EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document L:2007:193:FULL

Publicatieblad van de Europese Unie, L 193, 25 juli 2007


Display all documents published in this Official Journal
 

ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 193

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

50e jaargang
25 juli 2007


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EG) nr. 872/2007 van de Commissie van 24 juli 2007 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 873/2007 van de Commissie van 24 juli 2007 tot wijziging en rectificatie van Verordening (EG) nr. 1913/2006 houdende bepalingen voor de toepassing van het agromonetaire stelsel voor de euro in de landbouwsector

3

 

*

Verordening (EG) nr. 874/2007 van de Commissie van 24 juli 2007 houdende vaststelling van het definitieve steunbedrag voor gedroogde voedergewassen voor het verkoopseizoen 2006/2007

5

 

*

Verordening (EG) nr. 875/2007 van de Commissie van 24 juli 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun in de visserijsector en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1860/2004

6

 

*

Verordening (EG) nr. 876/2007 van de Commissie van 24 juli 2007 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2245/2002 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad betreffende Gemeenschapsmodellen naar aanleiding van de toetreding van de Europese Gemeenschap tot de Akte van Genève bij de Overeenkomst van 's-Gravenhage betreffende de internationale registratie van tekeningen en modellen van nijverheid ( 1 )

13

 

*

Verordening (EG) nr. 877/2007 van de Commissie van 24 juli 2007 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2246/2002 inzake de aan het Harmonisatiebureau voor de interne markt (merken, tekeningen en modellen) te betalen taksen naar aanleiding van de toetreding van de Europese Gemeenschap tot de Akte van Genève bij de Overeenkomst van 's-Gravenhage betreffende de internationale registratie van tekeningen en modellen van nijverheid

16

 

 

DOOR HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD GEZAMENLIJK AANGENOMEN BESLUITEN

 

*

Besluit nr. 878/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2007 houdende wijziging en verlenging van Besluit nr. 804/2004/EG tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter bevordering van acties op het gebied van de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap (Programma Hercules II)

18

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Commissie

 

 

2007/522/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 18 juli 2007 tot wijziging van Beschikking 2006/802/EG wat betreft vlees van varkens die in Roemenië met een levend verzwakt conventioneel vaccin zijn gevaccineerd (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 3418)  ( 1 )

23

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

25.7.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 193/1


VERORDENING (EG) Nr. 872/2007 VAN DE COMMISSIE

van 24 juli 2007

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 25 juli 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 juli 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 756/2007 (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 41).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 24 juli 2007 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

TR

90,5

ZZ

90,5

0707 00 05

TR

116,0

ZZ

116,0

0709 90 70

TR

88,2

ZZ

88,2

0805 50 10

AR

49,4

UY

56,2

ZA

66,5

ZZ

57,4

0806 10 10

BR

161,0

EG

150,8

MA

189,3

TR

180,5

ZZ

170,4

0808 10 80

AR

90,7

BR

95,8

CA

101,7

CL

91,9

CN

76,5

NZ

99,5

US

105,0

UY

36,3

ZA

100,0

ZZ

86,6

0808 20 50

AR

88,2

CL

80,8

NZ

119,1

TR

140,9

ZA

112,4

ZZ

108,3

0809 10 00

TR

169,5

ZZ

169,5

0809 20 95

CA

324,1

TR

282,6

US

286,5

ZZ

297,7

0809 30 10, 0809 30 90

TR

157,0

ZZ

157,0

0809 40 05

IL

73,6

ZZ

73,6


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.


25.7.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 193/3


VERORDENING (EG) Nr. 873/2007 VAN DE COMMISSIE

van 24 juli 2007

tot wijziging en rectificatie van Verordening (EG) nr. 1913/2006 houdende bepalingen voor de toepassing van het agromonetaire stelsel voor de euro in de landbouwsector

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2799/98 van de Raad van 15 december 1998 tot vaststelling van het agromonetaire stelsel voor de euro (1), en met name op artikel 9,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 5, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1913/2006 van de Commissie (2) is een redactionele fout geslopen met betrekking tot het ontstaansfeit voor de wisselkoers wat betreft de steun voor de verstrekking van bepaalde zuivelproducten als bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 2707/2000 van de Commissie van 11 december 2000 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de toekenning van communautaire steun voor de verstrekking van melk en bepaalde zuivelproducten aan leerlingen in onderwijsinstellingen (3). Deze fout dient te worden gerectificeerd om misleidende interpretaties uit te sluiten.

(2)

De formulering van artikel 11, onder c), van Verordening (EG) nr. 1913/2006 vormt een overlapping met artikel 6. Duidelijkheidshalve moeten de woorden „waarbij het ontstaansfeit voor de wisselkoers plaatsvindt op 1 oktober” in de eerstgenoemde bepaling worden geschrapt.

(3)

De procedure voor de codificatie van Verordening (EEG) nr. 2825/93 van de Commissie van 15 oktober 1993 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de vaststelling en de toekenning van aangepaste restituties voor in de vorm van bepaalde alcoholhoudende dranken uitgevoerde granen betreft (4) en van Verordening (EG) nr. 562/2000 van de Commissie van 15 maart 2000 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad wat de openbare interventieaankoop in de sector rundvlees betreft (5) werd afgerond vóór de goedkeuring en de bekendmaking van Verordening (EG) nr. 1913/2006. De Verordeningen (EEG) nr. 2825/93 en (EG) nr. 562/2000 werden op 30 november 2006 ingetrokken en vervangen door respectievelijk Verordening (EG) nr. 1670/2006 van de Commissie (gecodificeerde versie) (6) en Verordening (EG) nr. 1669/2006 van de Commissie (gecodificeerde versie) (7). Bijgevolg zijn de verwijzingen naar Verordening (EEG) nr. 2825/93 en Verordening (EG) nr. 562/2000 achterhaald en moeten zij in Verordening (EG) nr. 1913/2006 worden gerectificeerd.

(4)

De wijziging en de rectificaties waarin deze verordening voorziet, moeten van toepassing worden op de datum waarop de gewijzigde verordening van toepassing is geworden.

(5)

Verordening (EG) nr. 1913/2006 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd en gerectificeerd.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van alle betrokken comités van beheer,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1913/2006 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 5, lid 4, wordt vervangen door:

„4.   Wat de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 2707/2000 bedoelde steun voor de verstrekking van bepaalde zuivelproducten aan leerlingen in onderwijsinstellingen betreft, vindt het ontstaansfeit voor de wisselkoers plaats op de eerste dag van de periode waarop de in artikel 11 van die verordening bedoelde steunaanvraag betrekking heeft.”.

2)

Artikel 11, onder c), wordt vervangen door:

„c)

voor de minimumprijs voor bieten als bedoeld in artikel 6, de door de Europese Centrale Bank vastgestelde gemiddelde koers in de laatste maand vóór het ontstaansfeit.”.

3)

Artikel 18 wordt vervangen door:

„Artikel 18

Wijziging van Verordening (EG) nr. 1670/2006

Artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1670/2006 wordt vervangen door:

„2.   De restitutievoet is die welke geldt op de dag waarop de granen onder controle worden geplaatst. Voor de hoeveelheden die worden gedistilleerd in elk van de fiscale distillatieperioden die volgen op de periode waarin de granen onder controle zijn geplaatst, is de restitutievoet echter die welke geldt op de eerste dag van elke betrokken fiscale distillatieperiode.

Het ontstaansfeit voor de wisselkoers die geldt voor de restitutie, is het in artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1913/2006 van de Commissie (8) bedoelde ontstaansfeit.

4)

Artikel 21 wordt vervangen door:

„Artikel 21

Wijziging van Verordening (EG) nr. 1669/2006

Artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1669/2006 wordt vervangen door:

„Artikel 16

Wisselkoers

De ontstaansfeiten voor de wisselkoers die geldt voor het bedrag en de prijzen als bedoeld in artikel 11 en voor de zekerheid als bedoeld in artikel 9, zijn die welke worden bedoeld in artikel 8, onder a), respectievelijk artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1913/2006 van de Commissie (9).

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 juli 2007.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 349 van 24.12.1998, blz. 1.

(2)  PB L 365 van 21.12.2006, blz. 52.

(3)  PB L 311 van 12.12.2000, blz. 37. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 704/2007 (PB L 161 van 22.6.2007, blz. 31).

(4)  PB L 258 van 16.10.1993, blz. 6. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2006.

(5)  PB L 68 van 16.3.2000, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2006.

(6)  PB L 312 van 11.11.2006, blz. 33.

(7)  PB L 312 van 11.11.2006, blz. 6.

(8)  PB L 365 van 21.12.2006, blz. 52.” ”.

(9)  PB L 365 van 21.12.2006, blz. 52.” ”.


25.7.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 193/5


VERORDENING (EG) Nr. 874/2007 VAN DE COMMISSIE

van 24 juli 2007

houdende vaststelling van het definitieve steunbedrag voor gedroogde voedergewassen voor het verkoopseizoen 2006/2007

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1786/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector gedroogde voedergewassen (1), en met name op artikel 20,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1786/2003 is het steunbedrag voor gedroogde voedergewassen opgenomen dat aan de verwerkingsbedrijven moet worden betaald met inachtneming van de in artikel 5, lid 1, van die verordening vastgestelde gegarandeerde maximumhoeveelheid.

