This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013PC0078
Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL on consumer product safety and repealing Council Directive 87/357/EEC and Directive 2001/95/EC
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de veiligheid van consumentenproducten en tot intrekking van Richtlijn 87/357/EEG van de Raad en Richtlijn 2001/95/EG van de Raad
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de veiligheid van consumentenproducten en tot intrekking van Richtlijn 87/357/EEG van de Raad en Richtlijn 2001/95/EG van de Raad
/* COM/2013/078 final - 2013/0049 (COD) */
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de veiligheid van consumentenproducten en tot intrekking van Richtlijn 87/357/EEG van de Raad en Richtlijn 2001/95/EG van de Raad /* COM/2013/078 final - 2013/0049 (COD) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL Het vrije verkeer van veilige consumentenproducten
is een van de hoekstenen van de Europese Unie. Dit is een belangrijke pijler
van de interne markt en geeft de consument vertrouwen bij het aanschaffen van
producten. Dit voorstel voor een verordening betreffende de
veiligheid van consumentenproducten ter vervanging van Richtlijn 2001/95/EG
van het Europees Parlement en de Raad inzake algemene productveiligheid[1] (hierna "de richtlijn
algemene productveiligheid" genoemd) betreft industriële
niet-voedingsproducten voor consumenten. Net als de richtlijn algemene
productveiligheid stelt de voorgestelde verordening met het oog op de vereiste
veiligheid van consumentenproducten een aantal verplichtingen voor de
marktdeelnemers vast en bevat zij bepalingen voor het vaststellen van normen
tot naleving van de algemene veiligheidsverplichting. De toepassing van de voorgestelde verordening en
haar wisselwerking met andere EU-wetgeving zullen aanzienlijk worden
gestroomlijnd en vereenvoudigd, zonder evenwel afbreuk te doen aan een hoog
niveau van bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de consument. Een aantal overlappingen van voorschriften inzake
markttoezicht en van verplichtingen van marktdeelnemers uit diverse stukken
EU-wetgeving (de richtlijn algemene productveiligheid, Verordening (EG) nr.
765/2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht
betreffende het verhandelen van producten[2]
en sectorspecifieke harmonisatiewetgeving van de Unie waarmee ook
consumentenproducten worden bestreken) hebben tot verwarring geleid bij de
marktdeelnemers en de nationale autoriteiten, waardoor de doeltreffendheid van
het markttoezicht in de Unie aanzienlijk wordt gehinderd. Dit voorstel beoogt klaarheid te scheppen in het
regelgevende kader voor consumentenproducten, rekening houdend met de recente
ontwikkeling van de wetgeving, zoals het nieuwe, in 2008 goedgekeurde
wetgevingskader voor het in de handel brengen van producten[3], de aanpassing van
sectorspecifieke harmonisatiewetgeving van de Unie aan dat nieuwe kader[4] en de inwerkingtreding op
1 januari 2013 van een nieuwe verordening betreffende Europese
normalisatie[5].
Het voorstel maakt deel uit van het
wetgevingspakket over productveiligheid en markttoezicht, waarin ook een
voorstel is begrepen voor een nieuwe markttoezichtverordening en een meerjarig
actieplan voor markttoezicht voor de periode 2013-2015. De Akte voor de interne
markt (2011)[6]
stipte de herziening van de richtlijn algemene productveiligheid en het
opstellen van een plan voor markttoezicht aan als initiatieven die zullen
bijdragen tot meer groei en werkgelegenheid. In de Akte voor de interne markt
II[7], die in 2012 werd goedgekeurd,
wordt bevestigd dat het wetgevingspakket over productveiligheid en
markttoezicht een kernactie is ter verbetering van de veiligheid van in de EU
verhandelde producten, door meer coherentie te brengen in de regels inzake
productveiligheid en markttoezicht en door te zorgen voor betere handhaving
daarvan. 2. RESULTATEN VAN DE
RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING Van 2009 tot 2011 heeft de Commissie een
uitgebreide openbare raadpleging gehouden over de herziening van de richtlijn
algemene productveiligheid met betrekking tot de reikwijdte van de
effectbeoordeling. Na de definitie van de reikwijdte van de effectbeoordeling
is de Commissie overgegaan tot een tweede ronde van openbare raadpleging, met
name over vier belangrijke aspecten waar het stelsel voor productveiligheid van
de EU verbeterd moet worden: i) procedures voor het verplicht stellen van
normen in het kader van de richtlijn algemene productveiligheid voor niet-geharmoniseerde
producten; ii) harmonisering van veiligheidsevaluaties; iii) samenwerking en
coördinatie voor markttoezicht, met inbegrip van het functioneren van het
systeem voor snelle uitwisseling van informatie (RAPEX) en van
onlinedistributiekanalen; en iv) aanpassing aan het wetgevingspakket vrij
verkeer van goederen. De tweede ronde van de openbare raadpleging over
een aantal vastgestelde problemen en door de Commissie voorgestelde oplossingen
vond plaats tussen mei en december 2010. Tussen 18 mei en 20 augustus 2010
hield de Commissie een openbaar overleg op internet over deze vier punten. De
Commissie verzocht om reacties op basis van vier discussiedocumenten en negen
onlinevragenlijsten waarmee diverse groepen belanghebbenden werden aangesproken.
Er kwam reactie van 55 nationale autoriteiten uit alle EU-lidstaten met
uitzondering van één, en uit Noorwegen, IJsland en Zwitserland. Ettelijke
andere belanghebbenden, waaronder meer dan dertig werkgeversorganisaties,
zeventien consumentenorganisaties en meer dan vijftig individuele
marktdeelnemers (ook een aantal kleine en middelgrote ondernemingen) droegen
bij tot het overleg. In totaal kwamen op de negen onlinevragenlijsten 305
antwoorden binnen. Daarnaast dienden dertien bedrijven en consumentenorganisaties
hun standpunt afzonderlijk in. Tijdens de raadplegingsperiode is ook een aantal
presentaties en directe uitwisselingen met belanghebbenden (zowel bedrijven als
consumentenorganisaties) gehouden. De tweede ronde van de openbare raadpleging
eindigde op 1 december 2010 met een internationale conferentie van
belanghebbenden over de herziening van de richtlijn algemene productveiligheid;
bij die gelegenheid ontving de Commissie reacties van de belanghebbenden met
betrekking tot de belangrijkste conclusies van de openbare raadpleging op
internet. De derde ronde van de openbare raadpleging vond
plaats tussen januari en maart 2011. Zij nam de vorm aan van een gerichte
bijeenkomst met de belanghebbenden met deelname van deskundigen op de diverse
gebieden. Op deze vergaderingen werd gesproken over structurele punten, zoals
de organisatie van de coördinatie van het markttoezicht, de impact van de
nieuwe definities van de verplichtingen van de marktdeelnemers (met name
traceerbaarheidsverplichtingen), machtigingsprocedures om Europese normen
volgens de richtlijn algemene productveiligheid op te stellen en wijzen om te
komen tot een duidelijke en verstaanbare structuur voor de regels inzake de
veiligheid van niet-voedingsproducten. Een van de resultaten van de openbare raadpleging
en van de dialoog met de belanghebbende partijen was de regels voor het
markttoezicht over te hevelen van de bestaande richtlijn algemene
productveiligheid naar een nieuwe afzonderlijke verordening betreffende
markttoezicht die tegelijk met het onderhavige voorstel voor een herziening van
de richtlijn algemene productveiligheid opgesteld en vastgesteld moet worden. De effectbeoordeling die door de Commissie is
opgesteld, bestrijkt daarom aspecten die zowel op dit voorstel als op het voorstel
voor een nieuwe verordening betreffende markttoezicht betrekking hebben. De
Effectbeoordelingsraad van de Commissie bracht in september 2012 een gunstig
advies uit. 3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET
VOORSTEL ·
Toepassingsgebied en definities De voorgestelde verordening bakent het
toepassingsgebied duidelijk af vergeleken met de sectorale
harmonisatiewetgeving van de Unie. Hoewel het algemene beginsel dat alle
niet-voedingsproducten voor consumenten veilig moeten zijn, onverkort van
kracht is, zijn de meer gedetailleerde verplichtingen voor de marktdeelnemers
alleen van toepassing op marktdeelnemers die niet zijn onderworpen aan de
overeenstemmende verplichtingen die zijn neergelegd in de harmonisatiewetgeving
voor een specifieke productensector. De Commissie overweegt richtsnoeren op te
stellen om ondernemingen, met name kleine en middelgrote ondernemingen, in
staat te stellen de wetgeving te identificeren die van toepassing is op de
consumentenproducten die zij vervaardigen of distribueren. De sectie met definities werd geactualiseerd en
waar nodig afgestemd op het nieuwe wetgevingskader voor het in de handel
brengen van producten[8]. ·
Algemene veiligheidsverplichting en
verplichtingen van de marktdeelnemers De verplichting dat alle consumentenproducten
veilig moeten zijn, wanneer zij in de Unie in de handel worden gebracht of
worden aangeboden, is een fundamentele pijler van de EU-wetgeving op het gebied
van productveiligheid. Deze algemene verplichting tot productveiligheid, die
reeds in de richtlijn algemene productveiligheid was opgenomen, is behouden. De
praktische toepassing ervan zal echter in aanzienlijke mate worden
vereenvoudigd door de invoering van een duidelijke band met sectorspecifieke
wetgeving en een vereenvoudiging van de voorschriften inzake normen. Consumentenproducten conform de sectorspecifieke
harmonisatiewetgeving van de Unie die de gezondheid en veiligheid van personen
beoogt, worden ook in het kader van deze voorgestelde verordening geacht veilig
te zijn. Indien zij niet conform de toepasselijke harmonisatiewetgeving zijn,
worden zij niet geacht veilig te zijn, en wordt de correctie van deze situatie
afhankelijk gesteld van de sectorspecifieke wetgeving in combinatie met de
toekomstige markttoezichtverordening. Daarnaast stelt het voorstel de elementaire
verplichtingen vast van de marktdeelnemers (fabrikanten, importeurs,
distributeurs) die betrokken zijn bij de toeleveringsketen van
consumentenproducten, voor zover zij niet onderworpen zijn aan overeenstemmende
verplichtingen van de sectorspecifieke harmonisatiewetgeving van de Unie. De
verplichtingen zijn gebaseerd op de referentiebepalingen van Besluit nr.
768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende
een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten[9] en betreffen onder meer
kwesties als etikettering, productidentificatie, corrigerende acties in verband
met onveilige producten, en kennisgeving aan de bevoegde autoriteiten.
