EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document L:2010:241:FULL

Publicatieblad van de Europese Unie, L 241, 14 september 2010


Display all documents published in this Official Journal
 

ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2010.241.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 241

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

53e jaargang
14 september 2010


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 801/2010 van de Commissie van 13 september 2010 ter uitvoering van artikel 10, lid 3, van Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de vlaggenstaatcriteria betreft ( 1 )

1

 

*

Verordening (EU) nr. 802/2010 van de Commissie van 13 september 2010 ter uitvoering van artikel 10, lid 3, en artikel 27 van Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de prestaties van de rederij betreft ( 1 )

4

 

 

Verordening (EU) nr. 803/2010 van de Commissie van 13 september 2010 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

8

 

 

Verordening (EU) nr. 804/2010 van de Commissie van 13 september 2010 tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 877/2009 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2009/10

10

 

 

BESLUITEN

 

 

2010/486/EU

 

*

Besluit van de Raad van 7 september 2010 tot wijziging van Besluit 2010/320/EU gericht tot Griekenland met het oog op de versterking en verdieping van het begrotingstoezicht en tot aanmaning van Griekenland om maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die nodig wordt geacht om de buitensporigtekortsituatie te verhelpen

12

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

14.9.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 241/1


VERORDENING (EU) Nr. 801/2010 VAN DE COMMISSIE

van 13 september 2010

ter uitvoering van artikel 10, lid 3, van Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de vlaggenstaatcriteria betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende havenstaatcontrole (1), en met name artikel 10, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De prestaties van de vlaggenstaat vormen één van de algemene parameters om het risicoprofiel van schepen te bepalen.

(2)

Bij de beoordeling van het risicoprofiel van een schip moet rekening worden gehouden met de aanhoudingsgraad binnen de Unie en binnen het door het Memorandum van overeenstemming van Parijs inzake havenstaatcontrole (Memorandum van Parijs) bestreken gebied.

(3)

Het is noodzakelijk voort te bouwen op de met de toepassing van Memorandum van Parijs verworven deskundigheid met betrekking tot de methode die moet worden gebruikt ter beoordeling van de prestaties van de vlaggenstaat.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Indeling van de vlaggenstaten in categorieën op basis van de aanhoudingsgraad

1.   Ter bepaling van de prestaties van de vlaggenstaat in de zin van Richtlijn 2009/16/EG, worden de vlaggenstaten ingedeeld in een zwarte, grijze of witte lijst, vastgesteld overeenkomstig het Memorandum van Parijs op basis van het totale aantal inspecties en aanhoudingen gedurende drie jaar. Daarnaast worden de vlaggenstaten die op de zwarte lijst staan, onderverdeeld in zeer hoog, hoog, gemiddeld tot hoog of gemiddeld risico, afhankelijk van hun aanhoudingsgraad. De indeling wordt jaarlijks geactualiseerd.

2.   Voor de indeling van een vlaggenstaat in de zwarte, grijze of witte lijst moeten ten minste dertig havenstaatcontrole-inspecties zijn uitgevoerd.

3.   De voor de categorie-indeling van vlaggenstaten te gebruiken methode en formules moeten in overeenstemming zijn met de in de bijlage vastgestelde vlaggenstaatcriteria.

Artikel 2

Prestaties van de vlaggenstaat op basis van de IMO-audit

De in bijlage I, deel I.1, onder c), punt iii), bij Richtlijn 2009/16/EG bedoelde naleving met betrekking tot schepen die als een lager risico worden beschouwd, wordt geacht te zijn aangetoond wanneer de Commissie van de vlaggenstaat de schriftelijke bevestiging heeft ontvangen dat een definitief auditverslag is opgesteld en, in voorkomend geval, een herstelactieplan is gediend. Ook vóór 17 juni 2009 uitgevoerde audits worden in aanmerking genomen.

Artikel 3

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 september 2010.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 131 van 28.5.2009, blz. 57.