(2)

Overeenkomstig artikel 33, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 382/2005 van de Commissie van 7 maart 2005 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1786/2003 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector gedroogde voedergewassen (2), hebben de lidstaten aan de Commissie meegedeeld voor welke hoeveelheden voedergewassen steunaanvragen zijn ingediend voor het verkoopseizoen 2006/2007. Uit deze mededelingen blijkt dat de gegarandeerde maximumhoeveelheid voor gedroogde voedergewassen niet is overschreden.

(3)

Het steunbedrag voor gedroogde voedergewassen bedraagt derhalve 33 EUR per ton, zoals is bepaald in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1786/2003.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor het verkoopseizoen 2006/2007 wordt het definitieve steunbedrag voor gedroogde voedergewassen vastgesteld op 33 EUR per ton.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 juli 2007.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 114. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 456/2006 (PB L 82 van 21.3.2006, blz. 1).

(2)  PB L 61 van 8.3.2005, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 116/2007 (PB L 35 van 8.2.2007, blz. 7).


25.7.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 193/6


VERORDENING (EG) Nr. 875/2007 VAN DE COMMISSIE

van 24 juli 2007

betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun in de visserijsector en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1860/2004

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 994/98 van de Raad van 7 mei 1998 betreffende de toepassing van de artikelen 92 en 93 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op bepaalde soorten van horizontale steunmaatregelen (1), en met name op artikel 2, lid 1,

Na bekendmaking van de ontwerpverordening (2),

Na raadpleging van het Adviescomité inzake overheidssteun,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Verordening (EG) nr. 994/98 is de Commissie gemachtigd om bij verordening een plafond vast te stellen; er wordt vanuit gegaan dat steunmaatregelen die dit plafond niet bereiken, niet in overeenstemming zijn met alle criteria van artikel 87, lid 1, van het Verdrag, en derhalve niet onder de aanmeldingsprocedure van artikel 88, lid 3, van het Verdrag vallen.

(2)

In de op basis van de reeds genoemde verordening aangenomen Verordening (EG) nr. 69/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun (3), is het plafond per begunstigde over een periode van drie jaar vastgesteld op 100 000 EUR. Oorspronkelijk gold die verordening niet voor de landbouw, de visserij, de aquacultuur en het vervoer, gezien de specifieke regels in die sectoren.

(3)

In Verordening (EG) nr. 1860/2004 van de Commissie van 6 oktober 2004 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de-minimissteun in de landbouwsector en de visserijsector (4) is voor de landbouw- en de visserijsector een specifiek plafond van 3 000 EUR per begunstigde per periode van drie jaar vastgesteld, aangezien uit de ervaring van de Commissie naar voren kwam dat zeer lage steunbedragen die in die sectoren worden verleend, niet in overeenstemming zijn met de criteria van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag, mits bepaalde voorwaarden in acht worden genomen. Dit is met name het geval wanneer het bedrag van de door individuele producenten ontvangen steun laag blijft en het totale bedrag van de aan die sectoren toegekende steun niet meer bedraagt dan een klein percentage van de productiewaarde.

(4)

Gezien de veranderde economische omstandigheden en de ervaring met de toepassing van de bestaande algemene de-minimisregels, moeten de betrokken regels worden gewijzigd. Daarom heeft de Commissie Verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (5) vastgesteld. Op grond van die verordening is Verordening (EG) nr. 69/2001 vervangen, is het algemene de-minimisplafond verhoogd van 100 000 EUR tot 200 000 EUR, is het betrokken toepassingsgebied uitgebreid tot de verwerking en de afzet van landbouwproducten en is een nieuw de-minimisplafond van 100 000 EUR ingevoerd voor staatssteun aan de sector wegvervoer.

(5)

Recente ervaring met de toepassing van de regels inzake staatssteun voor de visserijsector, met name het de-minimisplafond dat is vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1860/2004 en de richtsnoeren voor het onderzoek van staatssteun in de visserij- en aquacultuursector (6), heeft duidelijk gemaakt dat het gevaar van concurrentieverstoring als gevolg van de-minimissteun kleiner is dan in 2004 werd verwacht.

(6)

Gezien de ervaring die de Commissie heeft opgedaan, mag ervan worden uitgegaan dat steun voor ondernemingen in de visserijsector die niet hoger ligt dan 30 000 EUR per begunstigde per periode van drie jaar, het handelsverkeer tussen de lidstaten niet ongunstig beïnvloedt en/of de mededinging niet vervalst of dreigt te vervalsen, voor zover het totale steunbedrag dat over een periode van drie jaar aan alle ondernemingen in de visserijsector wordt verleend, lager ligt dan 2,5 % van de jaarlijkse visserijproductie. Bijgevolg verdient het aanbeveling te verduidelijken dat dergelijke staatssteun niet onder artikel 87, lid 1, van het Verdrag sorteert. De daartoe in aanmerking te nemen jaren zijn de belastingjaren zoals die in de lidstaten voor fiscale doeleinden gelden. De desbetreffende periode van drie jaar dient op voortschrijdende grondslag te worden beoordeeld, zodat bij elke nieuwe verlening van de-minimissteun, het totale in het betrokken belastingjaar en in de twee voorgaande belastingjaren verleende bedrag aan de-minimissteun moet worden bepaald.

(7)

Bij de verlening van de-minimissteun dient eveneens rekening te worden gehouden met andere staatssteun die door de betrokken lidstaat wordt toegekend.

(8)

Het opsplitsen van staatssteun die het de-minimisplafond overschrijdt, in kleinere bedragen, die vervolgens wel onder het toepassingsgebied van de onderhavige verordening vallen, mag niet worden toegestaan.

(9)

Overeenkomstig de beginselen voor steun in het kader van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag wordt de-minimissteun als verleend beschouwd op het tijdstip waarop de begunstigde krachtens de toepasselijke nationale regeling een wettelijke aanspraak op de steun verwerft.

(10)

Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft vastgesteld dat, wanneer de Gemeenschap een regeling voor de totstandbrenging van een gemeenschappelijke marktordening in een bepaalde landbouwsector heeft vastgesteld, de lidstaten zich dienen te onthouden van elke maatregel die daarvan afwijkt of er inbreuk op maakt (7). Dit beginsel geldt ook voor de visserijsector. Deze verordening mag derhalve niet worden toegepast op steun waarvan het bedrag wordt vastgesteld op basis van de prijs of de hoeveelheid van de op de markt gebrachte producten.

(11)

Deze verordening is niet van toepassing op exportsteun en de-minimissteun ter bevordering van het gebruik van binnenlandse in plaats van ingevoerde producten. Steun voor de oprichting en de exploitatie van een distributienet in andere landen moet eveneens van de werkingssfeer worden uitgesloten. Steun ter financiering van de kosten van deelname aan handelsbeurzen of van studies of consultancydiensten die noodzakelijk zijn om een nieuw of een bestaand product op een nieuwe markt te introduceren, is in de regel geen exportsteun.

(12)

Deze verordening is niet van toepassing op ondernemingen in moeilijkheden in de zin van de communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (8), gelet op de problemen bij de vaststelling van het brutosubsidie-equivalent van steun die aan dergelijke ondernemingen wordt verleend.

(13)

Gezien de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid valt steun voor de vergroting van de vangstcapaciteit en voor de bouw of aankoop van vissersvaartuigen niet onder het toepassingsgebied van deze verordening, met uitzondering van steun voor de modernisering van het hoofddek als bedoeld in artikel 11 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (9).

(14)

Omwille van de doorzichtigheid, de gelijke behandeling en de juiste toepassing van het de-minimisplafond moeten de lidstaten dezelfde berekeningsmethode toepassen. Met het oog op een vlotte berekening en op de toepassing van Verordening (EG) nr. 1998/2006, dienen steunbedragen die in een andere vorm dan een subsidie worden verleend, in brutosubsidie-equivalent te worden omgerekend. Voor de berekening van het subsidie-equivalent van andere transparante soorten steun dan subsidies die in verschillende tranches worden uitgekeerd, moet de marktrente worden gebruikt die van toepassing is op het tijdstip dat de steun wordt toegekend. Met het oog op een uniforme, transparante en eenvoudige toepassing van de regels inzake staatssteun wordt voor de toepassing van deze verordening gebruik gemaakt van de referentierentevoeten die de Commissie regelmatig op basis van objectieve criteria vaststelt en die worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie of op internet. Om rekening te houden met de gestelde zekerheden of het met de begunstigde verbonden risico kan het evenwel noodzakelijk zijn extra basispunten toe te voegen aan het minimumtarief.

(15)

In het belang van doorzichtigheid, gelijke behandeling en doeltreffend toezicht dient deze verordening slechts van toepassing te zijn op transparante de-minimissteun. Transparante steun is steun waarvoor het brutosubsidie-equivalent vooraf nauwkeurig kan worden berekend zonder gebruik te maken van een risicoanalyse. Dergelijke precieze berekeningen kunnen bijvoorbeeld worden uitgevoerd wanneer het gaat om subsidies, rentesubsidies en belastingvrijstellingen waarvoor een plafond geldt. Steun in de vorm van kapitaalinjecties wordt alleen als transparante de-minimissteun beschouwd, indien het totale bedrag dat de overheid inbrengt, onder het de-minimisplafond blijft. Steun in de vorm van risicokapitaalmaatregelen als bedoeld in de communautaire richtsnoeren inzake staatssteun ter bevordering van risicokapitaalinvesteringen in kleine en middelgrote ondernemingen (10) geldt alleen als transparante de-minimissteun, indien de middelen die in het kader van de betrokken risicokapitaalregeling aan elke onderneming worden verstrekt, het de-minimisplafond niet overschrijden. Steun in de vorm van leningen wordt als transparante de-minimissteun beschouwd, indien voor het berekenen van het brutosubsidie-equivalent de marktrente is gebruikt die van toepassing is op het tijdstip dat de steun wordt toegekend.