Naargelang van de potentiële risico's van hun producten zullen de fabrikanten
worden verplicht een technische documentatie over hun producten op te stellen
met de nodige informatie waaruit moet blijken dat het product in kwestie veilig
is. Evenzo gebaseerd op Besluit nr. 768/2008/EG stelt
het voorstel de eis op dat marktdeelnemers in staat zijn de marktdeelnemers aan
te wijzen die hun het product hebben geleverd en de marktdeelnemers aan wie zij
het hebben geleverd. Indien de risico's die inherent zijn aan een specifiek
type producten dat rechtvaardigen, moet de Commissie worden gemachtigd
maatregelen vast te stellen om de marktdeelnemers te verplichten een
elektronisch traceerbaarheidssysteem op te zetten of daarbij aan te sluiten. ·
Gebruik van Europese normen Zoals de richtlijn algemene productveiligheid
bepleit ook het voorstel voor een nieuwe verordening het gebruik van normen
voor de toepassing van de algemene veiligheidsverplichting. Het proces ter
identificatie van bestaande Europese normen of voor het opstellen van Europese
normen die tot het vermoeden van veiligheid van een product kunnen leiden, is
aanzienlijk vereenvoudigd en werd afgestemd op Verordening (EU) nr. 1025/2012
waarmee een nieuw omvattend kader voor Europese normalisatie wordt opgezet[10]. Hieruit blijkt het belang dat
de Commissie hecht aan de aanpak van coregulering waardoor het gebruik van
Europese normen ter ondersteuning van de voorgestelde verordening zal worden
bevorderd. ·
Overheveling van de voorschriften inzake
markttoezicht en RAPEX naar een nieuwe verordening inzake markttoezicht Overeenkomstig de doelstelling om het
markttoezicht voor alle producten te versterken en te stroomlijnen, ongeacht of
de producten geharmoniseerd zijn of niet, of bestemd zijn voor consumenten of
voor professionele gebruikers, werden de voorschriften inzake markttoezicht en RAPEX
die thans zijn opgenomen in de richtlijn algemene productveiligheid,
overgeheveld naar het voorstel voor een nieuwe uniforme verordening inzake
markttoezicht. Deze nieuwe verordening moet een enkelvoudig systeem instellen
waarin alle voorschriften voor markttoezicht zijn samengebracht in één enkel
instrument en waarin RAPEX de functie krijgt van één enkel waarschuwingssysteem
voor risicoproducten. Verdere informatie wordt verstrekt in het voorstel voor
een verordening betreffende het markttoezicht op producten. ·
Bevoegdheid van de Unie, subsidiariteit,
proportionaliteit en rechtsvorm Het voorstel is gebaseerd op artikel 114 van het
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), dat de
rechtsgrondslag is voor het opzetten en functioneren van de interne markt
waarop ook de bestaande richtlijn algemene productveiligheid is vastgesteld.
Bij de regelgeving voor productveiligheid oefent de Unie haar gedeelde
bevoegdheden overeenkomstig artikel 4, lid 2, VWEU uit. Binnen de interne markt, waar de vrijheid van
verkeer van producten bestaat, kunnen voorschriften inzake productveiligheid
slechts op Unie-niveau doeltreffend worden vastgesteld. Dit is noodzakelijk om
een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen (overeenkomstig
artikel 169 VWEU), en ook om te voorkomen dat de lidstaten afwijkende
productvoorschriften vaststellen, wat een versnippering van de interne markt
tot gevolg zou hebben. Overeenkomstig de in artikel 5 van het Verdrag
betreffende de Europese Unie neergelegde beginselen van evenredigheid en
subsidiariteit gaat dit voorstel niet verder dan nodig is voor de
verwezenlijking van die doelstellingen. Het voorstel heeft de vorm van een verordening.
Dit is het passende rechtsinstrument, aangezien hierbij duidelijke en
gedetailleerde regels worden opgelegd die op uniforme wijze en op hetzelfde
tijdstip in de gehele Unie van toepassing worden. Hiermee worden divergerende
toepassingen in de lidstaten vermeden, hetgeen tot verschillende niveaus van
bescherming van de gezondheid en veiligheid zou leiden en belemmeringen voor de
interne markt zou opwerpen. De vervanging van de nationale
omzettingsmaatregelen leidt ook tot een ingrijpende vereenvoudiging, aangezien
de marktdeelnemers zich bij het verrichten van hun bedrijfsactiviteiten kunnen
baseren op één regelgevingskader in plaats van een "lappendeken" van
nationale wetgevingen van de lidstaten. ·
Grondrechten Overeenkomstig het Handvest van de grondrechten
van de EU beoogt dit voorstel een hoog niveau van de bescherming van de
menselijke gezondheid (artikel 35 van het Handvest) en
consumentenbescherming (artikel 38) te waarborgen door een hoog
veiligheidsniveau van op de markt van de Unie aangeboden consumentenproducten
te garanderen. Het voorstel is van invloed op de vrijheid van ondernemerschap
(artikel 16) voor marktdeelnemers, maar de verplichtingen die fabrikanten,
importeurs en distributeurs van consumentenproducten worden opgelegd, zijn
noodzakelijk om een hoog veiligheidsniveau van die producten te waarborgen. 4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING Het voorstel heeft geen andere gevolgen voor de
begroting dan die welke betrekking hebben op de correcte toepassing van de
verordening, die als richtlijn algemene productveiligheid reeds deel uitmaakt
van de wettelijke verworvenheden van de Unie. De gevolgen voor de begroting
werden reeds geanticipeerd in de bestaande of geplande programma's en blijven
binnen de perken van het voorstel van de Commissie voor het nieuwe meerjarige
financiële kader. Details worden uiteengezet in het bij dit voorstel gevoegde
financiële memorandum. 5. VEREENVOUDIGING EN SLIMME
REGELGEVING Dit voorstel draagt bij tot een vereenvoudiging
van de EU-wetgeving en stemt overeen met de beginselen van slimme regelgeving.
Bij het opstellen van dit voorstel heeft de Commissie rekening gehouden met de
belangrijke vooruitgang die is geboekt met de sectorspecifieke wetgeving met
het oog op het waarborgen van productveiligheid, waarbij gewoonlijk geen
verschil wordt gemaakt tussen producten die bestemd zijn voor consumenten of
voor professioneel gebruik. In tegenstelling tot tien of vijftien jaar geleden
is het niet langer noodzakelijk een tweede reeks verplichtingen toe te passen
voor marktdeelnemers die reeds onder een degelijke sectorspecifieke wetgeving
vallen. Tegelijkertijd worden de verplichtingen die gelden voor fabrikanten,
importeurs of distributeurs van consumentenproducten die niet onder specifieke
wetgeving vallen, grotendeels aangepast aan de verplichtingen die gelden voor
geharmoniseerde producten. Hierdoor worden de administratieve lasten en de
nalevingskosten voor ondernemingen teruggebracht, vooral voor kleine en
middelgrote ondernemingen. In de toekomst zullen zij de voorschriften die op
hun handelsactiviteiten van toepassing zijn, gemakkelijk kunnen identificeren
en daardoor de kosten besparen die ten gevolge van rechtsonzekerheid ontstaan. Gezien het voorwerp en de doelstelling van de
voorgestelde verordening kunnen micro-ondernemingen, als omschreven in
Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie[11],
niet worden vrijgesteld van deze voorschriften, aangezien de voorschriften
inzake de bescherming van de gezondheid en veiligheid van personen ongeacht de
grootte van de marktdeelnemer moeten worden toegepast. Micro-ondernemingen
zullen echter het meest profiteren van de vereenvoudiging die de nieuwe,
doelmatige wetgeving meebrengt, waarmee twee verouderde richtlijnen worden
vervangen. De Commissie verbindt zich ertoe verder bijstand te verlenen aan de
ondernemingen, met name kleine en middelgrote ondernemingen, en aan de consumenten
zodat zij hun respectieve rechten en plichten gemakkelijk kunnen kennen. 2013/0049 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD betreffende de veiligheid van
consumentenproducten en tot intrekking van Richtlijn 87/357/EEG van de Raad en
Richtlijn 2001/95/EG van de Raad (Voor de EER relevante tekst) HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 114, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Economisch
en Sociaal Comité[12],
Handelend volgens de gewone
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1) Richtlijn 2001/95/EG van
het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene
productveiligheid[13]
stelt de verplichting vast dat consumentenproducten veilig moeten zijn en de
markttoezichtautoriteiten in de lidstaten maatregelen moeten treffen tegen
gevaarlijke producten en tot dit doel informatie moeten uitwisselen via het
systeem voor snelle uitwisseling van informatie (RAPEX) van de Gemeenschap.
Richtlijn 2001/95/EG dient volledig te worden herzien om de toepassing ervan te
verbeteren en consistentie te garanderen met de ontwikkelingen van de wetgeving
van de Unie inzake markttoezicht, de verplichtingen van marktdeelnemers en
normalisatie. Terwille van de duidelijkheid dient Richtlijn 2001/95/EG te
worden ingetrokken en vervangen door de onderhavige verordening. (2) Een verordening is het
geschikte rechtsinstrument, aangezien hierbij duidelijke en gedetailleerde
regels worden opgelegd die de lidstaten geen speelruimte laten voor een
afwijkende omzetting. Bovendien garandeert een verordening dat de wettelijke
verplichtingen tegelijkertijd in de gehele Unie ten uitvoer worden gelegd. (3) Deze verordening moet
bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 169
VWEU. Meer bepaald moet zij het functioneren van de interne markt garanderen
met betrekking tot consumentenproducten door uniforme regelgeving vast te
stellen inzake de algemene veiligheidsverplichting, evaluatiecriteria en de
verplichtingen van de marktdeelnemers. In het licht van het feit dat de
voorschriften inzake markttoezicht, met inbegrip van voorschriften inzake
RAPEX, zijn vastgesteld in Verordening (EU) nr. […/…] [betreffende het
markttoezicht op producten][14],
die ook van toepassing is op de producten die in deze verordening worden
bestreken, zijn in deze verordening geen verdere bepalingen inzake
markttoezicht of RAPEX noodzakelijk. (4) De Unie-wetgeving inzake
levensmiddelen, diervoeders en verwante gebieden voorziet in een specifiek
stelsel waarmee de veiligheid van de betreffende producten wordt gewaarborgd.
Deze verordening zou bijgevolg niet van toepassing dienen te zijn voor deze
producten, met uitzondering van materialen en voorwerpen die bedoeld zijn om in
contact te komen met levensmiddelen, voor zover het risico's betreft die niet
worden bestreken door Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees
Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 inzake materialen en voorwerpen
bestemd om met levensmiddelen in contact te komen[15] of door andere specifieke
wetgeving voor levensmiddelen waarmee alleen chemische en biologische risico's
voor levensmiddelen worden bestreken. (5) Geneesmiddelen zijn
onderworpen aan een evaluatie vóór het in de handel brengen waarin een
specifieke risico-batenanalyse is begrepen. Het is derhalve dienstig deze
producten van het toepassingsgebied van deze verordening uit te sluiten. (6) Deze verordening bestrijkt in
beginsel geen diensten. Om de bescherming van de gezondheid en veiligheid van
de consumenten te verzekeren, dient de verordening echter van toepassing te
zijn op producten die worden geleverd of aangeboden aan consumenten in de
context van de verstrekking van diensten, met inbegrip van producten waarmee de
consumenten direct in contact komen bij de verstrekking van de dienst in
kwestie. Uitrusting waarmee de consumenten zich voortbewegen of reizen en die
door een dienstverlener bediend wordt, dient van het toepassingsgebied van deze
verordening te worden uitgesloten, aangezien zij valt onder de
veiligheidsverplichting van de verstrekte dienst. (7) Ondanks de ontwikkeling van
sectorspecifieke harmonisatiewetgeving van de Unie waarmee ook
veiligheidsaspecten van specifieke producten of productcategorieën worden
bestreken, is het praktisch onmogelijk wetgeving op Unie-niveau aan te nemen
voor alle bestaande of mogelijk te ontwikkelende consumentenproducten. Er is
bijgevolg nog steeds behoefte aan een wettelijk kader van horizontale aard om
lacunes op te vullen en de bescherming van de consument, daar waar deze elders
niet is verzekerd, te garanderen, meer bepaald met het oog op een hoog niveau
van bescherming van de veiligheid en gezondheid van de consumenten, als vereist
bij artikel 114 en artikel 169 van het VWEU. (8) Met betrekking tot de
consumentenproducten die door deze verordening worden bestreken, dient het
precieze toepassingsgebied van de verschillende onderdelen ervan duidelijk te
worden afgebakend tegenover de sectorspecifieke harmonisatiewetgeving van de
Unie. Daar waar de algemene verplichting inzake productveiligheid en daarmee
verwante bepalingen op alle consumentenproducten van toepassing dienen te zijn,
zouden de verplichtingen van de marktdeelnemers niet moeten gelden waar
vergelijkbare verplichtingen reeds in de harmonisatiewetgeving van de Unie zijn
opgenomen, zoals die in de Unie-wetgeving inzake cosmetica, speelgoed, elektrische
apparaten of bouwproducten. (9) Teneinde de consistentie
tussen deze verordening en de sectorspecifieke harmonisatiewetgeving van de
Unie te garanderen met betrekking tot de specifieke verplichtingen van
marktdeelnemers, dienen de bepalingen voor fabrikanten, gemachtigden,
importeurs en distributeurs te worden gebaseerd op de referentiebepalingen van
Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008
betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten[16]. (10) Het toepassingsgebied van deze
verordening dient niet te worden beperkt tot enige verkoopmethode van
consumentenproducten, en derhalve ook afstandsverkoop te omvatten. (11) Deze verordening dient van
toepassing te zijn op tweedehandsproducten die in de loop van een
handelsactiviteit opnieuw in de toeleveringsketen komen, met uitzondering van
die tweedehandsproducten waarvoor de consument niet redelijkerwijze kan
verwachten dat zij aan moderne veiligheidsnormen voldoen, zoals antiquiteiten. (12) Deze verordening dient tevens
van toepassing te zijn op consumentenproducten die, al gaat het niet om
levensmiddelen, op levensmiddelen gelijken en gemakkelijk met levensmiddelen
kunnen worden verward, zodat consumenten, vooral kinderen, ze in de mond kunnen
nemen, erop zuigen of ze inslikken, waardoor onder meer verstikking,
vergiftiging, perforatie of obstructie van de slokdarm kan worden veroorzaakt.
