EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016PC0824

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot invoering van een Europese e-kaart voor diensten en de bijbehorende administratieve faciliteiten

COM/2016/0824 final - 2016/0403 (COD)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 23/04/2021

Brussel, 10.1.2017

COM(2016) 824 final

2016/0403(COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot invoering van een Europese e-kaart voor diensten en de bijbehorende administratieve faciliteiten

(Voor de EER relevante tekst)

{SWD(2016) 439 final}
{SWD(2016) 442 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Met een dienstensector die goed is voor ongeveer 70 % van het bbp en de werkgelegenheid in de EU, is de bevordering van het concurrentievermogen van de EU-dienstenmarkten cruciaal voor het scheppen van banen en groei in de EU. In de dienstenrichtlijn, die in 2006 is goedgekeurd, zijn algemene bepalingen vastgesteld waardoor het voor dienstverrichters gemakkelijker is geworden om zich te vestigen en hun diensten grensoverschrijdend aan te bieden op de eengemaakte markt. Deze richtlijn heeft de aanzet gegeven tot een aantal hervormingen in de lidstaten van de EU, wat in tien jaar tijd heeft geleid tot een groei van het bbp van de EU met naar schatting 0,9 %.

Veel mogelijkheden voor groei en banen blijven echter nog altijd onbenut. De EU-dienstenmarkten zouden baat hebben bij een snellere productiviteitsgroei en een efficiëntere allocatie van middelen. Grensoverschrijdende handel en investeringen in diensten blijven beperkt. Door de resterende belemmeringen voor grensoverschrijdende dienstenactiviteiten uit de weg te ruimen, zal het concurrentievermogen vergroten, wat uiteindelijk leidt tot meer keuze en betere prijzen voor de consument, alsook tot meer innovatie. Het aanpakken van de belemmeringen in het bestaande kader van de dienstenrichtlijn kan tot 1,7 % extra groei van het bbp van de EU 1 opleveren. Een betere werking van de dienstenmarkten heeft bovendien ook een positief effect op het concurrentievermogen van de industrie, aangezien de verwerkende industrie van de EU een belangrijke afnemer en eindgebruiker van diensten is. Eigenlijk zijn diensten goed voor 40 % van de waarde van een eindproduct in de EU. Een concurrerende industrie kan dus niet zonder goed werkende dienstenmarkten.

Om al deze redenen heeft de Europese Raad benadrukt dat "een diepere en rechtvaardiger eengemaakte markt tot stand brengen van belang [is] voor het scheppen van nieuwe banen, het bevorderen van de productiviteit en het creëren van een aantrekkelijk klimaat voor investeringen en innovatie" 2 . Een betere werking van de eengemaakte markt is een van de tien prioriteiten van de Europese Commissie. In haar strategie voor de eengemaakte markt die in oktober 2015 is goedgekeurd, heeft de Commissie een reeks maatregelen aangekondigd om ervoor te zorgen dat de eengemaakte markt zonder grenzen voor diensten een feit wordt 3 . Het doel is duidelijk: het verminderen van de belemmeringen, zodat dienstverrichters gemakkelijker nieuwe zakelijke kansen kunnen aangrijpen en consumenten kunnen rekenen op hoogwaardige diensten. Dit voorstel is een vervolg op de strategie voor de eengemaakte markt.

De dienstenrichtlijn biedt een evenwichtig rechtskader om deze doelstellingen te bereiken. Zij zorgt ervoor dat nationale regelgeving niet-discriminerend, gerechtvaardigd en evenredig is met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van algemeen belang. Voorts moeten de lidstaten de administratieve belemmeringen wegwerken die dienstverrichters ervan weerhouden om grensoverschrijdend te opereren. De dienstenrichtlijn en de belangrijke beginselen die daarin vervat zijn, worden door dit voorstel niet aangetast.

De beginselen die door de dienstenrichtlijn zijn geïntroduceerd, hebben het mogelijk gemaakt om de werking van de EU-dienstenmarkten te verbeteren. Niettemin zijn er nog altijd belemmeringen die een betere integratie van de eengemaakte markt in een aantal belangrijke dienstensectoren verhinderen. Vooral in een aantal zakelijke diensten en in de bouwsector is het voor dienstverrichters vaak niet gemakkelijk om in andere lidstaten zakelijke kansen aan te grijpen. Wanneer zij hun activiteiten willen uitbreiden naar het buitenland, botsen zij op administratieve obstakels. Uitgebreide contacten met dienstverrichters hebben dit bevestigd 4 .

Dienstverrichters die grensoverschrijdend diensten gaan verrichten, worden geconfronteerd met een administratief complexe situatie. Gebrek aan duidelijkheid over de manier waarop bestaande regels moeten worden toegepast is een van de redenen waarom ondernemingen, met name kleine en middelgrote ondernemingen, de moed verliezen om zakelijke kansen in andere lidstaten aan te grijpen. Dienstverrichters vinden het moeilijk om informatie te krijgen over de toepasselijke wetgevingsvoorschriften en de procedures die moeten worden vervuld om toegang te krijgen tot de markt van een andere lidstaat. Bovendien houden nationale voorschriften vaak alleen rekening met nationale situaties, zonder te verduidelijken hoe deze moeten worden toegepast op dienstverrichters uit andere lidstaten. Bijgevolg is het voor dienstverrichters die zich permanent in een andere lidstaat willen vestigen of die tijdelijk grensoverschrijdend diensten willen verrichten moeilijk om te begrijpen welke regels gelden en hoe deze moeten worden toegepast. Het is voor hen vaak een ingewikkelde en dure zaak om te voldoen aan administratieve formaliteiten in verschillende lidstaten.

De Europese e-kaart voor diensten is dan ook bedoeld om de administratieve situatie te vereenvoudigen voor dienstverrichters die hun activiteiten naar andere lidstaten willen uitbreiden. Tegelijkertijd zal de dienstenkaart garanderen dat lidstaten gerechtvaardigde regelgeving kunnen toepassen. Ze zou op vrijwillige basis aan dienstverrichters worden aangeboden als een alternatieve manier om aan te tonen dat zij voldoen aan de toepasselijke nationale voorschriften. Dienstverrichters die grensoverschrijdend diensten willen gaan verrichten, kunnen via een volledig elektronische procedure op EU-niveau de nodige formaliteiten vervullen, wat meer rechtszekerheid biedt en de administratieve rompslomp vermindert. De elektronische dienstenkaart biedt een oplossing voor administratieve belemmeringen zoals onzekerheid over de geldende eisen, het invullen van uiteenlopende formulieren in vreemde talen, het vertaalwerk, de waarmerking of legalisering van documenten en andere niet-elektronische procedurele stappen. Voor de formaliteiten die volgens de procedure van deze elektronische dienstenkaart kunnen worden afgehandeld zouden de kostenbesparingen ten opzichte van de bestaande situatie aanzienlijk zijn en mogelijk oplopen tot 50 % of meer 5 .

Wanneer een dienstverrichter tijdelijk grensoverschrijdend diensten wil aanbieden, zou de Europese e-kaart voor diensten door de lidstaat van herkomst worden afgegeven. De lidstaten van ontvangst zouden zich kunnen verzetten tegen de afgifte van een dienstenkaart wanneer de dienstenrichtlijn deze mogelijkheid biedt onder een van de in artikel 16 opgesomde dwingende redenen van algemeen belang. Na afgifte van de dienstenkaart kan de dienstverrichter tijdelijk grensoverschrijdend diensten aanbieden in de lidstaat van ontvangst. De bevoegdheden van de lidstaten van ontvangst om de aanvraag van een Europese e-kaart voor diensten af te wijzen, blijven dus ongewijzigd overeenkomstig artikel 16 van de dienstenrichtlijn.

Wanneer een dienstverrichter via een filiaal, agentschap of bureau in een andere lidstaat diensten wil aanbieden, wordt de dienstenkaart door de lidstaat van ontvangst afgegeven. Ook in dat geval zou de dienstverrichter de dienstenkaart aanvragen bij de instanties van het land van herkomst, die nagaan of de dienstverrichter aldaar overeenkomstig de toepasselijke regels is gevestigd. Maar in een tweede fase zouden de instanties van de lidstaat van herkomst een procedure op gang brengen bij de betrokken lidstaat van ontvangst, zodat deze laatste kan controleren of de dienstverrichter die de dienstenkaart heeft aangevraagd, beantwoordt aan de wettelijke voorschriften van de lidstaat van ontvangst overeenkomstig de dienstenrichtlijn. Zo wordt ervoor gezorgd dat er geen discriminatie bestaat tussen binnenlandse en buitenlandse dienstverrichters. Na afgifte van de dienstenkaart kan de kaarthouder via een nevenvestiging (in de vorm van een filiaal, een agentschap of bureau) in de desbetreffende lidstaat van ontvangst diensten aanbieden.

Het idee van de Europese e-kaart voor diensten is vergelijkbaar met de Europese beroepskaart waarmee de instanties van de lidstaten al vertrouwd zijn. Sinds de Europese beroepskaart in januari 2016 werd ingevoerd, maakt een significant aantal betrokken beroepsbeoefenaren er gebruik van, waaruit blijkt dat dit soort vereenvoudiging concrete voordelen oplevert voor de gebruikers. Zowel de Europese e-kaart voor diensten als de Europese beroepskaart zijn vrijwillige elektronische procedures op EU-niveau. Dienstverrichters kunnen op vrijwillige basis kiezen of ze een Europese e-kaart voor diensten willen gebruiken. De instantie van de lidstaat van herkomst van de aanvrager treedt op als enig contactpunt. Bovendien berust de werking van beide systemen op vooraf vastgestelde en bindende werkstromen voor de samenwerking tussen de lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst, die via het in de IMI-verordening 6 vastgelegde Informatiesysteem interne markt (IMI) wordt uitgevoerd.

Anderzijds hebben beide systemen verschillende doelstellingen. De Europese beroepskaart vergemakkelijkt grensoverschrijdende dienstverrichting door de erkenning van de beroepskwalificaties van natuurlijke personen die werknemers of zelfstandige dienstverrichters zijn, in overeenstemming met de richtlijn betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (richtlijn beroepskwalificaties).

De Europese e-kaart voor diensten pakt een veel breder scala van voorschriften aan. Deze dienstenkaart is niet alleen bedoeld voor natuurlijke personen die als zelfstandige werkzaam zijn, maar ook voor ondernemingen die in een andere lidstaat diensten willen aanbieden. En in tegenstelling tot de Europese beroepskaart voorziet de Europese e-kaart voor diensten ook in technische voorzieningen die het gemakkelijker maken om te voldoen aan de administratieve formaliteiten in verband met de terbeschikkingstelling van werknemers op het grondgebied van die lidstaten die aan de Commissie hebben medegedeeld dat zij hiervoor gebruik willen maken van het IMI. De mogelijkheid om gebruik te maken van het IMI doet echter geen afbreuk aan de toepasselijke voorschriften van Richtlijn 2014/67/EU. Daarnaast omvat dit systeem regels die het verkrijgen van verzekeringsdekking voor het grensoverschrijdend verrichten van diensten vereenvoudigen.

De dienstenkaart zou betrekking hebben op voorschriften die onder de dienstenrichtlijn vallen, en dus niet op gebieden zoals belastingen, arbeid en sociale zekerheid. Toch mogen de instanties van de lidstaten niet eisen dat de kaarthouder informatie verstrekt die reeds op de dienstenkaart staat voor procedures of formaliteiten waaraan een dienstverrichter moet voldoen in het kader van de plaatsing van een overheidsopdracht, een prijsvraag of een concessie, de oprichting van dochterondernemingen, de registratie van filialen op grond van het vennootschapsrecht of de aansluiting bij verplichte socialezekerheidsstelsels.

Aanvankelijk zou de Europese e-kaart voor diensten gelden voor zakelijke diensten en in de bouwsector, voor zover de desbetreffende activiteiten reeds onder de dienstenrichtlijn vallen. Deze twee sectoren zijn van groot belang voor de economie van de EU 7 . Dienstverrichters van zakelijke diensten en in de bouwsector worden vaak geconfronteerd met een zeer complexe administratieve situatie wanneer zij hun diensten in het buitenland willen aanbieden. Bovendien kennen beide sectoren de afgelopen tien jaar maar een zeer lage productiviteitsgroei en is de ontwikkeling van grensoverschrijdende handel en investeringen beperkt. Meer grensoverschrijdende concurrentie zou bijdragen tot het behoud en de verbetering van het concurrentievermogen van beide sectoren.

Dit voorstel bevat ook bepalingen betreffende een toekomstige evaluatie van de doeltreffendheid van de Europese e-kaart voor diensten, waarbij onder meer aandacht moet gaan naar de naleving van de formaliteiten met betrekking tot de terbeschikkingstelling van werknemers en de ervaring van de lidstaten die hebben geopteerd voor de in artikel 6, lid 3, van deze ontwerpverordening voorziene mogelijkheid om de relevante formaliteiten via een op het IMI aangesloten elektronisch platform te vervullen.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Deze verordening wordt samen met een richtlijn ingediend. De verordening introduceert de Europese e-kaart voor diensten zonder wijziging van de onderliggende EU-regelgeving. Er worden instrumenten vastgesteld die beschikbaar zijn voor dienstverrichters in de hele EU. Bovendien wordt bijgedragen tot de oplossing van kwesties in verband met de verzekeringsdekking van dienstverrichters die grensoverschrijdend diensten aanbieden. De richtlijn stelt het juridisch en operationeel kader van de Europese e-kaart voor diensten vast en regelt onder meer de subsidiabiliteitsvoorwaarden, de bevoegdheden van de lidstaten van herkomst en ontvangst, de geldigheidsduur van de Europese e-kaarten voor diensten en de voorwaarden voor herroeping of schorsing ervan.

Deze richtlijn raakt niet aan de bestaande EU-bepalingen inzake sociale kwesties, arbeidsvoorwaarden (met name de terbeschikkingstelling van werknemers, de rechten van werknemers en de sociale pijler), gezondheid en veiligheid en bescherming van het milieu. Zij brengt geen enkele wijziging aan of doet geen afbreuk aan de bestaande waarborgen in dit verband. De dienstenkaart zou nadere informatie verstrekken over de onderneming. Er wordt niet geraakt aan de bevoegdheid van de lidstaten om inspecties ter plaatse te verrichten. De regelgeving betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers van de Richtlijnen 96/71/EG en 2014/67/EU blijft van toepassing in het kader van de Europese e-kaart voor diensten, maar er zullen meer faciliteiten worden aangeboden om aan deze regelgeving te voldoen. Indien de lidstaten procedures hebben ontwikkeld die het mogelijk maken om een verklaring met betrekking tot de terbeschikkingstelling van werknemers overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2014/67/EU elektronisch in te dienen, zal de Europese e-kaart voor diensten de kaarthouder naar de desbetreffende nationale procedures leiden. Dienstverrichters die in het bezit zijn van een Europese e-kaart voor diensten kunnen deze aangifte ook via een op het IMI aangesloten elektronisch platform indienen, als de lidstaat van ontvangst de Commissie heeft medegedeeld dat deze mogelijkheid moet worden aangeboden voor de terbeschikkingstelling van werknemers op het grondgebied van de betrokken lidstaat.

