidstaat de signalerende lidstaat daarvan onmiddellijk in kennis.
Artikel 56
Kwaliteit van de in het SIS verwerkte gegevens
1.Een signalerende lidstaat is verantwoordelijk voor de juistheid en actualiteit van de gegevens, alsmede voor de rechtmatige opneming van de gegevens in het SIS.
2.Alleen de signalerende lidstaat is bevoegd de door hem ingevoerde gegevens te wijzigen, aan te vullen, te corrigeren, bij te werken of te wissen.
3.Wanneer een andere dan de signalerende lidstaat aanwijzingen heeft dat een gegeven in een signalering onjuist is of onrechtmatig is opgenomen, deelt hij dit zo spoedig mogelijk, maar niet later dan tien dagen nadat hij kennis heeft genomen van de aanwijzingen, mee aan de signalerende lidstaat door middel van de uitwisseling van aanvullende informatie. De signalerende lidstaat toetst de mededeling en corrigeert of wist zo nodig het betrokken gegeven onverwijld.
4.Wanneer de lidstaten twee maanden nadat de aanwijzingen aan het licht zijn gekomen, nog geen overeenstemming hebben bereikt overeenkomstig lid 3, legt de niet-signalerende lidstaat de zaak voor aan de betrokken nationale toezichthoudende autoriteiten, die een besluit ter zake nemen.
5.De lidstaten wisselen aanvullende informatie uit, indien een klacht wordt ingediend door een persoon die stelt niet diegene te zijn die door middel van een signalering wordt opgespoord. Indien na controle blijkt dat het inderdaad twee verschillende personen betreft, wordt de klager ingelicht over de in artikel 59 bedoelde maatregelen.
6.Een lidstaat die een signalering opneemt met betrekking tot een persoon die reeds in het SIS is gesignaleerd, treft met de eerste signalerende lidstaat een regeling omtrent de opneming van de signalering. De regeling komt tot stand op basis van de uitwisseling van aanvullende informatie.
Artikel 57
Veiligheidsincidenten
1.Elke gebeurtenis die gevolgen heeft of kan hebben voor de veiligheid van het SIS en het SIS schade of verlies kan toebrengen, wordt beschouwd als een veiligheidsincident, met name wanneer toegang tot gegevens kan zijn verkregen of wanneer de beschikbaarheid, de integriteit of de vertrouwelijkheid van gegevens in gevaar is gekomen of kan zijn gekomen.
2.Het beheer van veiligheidsincidenten is gericht op een snelle, doeltreffende en passende reactie.
3.De lidstaten melden veiligheidsincidenten aan de Commissie, het Agentschap en de nationale toezichthoudende autoriteit. Het Agentschap meldt veiligheidsincidenten aan de Commissie en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming.
4.Informatie over een veiligheidsincident dat gevolgen heeft of kan hebben voor de werking van het SIS in een lidstaat of bij het Agentschap, of voor de beschikbaarheid, de integriteit en de vertrouwelijkheid van de gegevens die door andere lidstaten zijn opgenomen of toegezonden, wordt verstrekt aan de lidstaten en gerapporteerd in overeenstemming met het door het Agentschap voorgelegde incidentenbeheerplan.
Artikel 58
Onderscheid tussen personen met vergelijkbare kenmerken
Indien bij de opneming van een nieuwe signalering blijkt dat in het SIS reeds een persoon met dezelfde identiteitsbeschrijving gesignaleerd is, is de volgende procedure van toepassing:
a)het Sirene-bureau neemt contact op met de verzoekende autoriteit om zich ervan te vergewissen of de signalering dezelfde persoon betreft;
b)indien uit de kruiscontrole blijkt dat de in de nieuwe signalering bedoelde persoon en de reeds in het SIS gesignaleerde persoon inderdaad dezelfde persoon zijn, volgt het Sirene-bureau de in artikel 56, lid 6, bedoelde procedure voor opneming van meervoudige signaleringen. Indien uit de controle blijkt dat het om twee verschillende personen gaat, bekrachtigt het Sirene-bureau het verzoek om opneming van de nieuwe signalering en voegt het de nodige elementen toe om verkeerde identificatie te voorkomen.
Artikel 59
Extra gegevens om gevallen van misbruik van identiteit te behandelen
1.Wanneer de daadwerkelijk met de signalering beoogde persoon kan worden verward met een persoon wiens identiteit is misbruikt, voegt de signalerende lidstaat in de signalering gegevens betreffende de laatstbedoelde persoon toe, voor zover deze uitdrukkelijk daarmee instemt, om nadelige gevolgen van verkeerde identificatie te voorkomen.
2.De gegevens betreffende een persoon wiens identiteit is misbruikt, worden uitsluitend gebruikt om:
a)de bevoegde autoriteit in staat te stellen de persoon wiens identiteit is misbruikt, te onderscheiden van de daadwerkelijk met de signalering beoogde persoon;
b)de persoon wiens identiteit is misbruikt, in staat te stellen zijn identiteit te bewijzen en aan te tonen dat zijn identiteit is misbruikt.
3.Voor de toepassing van dit artikel mogen slechts de volgende persoonsgegevens in het SIS worden opgenomen en verwerkt:
a)achternaam/achternamen;
b)voornaam/voornamen;
c)naam/namen bij geboorte;
d)voorheen gebruikte namen, en aliassen, zo mogelijk afzonderlijk;
e)bijzondere, onveranderlijke objectieve fysieke kenmerken;
f)geboorteplaats;
g)geboortedatum;
h)geslacht;
i)foto’s en gezichtsopnamen;
j)vingerafdrukken;
k)nationaliteit(en);
l)categorie van het identiteitsdocument;
m)land van afgifte van het identiteitsdocument;
n)nummer(s) van het identiteitsdocument;
o)datum van afgifte van het identiteitsdocument;
p)adres van het slachtoffer;
q)naam van de vader van het slachtoffer;
r)naam van de moeder van het slachtoffer.
4.De technische voorschriften voor het opnemen en verder verwerken van de in lid 3 bedoelde gegevens worden door middel van uitvoeringsmaatregelen overeenkomstig de in artikel 72, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld en ontwikkeld.
5.De in lid 3 bedoelde gegevens worden gewist op hetzelfde moment als de overeenkomstige signalering, of eerder indien de betrokken persoon daarom verzoekt.
6.Alleen de autoriteiten met toegangsrecht tot de overeenkomstige signalering hebben toegang tot de in lid 3 bedoelde gegevens. Zij hebben uitsluitend toegang ter voorkoming van verkeerde identificatie.
Artikel 60
Koppelingen tussen signaleringen
1.Een lidstaat kan de door hem in het SIS opgenomen signaleringen koppelen. Door een dergelijke koppeling worden twee of meer signaleringen met elkaar in verbinding gebracht.
2.De koppeling heeft geen gevolgen voor de in de gekoppelde signaleringen gevraagde specifieke maatregel of voor de bewaartermijn van de gekoppelde signaleringen.
3.De koppeling heeft geen gevolgen voor de in deze verordening vastgestelde toegangsrechten. Autoriteiten die geen toegangsrecht hebben tot bepaalde categorieën signaleringen, hebben geen inzage in koppelingen naar signaleringen waartoe zij geen toegang hebben.
4.Een lidstaat koppelt signaleringen wanneer daartoe een duidelijke operationele noodzaak bestaat.
5.Wanneer een lidstaat een door een andere lidstaat aangebrachte koppeling tussen signaleringen in strijd acht met zijn nationale recht of internationale verplichtingen, kan hij de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de koppeling niet toegankelijk is vanaf zijn grondgebied of voor de eigen, buiten zijn grondgebied gevestigde autoriteiten.
6.De technische voorschriften voor het koppelen van signaleringen worden vastgesteld en ontwikkeld overeenkomstig de in artikel 72, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
Artikel 61
Doel en bewaartermijn van aanvullende informatie
1.Ter ondersteuning van de uitwisseling van aanvullende informatie houden de lidstaten in het Sirene-bureau verwijzingen naar de aan signaleringen ten grondslag liggende beslissingen bij.
2.Persoonsgegevens die het Sirene-bureau naar aanleiding van de informatie-uitwisseling in bestanden heeft opgeslagen, worden niet langer bewaard dan nodig is om het doel te bereiken waarvoor zij werden verstrekt. Zij worden in ieder geval gewist uiterlijk één jaar nadat de betrokken signalering uit het SIS is gewist.
3.Lid 2 laat het recht van een lidstaat onverlet om in nationale bestanden gegevens te bewaren over een specifieke signalering die hij heeft uitgevaardigd, of over een signalering in verband waarmee op zijn grondgebied een maatregel is uitgevoerd. De periode gedurende welke dergelijke gegevens in die bestanden mogen worden bewaard, wordt geregeld door het nationale recht.