Tot dusver werden deze op voedsel lijkende producten gereguleerd bij Richtlijn
87/357/EEG van de Raad van 25 juni 1987 inzake de onderlinge aanpassing van de
wetgevingen van de lidstaten betreffende artikelen die door een misleidend
uiterlijk een gevaar vormen voor de gezondheid of de veiligheid van de
consument[17];
welke richtlijn dient te worden ingetrokken. (13) Bij de evaluatie van de
veiligheid van producten moet rekening worden gehouden met alle relevante
aspecten, meer bepaald hun karakteristieken en aanbiedingsvorm en de
categorieën van consumenten die de producten zouden kunnen gebruiken, alsook
hun kwetsbaarheid (met name bij kinderen, ouderen en gehandicapten). (14) Om overlappingen in de
veiligheidsvoorschriften en conflicten met andere wetgeving van de Unie te
vermijden, wordt een product dat conform is aan een sectorspecifieke
harmonisatiewetgeving van de Unie met betrekking tot de gezondheid en
veiligheid van personen, ook geacht veilig te zijn volgens deze verordening. (15) Marktdeelnemers moeten volgens
de plaats die zij innemen in de toeleveringsketen, verantwoordelijk zijn voor
de conformiteit van producten, teneinde een hoog niveau van bescherming van de
gezondheid en veiligheid van de consumenten te garanderen. (16) Alle marktdeelnemers die een
rol vervullen in de toeleverings- en distributieketen, moeten passende
maatregelen nemen om te waarborgen dat zij uitsluitend producten op de markt
aanbieden die veilig zijn en aan deze verordening voldoen. Er moet worden
gezorgd voor een duidelijke en evenredige verdeling van de verplichtingen
overeenkomstig de rol van alle marktdeelnemers in de toeleverings- en
distributieketen. (17) Importeurs zijn er voor
verantwoordelijk dat de producten uit derde landen die zij in de Unie in de
handel brengen, voldoen aan de vereisten van deze verordening. De specifieke
verplichtingen van importeurs dienen derhalve in deze verordening te worden
opgenomen. (18) Distributeurs bieden een
product pas aan op de markt nadat het door de fabrikant of de importeur in de
handel is gebracht, en zij dienen de nodige zorgvuldigheid te betrachten om
ervoor te zorgen dat de wijze waarop met het product wordt omgegaan, geen
negatieve invloed heeft op de conformiteit van het product met deze
verordening. (19) Wanneer een marktdeelnemer een
product onder zijn eigen naam of handelsmerk in de handel brengt of een product
zodanig wijzigt dat de conformiteit met de eisen van deze verordening in het
gedrang kan komen, moet hij als fabrikant worden beschouwd en de verplichtingen
van de fabrikant op zich nemen. (20) Een duidelijke identificatie
en traceerbaarheid van een product in de hele toeleveringsketen kunnen het
gemakkelijker maken de marktdeelnemers te identificeren en effectieve
corrigerende maatregelen te nemen tegen onveilige producten, zoals gericht
terugroepen. De identificatie en traceerbaarheid van producten verzekeren met
andere woorden dat de consumenten en de marktdeelnemers accurate informatie
krijgen over onveilige producten, waardoor het vertrouwen in de markt wordt
vergroot en onnodige verstoringen van de handel worden vermeden. De producten
moeten daarom ter identificatie een vermelding dragen waarmee ook de fabrikant
en eventueel de importeur kunnen worden vastgesteld. De fabrikanten moeten ook
een technische documentatie opstellen over hun producten waarvoor de meest
passende en kosteneffectieve manier kan worden gekozen, bv. langs elektronische
weg. De marktdeelnemers dienen voorts ertoe te worden verplicht hun eigen
leveranciers te vermelden en diegenen aan wie zij zelf een product hebben
geleverd. Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober
1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de
verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die
gegevens[18],
is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens voor de doelstellingen
van deze verordening. (21) De oorsprongsvermelding is een
aanvulling bij de fundamentele traceerbaarheidsvereisten betreffende de naam en
het adres van de fabrikant. De aanduiding van het land van oorsprong helpt meer
in het bijzonder de plaats van fabricage vast te stellen in al die gevallen
waarin de fabrikant niet kan worden opgespoord of het opgegeven adres verschilt
van de eigenlijke plaats van fabricage. Dergelijke informatie kan de taak van
de markttoezichtautoriteiten vergemakkelijken om het product tot de eigenlijke
plaats van fabricage te traceren en contact mogelijk te maken met de
autoriteiten in het land van oorsprong in het kader van de bilaterale of
multilaterale samenwerking inzake de veiligheid van consumentenproducten voor
het treffen van geëigende vervolgmaatregelen. (22) Om de doeltreffende en
consistente toepassing van de algemene veiligheidsverplichting van deze
verordening te vergemakkelijken, is het van belang gebruik te maken van
Europese normen voor bepaalde producten en risico's, zodat een product dat overeenstemt
met een Europese norm, waarvan de referentie in het Publicatieblad van de
Europese Unie is gepubliceerd, geacht wordt conform deze verplichting te
zijn. (23) Waar de Commissie de noodzaak
constateert van een Europese norm om de conformiteit van bepaalde producten met
de algemene veiligheidsverplichting van deze verordening te garanderen, dienen
de bepalingen van Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees
Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie[19] te worden gevolgd, en dient
een of meerdere Europese normalisatieorganisaties te worden verzocht een norm
op te stellen of aan te geven die geschikt is om te garanderen dat de producten
die conform deze norm zijn, geacht worden veilig te zijn. De referenties van deze
Europese normen moeten in het Publicatieblad van de Europese Unie worden
bekendgemaakt. (24) De procedures om een Europese
norm aan te vragen ter ondersteuning van deze verordening en voor formele
bezwaren tegen een norm, moeten in deze verordening worden neergelegd en
afgestemd op Verordening (EU) nr. 1025/2012. Om algemene consistentie te
verzekeren op het gebied van Europese normalisatie, moeten aanvragen van een
Europese norm, of bezwaren tegen een Europese norm, worden ingediend bij het
comité dat bij die verordening is opgericht, na passende raadpleging van de
deskundigen van de lidstaten op het gebied van de veiligheid van
consumentenproducten. (25) De Europese normen waarvan de
referenties overeenkomstig Richtlijn 2001/95/EG werden gepubliceerd, moeten
verder aanleiding geven tot een vermoeden van conformiteit met de algemene
veiligheidsverplichting. Normalisatieopdrachten van de Commissie overeenkomstig
Richtlijn 2001/95/EG worden geacht normalisatieaanvragen te zijn overeenkomstig
deze verordening. (26) Indien er geen relevante
Europese normen of andere erkende wijzen bestaan om de veiligheid van een
product na te gaan, moet bij de evaluatie van het product rekening worden
gehouden met de aanbevelingen van de Commissie ter zake uit hoofde van artikel 292
VWEU. (27) Om eenvormige voorwaarden te
garanderen voor de tenuitvoerlegging van deze verordening, moeten
uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend aan de Commissie inzake het verlenen
van vrijstellingen van de verplichting om de markttoezichtautoriteiten in
kennis te stellen van producten die een risico vormen, inzake het type
gegevensdrager en het aanbrengen ervan op het product met het oog op de
traceerbaarheid, inzake normalisatieverzoeken bij Europese
normalisatieorganisaties, en inzake besluiten over formele bezwaren tegen
Europese normen. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari
2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van
toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de
uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[20]. (28) Voor de vaststelling van
uitvoeringshandelingen met betrekking tot bezwaren tegen Europese normen en
wanneer de referenties van de betreffende Europese norm nog niet in het Publicatieblad
van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, moet de raadplegingsprocedure
worden toegepast, aangezien de norm in dat geval nog geen vermoeden van
conformiteit met de algemene veiligheidsverplichting volgens deze verordening
heeft gevestigd. (29) Om een hoog niveau van
gezondheid en veiligheid van de consument te vrijwaren, moet de bevoegdheid om
overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen, aan de Commissie
worden gedelegeerd voor producten waarvan de naam en het adres van de fabrikant
en van de importeur niet op het product zelf aangegeven moeten worden, vanwege
het lage risico dat met het product in kwestie is verbonden, en voor de
identificatie en traceerbaarheid van producten met een potentieel ernstig
risico voor de gezondheid en de veiligheid. Het is van bijzonder belang dat de
Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging
overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij het voorbereiden
en opstellen van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de
desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden
toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad. (30) De lidstaten moeten regels
vaststellen inzake sancties wegens inbreuken op deze verordening en erop
toezien dat deze regels worden uitgevoerd. Die sancties moeten doeltreffend,
evenredig en afschrikkend zijn. (31) Om de marktdeelnemers, de
lidstaten en de Commissie in staat te stellen zich aan te passen aan de
wijzigingen die door deze verordening worden ingevoerd, is het dienstig te
voorzien in een voldoende lange overgangsperiode vooraleer de voorschriften van
deze verordening van kracht worden. (32) Aangezien het doel van deze
verordening, meer bepaald de werking van de interne markt voor
consumentenproducten te vrijwaren en tegelijk te zorgen voor een hoog niveau
van bescherming van de gezondheid en veiligheid van de consument, niet op
toereikende wijze door de lidstaten kan worden bereikt en dus vanwege de omvang
van de maatregel beter op het niveau van de Unie kan worden verwezenlijkt, kan
de Unie maatregelen nemen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van
artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Overeenkomstig het
in datzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening
niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken. (33) Deze verordening neemt de
grondrechten in acht en gaat uit van de beginselen die met name in het Handvest
van de grondrechten van de Europese Unie zijn vastgelegd. Meer bepaald beoogt
deze verordening volledig respect te verzekeren van de verplichting tot een
hoog niveau van bescherming van de volksgezondheid en van