Het voorstel voor een Europese e-kaart voor diensten vormt ook een aanvulling op andere beleidsinitiatieven in verband met diensten die zijn aangekondigd in de strategie voor de eengemaakte markt en die moeten voorkomen dat er op nationaal niveau belemmeringen worden gecreëerd voor het grensoverschrijdend verrichten van diensten. In dit opzicht vormt het een aanvulling op het voorstel van de Commissie [XX] voor een richtlijn tot hervorming van de kennisgevingsprocedure voor vergunningsstelsels en eisen met betrekking tot diensten die de lidstaten moeten volgen.

Dit voorstel zal worden aangevuld met het initiatief voor één digitale toegangspoort, dat in de strategie voor de eengemaakte markt is aangekondigd voor 2017. Deze digitale toegangspoort, waarover in het najaar van 2016 een openbare raadpleging heeft plaatsgevonden, zal de huidige leemten in de informatie voor ondernemingen en burgers opvangen door relevante online-informatie van nationaal en EU-niveau samen te brengen, aan te vullen en te verbeteren. De digitale toegangspoort zal ook verbonden zijn met technische bijstandsdiensten. Bovendien zal deze digitale toegangspoort een impuls geven aan de verdere digitalisering van de nationale procedures die van belang zijn voor burgers en ondernemingen die hun internemarktrechten willen uitoefenen. Het is de bedoeling dat het toepassingsgebied ervan ruimer wordt dan alleen de sectoren die onder het huidige initiatief vallen.

Ter vergelijking: met de Europese e-kaart voor diensten wordt een volledig geharmoniseerd en gestandaardiseerd instrument voor het grensoverschrijdend verrichten van diensten aangeboden, dat de nalevingskosten voor specifieke, grotendeels door kleine en middelgrote ondernemingen gedomineerde dienstenmarkten verlaagt. De dienstenkaart draagt bij tot de doelstelling van administratieve vereenvoudiging met betrokkenheid van de lidstaat van herkomst van de dienstverrichter, hoewel deze lidstaat niet beslist aan welke eisen een dienstverrichter moet voldoen in andere lidstaten. In het kader van de Europese e-kaart voor diensten moeten deze laatste de nodige informatie verstrekken en ervoor zorgen dat een vooraf bepaalde en volledig gestandaardiseerde workflow wordt gevolgd. De enige digitale toegangspoort zal bij deze procedure aansluiten en ervoor zorgen dat de begunstigden de informatie gemakkelijk vinden.

De invoering van de Europese e-kaart voor diensten zal volledig worden afgestemd op de ontwikkeling van de enige digitale toegangspoort en overeenstemmen met de beginselen van het actieplan inzake e-overheid (met name: digitaal, interoperabel, grensoverschrijdend, eenmalig en standaard inclusief) 8 .

Ten slotte vormt dit voorstel een aanvulling op het handhavingsbeleid van de Commissie, dat het tegelijkertijd probeert uit te voeren, om ongerechtvaardigde of onevenredige nationale beperkingen op de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten uit de weg te ruimen.

De uitvoering van deze verordening zal worden ondersteund door het Informatiesysteem interne markt (het IMI) zoals vastgelegd in de IMI-verordening 9 . Sinds 2011 kan het IMI door ongeveer 5000 overheden worden gebruikt; er worden voortdurend gebruikersenquêtes gehouden en het potentieel ervan is bewezen bij de invoering van de Europese beroepskaart in januari 2016.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het voorstel voor een Europese e-kaart voor diensten uit hoofde van deze verordening en de voorgestelde richtlijn zijn volledig in overeenstemming met een aantal andere beleidsterreinen van de Unie, met name met hun streven naar dezelfde doelstellingen van administratieve vereenvoudiging en het terugdringen van eisen voor dienstverrichters.

De vereenvoudiging van de formaliteiten voor documenten zou nauw aansluiten bij de oplossingen die in Verordening (EU) 2016/1191 inzake de bevordering van het vrije verkeer van burgers 10 worden ingevoerd, door de eisen voor het overleggen van bepaalde openbare documenten in de Europese Unie te vereenvoudigen.

In 2013 werd op het gebied van de erkenning van beroepskwalificaties een vergelijkbaar instrument, de reeds vermelde Europese beroepskaart, ingevoerd met het oog op administratieve vereenvoudiging; sinds januari 2016 is deze kaart beschikbaar voor een aantal geselecteerde beroepen (ziekenverplegers, apothekers, fysiotherapeuten, berggidsen en vastgoedmakelaars). Om overlap te voorkomen zorgt het huidige voorstel ervoor dat beroepsbeoefenaren die in aanmerking komen voor een Europese beroepskaart, geen Europese e-kaart voor diensten kunnen verkrijgen.

In het kader van de procedure voor de Europese e-kaart voor diensten moeten de coördinerende en de bevoegde instanties eerst gebruik maken van alle beschikbare koppelingen tussen nationale registers, inclusief gekoppelde vennootschapsregisters zoals voorgeschreven in Richtlijn 2009/101/EG en insolventieregisters in het kader van Verordening (EU) nr. 2015/848, alvorens andere middelen te gebruiken om in het kader van deze procedure informatie te verkrijgen of verkregen informatie te verifiëren.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Dit wetgevend optreden valt onder de gedeelde bevoegdheid overeenkomstig artikel 4, lid 2, onder a), VWEU. Het doel is de vestiging en de verrichting van diensten te vergemakkelijken door de vaststelling van maatregelen inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke bepalingen, teneinde de werking van de eengemaakte markt te verbeteren. Deze verordening is gebaseerd op artikel 114 VWEU, dat de algemene rechtsgrondslag is voor de aanneming van dergelijke maatregelen.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De algemene doelstelling van dit wetgevingsvoorstel is om te zorgen voor een soepele werking van de interne dienstenmarkt, die niet beperkt is tot het grondgebied van één lidstaat, maar zich over het gehele grondgebied van de EU uitstrekt. Gezien het transnationale karakter van de Europese eengemaakte markt en de noodzaak om grensoverschrijdende situaties zo coherent mogelijk aan te pakken, is de gebruikmaking van een bestaand IT-instrument op EU-niveau zoals het IMI een doeltreffend antwoord, dat alleen door een optreden op EU-niveau mogelijk is.

Evenredigheid

De bij deze verordening vastgestelde maatregelen zijn evenredig met de doelstelling van verdere integratie van de dienstenmarkten op EU-niveau door de bevordering van marktdynamiek en grensoverschrijdende concurrentie. Ze zijn ook evenredig met de doelstellingen van meer transparantie, minder kosten en eenvoudigere procedures die de lidstaten opleggen aan dienstverrichters in grensoverschrijdende situaties, met name wat de procedures voor de terbeschikkingstelling van werknemers en de beroepsaansprakelijkheidsverzekering betreft. Daarnaast bouwt de strategie voort op het IMI, een reeds bestaand IT-instrument op EU-niveau dat uit de EU-begroting wordt gefinancierd en reeds door de nationale overheden wordt gebruikt. De procedure op EU-niveau zal alleen maar leiden tot beperkte aanpassingen van het IMI, wat slechts beperkte kosten op EU- en nationaal niveau met zich meebrengt. Dat deze kosten beperkt zijn, is vastgesteld op basis van een evaluatie van bestaande vergelijkbare procedures zoals de Europese beroepskaart.

De maatregelen gaan ook niet verder dan wat nodig is om de vastgestelde problemen op te lossen en de vooropgestelde doelstellingen te verwezenlijken. Hoewel de procedure op EU-niveau een actieve rol van de overheidsinstanties van de lidstaten vereist, zullen van de lidstaten niet veel financiële inspanningen worden gevraagd, doordat gebruik zal worden gemaakt van het reeds bestaande Informatiesysteem voor de interne markt, dat met EU-middelen is opgezet. Aangezien het gebruik van de Europese e-kaart voor diensten naar verwachting zal leiden tot extra concurrentie in de dienstenmarkten, met meer marktspelers en extra omzet, zal er ook een positief effect zijn op de economieën van de lidstaten.

Dienstverrichters kunnen op vrijwillige basis opteren voor een Europese e-kaart voor diensten.

Keuze van het instrument

Deze verordening is gebaseerd op artikel 114 VWEU. Het omvat bepalingen om de oprichting van een secundaire vestiging te vereenvoudigen, de vrijheid van dienstverrichting te bevorderen en tijdelijke grensoverschrijdende situaties te vergemakkelijken. Voortbouwend op deze verdragsbepaling introduceert de verordening ook praktische instrumenten voor de beroepsaansprakelijkheidsverzekering die dienstverrichters voor hun activiteiten in het buitenland nodig hebben.

3.RESULTATEN VAN EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Ter voorbereiding van dit voorstel heeft de Commissie een grondige evaluatie van de dienstenrichtlijn uitgevoerd. Uit deze beoordeling blijkt dat de uitvoering van de dienstenrichtlijn tot dusver slechts ten dele doeltreffend is geweest. Dankzij de hervormingen van de lidstaten heeft de dienstenrichtlijn geleid tot extra groei. Desondanks worden dienstverrichters in belangrijke dienstensectoren (zoals zakelijke diensten en de bouwsector) nog steeds geconfronteerd met talrijke belemmeringen. De manier waarop de administratieve samenwerking tussen de lidstaten verloopt, is ook niet optimaal. Uit een grondige analyse van de werking en de gebruiksvriendelijkheid van de centrale contactpunten is geconcludeerd dat de meeste contactpunten nog niet helemaal tot de verwachte vereenvoudiging van de administratie met betrekking tot het tijdelijk grensoverschrijdend verrichten van diensten of de oprichting van een onderneming hebben geleid.

Bovendien bleek uit de evaluatie van de Commissie dat de lidstaten onderling heel verschillend zijn in hun benadering van verzekeringsverplichtingen en toegang tot verzekeringen voor dienstverrichtingen, waardoor het voor dienstverrichters, met name in de zakelijke diensten en de bouwsector, moeilijk en duur is om verzekeringen voor het grensoverschrijdend verrichten van diensten af te sluiten.

Al deze belemmeringen zijn nadelig voor de verdere ontwikkeling van grensoverschrijdende handel en investeringen op het gebied van diensten.

Raadpleging van belanghebbenden

De Commissie heeft verschillende analyses en raadplegingen uitgevoerd om in kaart te brengen wat een volledig functionerende interne dienstenmarkt nog in de weg staat, waarbij vooral aandacht werd besteed aan de praktische gevolgen van de verschillende bepalingen. Er is ook een economische evaluatie uitgevoerd van de effecten van de nationale hervormingen in dienstenmarkten en de toegang tot verzekeringen voor dienstverrichters. Bovendien zijn er workshops voor belanghebbenden gehouden in het kader van de internemarktfora van 2014, 2015 en 2016. Tijdens deze workshops werd ingegaan op de uitdagingen van kleine en middelgrote ondernemingen om hun activiteiten te ontwikkelen in grensoverschrijdende regionale markten en de specifieke problemen in de dienstensector (met name zakelijke diensten en de bouwsector) ten gevolge van het gebrek aan grensoverschrijdende handel en investeringen op EU-niveau. Uit de bijdragen en input is gebleken dat, ondanks enige vooruitgang in de voorbije jaren, dienstverrichters in tal van economisch belangrijke sectoren nog steeds worden geconfronteerd met een aantal obstakels wanneer zij hun activiteiten naar andere lidstaten willen uitbreiden.

De belanghebbenden hadden verschillende ideeën over eventuele verbeteringen van het kader voor de dienstenmarkten in de EU en op nationaal niveau. Ze zijn nagenoeg unaniem gekant tegen de heroverweging van de dienstenrichtlijn. Deze verordening verandert niets aan de materiële regels van de dienstenrichtlijn inzake het grensoverschrijdend verrichten van diensten , noch aan de regels met betrekking tot de terbeschikkingstelling van werknemers, gezondheid en veiligheid en bescherming van het milieu.

Van 3 mei tot en met 26 juli 2016 werd een online openbare raadpleging gehouden. Tijdens deze raadpleging zijn nog meer standpunten van belanghebbenden verzameld, naast concrete ervaringen over de resterende belemmeringen in de dienstensectoren, met name bij het grensoverschrijdend verrichten van diensten in de EU.

Bij verschillende gelegenheden, met name via twee openbare raadplegingen in 2013 en 2015, verzamelde de Commissie ook standpunten van belanghebbenden over problemen bij het afsluiten van verzekeringen voor het tijdelijk grensoverschrijdend verrichten van diensten.

Al deze activiteiten hebben bevestigd dat er nog altijd ongerechtvaardigde of onevenredige eisen op nationaal niveau bestaan, ten nadele van dienstverrichters en afnemers van diensten in de eengemaakte markt. Daarnaast zijn er specifieke aanwijzingen van welke beleidsmaatregelen de belanghebbenden verwachten. De meesten vinden dat de resterende belemmeringen van grensoverschrijdende dienstverrichtingen moeten worden aangepakt en dat de toegang tot verzekeringen die dergelijke activiteiten dekken, moet worden vergemakkelijkt, zonder afbreuk te doen aan het EU-acquis inzake sociale zaken, werkgelegenheid, gezondheid en veiligheid en milieu, en in combinatie met een ambitieus handhavingsbeleid. In dit verband heeft de Commissie in november 2016 een uitgebreid handhavingspakket goedgekeurd om de buitenproportionele beperkingen aan te pakken die negen lidstaten hebben ingevoerd op het gebied van dienstverrichtingen.

Dit initiatief, dat bedoeld is om de ontwikkeling van grensoverschrijdende dienstenmarkten te bevorderen, werd gesteund door de Raad Concurrentievermogen in haar conclusies van 29 februari 2016 over de strategie voor de eengemaakte markt 11 en door de Europese Raad in zijn conclusies van 28 juni 2016 12 . Het is ook ondersteund door het Europees Parlement in zijn verslag over de strategie voor de eengemaakte markt van 26 mei 2016 13 .

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

De resultaten van het proces van wederzijdse beoordeling met de lidstaten in 2010-2011, de in 2011-2012 uitgevoerde prestatiecontroles en de collegiale toetsing van 2012-2013 hebben allemaal bijgedragen aan de voorbereiding van dit voorstel voor een verordening. Bovendien hebben de resultaten van de verschillende openbare raadplegingen, o.a. de raadpleging die tijdens de zomer van 2016 werd uitgevoerd, ertoe geleid dat er heel wat expertise is opgebouwd.

Met betrekking tot verzekeringen is ook rekening gehouden met de resultaten van de openbare raadpleging die in 2013 werd opgestart over de moeilijkheden waarmee dienstverrichters te maken krijgen als zij verzekeringsdekking willen krijgen in grensoverschrijdende situaties en met de openbare raadpleging van december 2015 over een eventueel groenboek betreffende financiële retaildiensten. Bij deze laatste raadpleging kwamen ook specifieke kwesties aan bod in verband met toegang tot beroepsaansprakelijkheidsverzekeringen in een grensoverschrijdende context. Daarnaast werden regelmatig besprekingen gehouden met vertegenwoordigers van de verzekeringssector.

De Commissie heeft meerdere workshops gehouden met belanghebbenden, met name sociale partners, waardoor de problemen als gevolg van aanzienlijke administratieve eisen in de verschillende lidstaten in kaart werden gebracht. Verder werden er ook gegevens verzameld via externe studies en verslagen. Voorts heeft de Commissie zich gebaseerd op regelmatige contacten op technisch niveau in het kader van de deskundigengroep over de uitvoering van de dienstenrichtlijn.