BIJLAGE

Vlaggenstaatcriteria

(als bedoeld in artikel 10, lid 3, onder a), van Richtlijn 2009/16/EG)

1.

De prestaties van de vlaggenstaat worden berekend aan de hand van een standaardformule voor statistische berekeningen met bepaalde vaste waarden. De grenzen tussen zwart en grijs en tussen grijs en wit worden bepaald door de volgende formules:

Formula Formula

Waarbij:

N staat voor het aantal inspecties

p staat voor de toelaatbare aanhoudingsgrens

z staat voor de kritieke waarde van de normale distributie (1,645 voor een betrouwbaarheidsniveau van 95 %).

2.

De in punt 1 weergegeven formules bepalen het toegestane aantal aanhoudingen voor de zwarte of witte lijst. Ligt het aantal aanhoudingen boven de grens tussen zwart en grijs, dan betekent dat slechter dan gemiddeld en moet de vlaggenstaat in de zwarte lijst worden ingedeeld; ligt het aantal aanhoudingen onder de grens tussen wit en grijs, dan betekent dat beter dan gemiddeld en moet de vlaggenstaat in de witte lijst worden ingedeeld. Wanneer het aantal aanhoudingen voor een bepaalde vlaggenstaat zich tussen de twee bevindt, wordt de vlaggenstaat in de grijze lijst ingedeeld.

3.

Om de prestaties van de vlaggenstaten die op de zwarte, grijze of witte lijst staan te kunnen vergelijken, wordt de berekening herhaald door p in de in punt 1 weergegeven formules aan te passen.

4.

Om de prestaties van de vlaggenstaat te kunnen vergelijken, wordt de overschrijdingsfactor (OF) gebruikt. De OF is een aanwijzing van het aantal keren dat p moet worden gewijzigd en herberekend tot het aantal aanhoudingen voor een bepaalde vlaggenstaat aan de limieten voldoet. Elke stijging of daling van p met 3 % komt overeen met één volledig OF-punt. Voor vlaggenstaten in de grijze lijst wordt de OF berekend aan de hand van de volgende formule:

Formula

5.

De volgende OF-waarden worden gebruikt voor de indeling van de in de zwarte lijst opgenomen vlaggenstaten in zeer hoog, hoog, gemiddeld tot hoog of gemiddeld risico:

 

OF = 4,01 en meer: zeer hoog risico

 

OF = 3,01 tot en met 4,00: hoog risico

 

OF = 2,01 tot en met 3,00: gemiddeld tot hoog risico

 

OF = 1,01 tot en met 2,00: gemiddeld risico.


14.9.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 241/4


VERORDENING (EU) Nr. 802/2010 VAN DE COMMISSIE

van 13 september 2010

ter uitvoering van artikel 10, lid 3, en artikel 27 van Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de prestaties van de rederij betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake havenstaatcontrole (1), en met name artikel 10, lid 3, en artikel 27,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De prestaties van de rederij vormen een van de algemene parameters die het risicoprofiel van een schip bepalen.

(2)

Teneinde de prestaties van rederijen in de zin van Richtlijn 2009/16/EG te bepalen, moeten inspecteurs bij de inspectie van een schip het aan een rederij toegekende IMO-nummer registreren.

(3)

Ter beoordeling van de prestaties van de rederij moet het relatieve aantal tekortkomingen en aanhoudingen van ieder schip van de vloot van de rederij die binnen de Unie dan wel binnen het onder het Memorandum van overeenstemming van Parijs inzake havenstaatcontrole (Memorandum van Parijs) vallende gebied aan een inspectie zijn onderworpen, in aanmerking worden genomen.

(4)

Het is noodzakelijk voort te bouwen op de met de toepassing van het Memorandum van Parijs verworven deskundigheid met betrekking tot de gebruikte methode voor de beoordeling van de prestaties van de rederij.