consumentenbescherming, alsook van de vrijheid van ondernemerschap, HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: HOOFDSTUK I Algemene
bepalingen Artikel 1 Voorwerp Deze verordening stelt voorschriften vast voor
de veiligheid van consumentenproducten die binnen de Unie in de handel worden
gebracht of op de markt worden aangeboden. Artikel 2 Toepassingsgebied 1. Deze verordening is van
toepassing op producten verkregen via een fabricageproces, in de handel
gebracht of op de markt aangeboden, ongeacht of het nieuwe, tweedehandse of
opnieuw in goede staat gebrachte producten betreft, en die voldoen aan een van
de volgende criteria: a) de producten zijn bestemd voor de
consument; b) de producten moeten onder redelijkerwijs
te verwachten omstandigheden door de consument kunnen worden gebruikt, ook al
zijn zij niet voor hem bestemd; c) de consument komt in de context van een
dienst die hem wordt verstrekt, met het product in contact. 2. Deze verordening is niet van
toepassing op producten die vóór gebruik gerepareerd moeten worden of opnieuw
in goede staat moeten worden gebracht, indien deze producten als zodanig op de
markt worden aangeboden. 3. Deze verordening is niet van
toepassing op: a) geneesmiddelen voor menselijk of
veterinair gebruik; b) levensmiddelen; c) materialen en voorwerpen die bestemd zijn
om met levensmiddelen in contact te komen, voor zover daarmee verband houdende
risico's gedekt zijn door Verordening (EG) nr. 1935/2004 of andere
Unie-wetgeving met betrekking tot levensmiddelen; d) diervoeder; e) levende planten en dieren, genetisch
gemodificeerde organismen en genetisch gemodificeerde micro-organismen voor
ingeperkt gebruik, alsook producten van plantaardige en dierlijke oorsprong
rechtstreeks verband houdend met de toekomstige vermeerdering ervan; f) dierlijke bijproducten en afgeleide
producten; g) gewasbeschermingsproducten; h) uitrusting waarmee de consumenten zich
voortbewegen of reizen en die door een dienstverlener bediend wordt in de
context van dienstverlening aan de consumenten; i) antiquiteiten. 4. De hoofdstukken II tot en met
IV van deze verordening zijn niet van toepassing op producten waarvoor
voorschriften gelden inzake de bescherming van de menselijke gezondheid en
veiligheid uit harmonisatiewetgeving van de Unie of op grond van dergelijke
wetgeving. Artikel 3 Definities Voor de toepassing van deze verordening wordt
verstaan onder: 1) "veilig product": een
product dat bij normale of redelijkerwijs te verwachten gebruiksomstandigheden,
ook wat gebruiksduur en eventueel indienststelling, installatie en
onderhoudseisen betreft, geen enkel risico oplevert, dan wel slechts beperkte
risico's die verenigbaar zijn met het gebruik van het product en vanuit het
oogpunt van een hoog beschermingsniveau voor de gezondheid en de veiligheid van
personen, aanvaardbaar worden geacht; 2) "op de markt aanbieden":
het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling,
verstrekken van een product met het oog op distributie, consumptie of gebruik
op de markt van de Unie; 3) "in de handel brengen":
het voor het eerst in de Unie op de markt aanbieden van een product; 4) "fabrikant": een
natuurlijke of rechtspersoon die een product vervaardigt of laat ontwerpen of
vervaardigen en het onder zijn naam of handelsmerk verhandelt; 5) "gemachtigde": een in de
Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die schriftelijk door de fabrikant
is gemachtigd om namens hem specifieke taken te vervullen; 6) "importeur": een in de
Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die een product uit een derde land
in de Unie in de handel brengt; 7) "distributeur": een
natuurlijke of rechtspersoon in de toeleveringsketen, verschillend van de
fabrikant of de importeur, die een product op de markt aanbiedt; 8) "marktdeelnemers": de
fabrikant, de gemachtigde, de importeur en de distributeur; 9) "Europese norm": een Europese
norm als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, onder b), van
Verordening (EU) nr. 1025/2012; 10) "internationale norm": een
internationale norm als gedefinieerd in artikel 2, lid 1,
onder a), van Verordening (EU) nr. 1025/2012; 11) "nationale norm": een nationle
norm als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, onder d), van
Verordening (EU) nr. 1025/2012; 12) "Europese
normalisatieorganisatie": een Europese normalisatieorganisatie als
gedefinieerd in artikel 2, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1025/2012; 13) "markttoezichtautoriteit":
een markttoezichtautoriteit als gedefinieerd in artikel [3, lid 12, van
Verordening (EU) nr. […/…] [betreffende het markttoezicht op producten]; 14) "terugroepen": maatregel
waarmee wordt beoogd een product te doen terugkeren dat al aan de eindgebruiker
ter beschikking is gesteld; 15) "uit de handel nemen":
maatregel waarmee wordt beoogd te voorkomen dat een product dat zich in de
toeleveringsketen bevindt, op de markt wordt aangeboden; 16) "harmonisatiewetgeving van de
Unie": alle wetgeving van de Unie die de voorwaarden voor het verhandelen
van producten harmoniseert; 17) "ernstig risico": een
risico dat snelle interventie en vervolgcontrole vereist, ook in gevallen waar
de gevolgen eventueel niet onmiddellijk zijn. Artikel 4 Algemeen veiligheidsvoorschrift De marktdeelnemers mogen alleen veilige
producten in de Unie in de handel brengen of aanbieden. Artikel 5 Vermoeden van veiligheid Voor de toepassing van deze verordening wordt
een product geacht conform het algemene veiligheidsvoorschrift te zijn, als
bedoeld in artikel 4, in de volgende gevallen: a) met betrekking tot de risico's die
worden bestreken door voorschriften ter bescherming van de menselijke
gezondheid en veiligheid opgenomen in of uit hoofde van harmonisatiewetgeving
van de Unie, indien het product aan deze voorschriften voldoet; b) bij ontstentenis van voorschriften
opgenomen in of uit hoofde van harmonisatiewetgeving van de Unie als bedoeld
onder a), met betrekking tot de risico's die worden bestreken door Europese normen,
indien het product conform is aan de relevante Europese normen, of onderdelen
daarvan, waarvan de referenties zijn bekendgemaakt in het Publicatieblad van
de Europese Unie overeenkomstig de artikelen 16 en 17; c) bij ontstentenis van voorschriften opgenomen
in of uit hoofde van harmonisatiewetgeving van de Unie als bedoeld onder a), en
van Europese normen als bedoeld onder b), met betrekking tot de risico's die
worden bestreken door de gezondheids- en veiligheidsvoorschriften van de
wetgeving van de lidstaat waar het product op de markt wordt aangeboden, indien
het product aan deze nationale vereisten voldoet. Artikel 6 Aspecten voor de evaluatie van de
veiligheid van producten 1. Bij ontstentenis van
harmonisatiewetgeving van de Unie, van Europese normen of van gezondheids- en
veiligheidsvoorschriften van de nationale wetgeving van de lidstaat waar het
product op de markt wordt aangeboden, als bedoeld in artikel 5, onder a),
b), en c), wordt voor de evaluatie van de veiligheid van een product rekening
gehouden met de volgende aspecten, met name: a) de kenmerken van het product, onder meer
de samenstelling, de verpakking, de voorschriften voor assemblage, en, in
voorkomend geval, voor installatie en onderhoud; b) het effect ervan op andere producten, ingeval
redelijkerwijs kan worden verwacht dat het product in combinatie met die andere
producten zal worden gebruikt; c) de aanbiedingsvorm van het product, de
etikettering, eventuele waarschuwingen en aanwijzingen voor het gebruik en de
verwijdering ervan, alsmede iedere andere aanwijzing of informatie over het
product; d) de categorieën consumenten die bij het
gebruik van het product risico's lopen, in het bijzonder kwetsbare consumenten; e) het uiterlijke voorkomen van het product,
en in het bijzonder wanneer een product, hoewel geen levensmiddel, op een
levensmiddel gelijkt, en daarmee gemakkelijk zou kunnen worden verward vanwege
zijn vorm, reuk, kleur, voorkomen, verpakking, etikettering, volume, omvang of
andere kenmerken. De mogelijkheid een hoger veiligheidsniveau te
bereiken of andere producten met een kleiner risico aan te schaffen, volstaat
niet om een product als niet veilig te beschouwen. 2. Voor de toepassing van lid 1
worden bij de evaluatie van de veiligheid van een product de volgende aspecten,
indien beschikbaar, in overweging genomen, met name: a) de huidige stand van vakkennis en
techniek; b) Europese normen waarvoor geen referenties
werden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie
overeenkomstig de artikelen 16 en 17; c) de internationale normen; d) internationale overeenkomsten; e) de aanbevelingen van de Commissie met
richtsnoeren voor de beoordeling van de productveiligheid; f) de nationale normen van de lidstaat waar
het product wordt aangeboden; g) de gedragscodes inzake productveiligheid
van de betrokken sector; h) de veiligheid die de consument
redelijkerwijs mag verwachten. Artikel 7 Oorsprongsaanduiding 1. De fabrikanten en importeurs
garanderen dat de producten een aanduiding van het land van oorsprong van het
product dragen, of, wanneer dit door de omvang of aard van het product niet
mogelijk is, dat de aanduiding op de verpakking of in een bij het product
gevoegd document is vermeld. 2. Voor de bepaling van het land
van oorsprong als bedoeld in lid 1, zijn de niet-preferentiële oorsprongsregels
als vastgesteld in de artikelen 23 tot en met 25 van Verordening (EEG) nr.
2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek[21] van toepassing. 3. Indien het land van oorsprong
dat overeenkomstig lid 2 is vastgesteld, een lidstaat van de Unie is, kunnen de
fabrikanten en importeurs verwijzen naar de Unie of de lidstaat. HOOFDSTUK II Verplichtingen
van marktdeelnemers Artikel 8 Verplichtingen van fabrikanten 1. Wanneer zij hun producten in
de handel brengen, waarborgen de fabrikanten dat deze producten zijn ontworpen
en vervaardigd overeenkomstig het algemene veiligheidsvoorschrift van artikel
4. 2. De fabrikanten garanderen dat
er procedures zijn ingesteld om serieproductie conform het algemene
veiligheidsvoorschrift van artikel 4 te laten gebeuren. 3. Indien dit gezien de
mogelijke risico's van een product passend wordt geacht, voeren fabrikanten met
het oog op de bescherming van de gezondheid en veiligheid van de consumenten
steekproeven uit op de producten die op de markt worden aangeboden, onderzoeken
zij klachten, niet-conforme producten en teruggeroepen producten en houden zij
daarvan een register bij, en houden zij de distributeurs op de hoogte van dit
toezicht. 4. Overeenkomstig de mogelijke
risico's van een product stellen de fabrikanten een technische documentatie op.