(16)

Deze verordening laat de mogelijkheid onverlet dat een door een lidstaat goedgekeurde maatregel op basis van andere dan in deze verordening uiteengezette gronden, niet als staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag wordt aangemerkt, bijvoorbeeld in het geval van kapitaalinjecties, omdat tot een dergelijke maatregel is besloten in overeenstemming met het beginsel van een particuliere investeerder in de normale omstandigheden van een markteconomie.

(17)

Er moet worden voorzien in rechtszekerheid voor garantieregelingen die het handelsverkeer niet ongunstig kunnen beïnvloeden, de mededinging niet kunnen vervalsen en die voldoende gedocumenteerd zijn om mogelijke effecten op betrouwbare wijze te beoordelen. Daarom moet het de-minimisplafond van 30 000 EUR per onderneming op grond van deze verordening worden omgezet in een garantiespecifiek plafond dat gebaseerd is op het gegarandeerde bedrag van de individuele lening die de onderliggende waarde voor die garantie vormt. Het is passend dit specifieke plafond te berekenen aan de hand van een methode voor het beoordelen van het staatssteunbedrag dat in garantieregelingen voor leningen aan levensvatbare ondernemingen is vervat. De methode en de gegevens die voor het berekenen van het garantiespecifieke plafond worden gebruikt, dienen ondernemingen in moeilijkheden als bedoeld in de communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden uit te sluiten. Dit specifieke plafond geldt derhalve niet voor individuele adhocsteun die buiten een garantieregeling om wordt toegekend, noch voor steun aan ondernemingen in moeilijkheden of garanties voor andere onderliggende transacties dan leningen, zoals garanties voor vermogenstransacties. Het specifieke plafond dient te worden vastgesteld op grond van het feit dat, rekening houdend met een maximumpercentage (nettopercentage wanbetalingen) van 13 % dat met een worstcasescenario voor garantieregelingen in de Gemeenschap overeenstemt, een garantie ten belope van 225 000 EUR kan worden beschouwd als een garantie met een brutosubsidie-equivalent dat gelijk is aan het in deze verordening vastgestelde de-minimisplafond. Dit specifieke plafond geldt alleen voor garanties die ten hoogste 80 % van de onderliggende lening dekken.

(18)

De Commissie is verplicht erop toe te zien dat de staatssteunregels worden nageleefd en met name dat, wanneer op grond van de-minimisregels steun wordt verleend, de desbetreffende voorwaarden in acht worden genomen. Overeenkomstig artikel 10 van het Verdrag moeten de lidstaten deze opdracht vergemakkelijken door de nodige maatregelen te treffen om te waarborgen dat het totale bedrag van de op grond van de de-minimisregels verleende steun over een periode van drie belastingjaren niet meer bedraagt dan het plafond van 30 000 EUR per begunstigde of het algemene plafond dat de Commissie op basis van de visserijproductiewaarde per lidstaat heeft vastgesteld. Daartoe dienen de lidstaten bij het verlenen van de-minimissteun de betrokken onderneming, onder verwijzing naar deze verordening, het steunbedrag mee te delen en erop te wijzen dat het om de-minimissteun gaat. Voorts dient de betrokken lidstaat, alvorens deze steun te verlenen, van de onderneming een verklaring te ontvangen over andere in het betrokken belastingjaar en in de twee voorafgaande belastingjaren ontvangen de-minimis steun, en dient hij zorgvuldig na te gaan of het de-minimisplafond met de nieuwe de-minimissteun niet wordt overschreden. Bij wijze van alternatief kan de inachtneming van het plafond ook worden gewaarborgd door middel van een centraal register.

(19)

Aangezien het plafond voor de-minimissteun in de visserijsector dus verschilt van dat voor de landbouwsector, moet omwille van de duidelijkheid een specifieke, uitsluitend voor de visserijsector geldende verordening worden vastgesteld en moet Verordening (EG) nr. 1860/2004 dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(20)

Gezien de ervaring van de Commissie, de frequentie waarmee het staatssteunbeleid normaliter moet worden herzien en de toepassingsperiode van Verordening (EG) nr. 1998/2006 en Verordening (EG) nr. 1860/2004, dient de geldigheidsduur van de onderhavige verordening te verstrijken op 31 december 2013. Indien de geldigheidsduur van deze verordening verstrijkt zonder dat zij is verlengd, dienen de lidstaten een aanpassingsperiode van zes maanden te krijgen met betrekking tot de-minimissteun die onder deze verordening viel. Met het oog op de rechtszekerheid moet het effect van deze verordening op steun die is verleend vóór de inwerkingtreding van deze verordening, worden verduidelijkt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op steun aan ondernemingen in de visserijsector, met uitzondering van:

a)

steun waarvan het bedrag is vastgesteld op basis van de prijs of de hoeveelheid van de op de markt gebrachte producten;

b)

steun voor activiteiten die verband houden met de uitvoer, met name steun die rechtstreeks gekoppeld is aan de uitgevoerde hoeveelheden, steun voor de oprichting en exploitatie van een distributienet of voor andere lopende uitgaven in verband met de uitvoeractiviteiten;

c)

steun die afhangt van het gebruik van binnenlandse in plaats van ingevoerde goederen;

d)

steun voor de vergroting van de vangstcapaciteit, uitgedrukt als tonnage of vermogen, als omschreven in artikel 3, onder n), van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad, tenzij het in artikel 11, lid 5, van die verordening bedoelde steun voor de modernisering van het hoofddek betreft;

e)

steun voor de aankoop of bouw van vissersvaartuigen;

f)

steun verleend aan ondernemingen in moeilijkheden.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)

„ondernemingen in de visserijsector”: ondernemingen die werkzaam zijn op het gebied van de productie, de verwerking en de afzet van visserijproducten;

b)

„visserijproducten”: de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (11) omschreven producten;

c)

„verwerking en afzet”: alle handelingen, met inbegrip van de behandeling, de bewerking, de productie en de distributie, tussen het moment van de aanlanding of oogst en de fase van het eindproduct.

Artikel 3

De-minimissteun

1.   Steunmaatregelen die aan de in het onderhavige artikel en in de artikelen 4 en 5 van de onderhavige verordening vastgestelde voorwaarden voldoen, worden beschouwd als zijnde niet in overeenstemming met alle criteria van artikel 87, lid 1, van het Verdrag en zijn vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting uit hoofde van artikel 88, lid 3, van het Verdrag.

2.   Het totale bedrag aan de-minimissteun dat aan één onderneming wordt verleend, mag niet meer bedragen dan 30 000 EUR over een periode van drie belastingjaren. Dit plafond is van toepassing ongeacht de vorm van de steun en ongeacht het daarmee beoogde doel. Deze periode wordt vastgesteld op basis van de belastingjaren zoals die in de betrokken lidstaat gelden.

3.   Wanneer een totaal steunbedrag dit plafond overschrijdt, kan het voordeel van deze verordening niet voor dat steunbedrag worden ingeroepen, zelfs niet voor een gedeelte ervan dat dat plafond niet overschrijdt. In dat geval kan voor deze steunmaatregel noch op het tijdstip van de verlening van de steun noch op enig later tijdstip het voordeel van deze verordening worden ingeroepen.

4.   Het cumulatieve bedrag van de aan diverse ondernemingen in de visserijsector verleende steun mag, over om het even welke periode van drie belastingjaren, nooit meer bedragen dan de voor elke lidstaat in de bijlage vastgestelde waarde.

5.   De in de leden 2 en 4 bedoelde plafonds worden uitgedrukt als een subsidie. Alle bedragen die worden gebruikt, zijn brutobedragen vóór aftrek van belastingen of andere heffingen. Wanneer steun in een andere vorm dan subsidies wordt verleend, is het steunbedrag het brutosubsidie-equivalent van de steun.

6.   Van steun die in tranches wordt uitgekeerd, wordt door discontering de waarde op het ogenblik van de verlening ervan berekend. De rentevoet die voor de discontering en voor de berekening van het brutosubsidie-equivalent wordt gebruikt, is de referentierentevoet die geldt op het tijdstip waarop de subsidie wordt verleend.