(5)

De Commissie moet voor de publicatie op een publiek toegankelijke website van een lijst van rederijen met een laag of zeer laag prestatieniveau gebruikmaken van de diensten van het bij Verordening (EG) nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad (2) opgerichte Europees Agentschap voor maritieme veiligheid.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Identificatie van rederijen

De lidstaten zien erop toe dat de rederij (maatschappij), zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 18, van Richtlijn 2009/16/EG, wordt geïdentificeerd door middel van het IMO-nummer indien het schip moet voldoen aan de International Safety Management Code (ISM-code) als bedoeld in hoofdstuk IX van het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (SOLAS-Verdrag).

Artikel 2

Criteria voor de beoordeling van de prestaties van de rederij

1.   Ter beoordeling van de prestaties van de rederij als bedoeld in bijlage I, deel I.1, onder e), van Richtlijn 2009/16/EG, worden de in de bijlage bij deze verordening vermelde criteria gebruikt.

2.   Het niveau van de prestaties van de rederij wordt dagelijks bijgewerkt en berekend op basis van de 36 maanden voorafgaande aan de beoordeling. Hiertoe geschiedt de berekening op basis van de vanaf 17 juni 2009 verzamelde gegevens. Indien minder dan 36 maanden zijn verstreken sinds 17 juni 2009, geschiedt de berekening op basis van de beschikbare gegevens.

3.   De rederijen worden ingedeeld volgens hun prestatieniveau: zeer laag, laag, middelmatig of hoog, zoals weergegeven in punt 3 van de bijlage.

Artikel 3

Publicatie van lijsten van rederijen met een laag en een zeer laag prestatieniveau

1.   Voor de regelmatige publicatie op een publiek toegankelijke website van een lijst van rederijen met een laag en een zeer laag prestatieniveau overeenkomstig artikel 27 van Richtlijn 2009/16/EG, wordt de Commissie bijgestaan door het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA).

2.   Op zijn publiek toegankelijke website publiceert en actualiseert het EMSA dagelijks de volgende gegevens:

a)

de lijst van rederijen die in de voorafgaande 36 maanden gedurende een aaneengesloten periode van ten minste drie maanden een zeer laag prestatieniveau hebben behaald,

b)

de lijst van rederijen die in de voorafgaande 36 maanden gedurende een aaneengesloten periode van ten minste drie maanden een laag of zeer laag prestatieniveau hebben behaald,

c)

de lijst van rederijen die in de voorafgaande 36 maanden gedurende een aaneengesloten periode van ten minste zes maanden een laag prestatieniveau hebben behaald.

Artikel 4

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 september 2010.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 131 van 28.5.2009, blz. 57.

(2)  PB L 208 van 5.8.2002, blz. 1.


BIJLAGE

CRITERIA VOOR DE PRESTATIES VAN DE REDERIJ

(bedoeld in artikel 10, lid 3, van Richtlijn 2009/16/EG)

1.   Aanhoudingsindex van een rederij

De aanhoudingsindex is de verhouding tussen het aantal aanhoudingen van alle schepen in de vloot van een rederij en het aantal inspecties van alle schepen in de vloot van die rederij in de voorafgaande 36 maanden, vergeleken met de gemiddelde aanhoudingsverhouding voor alle schepen die in het onder het Memorandum van Parijs vallende gebied in de voorafgaande 36 maanden zijn geïnspecteerd.

De aanhoudingsindex wordt als gemiddeld beschouwd indien deze binnen een marge van 2 procentpunten ligt boven of onder de gemiddelde aanhoudingsverhouding voor alle schepen die in de voorafgaande 36 maanden in het onder het Memorandum van Parijs vallende gebied zijn geïnspecteerd.

De aanhoudingsindex wordt als bovengemiddeld beschouwd indien deze meer dan 2 procentpunten ligt boven de gemiddelde aanhoudingsverhouding voor alle schepen die in de voorafgaande 36 maanden in het onder het Memorandum van Parijs vallende gebied zijn geïnspecteerd.