Effectbeoordeling

Ter voorbereiding van dit initiatief werd een effectbeoordeling uitgevoerd. In het opnieuw ingediende verslag is rekening gehouden met de aanbevelingen die de Raad voor regelgevingstoetsing in zijn oorspronkelijke negatieve advies van 14 oktober 2016 14 heeft geformuleerd en met de aanvullende punten waarop deze raad heeft gewezen in zijn uiteindelijke positieve advies van 8 november 2016 15 . Met name de omschrijving van het probleem en de reikwijdte van de effectbeoordeling zijn verduidelijkt, de verschillende beleidsopties werden gehergroepeerd in duidelijk herkenbare optiepakketten en de administratieve kostenbesparingen zijn nauwkeuriger geraamd.

Bij de effectbeoordeling is rekening gehouden met uiteenlopende beleidsopties, die in verschillende "pakketten" zijn onderverdeeld. De volgende optiepakketten zijn onderzocht:

een eerste optiepakket zou de dienstverrichter de mogelijkheid bieden om in zijn lidstaat van herkomst zowel een certificaat betreffende zijn rechtmatige vestiging als een bevestiging van verzekeringsdekking voor activiteiten te verkrijgen;

een tweede optiepakket zou de dienstverrichter de mogelijkheid bieden om gebruik te maken van een procedure op EU-niveau ter verbetering van de toegang tot de markt van een andere lidstaat, met inbegrip van een op het IMI aangesloten geavanceerd elektronisch mechanisme dat het gemakkelijker maakt om de formaliteiten te vervullen met betrekking tot de terbeschikkingstelling van werknemers en dat de lidstaat van ontvangst eventueel kan gebruiken. Daarnaast wordt een oplossing geboden voor de praktische problemen in verband met verzekeringen in grensoverschrijdende situaties;

een derde optiepakket zou niet alleen de faciliteiten van het tweede pakket aanbieden, maar ook de onderlinge verschillen reduceren met betrekking tot een aantal belangrijke zakelijke diensten (dienstverrichtingen van architecten, ingenieurs en boekhouders) door de harmonisatie van een beperkt aantal voorschriften voor dienstverrichters in deze drie gebieden (d.w.z. beperkingen van rechtsvorm, eisen inzake het percentage van aandelen in handen van vakmensen en beperkingen op het verrichten van multidisciplinaire activiteiten);

een vierde optiepakket zou het derde optiepakket aanvullen met specifieke oplossingen voor het aanpakken van de vermelde verschillen in regelgeving in het geval van nevenvestigingen (filialen en agentschappen), waarbij buitenlandse dienstverrichters worden vrijgesteld van bepaalde eisen, maar de lidstaat van ontvangst andere garanties kan inbouwen.

Het eerste pakket zou leiden tot een aantal vereenvoudigingen die echter beperkt zijn in vergelijking met de andere pakketten. Hoewel het derde of vierde optiepakket meer impact zou hebben dan het tweede, aangezien die pakketten niet alleen zorgen voor administratieve vereenvoudiging, maar ook belemmeringen in de regelgeving aanpakken, heeft de Commissie gekozen voor het tweede optiepakket, en wel vanuit de volgende redenering: het schrappen van de meest restrictieve eisen van het derde en vierde optiepakket via doelgerichte dwangmaatregelen, in combinatie met specifieke aanbevelingen met betrekking tot het volledige juridische kader dat van toepassing is op het beroep dat de dienst verricht, lijkt evenrediger dan een wetgevingsvoorstel dat een minimale harmonisatie introduceert voor een beperkt aantal eisen met betrekking tot een beperkt aantal dienstensectoren. Het vierde optiepakket is ook afgewezen omdat het de indruk zou wekken dat deze oplossing te veel het perspectief van het land van herkomst inneemt, aangezien de buitenlandse dienstverrichters alleen aan de wetgeving van hun land van herkomst moeten voldoen, wat zou leiden tot een omgekeerde discriminatie van binnenlandse dienstverrichters.

Van het gekozen pakket wordt verwacht dat het zal leiden tot meer rechtszekerheid en kostenbesparingen voor dienstverrichters die grensoverschrijdend diensten verrichten. Verwacht wordt dat dit zal leiden tot een verhoging van de marktdynamiek en het concurrentieniveau, wat dan weer zal leiden tot meer keuze en toegevoegde waarde voor de consument.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Het voorstel voor een verordening tot invoering van een Europese e-kaart voor diensten zal bijdragen tot een gezonde regelgeving inzake markttoegang voor dienstverrichters en tot vereenvoudiging door een betere toegang van dienstverrichters tot de markt van andere lidstaten. Er wordt niet geraakt aan de krachtens de dienstenrichtlijn vastgestelde prerogatieven van de landen van ontvangst.

   Grondrechten

Dit voorstel bevordert de rechten die zijn verankerd in het Handvest van de grondrechten. Meer bepaald wordt de bescherming van persoonsgegevens gewaarborgd in overeenstemming met artikel 8 van het Handvest. Daarnaast is de voornaamste doelstelling van dit initiatief het bevorderen van het in artikel 15, lid 2, van het Handvest bedoelde recht om zich te vestigen en diensten te verrichten in iedere lidstaat, zodat er geen sprake is van discriminatie, ook niet indirect, op grond van nationaliteit (wat ook uitvoering geeft aan artikel 21, lid 2, van het Handvest). Bovendien is deze procedure op EU-niveau bedoeld om te komen tot een onpartijdige, billijke en redelijk snelle procedure, ook wat de deelname van de Commissie betreft, zoals bepaald in artikel 41 van het Handvest. Ten slotte moet worden gewaakt over het verbod van misbruik van recht, namelijk het vrij verrichten van diensten, zoals bepaald in artikel 54 van het Handvest.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel zal naar verwachting gevolgen hebben voor de EU-begroting voor zover de toekomstige Europese e-kaart voor diensten het Informatiesysteem interne markt ("IMI") zal gebruiken als operationele ruggengraat. Het IMI zal moeten worden aangepast met het oog op de ondersteuning van de procedure betreffende de Europese e-kaart voor diensten en de daaraan verbonden geheugenbehoeften; het systeem zal ook moeten worden aangevuld met enkele nieuwe functies, met name een publieksinterface voor dienstverrichters, koppelingen met andere relevante systemen en een backoffice voor de nationale instanties. Dit is nodig, omdat het IMI in het kader van de Europese e-kaart voor diensten zal worden aangeboden als een instrument voor een doeltreffende informatie-uitwisseling en wederzijdse bijstand tussen de bevoegde instanties van een bepaalde lidstaat, onverminderd andere maatregelen die worden genomen door de lidstaten. De gevolgen voor de begroting van de EU zullen beperkt zijn, vooral omdat het gebruik van het IMI ter ondersteuning van de Europese e-kaart voor diensten belangrijke schaal- en breedtevoordelen biedt. Bovendien stemmen zowel de huidige als de geplande capaciteiten van het IMI grotendeels overeen met wat nodig is voor de Europese e-kaart voor diensten. Daardoor vallen de aanpassings- en ontwikkelingskosten aanzienlijk lager uit.

In ieder geval zullen alle vereiste kredieten door middel van herschikking worden vrijgemaakt; er zullen naar verwachting geen gevolgen zijn voor de EU-begroting buiten de kredieten die reeds in de officiële financiële programmering van de Commissie zijn voorzien.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Elke vijf jaar na de invoering van de Europese e-kaart voor diensten is een evaluatie van deze verordening gepland. Tijdens deze evaluatie wordt de samenwerking tussen de coördinerende instanties van de lidstaten beoordeeld en wordt bekeken of de procedures voor de Europese e-kaart voor diensten moeten worden aangepast aan nieuwe ontwikkelingen op het gebied van e-overheid. Lidstaten, dienstverrichters, sociale partners en andere belanghebbenden wordt ook verzocht om de werking van dit initiatief te evalueren. Voor de effectbeoordeling van de verordening zullen specifieke indicatoren worden gebruikt, zoals het aantal dienstverrichters dat de Europese e-kaart voor diensten gebruikt, hun ervaringen met de administratieve lasten, de snelheid van de gevolgde procedures en het aantal informatie-uitwisselingen tussen de lidstaten.

Aangezien al is gepland om tegen juni 2009 bepaalde aspecten van Richtlijn 2014/67/EU te evalueren, zou in het kader van die evaluatie ook het potentieel van de in artikel 6 geboden faciliteiten opnieuw moeten worden beoordeeld. Bij deze beoordeling moet rekening worden gehouden met de ervaring van de lidstaten die hebben geopteerd voor de mogelijkheid waarin artikel 6, lid 3, van deze ontwerpverordening voorziet om de formaliteiten voor de terbeschikkingstelling van werknemers via het op het IMI aangesloten elektronische platform te laten afhandelen.

Artikelsgewijze toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel

In artikel 1 wordt het onderwerp van de voorgestelde verordening verduidelijkt, te beginnen met de voorstelling van de Europese e-kaart voor diensten en de bijbehorende administratieve faciliteiten die kunnen worden gebruikt door dienstverrichters die grensoverschrijdend diensten willen aanbieden. In dit artikel wordt ook verduidelijkt dat de voor de introductie van deze dienstenkaart noodzakelijke coördinatie van de nationale bepalingen is vastgesteld in de Richtlijn inzake de Europese e-kaart voor diensten (de EDK-richtlijn), die op hetzelfde tijdstip moet worden aangenomen.

Artikel 2 bepaalt voor welke activiteiten de Europese e-kaart voor diensten beschikbaar is en voor welke specifieke activiteiten, gebieden en aangelegenheden de dienstenkaart niet kan worden gebruikt, naar het voorbeeld van Richtlijn 2006/123/EG.

Het bepaalt tevens dat deze verordening, net zoals Richtlijn 2006/123/EG, de omschrijving en de organisatie van diensten van algemeen economisch belang en de regels die onder het mededingingsrecht vallen onverlet laat. De verordening raakt ook niet aan de culturele en taalkundige verscheidenheid of het pluralisme in de media. Tot slot doet de verordening geen afbreuk aan de bepalingen van algemeen strafrecht, het arbeidsrecht, het belastingrecht of het socialezekerheidsrecht.

Wat Richtlijn 2006/123/EG betreft, wordt verduidelijkt dat deze verordening niet van toepassing is wanneer zij in strijd is met andere handelingen van de Unie die betrekking hebben op specifieke aspecten van toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit in specifieke sectoren of voor specifieke sectoren of beroepen.

Artikel 3 bevat de voor de verordening relevante definities.

Artikel 4 omschrijft de essentiële elementen die deel uitmaken van de aanvragen voor de Europese e-kaart voor diensten en die in de hele EU dezelfde moeten zijn; de Commissie krijgt uitvoeringsbevoegdheden om de vorm en de technische details verder te specificeren, alsmede gedelegeerde bevoegdheden om nader te bepalen welk soort ondersteunende informatie en, in uitzonderlijke omstandigheden met motivering van de noodzaak, welke documenten in de aanvraag moeten worden opgenomen.

Artikel 5 stelt een verplichting vast voor verzekeringsdistributeurs en instanties die door een lidstaat zijn aangewezen om verplichte verzekeringen aan te bieden en op verzoek van hun polishouders een verzekeringscertificaat te verstrekken. Bovendien bepaalt het welke elementen in dit certificaat moeten worden opgenomen en voorziet het in de mogelijkheid voor de Commissie om een standaardformulier vast te stellen door middel van uitvoeringshandelingen.

Artikel 6 biedt houders van een Europese e-kaart voor diensten de mogelijkheid om te voldoen aan de formaliteiten betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers overeenkomstig Richtlijn 2005/36/EG via een op het IMI aangesloten elektronisch platform dat door de coördinerende instantie in de lidstaat van herkomst wordt gecoördineerd. Ook voor de terbeschikkingstelling van werknemers overeenkomstig de richtlijnen 96/71/EG en 2014/67/EG geldt deze mogelijkheid ten aanzien van de lidstaten die de Commissie hebben medegedeeld dat deze mogelijkheid moet worden geboden voor de terbeschikkingstelling van werknemers op hun grondgebied. Indien de lidstaten procedures hebben ontwikkeld die het mogelijk maken om een verklaring met betrekking tot de terbeschikkingstelling van werknemers overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2014/67/EU elektronisch in te dienen, zal het op het IMI aangesloten elektronisch platform de kaarthouder naar de desbetreffende nationale procedures leiden.

Artikel 7 biedt aanvragers van een Europese e-kaart voor diensten de mogelijkheid om te voldoen aan de formaliteiten voor het vrije verkeer van zelfstandigen overeenkomstig Richtlijn 2005/36/EG via een op het IMI aangesloten elektronisch platform dat door de coördinerende instantie in de lidstaat van herkomst wordt gecoördineerd. Het voorziet ook in de vervanging van de krachtens Richtlijn 2005/36/EG vereiste verklaringen inzake beroepskwalificaties door een ingevuld aanvraagformulier voor een Europese e-kaart voor diensten.

Artikel 8 bepaalt dat de procedures voor de aanvraag, afgifte, actualisering, schorsing, herroeping en doorhaling van Europese e-kaarten voor diensten volledig elektronisch zijn en via een op het IMI aangesloten elektronisch platform beschikbaar zijn, onverminderd de interne procedurele workflow tussen de coördinerende instanties en de bevoegde instanties in de lidstaten. Aan de Commissie worden ook de uitvoeringsbevoegdheden verleend om de technische specificaties voor de bovengenoemde elektronische procedures vast te stellen.

Artikel 9 voorziet in gemeenschappelijke regels inzake de vorm en de taal van de documenten die moeten worden overgelegd in het kader van de procedure voor de Europese e-kaart voor diensten. Aan de Commissie wordt ook de uitvoeringsbevoegdheden verleend om de technische specificaties vast te stellen voor de vertaling van de informatie en van de documenten die in het kader van de procedure voor de Europese e-kaart voor diensten worden gebruikt .

Artikel 10 omschrijft de beginselen die bepalen welke vergoedingen in rekening mogen worden gebracht door de lidstaten van herkomst en ontvangst; deze mogen nooit meer bedragen dan de kosten die de lidstaten rechtstreeks aangaan. Voorts wordt de Commissie uitvoeringsbevoegdheden verleend voor de vaststelling van technische voorschriften voor de betalingsvoorwaarden en procedures.

Artikel 11 stelt een verplichting voor verzekeringsdistributeurs vast om op verzoek van de polishouder een attest betreffende schadevorderingen van derden met betrekking tot de activiteiten van de polishouder te verstrekken. Ook wordt aan de Commissie de bevoegdheid verleend om uitvoeringsbepalingen vast te stellen betreffende een standaardmodel voor dit attest.

Artikel 12 schrijft voor dat de verzekeringsdistributeurs en de instanties die door een lidstaat zijn aangewezen om verplichte verzekeringen aan te bieden, bij hun acceptatiebeleid en de berekening van de premies op een niet-discriminerende wijze rekening moeten houden met de door een aanvrager verstrekte attesten.

Artikel 13 bepaalt dat beroepsorganisaties die hun leden of andere specifieke dienstverrichters groepsverzekeringen aanbieden voor beroepsaansprakelijkheid dit op een niet-discriminerende wijze ook moeten aanbieden aan dienstverrichters uit andere lidstaten die hiervoor belangstelling tonen, waaronder houders van een Europese e-kaart voor diensten.

Artikel 14 voorziet in een wederzijdse verplichting tot uitwisseling van informatie tussen de betrokken coördinerende instanties. Aan de Commissie wordt ook de uitvoeringsbevoegdheden verleend om de technische details voor het verwerken van die informatie-uitwisseling vast te stellen.

Artikel 15 regelt de uitoefening van de in artikel 4 bedoelde bevoegdheidsdelegatie door de Commissie.