Artikel 62
Doorgifte van persoonsgegevens aan derden
De overeenkomstig deze verordening in het SIS verwerkte gegevens en de desbetreffende aanvullende informatie worden niet doorgegeven aan of ter beschikking gesteld van derde landen of internationale organisaties.
Artikel 63
Uitwisseling met Interpol van gegevens over gestolen, verduisterde, anderszins vermiste of ongeldig gemaakte paspoorten
1.In afwijking van artikel 62 kunnen het paspoortnummer, het land van afgifte en het documenttype van in het SIS gesignaleerde gestolen, verduisterde, anderszins vermiste of ongeldig gemaakte paspoorten met leden van Interpol worden uitgewisseld door een koppeling te maken tussen het SIS en de databank van Interpol voor gestolen of anderszins vermiste reisdocumenten, op voorwaarde dat daarover een overeenkomst tussen Interpol en de Europese Unie wordt gesloten. In de overeenkomst wordt bepaald dat de doorgifte van door een lidstaat opgenomen gegevens slechts mogelijk is met toestemming van de betrokken lidstaat.
2.De in lid 1 bedoelde overeenkomst dient te bepalen dat de gedeelde gegevens uitsluitend toegankelijk zullen zijn voor leden van Interpol uit landen die een adequaat niveau van bescherming van persoonsgegevens bieden. Alvorens deze overeenkomst af te sluiten, vraagt de Raad de Commissie om advies over de adequaatheid van het beschermingsniveau van persoonsgegevens en de eerbiediging van de fundamentele rechten en vrijheden wat betreft de automatische verwerking van persoonsgegevens door Interpol en door landen die vertegenwoordigers als lid naar Interpol hebben afgevaardigd.
3.De in lid 1 bedoelde overeenkomst kan tevens voorzien in de toegang van de lidstaten, via het SIS, tot gegevens uit de databank van Interpol voor gestolen of anderszins vermiste reisdocumenten, overeenkomstig de relevante bepalingen van dit besluit met betrekking tot in het SIS opgenomen signaleringen van gestolen, verduisterde, anderszins vermiste of ongeldig gemaakte paspoorten.
HOOFDSTUK XV
GEGEVENSBESCHERMING
Artikel 64
Toepasselijke wetgeving
1.Wanneer het Agentschap in het kader van deze verordening persoonsgegevens verwerkt, is Verordening (EG) nr. 45/2001 van toepassing.
2.Op de verwerking van persoonsgegevens is Verordening (EU) 2016/679 van toepassing, tenzij de nationale bepalingen tot omzetting van Richtlijn (EU) 2016/680 van toepassing zijn.
3.De nationale bepalingen tot omzetting van Richtlijn (EU) 2016/680 zijn van toepassing op de verwerking van gegevens door bevoegde nationale autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing of de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, met inbegrip van de bescherming tegen en de voorkoming van bedreigingen van de openbare veiligheid.
Artikel 65
Recht op inzage in gegevens, rectificatie van onjuiste gegevens en wissing van onrechtmatig opgeslagen gegevens
1.Het recht van betrokkenen op inzage in hen betreffende, in het SIS opgenomen gegevens en op rectificatie en wissing van deze gegevens wordt uitgeoefend overeenkomstig het recht van de lidstaat bij welke zij een beroep op dit recht doen.
2.Voor zover het nationale recht in die mogelijkheid voorziet, beslist de nationale toezichthoudende autoriteit of, en zo ja, met welke middelen informatie wordt meegedeeld.
3.Een andere dan de signalerende lidstaat mag slechts informatie over dergelijke gegevens meedelen indien hij de signalerende lidstaat vooraf de gelegenheid heeft geboden dienaangaande een standpunt te bepalen. Dit geschiedt door middel van de uitwisseling van aanvullende informatie.
4.De lidstaten besluiten overeenkomstig hun nationale recht geen of slechts gedeeltelijke informatie aan de betrokkene mee te delen, voor zover en zolang die volledige of gedeeltelijke beperking in een democratische samenleving, met inachtneming van de grondrechten en legitieme belangen van de natuurlijke persoon in kwestie, een noodzakelijke en evenredige maatregel is om:
a)belemmering van officiële of gerechtelijke onderzoeken of procedures te voorkomen;
b)nadelige gevolgen voor de voorkoming, de opsporing, het onderzoek of de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen te voorkomen;
c)de openbare veiligheid te beschermen;
d)de nationale veiligheid te beschermen;
e)de rechten en vrijheden van anderen te beschermen.
5.Eenieder heeft het recht hem betreffende onjuiste gegevens te laten rectificeren of onrechtmatig opgenomen gegevens te laten wissen.
6.De betrokkene wordt zo spoedig mogelijk op de hoogte gesteld, en in elk geval binnen 60 dagen vanaf de datum waarop hij om inzage heeft verzocht, of binnen een kortere termijn indien het nationale recht in die mogelijkheid voorziet.
7.De betrokkene wordt zo spoedig mogelijk op de hoogte gesteld van het gevolg dat wordt gegeven aan de uitoefening van zijn recht op rectificatie of wissing van gegevens, en in elk geval binnen drie maanden vanaf de datum waarop hij om rectificatie of wissing heeft verzocht, of binnen een kortere termijn indien het nationale recht in die mogelijkheid voorziet.
Artikel 66
Rechtsmiddelen
1.Eenieder heeft het recht om naar aanleiding van een hem betreffende signalering bij de naar het recht van elke lidstaat bevoegde rechter of instantie beroep in te stellen met het oog op inzage, rectificatie, wissing of schadevergoeding in verband met de signalering.
2.De lidstaten verbinden zich ertoe onherroepelijke beslissingen van de in lid 1 van dit artikel bedoelde rechter of instantie wederzijds ten uitvoer te leggen, onverminderd het bepaalde in artikel 70.
3.Met het oog op een samenhangend overzicht van de toegepaste rechtsmiddelen wordt de nationale autoriteiten verzocht een standaard statistisch systeem te ontwikkelen om jaarlijks verslag uit te brengen over:
a)het aantal inzageverzoeken van betrokkenen dat bij de verwerkingsverantwoordelijke is ingediend, en het aantal gevallen waarin inzage in de gegevens is gegeven;
b)het aantal inzageverzoeken van betrokkenen dat bij de nationale toezichthoudende autoriteit is ingediend, en het aantal gevallen waarin inzage in de gegevens is gegeven;
c)het aantal verzoeken om rectificatie van onjuiste gegevens en wissing van onrechtmatig opgeslagen gegevens dat bij de verwerkingsverantwoordelijke is ingediend, en het aantal gevallen waarin de gegevens zijn gerectificeerd of gewist;
d)het aantal verzoeken om rectificatie van onjuiste gegevens en wissing van onrechtmatig opgeslagen gegevens dat bij de nationale toezichthoudende autoriteit is ingediend;
e)het aantal bij de rechter aanhangig gemaakte zaken;
f)het aantal zaken waarin de rechter de verzoeker in het gelijk heeft gesteld met betrekking tot een aspect van de zaak;
g)opmerkingen over zaken waarin ten aanzien van een door de signalerende lidstaat gecreëerde signalering een definitieve beslissing door een rechter of instantie van andere lidstaten is vastgesteld die wederzijds is erkend.
De verslagen van de nationale toezichthoudende autoriteiten worden doorgestuurd naar het in artikel 69 bedoelde samenwerkingsmechanisme.
Artikel 67
Toezicht op N.SIS
1.De lidstaten zien erop toe dat hun aangewezen nationale toezichthoudende autoriteiten waaraan de bevoegdheden als bedoeld in hoofdstuk VI van Richtlijn (EU) 2016/680 of hoofdstuk VI van Verordening (EU) 2016/679 zijn toegekend, de rechtmatigheid van de verwerking van SIS-persoonsgegevens op hun grondgebied, de doorgifte van SIS-gegevens vanuit dat grondgebied en de uitwisseling en verdere verwerking van aanvullende informatie op onafhankelijke wijze monitoren.
2.De nationale toezichthoudende autoriteiten zien erop toe dat ten minste om de vier jaar een audit van de gegevensverwerking in N.SIS wordt uitgevoerd overeenkomstig internationale auditnormen. De audit wordt uitgevoerd door de nationale toezichthoudende autoriteiten of wordt door de nationale toezichthoudende autoriteiten rechtstreeks uitbesteed aan een onafhankelijke auditor op het gebied van gegevensbescherming. De onafhankelijke auditor blijft te allen tijde onder de controle en de verantwoordelijkheid van de nationale toezichthoudende autoriteiten staan.
3.De lidstaten zien erop toe dat de nationale toezichthoudende autoriteiten over voldoende middelen beschikken om hun taken uit hoofde van deze verordening te kunnen vervullen.