De aanhoudingsindex wordt als benedengemiddeld beschouwd indien deze meer dan 2 procentpunten ligt onder de gemiddelde aanhoudingsverhouding voor alle schepen die in de voorafgaande 36 maanden in het onder het Memorandum van Parijs vallende gebied zijn geïnspecteerd.

De aanhoudingsindex van een rederij wordt als bovengemiddeld beschouwd, ongeacht alle andere inspectieresultaten, indien in de voorafgaande 36 maanden een weigering van de toegang overeenkomstig Richtlijn 2009/16/EG is uitgevaardigd voor een schip van de vloot van die rederij.

2.   Tekortkomingsindex van een rederij

De tekortkomingsindex is de verhouding tussen het puntentotaal van alle tekortkomingen van alle schepen in de vloot van een rederij en het aantal inspecties van alle schepen in de vloot van die rederij in de voorafgaande 36 maanden, vergeleken met de gemiddelde tekortkomingsverhouding voor alle schepen die in het onder het Memorandum van Parijs vallende gebied in de voorafgaande 36 maanden zijn geïnspecteerd.

Voor de toepassing van de eerste alinea worden voor tekortkomingen met betrekking tot de ISM-code 5 punten toegekend, terwijl voor alle andere tekortkomingen 1 punt wordt toegekend. De gemiddelde tekortkomingsverhouding binnen het onder het Memorandum van Parijs vallende gebied wordt gewogen met inachtneming van de gemiddelde hoeveelheid op de ISM-code betrekking hebbende tekortkoningen en alle andere tekortkomingen per inspectie.

De tekortkomingsindex wordt als gemiddeld beschouwd indien deze binnen een marge van 2 procentpunten ligt boven of onder het gewogen gemiddelde van de tekortkomingen in het onder het Memorandum van Parijs vallende gebied in de voorafgaande 36 maanden.

De tekortkomingsindex wordt als bovengemiddeld beschouwd indien deze meer dan 2 procentpunten ligt boven het gewogen gemiddelde van de tekortkomingen in het onder het Memorandum van Parijs vallende gebied in de voorafgaande 36 maanden.

De tekortkomingsindex wordt als benedengemiddeld beschouwd indien deze meer dan 2 procentpunten ligt onder het gewogen gemiddelde van de tekortkomingen in het onder het Memorandum van Parijs vallende gebied in de voorafgaande 36 maanden.

3.   Prestatiematrix van de rederij

De prestaties van de rederij worden als volgt ingedeeld:

Aanhoudingsindex

Tekortkomingsindex

Prestaties van de rederij

bovengemiddeld

bovengemiddeld

zeer laag

bovengemiddeld

gemiddeld

laag

bovengemiddeld

benedengemiddeld

gemiddeld

bovengemiddeld

benedengemiddeld

bovengemiddeld

gemiddeld

gemiddeld

middelmatig

gemiddeld

benedengemiddeld

benedengemiddeld

gemiddeld

benedengemiddeld

benedengemiddeld

hoog

Indien de vloot van een rederij evenwel geen inspecties heeft ondergaan of indien de rederij niet verplicht is over een IMO-nummer te beschikken, worden haar prestaties geacht middelmatig te zijn.


14.9.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 241/8


VERORDENING (EU) Nr. 803/2010 VAN DE COMMISSIE

van 13 september 2010

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 14 september 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 september 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MK

61,0

XS

45,6

ZZ

53,3

0707 00 05

MK

55,0

TR

144,2

ZZ

99,6

0709 90 70

TR

114,3

ZZ

114,3

0805 50 10

AR

93,1

BR

122,7

CL

128,4

IL

141,4

TR

146,0

UY

133,6

ZA

117,2

ZZ

126,1

0806 10 10

EG

148,1

IL

122,3

TR

111,5

ZA

92,1

ZZ

118,5

0808 10 80

AR

100,8

BR

70,5

CL

95,9

CN

56,6

NZ

110,7

US

87,4

ZA

84,5

ZZ

86,6

0808 20 50

AR

80,1

CL

150,5

CN

69,9

ZA

82,6

ZZ

95,8

0809 30

AR

55,2

TR

152,2

ZZ

103,7

0809 40 05

BA

54,7

IL

165,3

XS

52,3

ZZ

90,8


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


14.9.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 241/10


VERORDENING (EU) Nr. 804/2010 VAN DE COMMISSIE

van 13 september 2010

tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 877/2009 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2009/10

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name op artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2009/10 zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 877/2009 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 800/2010 van de Commissie (4).