7.   Deze verordening is alleen van toepassing op steun waarvan het brutosubsidie-equivalent vooraf precies kan worden berekend zonder dat een risicoanalyse hoeft te worden uitgevoerd („transparante steun”). Met name:

a)

geldt steun in de vorm van leningen als transparante de-minimissteun indien voor het berekenen van het brutosubsidie-equivalent de marktrente is gebruikt die van toepassing is op het tijdstip dat de steun wordt toegekend;

b)

geldt steun in de vorm van kapitaalinjecties alleen als transparante de-minimissteun indien het totale door de overheid ingebrachte bedrag het de-minimisplafond niet overschrijdt;

c)

geldt steun in het kader van risicokapitaalmaatregelen alleen als transparante de-minimissteun indien de onder de betrokken risicokapitaalregeling aan elke doelonderneming verstrekte middelen het de-minimisplafond niet overschrijden;

d)

geldt steun in de vorm van terugbetaalbare voorschotten alleen als transparante steun indien het totale bedrag van de terugbetaalbare voorschotten het krachtens deze verordening toepasselijke plafond niet overschrijdt;

e)

geldt individuele steun die in het kader van een garantieregeling wordt verleend aan ondernemingen welke geen ondernemingen in moeilijkheden zijn, als transparante de-minimissteun wanneer het in het kader van een dergelijke regeling gegarandeerde gedeelte van de onderliggende lening niet meer dan 225 000 EUR per onderneming bedraagt. Indien het gegarandeerde gedeelte van de onderliggende lening slechts een bepaald aandeel van dit plafond bedraagt, wordt het brutosubsidie-equivalent van die garantie geacht overeen te komen met hetzelfde aandeel van het toepasselijke plafond dat in lid 2 is vastgesteld. De garantie mag niet meer dan 80 % van de onderliggende lening belopen.

8.   De-minimissteun wordt niet gecumuleerd met staatssteun ten behoeve van dezelfde in aanmerking komende kosten indien deze cumulering een hogere steunintensiteit oplevert dan de intensiteit die gezien de specifieke omstandigheden van elke zaak in een groepsvrijstellingsverordening of een besluit van de Commissie is vastgesteld.

Artikel 4

Toezicht

1.   Een lidstaat die de-minimissteun aan een onderneming verleent, stelt de onderneming schriftelijk in kennis van het als bruto-equivalent uitgedrukte steunbedrag en van het feit dat het de-minimissteun betreft, met uitdrukkelijke verwijzing naar deze verordening en de titel en de vindplaats ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Wanneer op basis van een regeling de-minimissteun aan verschillende ondernemingen wordt verleend en die ondernemingen in het kader van de betrokken regeling uiteenlopende individuele steunbedragen ontvangen, kan de betrokken lidstaat ervoor opteren om deze verplichting na te komen door de ondernemingen een vast bedrag mee te delen dat overeenstemt met het in het kader van de regeling maximaal uit te keren steunbedrag. In dat geval wordt het vaste bedrag gebruikt om te na te gaan of geen van de in artikel 3, leden 2 en 4, bedoelde plafonds zijn bereikt. Alvorens de steun te verlenen, verlangt de lidstaat van de betrokken onderneming een schriftelijke of elektronische verklaring over alle andere in de twee voorgaande belastingjaren en in het lopende belastingjaar ontvangen de-minimissteun.

2.   De lidstaat verleent slechts nieuwe de-minimissteun nadat hij zich ervan heeft vergewist dat hierdoor het totale bedrag aan de-minimissteun die de onderneming tijdens het betrokken belastingjaar en de twee voorafgaande belastingjaren in die lidstaat heeft ontvangen, niet zodanig toeneemt dat de in artikel 3, leden 2 en 4, bedoelde plafonds worden overschreden.

3.   Wanneer een lidstaat een centraal register voor de-minimissteun voor visserij heeft opgezet dat alle gegevens bevat over alle de-minimissteun die door een autoriteit in die lidstaat is verstrekt, is lid 1 niet meer van toepassing op die lidstaat vanaf het tijdstip waarop het register een periode van drie belastingjaren bestrijkt.

4.   De lidstaten verzamelen en bewaren alle gegevens die betrekking hebben op de toepassing van deze verordening. Deze dossiers moeten alle gegevens bevatten die nodig zijn om na te gaan of de voorwaarden van deze verordening werden nageleefd. Voor individuele de-minimissteun worden de dossiers gedurende tien belastingjaren, te rekenen vanaf het tijdstip van steunverlening, bewaard. Voor de-minimissteunregelingen worden de dossiers bewaard gedurende tien jaar, te rekenen vanaf de datum van de laatste individuele steunverlening op grond van die regeling. Op schriftelijk verzoek verstrekt de betrokken lidstaat de Commissie binnen twintig werkdagen, of binnen een langere in dat verzoek vastgestelde termijn, alle informatie die de Commissie nodig acht om na te gaan of aan de voorwaarden van deze verordening is voldaan, met name ten aanzien van het totale bedrag aan de-minimissteun dat een bepaalde onderneming en de visserijsector van de betrokken lidstaat hebben ontvangen.

Artikel 5

Overgangsbepalingen

1.   Deze verordening is van toepassing op steun die wordt verleend vóór de inwerkingtreding van de verordening, mits aan alle in de artikelen 1 tot en met 3, en, in voorkomend geval, in artikel 4 vastgestelde voorwaarden is voldaan. Steun die niet aan deze voorwaarden voldoet, wordt door de Commissie beoordeeld overeenkomstig de relevante kaderregelingen, richtsnoeren, mededelingen en bekendmakingen.

2.   Alle de-minimissteun die tussen 1 januari 2005 en zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening is verleend en voldoet aan de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 1860/2004 die voor de visserijsector gelden tot de datum van inwerkingtreding van deze verordening, wordt beschouwd als zijnde niet in overeenstemming met alle criteria van artikel 87, lid 1, van het Verdrag en is bijgevolg vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting uit hoofde van artikel 88, lid 3, van het Verdrag.

3.   Na het verstrijken van de geldigheidsduur van deze verordening kan alle de-minimis-steun die aan de voorwaarden van deze verordening voldoet, nog gedurende zes maanden geldig ten uitvoer worden gelegd.

Artikel 6

Wijziging

Verordening (EG) nr. 1860/2004 wordt als volgt gewijzigd:

a)

In de titel wordt „en de visserijsector” geschrapt.

b)

In artikel 1 wordt „of de visserijsector” geschrapt.

c)

In artikel 2:

i)

wordt in punt 2 „met uitzondering van de in punt 5 van dit artikel omschreven visserijproducten” vervangen door „met uitzondering van de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad omschreven visserijproducten”;

ii)

worden de punten 4, 5 en 6 geschrapt.

d)

Artikel 3, lid 2, derde alinea, wordt geschrapt.

e)

In artikel 4, lid 2, wordt „respectievelijk de visserij” geschrapt.

f)

In artikel 4, lid 3, tweede alinea, wordt „of de visserijsector” geschrapt.

g)

Bijlage II wordt geschrapt.

Artikel 7

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij verstrijkt op 31 december 2013.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 juli 2007.

Voor de Commissie

Joe BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 142 van 14.5.1998, blz. 1.

(2)  PB C 276 van 14.11.2006, blz. 7.

(3)  PB L 10 van 13.1.2001, blz. 30.

(4)  PB L 325 van 28.10.2004, blz. 4.

(5)  PB L 379 van 28.12.2006, blz. 5.

(6)  PB C 229 van 14.9.2004, blz. 5.

(7)  Zaak C-113/2000, Spanje/Commissie, Jurispr. 2002, blz. I-7601, punt 73.

(8)  PB C 244 van 1.10.2004, blz. 2.

(9)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

(10)  PB C 194 van 18.8.2006, blz. 2.

(11)  PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22.


BIJLAGE

Cumulatief bedrag per lidstaat voor de visserijsector, als bedoeld in artikel 3, lid 4

(EUR)

BE

11 800 000

BG

433 000

CZ

1 008 000

DK

57 650 000

DE

48 950 000

EE

3 718 000

IE

8 508 000

EL

18 015 000

ES

127 880 000

FR

138 550 000

IT

94 325 000

CY

1 562 000

LV

3 923 000

LT

5 233 000

LU

0

HU

740 000

MT

255 000

NL

35 875 000

AT

620 000

PL

21 125 000

PT

15 688 000

RO

524 000

SL

338 000

SK

1 133 000

FI

7 075 000

SE

11 153 000

UK

102 725 000


25.7.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 193/13


VERORDENING (EG) Nr. 876/2007 VAN DE COMMISSIE

van 24 juli 2007

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2245/2002 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad betreffende Gemeenschapsmodellen naar aanleiding van de toetreding van de Europese Gemeenschap tot de Akte van Genève bij de Overeenkomst van 's-Gravenhage betreffende de internationale registratie van tekeningen en modellen van nijverheid

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende Gemeenschapsmodellen (1), en met name op artikel 107, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Naar aanleiding van de bij Besluit 2006/954/EG van de Raad (2) goedgekeurde toetreding van de Europese Gemeenschap tot de op 2 juli 1999 aangenomen Akte van Genève bij de Overeenkomst van 's-Gravenhage betreffende de internationale registratie van tekeningen en modellen van nijverheid en de daarmee samenhangende wijzigingen in Verordening (EG) nr. 6/2002 is het noodzakelijk een aantal technische uitvoeringsmaatregelen vast te stellen.

(2)

Verordening (EG) nr. 2245/2002 van de Commissie van 21 oktober 2002 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad betreffende Gemeenschapsmodellen (3) dient bijgevolg dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 109 van Verordening (EG) nr. 6/2002 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 2245/2002 wordt als volgt gewijzigd:

1)

het volgende artikel 11 bis wordt ingevoegd:

„Artikel 11bis

Onderzoek van de gronden voor weigering

1.   Ingeval het Bureau tijdens een onderzoek van een internationale inschrijving overeenkomstig artikel 106 sexies, lid 1, van Verordening (EG) nr. 6/2002 vaststelt dat het model waarvoor bescherming wordt aangevraagd, niet met de in artikel 3, onder a), van genoemde verordening gegeven omschrijving van een model overeenstemt, dan wel strijdig is met de openbare orde of de goede zeden, doet het Bureau het Internationaal Bureau van de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom (hierna het „Internationaal Bureau” genoemd) binnen zes maanden na de datum van publicatie van de internationale inschrijving een kennisgeving van weigering toekomen, die overeenkomstig artikel 12, lid 2, van de op 2 juli 1999 aangenomen en bij Besluit 2006/954/EG van de Raad (4) goedgekeurde Akte van Genève bij de Overeenkomst van 's-Gravenhage betreffende de internationale registratie van tekeningen en modellen van nijverheid (hierna de „Akte van Genève” genoemd) de gronden bevat waarop de weigering is gebaseerd.