De technische documentatie omvat in voorkomend geval het volgende: a) een algemene beschrijving van het product
en zijn bijzonderste eigenschappen die van belang zijn voor de evaluatie van de
veiligheid van het product; b) een analyse van de mogelijke risico's van
het product en de maatregelen die zijn genomen om deze risico's te elimineren
of te verminderen, met inbegrip van de resultaten van tests die de fabrikant of
een ander in zijn naam eventueel heeft uitgevoerd; c) waar toepasselijk, een lijst van Europese
normen als bedoeld in artikel 5, onder b), of gezondheids- en
veiligheidsvoorschriften in de wetgeving van de lidstaat waar het product op de
markt is aangeboden, als bedoeld in artikel 5, onder c), of andere
aspecten als genoemd in artikel 6, lid 2, bedoeld om het algemene
veiligheidsvoorschrift van artikel 4 na te leven. Indien de in de eerste alinea, onder c), genoemde
Europese normen, gezondheids- en veiligheidsvoorschriften of andere aspecten
slechts gedeeltelijk zijn toegepast, wordt aangegeven welke onderdelen ervan
werden toegepast. 5. De fabrikanten houden voor
een periode van tien jaar na de datum waarop het product in de handel is
gebracht, de technische documentatie ervan bij en stellen deze op hun verzoek
ter beschikking van de markttoezichtautoriteiten. 6. De fabrikanten zorgen ervoor
dat op hun producten een type-, partij- of serienummer, dan wel een ander
identificatiemiddel wordt aangebracht dat gemakkelijk zichtbaar en leesbaar is
voor de consumenten, of, wanneer dit door de omvang of aard van het product
niet mogelijk is, dat de vereiste informatie op de verpakking of in een bij het
product gevoegd document wordt vermeld. 7. De fabrikanten vermelden hun
naam, hun geregistreerde handelsnaam of hun geregistreerde handelsmerk en het
contactadres op het product, of wanneer dit niet mogelijk is, op de verpakking
of in een bij het product gevoegd document. Het adres moet één enkele plaats
aangeven waar de fabrikant kan worden gecontacteerd. 8. De fabrikanten garanderen dat
hun product vergezeld gaat van instructies en veiligheidsinformatie die zijn
opgesteld in een taal die door de consumenten gemakkelijk kan worden begrepen,
zoals vastgesteld door de lidstaat waar het product op de markt wordt
aangeboden, behalve wanneer het product veilig kan worden gebruikt zoals door
de fabrikant is bedoeld, zonder dergelijke instructies en
veiligheidsinformatie. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van
alle bepalingen die zij goedkeuren voor het vaststellen van de vereiste taal of
talen. 9. Fabrikanten die van mening
zijn of redenen hebben om aan te nemen dat een door hen in de handel gebracht
product niet veilig is of anderszins niet conform is met deze verordening,
nemen onmiddellijk de nodige corrigerende maatregelen om het product conform te
maken of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen. Bovendien brengen
fabrikanten, indien het product niet veilig is, de bevoegde
markttoezichtautoriteiten van de lidstaten waar zij het product op de markt
hebben aangeboden, hiervan onmiddellijk op de hoogte, waarbij zij in het
bijzonder de risico's voor de gezondheid en de veiligheid en alle genomen
corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven. Artikel 9 Gemachtigden 1. Een fabrikant kan via een
schriftelijk mandaat een gemachtigde aanstellen. De
verplichtingen uit hoofde van artikel 8, leden 1 en 4, maken geen
deel uit van het mandaat van de gemachtigde. 2. Een gemachtigde voert de
taken uit die gespecificeerd zijn in het mandaat dat hij van de fabrikant heeft
ontvangen. Het mandaat stelt de gemachtigde in staat ten minste de volgende
taken te verrichten: a) hij verstrekt een markttoezichtautoriteit
op grond van een verzoek alle benodigde informatie en documentatie om de conformiteit
van het product aan te tonen; b) hij verleent op verzoek van de
markttoezichtautoriteiten medewerking aan eventueel genomen maatregelen ter
uitschakeling van de risico's van producten die onder hun mandaat vallen. Artikel 10 Verplichtingen van importeurs 1. Voor zij een product in de
handel brengen, gaan de importeurs na of het product conform is met het
algemene veiligheidsvoorschrift van artikel 4 en of de fabrikant de
voorschriften van artikel 8, leden 4, 6 en 7, heeft nageleefd. 2. Wanneer een importeur van
mening is of redenen heeft om aan te nemen dat een product niet conform is met
deze verordening, mag hij het product niet in de handel brengen totdat het
conform is gemaakt. Voorts stelt de importeur, indien het product niet veilig
is, de fabrikant daarvan in kennis, alsook de markttoezichtautoriteiten van de
lidstaat waarin de importeur is gevestigd. 3. Importeurs vermelden hun
naam, hun geregistreerde handelsnaam of hun geregistreerde handelsmerk en
contactadres op het product, of wanneer dit niet mogelijk is, op de verpakking
of in een bij het product gevoegd document. Zij zorgen ervoor dat het
aanbrengen van een extra etiket de door de fabrikant op het etiket verstrekte
informatie niet verbergt. 4. De importeurs garanderen dat
het product vergezeld gaat van instructies en veiligheidsinformatie die zijn
opgesteld in een taal die door de consumenten gemakkelijk kan worden begrepen,
zoals vastgesteld door de lidstaat waar het product op de markt wordt
aangeboden, behalve wanneer het product veilig kan worden gebruikt zoals door
de fabrikant is bedoeld, zonder dergelijke instructies en
veiligheidsinformatie. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van
alle bepalingen die zij goedkeuren voor het vaststellen van de vereiste taal of
talen. 5. Importeurs zorgen gedurende
de periode dat zij voor het product verantwoordelijk zijn, voor zodanige
opslag- en vervoersomstandigheden dat de conformiteit van het product met het
algemene veiligheidsvoorschrift van artikel 4 en met artikel 8, lid 6,
niet in het gedrang komt. 6. Indien dit gezien de
mogelijke risico's van een product passend wordt geacht, voeren importeurs met
het oog op de bescherming van de gezondheid en veiligheid van de consumenten,
steekproeven uit op de verhandelde producten, onderzoeken zij klachten,
non-conforme producten en teruggeroepen producten en houden zij daarvan een
register bij, en houden zij de fabrikant en de distributeurs op de hoogte van
dit toezicht. 7. Importeurs die van mening
zijn of redenen hebben om aan te nemen dat een door hen in de handel gebracht
product niet veilig is of anderszins niet conform is met deze verordening,
nemen onmiddellijk de nodige corrigerende maatregelen om het product conform te
maken of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen. Bovendien brengen
importeurs, indien het product niet veilig is, de bevoegde
markttoezichtautoriteiten van de lidstaten waar zij het product op de markt
hebben aangeboden, hiervan onmiddellijk op de hoogte, waarbij zij in het
bijzonder de risico's voor de gezondheid en de veiligheid en alle genomen
corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven. 8. De importeurs houden voor een
periode van tien jaar na de datum waarop het product in de handel is gebracht,
de technische documentatie ervan bij en stellen deze op hun verzoek ter
beschikking van de markttoezichtautoriteiten. Artikel 11 Verplichtingen van distributeurs 1. Distributeurs die een product
op de markt aanbieden, betrachten de nodige zorgvuldigheid in verband met de
eisen van deze verordening. 2. Voor zij een product op de
markt aanbieden, gaan de distributeurs na of de fabrikant en de importeur de
voorschriften van artikel 8, leden 6 tot en met 8, respectievelijk
artikel 10, leden 3 en 4, hebben nageleefd. 3. Wanneer een distributeur van
mening is of redenen heeft om aan te nemen dat een product niet conform is met
deze verordening, mag hij het product niet op de markt aanbieden totdat het
conform is gemaakt. Voorts stelt de distributeur, indien het product niet
veilig is, de fabrikant of eventueel de importeur daarvan in kennis, alsook de
markttoezichtautoriteit van de lidstaat waarin de distributeur is gevestigd. 4. Distributeurs zorgen
gedurende de periode dat zij voor het product verantwoordelijk zijn, voor
zodanige opslag- en vervoersomstandigheden dat de conformiteit van het product
met het algemene veiligheidsvoorschrift van artikel 4 en eventueel met
artikel 8, leden 6 tot en met 8, en met artikel 10, leden 3 en 4,
niet in het gedrang komt. 5. Distributeurs die van mening
zijn of redenen hebben om aan te nemen dat een door hen op de markt aangeboden
product niet veilig is of niet conform is met respectievelijk artikel 8, leden
6 tot en met 8, en artikel 10, leden 3 en 4, zien erop toe dat de nodige
corrigerende maatregelen worden genomen om het product conform te maken of zo
nodig uit de handel te nemen of terug te roepen. Bovendien brengen
distributeurs, indien het product niet veilig is, de fabrikant respectievelijk
de importeur, alsook de markttoezichtautoriteiten van de lidstaten waar zij het
product op de markt hebben aangeboden, hiervan onmiddellijk op de hoogte,
waarbij zij in het bijzonder de risico's voor de gezondheid en de veiligheid en
alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven. Artikel 12 Gevallen waarin de verplichtingen van
fabrikanten van toepassing zijn op importeurs en distributeurs Een importeur of distributeur wordt voor de
toepassing van deze verordening als een fabrikant beschouwd en hij moet aan de
in artikel 8 vermelde verplichtingen van de fabrikant voldoen wanneer hij een
product onder zijn eigen naam of handelsmerk in de handel brengt of een reeds
in de handel gebracht product zodanig wijzigt dat de conformiteit met de eisen
van deze verordening in het gedrang kan komen. Artikel 13 Vrijstelling van bepaalde verplichtingen
voor fabrikanten, importeurs en distributeurs 1. De verplichting om de
markttoezichtautoriteiten in te lichten overeenkomstig artikel 8, lid 9,
artikel 10, leden 2 en 7, en artikel 11, leden 3 en 5, is niet van
toepassing indien aan de volgende voorwaarden is voldaan: a) slechts een beperkt aantal goed
geïdentificeerde producten is niet veilig; b) de fabrikant, importeur of distributeur
kan aantonen dat het risico volledig onder controle is en de gezondheid en
veiligheid van personen niet langer kan bedreigen; c) de oorzaak van het risico van het product
is van dien aard dat de kennis ervan geen nuttige informatie is voor de
autoriteiten of het publiek. 2. De Commissie kan door middel
van uitvoeringshandelingen de situaties vaststellen waarop lid 1 van toepassing
is. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in
artikel 19, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. 3. De Commissie wordt gemachtigd
gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 20 tot
vaststelling van de producten, categorieën of groepen producten waarvoor,
vanwege hun geringe risico, de informatie als bedoeld in artikel 8, lid 7,
en artikel 10, lid 3, niet dient te worden aangebracht op het product zelf. Artikel 14 Identificatie van marktdeelnemers 1. Marktdeelnemers delen, op
verzoek, aan de markttoezichtautoriteiten het volgende mede: a) welke marktdeelnemer een product aan hen
heeft geleverd; b) aan welke marktdeelnemer zij een product
hebben geleverd. 2. Marktdeelnemers moeten tot
tien jaar nadat het product aan hen is geleverd en tot tien jaar nadat zij het
product hebben geleverd, de in lid 1 bedoelde informatie kunnen
verstrekken. Artikel 15 Traceerbaarheid van producten 1. Voor bepaalde producten,
categorieën of groepen producten die, gezien hun specifieke kenmerken of de
specifieke voorwaarden voor distributie en gebruik, een aanzienlijk risico voor
de gezondheid en de veiligheid van personen kunnen vormen, kan de Commissie van
de marktdeelnemers die deze producten in de handel brengen en aanbieden, eisen
een traceerbaarheidssysteem in te stellen of erbij aan te sluiten. 2. Het traceerbaarheidssysteem
moet bestaan uit de vergaring en opslag van gegevens op elektronische wijze
waardoor identificatie mogelijk is van het product en van de marktdeelnemers
die bij de toeleveringsketen betrokken zijn, alsook uit de plaatsing van een
aanduiding op het product, de verpakking ervan of de begeleidende documenten,
waardoor de toegang tot die gegevens mogelijk wordt gemaakt. 3. De Commissie is bevoegd overeenkomstig
artikel 20 gedelegeerde handelingen vast te stellen: a) tot vaststelling van de producten,
categorieën of groepen producten die een aanzienlijk risico voor de gezondheid
en de veiligheid van personen kunnen vormen, als bedoeld in lid 1; b) tot vaststelling van de gegevens die de
marktdeelnemers moeten vergaren en opslaan door middel van het
traceerbaarheidssysteem, als bedoeld in lid 2. 4. De Commissie kan door middel
van uitvoeringshandelingen het type aanduiding en de plaatsing ervan, als bedoeld
in lid 2, vaststellen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld
overeenkomstig de in artikel 19, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. 5. Bij de vaststelling van de in
de leden 3 en 4 bedoelde maatregelen houdt de Commissie rekening met het volgende: a) de kosteneffectiviteit van de
maatregelen, met inbegrip van hun gevolgen voor ondernemingen, meer speciaal
kleine en middelgrote ondernemingen; b) de verenigbaarheid met
traceerbaarheidssystemen die internationaal beschikbaar zijn. HOOFDSTUK III Europese
normen die aanleiding geven tot een vermoeden van conformiteit Artikel 16 Normalisatieverzoeken aan Europese
normalisatieorganisaties 1. De Commissie kan een of meer
Europese normalisatieorganisaties verzoeken om een Europese norm op te stellen
of aan te wijzen, om te verzekeren dat de producten die conform deze norm of
onderdelen van deze norm zijn, voldoen aan het algemene veiligheidsvoorschrift
van artikel 4. De Commissie bepaalt aan welke inhoudelijke vereisten de
gevraagde Europese norm moet voldoen en binnen welke termijn zij moet worden
vastgesteld. De Commissie stelt het verzoek als bedoeld in de
eerste alinea vast bij uitvoeringsbesluit. Die uitvoeringshandelingen worden
vastgesteld overeenkomstig de in artikel 19, lid 3, bedoelde
onderzoeksprocedure. 2. Na ontvangst van een verzoek
als bedoeld in lid 1 deelt de desbetreffende Europese normalisatieorganisatie
binnen een maand mede of zij het verzoek aanvaardt. 3. In geval van een verzoek om
financiering brengt de Commissie de desbetreffende Europese
normalisatieorganisaties binnen twee maanden na ontvangst van het in lid 2
bedoelde bericht van aanvaarding op de hoogte van de toekenning van een
subsidie voor de opstelling van een Europese norm. 4. De Europese
normalisatieorganisaties brengen de Commissie op de hoogte van de activiteiten
die worden ondernomen om de in lid 1 bedoelde Europese norm op te stellen. De
Commissie beoordeelt samen met de Europese normalisatieorganisaties of de door
de Europese normalisatieorganisaties opgestelde of geïdentificeerde Europese
normen voldoen aan het oorspronkelijke verzoek. 5. Indien de Europese norm
voldoet aan de verwachte vereisten en aan het algemene veiligheidsvoorschrift
dat is neergelegd in artikel 4, publiceert de Commissie onverwijld een
referentie aan deze Europese norm in het Publicatieblad van de Europese Unie. Artikel 17 Formele bezwaren tegen Europese normen 1. Indien een lidstaat of het
Europees Parlement van oordeel is dat een Europese norm als bedoeld in artikel
16 niet volledig voldoet aan de verwachte vereisten en aan het algemene
veiligheidsvoorschrift dat is neergelegd in artikel 4, stelt de lidstaat of het
Europees Parlement de Commissie met een gedetailleerde verklaring daarvan in
kennis, waarop de Commissie besluit: a) de referenties aan de betrokken Europese
norm wel of niet of met beperkingen in het Publicatieblad van de Europese
Unie bekend te maken; b) de referenties aan de betrokken Europese
norm in het Publicatieblad van de Europese Unie te handhaven, te
handhaven met beperkingen of in te trekken. 2. De Commissie maakt op haar
website informatie bekend over de Europese normen waarover besluiten als
bedoeld in lid 1 zijn genomen. 3. De Commissie brengt de
betrokken Europese normalisatieorganisatie op de hoogte van het in lid 1
bedoelde besluit en verzoekt zo nodig om herziening van de betrokken Europese
normen. 4. Het in lid 1, onder a), van
dit artikel bedoelde besluit wordt vastgesteld volgens de raadplegingsprocedure
als bedoeld in artikel 19, lid 2. 5. Het in lid 1, onder b), van dit
artikel bedoelde besluit wordt vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure als
bedoeld in artikel 19, lid 3. HOOFDSTUK IV Slotbepalingen Artikel 18 Sancties 1. De lidstaten stellen de
sancties vast die van toepassing zijn op schendingen van de bepalingen van deze
verordening en treffen alle maatregelen die nodig zijn om de daadwerkelijke
toepassing van die sancties te garanderen. De aldus vastgestelde sancties
moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten delen die
bepalingen uiterlijk op [vul datum in - drie maanden vóór de datum van
toepassing van deze verordening] aan de Commissie mede en stellen haar
onverwijld in kennis van eventuele latere wijzigingen. 2. De sancties waarvan sprake in
lid 1 houden rekening met de omvang van de ondernemingen en meer bepaald met de
situatie van kleine en middelgrote ondernemingen. De sancties kunnen worden
vermeerderd indien de betrokken marktdeelnemer al vroeger een vergelijkbare
inbreuk heeft gepleegd en voor ernstige inbreuken kan ook in strafrechtelijke
sancties worden voorzien. Artikel 19 Comitéprocedure 1. De Commissie wordt bijgestaan
door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr.
182/2011. Voor de toepassing van de artikelen 16 en 17 van
deze verordening zal de Commissie echter worden bijgestaan door een comité dat
is opgericht bij Verordening (EU) nr. 1025/2012. Dat comité is een comité in de
zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. 2. Wanneer naar dit lid wordt
verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 3. Wanneer naar dit lid wordt
verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 4. Wanneer het advies van het in
de tweede alinea van lid 1 bedoelde comité volgens de schriftelijke procedure
moet worden verkregen, wordt die procedure zonder resultaat beëindigd als de
voorzitter van het comité binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies
daartoe beslist of een eenvoudige meerderheid van de leden van het comité
daarom verzoekt. Artikel 20 Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie 1. De bevoegdheid om
gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend
onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden. 2. De bevoegdheid om
gedelegeerde handelingen als bedoeld in de artikelen 13, lid 3,
en 15, lid 3, vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor
onbepaalde duur vanaf [vul datum in - datum van inwerkingtreding van deze
verordening]. 3. Het Europees Parlement of de
Raad kan de in de artikelen 13, lid 3, en 15, lid 3, bedoelde bevoegdheidsdelegatie
te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van
de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die
van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of
op een daarin genoemde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van
de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. 4. Zodra de Commissie een
gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig
kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad. 5. Een overeenkomstig de
artikelen 13, lid 3, en 15, lid 3, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt
alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen
een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het
Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het
Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de
Commissie heeft medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die
termijn kan op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee
maanden worden verlengd. Artikel 21 Evaluatie Uiterlijk [vijf] jaar na de datum van
toepassing van deze verordening evalueert de Commissie de toepassing ervan en
zendt zij een evaluatieverslag naar het Europees Parlement en de Raad. In dit verslag wordt nagegaan of deze verordening
haar doelstellingen heeft bereikt, meer bepaald inzake een betere bescherming
van de consumenten tegen onveilige producten, rekening houdend met de gevolgen
voor ondernemingen en meer bepaald voor kleine en middelgrote ondernemingen. Artikel 22 Intrekking 1. Richtlijn 2001/95/EG wordt
ingetrokken met ingang van [vul datum in - de datum waarop deze verordening van
toepassing wordt]. 2. Richtlijn 87/357/EEG wordt
ingetrokken met ingang van [vul datum in - de datum waarop deze verordening van
toepassing wordt]. 3. Verwijzingen naar Richtlijn
2001/95/EG en Richtlijn 87/357/EEG gelden als verwijzingen naar de onderhavige
richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in de bijlage. Artikel 23 Overgangsbepalingen 1. De lidstaten verhinderen niet
het op de markt aanbieden van producten die worden gedekt door Richtlijn
2001/95/EG en die met die richtlijn conform zijn en vóór [vul datum in –
datum van de toepassing van deze verordening] in de handel werden gebracht. 2. Europese normen waarvan de
referenties zijn bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie
overeenkomstig Richtlijn 2001/95/EG, worden geacht Europese normen te zijn als
bedoeld in artikel 5, onder b), van deze verordening. 3. Opdrachten die door de
Commissie aan een Europese normalisatieorganisatie zijn gegeven overeenkomstig
Richtlijn 2001/95/EG, worden geacht normalisatieverzoeken te zijn als bedoeld
in artikel 15, lid 1, van deze verordening. Artikel 24 1. Deze verordening treedt in
werking op [vul datum in - dezelfde dag als de inwerkingtreding van Verordening
(EU) nr. […/…] [betreffende het markttoezicht op producten]]. 2. Deze verordening is van
toepassing met ingang van [vul datum in - dezelfde dag als de datum van
toepassing van Verordening (EU) nr. […/…] [betreffende het markttoezicht op
producten]]. Deze verordening is verbindend in al
haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De voorzitter De
voorzitter Bijlage Concordantietabel Richtlijn 2001/95/EG || Richtlijn 87/357/EEG || Deze verordening Artikel 1, lid 1 || || Artikel 1 Artikel 1, lid 2, eerste alinea || || Artikel 2, lid 1 Artikel 1, lid 2, tweede alinea || || Artikel 2, lid 4 Artikel 2 || || Artikel 3 Artikel 2, onder b), punten i) - iv) || || Artikel 6, lid 1 Artikel 3, lid 1 || || Artikel 4 Artikel 3, lid 2 || || Artikel 5 Artikel 3, lid 3 || || Artikel 6, lid 2 Artikel 3, lid 4 || || - Artikel 4 || || Artikelen 16 en 17 Artikel 5, lid 1, eerste alinea || || Artikel 8, lid 8 Artikel 5, lid 1, tweede alinea || || - Artikel 5, lid 1, derde alinea || || Artikel 8, lid 9 Artikel 5, lid 1, vierde alinea || || Artikel 8, leden 3, 6 en 7 Artikel 5, lid 1, vijfde alinea || || - Artikel 5, lid 2 || || Artikel 11 Artikel 5, lid 3, eerste alinea || || Artikel 8, lid 9, en artikel 11, lid 5 Artikel 5, lid 3, tweede alinea || || - Artikel 5, lid 4 || || - Artikel 6, lid 1 || || - Artikel 6, leden 2 en 3 || || - Artikel 7 || || Artikel 18 Artikel 8, lid 1, onder a) || || - Artikel 8, lid 1, onder b) tot f) || || - Artikel 8, lid 2, eerste alinea || || - Artikel 8, lid 2, tweede alinea || || - Artikel 8, lid 2, derde alinea || || - Artikel 8, lid 3 || || - Artikel 8, lid 4 || || - Artikel 9, lid 1 || || - Artikel 9, lid 2 || || - Artikel 10 || || - Artikel 11 || || - Artikel 12 || || - Artikel 13 || || - Artikel 14 || || - Artikel 15 || || Artikel 19 Artikel 16 || || - Artikel 17 || || - Artikel 18, lid 1 || || - Artikel 18, lid 2 || || - Artikel 18, lid 3 || || - Artikel 19, lid 1 || || - Artikel 19, lid 2 || || Artikel 21 Artikel 20 || || - Artikel 21 || || - Artikel 22 || || Artikel 22 Artikel 23 || || Artikel 24 Bijlage I, afdeling 1 || || Artikel 8, lid 9, en artikel 11, lid 5 Bijlage I, afdeling 2, eerste zin || || - Bijlage I, afdeling 2, tweede zin || || Artikel 13, leden 1 en 2 Bijlage I, afdeling 3 || || - Bijlage II || || - Bijlage III || || - Bijlage IV || || Bijlage || Artikel 1 || Artikel 6, lid 1, onder e) || Artikelen 2 tot en met 7 || - FINANCIEEL MEMORANDUM 1. KADER VAN HET
VOORSTEL/INITIATIEF 1.1. Benaming van het voorstel/initiatief 1.2. Betrokken
beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur 1.3. Aard
van het voorstel/initiatief 1.4. Doelstelling(en)
1.5. Motivering
van het voorstel/initiatief 1.6. Duur
en financiële gevolgen 1.7. Beheersvorm(en)
2. BEHEERSMAATREGELEN 2.1. Regels
inzake het toezicht en de verslagen 2.2. Beheers-
en controlesysteem 2.3. Maatregelen
ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN
VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 3.1. Rubriek(en)
van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor
uitgaven 3.2. Geraamde
gevolgen voor de uitgaven 3.2.1. Samenvatting van de
geraamde gevolgen voor de uitgaven 3.2.2. Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten 3.2.3. Geraamde gevolgen
voor de administratieve kredieten 3.2.4. Verenigbaarheid met
het huidige meerjarige financiële kader 3.2.5. Bijdrage van derden
aan de financiering 3.3. Geraamde gevolgen voor de
ontvangsten FINANCIEEL
MEMORANDUM 1. KADER VAN HET
VOORSTEL/INITIATIEF 1.1. Benaming van het
voorstel/initiatief Voorstel
voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de
veiligheid van consumentenproducten 1.2. Betrokken beleidsterrein(en)
in de ABM/ABB-structuur[22] Titel
17 - Gezondheidszorg en consumentenbescherming – Hoofdstuk 17 02
Consumentenbeleid 1.3. Aard van het
voorstel/initiatief ¨ Het voorstel/initiatief
betreft een nieuwe actie. ¨ Het
voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een
voorbereidende actie[23].