(2)

Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 951/2006 te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 951/2006 voor het verkoopseizoen 2009/10 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 877/2009 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 14 september 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 september 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.

(3)  PB L 253 van 25.9.2009, blz. 3.

(4)  PB L 240 van 11.9.2010, blz. 3.


BIJLAGE

Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 14 september 2010

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

1701 11 10 (1)

54,18

0,00

1701 11 90 (1)

54,18

0,00

1701 12 10 (1)

54,18

0,00

1701 12 90 (1)

54,18

0,00

1701 91 00 (2)

49,99

2,47

1701 99 10 (2)

49,99

0,00

1701 99 90 (2)

49,99

0,00

1702 90 95 (3)

0,50

0,22


(1)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)  Vaststelling per procent sacharose.


BESLUITEN

14.9.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 241/12


BESLUIT VAN DE RAAD

van 7 september 2010

tot wijziging van Besluit 2010/320/EU gericht tot Griekenland met het oog op de versterking en verdieping van het begrotingstoezicht en tot aanmaning van Griekenland om maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die nodig wordt geacht om de buitensporigtekortsituatie te verhelpen

(2010/486/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en met name artikel 126, lid 9, en artikel 136,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 136, lid 1, onder a), van het VWEU voorziet in de mogelijkheid specifieke maatregelen ter versterking van de coördinatie en de bewaking van de begrotingsdiscipline vast te stellen voor de lidstaten die de euro als munt hebben.

(2)

Overeenkomstig artikel 126 van het VWEU dienen de lidstaten buitensporige overheidstekorten te vermijden. Daartoe is in datzelfde artikel een buitensporigtekortprocedure vastgelegd. Het stabiliteits- en groeipact, waarvan het correctieve deel bestaat in de tenuitvoerlegging van de buitensporigtekortprocedure, verschaft een kader dat, met inachtneming van de economische situatie, het overheidsstreven naar een spoedige terugkeer naar solide begrotingssituaties ondersteunt.

(3)

Op 27 april 2009 heeft de Raad overeenkomstig artikel 104, lid 6, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap besloten dat er in Griekenland een buitensporig tekort bestond.

(4)

Op 10 mei 2010 heeft de Raad Besluit 2010/320/EU aangenomen, gericht tot Griekenland, met het oog op de versterking en verdieping van het begrotingstoezicht en tot aanmaning van Griekenland om maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die nodig wordt geacht om de buitensporigtekortsituatie te verhelpen (1) (hierna „het besluit” genoemd). Het besluit stelde als uiterste termijn voor Griekenland om daaraan te voldoen 2014 vast. De Raad stelde het volgende traject voor de correctie van het tekort vast: overheidstekorten van minder dan 8 % van het bbp in 2010, 7,6 % van het bbp in 2011, 6,5 % van het bbp in 2012, 4,9 % van het bbp in 2013 en 2,6 % van het bbp in 2014.

(5)

Volgens de prognoses die ten tijde van de aanneming door de Raad van het besluit beschikbaar waren, zou het reële bbp in 2010 met 4 % en in 2011 met 2,6 % krimpen, en zich nadien herstellen met groeicijfers van 1,1 % in 2012 en 2,1 % in 2013 en 2014. Verwacht werd dat de bbp-deflator in de periode 2010-2014 op achtereenvolgens 1,2 %, – 0,5 %, 1,0 %, 0,7 % en 1,0 % zou uitkomen. Gezien de economische ontwikkelingen die zich inmiddels hebben voorgedaan, worden de bovengenoemde cijfers voor de reële bbp-groei gehandhaafd als basisscenario met evenwichtige opwaartse en neerwaartse risico’s, terwijl de deflator voor de eerste jaren momenteel aanzienlijk hoger wordt geraamd: achtereenvolgens 3,5 %, 1,25 % en 0,5 % in de periode 2010-2012.