Artikel 68
Toezicht op het Agentschap
1.De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming ziet erop toe dat de activiteiten van het Agentschap op het gebied van de verwerking van persoonsgegevens in overeenstemming zijn met deze verordening. De taken en bevoegdheden als bedoeld in de artikelen 46 en 47 van Verordening (EG) nr. 45/2001 zijn van overeenkomstige toepassing.
2.De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming ziet erop toe dat ten minste om de vier jaar een audit van de activiteiten van het Agentschap op het gebied van de verwerking van persoonsgegevens wordt uitgevoerd overeenkomstig internationale auditnormen. Het auditverslag wordt toegezonden aan het Europees Parlement, de Raad, het Agentschap, de Commissie en de nationale toezichthoudende autoriteiten. Voordat het verslag wordt aangenomen, wordt het Agentschap in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken.
Artikel 69
Samenwerking tussen de nationale toezichthoudende autoriteiten en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming
1.De nationale toezichthoudende autoriteiten en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming werken actief samen en zorgen voor een gecoördineerd toezicht op het SIS, binnen de grenzen van hun respectieve bevoegdheden en verantwoordelijkheden.
2.Zij wisselen, binnen de grenzen van hun respectieve bevoegdheden, relevante informatie uit, staan elkaar bij in de uitvoering van audits en inspecties, behandelen problemen met de uitlegging of toepassing van deze verordening en andere toepasselijke rechtshandelingen van de Unie, behandelen problemen met de uitoefening van het onafhankelijke toezicht of bij de uitoefening van de rechten van de betrokkenen, formuleren geharmoniseerde voorstellen voor gemeenschappelijke oplossingen voor problemen, en vestigen de aandacht op gegevensbeschermingsrechten wanneer dat nodig is.
3.Voor de in lid 2 neergelegde doeleinden komen de nationale toezichthoudende autoriteiten en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming ten minste tweemaal per jaar bijeen in het kader van het Europees Comité voor gegevensbescherming dat is ingesteld bij Verordening (EU) 2016/679. De kosten en logistieke ondersteuning van deze bijeenkomsten zijn voor rekening van het bij Verordening (EU) 2016/679 ingestelde comité. Tijdens de eerste bijeenkomst wordt een reglement van orde vastgesteld. Indien nodig worden in onderling overleg andere werkmethoden vastgesteld.
4.Om de twee jaar zendt het bij Verordening (EU) 2016/679 ingestelde comité een gezamenlijk activiteitenverslag over het gecoördineerde toezicht toe aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.
HOOFDSTUK XVI
AANSPRAKELIJKHEID
Artikel 70
Aansprakelijkheid
1.Elke lidstaat is aansprakelijk voor schade die door het gebruik van N.SIS aan een persoon is toegebracht. Dit geldt tevens wanneer de schade is toegebracht door de signalerende lidstaat doordat deze feitelijk onjuiste gegevens heeft opgenomen of gegevens onrechtmatig heeft opgeslagen.
2.Wanneer de gedaagde lidstaat niet de signalerende lidstaat is, betaalt laatstgenoemde desgevraagd aan eerstgenoemde een vergoeding ter hoogte van de uitgekeerde schadevergoeding, tenzij de om vergoeding verzoekende lidstaat de gegevens in strijd met deze verordening heeft gebruikt.
3.Een lidstaat die zijn verplichtingen uit hoofde van deze verordening niet is nagekomen en daardoor schade aan het SIS heeft toegebracht, is aansprakelijk voor die schade, tenzij en voor zover het Agentschap of één of meer andere aan het SIS deelnemende lidstaten hebben nagelaten redelijke stappen te ondernemen om het ontstaan van de schade te voorkomen of de omvang ervan zo veel mogelijk te beperken.
HOOFDSTUK XVII
SLOTBEPALINGEN
Artikel 71
Monitoring en statistieken
1.Het Agentschap zorgt ervoor dat er procedures voorhanden zijn om de resultaten, de kosteneffectiviteit, de beveiliging en de kwaliteit van de dienstverlening van het SIS te toetsen aan de doelstellingen.
2.Met het oog op het technische onderhoud en de opstelling van verslagen en statistieken heeft het Agentschap toegang tot de daartoe vereiste informatie over de in het centrale SIS verrichte verwerkingen.
3.Het Agentschap stelt dagelijkse, maandelijkse en jaarlijkse algemene en naar lidstaat uitgesplitste statistieken op over het aantal records per signaleringscategorie, het aantal treffers per signaleringscategorie, het aantal keren dat het SIS is doorzocht en het aantal keren dat toegang tot het SIS is verkregen om een signalering in te voeren, bij te werken of te wissen. De opgestelde statistieken bevatten geen persoonsgegevens. Het statistische jaarverslag wordt openbaar gemaakt. Het Agentschap verstrekt tevens jaarlijkse statistieken, naar lidstaat uitgesplitst, over het gebruik dat wordt gemaakt van de functie om een overeenkomstig artikel 26 van deze verordening opgenomen signalering tijdelijk niet-doorzoekbaar te maken, met inbegrip van eventuele verlengingen van de geldigheidsduur van 48 uur.
4.De lidstaten, Europol, Eurojust en het Europees Grens- en kustwachtagentschap verstrekken het Agentschap en de Commissie de informatie die nodig is om de in de leden 3, 7 en 8 bedoelde verslagen op te stellen. Deze informatie omvat afzonderlijke statistieken over het aantal opzoekingen dat is uitgevoerd door of namens de instanties die in de lidstaten belast zijn met de afgifte van kentekenbewijzen van voertuigen en de instanties die in de lidstaten belast zijn met de afgifte van registratiebewijzen van vaartuigen, met inbegrip van scheepsmotoren, luchtvaartuigen en containers, of met het verkeersmanagement. De statistieken geven tevens het aantal treffers per signaleringscategorie weer.
5.Het Agentschap verstrekt alle statistische verslagen die het opstelt aan de lidstaten, de Commissie, Europol, Eurojust en het Europees Grens- en kustwachtagentschap. Om de tenuitvoerlegging van rechtshandelingen van de Unie te monitoren, kan de Commissie het Agentschap vragen om, op gezette tijden of ad hoc, aanvullende gerichte statistische verslagen te verstrekken over de prestaties of het gebruik van de SIS- en Sirene-communicatie.
6.Voor de toepassing van de leden 3, 4 en 5 van dit artikel en artikel 15, lid 5, wordt door het Agentschap op zijn technische locaties een centraal register opgezet, geïmplementeerd en gehost, met daarin de in lid 3 van dit artikel en in artikel 15, lid 5, bedoelde gegevens, aan de hand waarvan geen personen kunnen worden geïdentificeerd en aan de hand waarvan de Commissie en de in lid 5 bedoelde agentschappen verslagen en statistieken op maat kunnen verkrijgen. Het Agentschap verleent de lidstaten, de Commissie, Europol, Eurojust en het Europees Grens- en kustwachtagentschap uitsluitend voor het opstellen van verslagen en statistieken toegang tot het centrale register, door middel van beveiligde toegang via de communicatie-infrastructuur, toegangscontrole en specifieke gebruikersprofielen.
Uitvoerige bepalingen voor de werking van het centrale register en de voorschriften voor gegevensbescherming en beveiliging die voor het register gelden, worden door middel van uitvoeringsmaatregelen overeenkomstig de in artikel 72, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
7.Twee jaar na de ingebruikneming van het SIS, en vervolgens om de twee jaar, legt het Agentschap aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de technische werking van het centrale SIS en de communicatie-infrastructuur, alsmede over de beveiliging ervan, en over de bilaterale en multilaterale uitwisseling van aanvullende informatie tussen de lidstaten.
8.Drie jaar na de ingebruikneming van het SIS, en vervolgens om de vier jaar, stelt de Commissie een algemene evaluatie op van het centrale SIS en van de bilaterale en multilaterale uitwisseling van aanvullende informatie tussen de lidstaten. In deze algemene evaluatie worden de bereikte resultaten getoetst aan de doelstellingen, wordt nagegaan of de uitgangspunten nog gelden, worden de toepassing van deze verordening ten aanzien van het centrale SIS en de beveiliging van het centrale SIS beoordeeld en wordt bekeken welke gevolgen een en ander heeft voor toekomstige werkzaamheden. De Commissie legt deze evaluatie voor aan het Europees Parlement en de Raad.
Artikel 72
Comitéprocedure
1.De Commissie wordt bijgestaan door een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
Artikel 73
Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 515/2014
Verordening (EU) nr. 515/2014 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 6 wordt het volgende lid 6 toegevoegd:
„6. Tijdens de ontwikkelingsfase ontvangen de lidstaten naast hun basistoewijzing een extra toewijzing van 36,8 miljoen EUR in de vorm van een forfaitair bedrag dat zij volledig gebruiken om de nationale SIS-systemen snel en doeltreffend af te stemmen op de implementatie van het centrale SIS, zoals voorgeschreven in Verordening (EU) 2018/…* en Verordening (EU) 2018/…**.