2.   Het Bureau stelt de termijn vast waarbinnen de houder van de internationale inschrijving overeenkomstig artikel 106 sexies, lid 2, van Verordening (EG) nr. 6/2002 ten aanzien van de Gemeenschap afstand kan doen van de internationale inschrijving, de internationale inschrijving ten aanzien van de Gemeenschap tot een of meerdere tekeningen en modellen van nijverheid kan beperken, dan wel zijn opmerkingen kenbaar kan maken.

3.   Ingeval de houder van de internationale inschrijving overeenkomstig artikel 77, lid 2, van Verordening (EG) nr. 6/2002 verplicht is zich in de procedures voor het Bureau te doen vertegenwoordigen, bevat de kennisgeving een verwijzing naar de op de houder rustende verplichting om een vertegenwoordiger als bedoeld in artikel 78, lid 1, van genoemde verordening aan te wijzen.

De in lid 2 van dit artikel bedoelde termijn is van overeenkomstige toepassing.

4.   Indien de houder binnen de vastgestelde termijn geen vertegenwoordiger aanwijst, weigert het Bureau de bescherming van de internationale inschrijving.

5.   Ingeval de houder binnen de vastgestelde termijn opmerkingen kenbaar maakt die het Bureau overtuigen, trekt het Bureau de weigering in en stelt het het Internationaal Bureau overeenkomstig artikel 12, lid 4, van de Akte van Genève van de intrekking van de weigering in kennis.

Ingeval de houder overeenkomstig artikel 12, lid 2, van de Akte van Genève niet binnen de vastgestelde termijn opmerkingen kenbaar maakt die het Bureau overtuigen, bevestigt het Bureau de beslissing tot weigering van de bescherming van de internationale inschrijving. Tegen deze beslissing kan beroep worden ingesteld overeenkomstig titel VII van Verordening (EG) nr. 6/2002.

6.   Ingeval de houder afstand doet van de internationale inschrijving of de internationale inschrijving ten aanzien van de Gemeenschap tot een of meerdere tekeningen en modellen van nijverheid beperkt, stelt hij het Internationaal Bureau daarvan in kennis volgens de inschrijvingsprocedure van artikel 16, lid 1, onder iv) en v), van de Akte van Genève. De houder kan het Bureau daarvan in kennis stellen door toezending van een overeenkomstige verklaring.

2)

artikel 22 komt als volgt te luiden:

„Artikel 22

Vernieuwing van de inschrijving van een Gemeenschapsmodel

1.   Een aanvrage om vernieuwing van de inschrijving behelst:

a)

de naam van de persoon die de vernieuwing aanvraagt;

b)

het inschrijvingsnummer;

c)

indien van toepassing, de vermelding dat de vernieuwing wordt aangevraagd voor alle modellen waarop een meervoudige inschrijving betrekking heeft of, indien de vernieuwing niet voor al deze modellen wordt aangevraagd, de vermelding van de modellen waarvoor de vernieuwing wordt aangevraagd.

2.   De overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EG) nr. 6/2002 voor de vernieuwing van een inschrijving te betalen taksen bestaan uit:

a)

een vernieuwingstaks die, in het geval van verscheidene modellen van een meervoudige inschrijving, evenredig is aan het aantal modellen waarop de vernieuwing betrekking heeft;

b)

indien van toepassing, de bijkomende taks voor laattijdige betaling van de vernieuwingstaks of voor laattijdige indiening van de aanvrage om vernieuwing overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EG) nr. 6/2002, zoals nader bepaald in Verordening (EG) nr. 2246/2002.

3.   Indien de in lid 2 van dit artikel bedoelde betaling geschiedt overeenkomstig het bepaalde in artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2246/2002, wordt deze als een aanvrage om vernieuwing aangemerkt, mits zij alle bij lid 1, onder a) en b), van dit artikel en bij artikel 6, lid 1, van genoemde verordening voorgeschreven vermeldingen bevat.

4.   Wanneer de aanvrage om vernieuwing binnen de in artikel 13, lid 3, van Verordening (EG) nr. 6/2002 bepaalde termijnen wordt ingediend, maar niet aan de andere in artikel 13 van Verordening (EG) nr. 6/2002 en in de onderhavige verordening gestelde voorwaarden voor vernieuwing is voldaan, stelt het Bureau de aanvrager van de vastgestelde gebreken in kennis.

5.   Wanneer de aanvrage om vernieuwing niet of pas na het verstrijken van de in artikel 13, lid 3, tweede volzin, van Verordening (EG) nr. 6/2002 bepaalde termijn geschiedt, wanneer de taksen niet of pas na het verstrijken van die termijn worden betaald of wanneer de vastgestelde gebreken niet binnen de door het Bureau vastgestelde termijn worden verholpen, stelt het Bureau vast dat de geldigheidsduur van de inschrijving is verstreken en stelt het de houder hiervan in kennis.

Wanneer, in het geval van een meervoudige inschrijving, de betaalde taksen onvoldoende zijn om alle modellen waarvoor vernieuwing wordt aangevraagd te dekken, geschiedt deze vaststelling pas nadat het Bureau heeft vastgesteld op welke modellen het betaalde bedrag betrekking heeft.

Bij ontbreken van andere criteria om vast te stellen op welke modellen het betaalde bedrag betrekking heeft, neemt het Bureau de modellen in aanmerking in de volgorde waarin zij overeenkomstig artikel 2, lid 4, zijn genummerd.

Het Bureau stelt vast dat de geldigheidsduur van de inschrijving van alle modellen waarvoor de vernieuwingstaksen niet of niet volledig zijn betaald, is verstreken.

6.   Indien de overeenkomstig lid 5 gedane vaststelling definitief is geworden, haalt het Bureau de inschrijving van het model in het Register door met ingang van de dag volgende op die waarop de bestaande inschrijving is verstreken.

7.   Indien in lid 2 bedoelde vernieuwingstaksen zijn betaald doch de vernieuwing van de inschrijving niet is gebeurd, worden deze taksen terugbetaald.

8.   Het is mogelijk om één enkele aanvrage om vernieuwing in te dienen voor twee of meer modellen, ongeacht of deze al dan niet van dezelfde meervoudige inschrijving deel uitmaken, tegen betaling van de voor elk van de modellen vereiste taksen, mits de houders of de vertegenwoordigers telkens dezelfde zijn.”;

3)

het volgende artikel 22 bis wordt ingevoegd:

„Artikel 22bis

Vernieuwingen van internationale inschrijvingen waarin de Europese Gemeenschap wordt aangewezen

De internationale inschrijving wordt rechtstreeks bij het Internationaal Bureau vernieuwd met inachtneming van artikel 17 van de Akte van Genève.”;

4)

aan artikel 31 wordt het volgende lid 6 toegevoegd:

„6.   Wanneer het Bureau de rechtsgevolgen van een internationale inschrijving ongeldig verklaart op het grondgebied van de Gemeenschap, stelt het het Internationaal Bureau van zijn beslissing in kennis wanneer deze definitief wordt.”;

5)

aan artikel 47 wordt het volgende lid 3 toegevoegd:

„3.   De communicatie tussen het Bureau en het Internationaal Bureau verloopt op een manier en in een vorm die zij onderling zijn overeengekomen, en waar mogelijk langs elektronische weg. Wanneer sprake is van formulieren worden ook elektronische formulieren bedoeld.”;

6)

aan artikel 71 wordt het volgende lid 3 toegevoegd:

„3.   Het Bureau verstrekt informatie over internationale inschrijvingen van modellen waarin de Gemeenschap is aangewezen in de vorm van een elektronische link naar het gegevensbestand met zoekfunctie dat door het Internationaal Bureau wordt bijgehouden.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de datum waarop de Akte van Genève bij de Overeenkomst van 's-Gravenhage betreffende de internationale registratie van tekeningen en modellen van nijverheid voor de Europese Gemeenschap in werking treedt. De datum van inwerkingtreding van deze verordening wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 juli 2007.

Voor de Commissie

Charlie McCREEVY

Lid van de Commissie


(1)  PB L 3 van 5.1.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1891/2006 (PB L 386 van 29.12.2006, blz. 14).

(2)  PB L 386 van 29.12.2006, blz. 28.

(3)  PB L 341 van 17.12.2002, blz. 28.