(6)

Griekenland heeft goede vooruitgang geboekt bij de tenuitvoerlegging van de bij het besluit opgelegde maatregelen. Op verscheidene terreinen zijn maatregelen getroffen voordat zulks werd verlangd. Dit was met name het geval op het gebied van pensioenhervorming, hervorming van de lokale overheidsdiensten en bekendmaking van maandelijkse gegevens over de overheidsontvangsten en -uitgaven. Op elk van deze terreinen zijn evenwel nog steeds diverse aanpassingen vereist.

(7)

Op 6 augustus 2010 heeft Griekenland bij de Raad en de Commissie een verslag ingediend waarin een beschrijving wordt gegeven van de beleidsmaatregelen die zijn genomen om aan het bepaalde in het besluit gevolg te geven. De Commissie heeft het verslag geëvalueerd en is tot de conclusie gekomen dat Griekenland het besluit op toereikende wijze naleeft.

(8)

In het licht van het bovenstaande lijkt het dienstig het besluit op een aantal punten te herzien, met behoud van zowel de uiterste termijn voor de correctie van het buitensporige tekort als de respectieve aanpassingstrajecten voor het tekort en de overheidsschuld,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit 2010/320/EU wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2, lid 2, onder a), wordt vervangen door:

„a)

voorbereiding van budgettaire consolidatiemaatregelen ter grootte van ten minste 3,2 % van het bbp (4,3 % van het bbp indien ook met overloopeffecten van in 2010 doorgevoerde maatregelen rekening wordt gehouden), op te nemen in de ontwerpbegroting voor 2011: een vermindering van het intermediaire verbruik van de overheid met ten minste 300 miljoen EUR in vergelijking met 2010 (bovenop de bezuinigingen als gevolg van de hervorming van de overheidsdiensten en van de lokale overheid als bedoeld in dit lid); een bevriezing van de indexering van de pensioenen (met de bedoeling een besparing van 100 miljoen EUR te realiseren); een tijdelijke crisisheffing op zeer winstgevende bedrijven (die in 2011, 2012 en 2013 per jaar ten minste 600 miljoen EUR aan extra inkomsten moet opleveren); het forfaitair belasten van zelfstandigen (met een opbrengst van ten minste 400 miljoen EUR in 2011 en met ten minste 100 miljoen EUR per jaar toenemende opbrengsten in 2012 en 2013); een verbreding van de btw-grondslag door bepaalde, thans vrijgestelde diensten te belasten en door op 30 % van de goederen en diensten het gewone tarief in plaats van het verminderde tarief te heffen (met een opbrengst van 1 miljard EUR); een geleidelijke invoering van een groene belasting op CO2-uitstoot (met een opbrengst van ten minste 300 miljoen EUR in 2011); de tenuitvoerlegging door de regering van de wetgeving tot hervorming van de overheidsdiensten en reorganisatie van de lokale overheid (met de bedoeling de kosten te verminderen met ten minste 500 miljoen EUR in 2011 en met nog eens 500 miljoen EUR per jaar in 2012 en 2013); een vermindering van de binnenlands gefinancierde investeringen (met ten minste 500 miljoen EUR) door prioriteit te geven aan met EU-structuurfondsen gefinancierde investeringsprojecten, het stimuleren van de regularisering van inbreuken op de ruimtelijke ordening (met een opbrengst van ten minste 1 500 miljoen EUR tussen 2011 en 2013, waarvan ten minste 500 miljoen EUR in 2011); de inning van ontvangsten uit hoofde van vergunningen voor kansspelen (ten minste 500 miljoen EUR uit hoofde van toekenningen van vergunningen en 200 miljoen EUR in de vorm van jaarlijkse royalty’s); een verbreding van de grondslag van de onroerendgoedbelasting door de waarde van de onroerende goederen te actualiseren (die ten minste 400 miljoen EUR aan extra inkomsten moet opleveren); een hogere belastingheffing op loon in natura, onder meer door betalingen van autoleasecontracten te belasten (met een extra opbrengst van ten minste 150 miljoen EUR); een hogere belastingheffing op luxegoederen (met een extra opbrengst van ten minste 100 miljoen EUR); een speciale belasting op ongeoorloofde vestigingen (met een opbrengst van ten minste 800 miljoen EUR per jaar) en een vervanging van slechts 20 % van de op pensioen gaande werknemers in de overheidssector (centrale overheid, lokale overheden, sociale-verzekeringsinstellingen, overheidsbedrijven, overheidsagentschappen en andere overheidsinstellingen). Maatregelen die vergelijkbare budgettaire besparingen opleveren kunnen na overleg met de Commissie worden overwogen;”.