* Verordening betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem (SIS) op het gebied van politiële samenwerking en justitiële samenwerking in strafzaken (PB …).
** Verordening (EU) 2018/… betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem (SIS) op het gebied van grenscontroles (PB …)”.
Artikel 74
Intrekking
Met ingang van de datum waarop deze verordening van toepassing wordt, worden de volgende rechtshandelingen ingetrokken:
Verordening (EG) nr. 1986/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de toegang tot het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) voor de instanties die in de lidstaten belast zijn met de afgifte van kentekenbewijzen van voertuigen;
Besluit 533/2007/JBZ van de Raad van 12 juli 2007 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II);
Besluit 2010/261/EU van de Commissie van 4 mei 2010 betreffende het beveiligingsplan voor het centrale SIS II en de communicatie-infrastructuur.
Artikel 75
Inwerkingtreding en toepasselijkheid
1.Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
2.Zij is van toepassing met ingang van de datum die door de Commissie wordt vastgesteld nadat:
a)de vereiste uitvoeringsmaatregelen zijn aangenomen;
b)de lidstaten aan de Commissie hebben meegedeeld dat de nodige technische en juridische maatregelen zijn genomen om SIS-gegevens te verwerken en aanvullende informatie uit te wisselen op grond van deze verordening;
c)het Agentschap aan de Commissie heeft meegedeeld dat alle tests van CS-SIS en de interactie tussen CS-SIS en N.SIS zijn afgerond.
3.Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat overeenkomstig het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel,
Voor het Europees Parlement
Voor de Raad
De voorzitter
De voorzitter
FINANCIEEL MEMORANDUM
1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
1.1.Benaming van het voorstel/initiatief
1.2.Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur
1.3.Aard van het voorstel/initiatief
1.4.Doelstelling(en)
1.5.Motivering van het voorstel/initiatief
1.6.Duur en financiële gevolgen
1.7.Beheersvorm(en)
2.BEHEERSMAATREGELEN
2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen
2.2.Beheers- en controlesysteem
2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden
3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
3.1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven
3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven
3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven
3.2.2.Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten
3.2.3.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten
3.2.4.Verenigbaarheid met het huidig meerjarig financieel kader
3.2.5.Bijdragen van derden
3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten
FINANCIEEL MEMORANDUM
1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
1.1.Benaming van het voorstel/initiatief
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem (SIS) op het gebied van politiële samenwerking en justitiële samenwerking in strafzaken, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 515/2014 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1986/2006, Besluit 2007/533/JBZ van de Raad en Besluit 2010/261/EU van de Commissie.
1.2.Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur
Beleidsterrein: Migratie en Binnenlandse zaken (titel 18)
1.3.Aard van het voorstel/initiatief
◻ Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie
◻ Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie
☑ Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie
◻ Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie
1.4.Doelstelling(en)
1.4.1.De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie
Doelstelling — Verstoring van georganiseerde criminaliteit
Doelstelling — Een krachtige EU-aanpak van terrorismebestrijding en preventie van radicalisering
De Commissie heeft herhaaldelijk gewezen op de noodzaak de rechtsgrondslag van het SIS te herzien om het hoofd te kunnen bieden aan nieuwe uitdagingen op het gebied van veiligheid en migratie. In de Europese veiligheidsagenda kondigt de Commissie haar voornemen aan om het SIS in 2015-2016 te evalueren en na te gaan of er nieuwe operationele behoeften zijn waarvoor de wetgeving moet worden gewijzigd. In de veiligheidsagenda werd bovendien onderstreept dat het SIS de spil vormt van de uitwisseling van politie-informatie en verder moet worden versterkt. In haar meer recente mededeling „Krachtigere en slimmere informatiesystemen voor grenzen en veiligheid” verklaarde de Commissie dat aanvullende functies voor het systeem zouden worden overwogen op basis van het verslag over de algehele evaluatie, op basis waarvan zij voorstellen zou indienen tot wijziging van de rechtsgrondslag van het SIS. Tot slot stelde de Commissie op 20 april 2016 in haar mededeling „Uitvoering van de Europese veiligheidsagenda ter bestrijding van terrorisme en ter voorbereiding van een echte en doeltreffende veiligheidsunie” een aantal wijzigingen van het SIS voor om de meerwaarde daarvan op het gebied van rechtshandhaving te vergroten.
Uit de algehele evaluatie door de Commissie is gebleken dat het SIS een operationeel succes is. Hoewel het systeem goed presteert, werden in de mededeling ook enkele aanbevelingen gedaan om de technische en operationele doeltreffendheid en doelmatigheid van het systeem te vergroten.
Op basis van de algehele evaluatie van het systeem en volledig in overeenstemming met de meerjarendoelstellingen van de Commissie als opgenomen in bovengenoemde mededelingen en het strategisch plan 2016-2020 van DG Migratie en Binnenlandse Zaken wordt met dit voorstel de implementatie beoogd van:
•
de aankondiging van de Commissie dat om op nieuwe dreigingen te kunnen reageren, de toegevoegde waarde van het SIS voor rechtshandhavingsdoeleinden zal worden vergroot;
•
de aanbevelingen voor technische en procedurele wijzigingen die zijn opgesteld naar aanleiding van een uitgebreide evaluatie van het SIS;
•
verzoeken van eindgebruikers van het SIS om technische verbeteringen aan te brengen;
•
de tussentijdse bevindingen van de deskundigengroep op hoog niveau voor informatiesystemen en interoperabiliteit met betrekking tot de kwaliteit van de gegevens.
1.4.2.Specifieke doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteit(en)
Specifieke doelstelling nr. 1
Managementplan 2017 van DG Migratie en Binnenlandse Zaken
Specifieke doelstelling nr. 2.1
Een krachtige EU-aanpak van terrorismebestrijding en preventie van radicalisering
Specifieke doelstelling nr. 2.2
Verstoring van ernstige en georganiseerde grensoverschrijdende criminaliteit
Betrokken ABM/ABB-activiteit(en)
Hoofdstuk 18 02 — Interne veiligheid
1.4.3.Verwacht(e) resulta(a)t(en) en gevolg(en)
Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen.
De voorgestelde juridische en technische wijzigingen van het SIS moeten het systeem primair operationeel doeltreffender maken. In de algemene evaluatie van het SIS, die DG HOME in 2015-2016 heeft uitgevoerd, wordt aanbevolen technische verbeteringen in het systeem aan te brengen en de nationale procedures voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving te harmoniseren.
Voorts worden maatregelen voorgesteld die tegemoetkomen aan operationele en technische behoeften van de eindgebruikers. Met name zullen politiefunctionarissen dankzij de nieuwe datavelden voor bestaande signaleringen over alle noodzakelijke gegevens beschikken om hun taken doeltreffend uit te voeren. Omdat het uitvallen van het systeem de werkzaamheden van rechtshandhavingsfunctionarissen danig kan verstoren, wordt in het voorstel bijzondere nadruk gelegd op het belang van de ononderbroken beschikbaarheid van het SIS. De voorgestelde technische wijzigingen maken het systeem bovendien efficiënter en eenvoudiger.
Eenmaal aangenomen en ten uitvoer gelegd zal het voorstel ook de bedrijfscontinuïteit bevorderen, aangezien de lidstaten over een volledige of gedeeltelijke nationale kopie en een back-up daarvan moeten beschikken en het systeem dus volledig functioneel en operationeel zal blijven voor de functionarissen ter plaatse.
Het voorstel voorziet in nieuwe biometrische identificatiemiddelen: handpalmafdrukken, gezichtsopnamen en, in een beperkt aantal specifieke gevallen, DNA-profielen. In combinatie met de voorgenomen wijzigingen van de artikelen 32 en 33 (signaleringen van vermiste personen), die preventieve signaleringen en categorisering van gevallen van vermissing mogelijk maken, zal dit ten eerste de bescherming van niet-begeleide minderjarigen aanmerkelijk versterken en ten tweede het mogelijk maken hen te identificeren aan de hand van hun DNA-profiel of dat van ouders, broers en/of zussen (met toestemming van die personen).
De autoriteiten van de lidstaten zullen tevens onbekenden die gezocht worden in verband met een strafbaar feit kunnen signaleren op basis van alleen latente vinger- of handpalmafdrukken die op de plaats delict zijn gevonden. Het huidige juridische en technische kader laat dat nog niet toe, dus dit is een belangrijke ontwikkeling.
1.4.4.Resultaat- en effectindicatoren
Vermeld de indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is uitgevoerd.