In artikel 16 is het Comité omschreven dat de Commissie bijstaat bij de vaststelling van uitvoeringshandelingen en de toepasselijke procedure overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011.

Bij artikel 17 worden de lidstaten verplicht om de coördinerende instantie aan te wijzen die bevoegd is voor de uitvoering van de taken die in de verordening en de richtlijn tot vaststelling van een operationeel kader voor een Europese e-kaart voor diensten zijn vervat, de Commissie hiervan kennis te geven en deze instantie in het IMI te registreren.

De artikelen 18 en 19 verplichten de Commissie tot monitoring en evaluatie van het effect van deze verordening op de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten in de verschillende lidstaten. In deze artikelen wordt ook verwezen naar de in artikel 6 vastgestelde evaluatie van de faciliteiten als onderdeel van de evaluatie in het kader van Richtlijn 2014/67/EU.

Artikel 20 voorziet in de wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende het IMI, zodat die verordening ook van toepassing is op de Europese e-kaart voor diensten.

Artikel 21 heeft betrekking op de inwerkingtreding en de toepassing. De data worden aangepast aan de voor de richtlijn voorgestelde data.

2016/0403 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot invoering van een Europese e-kaart voor diensten en de bijbehorende administratieve faciliteiten

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 16 ,

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s 17 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) garandeert dienstverrichters de vrijheid van vestiging in de lidstaten en het vrije verkeer van diensten tussen de lidstaten.

(2)Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad 18 stelt algemene bepalingen vast ter vergemakkelijking van de uitoefening van de vrijheid van vestiging van dienstverrichters en het vrije verkeer van diensten. In die richtlijn is onder meer bepaald dat de lidstaten moeten zorgen voor administratieve vereenvoudiging, onder andere door het gebruik van één-loketten en door het aanvaarden van gelijkwaardige beroepsaansprakelijkheidsverzekeringen die dienstverrichters reeds in hun lidstaat van herkomst hebben afgesloten.

(3)Richtlijn 2006/123/EG bepaalt dat de lidstaten moeten zorgen voor voortdurend bijgewerkte één-loketten waar dienstverrichters die diensten willen verrichten of zich willen vestigen alle relevante informatie kunnen vinden over de eisen waaraan moet worden voldaan en over de e-procedures die moeten worden doorlopen met betrekking tot alle formaliteiten, vergunningen en kennisgevingen. Toch is het voor dienstverrichters nog altijd een dure zaak om alle informatie in te winnen en is het moeilijk om vanop afstand te voldoen aan nationale procedures, met name voor sectorspecifieke eisen. Samenwerking tussen de instanties van verschillende lidstaten moet in principe plaatsvinden via het Informatiesysteem interne markt (IMI), een IT-platform voor grensoverschrijdende uitwisseling van informatie en wederzijdse bijstand tussen de instanties in verschillende lidstaten uit hoofde van die richtlijn. Ondanks het feit dat overheidsinstellingen soms twijfelen of de vestiging van een dienstverrichter in een andere lidstaat wel legaal is, worden de mogelijkheden voor samenwerking via het IMI momenteel niet optimaal benut.

(4)De dienstverrichters worden nog altijd geconfronteerd met eisen die het omslachtig en weinig aantrekkelijk maken om hun activiteiten uit te breiden naar de volledige eengemaakte markt, zoals meervoudige en uiteenlopende vergunningsregelingen bij verschillende instanties die, in het geval van een vestiging, de voorwaarden waaraan reeds eerder in andere lidstaten is voldaan niet wederzijds erkennen of, in het geval van het tijdelijk grensoverschrijdend verrichten van diensten onevenredige of ongerechtvaardigde beperkingen opleggen. Als gevolg daarvan krijgen dienstverrichters te maken met verschillende en onevenredige nalevingskosten wanneer zij hun activiteiten naar andere lidstaten willen uitbreiden.

(5)Voor de formaliteiten inzake vergunningen en kennisgevingen is het vaak nodig om papieren formulieren in te vullen en papieren documenten in te dienen en te vertalen, die vaak zelfs aan specifieke vormvereisten zoals waarmerking en legalisering moeten voldoen, wat aanzienlijke kosten met zich meebrengt. Informatie over deze obstakels is ofwel niet online beschikbaar of schaars, onvolledig, versnipperd en moeilijk toe te passen op de bijzondere omstandigheden van dienstverrichters die hun activiteiten naar andere lidstaten willen uitbreiden, aangezien die informatie vaak alleen op binnenlandse situaties is afgestemd. Dienstverrichters lopen vaak het risico dat ze meermaals dezelfde informatie en documenten moeten indienen en dat controles door verschillende instanties in dezelfde lidstaat elkaar overlappen. De aanzienlijke vertaalkosten vormen ook een belangrijke rem voor ondernemingen om grensoverschrijdende activiteiten op te starten.

(6)Grensoverschrijdende handelsactiviteiten en grensoverschrijdende investeringen in bepaalde zakelijke diensten en in de bouwsector zijn zeldzaam in deze context die nog heel wat marge biedt voor een betere integratie van de dienstenmarkten, wat aanzienlijke negatieve gevolgen heeft voor de rest van de economie. Deze onderprestatie leidt ertoe dat de mogelijkheden voor meer groei en werkgelegenheid op de eengemaakte markt niet volledig worden benut.

(7)Door het aanpakken van de resterende obstakels die de ontwikkeling van meer grensoverschrijdende activiteiten in de dienstensector in de weg staan, wordt het concurrentievermogen versterkt, wat leidt tot meer keuze en betere prijzen voor de consument en meer competitieve dienstensectoren, en uiteindelijk ook tot nieuwe banen, meer productiviteit en een aantrekkelijker klimaat voor investeringen en innovatie.

(8)Deze verordening is bedoeld om de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten in de eengemaakte markt op gebieden die al onder Richtlijn 2006/123/EG vallen te vergemakkelijken door middel van de aanneming van verdere maatregelen inzake de onderlinge aanpassing van bepalingen die gericht zijn op de totstandbrenging en de werking van de eengemaakte markt. Zij moet op artikel 114 van het VWEU worden gebaseerd.

(9)Met het oog hierop introduceert deze verordening een Europese e-kaart voor diensten die het voor bepaalde dienstverrichters gemakkelijker maakt om hun diensten uit te breiden naar andere lidstaten, hetzij als een tijdelijke dienstverrichting, hetzij via een nevenvestiging door middel van filialen, agentschappen of bureaus.

(10)Aldus is deze verordening specifiek gericht op zakelijke diensten en diensten in de bouwsector die tot het toepassingsgebied van Richtlijn... [ESC Directive] ... behoren en die geconfronteerd worden met enkele van de meest strikte regelgevende en administratieve belemmeringen voor grensoverschrijdende uitbreiding, zodat niet alle mogelijkheden voor de integratie van de eengemaakte markt worden benut.

(11)Alle aangelegenheden, activiteiten en gebieden die niet tot het toepassingsgebied van Richtlijn 2006/123/EG behoren, moeten worden uitgesloten van het toepassingsgebied van deze verordening. Deze verordening heeft met name geen betrekking op aangelegenheden, activiteiten en gebieden in verband met belastingen, sociale zekerheid en arbeidsrecht, met inbegrip van de wettelijke of contractuele bepalingen betreffende arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden, waaronder gezondheid en veiligheid op het werk en de betrekkingen tussen werkgevers en werknemers. Verder raakt deze verordening ook niet aan de socialezekerheidswetgeving van de lidstaten. Deze verordening geldt onverminderd de bepalingen van het mededingingsrecht en de regels inzake het toepasselijke recht en de rechterlijke bevoegdheid in de zin van het internationaal privaatrecht.

(12)Omwille van de coherentie moeten eventuele conflicten tussen deze verordening en andere rechtshandelingen van de Unie met betrekking tot specifieke aspecten van de toegang tot of de uitoefening van dienstenactiviteiten in specifieke sectoren worden beslecht overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 2006/123/EG voor conflicten tussen die richtlijn en dergelijke rechtshandelingen en de toepassing van die andere rechtshandelingen. De bepalingen van deze verordening kunnen niet worden ingeroepen ter rechtvaardiging van regelingen voor voorafgaande toestemming, voorafgaande kennisgeving of vestigingseisen die verboden zijn op grond van andere rechtshandelingen van de Unie inzake specifieke aspecten van de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit in een specifieke sector, zoals Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 19 . Daarenboven doet deze verordening op geen enkele wijze afbreuk aan de verplichtingen voor dienstverrichters in overeenstemming met Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad 20 en Richtlijn 2014/67/EU van het Europees Parlement en de Raad 21 .

(13)Een Europese e-kaart voor diensten moet worden ingevoerd als een vrijwillig alternatief voor dienstverrichters. Dienstverrichters moeten de mogelijkheid behouden om in het kader van andere vergunningen en kennisgevingen die krachtens de nationale wetgeving van de betrokken lidstaten zijn ingevoerd aan te tonen dat zij voldoen aan de eisen die van toepassing zijn op het grensoverschrijdend verrichten van diensten. Een dienstverrichter moet er altijd voor kunnen opteren om geen Europese e-kaart voor diensten aan te vragen.

(14)De Europese e-kaart voor diensten moet volledig elektronisch zijn, bijna exclusief steunen op gegevens uit betrouwbare bronnen, het gebruik van documenten tot het noodzakelijke minimum beperken en een meertalige gegevensverwerking mogelijk maken om vertaalkosten te voorkomen. Om ervoor te zorgen dat de procedure volledig elektronisch is en dat er administratieve samenwerking mogelijk is tussen de lidstaten van herkomst en ontvangst moet in het kader van deze verordening gebruik worden gemaakt van het bij Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad 22 ingestelde Informatiesysteem interne markt (IMI). Er moet een specifiek elektronisch platform worden ontwikkeld voor de afgifte, bijwerking, schorsing, herroeping of doorhaling van Europese e-kaarten voor diensten en om geldige Europese e-kaarten voor diensten langs elektronische weg beschikbaar te stellen voor houders en bevoegde instanties.

(15)Voor het aanvragen van een Europese e-kaart voor diensten moet een geharmoniseerd meertalig formulier beschikbaar worden gesteld om ervoor te zorgen dat de gegevens die nodig zijn voor de identificatie van de dienstverrichter en van de diensten waarvoor de dienstenkaart wordt aangevraagd, evenals voor de beoordeling van specifieke eisen die op deze diensten van toepassing zijn (bv. bewijs van vestiging in de lidstaat van herkomst, betrouwbaarheid en verzekeringsdekking) zijn opgenomen en dus ter beschikking gesteld van de coördinerende instanties van zowel de lidstaat van herkomst als de lidstaat van ontvangst.

(16)De bevoegdheid om handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag moet aan de Commissie worden gedelegeerd, zodat zij in detail kan vaststellen welke informatie in het standaardaanvraagformulier moet worden opgenomen en welke documenten als bewijsmateriaal bij de aanvraag moeten worden ingediend. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau, in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(17)Bij de uitvoering van deze verordening moeten de lidstaten de Commissie in kennis stellen en op de hoogte houden van door de nationale wetgeving opgelegde procedures betreffende inkomende grensoverschrijdende dienstverrichters die tijdelijk of via een filiaal, agentschap of bureau diensten willen verrichten, en van de informatie en documenten waarop deze procedures betrekking hebben, zodat de aanvraagformulieren kunnen worden voorbereid. Met het oog op een eenvormige uitvoering van de eisen inzake informatieverstrekking bij het aanvragen van een Europese e-kaart voor diensten moet aan de Commissie de nodige uitvoeringsbevoegdheden worden verleend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 23 .

(18)Een beschrijving van de dekkingsvoorwaarden van een verplichte of vrijwillige verzekering die in schriftelijke overeenkomsten is opgenomen, is wellicht moeilijk te vinden. De verzekeringsdistributeurs en de instanties die door een lidstaat zijn aangewezen om verplichte verzekeringen aan te bieden, moeten derhalve aan hun klanten een verzekeringscertificaat verstrekken dat een beschrijving bevat van de voornaamste onderdelen van de dekking. Dit certificaat moet bij het aanvraagformulier worden gevoegd. Met het oog op een eenvormige uitvoering van dit deel van de verordening moet de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend om een geharmoniseerd formaat voor de certificaten aan te nemen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad.

(19)Het is mogelijk dat houders van een Europese e-kaart voor diensten personeel willen detacheren op het grondgebied van de lidstaat van ontvangst. Daarbij kunnen de dienstverrichters aan een aantal eisen worden onderworpen, zoals het indienen van vooraf af te leggen verklaringen ten behoeve van de lidstaat van ontvangst met het oog op de bescherming van de ter beschikking gestelde werknemers. De Europese e-kaart voor diensten zal op geen enkele wijze de inhoud van deze verklaringen en de desbetreffende verantwoordelijkheden van de lidstaat van ontvangst beïnvloeden.

(20)Er moet een door de Commissie ontwikkeld en op het IMI aangesloten elektronisch platform beschikbaar worden gesteld voor de houders van Europese e-kaarten voor diensten, zodat deze gemakkelijker de formaliteiten kunnen vervullen die de lidstaat van ontvangst eventueel nog verlangt. Deze formaliteiten betreffen met name de eventuele verplichting van vooraf af te leggen verklaringen betreffende de beroepskwalificaties van werknemers overeenkomstig Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad 24 .

(21)Met betrekking tot de vooraf af te leggen verklaring die kan worden geëist overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2014/67/EU van het Europees Parlement en de Raad 25 , moet het op het IMI aangesloten elektronisch platform de houders van een Europese e-kaart voor diensten leiden naar de elektronische nationale procedures die de lidstaat van ontvangst waar de werknemers ter beschikking zullen worden gesteld heeft ingesteld indien deze nationale procedures toelaten dat deze vooraf af te leggen verklaring elektronisch wordt ingediend.

(22)Het op het IMI aangesloten elektronisch platform moet door de Commissie beschikbaar worden gesteld voor de lidstaten die de Commissie hebben medegedeeld dat zij van deze mogelijkheid gebruik willen maken. Indien lidstaten besluiten dat het IMI kan worden gebruikt voor het indienen van een verklaring met betrekking tot de op hun grondgebied ter beschikking gestelde werknemers, moeten houders van een Europese e-kaart voor diensten over de mogelijkheid beschikken om de in artikel 9 van Richtlijn 2014/67/EU bedoelde vooraf af te leggen verklaring via het op het IMI aangesloten elektronisch platform rechtstreeks bij de in artikel 2, onder a), van Richtlijn 2014/67/EU bedoelde bevoegde instantie van de lidstaat van ontvangst in te dienen. Daartoe moet de lidstaat van ontvangst alle in artikel 9, lid 1, onder a), en lid 2, van Richtlijn 2014/67/EU bedoelde elementen verstrekken als basis voor een meertalig formulier dat moet worden ingediend voor de verklaring betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers op zijn grondgebied. De Commissie moet dit formulier in het Publicatieblad van de Europese Unie publiceren en het via het op het IMI aangesloten elektronisch platform beschikbaar stellen. De relevante informatie met betrekking tot de vereiste elementen moet aan de betrokken lidstaat van ontvangst worden verstrekt in volledige overeenstemming met de taalvereisten die zijn beschreven in artikel 9, lid 1, onder a), van Richtlijn 2014/67/EU. De ervaringen van de lidstaten met het gebruik van het op het IMI aangesloten elektronisch platform moet deel uitmaken van de in artikel 19, alinea 2, van deze verordening bedoelde evaluatie.