2)

Artikel 2, lid 2, onder b), wordt geschrapt.

3)

Artikel 2, lid 2, onder f), wordt vervangen door:

„f)

de start van onafhankelijke evaluaties van centrale overheidsdiensten en van bestaande sociale programma’s;”.

4)

Aan artikel 2, lid 2, worden de volgende punten toegevoegd:

„j)

de oprichting van een uitgebreid centraal register voor overheidsbedrijven;

k)

een actieplan met een tijdschema voor concrete acties die tot de oprichting van een centrale instantie voor overheidsopdrachten moeten leiden;

l)

een wet tot vaststelling van een bovengrens van 50 miljoen EUR voor de jaarlijkse overheidsbijdrage uit hoofde van de openbaredienstverplichting aan spoorwegexploitanten voor de periode 2011-2013 en ter invoering van het beginsel dat de staat geen extra expliciete of impliciete steun aan spoorwegexploitanten verleent;

m)

een ondernemingsplan voor de Griekse spoorwegen. In het ondernemingsplan wordt gespecificeerd hoe operationele activiteiten winstgevend zullen worden gemaakt, met inbegrip van dekking van de kosten wegens waardevermindering vanaf 2011 door onder meer sluiting van verlieslijdende lijnen, verhoging van tarieven, vermindering van lonen en inkrimping van het personeelsbestand; het ondernemingsplan bevat voorts een gedetailleerde gevoeligheidsanalyse betreffende de implicatie voor de loonkosten van verschillende scenario’s wat het resultaat van een collectieve overeenkomst betreft; het verschaft informatie aangaande verschillende opties met betrekking tot het personeel; en het voorziet in de herstructurering van de holding via onder meer de verkoop van grond en andere activa;”.

5)

Aan artikel 2, lid 2, wordt een nieuw punt n) toegevoegd, met de tekst van artikel 2, lid 3, onder c).

6)

Aan artikel 2, lid 2, worden de volgende punten toegevoegd:

„o)

een hervorming van de wetgeving op het gebied van de bescherming van werkgelegenheid om de periode op proef voor nieuwe banen te verlengen tot één jaar, en om een verhoogd gebruik van tijdelijke arbeidsovereenkomsten en deeltijdarbeid te bevorderen;

p)

een wijziging van de regelgeving met betrekking tot het systeem van scheidsgerechten om iedere partij de mogelijkheid te bieden gebruik te maken van een scheidsgerecht als zij het niet eens is met het voorstel van de bemiddelaar;

q)

een hervorming van de scheidsrechterlijke procedure om ervoor te zorgen dat de procedure in overeenstemming met transparante objectieve criteria verloopt, met een onafhankelijk college van scheidsrechters dat bevoegd is een besluit te nemen zonder overheidsinmenging.”.