Tijdens het upgraden van het systeem
Na de goedkeuring van het ontwerpvoorstel en de vaststelling van de technische specificaties zal het SIS worden geüpgraded. De nationale procedures voor het gebruik van het systeem worden beter gestroomlijnd, het toepassingsgebied van het systeem wordt uitgebreid door toevoeging van nieuwe elementen aan bestaande signaleringscategorieën, en er worden technische wijzigingen aangebracht om de beveiliging te verbeteren en de administratieve lasten te helpen reduceren. eu-LISA wordt belast met de coördinatie van het projectbeheer voor het upgraden van het systeem. eu-LISA zal een projectbeheerstructuur en een tijdschema met ijkpunten voor de tenuitvoerlegging van de voorgestelde wijzigingen voorleggen aan de hand waarvan de Commissie de uitvoering van het voorstel van dichtbij kan monitoren.
Specifieke doelstelling — ingebruikneming van de geactualiseerde functies van het SIS in 2020.
Indicator — succesvolle afsluiting van aan de invoering van het herziene systeem voorafgaande omvattende tests.
Na de inbedrijfstelling van het systeem
Na de inbedrijfstelling zal eu-LISA zorgen voor procedures om de resultaten, de kosteneffectiviteit, de beveiliging en de kwaliteit van de dienstverlening van het SIS te toetsen aan de doelstellingen. Twee jaar na de inbedrijfstelling van het SIS, en vervolgens om de twee jaar, moet eu-LISA aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voorleggen over de technische werking van het centrale SIS en de communicatie-infrastructuur, alsmede over de beveiliging ervan, en over de bilaterale en multilaterale uitwisseling van aanvullende informatie tussen de lidstaten. Voorts moet eu-LISA dagelijkse, maandelijkse en jaarlijkse algemene en naar lidstaat uitgesplitste statistieken opstellen over het aantal records per signaleringscategorie, het aantal treffers per signaleringscategorie, het aantal keren dat het SIS is doorzocht en het aantal keren dat toegang tot het SIS is verkregen om een signalering in te voeren, bij te werken of te wissen. Het Agentschap verstrekt tevens jaarlijkse statistieken, naar lidstaat uitgesplitst, over het gebruik dat wordt gemaakt van de functie om een overeenkomstig artikel 26 van deze verordening opgenomen signalering tijdelijk niet-doorzoekbaar te maken, met inbegrip van eventuele verlengingen van de geldigheidsduur van 48 uur.
Drie jaar na de inbedrijfstelling van het SIS, en vervolgens om de vier jaar, stelt de Commissie een algemene evaluatie op van het centrale SIS en van de bilaterale en multilaterale uitwisseling van aanvullende informatie tussen de lidstaten. In deze algemene evaluatie worden de bereikte resultaten getoetst aan de doelstellingen en wordt nagegaan of de uitgangspunten nog gelden, worden de toepassing van deze verordening ten aanzien van het centrale SIS en de beveiliging van het centrale SIS beoordeeld en wordt bekeken welke gevolgen een en ander heeft voor toekomstige werkzaamheden. De Commissie legt de evaluatie voor aan het Europees Parlement en de Raad.
Specifieke doelstelling nr. 1: verstoring van georganiseerde criminaliteit.
Indicator: gebruik van EU-mechanismen voor informatie-uitwisseling. Dit kan worden afgemeten aan de toename van het aantal treffers in het SIS. Indicatoren zijn de statistische verslagen van eu-LISA en de lidstaten aan de hand waarvan de Commissie kan beoordelen hoe de nieuwe functies van het systeem worden gebruikt.
Specifieke doelstelling nr. 2: een krachtige EU-aanpak van terrorismebestrijding en preventie van radicalisering
Indicator: toename van het aantal signaleringen en treffers, met name in verband met artikel 36, lid 3, van de voorgestelde verordening, dat betrekking heeft op signaleringen van personen en voorwerpen met het oog op onopvallende controle, ondervragingscontrole of gerichte controle.
1.5.Motivering van het voorstel/initiatief
1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien
1. Bijdragen tot de handhaving van een hoog niveau van veiligheid in de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht van de EU.
2. De nationale procedures voor het gebruik van het SIS beter harmoniseren.
3. De lijst van institutionele gebruikers met toegang tot SIS-gegevens uitbreiden door Europol en het nieuwe Europese Grens- en kustwachtagentschap volledige toegang te verlenen tot het systeem.
4. Nieuwe elementen toevoegen aan SIS-signaleringen en nieuwe functies invoeren om het toepassingsgebied van het systeem uit te breiden, zorgen dat het toegesneden is op de huidige veiligheidsomstandigheden, de samenwerking tussen de rechtshandhavings- en veiligheidsautoriteiten van de lidstaten bevorderen en de administratieve lasten reduceren.
5. Het volledige gebruikstraject van het SIS aanpakken, dus niet alleen het centrale systeem en de nationale systemen, maar ook ervoor zorgen dat de eindgebruikers alle voor hun taken benodigde gegevens ontvangen.
6. De bedrijfscontinuïteit versterken en waarborgen dat het SIS op centraal en nationaal niveau ononderbroken functioneert.
7. Internationale criminaliteit, terrorisme en cybercriminaliteit, onderling samenhangende fenomenen met een sterke grensoverschrijdende dimensie, intensiever bestrijden.
1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de EU
Het SIS is de belangrijkste veiligheidsgerelateerde databank in Europa. Door het wegvallen van het toezicht aan de binnengrenzen heeft de doeltreffende bestrijding van criminaliteit en terrorisme een Europese dimensie gekregen. Dit voorstel heeft tot doel technische verbeteringen aan te brengen om de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het systeem te versterken en het gebruik ervan in de deelnemende lidstaten te harmoniseren. Omdat deze doelstellingen een grensoverschrijdende dimensie hebben en omdat het waarborgen van een doeltreffende uitwisseling van informatie ter bestrijding van steeds weer andersoortige dreigingen met bepaalde uitdagingen gepaard gaat, is de EU het beste geplaatst om oplossingen aan te dragen. De doelstellingen – verbetering van de doeltreffendheid en het geharmoniseerde gebruik van het SIS, verhoging van het volume, de kwaliteit en de snelheid van de informatie-uitwisseling via een gecentraliseerd, grootschalig informatiesysteem dat wordt beheerd door een regelgevend agentschap (eu-LISA) – zijn van dien aard dat ze niet door de lidstaten alleen kunnen worden bereikt en een optreden op EU-niveau vereisen. Als deze problemen niet worden aangepakt en het SIS blijft functioneren volgens de huidige regels, gaat men voorbij aan de mogelijkheden die bij de evaluatie van het systeem en het gebruik ervan door de lidstaten naar voren komen om de doeltreffendheid en de toegevoegde EU-waarde van het SIS te optimaliseren.
Alleen al in 2015 hebben de bevoegde autoriteiten van de lidstaten het SIS bijna 2,9 miljard keer bevraagd – een duidelijk bewijs van de cruciale bijdrage van het systeem aan de samenwerking op het gebied van rechtshandhaving binnen het Schengengebied. Deze intensieve informatie-uitwisseling tussen de lidstaten zou er niet gekomen zijn met gedecentraliseerde nationale oplossingen, noch zouden dezelfde resultaten zijn bereikt met een nationale aanpak. Het SIS is bovendien het meest doeltreffende instrument voor informatie-uitwisseling met het oog op terrorismebestrijding gebleken en levert een toegevoegde EU-waarde, door de nationale veiligheidsdiensten in staat te stellen op een snelle, vertrouwelijke en efficiënte manier samen te werken. De nieuwe voorstellen zullen de informatie-uitwisseling en de samenwerking tussen de EU-lidstaten verder vergemakkelijken. Als een duidelijk bewijs voor de toegevoegde waarde van een aanpak op EU-niveau zullen Europol en het nieuwe Europese Grens- en kustwachtagentschap bovendien volledige toegang krijgen tot het systeem, voor zaken waarvoor zij bevoegd zijn.
1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan
1. De ontwikkelingsfase mag pas van start gaan als de bedrijfsbehoeften en de vereisten voor de eindgebruikers volledig zijn gedefinieerd en de achterliggende rechtsinstrumenten, met een omschrijving van het doel, het toepassingsgebied, de functies en de technische details, definitief zijn vastgesteld.
2. De Commissie blijft, net als voorheen, permanent overleg plegen met de belanghebbenden, met inbegrip van de gedelegeerden van het SISVIS-comité in het kader van de comitéprocedure. In dit comité hebben vertegenwoordigers van de lidstaten zitting die bevoegd zijn voor operationele Sirene-aangelegenheden (grensoverschrijdende samenwerking met betrekking tot het SIS) en technische aangelegenheden op het gebied van ontwikkeling en onderhoud van het SIS en de betrokken Sirene-applicatie. De in deze verordening voorgestelde wijzigingen zijn uitvoerig en op uiterst transparante wijze besproken in het kader van speciaal daarvoor georganiseerde bijeenkomsten en workshops. Intern heeft de Commissie een horizontale stuurgroep opgezet met vertegenwoordigers van het secretariaat-generaal en van de directoraten-generaal Migratie en Binnenlandse Zaken, Justitie en Consumentenzaken, Personele middelen en veiligheid, en Informatica. Deze groep monitorde het evaluatieproces en gaf sturing waar dat nodig was.