(23)Met het oog op een eenvormige uitvoering van deze verordening met betrekking tot de procedures voor de afgifte en actualisering van Europese e-kaarten voor diensten en voor de formaliteiten met betrekking tot de detachering van personeel en het verkeer van zelfstandigen die niet in de vorige overweging worden bedoeld, moet de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend om de regels voor de elektronische verwerking van deze procedures aan te nemen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad.

(24)Nationale administratieve procedures ter ondersteuning van de procedures waarop deze verordening van toepassing is, moeten elektronisch zijn indien de lidstaten daartoe besluiten. De lidstaten kunnen echter met het oog op administratieve samenwerking ook op nationaal niveau gebruikmaken van het bij Verordening (EU) nr. 1024/2012 ingestelde Informatiesysteem interne markt (IMI).

(25)Procedures voor de afgifte, actualisering, schorsing of herroeping van Europese e-kaarten voor diensten mogen alleen in uitzonderlijke omstandigheden gebruikmaken van documenten, met name wanneer meer gedetailleerde informatie absoluut noodzakelijk is. In ieder geval moeten al deze documenten worden gebruikt en geaccepteerd in eenvoudige vorm.

(26)Het Unierecht staat toe dat in de context van de formaliteiten voor de detachering van personeel die een gereglementeerde beroepsactiviteit uitoefenen of voor het verkeer van zelfstandigen in verband met controle van de beroepskwalificaties documenten in een speciale vorm, bijvoorbeeld als gewaarmerkte of gelegaliseerde documenten, worden verstrekt. Nadat deze waarmerking of legalisering eenmaal is uitgevoerd in de lidstaat van afgifte van het document in kwestie, moet deze in de hele EU worden aanvaard.

(27)In het kader van deze verordening mag geen gewaarmerkte vertaling van documenten worden geëist. De elektronische platforms die de procedures ondersteunen, moeten een technische oplossing aanreiken om hun inhoud te vertalen. Met het oog op een eenvormige uitvoering van dit deel van deze verordening moet de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad. Regels betreffende de vertaling van documenten in het kader van de terbeschikkingstelling van werknemers en aanvragen van verklaringen met betrekking tot hun socialezekerheidsbijdragen mogen niet onder deze verordening vallen.

(28)De vergoeding die de lidstaten in rekening mogen brengen, mag niet hoger zijn dan de specifieke kosten die de uitvoering van de procedure met zich meebrengt. Kosten die reeds door de begroting van de Unie worden gedekt, mogen niet in rekening worden genomen voor de door de lidstaten aangerekende vergoedingen. De lidstaten moeten via het IMI de Commissie in kennis stellen van de aangerekende vergoedingen en deze informatie publiceren. Aangezien het IMI in principe alle nodige faciliteiten biedt, mogen de lidstaten onder andere geen vergoeding aanrekenen voor de actualisering, schorsing, herroeping of doorhaling van Europese e-kaarten voor diensten. Met het oog op een eenvormige uitvoering van de bepalingen betreffende de betaling van vergoedingen, moet de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend om regels inzake betalingsmodaliteiten en -verwerking vast te stellen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad.

(29)Deze verordening veronderstelt nauwere administratieve samenwerking tussen de lidstaten van herkomst en ontvangst, waarbij onder meer informatie wordt uitgewisseld en gebruik wordt gemaakt van gekoppelde nationale registers voor het verkrijgen of verifiëren van eerder verkregen informatie, bijvoorbeeld de uit hoofde van Richtlijn 2009/101/EG van het Europees Parlement en de Raad 26 of Verordening (EU) nr. 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad 27 vereiste registers. Met het oog op een eenvormige uitvoering van de afhandeling en verwerking van de uitgewisselde informatie en het verlenen van wederzijdse hulp moet de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad.

(30)Voor dienstverrichters die een beroepsaansprakelijkheidsverzekering moeten afsluiten in lidstaten waar zij nog niet actief zijn, is het vaak moeilijk om informatie te verstrekken over hun schadeverleden met betrekking tot elders verkregen verzekeringen. Informatie over het schadeverleden is voor verzekeringsdistributeurs van essentieel belang bij de vaststelling en de beoordeling van het risicoprofiel van een potentiële cliënt. De informatieverstrekking is moeilijk, omdat de communicatie tussen de verzekeringsdistributeurs slecht verloopt, en dit niet alleen over de grenzen van de eengemaakte markt heen, maar ook binnen een en dezelfde lidstaat, aangezien de beschrijving van het schadeverloop van verzekerden zo verschillend kan zijn. De verzekeringsdistributeurs en de instanties die door een lidstaat zijn aangewezen om verplichte verzekeringen aan te bieden, moeten daarom worden verplicht om een attest betreffende schadevorderingen van derden te verstrekken, dat niet alleen in het buitenland kan worden gebruikt, maar ook in eigen land indien een dienstverrichter van verzekeringsdistributeur wil veranderen.

(31)Met het oog op een eenvormige uitvoering van deze verordening met betrekking tot de presentatie van het schadeverleden moet de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend voor het vaststellen van regels inzake de gestandaardiseerde presentatievorm van dat attest. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad.

(32)Een attest betreffende het schadeverleden moet ertoe bijdragen dat verzekeringsdistributeurs en de instanties die door een lidstaat zijn aangewezen om verplichte verzekeringen aan te bieden, er geen discriminerende praktijken op nahouden ten aanzien van grensoverschrijdende dienstverrichters, waarover minder gemakkelijk voldoende informatie kan worden verkregen. Hetzelfde beginsel van non-discriminatie geldt voor beroepsorganisaties die hun leden of andere dienstverrichters groepsverzekeringen aanbieden.

(33)Elke lidstaat moet één coördinerende instantie aanwijzen voor de uitvoering van de taken waarin deze verordening voorziet, onverminderd de in de toepasselijke nationale wetgeving vastgestelde bevoegdheden. Deze instanties moeten als een bevoegde instantie in het Informatiesysteem interne markt worden geregistreerd voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 1024/2012 en de Commissie moet van hun aanwijzing in kennis worden gesteld.

(34)De toepassing van deze verordening moet worden gecontroleerd en geëvalueerd om te bepalen welke impact ze heeft op de kosten die gepaard gaan met het uitbreiden van activiteiten naar andere lidstaten, de transparantie inzake grensoverschrijdende dienstverrichters, het concurrentieniveau, de prijzen en de kwaliteit van dienstverrichtingen. De gevolgen van deze verordening en het praktische verloop van de samenwerking tussen de coördinerende instanties moeten regelmatig worden geëvalueerd. Deze controle zal plaatsvinden in samenwerking met de lidstaten, de sociale partners en andere relevante belanghebbende partijen.

(35)Om de werking van het IMI aan te passen aan de bij deze verordening opgedragen taken, moet Verordening (EU) nr. 1024/2012 dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(36)Aangezien het risico bestaat dat de verschillende lidstaten de regelgeving van diensten op uiteenlopende en daardoor complexe manieren zouden kunnen benaderen, zodat de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en ze derhalve, met het oog op een betere administratieve coördinatie en harmonisatie in de Unie, beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(37)Deze verordening neemt de grondrechten in acht en gaat uit van de beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn vastgelegd. Door middel van de invoering van de Europese e-kaart voor diensten en de hiermee gepaard gaande administratieve faciliteiten en procedures is deze verordening met name gericht op de bevordering van het recht van vestiging en het recht diensten te verrichten in iedere lidstaat, het voorkomen van elke vorm van discriminatie op grond van nationaliteit en het waarborgen van onpartijdige, billijke en redelijk snelle procedures, overeenkomstig de artikelen 15, 21 en 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met volledige inachtneming van de bescherming van persoonsgegevens, waaronder overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad 28 , en met de nodige aandacht voor het risico van misbruik van recht, als bedoeld in respectievelijk de artikelen 8 en 54 van het Handvest,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1
Onderwerp

Deze verordening voorziet in de invoering van een Europese e-kaart voor diensten en de bijbehorende administratieve faciliteiten, die in de gehele Europese Unie zullen worden aangeboden aan dienstverrichters die van deze dienstenkaart willen gebruikmaken.

Met het oog op de terbeschikkingstelling van deze Europese e-kaart voor diensten aan dienstverrichters die toegang willen hebben tot bepaalde activiteiten en deze willen uitoefenen, is de noodzakelijke coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in een lidstaat vastgesteld in Richtlijn ... [ESC Directive]....

Artikel 2
Toepassingsgebied

1.Deze verordening is van toepassing op de in de bijlage van Richtlijn [ESC Directive] vermelde diensten.

2.Deze verordening doet geen afbreuk aan de bepalingen van artikel 1, leden 2 tot en met 7, van Richtlijn 2006/123/EG.

De verordening is niet van toepassing op de in artikel 2, leden 2 en 3, van Richtlijn 2006/123/EG bedoelde activiteiten en gebieden.

3.Indien de bepalingen van deze verordening strijdig zijn met een bepaling van andere communautaire regelgeving die betrekking heeft op specifieke aspecten van de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit in specifieke sectoren of voor specifieke beroepen, heeft de bepaling van de andere communautaire regelgeving voorrang en is die van toepassing op die specifieke sectoren of beroepen.

Deze verordening, en met name hoofdstuk III daarvan, doet geen afbreuk aan de rechten van de werknemers, de verplichtingen van dienstverrichters en de daarmee verband houdende controles in de lidstaten die zijn vastgelegd in de Richtlijnen 96/71/EG en 2014/67/EU.

Artikel 3
Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1."gegevens over de betrouwbaarheid van de dienstverrichter": informatie zoals bedoeld in artikel 33, lid 1, van Richtlijn 2006/123/EG;

2."elektronisch document": een elektronisch document als omschreven in artikel 3, punt 35, van Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad 29 ;

3."IMI": het Informatiesysteem interne markt, dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1024/2012;

4."openbaar document": elk document dat is afgegeven door de instanties van een lidstaat overeenkomstig zijn nationale wetgeving met betrekking tot kwesties die relevant zijn voor de procedures die binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen, met name:

a) stukken afgegeven door een met de hoven of rechtbanken van een lidstaat verbonden instantie of functionaris, met inbegrip van stukken die zijn afgegeven door het openbaar ministerie, een griffier of een gerechtsdeurwaarder;

b) administratieve documenten;

c) notariële akten;

d) op onderhandse stukken geplaatste officiële verklaringen zoals verklaringen omtrent de registratie van een document, het bestaan ervan op een bepaalde datum en de echtheid van een handtekening;

e) documenten die zijn opgemaakt door diplomatieke of consulaire ambtenaren van een lidstaat, die in hun officiële hoedanigheid op het grondgebied van enige staat handelen, indien deze documenten moeten worden overgelegd op het grondgebied van een andere lidstaat of aan de diplomatieke of consulaire ambtenaren van een andere lidstaat die op het grondgebied van een derde staat handelen;

5."legalisatie": de formaliteit waarbij een bevestigende verklaring wordt afgegeven omtrent de echtheid van de handtekening van een ambtenaar, de hoedanigheid waarin de ondertekenaar van het document heeft gehandeld en, in voorkomend geval, de identiteit van het zegel of het stempel op het document;

6."apostille": een formaliteit die kan worden verlangd ten bewijze van de echtheid van de handtekening, de hoedanigheid waarin de ondertekenaar van het document heeft gehandeld en, in voorkomend geval, de identiteit van het zegel of het stempel op het document dat is afgegeven door de bevoegde instantie van de lidstaat waarvan het document afkomstig is, zoals voorzien in het Verdrag van Den Haag van 5 oktober 1961 tot afschaffing van het vereiste van legalisatie van buitenlandse openbare akten (het Apostilleverdrag);

7."voor eensluidend gewaarmerkt afschrift": een afschrift van een origineel document, welk afschrift is ondertekend en is voorzien van een verklaring dat het een juiste en volledige weergave vormt van dat originele document door een daartoe volgens het nationaal recht gemachtigde instantie;

8."gewaarmerkte vertaling”: een vertaling door een persoon die daarvoor naar het recht van een lidstaat gekwalificeerd is;

9."beroepsaansprakelijkheidsverzekering": een beroepsaansprakelijkheidsverzekering als omschreven in het laatste streepje van artikel 23, lid 5, van Richtlijn 2006/123/EG;

10."dienst": een dienst als omschreven in artikel 4, punt 1, van Richtlijn 2006/123/EG;

11."dienstverrichter": een dienstverrichter als omschreven in artikel 4, punt 2, van Richtlijn 2006/123/EG;

12."lidstaat van vestiging": een lidstaat van vestiging als omschreven in artikel 4, punt 4, van Richtlijn 2006/123/EG;

13."vestiging": een vestiging als omschreven in artikel 4, punt 5, van Richtlijn 2006/123/EG;

14."lidstaat van herkomst": de lidstaat waar de dienstverrichter zijn aanvraag voor een Europese e-kaart voor diensten heeft ingediend;

15."lidstaat van ontvangst": de lidstaat waar de dienstverrichter verklaard heeft diensten te willen aanbieden middels een Europese e-kaart voor diensten;

16."eis": een eis als omschreven in artikel 4, punt 7, van Richtlijn 2006/123/EG;

17."coördinerende instantie": een overeenkomstig artikel 17 aangewezen instantie;

18."bevoegde instantie": één of meer van deze:

i) een bevoegde instantie als omschreven in artikel 4, punt 9, van Richtlijn 2006/123/EG;

ii) een bevoegde autoriteit als omschreven in artikel 3, lid 1, onder d), van Richtlijn 2005/36/EG;

iii) elke instantie die een centraal, handels- of vennootschapsregister in een lidstaat beheert;

iv) elke belastingautoriteit van een lidstaat;

19."verzekeringsdistributeur": een verzekeringsdistributeur als omschreven in artikel 2, lid 1, punt 8, van Richtlijn (EU) 2016/97 van het Europees Parlement en de Raad 30 .

HOOFDSTUK II
PROCEDURE VOOR DE AFGIFTE VAN EUROPESE e-KAARTEN VOOR DIENSTEN

Artikel 4
Aanvraag voor een Europese e-kaart voor diensten

1.Dienstverrichters kunnen ervoor opteren om een Europese e-kaart voor diensten aan te vragen.

Alle aanvragen voor een Europese e-kaart voor diensten worden middels een meertalig modelformulier via een aan het IMI gekoppeld elektronisch platform ingediend.

Het standaardformulier bevat de volgende elementen:

a) identificatie van de dienstverrichter, in voorkomend geval met inbegrip van registratienummers in centrale, handels- en vennootschapsregisters en voor fiscale en socialezekerheidsdoeleinden;

b) identificatie van de dienstenactiviteit, de lidstaat van ontvangst, het gewenste soort Europese e-kaart voor diensten;

c) vermelding of de verrichting van diensten van de informatiemaatschappij beoogd is;

d) informatie over de vestiging van de dienstverrichter in de lidstaat van herkomst met betrekking tot de onder b) bedoelde dienstenactiviteit, met inbegrip van de datum van initiële vestiging en identificatie van andere lidstaten van vestiging;

e) eisen waaraan de aanvrager moet voldoen voor het verrichten van diensten in zijn lidstaat van herkomst, zoals kwalificaties en certificatie;

f) informatie over de betrouwbaarheid van de dienstverrichter;

g) informatie over eventuele beroepsaansprakelijkheidsverzekeringen van de dienstverrichter met betrekking tot zijn professionele aansprakelijkheid op het grondgebied van de lidstaat van herkomst, met inbegrip van informatie over de dekking van activiteiten die worden uitgevoerd op het grondgebied van de andere lidstaten, indien van toepassing;

h) vermelding van Europese e-kaarten voor diensten die reeds eerder zijn afgegeven voor de onder a) en b) vermelde dienstverrichter en dienstenactiviteit.