(4)  PB L 386 van 29.12.2006, blz. 28”;


25.7.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 193/16


VERORDENING (EG) Nr. 877/2007 VAN DE COMMISSIE

van 24 juli 2007

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2246/2002 inzake de aan het Harmonisatiebureau voor de interne markt (merken, tekeningen en modellen) te betalen taksen naar aanleiding van de toetreding van de Europese Gemeenschap tot de Akte van Genève bij de Overeenkomst van 's-Gravenhage betreffende de internationale registratie van tekeningen en modellen van nijverheid

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende Gemeenschapsmodellen (1), en met name op artikel 107, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Naar aanleiding van de bij Besluit 2006/954/EG van de Raad (2) goedgekeurde toetreding van de Europese Gemeenschap tot de op 2 juli 1999 aangenomen Akte van Genève bij de Overeenkomst van 's-Gravenhage betreffende de internationale registratie van tekeningen en modellen van nijverheid (hierna de „Akte van Genève” genoemd) en de daarmee samenhangende wijzigingen in Verordening (EG) nr. 6/2002 is het noodzakelijk een aantal uitvoeringsmaatregelen vast te stellen met betrekking tot de aan het Internationaal Bureau van de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom te betalen taksen.

(2)

In artikel 106 quater van Verordening (EG) nr. 6/2002 is bepaald dat de in artikel 7, lid 1, van de Akte van Genève voorgeschreven aanwijzingstaksen worden vervangen door een individuele aanwijzingstaks.

(3)

Het bedrag van deze taks is vastgesteld in de aan Besluit 2006/954/EG gehechte Verklaring betreffende het stelsel van individuele heffingen, als bedoeld in artikel 7, lid 2, van de Akte van Genève.

(4)

Teneinde de nodige flexibiliteit te garanderen en de betaling van de taksen te vergemakkelijken, is het aangewezen de op de taksen voor modellen toepasselijke bepalingen gelijk te trekken met de op de taksen voor merken toepasselijke bepalingen die in Verordening (EG) nr. 2869/95 van de Commissie van 13 december 1995 inzake de aan het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (3) te betalen taksen zijn neergelegd, door contanten en cheques als betaalmiddel af te schaffen.

(5)

Verordening (EG) nr. 2246/2002 van de Commissie van 16 december 2002 inzake de aan het Harmonisatiebureau voor de interne markt (merken, tekeningen en modellen) te betalen taksen voor de inschrijving van Gemeenschapsmodellen (4) dient bijgevolg dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor vraagstukken inzake de taksen, de uitvoeringsverordening en de procesvoering voor de kamers van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 2246/2002 wordt als volgt gewijzigd:

1)

in artikel 1 komen de punten a) en b) als volgt te luiden:

„1)

de taksen die:

a)

uit hoofde van de Verordeningen (EG) nr. 6/2002 en (EG) nr. 2245/2002 te betalen zijn aan het Harmonisatiebureau voor de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (hierna het „Bureau” genoemd);

b)

uit hoofde van de op 2 juli 1999 aangenomen en bij Besluit 2006/954/EG van de Raad (5) goedgekeurde Akte van Genève bij de Overeenkomst van 's-Gravenhage betreffende de internationale registratie van tekeningen en modellen van nijverheid (hierna de „Akte van Genève” genoemd) te betalen zijn aan het Internationaal Bureau van de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom;

2)

door de voorzitter van het Bureau vastgestelde kosten.

2)

artikel 2 komt als volgt te luiden:

„Artikel 2

Taksen

1.   De uit hoofde van de Verordeningen (EG) nr. 6/2002 en (EG) nr. 2245/2002 aan het Bureau te betalen taksen zijn opgenomen in de bijlage bij deze verordening.

2.   De uit hoofde van artikel 7, lid 2, van de Akte van Genève juncto artikel 106 quater van Verordening (EG) nr. 6/2002 en artikel 13, lid 1, van deze verordening en artikel 22, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 2245/2002 aan het Internationaal Bureau te betalen taksen zijn opgenomen in de bijlage bij deze verordening.”;

3)

artikel 5, lid 1, komt als volgt te luiden:

„1.   De aan het Bureau verschuldigde taksen en kosten worden in euro door storting of overboeking op een bankrekening van het Bureau betaald.”;

4)

artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 komt als volgt te luiden:

„1.   Een betaling aan het Bureau wordt geacht te zijn verricht op de datum waarop het bedrag van de storting daadwerkelijk op een bankrekening van het Bureau wordt bijgeschreven.”;

b)

in lid 3 komt punt a) als volgt te luiden:

„a)

binnen de termijn waarbinnen de betaling had moeten geschieden, in een lidstaat een bankinstelling op regelmatige wijze opdracht tot overmaking van het bedrag van de betaling heeft gegeven, en”;

5)

de bijlage wordt als volgt gewijzigd:

a)

in de tabel wordt het volgende punt 1 bis ingevoegd:

„1 bis.

Individuele aanwijzingstaks voor een internationale registratie (artikel 106 quater van Verordening (EG) nr. 6/2002; artikel 7, lid 2, van de Akte van Genève) — per model

62”

b)

in de tabel wordt het volgende punt 11 bis ingevoegd:

„11 bis.

Individuele vernieuwingstaks voor een internationale registratie (artikel 13, lid 1, en artikel 106 quater van Verordening (EG) nr. 6/2002; artikel 22, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 2245/2002) — per model:

 

a)

voor de eerste vernieuwingsperiode — per model

31

b)

voor de tweede vernieuwingsperiode — per model

31

c)

voor de derde vernieuwingsperiode — per model

31

d)

voor de vierde vernieuwingsperiode — per model

31”

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de datum waarop de Akte van Genève bij de Overeenkomst van 's-Gravenhage betreffende de internationale registratie van tekeningen en modellen van nijverheid voor de Europese Gemeenschap in werking treedt. De datum van inwerkingtreding van deze verordening wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 juli 2007.

Voor de Commissie

Charlie McCREEVY

Lid van de Commissie


(1)  PB L 3 van 5.1.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1891/2006 (PB L 386 van 29.12.2006, blz. 14).

(2)  PB L 386 van 29.12.2006, blz. 28.

(3)  PB L 303 van 15.12.1995, blz. 33. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1687/2005 (PB L 271 van 15.10.2005, blz. 14).

(4)  PB L 341 van 17.12.2002, blz. 54.

(5)  PB L 386 van 29.12.2006, blz. 28.”


DOOR HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD GEZAMENLIJK AANGENOMEN BESLUITEN

25.7.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 193/18


BESLUIT Nr. 878/2007/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 23 juli 2007

houdende wijziging en verlenging van Besluit nr. 804/2004/EG tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter bevordering van acties op het gebied van de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap (Programma Hercules II)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 280,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van de Rekenkamer (1),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Gemeenschap en de lidstaten stellen zich ten doel fraude en alle andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Gemeenschap worden geschaad, te bestrijden, met inbegrip van de bestrijding van de smokkel en namaak van sigaretten. Daartoe dienen alle beschikbare middelen te worden aangewend, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de huidige taakverdeling en het huidige evenwicht inzake verantwoordelijkheden tussen het nationale en het communautaire niveau.

(2)

De maatregelen die tot doel hebben betere informatie te verspreiden, studies uit te voeren en opleidingen te verstrekken of technische bijstand te verlenen, dragen in aanzienlijke mate bij tot een betere bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap.

(3)

De steun voor die initiatieven door de toekenning van subsidies heeft het in het verleden mogelijk gemaakt het optreden van de Gemeenschap en de lidstaten voor fraudebestrijding en de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap te versterken, en de doelstellingen van het Hercules-programma voor de periode 2004-2006 te bereiken.

(4)

Krachtens artikel 7, onder a), van Besluit nr. 804/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) legt de Commissie het Europees Parlement en de Raad een verslag van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) voor over de uitvoering van het Hercules-programma en het nut van de voortzetting daarvan. In de conclusies van dat verslag wordt erop gewezen dat de doelstellingen van het Hercules-programma zijn gehaald. Daarnaast wordt in het verslag de verlenging van het programma voor de periode 2007-2013 aanbevolen.

(5)

Met het oog op de consolidering van het optreden van de Gemeenschap en de lidstaten op het gebied van de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap, met inbegrip van de bestrijding van de smokkel en namaak van sigaretten, dient het nieuwe programma alle beleidsuitgaven voor de algemene maatregelen van de Commissie (OLAF) inzake fraudebestrijding in een enkel basisbesluit op te nemen.

(6)

De toekenning van subsidies voor activiteiten en de plaatsing van overheidsopdrachten met het oog op de bevordering en uitvoering van het programma moeten plaatsvinden overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (4) en de uitvoeringsbepalingen daarvan. Aangezien in het verleden geen gebruik is gemaakt van de toekenning van subsidies voor huishoudelijke uitgaven, moeten die subsidies worden uitgesloten.

(7)

De toetredingslanden en de kandidaat-lidstaten moeten aan het Hercules II-programma kunnen deelnemen conform een memorandum van overeenstemming dat overeenkomstig de respectieve kaderovereenkomsten zal worden opgesteld.

(8)

Dit besluit stelt voor de volledige duur van het programma de financiële middelen vast die in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt vormen in de zin van punt 37 van het interinstitutioneel akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (5),

BESLUITEN:

Artikel 1

Wijzigingen

Besluit nr. 804/2004/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1 wordt vervangen door:

„Artikel 1

Programmadoelstellingen

1.   Dit besluit stelt een communautair actieprogramma vast ter bevordering van acties op het gebied van de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap. Dit programma wordt het Hercules II-programma genoemd (hierna „het programma” genoemd).