X Het voorstel/initiatief betreft de verlenging
van een bestaande actie. ¨ Het
voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe
actie. 1.4. Doelstellingen 1.4.1. De met het voorstel/initiatief
beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie Het voorstel past in de
EU 2020-strategie – het tienjarenplan voor groei van de Europese Unie – door te
zorgen voor een versterking van het vertrouwen van de consumenten in de
veiligheid van producten en een verbetering van de werking van de interne
markt. 1.4.2. Specifieke doelstelling(en) en
betrokken ABM/ABB-activiteiten Specifieke
SANCO-doelstelling: consolideren en vergroten van de productveiligheid via een
doeltreffend markttoezicht in de gehele Unie. 1.4.3. Verwacht(e) resulta(a)t(en) en
gevolg(en) Vermeld de gevolgen
die het voorstel/initiatief zou moeten hebben voor de begunstigden/doelgroepen Voor
de consumenten: groter vertrouwen in de veiligheid van consumentenproducten die
op de interne markt worden aangeboden. Voor
de marktdeelnemers: duidelijkere regels met betrekking tot de op de
fabrikanten, importeurs en distributeurs rustende verplichtingen. Voor
de autoriteiten: duidelijk rechtskader voor de handhaving van de algemene
veiligheidsvoorschriften en verplichtingen voor marktdeelnemers en betere
identificatie van (gevaarlijke) consumentenproducten. 1.4.4. Resultaat- en effectindicatoren
Vermeld de indicatoren
aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is
uitgevoerd. Verhouding
tussen traceerbare/niet-traceerbare consumentenproducten die vallen onder deze
verordening en die via RAPEX worden aangemeld. Aantal
mandaten aan Europese normalisatieorganisaties en aantal Europese normen
waarnaar in het PB overeenkomstig de nieuwe verordening wordt verwezen. 1.5. Motivering van het
voorstel/initiatief 1.5.1. Behoefte(n) waarin op korte of
lange termijn moet worden voorzien De
doelstelling is een samenhangend regelgevingskader tot stand te brengen voor
veilige producten op de interne markt. Hiermee wordt de fragmentatie
tegengegaan van de regelgeving voor markttoezicht en van de op marktdeelnemers
rustende verplichtingen tussen verschillende EU-wetteksten (Richtlijn
2001/95/EG, Verordening (EG) nr. 765/2008 en sectorspecifieke
harmonisatiewetgeving van de EU), die heeft geleid tot verwarring bij zowel de
marktdeelnemers als de nationale autoriteiten en de doeltreffendheid van het
markttoezicht in de Unie ernstig heeft belemmerd. In
samenhang met een reeks andere maatregelen is de herziening van de Richtlijn
inzake algemene productveiligheid als onderdeel van het pakket Markttoezicht
met betrekking tot productveiligheid in het wetgevingspakket eengemaakte markt
I en II aangemerkt als een belangrijk initiatief dat kan bijdragen tot de
bevordering van groei en werkgelegenheid. 1.5.2. Toegevoegde waarde van de
deelname van de EU De
voorgestelde herziening van Richtlijn 2001/95/EG, waarin de door het Verdrag
van Lissabon ingevoerde wijzigingen zijn opgenomen, kan slechts op het niveau
van de Unie worden verwezenlijkt. Het voorstel is gebaseerd op artikel 114 van
het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), waarnaar ook
artikel 169 VWEU verwijst om te zorgen voor een bescherming van de gezondheid
en de veiligheid van de Europese consumenten op een hoog niveau en om een
interne markt voor consumentenproducten tot stand te brengen. Overeenkomstig
het evenredigheids- en het subsidiariteitsbeginsel die zijn neergelegd in
artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, gaat dit voorstel
niet verder dan nodig is voor de verwezenlijking van die doelstellingen. 1.5.3. Nuttige ervaring die bij
soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan Het
gebruik van Europese normen ter ondersteuning van Richtlijn 2001/95/EG is
omslachtig en vereist de inzet van veel middelen. Het voorstel heeft tot doel
een vereenvoudiging van de procedures tot stand te brengen. De
toepassing van Richtlijn 2001/95/EG inzake markttoezichtmaatregelen voor ook
onder sectorspecifieke wetgeving vallende consumentenproducten was niet altijd
eenduidig en zal worden verduidelijkt. 1.5.4. Samenhang en eventuele
synergie met andere relevante instrumenten Dit
voorstel maakt deel uit van het pakket Productveiligheid en Markttoezicht en is
dus volledig in overeenstemming met het voorstel voor een verordening van het
Europees Parlement en de Raad betreffende het markttoezicht op producten. In
dit voorstel worden definities en verplichtingen van marktdeelnemers afgestemd
op het in 2008 goedgekeurde nieuwe wetgevingskader. Het is derhalve in
overeenstemming met het stroomlijningspakket van sectorale harmonisatiewetgeving
van de Unie dat momenteel in het Europees Parlement en de Raad wordt besproken. De
bepalingen met betrekking tot Europese normen zijn in overeenstemming met de
recentelijk vastgestelde Verordening (EU) nr. 1025/2012 betreffende Europese
normalisatie. 1.6. Duur en financiële gevolgen ¨ Voorstel/initiatief met een beperkte
geldigheidsduur –
¨ Voorstel/initiatief van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met
[DD/MM]JJJJ –
¨ Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ X Voorstel/initiatief met een onbeperkte
geldigheidsduur –
Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en
met JJJJ, –
gevolgd door een volledige uitvoering. 1.7. Beheersvorm(en)[24] X Direct gecentraliseerd beheer door de
Commissie X Indirect gecentraliseerd beheer door
delegatie van uitvoeringstaken aan: –
x uitvoerende agentschappen –
¨ door de Unie opgerichte organen[25]
–
¨ nationale publiekrechtelijke organen of organen met een
openbaredienstverleningstaak –
¨ personen aan wie de uitvoering van specifieke acties in het kader van
titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie is toevertrouwd en die
worden genoemd in het betrokken basisbesluit in de zin van artikel 49 van het
Financieel Reglement ¨ Gedeeld beheer met
lidstaten ¨ Gedecentraliseerd beheer met derde landen ¨ Gezamenlijk beheer
met internationale organisaties (geef aan welke) Verstrek, indien meer
dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder "Opmerkingen". Opmerkingen: De
uitvoering van de voorgestelde verordening komt tot stand door middel van
direct gecentraliseerd beheer door de Commissie. Het
beheer van de voorgestelde verordening kan worden aangevuld met acties waarbij
het Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en consumenten (EAHC) wordt
betrokken, waaraan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad van
19 december 2002[26]
bepaalde taken voor het beheer van communautaire programma's kunnen
worden gedelegeerd. De Commissie heeft uitvoeringstaken inzake het beheer van
het communautair actieprogramma op het gebied van consumentenbeleid voor
2007-2013 gedelegeerd[27]
aan het Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en consumenten. Derhalve
kan de Commissie besluiten ook uitvoeringstaken voor het beheer van het
consumentenprogramma 2014-2020 aan het Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en
consumenten te delegeren. Zodra dit programma is vastgesteld, moet het de
rechtsgrondslag vormen voor overheidsopdrachten en subsidies op het gebied van
productveiligheid. De
beoogde delegatie van het progamma zal de uitbreiding vormen van taken die
reeds aan het Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en consumenten (EAHC) zijn
uitbesteed. 2. BEHEERSMAATREGELEN 2.1. Regels inzake het toezicht en
de verslagen Vermeld frequentie en
voorwaarden. Met
het RAPV-comité (dat door de voorgestelde verordening wordt omgevormd tot een
comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011) en de bestaande
deskundigengroepen en/of het Europees forum voor markttoezicht dat wordt
voorzien in het voorstel voor een verordening inzake uniform markttoezicht komt
een platform tot stand waarop de aangelegenheden met betrekking tot de
uitvoering van de nieuwe verordening op gezette tijden kunnen worden besproken. In
het voorstel wordt gesuggereerd dat de Commissie een evaluatie van de
uitvoering zou opstellen en hiervoor verslag zou uitbrengen bij het Europees
Parlement en de Raad. 2.2. Beheers- en controlesysteem 2.2.1. Mogelijke risico's Beide
voorstellen (over algemene productveiligheid en markttoezicht) die deel
uitmaken van het pakket, zijn tijdens de wetgevingsonderhandelingen van elkaar
losgekoppeld en worden niet parallel behandeld. 2.2.2. Controlemiddel(en) De
bepalingen inzake de inwerkingtreding zijn in beide voorstellen aan elkaar
gekoppeld. 2.3. Maatregelen ter voorkoming
van fraude en onregelmatigheden Vermeld de bestaande
en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen DG
SANCO zal niet alleen alle controlemechanismen waarin de regelgeving voorziet
toepassen, maar zal ook een antifraudestrategie opzetten overeenkomstig de op
24 juni 2011 goedgekeurde nieuwe antifraudestrategie van de Commissie (CAFS) om
onder meer te garanderen dat zijn interne antifraudegerelateerde controles
volledig met de CAFS overeenstemmen en dat zijn benadering van
frauderisicobeheer erop gericht is risicogebieden voor fraude op te merken en
daar passend op te reageren. Zo nodig zullen netwerkgroepen worden opgericht en
passende IT-instrumenten voor de analyse van fraudegevallen in verband met het
consumentenprogramma worden ontwikkeld. Onder meer de volgende maatregelen
zullen worden genomen: -
besluiten, overeenkomsten en contracten die voortvloeien uit de uitvoering van
het consumentenprogramma, zullen de Commissie, inclusief OLAF, en de Rekenkamer
uitdrukkelijk machtigen tot uitvoering van audits, controles ter plekke en
inspecties; -
tijdens de evaluatiefase van een oproep tot het indienen van
voorstellen/aanbesteding wordt aan de hand van verklaringen en het vroegtijdige
waarschuwingssysteem (EWS) gecontroleerd of de bekendgemaakte
uitsluitingscriteria niet op de indieners van de voorstellen en de inschrijvers
van toepassing zijn; -
de regels in verband met de subsidiabiliteit van de kosten zullen worden
vereenvoudigd overeenkomstig de bepalingen van het Financieel Reglement. -
alle personeelsleden die betrokken zijn bij contractbeheer, alsook auditors en
controleurs die de verklaringen van de begunstigden ter plaatse onderzoeken,
krijgen geregeld opleiding over thema’s die verband houden met fraude en
onregelmatigheden. 3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN
VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 3.1. Rubriek(en) van het meerjarige
financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven · Bestaande begrotingsonderdelen voor uitgaven In volgorde van de rubrieken van het
meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen Rubriek van het meerjarige financiële kader || Begrotingsonderdeel || Soort uitgave || Bijdrage Nummer [Omschrijving………………………] || GK/ NGK[28] || van EVA-landen[29] || van kandidaat-lidstaten[30] || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement Nr. 3 Veiligheid en burgerschap || 17.01.04.01 Administratieve uitgaven ter ondersteuning van het consumentenprogramma 2014 - 2020 || NGK || JA || NEE || NEE || NEE · Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen In volgorde van
de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen Rubriek van het meerjarige financiële kader || Begrotingsonderdeel || Soort uitgave || Bijdrage Nummer [Omschrijving…..] || GK/NGK || van EVA-landen || van kandidaat-lidstaten || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement Nr. 3 Veiligheid en burgerschap || 17 02 01 Consumentenprogramma 2014 - 2020 || GK || JA || JA || NEE || NEE 3.2. Geraamde gevolgen voor de
uitgaven 3.2.1. Samenvatting van de geraamde
gevolgen voor de uitgaven[31]