2.De Commissie specificeert hoe de onder a) tot en met h) bedoelde informatie in het standaardformulier moet worden gepresenteerd en stelt de technische details van dat standaardformulier voor de gehele Europese Unie vast in uitvoeringshandelingen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

De aanvraag bevat alle nodige bewijsstukken, die de aanvrager uploadt op het elektronisch platform waarop ook het standaardformulier voor de aanvraag beschikbaar wordt gesteld.

3.De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 15 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van:

a) meer gedetailleerde informatie met betrekking tot de in lid 1, onder a) tot en met h) bedoelde gegevens die in het standaardformulier moeten worden opgenomen;

b) andere documenten of categorieën van documenten die bij wijze van uitzondering moeten worden toegevoegd als ondersteunend bewijs.

4.De lidstaten verstrekken de Commissie uiterlijk [9 months after entry into force of this Regulation] via het IMI alle informatie over de procedurele stappen in verband met de aan dienstverrichters gestelde eisen voor het verrichten van diensten via een filiaal, agentschap of bureau en voor het tijdelijk grensoverschrijdend verrichten van diensten die vallen onder Richtlijn... [ESC Directive]..., met het oog op de ontwikkeling van standaardformulieren voor de aanvraag van een dienstenkaart, met een beschrijving van de informatie en documenten die de dienstverrichter krachtens zijn nationale wetgeving moet verstrekken met betrekking tot alle toepasselijke eisen, voor zover die informatie niet al was opgenomen in de reeds uit hoofde van artikel 15, lid 7, en artikel 39, lid 5, van Richtlijn 2006/123/EG verplichte kennisgeving.

5.De lidstaten stellen de Commissie in kennis van wijzigingen met betrekking tot de informatie die uit hoofde van lid 4 reeds aan de Commissie is verstrekt vooraleer de wetgeving in kwestie in werking treedt.

Artikel 5
Verzekeringscertificaat

1.Waar informatie over de verzekeringsdekking in het standaardformulier wordt opgenomen, wordt overeenkomstig artikel 4, lid 1, derde alinea, onder g), een desbetreffend verzekeringscertificaat bij het aanvraagformulier gevoegd.

De verzekeringsdistributeur of de instantie die door een lidstaat is aangewezen om verplichte verzekeringen aan te bieden, verstrekt het certificaat aan de aanvrager op diens verzoek.

Het verzekeringscertificaat bevat informatie over het bestaan van een beroepsaansprakelijkheidsverzekering voor de desbetreffende dienstverrichting, met inbegrip van de territoriale reikwijdte van die verzekering in andere lidstaten, de verzekerde risico’s, de duur, de verzekerde bedragen per schadegeval en voor alle schadevorderingen in een jaar, en mogelijke uitzonderingen.

2.De Commissie kan middels een uitvoeringshandeling een geharmoniseerd formaat vaststellen voor het in lid 1, alinea 2, bedoelde verzekeringscertificaat.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

HOOFDSTUK III
FORMALITEITEN VOOR DE DETACHERING VAN PERSONEEL

EN HET VERKEER VAN ZELFSTANDIGEN

Artikel 6
Formaliteiten voor de detachering van personeel

1.Dienstverrichters die in het bezit zijn van een Europese e-kaart voor diensten kunnen de in artikel 7 van Richtlijn 2005/36/EG bedoelde vooraf af te leggen verklaring betreffende de beroepskwalificaties van het personeel dat zij in het kader van de dienstenactiviteit waarvoor de dienstenkaart geldt in de lidstaat van ontvangst willen detacheren via het op het IMI aangesloten elektronisch platform bij de in artikel 3, lid 18, onder ii), van deze verordening bedoelde bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst indienen.

De voorgaande alinea is niet van toepassing op vooraf af te leggen verklaringen met betrekking tot beroepskwalificaties voor gereglementeerde beroepen:

i) met gezondheids- en veiligheidsimplicaties die geen automatische erkenning genieten krachtens de hoofdstukken II, III of III bis van titel III van Richtlijn 2005/36/EG;

ii) waarvoor een Europese beroepskaart is ingevoerd, in overeenstemming met Richtlijn 2005/36/EG.

De verklaring betreffende de beroepskwalificaties van het gedetacheerd personeel wordt ingediend middels een meertalig standaardformulier vergezeld van de in artikel 7, leden 1 en 2, van Richtlijn 2005/36/EG bedoelde bewijsstukken.

Een verklaring die overeenkomstig dit lid is ingediend geldt als de in artikel 7 van Richtlijn 2005/36/EG bedoelde vooraf af te leggen verklaring.

2.Dienstverrichters die in het bezit zijn van een Europese e-kaart voor diensten en die in het kader van de desbetreffende dienstenactiviteit werknemers in een lidstaat van ontvangst ter beschikking willen stellen, dienen de in artikel 9 van Richtlijn 2014/67/EU bedoelde verklaring volgens de hiertoe door de lidstaten vastgestelde procedures in.

Indien de lidstaten procedures hebben ontwikkeld die het mogelijk maken om de in artikel 9 van Richtlijn 2014/67/EU bedoelde verklaring met betrekking tot de terbeschikkingstelling van werknemers elektronisch in te dienen, zal het in lid 1 bedoelde op het IMI aangesloten elektronisch platform de kaarthouder naar de desbetreffende nationale procedures leiden.

3.Dienstverrichters die in het bezit zijn van een Europese e-kaart voor diensten kunnen de in artikel 9 van Richtlijn 2014/67/EU bedoelde verklaring met betrekking tot de werknemers die zij in het kader van de dienstenactiviteit waarvoor de dienstenkaart geldt in de lidstaat van ontvangst ter beschikking willen stellen via het in lid 1 bedoelde op het IMI aangesloten elektronisch platform bij de in artikel 2, onder a), van Richtlijn 2014/67/EU bedoelde bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst indienen indien de lidstaat van ontvangst de Commissie heeft medegedeeld dat deze mogelijkheid moet worden geboden voor de terbeschikkingstelling van werknemers op het grondgebied van de betrokken lidstaat.

Om gebruik te maken van de in de eerste alinea geboden mogelijkheid moet de lidstaat alle in artikel 9, lid 1, onder a), en lid 2, van Richtlijn 2014/67/EU bedoelde elementen verstrekken als basis voor een meertalig formulier dat moet worden ingediend voor de verklaring betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers op zijn grondgebied. De Commissie publiceert dit formulier in het Publicatieblad van de Europese Unie en stelt het via het op het IMI aangesloten elektronisch platform beschikbaar. De relevante informatie met betrekking tot de vereiste elementen wordt aan de betrokken lidstaat van ontvangst verstrekt in volledige overeenstemming met de taalvereisten die zijn beschreven in artikel 9, lid 1, onder a), van Richtlijn 2014/67/EU.

Een verklaring die wordt ingediend overeenkomstig de eerste en de tweede alinea is een geldige verklaring voor de toepassing van artikel 9, lid 1, onder a), en lid 2, van Richtlijn 2014/67/EU, zonder afbreuk te doen aan andere administratieve eisen en controlemaatregelen die door de lidstaat van ontvangst zijn opgelegd in overeenstemming met artikel 9 van die richtlijn.

Een lidstaat van ontvangst kan de Commissie mededelen dat hij niet langer gebruik wenst te maken van de in de eerste alinea bedoelde mogelijkheid.

4.De Commissie is bevoegd om door middel van uitvoeringshandelingen technische voorschriften vast te stellen voor het ontwerp van het in lid 1 bedoelde meertalige modelformulier. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld.

Artikel 7
Formaliteiten voor het verkeer van zelfstandigen

1.Dienstverrichters die natuurlijke personen zijn en een Europese e-kaart voor diensten aanvragen, kunnen een vooraf af te leggen verklaring indienen met betrekking tot hun beroepskwalificaties via een op het IMI aangesloten elektronisch platform onder dezelfde voorwaarden als beschreven in artikel 6, lid 1, met betrekking tot hun werknemers.

Met betrekking tot de vooraf af te leggen verklaringen betreffende de beroepskwalificaties van de dienstverrichter worden de in artikel 7, lid 2, onder b) en d), van Richtlijn 2005/36/EG bedoelde verklaringen vervangen door het ingevulde aanvraagformulier voor een Europese e-kaart voor diensten, die bij de lidstaat van ontvangst wordt ingediend overeenkomstig artikel 11 van Richtlijn... [ESC Directive], waarbij een bewijs van vestiging van de dienstverrichter wordt geleverd.

2.Een overeenkomstig lid 1 ingediende verklaring geldt als de in artikel 7 van Richtlijn 2005/36/EG bedoelde vooraf af te leggen verklaring.

3.De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen technische voorschriften vaststellen voor het ontwerp van het in lid 1 bedoelde meertalige modelformulier. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld.

HOOFDSTUK IV
ALGEMENE BEPALINGEN BETREFFENDE DE PROCEDURES

VOOR DE EUROPESE e-KAART VOOR DIENSTEN

Artikel 8
Elektronische procedures

1.Dienstverrichters hebben recht op een volledig elektronische afhandeling en verwerking van de aanvraag, afgifte en actualisering van een Europese e-kaart voor diensten en volledig elektronische formaliteiten overeenkomstig artikel 6, leden 1 en 3, en artikel 7.

Deze elektronische procedures en formaliteiten worden door de Commissie beschikbaar gesteld via een aan het IMI gekoppeld elektronisch platform.

De lidstaten bepalen of de procedurele workflows tussen hun coördinerende en bevoegde instanties die betrokken zijn bij de in de artikelen 6 en 7 bedoelde procedures en formaliteiten van de Europese e-kaart voor diensten met betrekking tot de detachering van personeel en het verkeer van zelfstandigen al dan niet elektronisch zijn.

2.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de technische specificaties vast voor de elektronische afhandeling en verwerking van de in lid 1 bedoelde procedures, met inbegrip van maatregelen om de integriteit, vertrouwelijkheid en nauwkeurigheid van de informatie te waarborgen, alsook de voorwaarden en procedures voor het downloaden van deze informatie door de houder van een Europese e-kaart voor diensten en voor toegang tot en controle van deze informatie door derden.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

3.De coördinerende instanties van de lidstaten informeren het publiek over de werking en de meerwaarde van de Europese e-kaart voor diensten en de in artikel 6, lid 1, en artikel 7 bedoelde formaliteiten voor de detachering van personeel en het verkeer van zelfstandigen.

Artikel 9
Vorm van de documenten en vertaling

1.In het kader van de procedures voor de afgifte, actualisering, schorsing of herroeping van een Europese e-kaart voor diensten aanvaarden de bevoegde instanties van de lidstaten gewone kopieën van documenten en eisen zij niet dat deze documenten aan formaliteiten als legalisatie, apostille, waarmerking of legalisering zijn onderworpen.

2.Voor zover de documenten ten behoeve van de in artikel 6, lid 1, en artikel 7 bedoelde formaliteiten betreffende de detachering van personeel en het verkeer van zelfstandigen in een speciale vorm moeten worden verstrekt, aanvaarden de in artikel 3, lid 19, onder ii), bedoelde bevoegde instanties van de lidstaten overeenkomstig het EU-recht het volgende:

a) openbare documenten, gewaarmerkte documenten en voor eensluidend gewaarmerkte afschriften daarvan, zonder dat deze aan formaliteiten als apostille of een andere vorm van legalisatie moeten worden onderworpen;

b) documenten die in de lidstaat van afgifte zijn gewaarmerkt of gelegaliseerd overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen of praktijken van die lidstaat, waarbij deze ook als gewaarmerkt of gelegaliseerd gelden;

c) kopieën die in eender welke lidstaat zijn gewaarmerkt overeenkomstig de wetgeving van de lidstaat waar de waarmerking is uitgevoerd.

3.Er wordt geen gewaarmerkte vertaling geëist voor documenten die worden gebruikt in het kader van procedures voor de afgifte, actualisering, schorsing of herroeping van een Europese e-kaart voor diensten of in het kader van de in artikel 6, lid 1, en artikel 7 bedoelde formaliteiten voor de detachering van personeel en het verkeer van zelfstandigen. Dit doet geen afbreuk aan het recht van de lidstaten om een niet-gelegaliseerde vertaling van documenten in een van hun officiële talen te verlangen overeenkomstig het EU-recht.

4.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen technische specificaties vast voor de automatische vertaling van informatie en documenten in het kader van de procedures voor de afgifte, actualisering, schorsing of herroeping van een Europese e-kaart voor diensten of in het kader van de in artikel 6, lid 1, en artikel 7 bedoelde formaliteiten voor de detachering van personeel en het verkeer van zelfstandigen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld.

Artikel 10
Vergoedingen voor de afgifte van een Europese e-kaart voor diensten
en de formaliteiten betreffende de detachering van personeel en het verkeer van zelfstandigen

1.Alle vergoedingen in het kader van een procedure voor de afgifte van een Europese e-kaart voor diensten moeten redelijk en evenredig zijn en mogen niet hoger zijn dan de kosten die rechtstreeks voortvloeien uit de specifieke werkzaamheden in verband met de procedure.

Dienstverrichters hebben recht op terugbetaling van de vergoedingen die zij vooraf hebben betaald aan de lidstaten van herkomst of ontvangst met betrekking tot verzoeken die niet door de lidstaten zijn onderzocht, geverifieerd en aangevuld overeenkomstig artikel 11, lid 1, van Richtlijn... [ESC Directive] ... ..........

Er worden geen vergoedingen in rekening gebracht voor:

a) de procedures voor de actualisering, schorsing, herroeping of doorhaling van een Europese e-kaart voor diensten;

b) de verstrekking van aanvullende informatie door de kaarthouder overeenkomstig artikel 17, lid 4, van [Directive];

c) de in artikel 6, lid 1, en artikel 7 bedoelde formaliteiten betreffende de detachering van personeel en het verkeer van zelfstandigen.

2.De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk [2 jaar na de inwerkingtreding van deze verordening] via het IMI in kennis van de krachtens dit artikel aangerekende vergoedingen en de betalingsmodaliteiten en publiceren deze informatie op passende wijze.

3.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen technische voorschriften vast betreffende de betalingsmodaliteiten en de verwerking van betalingen.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

HOOFDSTUK V
BEROEPSAANSPRAKELIJKHEIDSVERZEKERING

Artikel 11
Attest betreffende schadevorderingen van derden

1.Binnen 15 dagen nadat een polishouder hiertoe een verzoek heeft ingediend, verstrekt een verzekeringsdistributeur een attest betreffende schadevorderingen die derden tijdens de voorgaande jaren van de contractuele relatie, met een maximum van vijf jaar, hebben ingediend met betrekking tot de activiteiten van de polishouder waarop de beroepsaansprakelijkheidsverzekering betrekking heeft, of betreffende de afwezigheid van dergelijke vorderingen, met een beschrijving van de verplichtingen die voortvloeien uit de dienstverrichtingen die het voorwerp waren van een vordering.

2.De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen voorschriften vaststellen voor een standaardformaat voor het in lid 1 bedoelde attest.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 12
Verplichtingen van verzekeringsdistributeurs

De verzekeringsdistributeurs en de instanties die door een lidstaat zijn aangewezen om verplichte verzekeringen aan te bieden, houden bij hun acceptatiebeleid en berekening van premies op een niet-discriminerende wijze rekening met de ervaring van de dienstverrichter zoals deze tot uiting komt in het overeenkomstig artikel 11 afgegeven en door de dienstverrichter verstrekte attest betreffende schadevorderingen.