2.   Het programma bevordert acties overeenkomstig de algemene criteria in dit besluit. Het richt zich met name op de volgende doelstellingen:

a)

uitbreiding van de grensoverschrijdende en multidisciplinaire samenwerking tussen overheden in de lidstaten, de Commissie en OLAF;

b)

de vorming van netwerken over al de lidstaten, de toetredingslanden en de kandidaat-lidstaten — overeenkomstig een memorandum van overeenstemming — ter vereenvoudiging van de uitwisseling van informatie, ervaring en beste praktijken, waarbij de uiteenlopende tradities van de lidstaten geëerbiedigd worden;

c)

het bieden van technische ondersteuning aan de rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten bij de bestrijding van illegale, grensoverschrijdende activiteiten, met de nadruk op ondersteuning van de douaneautoriteiten;

d)

zonder de doeltreffende werking in het gedrang te brengen, het bereiken van een geografisch evenwicht door zo mogelijk alle lidstaten, toetredingslanden en kandidaat-lidstaten — overeenkomstig een memorandum van overeenstemming — bij de in het kader van het programma gefinancierde acties te betrekken;

e)

uitbreiding en intensivering van maatregelen op terreinen die als bijzonder gevoelig worden beschouwd, zoals de smokkel en namaak van sigaretten.”.

2)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 1 bis

Acties

Het programma wordt ten uitvoer gelegd door middel van de volgende acties op het gebied van de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap, met inbegrip van de preventie en de bestrijding van de smokkel en namaak van sigaretten:

a)

technische bijstand aan nationale autoriteiten door middel van:

i)

het aanbieden van specifieke kennis, apparatuur en instrumenten op het gebied van de informatietechnologie (IT) die de grensoverschrijdende samenwerking en de samenwerking met OLAF kunnen vergemakkelijken;

ii)

het ondersteunen van gezamenlijk optreden;

iii)

het uitbreiden van personeelsuitwisseling;

b)

opleiding, seminars en conferenties, gericht op:

i)

beter inzicht in de communautaire en nationale procedures;

ii)

uitwisseling van ervaringen tussen de desbetreffende autoriteiten van de lidstaten, toetredingslanden en kandidaat-lidstaten;

iii)

coördinatie van de acties van lidstaten, toetredingslanden, kandidaat-lidstaten en derde landen;

iv)

verspreiding van kennis, met name operationele kennis;

v)

steun aan belangrijke onderzoeksactiviteiten, zoals studies;

vi)

verbetering van de samenwerking tussen mensen uit de praktijk en academici;

vii)

bewustmaking van rechters, rechterlijke ambtenaren en andere juridische instanties ter zake van de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap;

c)

ondersteuning door middel van:

i)

het ontwikkelen en aanbieden van specifieke databanken en IT-instrumenten die toegang tot en analyse van data vereenvoudigen;

ii)

het opvoeren van gegevensuitwisseling;

iii)

het ontwikkelen en aanbieden van IT-instrumenten voor onderzoek, controle en opsporing van informatie.”.

3)

Artikel 2 wordt vervangen door:

„Artikel 2

Communautaire financiering

1.   De communautaire financiering kan geschieden in de volgende juridische vormen, overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002:

a)

subsidies;

b)

overheidsopdrachten.

2.   Om in aanmerking te komen voor een communautaire subsidie voor een actie gericht op de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap, moet de begunstigde van die subsidie de in dit besluit genoemde bepalingen in acht nemen. De actie moet in overeenstemming zijn met de beginselen die ten grondslag liggen aan de communautaire activiteiten op het gebied van de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap en rekening houden met de specifieke criteria die zijn vastgesteld in de oproepen tot het indienen van voorstellen, overeenkomstig de prioriteiten die zijn vastgelegd in het jaarlijkse subsidieprogramma, waarin de in dit besluit genoemde algemene criteria nader zijn beschreven.

3.   De communautaire financiering omvat, via overheidsopdrachten of de toekenning van subsidies, de beleidsuitgaven voor maatregelen op het gebied van de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap.

4.   De acties van de entiteiten die in aanmerking komen om op grond van het programma een communautaire financiering te ontvangen (via overheidsopdrachten of subsidies), behoren met name tot de acties ter versterking van de communautaire actie op het gebied van de bescherming van de financiële belangen, welke doelstellingen van algemeen Europees belang op dit gebied dan wel een doelstelling die past in het kader van het beleid van de Europese Unie terzake nastreven.”.

4)

De volgende artikelen worden ingevoegd:

„Artikel 2 bis

Organisaties die voor communautaire financiering in aanmerking komen

De volgende entiteiten komen voor communautaire financiering op grond van het programma in aanmerking:

a)

elke nationale of regionale overheidsdienst van een lidstaat of van een land buiten de Gemeenschap als bedoeld in artikel 3, die de versterking van de communautaire acties op het gebied van de bescherming van haar financiële belangen bevordert;

b)

elke onderzoeks- en onderwijsinstelling die sedert minstens een jaar rechtspersoonlijkheid bezit, die gevestigd en werkzaam is in een lidstaat of in een land buiten de Gemeenschap als bedoeld in artikel 3, en die de versterking van de communautaire acties ter bescherming van haar financiële belangen bevordert;

c)

elke organisatie zonder winstoogmerk die sedert minstens een jaar rechtspersoonlijkheid bezit, die gevestigd en werkzaam is in een lidstaat of een land buiten de Gemeenschap als bedoeld in artikel 3, en die de versterking van de actie van de Gemeenschap ter bescherming van haar financiële belangen bevordert.

Artikel 2 ter

Keuze van de begunstigden

De organisaties waaraan uit hoofde van artikel 2 bis een subsidie voor een actie kan worden toegekend, worden gekozen op basis van oproepen tot indienen van voorstellen, overeenkomstig de prioriteiten die zijn vastgelegd in het jaarlijkse subsidieprogramma, waarin de in dit besluit genoemde algemene criteria nader zijn beschreven. Subsidies die voor een onder het programma vallende actie worden toegekend voldoen aan de in besluit neergelegde algemene criteria.

Artikel 2 quater

Criteria op basis waarvan subsidieaanvragen worden beoordeeld

Aanvragen voor subsidiëring van acties worden beoordeeld op basis van:

a)

de mate waarin de voorgenomen actie in overeenstemming is met de doelstellingen van het voorliggende programma;

b)

de complementariteit van de actie met andere gesubsidieerde activiteiten;

c)

de haalbaarheid van de voorgenomen actie, d.w.z. de concrete mogelijkheid om haar met de voorgestelde middelen te realiseren;

d)

de kosten/batenverhouding van de voorgenomen actie;

e)

het toegevoegde nut van de voorgenomen actie;

f)

de omvang van het met de voorgenomen actie beoogde publiek;

g)

de transnationale en pluridisciplinaire aspecten van de voorgenomen actie;

h)

het geografische bereik van de voorgenomen maatregel.

Artikel 2 quinquies

Subsidiabele uitgaven

Overeenkomstig artikel 2, lid 4, worden voor het vaststellen van de subsidie alleen de uitgaven die noodzakelijk zijn voor een goede uitvoering van de betrokken actie in aanmerking genomen.

Ook de uitgaven die verband houden met de deelname van vertegenwoordigers van de Balkanlanden die deelnemen aan het stabilisatie- en associatieproces voor de landen van Zuidoost-Europa (6), de Russische Federatie, de landen die onder het Europees nabuurschapsbeleid vallen (7), alsmede bepaalde andere derde landen waarmee de Gemeenschap een overeenkomst voor wederzijdse bijstand op douanegebied heeft gesloten, zijn subsidiabel.

5)

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt a) wordt vervangen door:

„a)

in de toetredingslanden;”;

b)

punt c) en punt d) worden vervangen door het volgende punt c):

„c)

in de met de Europese Unie geassocieerde kandidaat-lidstaten, op de voorwaarden vastgesteld in de met die landen gesloten of te sluiten associatieovereenkomsten of de aanvullende protocollen daarbij betreffende de deelname aan communautaire programma's.”.

6)

Artikel 4 wordt vervangen door:

„Artikel 4

Uitvoering

De communautaire financiering vindt plaats overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002.”.

7)

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1, punt b), wordt vervangen door:

„b)

80 % van de subsidiabele uitgaven voor opleidingen, voor het bevorderen van de uitwisseling van geschoold personeel en voor het organiseren van studiedagen en conferenties, voor zover het de in artikel 2 bis, onder a), genoemde organisaties betreft;”;

b)

lid 1, punt c), wordt vervangen door:

„c)

90 % van de subsidiabele uitgaven voor het organiseren van studiedagen, conferenties en wat dies meer zij, voor zover het de in artikel 2 bis, onder b) en c), genoemde organisaties betreft.”;

c)

lid 2 wordt geschrapt.

8)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 5 bis

Controles en audits

1.   De subsidieontvanger zorgt ervoor dat in voorkomend geval de bewijsstukken die in het bezit zijn van de partners of de leden ter beschikking worden gesteld van de Commissie.

2.   De Commissie heeft het recht, hetzij rechtstreeks door tussenkomst van haar vertegenwoordigers, hetzij door tussenkomst van enige andere gekwalificeerde externe organisatie van haar keuze, een audit te verrichten van het gebruik dat van de communautaire financiering is gemaakt. Deze audits kunnen plaatsvinden gedurende de volledige looptijd van het contract of de overeenkomst en gedurende een periode van vijf jaar te rekenen vanaf de datum van de laatste betaling. De resultaten van deze audits kunnen in voorkomend geval aanleiding geven tot terugvorderingsbesluiten van de Commissie.