7)

Artikel 2, lid 3, onder a), wordt vervangen door:

„a)

de definitieve vaststelling van de in lid 2, onder a), genoemde maatregelen;”.

8)

Artikel 2, lid 3, onder c) wordt artikel 2, lid 2, onder n).

9)

In artikel 2, lid 3, worden de punten d), e), en h) geschrapt.

10)

Aan artikel 2, lid 3, worden de volgende punten toegevoegd:

„m)

een wet die lokale overheden tot ten minste 2014 verbiedt tekorten te hebben;

n)

bekendmaking van tussentijdse langetermijnprognoses van pensioenuitgaven tot 2060 zoals vastgelegd in de wetgevingshervorming van juli 2010 waaronder de voornaamste pensioenregelingen vallen (IKA, met inbegrip van het pensioenstelsel voor ambtenaren, OGA en OAEE);

o)

het vragen van technische bijstand van internationale deskundigen voor diverse aspecten van de efficiëntie en effectiviteit van het gezondheidszorgstelsel en het ziekenhuizenbeheer, gericht op verbetering van de efficiëntie en vermindering van de verspilling;

p)

het opleggen van een betaling van 3 EUR voor standaardpoliklinische diensten in openbare ziekenhuizen.”.

11)

Aan artikel 2, lid 4, wordt het volgende punt toegevoegd:

„b)

bekendmaking van uitgebreide langetermijnprognoses van pensioenuitgaven tot 2060 zoals vastgelegd bij de wetgevingshervorming van juli 2010. De prognoses omvatten de aanvullende stelsels en zijn gebaseerd op een uitvoerige reeks gegevens die door de nationale instantie voor actuariële zaken worden verzameld en opgesteld. De prognoses worden door het EU-Comité voor de economische politiek getoetst en gevalideerd.”.

12)

Artikel 2, lid 5, onder b), wordt vervangen door:

„b)

maatregelen om gevolg te geven aan de conclusies van de eerste fase van onafhankelijke functionele evaluaties van centrale overheidsdiensten en sociale programma’s;”.

13)

Aan artikel 2, lid 5, worden de volgende punten toegevoegd:

„d)

een wet ter herziening van de belangrijkste parameters van het pensioenstelsel, om de toename van de overheidsuitgaven inzake pensioenen over de periode 2010-2060 te beperken tot minder dan 2,5 % van het bbp, indien de krachtens lid 3, onder n), en lid 4, onder b), vereiste langetermijnprognoses aantonen dat de verwachte toename van de pensioenuitgaven van de overheid dit bedrag zou overstijgen;

e)

een herziening van de werking van aanvullende openbare pensioenstelsels met het oog op de stabilisering van de uitgaven en het waarborgen van de budgettaire neutraliteit van deze stelsels;

f)

een herziening van de lijst van zware beroepen ter vermindering van de dekking ervan tot maximaal 10 % van de arbeidskrachten; de nieuwe lijst van zware en ongezonde beroepen is met ingang van 1 juli 2011 op alle huidige en toekomstige werknemers van toepassing;

g)

uitvoering van de hervorming van het systeem voor het plaatsen van overheidsopdrachten, zoals beschreven in het actieplan.”.

14)

Aan artikel 2, lid 7, wordt het volgende punt c) toegevoegd:

„c)

maatregelen om gevolg te geven aan de conclusies van de tweede fase van onafhankelijke functionele evaluaties van centrale overheidsdiensten en sociale programma’s;”.

15)

Artikel 4, lid 2, onder g), wordt vervangen door:

„g)

nog te betalen overheidsuitgaven, met vermelding van die uitgaven waarvoor de betalingstermijn is verstreken;”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag van de kennisgeving ervan.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de Helleense Republiek.

Gedaan te Brussel, 7 september 2010.

Voor de Raad

De voorzitter

D. REYNDERS


(1)  PB L 145 van 11.6.2010, blz. 6.


Top