Artikel 13
Verplichtingen van beroepsorganisaties

Beroepsorganisaties, met inbegrip van de in artikel 3, lid 18, onder i) en ii) bedoelde bevoegde instanties, die hun leden of andere dienstverrichters onder specifieke voorwaarden groepsverzekeringen voor beroepsaansprakelijkheid aanbieden, zorgen ervoor dat dienstverrichters uit andere lidstaten die ook van een dergelijke groepsverzekering willen genieten onder dezelfde voorwaarden op een niet-discriminerende wijze toegang hebben tot dergelijke verzekeringen.

HOOFDSTUK VI
SLOTBEPALINGEN

Artikel 14
Uitwisseling van informatie en wederzijdse bijstand

1.De coördinerende en de bevoegde instanties in de verschillende lidstaten wisselen informatie uit en verlenen elkaar wederzijdse bijstand in het kader van een procedure voor de afgifte, schorsing, herroeping of doorhaling van een Europese e-kaart voor diensten en bij de actualisering van de informatie die de dienstenkaart bevat. Deze verplichting geldt ook in het kader van de in artikel 6, lid 1, en artikel 7 bedoelde formaliteiten voor de detachering van personeel en het verkeer van zelfstandigen voor de in artikel 3, lid 19, onder ii) bedoelde bevoegde autoriteiten.

2.De coördinerende instanties en de bevoegde instanties maken gebruik van alle beschikbare koppelingen van de nationale registers om in het kader van de in lid 1 bedoelde procedures informatie in te winnen of reeds ontvangen informatie te verifiëren, met inbegrip van koppelingen met centrale, handels- en vennootschapsregisters in het kader van Richtlijn 2009/101/EG en insolventieregisters in het kader van Verordening (EU) nr. 2015/848.

3.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de technische voorschriften vast voor de in de leden 1 en 3 bedoelde afhandeling en verwerking van informatie-uitwisseling en wederzijdse bijstand. Dit doet geen afbreuk aan de werking van de in lid 2 van dit artikel bedoelde koppelingssystemen en hun respectievelijke technische specificaties.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 16, lid 2 bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 15
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie verleend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.De in artikel 4, lid 3, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie verleend voor een periode van vijf jaar met ingang van [...]. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. Deze wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 4, lid 3, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.Een overeenkomstig artikel 4, lid 3 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement of de Raad binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen geen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 16
Comitéprocedure

1.De Commissie wordt bijgestaan door het in artikel 40, lid 1, van Richtlijn 2006/123/EG bedoelde comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 17
Aanwijzing en rol van de coördinerende instanties

1.Voor de toepassing van deze verordening wijst elke lidstaat één coördinerende instantie aan die bevoegd is voor de uitvoering van de haar overeenkomstig deze verordening toegewezen taken.

2.De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk [9 months after entry into force of this Regulation] in kennis van de identiteit van de aangewezen coördinerende instanties als bedoeld in lid 1 en registreren deze in het IMI overeenkomstig artikel 5, onder f), van Verordening (EU) nr. 1024/2012.

3.Dit artikel doet geen afbreuk aan de toedeling van de bevoegdheden, op lokaal of regionaal niveau, van de lidstaten.

Artikel 18
Monitoring van de uitvoering

De Commissie, samen met de lidstaten, de sociale partners en andere relevante belanghebbenden treffen voorzieningen om aan de hand van relevante indicatoren toe te zien op de uitvoering en de effecten van deze verordening, met name de impact ervan op de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten in verschillende lidstaten wat de betrokken diensten betreft, met betrekking tot de kosten voor de dienstverrichters die de uitbreiding van hun dienstverrichting naar andere lidstaten met zich meebrengt, de bevordering van transparantie inzake grensoverschrijdende dienstverrichters en concurrentiebevordering, alsook de impact op de prijzen en de kwaliteit van de betrokken diensten.

Artikel 19
Herzieningsclausule

Uiterlijk 60 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening en ten minste om de vijf jaar voert de Commissie een evaluatie uit van deze verordening en dient zij bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de resultaten, met inbegrip van een analyse van het effect op de administratieve lasten van grensoverschrijdende dienstverrichters. Dit verslag bevat een beoordeling van de praktische ervaringen die relevant zijn voor de samenwerking tussen de coördinerende instanties. Het bevat ook een evaluatie van de vraag of het nuttig zou zijn om ook voor andere dienstenactiviteiten een Europese e-kaart voor diensten in te voeren. Verder bevat het een evaluatie van Richtlijn... [ESC Directive] in overeenstemming met artikel 21 van die richtlijn.

In het kader van het in artikel 24, lid 1, van Richtlijn 2014/67/EU bedoelde verslag beoordeelt de Commissie of en in welke mate het in artikel 6 van deze verordening vermelde op IMI aangesloten elektronisch platform het vervullen van de formaliteiten voor de terbeschikkingstelling van werknemers overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2014/67/EU kan vergemakkelijken. Bij deze beoordeling wordt rekening gehouden met de ervaring van de lidstaten die ervoor hebben geopteerd om gebruik te maken van het op het IMI aangesloten elektronisch platform overeenkomstig artikel 6, lid 3, van deze verordening.

Artikel 20
Wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012

In de bijlage bij Verordening (EU) nr. 1024/2012 wordt het volgende punt toegevoegd:

"9. Verordening (EU) ... van het Europees Parlement en de Raad van ... tot invoering van een Europese e-kaart voor diensten en de bijbehorende administratieve faciliteiten."

Artikel 21
Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de [twintigste] dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4, leden 1 tot en met 3, artikel 5, lid 1, artikel 6, leden 1 tot en met 4, artikel 7, leden 1 en 2, artikel 8, lid 1, artikel 9, leden 1 tot en met 3, artikel 10, lid 1, en artikel 14, leden 1 tot en met 3, zijn van toepassing met ingang van [two years after entry into force] van deze verordening.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur

1.3.Aard van het voorstel/initiatief

1.4.Doelstelling(en)

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.6.Duur en financiële gevolgen

1.7.Beheersvorm(en)

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

2.2.Beheers- en controlesysteem

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven 

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

3.2.3.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

3.2.5.Bijdragen van derden

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van een Europese e-kaart voor diensten en de bijbehorende administratieve faciliteiten

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur 31  

Titel 02: Interne markt, industrie, ondernemerschap en midden- en kleinbedrijf

Activiteit 02 03: Interne markt voor goederen en diensten

1.3.Aard van het voorstel/initiatief

 Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie die wordt aangekondigd in het kader van de strategie voor een eengemaakte markt 

 Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie 32  

 Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie 

 Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie 

1.4.Doelstelling(en)

1.4.1.De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie

DG GROW heeft in zijn strategisch plan voor 2016-2020 een hechter verankerde en eerlijkere eengemaakte markt met een sterkere industriële basis aangestipt als een prioriteit van de Commissie. In haar mededeling over de strategie voor de interne markt "De eengemaakte markt verbeteren: meer mogelijkheden voor mensen en ondernemingen" (COM(2015) 550 final) heeft de Commissie wetgevingsinitiatieven aangekondigd om obstakels in de dienstenmarkt uit de weg te ruimen.

In dat verband is in het kader van de strategie voor de eengemaakte markt voorgesteld om een Europese e-kaart voor diensten ("paspoort voor diensten") in te voeren die meer zekerheid moet bieden en belemmeringen uit de weg moet ruimen voor dienstverrichters die met het oog op de uitbreiding van hun activiteiten toegang willen krijgen tot andere EU-markten. De Europese Raad heeft deze mededeling in zijn conclusies van juni 2016 toegejuicht.

De algemene doelstellingen van dit initiatief zijn een betere integratie van de markten voor zakelijke diensten en in de bouwsector, alsook productiviteitsgroei in beide sectoren.

1.4.2.Specifieke doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteit(en)

Specifieke doelstellingen

De specifieke doelstellingen van dit voorstel zijn:

- dienstverrichting in andere lidstaten eenvoudiger en goedkoper maken voor ondernemingen;

- het marktvertrouwen in buitenlandse dienstverrichters bevorderen door meer transparantie en beschikbare informatie;

- de marktdynamiek en de concurrentie bevorderen, wat leidt tot meer keuze en toegevoegde waarde voor de consument.

Met het oog op het verwezenlijken van deze doelstellingen worden de volgende activiteiten overwogen:

1. vermindering van de administratieve lasten dankzij een procedure op Europees niveau met gebruikmaking van een openbare interface die dienstverrichters kunnen gebruiken om formaliteiten online te vervullen;

2. de totstandbrenging van contact tussen de lidstaten van herkomst en van ontvangst via een IT-platform op Europees niveau. Hiervoor zal het IMI de functie vervullen van backoffice voor de nationale instanties. Het IMI moet dus verder worden ontwikkeld om de werking van de Europese e-kaart voor diensten te kunnen ondersteunen.

Betrokken ABM/ABB-activiteit(en)

Hoofdstuk 02 03: Interne markt voor goederen en diensten

1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen

Het voorstel dat voortbouwt op de richtlijn die de Europese e-kaart voor diensten heeft geïntroduceerd, omvat het volgende:

1. een vermindering van de administratieve lasten voor dienstverrichters die diensten willen verrichten in andere lidstaten door hun de mogelijkheid te bieden om gebruik te maken van een vereenvoudigde elektronische procedure voor het vervullen van de formaliteiten en te zorgen voor meer transparantie met betrekking tot de verwerking van aanvragen. Zo sparen zij tijd en kosten wanneer zij in andere lidstaten diensten verrichten of een nevenvestiging oprichten;

2. een vermindering van de administratieve lasten voor de nationale instanties, o.a. door de bevordering van nauwere samenwerking tussen de verschillende lidstaten;

3. kostenbesparingen door gebruikmaking van een bestaand IT-instrument (het informatiesysteem interne markt — IMI) in nieuwe gebieden teneinde te profiteren van schaal- en breedtevoordelen (in plaats van van nieuwe instrumenten te ontwikkelen voor één bepaald doel). De bevoegde instanties zijn al aangesloten op het IMI.

1.4.4.Resultaat- en effectindicatoren

Vermeld de indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is uitgevoerd.

Het voorstel zal bijdragen tot een effectievere toepassing van de dienstenrichtlijn, met name voor zakelijke diensten en in de bouwsector.

Het directe effect kan aan de hand van de volgende indicatoren worden gemeten:

- het aantal dienstverrichters dat gebruik maakt van de Europese e-kaart voor diensten (en de bijbehorende formaliteiten voor de terbeschikkingstelling van werknemers of het verkeer van zelfstandigen);

- ervaringen van dienstverrichters die het gemakkelijk vinden om de aangeboden elektronische procedures te gebruiken;

- de gemiddelde duur van de aangeboden procedures;

- het aantal informatie-uitwisselingen tussen de lidstaten;

- de ervaring van de lidstaten die gebruikmaken van de in artikel 6, lid 3, van de verordening geboden mogelijkheid met betrekking tot de bovenvermelde criteria

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

Het voorstel zal leiden tot minder administratieve lasten en meer rechtszekerheid voor dienstverrichters die tijdelijk of via een secundaire vestiging dienstverrichtingen in een andere lidstaat willen opstarten. Bovendien zal het marktvertrouwen in buitenlandse dienstverrichters worden bevorderd door meer transparantie en beschikbare informatie.

De Europese e-kaart voor diensten biedt ook een aantal voordelen voor de instanties van de lidstaten. In de eerste plaats zou de werklast van de bevoegde instanties van zowel de lidstaten van ontvangst als van herkomst afnemen door het gebruikelijke papierwerk te vervangen door een elektronische workflow. Deze workflow zal in grote mate worden gestandaardiseerd en ook automatische vertaling mogelijk maken. In de tweede plaats zullen de formaliteiten, die nu nog over verschillende parallelle procedures zijn verspreid, in één elektronische aanvraag worden gebundeld.

Dit zal worden bereikt door de invoering van één procedure op EU-niveau die steunt op een gemeenschappelijk pan-Europees IT-platform (het IMI). Dit systeem wordt al jarenlang door de Commissie ontwikkeld, beheerd en gefinancierd. Sinds 2011 hebben al meer dan 5 000 bevoegde instanties zich bij het IMI aangesloten, zodat de lidstaten al heel wat ervaring hebben met dit systeem.

1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de EU

Eventuele nationale of regionale oplossingen voor administratieve vereenvoudiging zouden in de verschillende lidstaten sterk uiteenlopen qua kostenbesparingen en doeltreffendheid. Een optreden van de EU garandeert daarentegen dat dienstverrichters die naar andere lidstaten willen uitbreiden, kunnen profiteren van een minder heterogene aanpak in de lidstaten.

Doordat het IMI van nature een gecentraliseerd communicatie-instrument is dat door de Commissie is ontwikkeld en wordt beheerd, vergemakkelijkt het de invoering en de goede werking van de afgifte van Europese e-kaarten voor diensten en van een doeltreffend systeem voor samenwerking tussen de lidstaten. De Europese e-kaart voor diensten (ondersteund door het IMI) maakt het tevens mogelijk bepaalde obstakels te overwinnen, bijvoorbeeld de vertaalkosten voor ondernemingen. De Commissie biedt het IMI aan als een gratis IT-platform voor de lidstaten die er gebruik van willen maken voor de elektronische indiening van vooraf af te leggen verklaringen betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers op hun grondgebied. Het IMI zal ook beschikbaar zijn voor binnenlandse uitwisselingen in verband met de Europese e-kaart voor diensten wanneer lidstaten dat wensen.

1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

Het IMI heeft op andere gebieden al bewezen dat het een effectief en betrouwbaar instrument is. De procedure voor de Europese beroepskaart, die in 2013 door middel van een wijziging van Richtlijn 2005/36/EG is ingevoerd met het oog op de erkenning van beroepskwalificaties, illustreert dit duidelijk.

De Europese beroepskaart vergemakkelijkt de erkenning van beroepskwalificaties voor bepaalde beroepen. Het is een welomschreven gecentraliseerde procedure op EU-niveau die via het IMI wordt afgehandeld. De verplichtingen van de lidstaten in het kader van die procedure zijn duidelijk vastgesteld om elke dubbelzinnigheid te vermijden. Zo wordt een doelgerichte oplossing geboden, gebaseerd op specifieke regels over praktische zaken zoals documenten, termijnen voor de afhandeling van aanvragen en stilzwijgende goedkeuring indien de instanties van het land van ontvangst het dossier niet binnen de vastgestelde termijn afhandelen. Zo biedt de Europese beroepskaart een eenvoudiger, sneller en transparanter systeem voor de erkenning van kwalificaties.

Sinds de invoering van de Europese beroepskaart in januari 2016 werden reeds meer dan 560 Europese beroepskaarten uitgegeven (gegevens tot en met 20 oktober 2016). Dat er zoveel aanvragen zijn voor een Europese beroepskaart bewijst dat er een grote vraag bestaat onder de beroepsbeoefenaars die in aanmerking komen (verpleegkundigen, fysiotherapeuten, berggidsen, vastgoedmakelaars en apothekers).