in miljoenen EUR (tot op 3 decimalen) Rubriek van het meerjarige financiële kader: || 3 || Veiligheid en burgerschap DG: SANCO || || || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL Beleidskredieten || || || || || || || Nummer begrotingsonderdeel 17 02 01 || Vastleggingen || (1) || 1,107 || 1,189 || 1,272 || 1,356 || 1,443 || 1,530 || 7,897 Betalingen || (2) || 0,554 || 1,148 || 1,230 || 1,314 || 1,400 || 2,251 || 7,897 Uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten[32] || || || || || || || Nummer begrotingsonderdeel 17 01 04 01 || Vastleggingen || (1a) || 0,094 || 0,094 || 0,094 || 0,094 || 0,094 || 0,094 || 0,564 Betalingen || (2a) || 0,094 || 0,094 || 0,094 || 0,094 || 0,094 || 0,094 || 0,564 || || || || || || || || || TOTAAL kredieten voor DG SANCO || Vastleggingen || =1+1a || 1,201 || 1,283 || 1,366 || 1,450 || 1,537 || 1,624 || 8,461 Betalingen || =2+2a || 0,648 || 1,242 || 1,324 || 1,408 || 1,494 || 2,345 || 8,461 TOTAAL beleidskredieten || Vastleggingen || (3) || 1,107 || 1,189 || 1,272 || 1,356 || 1,443 || 1,530 || 7,897 Betalingen || (4) || 0,554 || 1,148 || 1,230 || 1,314 || 1,400 || 2,251 || 7,897 TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten || (5) || 0,094 || 0,094 || 0,094 || 0,094 || 0,094 || 0,094 || 0,564 TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 3 van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || =3+ 5 || 1,201 || 1,283 || 1,366 || 1,450 || 1,537 || 1,624 || 8,461 Betalingen || =4+ 5 || 0,648 || 1,242 || 1,324 || 1,408 || 1,494 || 2,345 || 8,461 Rubriek van het meerjarige financiële kader: || 5 || "Administratieve uitgaven" in miljoenen EUR (tot op 3 decimalen) (lopende
prijzen) || || || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL || || || || || || || Personele middelen || 0,524 || 0,524 || 0,524 || 0,524 || 0,524 || 0,524 || 3,144 Andere administratieve uitgaven (dienstreizen, bijeenkomsten) || 0,069 || 0,069 || 0,069 || 0,069 || 0,069 || 0,069 || 0,414 TOTAAL || Kredieten || 0,593 || 0,593 || 0,593 || 0,593 || 0,593 || 0,593 || 3,558 TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || (Totaal vastleggingen = totaal betalingen) || 0,593 || 0,593 || 0,593 || 0,593 || 0,593 || 0,593 || 3,558 in miljoenen EUR (tot op 3 decimalen) (lopende
prijzen) || || || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5 van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || 1,794 || 1,876 || 1,959 || 2,043 || 2,130 || 2,217 || 12,019 Betalingen || 1,241 || 1,835 || 1,917 || 2,001 || 2,087 || 2,938 || 12,019 3.2.2. Geraamde gevolgen voor de
beleidskredieten –
Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten
nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven: Vastleggingskredieten in miljoenen EUR (tot op 3
decimalen) (lopende prijzen) Vermeld doelstellingen en outputs ò || || || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL || Soort output[33] || Gem. kosten van de output || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Totaal aantal outputs || Totale kosten SPECIFIEKE DOELSTELLING: Consolideren en vergroten van de productveiligheid via een doeltreffend markttoezicht in de gehele Unie || || || || || || || || || || || || || || || Output || || || || || || || || || || || || || || || || || Productveiligheid: wetenschappelijk advies, internationale samenwerking, toezicht op en de beoordeling van de veiligheid van producten, kennisbasis || || 1,316 || 4 || 1,107 || 4 || 1,189 || 4 || 1,272 || 4 || 1,356 || 4 || 1,443 || 4 || 1,530 || 24 || 7,897 || Subtotaal voor specifieke doelstelling: Consolideren en vergroten van de productveiligheid via een doeltreffend markttoezicht in de gehele Unie || 4 || 1,107 || 4 || 1,189 || 4 || 1,272 || 4 || 1,356 || 4 || 1,443 || 4 || 1,530 || 24 || 7,897 || TOTALE KOSTEN || 4 || 1,107 || 4 || 1,189 || 4 || 1,272 || 4 || 1,356 || 4 || 1,443 || 4 || 1,530 || 24 || 7,897 || 3.2.3. Geraamde gevolgen voor de
administratieve kredieten 3.2.3.1. Samenvatting –
Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve
kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven: in miljoenen EUR (tot
op 3 decimalen) (lopende prijzen) || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || || || || || || || Personele middelen || 0,524 || 0,524 || 0,524 || 0,524 || 0,524 || 0,524 || 3,144 Andere administratieve uitgaven || 0,069 || 0,069 || 0,069 || 0,069 || 0,069 || 0,069 || 0,414 Subtotaal RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || 0,593 || 0,593 || 0,593 || 0,593 || 0,593 || 0,593 || 3,558 Buiten RUBRIEK 5[34] van het meerjarige financiële kader || || || || || || || Personele middelen || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || || 0 Andere administratieve uitgaven || 0,094 || 0,094 || 0,094 || 0,094 || 0,094 || 0,094 || 0,564 Subtotaal buiten RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || 0,094 || 0,094 || 0,094 || 0,094 || 0,094 || 0,094 || 0,564 TOTAAL || 0,687 || 0,687 || 0,687 || 0,687 || 0,687 || 0,687 || 4,122 3.2.3.2. Geraamde personeelsbehoeften –
Voor het voorstel/initiatief zijn personele
middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven: in miljoenen EUR (tot op 3 decimalen) (lopende
prijzen) || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL 17 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie) || 0,524 || 0,524 || 0,524 || 0,524 || 0,524 || 0,524 || 3,144 XX 01 01 02 (delegaties) || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || || XX 01 05 01 (onderzoek door derden) || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || || 10 01 05 01 (eigen onderzoek) || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || || XX 01 02 01 (AC, END, INT van de "totale financiële middelen") || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || || XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties) || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || || XX 01 04 jj[35] || - zetel[36] || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || || - delegaties || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || || XX 01 05 02 (AC, END, INT – onderzoek door derden) || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || || 10 01 05 02 (AC, END, INT – eigen onderzoek) || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || || Ander begrotingsonderdeel (te vermelden) || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || || TOTAAL || 0,524 || 0,524 || 0,524 || 0,524 || 0,524 || 0,524 || 3,144 XX is het
beleidsterrein of de begrotingstitel. De benodigde personele
middelen zullen worden gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer
van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel
aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure
met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen
worden toegewezen. De benodigde middelen worden aangegeven zonder rekening te
houden met de taken die door een uitvoerend agentschap zullen worden
uitgevoerd. Het voorstel leidt niet tot een verhoging van de middelen die reeds
met betrekking tot het uitvoerend agentschap zijn ingezet. Beschrijving van de
uit te voeren taken Ambtenaren en tijdelijke functionarissen || Administrateurs: · Zorgen voor, toezien op en verslag uitbrengen over de juiste uitvoering en toepassing van het EU-beleid op het gebied van productveiligheid. · Volgen van de beleidsontwikkelingen op het gebied van productveiligheid en informatieuitwisseling tussen de lidstaten. · Deelnemen aan "comitologie"-vergaderingen en deskundigengroepen in verband met productveiligheid en de Commissie hierbij vertegenwoordigen. Binnen het kader van de verordening voor de veiligheid van consumentenproducten initiatieven uitstippelen en voorbereiden met het oog op een uniform, hoog beschermingsniveau inzake de veiligheid van consumentenproducten, in het bijzonder normalisatiemandaten en de beoordeling van normen en specificaties om de toepassing van de verordening te ondersteunen. Assistenten: · Verlenen van administratieve ondersteuning aan de werking van het comitologiecomité en deskundigengroepen. · Uiteenlopende taken uitvoeren die betrekking hebben op de samenwerking met interne en externe correspondenten en belanghebbende partijen op het vlak van productveiligheid. · Bijstand verlenen bij het uitschrijven van, beheren van en toezicht houden op aanbestedingen en de uitvoering van contracten. 3.2.4. Verenigbaarheid met het huidige
meerjarige financiële kader –
X Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het
nieuwe meerjarige financiële kader 2014-2020 zoals voorgesteld door de
Commissie. –
¨ Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken
rubriek van het meerjarige financiële kader. Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder
vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.
Nvt –
¨ Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het
flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële kader[37]. Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de
betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen. Nvt 3.2.5. Bijdrage van derden aan de
financiering –
Het voorstel voorziet niet in medefinanciering door
derden. 3.3. Geraamde gevolgen voor de
ontvangsten –
X Het voorstel heeft geen financiële gevolgen voor
de ontvangsten. [1] PB L 11 van 15.1.2002, blz. 4. [2] PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30. [3] Bestaande uit Verordening (EG) nr. 765/2008 en Besluit
nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008
betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten (PB
L 218 van 13.8.2008, blz. 82). [4] Goedgekeurd door de Commissie op 21 november 2011, zie
http://ec.europa.eu/enterprise/policies/single-market-goods/internal-market-for-products/new-legislative-framework/index_en.htm. [5] Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees
Parlement en de Raad van 25 oktober 2012, PB L 316 van 14.11.2012, blz.
12. [6] COM(2011) 206 definitief. [7] COM(2012) 573 final. [8] Zie voetnoot 3. [9] PB L 218 van 13.8.2008, blz. 82. [10] Zie voetnoot 5. [11] PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36. [12] PB C […] van […], blz. […]. [13] PB L 11 van 15.1.2002, blz. 4. [14] PB L [...] van [...], blz. [...]. [15] PB L 338 van 13.11.2004, blz. 4. [16] PB L 218 van 13.8.2008, blz. 82. [17] PB L 192 van 11.7.1987, blz. 42. [18] PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31. [19] PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12. [20] PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13. [21] PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. [22] ABM: Activity Based Management – ABB: Activity Based
Budgeting. [23] In de zin van artikel 49, lid 6, onder a)
of b), van het Financieel Reglement. [24] Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar
het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb:
http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html [25] In de zin van artikel 185 van het Financieel
Reglement. [26] PB L 11 van 16.1.2003, blz. 1. [27] Besluit C(2008) 4943 van de Commissie van 9 september
2008. [28] GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten. [29] EVA: Europese Vrijhandelsassociatie. [30] Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële
kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan. [31] De bedragen hangen af van het resultaat van het
wetgevingsproces dat gebaseerd is op het voorstel van de Commissie voor het
nieuwe meerjarige financiële kader 2014-2020. [32] Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter
ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU
(vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek. [33] De output bestaat erin te zorgen voor een veiligheid van
consumentenproducten van hoog niveau. De output kan moeilijk verder worden
opgesplitst in kwantitatieve outputs omdat het wegens een gebrek aan
betrouwbare gegevens niet mogelijk is in absolute of relatieve zin een
streefcijfer voor minder onveilige producten op de markt vast te stellen. Het
aantal RAPEX-kennisgevingen is niet noodzakelijk een weerspiegeling van het
aantal onveilige producten op de markt. Een groter aantal RAPEX-kennisgevingen
kan wijzen op meer doeltreffend markttoezicht maar minder onveilige producten
en omgekeerd. [34] Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter
ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU
(vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek. [35] Onder het maximum voor extern personeel uit
beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen). [36] Vooral voor structuurfondsen, Europees Landbouwfonds voor
plattelandsontwikkeling (Elfpo) en Europees Visserijfonds (EVF). [37] Zie de punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel
Akkoord.