3.   Het personeel van de Commissie en door de Commissie gemachtigde derden hebben in het kader van deze audits toegang tot de plaatsen en kantoren waar de actie wordt uitgevoerd en tot alle voor de uitvoering van de in lid 2 bedoelde audits noodzakelijke informatie, met inbegrip van elektronische informatie.

4.   De Rekenkamer en OLAF hebben dezelfde rechten en met name het toegangsrecht als de onder lid 3 genoemde personen.

5.   Ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap tegen fraude en andere onregelmatigheden verricht de Commissie in het kader van dit programma ter plaatse controles en verificaties krachtens Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad (8). In voorkomend geval wordt een onderzoek ingesteld door OLAF overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad (9).

9)

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   Het programma wordt verlengd vanaf 1 januari 2007 en loopt af op 31 december 2013.”;

b)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   De financiële middelen voor de uitvoering van dit programma over de periode 2007-2013 bedragen 98 525 000 EUR.”.

10)

Artikel 7 wordt vervangen door:

„Artikel 7

Toezicht en beoordeling

De Commissie (OLAF) verstrekt jaarlijks informatie over de resultaten van het programma aan het Europees Parlement en de Raad. Deze omvat informatie over verenigbaarheid en complementariteit met andere programma's en acties op het niveau van de Europese Unie.

Uiterlijk op 31 december 2010 wordt een onafhankelijke beoordeling opgemaakt van de uitvoering van het programma, met inbegrip van een onderzoek naar de resultaten en het behalen van de doelstellingen van het programma.

Uiterlijk op 31 december 2014 legt de Commissie (OLAF) een verslag voor aan het Europees Parlement en de Raad over het behalen van de doelstellingen van het programma.”.

11)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 7 bis

Beheer van het programma

Op grond van een kosten/batenanalyse kan de Commissie een beroep doen op deskundigen en op elke andere vorm van technische en administratieve bijstand die geen uitoefening van openbaar gezag inhoudt. Deze bijstand wordt uitbesteed in het kader van contracten voor de uitvoering van specifieke diensten. Voorts kan zij studies financieren en bijeenkomsten van deskundigen organiseren die de uitvoering van het programma kunnen vergemakkelijken, alsmede informatie-, bekendmakings- en verspreidingsacties ondernemen die rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma.”.

12)

De bijlage wordt geschrapt.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 23 juli 2007.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

H.-G. PÖTTERING

Voor de Raad

De voorzitter

L. AMADO


(1)  PB C 302 van 12.12.2006, blz. 41.

(2)  Advies van het Europees Parlement van 13 februari 2007 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 28 juni 2007.

(3)  PB L 143 van 30.4.2004, blz. 9.

(4)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1995/2006 (PB L 390 van 30.12.2006, blz. 1).

(5)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

(6)  Albanië, Bosnië-Herzegovina, Kroatië, Montenegro, Servië en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.

(7)  Algerije, Armenië, Azerbeidzjan, Wit-Rusland, Egypte, Georgië, Israël, Jordanië, Libanon, Libië, Marokko, Moldavië, de Palestijnse Autoriteit, Syrië, Tunesië en Oekraïne.”.

(8)  PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.

(9)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.”.


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Commissie

25.7.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 193/23


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 18 juli 2007

tot wijziging van Beschikking 2006/802/EG wat betreft vlees van varkens die in Roemenië met een levend verzwakt conventioneel vaccin zijn gevaccineerd

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 3418)

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/522/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op het Verdrag betreffende de toetreding van Bulgarije en Roemenië,

Gelet op de Akte van toetreding van Bulgarije en Roemenië, en met name op artikel 42,

Gelet op Richtlijn 2001/89/EG van de Raad van 23 oktober 2001 betreffende maatregelen van de Gemeenschap ter bestrijding van klassieke varkenspest (1), en met name op artikel 19, lid 3, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 2006/802/EG van de Commissie van 23 november 2006 tot goedkeuring van de programma’s voor de uitroeiing van klassieke varkenspest bij wilde varkens en het uitvoeren van noodvaccinatie tegen klassieke varkenspest bij wilde en op bedrijven gehouden varkens in Roemenië (2) is vastgesteld om klassieke varkenspest in die lidstaat te bestrijden.

(2)

Bij artikel 4 van die beschikking is het op 27 september 2006 door Roemenië bij de Commissie ingediende programma voor noodvaccinatie tegen klassieke varkenspest met een levend verzwakt conventioneel vaccin bij varkens op varkensbedrijven („het goedgekeurde programma”) goedgekeurd.

(3)

Volgens artikel 5, onder c), van Beschikking 2006/802/EG moet Roemenië ervoor zorgen dat vlees afkomstig van varkens die overeenkomstig artikel 4 van die beschikking gevaccineerd zijn, uitsluitend bestemd is voor particulier huishoudelijk gebruik of voor rechtstreekse levering van kleine hoeveelheden door de producent aan de eindverbruiker of de plaatselijke markt in dezelfde gemeente en niet naar andere lidstaten wordt verzonden. Artikel 5, onder b) van die beschikking bepaalt dat dergelijk vlees van een speciaal keurmerk moet worden voorzien.

(4)

Het goedgekeurde programma houdt in dat de verplaatsing van varkens (huisdieren) van niet-professionele bedrijven en van vlees, producten en bijproducten van die varkens verboden is, behalve voor eigen consumptie in het bedrijf van oorsprong. In voorkomend geval mogen levende dieren uitsluitend op de plaatselijke markt verkocht worden.

(5)

Op 3 mei 2007 heeft Roemenië bij de Commissie een wijziging op het goedgekeurde programma ingediend. Volgens het gewijzigde goedgekeurde programma is het onder bepaalde voorwaarden en indien noodvaccinatie met een levend verzwakt conventioneel vaccin overeenkomstig artikel 4 van Beschikking 2006/802/EG is uitgevoerd, toegestaan varkens van kleinere of niet-professionele bedrijven rechtstreeks te verplaatsen naar een in hetzelfde district als het bedrijf van oorsprong gelegen slachthuis, of als er in dat district geen slachthuis is, naar een slachthuis in een buurdistrict.

(6)

Daarnaast heeft Roemenië verzocht om een tijdelijke afwijking, tot en met 31 augustus 2007, van artikel 5, onder c), van Beschikking 2006/802/EG, zodat vlees van die varkens in het hele district in de handel gebracht mag worden, aangezien het zeer moeilijk gebleken is in de gemeente zelf een voldoende groot afzetgebied te vinden.

(7)

De wijziging van het goedgekeurde programma en het verzoek om van artikel 5, onder c), van Beschikking 2006/802/EG te mogen afwijken zijn verenigbaar met het streven klassieke varkenspest in Roemenië uit te roeien. In het belang van de diergezondheid echter moeten aan de afwijking bepaalde voorwaarden worden verbonden; met name moet het desbetreffende varkensvlees van een speciaal keurmerk worden voorzien zodat de traceerbaarheid volledig gewaarborgd is, en mag het vlees niet naar andere lidstaten worden verzonden.

(8)

Beschikking 2006/802/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Beschikking 2006/802/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 4 komt als volgt te luiden:

„Artikel 4

Programma voor noodvaccinatie tegen klassieke varkenspest met een levend verzwakt conventioneel vaccin bij varkens op varkensbedrijven

Het op 27 september 2006 door Roemenië bij de Commissie ingediende programma voor noodvaccinatie tegen klassieke varkenspest met een levend verzwakt conventioneel vaccin bij varkens op varkensbedrijven in het onder punt 4 van de bijlage genoemde gebied, in de gewijzigde versie die op 3 mei 2007 bij de Commissie is ingediend, wordt goedgekeurd.”.

2)

Het volgende artikel 5 bis wordt ingevoegd:

„Artikel 5 bis

Afwijkingen van de voorwaarde van artikel 5, onder c)

1.   In afwijking van artikel 5, onder c), mag Roemenië toestaan dat vlees van varkens die overeenkomstig artikel 4 zijn gevaccineerd, in de handel wordt gebracht op de plaatselijke markt in het district waarin het bedrijf van oorsprong van die varkens gelegen is, mits dat vlees:

a)

in het slachthuis overeenkomstig de instructies van de bevoegde autoriteit is geregistreerd;

b)

gescheiden van ander varkensvlees is bewaard en opgeslagen;

c)

voorzien is van een speciaal keurmerk of identificatiemerk dat:

i)

verschilt van de in artikel 5, onder b), bedoelde keurmerken;

ii)

niet kan worden verward met het keurmerk van artikel 4 van Beschikking 2006/779/EG;

d)

alleen mag worden verzonden naar inrichtingen in hetzelfde district als het bedrijf van oorsprong van de varkens;

e)

vergezeld gaat van een door een officiële dierenarts afgegeven certificaat waarin de oorsprong, identificatie en bestemming van het varkensvlees vermeld staan.

2.   Het in lid 1 bedoelde varkensvlees mag niet naar andere lidstaten worden verzonden.”.

Artikel 2

Roemenië neemt de nodige maatregelen om aan deze beschikking te voldoen en maakt die maatregelen bekend. Het stelt de Commissie hiervan onmiddellijk in kennis.

Artikel 3

Artikel 1, lid 2, is van toepassing tot en met 31 augustus 2007.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 18 juli 2007.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 316 van 1.12.2001, blz. 5. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/104/EG (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 352).

(2)  PB L 329 van 25.11.2006, blz. 34.


Top