1.5.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

De Commissie heeft meerdere initiatieven aangekondigd in het kader waarvan elektronische procedures en faciliteiten zullen worden ingevoerd en waarmee in de mate van het mogelijke synergieën zullen worden aangegaan. Voorbeelden hiervan zijn initiatieven op het gebied van de koppeling van ondernemingsregisters (het BRIS), de koppeling van insolventieregisters en de uitbreiding van het mini-éénloketsysteem voor btw. Het BRIS zal midden 2017 operationeel zijn en ruimere toegang tot bedrijfsgegevens bieden. Vanaf 2019 zal er een koppeling met insolventieregisters aan worden toegevoegd. Vanaf 2021 zal het mini-éénloketsysteem voor btw bijdragen tot een verlaging van de kosten voor buitenlandse dienstverrichters op het gebied van btw-formaliteiten.

Al deze initiatieven zijn een aanvulling op de Europese e-kaart voor diensten. Bovendien zal naar synergieën worden gestreefd. Zo zou de informatie die via het BRIS beschikbaar is (en ook de koppeling met insolventieregisters), indien technisch mogelijk, door de coördinerende instanties moeten worden gebruikt om aanvragen voor een Europese e-kaart voor diensten aan te vullen of om de daartoe verstrekte gegevens te controleren.

1.6.Duur en financiële gevolgen

 Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur

◻Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

◻Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ

 Voorstel/initiatief met een onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf 2018 tot en met 2021,

gevolgd door een volledige uitvoering. De kosten van hosting, exploitatie en onderhoud zijn opgenomen in de kosten voor de werking van het IMI.

1.7.Beheersvorm(en) 33  

 Direct beheer door de Commissie

⌧door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

◻door de uitvoerende agentschappen

 Gedeeld beheer met de lidstaten

 Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

◻ derde landen of de door hen aangewezen organen;

◻ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

◻ de EIB en het Europees Investeringsfonds;

◻ de in de artikelen 208 en 209 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

◻ publiekrechtelijke organen;

◻ privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

◻ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

◻ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

Vermeld frequentie en voorwaarden.

De Commissie brengt verslag uit over de ontwikkeling en de prestaties van het IMI via het onlinescorebord van de interne markt. Het gebruik van het IMI voor het aanvragen van Europese e-kaarten voor diensten zal in dat verband ook naar behoren worden gerapporteerd. Daarnaast zal aan de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming een periodiek verslag over gegevensbeschermingskwesties (waaronder beveiliging) met betrekking tot het IMI worden voorgelegd.

Na invoering van de Europese e-kaart voor diensten zullen de toekomstige rechtsinstrumenten ook voorzien in een evaluatie na 5 jaar.

2.2.Beheers- en controlesysteem

2.2.1.Mogelijke risico's

Er bestaat een algemeen risico dat dienstverrichters geen gebruik maken van de Europese e-kaart voor diensten, dus dat het systeem van de Europese e-kaart voor diensten volledig wordt ontwikkeld, maar vervolgens niet of nauwelijks wordt gebruikt. Een ander risico is dat de bevoegde instanties het moeilijk vinden om zich aan te passen en misschien onvoldoende middelen ter beschikking stellen om de verzoeken naar behoren en tijdig af te handelen.

Een van de voornaamste kenmerken van het voorstel is dat de Europese e-kaart voor diensten steunt op de IMI-functies. Het algemene kader voor de beoordeling van met het IMI verbonden risico's, met inbegrip van operationele risico’s, is in het kader van Verordening (EU) nr. 1024/2012 (de IMI-verordening) vastgesteld. De Commissie is systeemeigenaar van het IMI en is verantwoordelijk voor de dagelijkse werking, het onderhoud en de ontwikkeling ervan. De ontwikkeling en de hosting worden verzorgd door een interne leverancier, hetgeen een hoge mate van bedrijfscontinuïteit waarborgt. In het kader van de invoering van de Europese e-kaart voor diensten zijn er ook risico’s in verband met gegevensbescherming.

2.2.2.Informatie over het ingestelde systeem voor interne controle

Met het oog op een goede aanpak van de onder punt 2.2.1 aangegeven risico's zal de Commissie alle belanghebbenden (o.a. de betrokken instanties van de lidstaten en beroepsorganisaties) assistentie verlenen (o.a. via workshops) en zich actief inzetten voor de invoering en het gebruik van het nieuwe systeem. De lidstaten zullen zelf ook de voordelen van het voorgestelde instrument moeten promoten.

De operationele aspecten van de Europese e-kaart voor diensten, met name de publieksinterface, de backoffice en de aanmeldingsfaciliteit, maken deel uit van de werking van het IMI en moeten dus in het kader van het in de IMI-verordening voorziene algemene interne controlesysteem van het IMI de nodige aandacht krijgen. De IMI-stuurgroep is verantwoordelijk voor het toezicht en de controle op hoog niveau. Op basis van periodieke bijeenkomsten en rapportage-instrumenten wordt een nauwgezette controle op de onderhouds- en ontwikkelingswerkzaamheden van de IT bevorderd.

Op grond van artikel 21 van de IMI-verordening van 2012 zorgt de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming er daarnaast voor dat de verwerking van persoonsgegevens in het IMI door de Commissie in overeenstemming met de geldende voorschriften wordt uitgevoerd. De nationale autoriteiten voor gegevensbescherming houden op lidstaatniveau toezicht op de verwerking van persoonsgegevens door de bevoegde instanties.

2.2.3.Raming van de kosten en baten van de controles en beoordeling van het verwachte foutenrisico

De algemene risico’s zullen worden aangepakt met gepaste maatregelen zoals informatieverstrekking en bijstand aan de betrokkenen.

De werking van de Europese e-kaart voor diensten zal steunen op de IMI-functies en zal deel uitmaken van het bestaande systeem voor beheer en controle van het IMI. Er wordt van uitgegaan dat het voorstel niet zal leiden tot een verhoogd risico op fouten.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen.

Met het oog op de bestrijding van fraude, corruptie en andere illegale activiteiten zijn de bepalingen die doorgaans op de activiteiten van de Commissie van toepassing zijn ook onverminderd van toepassing in de context van het IMI, met inbegrip van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF).

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

Bestaande begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarige financiële kader

Begrotingsonderdeel

Soort
krediet

Bijdrage

Nummer
[Rubriek………………………...…………]

GK/ NGK 34

van EVA-landen 35

van kandidaat-lidstaten 36

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement

1A

02.03.04

Instrumenten voor het bestuur van de interne markt

GK

JA

NEE

NEE

NEE

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven

De in deze afdeling vermelde toewijzingen zullen worden voorzien door middel van herschikking; er zullen naar verwachting geen gevolgen zijn voor de EU-begroting buiten de kredieten die reeds in de officiële financiële programmering van de Commissie zijn voorzien.

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

EUR

Rubriek van het meerjarige financiële
kader

1A

Concurrentiekracht ter bevordering van groei en werkgelegenheid

DG: GROW

2018

2019

2020

2021

TOTAAL

• Beleidskredieten

02.03.04

Vastleggingen

(1)

310 000

945 000

945 000

0

2 200 000

Betalingen

(2)

310 000

945 000

945 000

0

2 200 000

Nummer begrotingsonderdeel

Vastleggingen

(1a)

Betalingen

(2a)

Uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten 37  

Nummer begrotingsonderdeel

(3)

0

0

0

0

0

TOTAAL kredieten
voor DG GROW

Vastleggingen

=1+1a +3

310 000

945 000

945 000

0

2 200 000

Betalingen

=2+2 a +3

310 000

945 000

945 000

0

2 200 000



TOTAAL beleidskredieten

Vastleggingen

(4)

310 000

945 000

945 000

0

2 200 000

Betalingen

(5)

310 000

945 000

945 000

0

2 200 000

•TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten

(6)

0

0

0

0

0

TOTAAL kredieten
onder RUBRIEK 1A
van het meerjarige financiële kader

Vastleggingen

=4+ 6

310 000

945 000

945 000

0

2 200 000

Betalingen

=5+ 6

310 000

945 000

945 000

0

2 200 000



Rubriek van het meerjarige financiële
kader

5

"Administratieve uitgaven"

EUR

2018

2019

2020

2021

TOTAAL

DG: GROW

•Personele middelen

303 600

427 800

427 800

358 800

1 518 000

•Andere administratieve uitgaven

0

0

0

0

0

TOTAAL DG GROW

Kredieten

303 600

427 800

427 800

358 800

1 518 000

TOTAAL kredieten
onder RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader 

(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

303 600

427 800

427 800

358 800

1 518 000

EUR

2018

2019

2020

2021

TOTAAL

TOTAAL kredieten
onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5
van het meerjarige financiële kader 

Vastleggingen

613 600

1 372 800

1 372 800

358 800

3 718 000

Betalingen

613 600

1 372 800

1 372 800

358 800

3 718 000

Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

⌧ Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Vastleggingskredieten in EUR

Vermeld doelstellingen en outputs

2018

2019

2020

2021

TOTAAL

Soort 38

Gem. kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Totaal aantal

Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1 39  

De administratieve lasten verminderen

- Output

Publieksinterface

200 000

600 000

600 000

0

1 400 000

Subtotaal specifieke doelstelling nr. 1

200 000

600 000

600 000

0

1 400 000

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2

functie van backoffice

- Output

functie van backoffice

110 000

345 000

345 000

0

800 000

Subtotaal specifieke doelstelling nr. 2

110 000

345 000

345 000

0

800 000

TOTALE KOSTEN

310 000

945 000

945 000

0

2 200 000

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.2.1.Samenvatting

⌧Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

EUR

2018

2019

2020

2021

TOTAAL

RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader

Personele middelen

303 600

427 800

427 800

358 800

1 518 000

Andere administratieve uitgaven

Subtotaal RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader

303 600

427 800

427 800

358 800

1 518 000

Buiten RUBRIEK 5 40
van het meerjarige financiële kader

Personele middelen

Andere administratieve uitgaven

SubtotaalBuiten RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader

TOTAAL

303 600

427 800

427 800

358 800

1 518 000

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld. Eventuele gevolgen van de uitvoering van de voorgestelde besluiten voor het aantal personeelsleden of het niveau van de betalingskredieten zullen worden gedekt door herschikking van bestaande middelen.

3.2.2.2.Geraamde personeelsbehoeften

◻Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

⌧Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in voltijdequivalenten

2018

2019

2020

2021

•Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

XX 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie)

2,2

3,1

3,1

2,6

XX 01 01 02 (delegaties)

XX 01 05 01 (onderzoek door derden)

10 01 05 01 (eigen onderzoek)

Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE) 41

XX 01 02 01 (AC, END, INT van de "totale financiële middelen")

XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties)

XX 01 04 jj  42

- zetel

- delegaties

XX 01 05 02 (AC, END, INT – onderzoek door derden)

10 01 05 02 (AC, END, SNE – eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (geef aan welk)

TOTAAL

2,2

3,1

3,1

2,6

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel

De benodigde personele middelen zullen worden gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld. Eventuele gevolgen van de uitvoering van de voorgestelde besluiten voor het aantal personeelsleden of het niveau van de betalingskredieten zullen worden gedekt door herschikking van bestaande middelen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

Ondersteuning van de goedkeuring van bijbehorende uitvoeringshandelingen, projectbeheer, bedrijfseconomische analyse en de uitvoering van ondersteunende activiteiten.

Extern personeel

3.2.3.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

⌧Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarige financiële kader.

◻Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarige financiële kader.

◻Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële kader.

3.2.4.Bijdragen van derden

⌧ Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden

◻ Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

⌧Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

◻Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

◻voor de eigen middelen

◻voor de diverse ontvangsten

(1) Europese Commissie, "Update of the study on the economic impact of the Services Directive", 2015.
(2) Conclusies van de Europese Raad, 28 juni 2016
(3) Mededeling van de Commissie "De eengemaakte markt verbeteren: meer mogelijkheden voor mensen en ondernemingen", 28 oktober 2015.
(4) O.a. tijdens 9 door de Commissie georganiseerde workshops met dienstverrichters in grensoverschrijdende regio’s.
(5) Werkdocument van de diensten van de Commissie, "Effectbeoordeling bij het voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van een Europese e-kaart voor diensten en de bijbehorende administratieve faciliteiten", 2017.
(6) Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt en tot intrekking van Beschikking 2008/49/EG van de Commissie ("de IMI-verordening") ( PB L 316 van 14.11.2012, blz. 1).
(7) Beide sectoren zijn goed voor ongeveer 20 % van het bbp en de werkgelegenheid in de EU (Eurostat).
(8)    EU-actieplan inzake e-overheid 2016-2020 - Voor een snellere digitalisering van overheidsdiensten, COM(2016) 179.
(9) Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt en tot intrekking van Beschikking 2008/49/EG van de Commissie ("de IMI-verordening") ( PB L 316 van 14.11.2012, blz. 1).
(10) Verordening (EU) 2016/1191 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2016 inzake de bevordering van het vrije verkeer van burgers door vereenvoudigde overlegging van bepaalde openbare documenten in de Europese Unie en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012 (PB L 200 van 26.7.2016, blz. 1).
(11) Conclusies van de Raad over de strategie voor de eengemaakte markt voor diensten en goederen van 29 februari 2016 .
(12) Conclusies van de Europese Raad, 28 juni 2016 .
(13) Resolutie van het Europees Parlement van 26 mei 2016 over de strategie voor de eengemaakte markt
(14) In haar eerste advies over de effectbeoordeling heeft de Raad voor regelgevingtoetsing vooral aanbevolen om de probleemstelling te versterken, de opzet en de onderlinge afstemming van de verschillende opties te herzien en meer informatie te verstrekken over de mogelijke kosten voor de lidstaten en over de standpunten van de belanghebbenden.
(15) http://ec.europa.eu/smart-regulation/impact/ia_carried_out/cia_2016_en.htm
(16) PB C van , blz. .
(17) PB C van , blz. .
(18) Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PB L 376 van 27.12.2006, blz. 36).
(19) Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1).
(20)

   Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (PB L 18 van 21.1.1997, blz. 1).

(21) Richtlijn 2014/67/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake de handhaving van Richtlijn 96/71/EG betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt ("de IMI-verordening") (PB L 159 van 28.5.2014, blz. 11).
(22) Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt en tot intrekking van Beschikking 2008/49/EG van de Commissie ("de IMI-verordening") ( PB L 316 van 14.11.2012, blz. 1).
(23) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13)
(24) Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PB L 255 van 30.9.2005, blz. 22).
(25) Richtlijn 2014/67/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake de handhaving van Richtlijn 96/71/EG betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt ("de IMI-verordening") (PB L 159 van 28.5.2014, blz. 11).
(26) Richtlijn 2009/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 strekkende tot het coördineren van de waarborgen, welke in de lidstaten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van de tweede alinea van artikel 48 van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden, zulks teneinde die waarborgen gelijkwaardig te maken (PB L 258 van 1.10.2009, blz. 11).
(27) Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 19).
(28)

   Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

(29)

   Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 73).

(30)

   Richtlijn (EU) 2016/97 van het Europees Parlement en de Raad van 20 januari 2016 betreffende verzekeringsdistributie (herschikking) (PB L 26 van 2.2.2016, blz. 19).

(31) ABM: activity-based management (activiteitsgestuurd management); ABB: activity-based budgeting (activiteitsgestuurde begroting).
(32) In de zin van artikel 54, lid 2, onder a) of b), van het Financieel Reglement.
(33) Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html
(34) GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten
(35) EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(36) Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan.
(37) Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(38) Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen, enz.).
(39) Zoals beschreven in punt 1.4.2. "Specifieke doelstelling(en)..."
(40) Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(41) AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL = Agent Local (plaatselijk functionaris); END= Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT = Intérimaire (uitzendkracht); JED= Jeune Expert en Délégation (jonge deskundige in delegaties).
(42) Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen).
Top