3. Ook de bevindingen van twee door de Commissie uitbestede studies zijn in het voorstel verwerkt:
– Technische beoordeling van het SIS – deze beoordeling legt de vinger op de belangrijkste knelpunten in de werking van het SIS, brengt de behoeften voor de toekomst in kaart en wijst op de noodzaak de bedrijfscontinuïteit te optimaliseren en de algehele architectuur af te stemmen op de vereiste capaciteitsuitbreiding;
– Effectbeoordeling van mogelijke verbeteringen van de SIS II-architectuur op het gebied van ICT – deze studie beoordeelt de huidige kosten van de werking van het SIS op nationaal niveau en evalueert drie mogelijke technische scenario’s om het systeem te verbeteren. Alle scenario’s bevatten een reeks technische voorstellen die gericht zijn op verbeteringen in het centrale systeem en de algehele architectuur.
1.5.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten
Met dit voorstel wordt uitvoering gegeven aan de acties genoemd in de mededeling van 6 april 2016 over „Krachtigere en slimmere informatiesystemen voor grenzen en veiligheid”, waarin wordt gesteld dat de EU haar IT-systemen, gegevensarchitectuur en informatie-uitwisseling op het gebied van rechtshandhaving, terrorismebestrijding en grensbeheer moet versterken en verbeteren.
Dit voorstel is bovendien nauw verbonden met en vormt een aanvulling op ander beleid van de Unie, namelijk:
a)
interne veiligheid; zoals onderstreept in de Europese veiligheidsagenda is het om terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten te voorkomen, op te sporen, te onderzoeken en te vervolgen noodzakelijk dat de rechtshandhavingsautoriteiten persoonsgegevens mogen verwerken van personen die verdacht worden van betrokkenheid bij dergelijke strafbare feiten;
b)
gegevensbescherming, in de zin dat dit voorstel borg staat voor de bescherming van het grondrecht op eerbiediging van het privéleven van personen van wie de persoonsgegevens in het SIS worden verwerkt.
Het voorstel is ook verenigbaar met de bestaande wetgeving van de Europese Unie, meer bepaald inzake:
a)
de Europese grens- en kustwacht, door het personeel van het Agentschap ten eerste de mogelijkheid te bieden risicoanalyses uit te voeren en ten tweede het toegang tot het SIS te geven met het oog op de toepassing van het voorgestelde ETIAS. Het voorstel voorziet ook in de terbeschikkingstelling van een technische interface waarmee de leden van de Europese grens- en kustwachtteams, de teams van personeelsleden die betrokken zijn bij met terugkeer verband houdende taken en de ondersteuningsteams voor migratiebeheer, binnen de grenzen van hun bevoegdheid, toegang kunnen krijgen tot SIS-gegevens en die gegevens kunnen doorzoeken;
b) Europol, door Europol, binnen de grenzen van zijn mandaat, aanvullende rechten te verlenen op toegang tot en bevraging van in het SIS opgenomen gegevens;
c) Prüm; voor zover de bepalingen van dit voorstel om identificatie van personen aan de hand van vingerafdrukken (alsmede gezichtsopnamen en DNA-profielen) mogelijk te maken, een aanvulling vormen op de bestaande Prümbepalingen inzake wederzijdse grensoverschrijdende onlinetoegang tot bepaalde nationale DNA-databanken en geautomatiseerde vingerafdrukidentificatiesystemen.
Het voorstel is ook verenigbaar met toekomstige wetgeving van de Europese Unie, meer bepaald inzake:
a) beheer van de buitengrenzen. Het voorstel is een aanvulling op het nieuwe beginsel in de Schengengrenscode dat alle reizigers, inclusief EU-burgers, bij de inreis in en de uitreis uit het Schengengebied stelselmatig worden gecontroleerd aan de hand van de relevante databanken, dit in verband met de aanpak van buitenlandse terroristische strijders;
b) het inreis-uitreissysteem (EES). Het voorstel houdt rekening met het voorgestelde gebruik van een combinatie van vingerafdrukken en gezichtsopnamen als biometrische identificatiemiddelen voor de toepassing van het EES;
c) ETIAS. Het voorstel houdt rekening met het voorgestelde ETIAS, dat voorziet in een grondige veiligheidsbeoordeling, inclusief verificatie in het SIS, voor van de visumplicht vrijgestelde onderdanen van derde landen die in de Europese Unie willen reizen.
1.6.Duur en financiële gevolgen
◻ Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur
–◻
Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ
–◻
Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ
☑ Voorstel/initiatief met een onbeperkte geldigheidsduur
– Voorbereidingsperiode 2017
–Uitvoering met een opstartperiode vanaf 2018 tot en met 2020,
–gevolgd door een volledige uitvoering.
1.7.Beheersvorm(en)
☑ Direct beheer door de Commissie
–☑ door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;
–◻
door de uitvoerende agentschappen
☑ Gedeeld beheer met lidstaten
☑ Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:
–◻ derde landen of de door hen aangewezen organen;
–◻ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);
–◻ de EIB en het Europees Investeringsfonds;
–☑ de in de artikelen 208 en 209 van het Financieel Reglement bedoelde organen;
–◻ publiekrechtelijke organen;
–◻ privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;
–◻ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;
–◻ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.
–Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder „Opmerkingen”.
Opmerkingen
De Commissie is verantwoordelijk voor het algemene beleidsbeheer en eu-LISA is verantwoordelijk voor de ontwikkeling, de werking en het onderhoud van het systeem.
Het SIS is één integraal informatiesysteem. Bijgevolg moeten de bedragen voor de uitgaven als genoemd in twee van de voorstellen (het onderhavige en het voorstel voor een verordening betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem (SIS) op het gebied van grenscontroles) worden beschouwd als één bedrag, en niet als twee afzonderlijke bedragen. De informatie over de budgettaire gevolgen van de wijzigingen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van beide voorstellen, is gebundeld in één financieel memorandum.
2.BEHEERSMAATREGELEN
2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen
Vermeld frequentie en voorwaarden.
De Commissie, de lidstaten en het Agentschap zullen het gebruik van het SIS op gezette tijden evalueren en monitoren om ervoor te zorgen dat het systeem doeltreffend en efficiënt blijft functioneren. Voor de uitvoering van de voorgestelde technische en operationele maatregelen zal de Commissie worden bijgestaan door het SISVIS-comité.
In artikel 71, leden 7 en 8, van het verordeningsvoorstel is bovendien een procedure voor regelmatige evaluatie en herziening vastgelegd.
eu-LISA moet om de twee jaar verslag uitbrengen aan het Europees Parlement en de Raad over de technische werking – inclusief de beveiliging – van het SIS, de communicatie-infrastructuur ter ondersteuning van het SIS, en de bilaterale en multilaterale uitwisseling van aanvullende informatie tussen de lidstaten.
Voorts dient de Commissie om de vier jaar een algemene evaluatie van het SIS en de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten op te stellen, die zij moet voorleggen aan het Parlement en de Raad. In deze evaluatie wordt nagegaan:
a) hoe de bereikte resultaten zich verhouden tot de doelstellingen;
b) of de uitgangspunten voor het systeem nog gelden;
c) hoe de verordening wordt toegepast op het centrale systeem;
d) hoe het staat met de beveiliging van het centrale systeem;
e) welke de gevolgen zijn voor de toekomstige werking van het systeem.
eu-LISA krijgt nu ook tot taak dagelijkse, maandelijkse en jaarlijkse statistieken over het gebruik van het SIS te verstrekken, wat ervoor zorgt dat niet alleen het systeem zelf continu wordt gemonitord, maar ook de mate waarin het voldoet aan de beoogde doelstellingen.
2.2.Beheers- en controlesysteem
2.2.1.Mogelijke risico’s
De volgende risicofactoren zijn vastgesteld:
1. eu-LISA zal de ontwikkelingstaken in het kader van dit voorstel moeten combineren met werkzaamheden die al aan de gang zijn (de invoering van AFIS in het SIS) of nog op stapel staan (inreis-uitreissysteem, ETIAS, upgrade van Eurodac). Het beheren van deze combinatie kan problemen veroorzaken, die echter ten dele kunnen worden opgevangen door eu-LISA voldoende personeel en middelen ter beschikking te stellen en door het beheer in handen te laten van de MWO-contractant (Maintenance in Working Order).
2. Problemen voor de lidstaten:
2.1 Deze problemen zijn vooral van financiële aard. Zo wordt voorgesteld om de ontwikkeling van een gedeeltelijke nationale kopie in elk N.SIS verplicht te stellen. Lidstaten die er nog geen hebben ontwikkeld, zullen hier dus in moeten investeren. Evenzo moet het Interface Control Document op nationaal niveau integraal ten uitvoer worden gelegd. Lidstaten die dit nog niet hebben gedaan, moeten hiervoor middelen uittrekken in de begroting van de betrokken ministeries. Dit risico kan deels worden opgevangen met EU-financiering, bijvoorbeeld uit het onderdeel „Grenzen” van het Fonds voor interne veiligheid (ISF).
2.2 Besprekingen met de lidstaten over het afstemmen van de nationale systemen op de centrale vereisten kunnen leiden tot vertragingen bij de ontwikkeling. Dit risico kan deels worden opgevangen door vroegtijdig een beroep te doen op de lidstaten zodat tijdig maatregelen kunnen worden genomen.
2.2.2.Informatie over het ingestelde systeem voor interne controle
eu-LISA is verantwoordelijk voor de centrale onderdelen van het SIS. Om het gebruik van het SIS voor het analyseren van trends op het gebied van migratiedruk, grensbeheer en strafbare feiten beter te monitoren, moet eu-LISA een geavanceerde capaciteit kunnen ontwikkelen voor statistische rapportage aan de lidstaten en de Commissie.
De rekeningen van eu-LISA worden ter goedkeuring voorgelegd aan de Rekenkamer en worden onderworpen aan de kwijtingsprocedure. De Interne Auditdienst van de Commissie zal de audits uitvoeren in samenwerking met de interne auditor van het eu-LISA.
2.2.3.Raming van de kosten en baten van de controles en beoordeling van het verwachte foutenrisico
2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden
Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen.
De fraudebestrijdingsmaatregelen staan in artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1077/2011 en houden het navolgende in.
1. Met het oog op de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten is Verordening (EG) nr. 1073/1999 van toepassing.
2. Het Agentschap treedt toe tot het Interinstitutioneel Akkoord betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en stelt onverwijld de dienovereenkomstige voorschriften vast, die op alle personeelsleden van het Agentschap van toepassing zijn.
3. In de financieringsbesluiten en de uitvoeringsovereenkomsten en -instrumenten die uit die besluiten voortvloeien, wordt uitdrukkelijk bepaald dat de Rekenkamer en OLAF, indien nodig, tot controle ter plaatse kunnen overgaan bij de begunstigden van de middelen van het Agentschap en bij de tussenpersonen die deze middelen verdelen.
Overeenkomstig deze bepaling heeft de raad van bestuur van het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht op 28 juni 2012 een besluit vastgesteld over de voorwaarden voor interne onderzoeken in verband met het voorkomen van fraude, corruptie en elke andere onwettige activiteit waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad.
De strategie voor fraudepreventie en -opsporing van DG HOME zal van toepassing zijn.
3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
3.1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven
Bestaande begrotingsonderdelen
In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.
Rubriek van het meerjarig financieel kader
|
Begrotingsonderdeel
|
Soort uitgave
|
Bijdrage
|
|
Rubriek 3 – Veiligheid en burgerschap
|
GK/NGK
|
van EVA-landen
|
van kandidaat-lidstaten
|
van derde landen
|
in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement.
|
|
18.0208 – Schengeninformatiesysteem
|
GK
|
NEE
|
NEE
|
JA
|
NEE
|
|
18.020101 – Steun voor grensbeheer en een gemeenschappelijk visumbeleid om legitiem reizen te vergemakkelijken
|
GK
|
NEE
|
NEE
|
JA
|
NEE
|
|
18.0207 – Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (eu-LISA)
|
GK
|
NEE
|
NEE
|
JA
|
NEE
|
3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven
3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven
Rubriek van het meerjarig financieel kader
|
3
|
Veiligheid en burgerschap
|
DG HOME
|
|
|
Jaar
2018
|
Jaar
2019
|
Jaar
2020
|
TOTAAL
|
• Beleidskredieten
|
|
|
|
|
18.0208 – Schengeninformatiesysteem
|
Vastleggingen
|
(1)
|
6,234
|
1,854
|
1,854
|
9,942
|
|
Betalingen
|
(2)
|
6,234
|
1,854
|
1,854
|
9,942
|
18.020101 (Grenzen en visa)
|
Vastleggingen
|
(1)
|
|
18,405
|
18,405
|
36,810
|
|
Betalingen
|
(2)
|
|
18,405
|
18,405
|
36,810
|
TOTAAL kredieten
voor DG HOME
|
Vastleggingen
|
=1+1a +3
|
6,234
|
20,259
|
20,259
|
46,752
|
|
Betalingen
|
=2+2a
+3
|
6,234
|
20,259
|
20,259
|
46,752
|
in miljoen EUR (tot op drie decimalen)
Rubriek van het meerjarig financieel kader
|
3
|
Veiligheid en burgerschap
|
eu-LISA
|
|
|
Jaar
2018
|
Jaar
2019
|
Jaar
2020
|
TOTAAL
|
• Beleidskredieten
|
|
|
|
|
Titel 1: Personeelsuitgaven
|
Vastleggingen
|
(1)
|
0,210
|
0,210
|
0,210
|
0,630
|
|
Betalingen
|
(2)
|
0,210
|
0,210
|
0,210
|
0,630
|
Titel 2: Infrastructuur- en operationele uitgaven
|
Vastleggingen
|
(1a)
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
Betalingen
|
(2a)
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Titel 3: Operationele uitgaven
|
Vastleggingen
|
(1a)
|
12,893
|
2,051
|
1,982
|
16,926
|
|
Betalingen
|
(2a)
|
2,500
|
7,893
|
4,651
|
15,044
|
TOTAAL kredieten
voor eu-LISA
|
Vastleggingen
|
=1+1a +3
|
13,103
|
2,261
|
2,192
|
17,556
|
|
Betalingen
|
=2+2a
+3
|
2,710
|
8,103
|
4,861
|
15,674
|
3.2.2.Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten
• TOTAAL beleidskredieten
|
Vastleggingen
|
(4)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Betalingen
|
(5)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
• TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten
|
(6)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
TOTAAL kredieten
voor RUBRIEK <…>
van het meerjarig financieel kader
|
Vastleggingen
|
=4+6
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Betalingen
|
=5+6
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Wanneer het voorstel/initiatief gevolgen heeft voor meerdere rubrieken
• TOTAAL beleidskredieten
|
Vastleggingen
|
(4)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Betalingen
|
(5)
|
|
|
|
|
|
|
|
• TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten
|
(6)
|
|
|
|
|
|
|
|
TOTAAL kredieten
voor de RUBRIEKEN 1 tot en met 4
van het meerjarig financieel kader
(referentiebedrag)
|
Vastleggingen
|
=4+6
|
19,337
|
22,520
|
22,451
|
|
|
|
64,308
|
|
Betalingen
|
=5+6
|
8,944
|
28,362
|
25,120
|
|
|
|
62,426
|
|
|
|
Jaar
N
|
Jaar
N+1
|
Jaar
N+2
|
Jaar
N+3
|
Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)
|
TOTAAL
|
DG: <…>
|
• Personele middelen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
• Andere administratieve uitgaven
|
|
|
|
|
|
|
|
|
TOTAAL DG <…>
|
Kredieten
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Rubriek van het meerjarig financieel kader
|
5
|
„Administratieve uitgaven”
|
3.2.3.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten
in miljoen EUR (tot op drie decimalen)
TOTAAL kredieten
voor RUBRIEK 5
van het meerjarig financieel kader
|
(totaal vastleggingen = totaal betalingen)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
in miljoen EUR (tot op drie decimalen)
|
|
|
Jaar
N
|
Jaar
N+1
|
Jaar
N+2
|
Jaar
N+3
|
Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)
|
TOTAAL
|
TOTAAL kredieten
voor de RUBRIEKEN 1 tot en met 5
van het meerjarig financieel kader
|
Vastleggingen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Betalingen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.2.3.1.Geraamde gevolgen voor de kredieten van DG HOME
–◻
Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig
–☑
Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
Vermeld doelstellingen en outputs
⇩
|
|
|
Jaar
2018
|
Jaar
2019
|
Jaar
2020
|
Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)
|
TOTAAL
|
|
OUTPUTS
|
|
Soort
|
Gem. kosten
|
Aantal
|
Kosten
|
Aantal
|
Kosten
|
Aantal
|
Kosten
|
Aantal
|
Kosten
|
Aantal
|
Kosten
|
Aantal
|
Kosten
|
Aantal
|
Kosten
|
Totaal aantal
|
Totale kosten
|
SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1
Ontwikkeling nationaal systeem
|
1
|
|
1
|
1,221
|
1
|
1,221
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2,442
|
SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2
Infrastructuur
|
1
|
|
1
|
17,184
|
1
|
17,184
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
34,368
|
TOTALE KOSTEN
|
|
|
|
18,405
|
|
18,405
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
36,810
|
3.2.3.2.Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten voor eu-LISA
–◻
Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig
–☑
Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
Vastleggingskredieten, in miljoen EUR (tot op drie decimalen)
Vermeld doelstellingen en outputs
⇩
|
|
|
Jaar
2018
|
Jaar
2019
|
Jaar
2020
|
Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)
|
TOTAAL
|
|
OUTPUTS
|
|
Soort
|
Gem. kosten
|
Aantal
|
Kosten
|
Aantal
|
Kosten
|
Aantal
|
Kosten
|
Aantal
|
Kosten
|
Aantal
|
Kosten
|
Aantal
|
Kosten
|
Aantal
|
Kosten
|
Totaal aantal
|
Totale kosten
|
SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1
Ontwikkeling centraal systeem
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
– Contractant
|
|
|
1
|
5,013
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
5,013
|
– Software
|
|
|
1
|
4,050
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
4,050
|
– Hardware
|
|
|
1
|
3,692
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3,692
|
Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1
|
|
12,755
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
12,755
|
SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2
Onderhoud centraal systeem
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
– Contractant
|
|
|
1
|
0
|
1
|
0,365
|
1
|
0,365
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
0,730
|
– Software
|
|
|
1
|
0
|
1
|
0,810
|
1
|
0,810
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1,620
|
– Hardware
|
|
|
1
|
0
|
1
|
0,738
|
1
|
0,738
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1,476
|
Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2
|
|
|
|
1,913
|
|
1,913
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3,826
|
SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 3
Vergaderingen/opleiding
|
|
Opleidingsactiviteiten
|
1
|
0,138
|
1
|
0,138
|
1
|
0,069
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
0,345
|
Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 3
|
|
0,138
|
|
0,138
|
|
0,069
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
0,345
|
TOTALE KOSTEN
|
|
12,893
|
|
2,051
|
|
1,982
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
16,926
|
3.2.3.3.Geraamde gevolgen voor de personele middelen van eu-LISA
Samenvatting
–◻
Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig
–☑
Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
in miljoen EUR (tot op drie decimalen)
|
Jaar
2018
|
Jaar
2019
|
Jaar
2020
|
TOTAAL
|
Ambtenaren (AD)
|
|
|
|
|
Ambtenaren (AST)
|
|
|
|
|
Arbeidscontractanten
|
0,210
|
0,210
|
0,210
|
0,630
|
Tijdelijke functionarissen
|
|
|
|
|
Gedetacheerde nationale deskundigen
|
|
|
|
|
TOTAAL
|
0,210
|
0,210
|
0,210
|
0,630
|
Aanwerving is gepland voor januari 2018. Alle medewerkers moeten vanaf begin 2018 beschikbaar zijn, zodat tijdig met de ontwikkeling kan worden gestart en de nieuwe editie van het SIS in 2020 in gebruik kan worden genomen. De 3 nieuwe arbeidscontractanten zijn nodig voor de implementatie van het project en voor de operationele ondersteuning en het onderhoud na de ingebruikneming. De middelen zullen worden gebruikt voor:
ondersteuning van de uitvoering van het project door de leden van het projectteam, door middel van: de vaststelling van vereisten en technische specificaties, samenwerking met en ondersteuning van de lidstaten tijdens de implementatie, actualisering van het Interface Control Document (ICD), follow-up van de contractuele leveringen, aanlevering van documentatie en updates, enz.;
ondersteuning van transitiewerkzaamheden voor het operationeel maken van het systeem in samenwerking met de contractant (follow-up van softwarereleases, operationele procesupdates, opleiding (waaronder opleidingsactiviteiten in de lidstaten), enz.);
ondersteuning van activiteiten op de langere termijn, vaststelling van specificaties, contractuele voorbereidingen voor eventuele re-engineering van het systeem (bijv. in verband met beeldherkenning) of voor het geval dat het contract inzake “„Maintenance in Working Order” (MWO) voor het SIS II moet worden gewijzigd in verband met extra aanpassingen (technisch en budgettair);
handhaving van de tweedelijnsondersteuning na de ingebruikneming, bij het lopende onderhoud en tijdens de werking.
De drie nieuwe posten (tijdelijke functionarissen in voltijdsequivalent) vormen een aanvulling op de capaciteit van het interne team die eveneens zal worden ingezet voor het project, de contractuele en financiële follow-up en de operationele activiteiten. De inzet van tijdelijke functionarissen is passend voor de looptijd en de continuïteit van de contracten, zodat de bedrijfscontinuïteit is verzekerd en ook na de afronding van het project voor de operationele ondersteuning een beroep kan worden gedaan op reeds aanwezig gespecialiseerd personeel. Bovendien is voor de operationele ondersteuningsactiviteiten toegang tot de productieomgeving vereist, die niet kan worden verleend aan contractanten of extern personeel.
3.2.3.4.Geraamde personeelsbehoeften
–◻
Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.
–◻
Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
Raming in voltijdsequivalenten
|
Jaar
N
|
Jaar
N+1
|
Jaar
N+2
|
Jaar
N+3
|
Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)
|
• Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)
|
XX 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie)
|
|
|
|
|
|
|
|
XX 01 01 02 (delegaties)
|
|
|
|
|
|
|
|
XX 01 05 01 (onderzoek door derden)
|
|
|
|
|
|
|
|
10 01 05 01 (eigen onderzoek)
|
|
|
|
|
|
|
|
• Extern personeel (in voltijdsequivalenten)
|
XX 01 02 01 (AC, END, INT van de „totale financiële middelen”)
|
|
|
|
|
|
|
|
XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties)
|
|
|
|
|
|
|
|
XX 01 04 yy
|
– zetel
|
|
|
|
|
|
|
|
|
– delegaties
|
|
|
|
|
|
|
|
XX 01 05 02 (AC, END, INT – onderzoek door derden)
|
|
|
|
|
|
|
|
10 01 05 02 (AC, END, SNE – eigen onderzoek)
|
|
|
|
|
|
|
|
Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)
|
|
|
|
|
|
|
|
TOTAAL
|
|
|
|
|
|
|
|
XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.
Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.
Beschrijving van de uit te voeren taken:
Ambtenaren en tijdelijk personeel
|
|
Extern personeel
|
|
3.2.4.Verenigbaarheid met het huidig meerjarig financieel kader
–◻
Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidig meerjarig financieel kader.
–☑
Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarig financieel kader.
Gepland wordt de rest van de begroting die in het Fonds voor interne veiligheid is geoormerkt voor slimme grenzen, te herprogrammeren om de functies en wijzigingen die in de twee voorstellen zijn opgenomen, te implementeren. De ISF-grenzenverordening is het financiële instrument waarin het budget voor de tenuitvoerlegging van het slimmegrenzenpakket is opgenomen. Artikel 5 van de verordening bepaalt dat 791 miljoen EUR wordt aangewend door middel van een programma voor het opzetten van IT-systemen ter beheersing van de migratiestromen over de buitengrenzen onder de voorwaarden als bepaald in artikel 15. 480 miljoen EUR daarvan is gereserveerd voor de ontwikkeling van het inreis-uitreissysteem en 210 miljoen EUR voor de ontwikkeling van het Europees systeem voor reisinformatie en -autorisatie (ETIAS). De rest (100,828 miljoen EUR) zal gedeeltelijk worden gebruikt ter dekking van de kosten die gepaard gaan met de wijzigingen in verband met de upgrade van de functies van SIS II die in de twee voorstellen zijn opgenomen.
–◻
Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarig financieel kader.
Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.
3.2.5.Bijdragen van derden
–☑ Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden.
–Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:
Kredieten in miljoen EUR (tot op drie decimalen)
|
Jaar
N
|
Jaar
N+1
|
Jaar
N+2
|
Jaar
N+3
|
Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)
|
Totaal
|
Medefinancieringsbron
|
|
|
|
|
|
|
|
|
TOTAAL medegefinancierde kredieten
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten
–◻
Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.
–☑
Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:
–◻
voor de eigen middelen
–☑
voor de diverse ontvangsten
in miljoen EUR (tot op drie decimalen)
Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:
|
Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten
|
Gevolgen van het voorstel/initiatief
|
|
|
2018
|
2019
|
2020
|
2021
|
Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)
|
Artikel 6313 – Bijdrage van de geassocieerde Schengenlanden (CH, NO, LI, IS)
|
|
p.m.
|
p.m.
|
p.m.
|
p.m.
|
|
|
|
Vermeld voor de diverse ontvangsten die worden „toegewezen” het betrokken begrotingsonderdeel of de betrokken begrotingsonderdelen voor uitgaven.
18.02.08 (Schengeninformatiesysteem), 18.02.07 (eu-LISA)
Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.
De begroting omvat een bijdrage van de landen die betrokken worden bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis.